PENSIOENREGLEMENT 2003
Stichting Pensioenfonds Pensura
PENSIOENREGLEMENT 2003
Voor werknemers die vóór 1 januari 1950 zijn geboren en die deelnemer waren aan de pensioenregeling van Pensura geldend per 31 december 2005 .
VERSIE JANUARI 2022, INWERKINGTREDING PER 1 JANUARI 2022
INHOUD
1. ALGEMEEN 3
2. PENSIOENAANSPRAKEN TEN BEHOEVE VAN DEELNEMERS 10
3. PENSIOENEN TEN BEHOEVE VAN NABESTAANDEN 15
4. DEELTIJDWERKNEMERS. 18
5. KEUZEMOGELIJKHEDEN BIJ BEËINDIGING VAN HET DEELNEMERSCHAP 19
6. BEËINDIGING VAN HET DEELNEMERSCHAP VOOR DE (VERVROEGDE) PENSIOENDATUM 21
7. AANVULLENDE PENSIOENEN 25
8. WAARDEOVERDRACHT BIJ BEËINDIGING VAN HET DEELNEMERSCHAP 29
9. VOORWAARDELIJKE TOESLAGVERLENING 29
10. FINANCIERING VAN DE PENSIOENREGELING 30
11. FISCALE MAXIMA 30
12. UITBETALING VAN PENSIOEN 31
13. INFORMATIEVERSTREKKING 32
14. SLOTBEPALINGEN 35
15. WERKINGSSFEER EN INWERKINGTREDING 36
16. OVERGANGSMAATREGELEN 36
17. BIJLAGEN 39
1. Algemeen
1.1. Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van dit pensioenreglement hebben de volgende begrippen de in dit artikel gedefinieerde betekenis, tenzij in dit pensioenreglement anders wordt bepaald.
• Aanspraakgerechtigde:
Persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen
• Actuaris:
De actuaris, bedoeld in artikel 14 lid 3 van de statuten.
• AOP-uitkeringsdrempel:
De per 1 januari 2006 vastgestelde AOP-uitkeringsdrempel bedraagt € 44.029,-. Nadien wordt de AOP-uitkeringsdrempel aangepast overeenkomstig de loonindex.
• Arbeidsongeschikt:
Arbeidsongeschikt in de zin van de WAO/WIA.
• Arbeidsongeschiktheid:
Arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO/WIA.
• Beëindiging van de deelneming:
Het beëindigen van de pensioenverwerving op basis van de pensioenovereenkomst anders dan door:
x. het overlijden van de deelnemer; of
b. het ingaan van het ouderdomspensioen.
• Beëindiging van een partnerrelatie:
Echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van het geregistreerd partnerschap anders dan door dood, vermissing of omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk, beëindiging van de gemeenschappelijke huishouding anders dan door dood of vermissing of herroeping van de aanwijzing van de partner.
• Bestuur:
Het bestuur van Pensura.
• Bijdrage:
Iedere geldsom die wordt voldaan aan Pensura in het kader van de uitvoering van pensioenovereenkomsten en uitvoeringsovereenkomsten.
• CAO:
De bij de werkgever geldende collectieve arbeidsovereenkomst.
• Deelnemer:
De werknemer of gewezen werknemer die op grond van een pensioenovereenkomst pensioenaanspraken verwerft of heeft verworven jegens Pensura.
• Deelnemerstijd:
De op volle maanden afgeronde periode van deelnemerschap aan de pensioenregeling van Pensura, waarbij 16 dagen of meer voor een maand worden gerekend en 15 dagen of minder niet worden meegerekend.
• Onder deelnemerstijd wordt in dit pensioenreglement tevens verstaan:
- deelnemerstijd verkregen uit waardeoverdracht van pensioenaanspraken uit een andere pensioenregeling naar de pensioenregeling van Pensura
- deelnemerstijd verkregen uit interne waardeoverdracht van premievrije aanspraken tegenover Pensura uit eerdere perioden van deelnemerschap aan Pensura
- perioden van deelnemerschap aan enig ander door de werkgever in dit verband aangewezen pensioenfonds.
• Deeltijdpercentage:
Het percentage dat de arbeidsduur van een deeltijdwerknemer uitmaakt van de in het kader van de toepasselijke Diversey arbeidsvoorwaardenregeling afgesproken normale arbeidsduur.
Wijzigingen van bedoeld percentage worden in aanmerking genomen vanaf de eerste dag van de maand indien deze wijziging plaats vindt op één van de eerste 15 dagen van de maand en vanaf de eerste dag van de volgende maand indien de wijziging plaats vindt na de eerste 15 dagen van de maand.
• Deeltijdwerknemer:
De werknemer met een kortere dan de bij de werkgever voor de desbetreffende categorie werknemers geldende normale arbeidsduur.
• Dienstbetrekking:
De rechtsbetrekking tussen werkgever en werknemer.
• Eindsalarisgrondslag:
Voor de pensioenopbouw tot en met 31 december 2013 is de eindsalarisgrondslag de hoogste salarisgrondslag die voor de deelnemer gedurende de laatste vijf jaren van zijn deelnemerschap, maar uiterlijk tot 31 december 2013, heeft gegolden. Voor de pensioenopbouw in 2014 is de eindsalarisgrondslag de salarisgrondslag zoals deze in 2014 geldt. Voor de pensioenopbouw van 1 januari 2015 tot 1 januari 2018 is de eindsalarisgrondslag de hoogste salarisgrondslag die voor de deelnemer gedurende deze periode heeft gegolden. Voor de pensioenopbouw vanaf 1 januari 2018 is de eindsalarisgrondslag de hoogste salarisgrondslag die voor de deelnemer gedurende de laatste vijf jaren gelegen na 1 januari 2018 van zijn deelnemerschap heeft gegolden.
• Franchise:
De per 1 januari 2006 vastgestelde franchise bedraagt € 10.386,-. Nadien wordt de franchise aan- gepast overeenkomstig de loonindex. Per 1 januari 2015 geldt de wettelijk vastgestelde minimum franchise. De franchise bedraagt per 1 januari 2022 €16.749,--.
• Gelieerde onderneming:
Een onderneming of ander lichaam, ongeacht of deze uit een of meer natuurlijke personen of rechtspersonen bestaat, die optreden als werkgever of zelfstandige, dan wel een combinatie daarvan omvat of hieruit bestaat, en die aan Pensura bijdragen betaalt.
• Gemiddeld deeltijdpercentage:
Het gemiddelde van de deeltijdpercentages over de totale deelnemerstijd waarbij het deel- tijdpercentage over de tijdvakken van de in het kader van de toepasselijke Diversey arbeidsvoorwaardenregeling afgesproken normale arbeidsduur op 100 wordt gesteld.
• Gepensioneerde:
Pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan.
• Gewezen deelnemer:
De werknemer of gewezen werknemer door wie op grond van een pensioenovereenkomst geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak heeft behouden jegens Pensura.
• Gewezen partner:
De persoon wiens partnerrelatie met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is beëindigd.
• Diversey arbeidsvoorwaardenregeling:
De CAO, de Regeling voor Managers of een andere op de deelnemer van toepassing zijnde arbeidsvoorwaardenregeling die bij de werkgever of een gelieerde onderneming van kracht is.
• Kind:
Het kind dat in juridische zin als kind met de deelnemer in familierechtelijke betrekking staat.
• Loonindex:
- De structurele wijziging van het gemiddelde van de maximumsalarissen in de CAO.
- Indien de CAO op enig moment niet langer als zodanig bestaat, wordt in plaats daarvan door het bestuur – gehoord de werkgever – een andere zoveel mogelijk overeenkomstige algemene loonindex gekozen.
• Minimum WAO-drempel:
De per 1 januari 2006 vastgestelde minimum WAO-drempel bedraagt € 16.488,-. Nadien wordt de minimum WAO-drempel aangepast overeenkomstig de loonindex
• Ouderdomspensioen:
Het levenslange pensioen ten behoeve van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde.
• Partner:
- de echtgenoot van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde
- de partner met wie de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde een geregistreerd partnerschap in de zin van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek is aangegaan
- de vrouw of man, die niet is gehuwd en die geen geregistreerd partnerschap in de zin van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek is aangegaan en met wie de ongehuwde deelnemer, ongehuwde gewezen deelnemer of ongehuwde gepensioneerde een gemeenschappelijke huis- houding voert, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- de partner is geen bloed- of aanverwant in de rechte lijn;
- de gemeenschappelijke huishouding is notarieel vastgelegd in een samen- levingsovereenkomst waarin enige bepalingen van vermogensrechtelijke aard zijn geregeld, met dien verstande dat voor de toepassing van dit pensioenreglement als datum waarop de gemeenschappelijke huishouding is begonnen, de dag geldt gelegen zes maan- den na het bij notariële akte verlijden van de samenlevingsovereenkomst;
- een gewaarmerkt afschrift van de notariële akte is aan Pensura overgelegd;
- degene met wie de gemeenschappelijke huishouding bestaat, door de deelnemer met het oog op pensioen als partner is aangewezen en die aanwijzing niet is herroepen;
- uit de Basisregistratie Personen dient te blijken dat de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde en de partner op hetzelfde adres wonen. Indien dat niet uit de Basisregistratie Personen blijkt, dient dat ten opzichte van Pensura te worden aangetoond. Het bestuur is bevoegd in bijzondere gevallen van deze voorwaarde af te zien.
Voor de toepassing van dit pensioenreglement wordt slechts één persoon als partner van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde aangemerkt.
Onverminderd het hiervoor bepaalde, moet de partnerrelatie tot stand zijn gekomen vóór ingang van het ouderdomspensioen.
• Partnerpensioen:
Het pensioen ten behoeve van de nagelaten partner.
• Partnerrelatie:
Het huwelijk, het geregistreerd partnerschap of de gemeenschappelijke huishouding met een partner.
• Pensioenaanspraak:
Het recht op een nog niet ingegaan pensioen, uitgezonderd de overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening.
• Pensioendatum:
De eerste dag van de maand waarin de deelnemer of de gewezen deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt.
• Pensioeningangsdatum:
De datum waarop het ouderdomspensioen ingaat.
• Pensioengerechtigde:
Persoon voor wie op grond van een pensioenovereenkomst het pensioen is ingegaan. .
• Pensioengrondslag:
De salarisgrondslag verminderd met de franchise.
• Pensioenleeftijd:
De 65-jarige leeftijd.
• Pensioenovereenkomst:
Hetgeen tussen de werkgever en een werknemer is overeengekomen betreffende pensioen.
• Pensioenrecht:
Het recht op een ingegaan pensioen, uitgezonderd de overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening.
• Pensioenregeling:
De pensioenovereenkomst die deel uitmaakt van de arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de werknemer en die is vastgelegd in dit pensioenreglement.
• Pensioenreglement:
De door Pensura opgestelde regeling met betrekking tot de verhouding tussen pensioenuitvoerder en deelnemer, i.c. pensioenreglement 2003.
• Pensioenverplichtingen:
Verplichtingen van Pensura uit hoofde van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
• Pensura:
Stichting Pensioenfonds Pensura (tot 1 juli 2014: Stichting Pensioenfonds JohnsonDiversey “Pensura”).
• Premie:
De in geld uitgedrukte periodiek vastgestelde structurele prestatie die verschuldigd is aan Pensura en die bestemd is voor de verzekering van pensioen en de daaraan verbonden kosten. Twee
varianten:
a. Werkgeverpremie: het deel van de premie dat voor rekening van de werkgever komt:
b. Werknemerspremie: het deel van de premie dat voor rekening van de werknemer komt.
• Premiegrens:
De per 1 januari 2006 vastgestelde premiegrens bedraagt € 55.868,-. Nadien wordt de premiegrens aangepast overeenkomstig de loonindex.
• Progress:
Stichting Unilever Pensioenfonds “Progress”, gevestigd te Rotterdam.
• Salarisgrondslag:
Het bij de werkgever geldende jaarlijkse basisloon vermeerderd met de vakantietoeslag van de deelnemer, uitgaande van de bij die werkgever voor de categorie deelnemers waartoe de deelnemer behoort, geldende normale arbeidsduur, vermeerderd met eventuele verdere als vast te beschouwen uitkeringen uit hoofde van de dienstbetrekking (o.a. ploegentoeslag). De onderdelen waaruit de bij de desbetreffende werkgever geldende salarisgrondslag is opgebouwd, zijn voor alle deelnemers respectievelijk categorieën deelnemers werkzaam bij die werkgever gelijk en worden door de desbetreffende werkgever aan de deelnemer meegedeeld.
• Staatspensioen:
De door de werkgever voor de toepassing van dit pensioenreglement als zodanig aangewezen uitkering die bij of krachtens enige Nederlandse of buitenlandse wettelijke bepaling is toegekend of voorgeschreven en die een overeenkomstige strekking heeft als een uitkering krachtens dit pensioenreglement.
• Statuten:
De statuten van Pensura.
• Toeslag:
Een verhoging van:
a. Een pensioenrecht;
b. Een pensioenaanspraak van een gewezen deelnemer;
c. Een pensioenaanspraak van een deelnemer.
• Tijdelijk pensioen:
Het tijdelijk pensioen ten behoeve van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde.
• Vermogen:
De som van alle activa van Pensura verminderd met de som van alle passiva met uitzondering van de Voorziening Pensioenverplichtingen.
• Vervroegde pensioendatum:
De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de gekozen individuele pensioenleeftijd bereikt.
• Volle wees:
Het kind van wie beide ouders respectievelijk verzorgers zijn overleden.
• WAO:
Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering.
• Wees:
Een kind waarvan de ouder die deelnemer is, overlijdt.
• WIA:
Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen.
• WAO-/WIA-uitkering:
De uitkering ingevolge de WAO/WIA.
• Werkgever:
Degene die een werknemer krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht arbeid laat verrichten, in deze Diversey Europe Operations B.V.,, Diversey B.V., Diversey Netherlands Productions B.V. en Diamond (BC) Netherlands Holding B.V., alsmede gelieerde onderneming(en).
• Werknemer:
Degene die krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht arbeid verricht voor de werkgever.
• Wezenpensioen:
Het pensioen ten behoeve van het (de) nagelaten kind(eren).
1.2. Deelnemerschap
1.2.1. Voor werknemers die op of na 1 januari 2003 in dienst treden gaat het deelnemerschap in op de eerste dag van de maand indien de dienstbetrekking op één van de eerste 15 dagen van die maand aanvangt en indien de dienstbetrekking op één van de volgende dagen van die maand aanvangt, op de eerste dag van de volgende maand. Indien de datum van aanvang van de dienstbetrekking is gelegen na de 15de van een maand, wordt het risico van overlijden en arbeidsongeschiktheid van de werknemer tot de aanvang van het deelnemerschap door Pensura gedekt.
1.2.2. Voor werknemers die op 31 december 2002 aan Progress deelnamen op grond van de op dat moment geldende pensioenregeling van Progress en op wie, in aansluiting daarop, per 1 januari 2003 dit pensioenreglement van toepassing is geworden, wordt het deelnemerschap aan deze pensioenregeling geacht te zijn ingegaan op de dag waarop zij deelnemer aan de voorgaande pensioenregeling van Progress zijn geworden, mits deze werknemers de waarde van hun pensioenaanspraken bij Progress hebben overgedragen naar Pensura.
1.2.3. Het deelnemerschap eindigt op de dag waarop de dienstbetrekking eindigt, maar in ieder geval op de (vervroegde) pensioendatum, behoudens het bepaalde in 6.1.4 en het bepaalde in 6.3.
1.2.4. Het deelnemerschap wordt geacht voort te duren gedurende een periode van ouderschaps- verlof als omschreven in de op de deelnemer van toepassing zijnde Diversey arbeidsvoor- waardenregeling.
1.2.5. Bij het opnemen van onbetaald verlof geldt het volgende. Bij het opnemen van onbetaald verlof tot ten hoogste één jaar telt deze periode van onbetaald verlof niet mee als deelnemerstijd. Tijdens deze periode lopen de dekkingen voor het partnerpensioen en het wezenpensioen door. Bij het opnemen van onbetaald verlof van langer dan één jaar wordt het deelnemerschap beëindigd per de datum waarop het onbetaald verlof een aanvang neemt met inachtneming van het gestelde in artikel 3.5.2.
1.2.6. In afwijking van het bepaalde in 1.2.3 wordt het deelnemerschap geacht voort te duren na beëindiging van de dienstbetrekking zolang de gewezen werknemer het deelnemerschap voortgezet op grond van een regeling in de sfeer van de Diversey arbeidsvoorwaardenregeling.
1.2.7. In afwijking van het bepaalde in 1.2.1 treden met ingang van 1 januari 2006 geen nieuwe deelnemers meer toe tot de in dit pensioenreglement opgenomen pensioenregeling.
1.3. Pensioenaanspraken
Met inachtneming van het bepaalde in de statuten en dit pensioenreglement heeft de deelnemer ten behoeve van zichzelf aanspraak op:
• Ouderdomspensioen
• Tijdelijk pensioen
en ten behoeve van zijn nagelaten betrekkingen aanspraak op:
• Partnerpensioen
• Wezenpensioen.
2. Pensioenaanspraken ten behoeve van deelnemers
2.1. Algemeen
2.1.1. Het karakter van de pensioenovereenkomst tussen de werkgever en de werknemer is een uitkeringsovereenkomst. De uitkering in het kader van de pensioenovereenkomst wordt vastgesteld in het wettig betaalmiddel in Nederland.
2.1.2. De verwerving van pensioenaanspraken vindt gedurende de deelneming ten minste evenredig in de tijd plaats.
2.1.3. In geval van verlaging van de pensioengrondslag van een deelnemer worden de op grond van de pensioenovereenkomst tot het tijdstip van verlaging opgebouwde pensioensaanspraken niet gewijzigd. Het pensioenfonds zal verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien:
a. Pensura gezien de beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 131 Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen of de bij of krachtens artikel 132 Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen;
b. Pensura niet in staat is binnen een redelijke termijn te voldoen aan artikel 131 of artikel 132 Pensioenwet zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en
c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet in het herstelplan, bedoeld in artikel 138 of artikel 139 Pensioenwet.
2.1.4. Pensura informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten als bedoeld in het vorige lid.
2.1.5. De vermindering, bedoeld in lid 2.1.3., kan op zijn vroegst drie maanden nadat de pensioengerechtigden hierover zijn geïnformeerd en één maand nadat de (gewezen) deelnemers, de werkgever en de toezichthouder hierover zijn geïnformeerd, worden gerealiseerd.
2.2. Ouderdomspensioen
2.2.1. Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioendatum en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand van overlijden van de gepensioneerde.
2.2.2. Op de pensioeningangsdatum wordt het ouderdomspensioen opgebouwd tot 1 januari 2014 in de zin van artikel 2.2.a samengevoegd met het ouderdomspensioen opgebouwd in 2014 in de zin van artikel 2.2.b, het ouderdomspensioen opgebouwd van 1 januari 2015 tot 1 januari 2018 in de zin van artikel 2.2.c. en het ouderdomspensioen opgebouwd vanaf 1 januari 2018 in de zin van artikel 2.2.d.
2.2.a Ouderdomspensioen: opbouw tot 1 januari 2014
2.2.a.1 Het jaarlijkse ouderdomspensioen bedraagt voor elk jaar deelnemerstijd:
• 1,25% van het deel van de eindsalarisgrondslag dat ligt tussen de franchise en 2,75 maal de franchise, vermeerderd met
• 2% van het deel van de eindsalarisgrondslag dat ligt tussen 2,75 maal de franchise en 12,5 maal de franchise, vermeerderd met
• 1,75% van het deel van de eindsalarisgrondslag dat uitgaat boven 12,5 maal de franchise.
2.2.a.2 Het jaarlijkse ouderdomspensioen bedraagt maximaal:
• 50% van het deel van de eindsalarisgrondslag dat ligt tussen de franchise en 2,75 maal de franchise, vermeerderd met
• 80% van het deel van de eindsalarisgrondslag dat ligt tussen 2,75 maal de franchise en 12,5 maal de franchise, vermeerderd met
• 70% van het deel van de eindsalarisgrondslag dat uitgaat boven 12,5 maal de franchise.
2.2.a.3 Indien een (gewezen) deelnemer naast het ouderdomspensioen, vastgesteld volgens de bepa- lingen van dit artikel, één of meer overgedragen premievrije aanspraken tegenover Pensura heeft verkregen en behouden uit eerdere perioden van deelnemerschap aan Pensura onder dit of voorgaande pensioenreglementen respectievelijk één of meer overgedragen premievrije aanspraken tegenover Progress heeft verkregen en behouden uit eerdere perioden van deelnemerschap aan Progress op grond van de tot 31 december 2002 geldende pensioenregelingen van Progress, geldt het in 2.2.a.2 genoemde maximum voor de som van die ouderdomspensioenen.
2.2.a.4 Verhogingen van de salarisgrondslag van de deelnemer in de laatste vijf jaren vóór pensione- ring worden voor de berekening van de pensioenaanspraken slechts in aanmerking genomen tot een maximum van 2% boven de gemiddelde loonindex voor de CAO-lonen per maand, inclusief bijzondere beloningen, zoals berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek, met dien verstande dat in elk geval in aanmerking komen de verhogingen van de salarisgrondslag als gevolg van gangbare functiewijzigingen of gangbare leeftijdsperiodieken.
2.2.a.5 Indien een deelnemer de ploegendienst na het bereiken van de 50-jarige leeftijd heeft verlaten en bovendien gedurende een aaneengesloten periode van minimaal 20 jaren een ploegentoeslag heeft ontvangen die deel heeft uitgemaakt van de salarisgrondslag, wordt in afwijking van de voorgaande leden bij de berekening van het ouderdomspensioen uitgegaan van het hoogste van
• de eindsalarisgrondslag
• de salarisgrondslag die voor deze deelnemer gold bij beëindiging van de ploegendienst en die nadien is aangepast overeenkomstig de loonindex.
2.2.a.6 Indien een deelnemer de ploegendienst heeft verlaten, maar niet in aanmerking komt voor de afwijkende berekening als bedoeld in 2.2.a.5, wordt over de periode van ploegendienst een ouderdomspensioen toegekend. Dit ouderdomspensioen is gelijk aan het verschil tussen de ouderdomspensioenen die over de deelnemerstijd waarin de ploegentoeslag werd ontvangen,
zouden zijn opgebouwd indien de salarisgrondslag met en zonder ploegentoeslag zou zijn vastgesteld. Het bestuur is bevoegd nadere regels te stellen ter zake van de uitvoering van de in dit lid bedoelde regeling van pensioen.
2.2.a.7 De aanspraak op (tijdelijk) ouderdomspensioen ten behoeve van de (gewezen) deelnemer kan zonder toestemming van de partner niet bij overeenkomst tussen de (gewezen) deelnemer en Pensura worden verminderd, behalve in de gevallen waarin de Pensioenwet of daarop geba- seerde regelgeving, afkoop van genoemd pensioen toestaat. Het in de vorige volzin bepaalde is niet van toepassing indien de (gewezen) deelnemer en zijn partner verevening van het pensioen bij scheiding op grond van het bepaalde in 3.3.2 hebben uitgesloten.
2.2.b Ouderdomspensioen: opbouw in 2014
Het in 2014 op te bouwen ouderdomspensioen bedraagt 1,63% van: de eindsalarisgrondslag verminderd met de franchise.
2.2.c Ouderdomspensioen: opbouw van 1 januari 2015 tot 1 januari 2018
Het vanaf 1 januari 2015 tot 1 januari 2018 op te bouwen ouderdomspensioen bedraagt 1,428% van: de eindsalarisgrondslag verminderd met de franchise.
2.2.d Ouderdomspensioen: opbouw vanaf 1 januari 2018
Het vanaf 1 januari 2018 op te bouwen ouderdomspensioen bedraagt 1,327% van: de eindsalarisgrondslag verminderd met de franchise.
2.3. Vervroegde pensioendatum
2.3.1. De deelnemer is vanaf de eerste dag van de maand waarin hij de 40-jarige leeftijd heeft bereikt, bevoegd een individuele pensioenleeftijd te kiezen.
2.3.2. De individuele pensioenleeftijd ligt tussen de 55- en de 65-jarige leeftijd. Indien de vervroegde pensioeningangsdatum gelegen is meer dan vijf jaar vóór de voor de betreffende (gewezen) deelnemer geldende AOW-leeftijd, dan dient de dienstbetrekking van de (gewezen) deelnemer bij zijn/haar werkgever in verband met ingang van het ouderdomspensioen te worden beëindigd, De (gewezen) deelnemer als bedoeld in de vorige volzin dient tevens te verklaren dat hij/zij het arbeidsproces zal verlaten en dat hij/zij niet voornemens is arbeid te zullen gaan verrichten.
2.3.3. In geval van vervroeging van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen wordt het jaarlijkse bedrag aan ouderdomspensioen verlaagd op grond van een bij bestuursbesluit vastgestelde vervroegingsfactor die is opgenomen in bijlage 4 bij dit pensioenreglement.
2.3.4. Indien de individuele pensioenleeftijd ligt vóór de 60-jarige leeftijd wordt het ouderdoms- pensioen verminderd met een van de individuele pensioenleeftijd afhankelijke, door het bestuur op advies van de actuaris vast te stellen actuariële korting op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid, zoals opgenomen in bijlage 4 bij dit pensioenreglement.
2.3.5. De deelnemer maakt zijn in 2.3.1 bedoelde keuze ten hoogste zes en ten minste twee maan- den vóór het bereiken van zijn individuele pensioenleeftijd op een daartoe door Pensura ter beschikking gesteld formulier aan Pensura bekend.
2.3.6. Het in de voorgaande leden van dit artikel bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de deelnemer voor wie de pensioenopbouw plaatsvindt op basis van het bepaalde in 6.3 (Pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid) en voor wie tevens pensioenopbouw plaatsvindt op basis van een dienstverband met een andere werkgever.
2.3.7. Indien voor de deelnemer de pensioenopbouw uitsluitend plaatsvindt op basis van het be- paalde in 6.3 (Pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid), wordt de individuele pensioenleeftijd in afwijking van het in 2.3.1 bepaalde gesteld op 62 jaar.
2.3.8. Indien en zolang een gerechtigde op een ouderdomspensioen en tijdelijk pensioen in het genot is van:
• een loondoorbetaling krachtens artikel 7: 629 van het Burgerlijk Wetboek
• een periodieke uitkering krachtens enige Diversey arbeidsvoorwaardenregeling
• een uitkering krachtens de WAO of enige andere arbeidsongeschiktheidsuitkering, welke voortvloeit uit of aansluit op de dienstbetrekking met de werkgever,
worden het ouderdomspensioen en het tijdelijk pensioen slechts uitgekeerd voor zover deze pensioenen tezamen uitgaan boven het gezamenlijk bedrag van de bovenbedoelde uitkering(en).
2.4. Tijdelijk pensioen
2.4.1. Het tijdelijk pensioen gaat in op de vervroegde pensioendatum en wordt uitgekeerd tot de pensioendatum dan wel tot en met de laatste dag van de maand van het eerdere overlijden van de gepensioneerde.
2.4.2. Het jaarlijkse tijdelijk pensioen bedraagt voor elk jaar deelnemerstijd gelegen tussen de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 40-jarige leeftijd en de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 60-jarige leeftijd bereikt 7,5% van de franchise.
Indien de eindsalarisgrondslag kleiner is dan 3,25 maal de franchise wordt het jaarlijkse tijdelijk pensioen voor elk jaar deelnemerstijd gelegen tussen de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 40-jarige leeftijd bereikt en de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 60-jarige leeftijd bereikt xxxxxxxxxxx met 0,375% van het verschil tussen 3,25 maal de franchise en de eindsalarisgrondslag voor ieder jaar, met een maximum van twee jaar, dat de vervroegde pensioendatum ligt vóór de eerste dag van de maand waarin de 62- jarige leeftijd wordt bereikt.
2.4.3. Indien de individuele pensioenleeftijd ligt tussen de 60- en de 62-jarige leeftijd, wordt het ingevolge 2.4.2 vastgestelde tijdelijk pensioen verminderd op basis van een door het bestuur vast te stellen vervroegingsfactor zoals opgenomen in bijlage 4
2.4.4. Indien de individuele pensioenleeftijd ligt voor de 60-jarige leeftijd wordt het tijdelijk pen- sioen verminderd op basis van een door het bestuur vast te stellen vervroegingsfactor zoals opgenomen in bijlage 4.
2.5. Deeltijdpensioen
2.5.1. Een deelnemer is met goedkeuring van de werkgever bevoegd onder gelijktijdige en overeen- komstige vermindering van de arbeidsduur als bedoeld in 2.5.2 het ouderdomspensioen en het tijdelijk pensioen voor een gedeelte te doen ingaan op de vervroegde pensioendatum en voor het overblijvende gedeelte te doen ingaan tussen de vervroegde pensioendatum en de pensioendatum.
2.5.2. De vermindering van de arbeidsduur bedraagt ten minste 10% van de voor de deelnemer geldende normale arbeidsduur. Ten aanzien van de resterende arbeidsduur zijn de bepalingen van 4 (Deeltijdwerknemers) van overeenkomstige toepassing.
2.5.3. Het op de vervroegde pensioendatum tot uitkering komende deel van het opgebouwde ouderdomspensioen en het opgebouwde tijdelijk pensioen is naar verhouding niet groter dan de vermindering van de arbeidsduur. Op het tot uitkering komende deel van het ouderdomspensioen en het tijdelijk pensioen zijn de bepalingen van 2.3 en 2.4 van overeenkomstige toepassing.
2.5.4. Een ingegaan deeltijdpensioen kan niet worden verminderd.
2.5.5. Een ingegaan deeltijdpensioen kan met inachtneming van het bepaalde in de voorgaande leden van dit artikel worden verhoogd.
2.5.6. Het bestuur is bevoegd nadere regels te stellen ter zake van de uitvoering van de in dit artikel bedoelde regeling van deeltijdpensioen.
3. Pensioenen ten behoeve van nabestaanden
3.1. Partnerpensioen
3.1.1. Recht op partnerpensioen heeft:
• de nagelaten partner met wie de deelnemer op het moment van diens overlijden een partnerrelatie had
• de nagelaten partner of voormalige partner ten behoeve van wie de gewezen deelnemer of gepensioneerde een deel van diens ouderdomspensioen ingevolge het bepaalde in
5.1 (Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen) heeft omgezet in partnerpen- sioen.
3.1.2. Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgende op die waarin de deel- nemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde is overleden en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de partner.
3.1.3. Het partnerpensioen bedraagt ten behoeve van de partner van een
• overleden deelnemer 50% van de laatste pensioengrondslag
• overleden gewezen deelnemer of gepensioneerde het door hem gekozen bedrag aan partnerpensioen als gevolg van uitruil van een deel van het ouderdomspensioen inge- volge het bepaalde in 5.1.
3.2. Wezenpensioen
3.2.1. Recht op wezenpensioen hebben de nagelaten kinderen van de overleden deelnemer, ge- wezen deelnemer of gepensioneerde.
3.2.2. Eveneens recht op wezenpensioen hebben kinderen die geboren zijn binnen 306 dagen na het overlijden van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde.
3.2.3. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die van het overlijden van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde, dan wel de latere eerste dag van de maand waarin de geboorte van de in 3.2.2 bedoelde kinderen plaatsvindt en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin het kind de 18-jarige leeftijd bereikt dan wel tot en met de laatste dag van de maand van het eerdere overlijden van het kind.
3.2.4. Het gezamenlijke jaarlijkse wezenpensioen bedraagt voor één, twee dan wel drie of meer kin- deren van een:
• deelnemer 8%, 14% dan wel 18% van de laatste pensioengrondslag
• gewezen deelnemer of gepensioneerde 0,2%, 0,35% dan wel 0,45% van de laatste voor die gewezen deelnemer of gepensioneerde geldende pensioengrondslag voor ieder jaar van deelnemerschap met een maximum van 40 jaar.
3.2.5. Voor volle wezen wordt het bedrag aan wezenpensioen verdubbeld.
3.3. Verevening van pensioen bij scheiding
3.3.1. In geval van scheiding (echtscheiding dan wel scheiding van tafel en bed die in kracht van gewijsde is getreden) of beëindiging van een geregistreerd partnerschap na 30 april 1995 heeft de voormalige echtgenoot of geregistreerde partner van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde aanspraak op uitbetaling van een vereveningspensioen op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Staatsblad 1994, 342), mits een van beide echtgenoten of geregistreerde partners binnen twee jaar na het tijdstip van de scheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap hiervan op een bij genoemde wet voorgeschreven formulier mededeling heeft gedaan aan Pensura.
3.3.2. Het bepaalde in 3.3.1 vindt geen toepassing, indien de deelnemer, gewezen deelnemer of ge- pensioneerde en de voormalige echtgenoot of geregistreerde partner de toepasselijkheid van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten bij huwelijkse
voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding of de beëindiging van het geregistreerd partnerschap.
3.3.3. In afwijking van het bepaalde in 3.3.1 vindt de in dat lid bedoelde pensioenverevening niet plaats indien het vereveningspensioen op het tijdstip van scheiding een bedrag als bedoeld in artikel 66 lid 1 Pensioenwet niet te boven gaat.
3.3.4. Het vereveningspensioen van de voormalige echtgenoot of geregistreerde partner wordt op dezelfde wijze aangepast als de ingegane pensioenen worden aangepast.
3.3.5. Het bestuur is bevoegd om de kosten van de pensioenverevening bij de echtgenoten of gere- gistreerde partners in rekening te brengen.
3.3.6. Aan de voormalige echtgenoot of geregistreerde partner wordt schriftelijk mededeling gedaan van de verleende aanspraak of het verleende recht. De andere echtgenoot of partner ontvangt daarvan een afschrift.
3.4. Bijzonder partnerpensioen bij scheiding
3.4.1. Indien de partnerrelatie van een deelnemer eindigt, anders dan door overlijden, verkrijgt de gewezen partner van de deelnemer een zodanige aanspraak op partnerpensioen als de deelnemer ten behoeve van die gewezen partner zou hebben behouden indien op het tijdstip van beëindiging van de partnerrelatie zijn deelneming zou zijn geëindigd.
3.4.2. Indien de partnerrelatie van een gewezen deelnemer of gepensioneerde eindigt, anders dan door overlijden, behoudt de gewezen partner aanspraak op het partnerpensioen dat als gevolg van toepassing van artikel 5.1 is ontstaan ten behoeve van die partner.
3.4.3. Het bijzonder partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde. Het bijzonder partnerpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de gewezen partner overlijdt.
3.4.4. Het in dit artikel bepaalde vindt geen toepassing indien de partners bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de beëindiging van de partnerrelatie anders overeenkomen. Daarbij moet Pensura een verklaring hebben afgegeven die aan de overeenkomst is gehecht, waarin staat dat het bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken.
3.4.5. In geval van beëindiging van de partnerrelatie door een deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde, die een gemeenschappelijke huishouding heeft met een partner als bedoel in artikel 1, “partner”, is de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde verplicht de beëindiging van de partnerrelatie aan Pensura te melden door middel van een door Pensura ter beschikking gesteld formulier. Als tijdstip van beëindiging van een gemeenschappelijke huishouding anders dan door dood van de partner, geldt de dag waarop het formulier door Pensura is ontvangen. Het bestuur is bevoegd op verzoek van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde een andere dag te hanteren.
3.4.6. Pensura verstrekt aan de voormalige partner een bewijs van diens aanspraak op bijzonder partnerpensioen.
3.4.7. De aanspraak op bijzonder partnerpensioen wordt in mindering gebracht op de aanspraak op partnerpensioen zoals bedoeld in artikel 3.1.
3.4.8. Een gewezen partner met een recht op bijzonder partnerpensioen als bedoeld in de leden 1 en 2, heeft het recht dit te vervreemden aan een eerdere of latere partner van de overleden deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde, mits:
• het pensioenfonds bereid is een eventueel uit die overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken; en
• de vervreemding onherroepelijk is; en
• dit wordt overeengekomen bij notarieel verleden akte.
3.5. Overige bepalingen
3.5.1. De gewezen deelnemer die na beëindiging van de deelneming recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, behoudt, gedurende de periode dat hij de uitkering ontvangt, aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van zijn partner. De hoogte van het partnerpensioen wordt vastgesteld alsof hetzelfde pensioen op opbouwbasis zou zijn overeengekomen. De vaststelling van dit partnerpensioen wordt evenredig vastgesteld naar rato van de feitelijk behaalde diensttijd ten opzichte van de te behalen diensttijd als de deelnemer in dienst was gebleven tot de pensioendatum. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de deelnemer, die na beëindiging van de deelneming recht heeft op werkloosheidsuitkering van zijn woonland.
3.5.2. Het opnemen van onbetaald verlof tot een maximum van 18 maanden door de deelnemer tijdens de deelneming is niet van invloed op de dekking uit hoofde van het partnerpensioen.
4. Deeltijdwerknemers
4.1. Voor een deeltijdwerknemer wordt de salarisgrondslag als volgt vastgesteld: het jaarinkomen van de deeltijdwerknemer wordt herleid tot het jaarinkomen dat bij een voor de betreffende functie geldende volledige arbeidsduur zou gelden.
4.2. De deeltijdwerknemer bouwt pensioenaanspraken op in de verhouding tussen de in deeltijd gewerkte tijd en de in het vorige lid bedoelde normale arbeidsduur.
4.3. De pensioenaanspraken van de deeltijdwerknemer worden, met uitzondering van de be- rekening van het tijdelijk pensioen zoals vermeld in 2.4 berekend door de pensioenaanspraken bij een normale arbeidsduur te vermenigvuldigen met het gemiddelde deeltijdpercentage.
4.4. Voor de berekening van de aanspraken op tijdelijk pensioen van de deeltijdwerknemer wordt het tijdelijk pensioen vermenigvuldigd met het gemiddelde deeltijdpercentage over de periode vanaf de eerste dag van de maand waarin de deeltijdwerknemer de 40-jarige leeftijd bereikt dan wel vanaf de latere datum waarop het deelnemerschap is aangevangen tot de eerste dag van de maand waarin de deeltijdwerknemer de 60-jarige leeftijd bereikt dan wel tot de datum van eerdere beëindiging van het deelnemerschap.
4.5. Bij de berekening van het partnerpensioen en het wezenpensioen wordt uitgegaan van het bij overlijden geldende deeltijdpercentage van de overleden deeltijdwerknemer.
5. Keuzemogelijkheden bij beëindiging van het deelnemerschap
5.1. Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen
5.1.1. Bij beëindiging van het deelnemerschap dan wel op de (vervroegde) pensioendatum is de (ge- wezen) deelnemer eenmalig bevoegd een deel van zijn aanspraak op ouderdomspensioen uit te ruilen in een aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van de partner met wie de deelnemer op het tijdstip van beëindiging van het deelnemerschap een partnerrelatie heeft. Pensura biedt de deelnemer bij beëindiging van het deelnemerschap en in het laatste jaar voor ingang van het ouderdomspensioen de voornoemde mogelijkheid tot uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen aan. Indien de (gewezen) deelnemer niet binnen de gestelde termijn reageert op de keuzemogelijkheid en deze (gewezen) deelnemer gehuwd is of een geregistreerde partner heeft, gaat Pensura over tot het uitruilen van ouderdomspensioen in partnerpensioen. De verhouding tussen het ouderdomspensioen en partnerpensioen bedraagt na deze verplichte uitruil 100 : 70 waarbij het pensioenfonds er voor zorgt dat het ouderdomspensioen na uitruil in ieder geval blijft boven de afkoopgrens als vermeld in artikel 12.2.
5.1.2. De in 5.1.1 bedoelde uitruil vindt plaats volgens een door het bestuur op advies van de actuaris vast te stellen tabel op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid, die in bijlage 5 bij dit pensioenreglement is opgenomen. Deze tabel kan door het bestuur op advies van de actuaris worden gewijzigd.
5.1.3. Het ouderdomspensioen kan niet verder worden verminderd dan tot het totaal van de in- gevolge 3.3 toegekende vereveningspensioenen.
5.1.4. Het partnerpensioen, dat ontstaat uit de uitruil van ouderdomspensioen, is niet groter dan het verminderde ouderdomspensioen. Hierbij omvat het begrip partnerpensioen tevens het eventueel aanwezige bijzonder partnerpensioen.
5.1.5. Ingevolge 3.3 toegekende vereveningspensioenen blijven bij de in 5.1.1 bedoelde uitruil buiten beschouwing. Na uitruil wordt het verlaagde ouderdomspensioen verminderd met die vereveningspensioenen.
5.2. Variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen
5.2.1. Op de (vervroegde) pensioendatum is de (gewezen) deelnemer eenmalig bevoegd zijn aan- spraak op ouderdomspensioen om te zetten in een aanspraak op een verlaagde dan wel verhoogde uitkering tot uiterlijk de eerste dag van de maand waarin de gepensioneerde de 70- jarige leeftijd bereikt en een verhoogde respectievelijk verlaagde uitkering nadien.
5.2.2. De in 5.2.1 bedoelde uitruil van het ouderdomspensioen vindt plaats na verlaging van het ouderdomspensioen uit hoofde van een eventuele uitruil op grond van het bepaalde in 5.1 en vóór vermindering van het ouderdomspensioen met ingevolge 3.3 toegekende verevenings- pensioenen.
5.2.3. De in 5.2.1 bedoelde uitruil van het ouderdomspensioen leidt niet tot wijziging van een eventueel op grond van het bepaalde in 5.1 vastgesteld partnerpensioen.
5.2.4. De verhoogde uitkering van ouderdomspensioen wordt zodanig vastgesteld dat de lage uitke- ring naar keuze van de (gewezen) deelnemer 75% of 87,5% bedraagt van de hoge uitkering.
5.2.5. De uitruil van ouderdomspensioen vindt zodanig plaats dat de actuariële waarde, op basis van door het bestuur op advies van de actuaris vast te stellen tabellen, van de aanspraken na uitruil gelijk is aan die ervoor. Deze tabellen zijn in bijlage 6 bij dit pensioenreglement opge- nomen en kunnen door het bestuur op advies van de actuaris worden gewijzigd.
5.3. Uitstel van de pensioendatum
5.3.1. De (gewezen) deelnemer is eenmalig bevoegd de ingangsdatum van het ouderdomspensioen uit te stellen. Het ouderdomspensioen dient uiterlijk in te gaan op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 67-jarige leeftijd bereikt. Uitstel is slechts mogelijk in gehele kalendermaanden. Een keuze voor uitstel is onherroepelijk.
5.3.2. De (gewezen) deelnemer maakt zijn in 5.3.1 bedoelde keuze ten hoogste twee maanden vóór het bereiken van de pensioendatum dan wel de in het kader van 2.3 bepaalde individuele pensioenleeftijd aan Pensura bekend,
5.3.3. De kosten voor uitvoering van het uitstel van de pensioendatum worden door Pensura doorbelast aan de (gewezen) deelnemer wiens pensioen het betreft. Deze kosten bedragen
€200 exclusief BTW (prijspeil 2017) en kunnen jaarlijks worden verhoogd met de door het CBS gepubliceerde ontwikkeling in het voorafgaand jaar van het indexcijfer van de cao-lonen per maand inclusief bijzondere beloningen, sector verzekeringswezen en pensioenfondsen.
De kosten worden in mindering gebracht op de eerste uitkering van het ouderdomspensioen.
5.3.4. Voor de deelnemer die kiest voor uitstel van de pensioendatum eindigt de pensioenopbouw op de 65-jarige leeftijd, dan wel de individuele pensioenleeftijd op grond van 2.3.
5.3.5. Uitstel van de pensioendatum heeft geen invloed op de hoogte van partnerpensioen en wezenpensioen, behoudens de situatie waarin de (gewezen) deelnemer kiest voor uitruil als bedoeld in 5.1.
5.3.6. Bij uitstel van de pensioendatum wordt de jaarlijkse uitkering aan ouderdomspensioen verhoogd op grond van een bij bestuursbesluit vastgestelde factor die is opgenomen in bijlage 7.
5.3.7. Indien de (gewezen) deelnemer naast uitstel van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen tevens gebruik wenst te maken van andere keuzemogelijkheden, dan worden deze keuzemogelijkheden in de volgende volgorde toegepast:
1. Uitstel van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen in de zin van 5.3.
2. Uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen in de zin van 5.1.
4. Variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen in de zin van 5.2.
5.3.8. Indien een (gewezen) deelnemer aanspraak heeft op tijdelijk pensioen als bedoeld in 2.4 en deze (gewezen) deelnemer gebruik maakt van de mogelijkheid tot uitstel van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen, dan wordt het tijdelijk pensioen uitgeruild voor een hoger ouderdomspensioen ingaande op de 65-jarige leeftijd dan wel de voor de betreffende (gewezen) deelnemer geldende individuele pensioenleeftijd op grond van 2.3 indien deze eerder is. Vervolgens wordt het totale ouderdomspensioen conform 5.3.6 omgezet naar een hoger ouderdomspensioen op basis van de gewenste, uitgestelde ingangsdatum van het ouderdomspensioen.
6. Beëindiging van het deelnemerschap voor de (vervroegde) pensioendatum
6.1. Aanspraken bij vervroegde beëindiging van het deelnemerschap
6.1.1. Indien het deelnemerschap anders dan door overlijden, arbeidsongeschiktheid of pensionering eindigt, heeft de gewezen deelnemer aanspraak op een premievrij ouderdomspensioen en wezenpensioen en heeft de gewezen deelnemer wiens deel- nemerschap na de 40-jarige leeftijd is geëindigd, tevens een aanspraak op een premievrij tijdelijk pensioen. De aanspraak op partnerpensioen vervalt.
De gewezen deelnemer die na beëindiging van het deelnemerschap recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet behoudt gedurende de periode dat hij een uitkering ontvangt, aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van zijn partner. Dit is van overeenkomstige toepassing op de deelnemer, die na beëindiging van de deelneming recht heeft op werkloosheidsuitkering van zijn woonland. De aanspraak op partnerpensioen bedraagt 70% van de premievrije aanspraak op ouderdomspensioen inclusief de verleende toeslagen als bedoeld in 9.1.
Bij vaststelling van deze aanspraken wordt rekening gehouden met de aanspraak op partnerpensioen die door uitruil van een deel van de aanspraak op ouderdomspensioen bij einde deelnemerschap is ontstaan als genoemd in 5.1.
6.1.2. Het premievrije ouderdomspensioen is gelijk aan het tot de datum van beëindiging van het deelnemerschap opgebouwde ouderdomspensioen als bedoeld in 2.2, waarbij indien het deel-
nemerschap na de 40-jarige leeftijd is geëindigd, het bepaalde van 2.3 in aanmerking wordt genomen.
6.1.3. Het premievrije tijdelijk pensioen is gelijk aan het tot de datum van beëindiging van het deelnemerschap opgebouwde tijdelijk pensioen als bedoeld in 2.4.
6.1.4. Voor werknemers die op 31 december 2005 deelnamen aan de per die datum geldende pensioenregeling van Pensura en die geboren zijn op of na 1 januari 1950 en op wie, in aansluiting daarop, per 1 januari 2006 het Pensioenreglement Combinatiepensioen 2006 van toepassing is geworden, wordt het deelnemerschap aan de per 31 december 2005 geldende pensioenregeling van Pensura beëindigd per 1 januari 2006 en worden de pensioenaanspraken uit hoofde van de per 31 december 2005 geldende pensioenregeling premievrij gemaakt conform het bepaalde in 6.1.1 en 6.1.2. De contante waarde van de premievrije pensioenaanspraken wordt door middel van waardeoverdracht op 1 januari 2006 overgedragen naar de in het Pensioenreglement Combinatiepensioen 2006 conform het bepaalde in artikel 38, lid 1 van het Pensioenreglement Combinatiepensioen 2006. Als gevolg van de waardeoverdracht komen de pensioenaanspraken uit hoofde van dit pensioenreglement te vervallen.
6.2. Pensioenopbouw tijdens werkloosheid
Tijdens een tijdvak van werkloosheid dat onmiddellijk volgt op het deelnemerschap en waarin de gewezen deelnemer recht heeft op een bijdrage uit de Stichting Financiering Voortzetting Pensioen- verzekering, verkrijgt de gewezen deelnemer pensioenaanspraken conform de Bijdrageregelen FVP 1995 en dit pensioenreglement voor zover de bijdrage uit de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering dat mogelijk maakt.
6.3. Pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid
6.3.1. Indien en nadat de dienstbetrekking van een deelnemer met de werkgever vóór de pensioendatum wordt beëindigd en er vóór die beëindiging een WAO-/WIA-uitkering is toegekend op grond van een arbeidsongeschiktheid van 15% of meer ingevolge de WAO respectievelijk 35% of meer ingevolge de WIA,
a. wordt de opbouw van de pensioenaanspraken ingevolge 2.2 tot en met 2.2.d, 2.3 en 2.4 voortgezet; en
b. blijven de aanspraken op partner- en wezenpensioen op risicobasis ingevolge 3.1 en 3.2 in stand
zonder premiebetaling door de deelnemer vanaf het tijdstip waarop de dienstbetrekking wordt beëindigd tot de eerste dag van de maand waarin betrokkene de leeftijd van 62 jaar bereikt, conform de hierna volgende leden. Dit vindt plaats op basis van de eindsalarisgrondslag zoals deze geldt direct voorafgaand aan de ingang van de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever op basis van het Burgerlijk Wetboek. De
eindsalarisgrondslag wordt aangepast op basis van de van toepassing zijnde Diversey arbeidsvoorwaardenregeling.
6.3.2. Tijdens een tijdvak van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid waarin de gewezen werknemer geen dienstverband heeft wordt de pensioenopbouw als bedoeld onder 6.3.1 onder a. gedeeltelijk voortgezet en blijven de aanspraken op partner- en wezenpensioen als bedoeld onder 6.3.1 onder b. gedeeltelijk in stand op basis van de volgende tabel:
WIA:
Mate van arbeids- ongeschiktheid | Voortzettingspercentage |
80% of meer | 100% |
65% tot 80% | 72,5% |
55% tot 65% | 60% |
45% tot 55% | 50% |
35% tot 45% | 40% |
0% tot 35% | 0 |
WAO:
Mate van arbeids- ongeschiktheid | Voortzettingspercentage |
80% of meer | 100% |
65% tot 80% | 72,5% |
55% tot 65% | 60% |
45% tot 55% | 50% |
35% tot 45% | 40% |
25% tot 35% | 30% |
15% tot 25% | 20% |
Bij wijziging van het feitelijke uitkeringspercentage is 2.5.5 van overeenkomstige toepassing.
Als mate van arbeidsongeschiktheid geldt de mate van arbeidsongeschiktheid die door het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen (UWV) op grond van de WAO/WIA wordt vastgesteld. De deelnemer is verplicht aan Pensura opgave te doen van de op grond van de WAO/WIA-beschikking toegekende WAO/WIA-uitkering dan wel van andere door de UWV gebruikte gegevens.
De mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de WIA zal, indien en voor zolang door het UWV geen arbeidsongeschiktheidspercentage wordt vastgesteld, volgens de volgende formule worden
vastgesteld: (Maatmanloon -/- restverdiencapaciteit)/ Maatmanloon. Zowel het maatmanloon als de restverdiencapaciteit (dat is het salaris dat volgens het UWV nog verdiend kan worden) worden door het UWV opgegeven.
Indien er sprake is van een arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO van minder dan 15% of een arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA van minder dan 35% kunnen aan dit artikel geen (verdere) rechten worden ontleend.
6.3.3. Tijdens een tijdvak van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid waarin de dienstbetrekking van betrokkene wordt voortgezet, wordt de pensioenopbouw als bedoeld onder 6.3.1 onder a. gedeeltelijk voortgezet en blijven de aanspraken op partner- en wezenpensioen als bedoeld onder 6.3.1 onder b. gedeeltelijk in stand tot de (vervroegde) pensioendatum. De voortzetting respectievelijk instandhouding vindt plaats op basis van de hoogste van de volgende salarisgrondslagen:
• de salarisgrondslag zoals deze van toepassing is op de dag waarop betrokkene een jaar een (gedeeltelijke) WAO-/WIA-uitkering ontvangen heeft. De salarisgrondslag wordt aangepast op basis van de van toepassing zijnde Diversey arbeidsvoorwaardenregeling.
• de salarisgrondslag behorend bij de dienstbetrekking van de deelnemer.
6.3.4. Zolang betrokkene (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is, is deze vrijgesteld van de in 10.1 be- doelde deelnemersbijdragen voor het deel dat overeenkomt met de voortgezette pensioenop- bouw krachtens dit artikel.
6.3.5. Geen recht op voortzetting van pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid bestaat indien de arbeidsongeschiktheid van de deelnemer het gevolg is van ziekte of gebreken die reeds bestonden op het moment dat de deelnemer in dienst van de werkgever is getreden. Indien de arbeidsongeschiktheidsmate tijdens het deelnemerschap toeneemt als gevolg van een andere ziekte dan de ziekte die op het tijdstip van aanvang van de dienstbetrekking de basis vormde van de op genoemd tijdstip reeds aanwezige arbeidsongeschiktheid, heeft de deelnemer recht op voortzetting van pensioenopbouw naar rato van de toename van het percentage van arbeidsongeschiktheid. Het bestuur is bevoegd de voortzetting van de pensioenopbouw afhankelijk te stellen van door de rechthebbende te leveren bewijs dat de toename van de mate van arbeidsongeschiktheid het gevolg is van een andere ziekte dan de ziekte die op het tijdstip van aanvang van de dienstbetrekking aanwezig was.
6.3.6. Bij voortzetting van de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid van een deeltijdwerknemer wordt uitgegaan van het deeltijdpercentage zoals dit gold op het tijdstip direct voorafgaand aan de ingang van de loondoorbetalingsverplichting van de werkgever op basis van het Burgerlijk Wetboek.
6.4. Uitzending naar het buitenland
6.4.1. Indien de deelnemer in dienst treedt van een gelieerde onderneming buiten Nederland, is het bestuur bevoegd om onder het stellen van nadere voorwaarden met de deelnemer en de
gelieerde onderneming buiten Nederland overeen te komen dat het deelnemerschap aan deze pensioenregeling wordt voortgezet.
6.4.2. Op grond van de dienstbetrekking met de gelieerde onderneming buiten Nederland te ver- werven aanspraken op pensioen van wat voor aard ook worden op basis van actuariële gelijkwaardigheid in mindering gebracht op de aan het ingevolge het bepaalde in 6.4.1 voortgezette deelnemerschap krachtens dit pensioenreglement te verwerven aanspraken op pensioen.
6.4.3. De uit hoofde van het voortgezette deelnemerschap, zoals bedoeld in 6.4.1, opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen, partnerpensioen en/of wezenpensioen worden jaarlijks per 1 juli verhoogd met de per deze datum geldende ontwikkeling van de AOW-uitkering aan een ongehuwde vermeerderd met de vakantie-uitkering in de zin van de Algemene Ouderdomswet.
6.4.4. Voor de berekening van de omvang van de pensioenaanspraken die betrokkene krachtens dit pensioenreglement zou hebben opgebouwd indien het deelnemerschap aan deze pensioenregeling zou zijn voortgezet, wordt het in het buitenland genoten inkomen van betrokkene vervangen door een Nederlands jaarsalaris dat wordt vastgesteld volgens de door de werkgever vastgestelde normen en dat geldt als salarisgrondslag in de zin van dit pensioenreglement.
7. Aanvullende pensioenen
7.1. Aanvullend Anw-pensioen Vervallen per 1 april 2012.
7.2. Extra pensioen (SpaarJaren)
7.2.1. Een deelnemer die de 59-jarige leeftijd nog niet heeft bereikt, is met inachtneming van het bepaalde in dit artikel bevoegd extra pensioen te verzekeren.
7.2.2. Inkoop van extra pensioen op grond van dit artikel is uitsluitend mogelijk indien en voor zover voldaan is aan de volgende voorwaarden:
• Het normpensioen stijgt per deelnemersjaar niet uit boven 2% van het verschil tussen de salarisgrondslag en 100/75 van de per 1 januari van het betreffende jaar geldende AOW- uitkering voor een gehuwd persoon inclusief vakantietoeslag. Hierbij wordt onder normpensioen verstaan het totale ouderdomspensioen dat op grond van dit pensioenreglement wordt opgebouwd en vervolgens met inachtneming van artikel 5.1.2 zodanig in partnerpensioen wordt omgezet dat het partnerpensioen 70% van het normpensioen bedraagt.
• Het op grond van dit artikel maximaal in te kopen pensioen is niet hoger dan een pen- sioen vastgesteld ingevolge 2.2 voor een aantal deelnemersjaren dat wordt gesteld op 40 verminderd met de totaal bereikbare deelnemerstijd van de deelnemer.
7.2.3. De verzekering van extra pensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op het tijdstip van ontvangst van de aanvraag daartoe.
7.2.4. De deelnemer heeft het recht het extra pensioen te verhogen of te verlagen met inachtneming van de hiervoor in dit artikel opgenomen leden. Een verhoging wordt beschouwd als een nieuwe verzekering.
7.2.5. De deelnemer is bevoegd de verzekering van extra pensioen tussentijds per de eerste dag van een maand te beëindigen. De beëindiging van de verzekering wordt ten minste één maand van te voren kenbaar gemaakt. Bij beëindiging van de verzekering behoudt de deelnemer recht op een naar evenredigheid van de verzekeringsduur opgebouwd extra pensioen per de door de deelnemer aangegeven datum van beëindiging van de verzekering. Deze datum ligt niet voor de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin Pensura de opzegging heeft ontvangen.
7.2.6. De extra pensioenaanspraken die op grond van dit artikel bij Pensura zijn verzekerd vormen één geheel met de pensioenaanspraken die voor de (gewezen) deelnemer uit dit pensioenreglement voortvloeien. Alle bepalingen van dit pensioenreglement zijn voor zover relevant van overeenkomstige toepassing op het pensioen dat uit dit artikel voortvloeit.
7.2.7. De kosten van het extra in te kopen pensioen zijn voor rekening van de deelnemer en worden bepaald aan de hand van een door het bestuur op advies van de actuaris vastgestelde tabel, die in bijlage 2 bij dit pensioenreglement is opgenomen. De premies gelden voor de verzekering van extra pensioen corresponderend met de opbouw van een deelnemersjaar behorend bij een volledige arbeidsduur en zijn gebaseerd op betaling van een gelijkblijvend premiepercentage vanaf de datum waarop de verzekering van extra pensioen een aanvang neemt tot de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de leeftijd van 60 jaar bereikt. De premiebedragen kunnen door het bestuur op advies van de actuaris worden gewijzigd.
7.2.8. De jaarlijkse premie wordt door de werkgever vanaf de datum van ingang van verzekering in evenveel termijnen op diens vaste jaarsalaris of op de het salaris vervangende uitkering ingehouden, als waarin dit wordt uitbetaald. De werkgever is gemachtigd tot inhouding van de premie.
7.2.9. De premiebetaling eindigt:
• per de datum waarop de verzekering van extra pensioen door de deelnemer is beëindigd, of
• per de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer komt te overlijden, of
• per de eerste dag van de maand waarin hij de leeftijd van 60 jaar bereikt, of
• bij beëindiging van het deelnemerschap, tenzij het deelnemerschap in de pensioenregeling wordt voortgezet op grond van een regeling in de sfeer van de arbeidsvoorwaarden.
7.2.10. Indien de aanspraken op pensioen uit hoofde van dit pensioenreglement inclusief de verzekerde pensioenen als bedoeld in dit artikel, het in 7.2.2 bedoelde maximum overschrijden, kan de jaarlijkse premie zodanig worden verlaagd, dat dit maximum niet langer wordt overschreden.
7.3. PlusPensioen
7.3.1. Een deelnemer die de 59-jarige leeftijd nog niet heeft bereikt, is met inachtneming van het bepaalde in dit artikel bevoegd PlusPensioen bij te verzekeren.
7.3.2. Het verzekeren van PlusPensioen is uitsluitend mogelijk indien en voor zover het totale pen- sioen dat voor de deelnemer uit dit pensioenreglement voortvloeit, de in artikel 7.2.2 opgenomen grenzen niet overschrijdt.
7.3.3. PlusPensioen is een ouderdomspensioen dat ingaat op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de door hem gekozen individuele pensioenleeftijd bereikt en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de gepensioneerde.
7.3.4. De verzekering van PlusPensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op het tijdstip van ontvangst van de aanvraag daartoe.
7.3.5. De deelnemer heeft het recht het verzekerde PlusPensioen te wijzigen in een hoger of lager PlusPensioen. Een verhoging van het PlusPensioen wordt beschouwd als een nieuwe ver- zekering. Het bepaalde in 7.3.4 is van overeenkomstige toepassing.
7.3.6. De deelnemer is bevoegd de verzekering van PlusPensioen tussentijds per de eerste dag van een maand te beëindigen. De beëindiging van de verzekering wordt ten minste één maand van tevoren kenbaar gemaakt. Bij beëindiging van de verzekering behoudt de deelnemer recht op een naar evenredigheid van de verzekeringsduur opgebouwd PlusPensioen per de door de deelnemer aangegeven datum van beëindiging van de verzekering. Deze datum ligt niet voor de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin Pensura de opzegging heeft ontvangen.
7.3.7. De aanspraken op PlusPensioen die bij Pensura zijn verzekerd vormen één geheel met de pensioenaanspraken die voor de (gewezen) deelnemer uit dit pensioenreglement voortvloeien. De bepalingen van dit reglement zijn voor zover relevant van overeenkomstige toepassing op het PlusPensioen of de aanspraak op het PlusPensioen.
7.3.8. De kosten van het te verzekeren PlusPensioen zijn voor rekening van de deelnemer en worden bepaald aan de hand van een door het bestuur op advies van de actuaris vastgestelde tabel, die in bijlage 3 bij dit pensioenreglement zijn opgenomen. De premies zijn gebaseerd op betaling van gelijkblijvende premies vanaf de datum waarop de verzekering van PlusPensioen een aanvang neemt tot de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de leeftijd van 60 jaar bereikt. De premies zijn gebaseerd op een ingangsdatum van het PlusPensioen op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de leeftijd van 60 jaar bereikt. De premiebedragen kunnen door het bestuur op advies van de actuaris worden gewijzigd.
7.3.9. In afwijking van het bovenstaande heeft de deelnemer de mogelijkheid tot de 59-jarige leeftijd jaarlijks een koopsom te betalen. De hoogte van de koopsom wordt afgeleid uit de in
7.3.8 bedoelde tabel. De koopsombedragen kunnen door het bestuur op advies van de actuaris worden gewijzigd.
7.3.10. De jaarlijkse toedeling van rendement voor de verzekering van PlusPensioen bedraagt tot de ingangsdatum van het PlusPensioen, minimaal 6%. Indien het rendement van Pensura in enig jaar hoger is dan 6% kan in dat jaar extra rendement worden toegedeeld. Dit extra rendement bedraagt de helft van het meerdere rendement van Pensura boven de 6%. Het bestuur is bevoegd de wijze van toedeling van het extra rendement te wijzigen.
7.3.11. De jaarlijkse premie of koopsom wordt door de werkgever vanaf de datum van ingang van verzekering in evenveel termijnen op diens vaste jaarsalaris of op de het salaris vervangende uitkering ingehouden, als waarin dit wordt uitbetaald. De werkgever is gemachtigd tot inhouding van de premie of koopsom.
Naar keuze van de deelnemer kan een koopsom ook in één keer op een onderdeel van het vaste jaarsalaris worden ingehouden.
7.3.12. De premiebetaling eindigt:
• per de datum waarop de verzekering van PlusPensioen door de deelnemer is beëindigd, of
• per de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer komt te overlijden, of
• per de eerste dag van de maand waarin hij de leeftijd van 60 jaar bereikt, of
• bij beëindiging van het deelnemerschap, tenzij het deelnemerschap in de pensioenregeling wordt voortgezet op grond van een regeling in de sfeer van de arbeidsvoorwaarden.
7.3.13. Indien de aanspraken op pensioen uit hoofde van dit pensioenreglement inclusief de eventueel verzekerde pensioenen als bedoeld in 7.2 en dit artikel het in 7.2.2 bedoelde maximum overschrijden, kan de jaarlijkse premie voor het PlusPensioen zodanig worden verlaagd, dat bedoeld maximum niet langer wordt overschreden.
7.3.14. Zonodig wordt direct voorafgaande aan de (vervroegde) pensioendatum de aanspraak op PlusPensioen zodanig verminderd dat de totale aanspraak op ouderdomspensioen uit hoofde van dit pensioenreglement na de in 7.2.2 bedoelde uitruil in partnerpensioen niet meer bedraagt dan het verschil tussen de salarisgrondslag en 100/75 van de per 1 januari van het betreffende jaar geldende AOW-uitkering voor een gehuwd persoon inclusief vakantietoeslag. De waarde van de vermindering wordt aan de deelnemer uitgekeerd.
8. Waardeoverdracht bij beëindiging van het deelnemerschap
8.1. Bij beëindiging van het deelnemerschap als bedoeld in artikel 6 heeft de gewezen deelnemer het recht de overdrachtswaarde van de aldaar bedoelde premievrije pensioenaanspraken over te laten dragen aan een door de Pensioenwet toegelaten pensioenfonds of verzekeraar, die de pensioenregeling uitvoert van de nieuwe werkgever. De waardeoverdracht vindt plaats, mits wordt voldaan aan alle bepalingen ter zake van waardeoverdracht in de Pensioenwet en de daarop gebaseerde regelgeving.
8.2. In geval van waardeoverdracht als bedoeld in het vorige lid vervallen alle aanspraken van de gewezen deelnemer jegens Pensura.
8.3. Het in de vorige leden bepaalde is niet van toepassing indien de financiële toestand van Pensura een wettelijk afdwingbare waardeoverdracht volgens de Pensioenwet niet toelaat. Zodra de financiële toestand van Pensura een dergelijke waardeoverdracht volgens de Pensioenwet weer wel toelaat, informeert Pensura de gewezen deelnemer over de mogelijkheid alsnog de waardeoverdracht te realiseren.v
8a. Waardeoverdracht van kleine pensioenen
8a.1 Het pensioenfonds is verplicht de ontvangen waarde van kleine pensioenen uit een vorig dienstverband van een deelnemer aan te wenden ten behoeve van de deelnemer.
8a.2 Indien het deelnemerschap vóór 1 januari 2018 is beëindigd, er geen afkoop heeft plaatsgevonden en er sprake is van een klein ouderdomspensioen (het ouderdomspensioen bedraagt minder dan het bedrag dat de Pensioenwet noemt voor afkoop van pensioen zoals bedoeld in artikel 12.2.1 van dit pensioenreglement), draagt het pensioenfonds de waarde van de pensioenaanspraken over naar de pensioenuitvoerder waar de gewezen deelnemer pensioen opbouwt maar niet eerder dan 1 juli 2020. Hiervoor is geen instemming van de gewezen deelnemer nodig.
9. Voorwaardelijke toeslagverlening
9.1. Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal de door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde “Consumentenprijsindex voor alle huishoudens” zoals dit in de maand oktober van het voorafgaande jaar wordt gepubliceerd ten opzichte van de maand oktober daaraan voorafgaand. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.
9.2. Voor wat betreft de voorwaarden waaronder kan worden besloten tot inhaalindexering, dat wil zeggen in het verleden niet (volledig) conform het vorenstaande verleende indexering, wordt verwezen naar de abtn van het fonds.
10. Financiering van de pensioenregeling
10.1. Bijdragen
10.1.1. De deelnemer draagt bij in de kosten van de pensioenregeling waarmee wordt bedoeld de pensioenregeling zoals deze is vastgelegd in dit pensioenreglement behoudens 7.1, 7.2 en 7.3. Dit wordt ook wel aangeduid als de werknemerspremie.
10.1.2. Voor ieder kalenderjaar is de bijdrage van de deelnemer gelijk aan 5% van dat gedeelte van de salarisgrondslag dat de premiegrens te boven gaat. Voor een gedeelte van een kalenderjaar wordt de deelnemersbijdrage naar evenredigheid vastgesteld.
10.1.3. Voor een deeltijdwerknemer wordt de bijdrage vastgesteld in de verhouding tussen de in deeltijd gewerkte tijd en de bij de werkgever voor de desbetreffende categorie deelnemers geldende normale arbeidsduur.
10.1.4. De deelnemersbijdragen zijn per maand verschuldigd en worden voldaan door middel van inhouding door de werkgever op het salaris of de het salaris vervangende uitkering.
10.1.5. Het bestuur is bevoegd om op voorstel van de werkgever telkens voor een kalenderjaar te besluiten tot een tijdelijke verlaging van de in 10.1.2 genoemde bijdrage van de deelnemers.
10.1.6. In afwijking van het bepaalde in 10.1.1, 10.1.2 en 10.1.3 is de deelnemer die uit de dienst van de werkgever of een gelieerde onderneming in Nederland overgaat naar die van een gelieerde onderneming buiten Nederland, geen deelnemersbijdrage verschuldigd. Indien betrokkene in aansluiting op een ononderbroken dienstverband met één of meer gelieerde ondernemingen in het buitenland weer in dienst treedt van de werkgever of een gelieerde onderneming in Nederland, herleeft tegelijkertijd de verplichting tot het betalen van de in de eerste drie leden genoemde deelnemersbijdrage.
10.1.7. De kosten van de pensioenregeling die niet worden gedekt uit de in dit artikel genoemde bij- dragen van de deelnemers worden op grond van de tussen de werkgever en Pensura overeengekomen uitvoeringsovereenkomst door de werkgever gedragen (werkgeverspremie). De tekst van de uitvoeringsovereenkomst ligt voor de deelnemers bij Pensura ter inzage.
10.1.8. De aanspraken op pensioen dienen steeds aan het einde van het kalenderjaar, of indien dat eerder is, bij de beëindiging van het deelnemerschap als bedoeld in artikel 6, volledig te zijn gefinancierd.
11. Fiscale maxima
Pensura is te allen tijde gehouden de van toepassing zijnde fiscale wet- en regelgeving na te
leven.
12. Uitbetaling van pensioen
12.1. Periodieke uitbetaling van pensioenen
12.1.1. De uitbetaling van de pensioenen geschiedt aan de rechthebbende.
12.1.2. Het pensioen wordt in maandelijkse termijnen achteraf uitgekeerd op een door de rechthebbende aan te wijzen bankrekening. Ingeval van aanwijzing door de rechthebbende van een bankrekening bij een niet in Nederland gevestigde instelling, is Pensura bevoegd de kosten van de betaling van de pensioenen bij de rechthebbende in rekening te brengen. Dit kan door middel van het in mindering brengen van de kosten op de uit te keren pensioenen.
12.1.3. Ten onrechte uitbetaalde uitkeringen worden teruggevorderd.
12.1.4. Het recht op uitbetaling van enige pensioentermijn verjaart niet bij leven van de pensioengerechtigde.
12.2. Afkoop van kleine pensioenen
12.2.1. Als bij ingang van het ouderdomspensioen dit pensioen lager is dan de wettelijke grens die daarvoor op dat moment geldt (op 1 januari 2022: € 520,35 bruto op jaarbasis), heeft het pensioenfonds het recht om de aanspraken op ouderdoms-, partner- en wezenpensioen af te kopen, mits de gewezen deelnemer en eventuele partner met de afkoop instemt/instemmen. De afkoopwaarde wordt uitgekeerd aan de gewezen deelnemer.
12.2.2. Bij beëindiging van de partnerrelatie heeft het pensioenfonds het recht tot afkoop van de aanspraken op partnerpensioen als het partnerpensioen lager is dan de wettelijke grens die daarvoor op dat moment geldt. Het pensioenfonds heeft geen instemming van de gewezen partner nodig. De afkoopwaarde wordt dan uitgekeerd aan de gewezen partner. Na afkoop van partnerpensioen voor een gewezen partner wordt artikel 3.4.7 toegepast alsof er geen afkoop heeft plaatsgevonden.
12.2.3. Als bij overlijden van een (gewezen) deelnemer het partnerpensioen en/of het wezenpensioen lager blijken te zijn dan de wettelijke grens, heeft het pensioenfonds een recht tot afkoop van deze pensioenen zonder instemming van de gerechtigden op het partner- en/of wezenpensioen. De afkoopwaarde wordt dan uitgekeerd aan de pensioengerechtigde partner of het pensioengerechtigde kind.
12.2.4. In geval van afkoop als bedoeld in dit artikel, vervallen alle aanspraken van de pensioen- of aanspraakgerechtigden jegens Pensura.
12.2.5. De hoogte van de afkoopwaarde wordt door Pensura vastgesteld op basis van de afkoopvoet die is opgenomen in bijlage 8 bij dit pensioenreglement.
12.2.6. Pensura betaalt de uitkering op de dag dat de aanspraken of rechten vervallen in verband met de afkoop.
12.3. Verbod op afkoop of vervreemding van de pensioenen, volmacht
12.3.1. Afkoop van de pensioenaanspraken uit hoofde van dit pensioenreglement is niet mogelijk, behoudens de in dit pensioenreglement geregelde gevallen.
12.3.2. Vervreemding of elke andere handeling, waardoor de aanspraakgerechtigde of de pensioengerechtigde enig recht op zijn pensioenaanspraken of pensioenrechten aan een ander toekent is nietig, tenzij:
a. verpanding plaats vindt voor het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25, lid 5, van de Invorderingswet 1990; of
b. vervreemding plaatsvindt op grond van artikel 57 lid 5 Pensioenwet.
12.3.3. Een volmacht tot invordering van uitkeringen uit hoofde van een pensioenrecht, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk.
12.3.4. Elk beding strijdig met dit artikel is nietig.
13. Informatieverstrekking
13.1. Verplichtingen van de deelnemers
13.1.1. Degene die op grond van de bepalingen van dit pensioenreglement aanspraak respectievelijk recht op een pensioen heeft, dan wel voor zodanig pensioen in aanmerking kan komen, is verplicht aan de goede uitvoering van de bepalingen van dit pensioenreglement mee te werken. Bovendien dienen alle gegevens en bewijsstukken te worden overgelegd die het bestuur in het belang van een juiste toepassing van de statuten en dit pensioenreglement noodzakelijk acht.
13.1.2. De (gewezen) deelnemer of gepensioneerde die gebruik wil maken van enige in dit pensioenreglement geboden keuzemogelijkheid met betrekking tot de vaststelling van zijn pensioenaanspraken, maakt dit tijdig op een door Pensura verstrekt formulier aan Pensura kenbaar.
13.1.3. Indien de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde een inlichting heeft verstrekt of achterwege gelaten waardoor een aanspraak of recht op pensioen niet juist is vastgesteld stelt het bestuur de aanspraak of het recht op pensioen nader vast op grond van de juiste dan wel
– bij ontbreken daarvan – naar beste weten door het bestuur te bepalen gegevens. Het inmiddels te veel of te weinig betaalde wordt met de betrokkene verrekend. Deze bepaling geldt voor zover mogelijk ook voor de (voormalige) partner en kinderen van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde.
13.1.4. Het voortduren van de gemeenschappelijke huishouding alsmede het voortbestaan van de samenlevingsovereenkomst zoals bedoeld in de definitie van het begrip partner in 1.1 wordt na de eerste melding iedere drie jaar door de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde schriftelijk aan Pensura bevestigd. Indien de bevestiging achterwege blijft, geldt als datum waarop de gemeenschappelijk huishouding eindigt, de datum gelegen drie jaar
na het tijdstip van xxxxxxx respectievelijk laatste bevestiging van de gemeenschappelijke huishouding. De deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde meldt een beëindiging van de gemeenschappelijke huishouding dan wel de samenlevingsovereenkomst onmiddellijk schriftelijk aan Pensura.
13.1.5. Geen uitkering vindt plaats zolang naar het oordeel van het bestuur niet aan het bepaalde in 13.1.1, 13.1.3 en 13.1.4 is voldaan.
13.2. Informatieverstrekking door Pensura
13.2.1. Pensura informeert de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde conform de bepalingen van de Pensioenwet en de daarop gebaseerde regelgeving. De informatie is correct, duidelijk en evenwichtig en wordt tijdig verstrekt of beschikbaar gesteld.
13.2.2. Pensura heeft een website (xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx) waarop informatie te vinden is over de pensioenregeling en de financiële situatie van het pensioenfonds. Verder heeft het pensioenfonds op de website documenten beschikbaar gesteld.
13.2.3. Pensura verstrekt de informatie elektronisch of schriftelijk. Indien het pensioenfonds voornemens is om de informatie elektronisch te verstrekken, worden de (gewezen) deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden, voor zover dit op hen van toepassing is, hierover schriftelijk geïnformeerd. Een (gewezen) deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde die bezwaar maakt tegen elektronische verstrekking ontvangt de informatie schriftelijk. Indien bij elektronische verstrekking het bij het fonds bekende adres voor elektronische verstrekking onjuist blijkt te zijn, verstrekt het fonds de informatie schriftelijk. Ook verstrekt het fonds de (gewezen) deelnemer, (gewezen) partner of pensioengerechtigde aan wie de informatie elektronisch wordt verstrekt, op verzoek een papieren afschrift van de informatie.
13.2.4. Indien Pensura niet over het juiste adres van de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde blijkt te beschikken, is Pensura bevoegd de kosten van het achterhalen van het juiste adres bij betrokkene in rekening te brengen.
13.2.5. Pensura informeert de deelnemer binnen drie maanden na een wijziging in de pensioenregeling over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen bij Pensura en te raadplegen en op te slaan via de website van Pensura.
13.2.6. Pensura informeert de (gewezen) deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging.
13.2.7. Pensura verstrekt de deelnemer jaarlijks een opgave van de hoogte van de opgebouwde pensioenaanspraken, inclusief eventuele pensioenkapitalen uit de beleggingspensioenmodule, en de aan het desbetreffende of voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen fiscale waardeaangroei van pensioenaanspraken, informatie over toeslagverlening, (indien van toepassing) korting van pensioenaanspraken en –rechten, de werkgeverspremie en werknemerspremie (indien van toepassing), het land waar het pensioen is ondergebracht en
de toezichthouder waar het pensioen onder valt en de dekkingsgraad naar Nederlandse maatstaf. Indien van toepassing wordt daarnaast informatie verstrekt over het functioneren van het pensioenfonds. De opgave wordt verstrekt binnen tien maanden na afloop van het kalenderjaar waarop de pensioenaangroei betrekking heeft.
13.2.8. Bij beëindiging van het deelnemerschap, en daarna tenminste eens in de vijf jaar, verstrekt Pensura de gewezen deelnemer een schriftelijke opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken alsmede informatie over de toeslagverlening en (indien van toepassing) korting van pensioenaanspraken en –rechten, het land waar het pensioen is ondergebracht en de toezichthouder waar het pensioen onder valt en de dekkingsgraad naar Nederlandse maatstaf.
Indien van toepassing wordt daarnaast informatie verstrekt over het functioneren van het pensioenfonds.
Vorengenoemde opgave stelt het pensioenfonds jaarlijks digitaal aan de gewezen deelnemer ter beschikking door middel van opname in het deelnemersportaal via de website.
13.2.9. Pensura verstrekt aan de pensioengerechtigde bij de pensioeningang, en daarna jaarlijks, een opgave van zijn pensioenrecht en de opgebouwde aanspraken op partner- en wezenpensioen, informatie over de toeslagverlening en (indien van toepassing) korting van pensioenaanspraken en –rechten en over het land waar het pensioen is ondergebracht en de toezichthouder waar het pensioen onder valt. Indien van toepassing wordt daarnaast informatie verstrekt over het functioneren van het pensioenfonds.
13.2.10. Na afloop van elk kalenderjaar ontvangt de pensioengerechtigde een jaaropgave met daarin vermeld de hoogte van de in dat boekjaar uitgekeerde bedragen en de hoogte van de wettelijke inhoudingen van dat boekjaar.
13.2.11. Pensura verstrekt aan de gewezen partner op het moment dat deze de status van een gewezen partner verkrijgt, en daarna tenminste eens in de vijf jaar alsmede op verzoek van de gewezen partner, een opgave van diens aanspraak op pensioen alsmede informatie over de toeslagverlening en (indien van toepassing) korting van pensioenaanspraken en –rechten.
13.2.12. De deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden, dan wel hun vertegenwoordigers, kunnen op verzoek bepaalde, bij of krachtens de Pensioenwet omschreven, informatie opvragen.
13.2.13. Pensura is bevoegd een vergoeding te vragen voor het verstrekken van documenten, met uitzondering van het geldende pensioenreglement, de geldende statuten en informatie die specifiek voor de betreffende (gewezen) deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde relevant is.
13.3. Informatieverstrekking door de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of aanspraakgerechtigde.
13.3.1. Degene die op grond van de bepalingen van dit pensioenreglement aanspraak respectievelijk recht op een pensioen heeft, dan wel voor zodanig pensioen in aanmerking kan komen, is
verplicht aan de goede uitvoering van de bepalingen van dit pensioenreglement mee te werken. Bovendien dienen alle gegevens en bewijsstukken te worden overgelegd die het bestuur in het belang van een juiste toepassing van de statuten en dit pensioenreglement noodzakelijk acht.
13.3.2. Indien de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of aanspraakgerechtigde een inlichting heeft verstrekt of achterwege gelaten waardoor een aanspraak of recht op pensioen niet juist is vastgesteld stelt het bestuur de aanspraak of het recht op pensioen nader vast op grond van de juiste dan wel – bij ontbreken daarvan – naar beste weten door het bestuur te bepalen gegevens. Het inmiddels te veel of te weinig betaalde pensioen wordt met de betrokkene verrekend.
14. Slotbepalingen
14.1. Bijzondere gevallen
14.1.1. Het bestuur is bevoegd van de bepalingen van dit pensioenreglement af te wijken indien in een individueel geval of voor een of meer groepen deelnemers een strikte toepassing van het pensioenreglement naar het oordeel van het bestuur tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden en de rechten van de deelnemer(s) respectievelijk rechthebbenden door deze afwijking geen vermindering ondergaan mits de werkgever met deze afwijkende regeling instemt.
14.1.2. Deze pensioenregeling alsmede de daaruit voortvloeiende aanspraken kunnen in het overleg tussen de werkgever en de vakverenigingen worden aangepast, indien:
• nieuwe wettelijke voorzieningen worden ingevoerd of bestaande worden herzien
• in het overleg tussen de werkgever en de vakverenigingen is vastgesteld, dat de werkgever zich de uitgaven voor deze regeling niet langer kan veroorloven.
14.1.3. In alle gevallen waarin dit pensioenreglement niet voorziet, beslist het bestuur in overeenstemming met de strekking van de bepalingen van het pensioenreglement en de statuten.
14.1.4. Pensura kan voor bijzondere gevallen of categorieën van gevallen binnen de door de wet gestelde grenzen en onder door het bestuur te stellen voorwaarden met de werkgever of een gelieerde onderneming of een (oud-)werknemer overeenkomen, dat de werkgever of de gelieerde onderneming of (oud-)werknemer, naast de bedragen tot betaling waartoe zij eventueel volgens de artikelen van dit pensioenreglement verplicht zijn, bijzondere premies stort ter verzekering van aanvullende of bijzondere pensioenen voor de (oud-) werknemer dan wel voor de door de (oud-) werknemer nagelaten partner, gewezen partner of wezen.
14.2. Geschillenregeling
In incidentele gevallen waarin de statuten of het pensioenreglement niet voorzien, als ook bij de interpretatie en de toepassing van die bepalingen, beslist het bestuur zoveel als mogelijk in overeenstemming met de bepalingen in de statuten of het pensioenreglement.
14.3. Wijziging van dit pensioenreglement
14.3.1. Het bestuur is bevoegd het pensioenreglement te wijzigen met inachtneming van het bepaalde in de statuten en de uitvoeringsovereenkomst.
14.3.2. Een wijziging van het pensioenreglement zal niet leiden tot aantasting van op het tijdstip van wijziging ingegane pensioenen of de dan geldende premievrije pensioenaanspraken van gewezen deelnemers, met uitzondering van de wijziging van het pensioenreglement als bedoeld in artikel 21.4.
15. Werkingssfeer en inwerkingtreding
15.1. Werkingssfeer
De bepalingen van dit pensioenreglement zijn van toepassing op degenen
- die op 31 december 2005 deelnemer zijn in de per die datum geldende pensioenregeling van Pensura; en
- die op 1 januari 2006 nog in dienst van de werkgever zijn; en
- die vóór 1 januari 1950 zijn geboren.
De bepalingen van dit pensioenreglement zijn eveneens van toepassing op de nagelaten betrekkingen van de hiervoor bedoelde deelnemers.
15.2. Inwerkingtreding
Dit pensioenreglement treedt op 1 januari 2003 in werking onder de naam ‘Pensioenreglement 2003’ en is voor het laatst gewijzigd per 1 januari 2022.
16. Overgangsmaatregelen
16.1. Aanvang deelnemerschap
Voor degenen die op 31 december 1997 deelnamen aan de in het Pensioenreglement 1984 om- schreven pensioenregeling van Progress en op wie in aansluiting daarop op 1 januari 1998 het Pen- sioenreglement 1998 en vervolgens in aansluiting daarop per 31 december 2001 het Pensioenregle- ment 2002 van toepassing is geworden, wordt het deelnemerschap aan de pensioenregeling van dit pensioenreglement geacht te zijn aangevangen op de datum waarop het deelnemerschap op grond van het Pensioenreglement 1984 is aangevangen, mits deze personen de waarde van hun pensioen- aanspraken van Progress hebben overgedragen naar Pensura.
16.2. Compensatie van ontbrekende deelnemerstijd
16.2.1. Werknemers, die op 31 december 1997 in dienst van Unilever waren en op wie op 1 januari 1998 het Pensioenreglement 1998 van Progress van toepassing is geworden en op wie, in aansluiting daarop achtereenvolgens op 31 december 2001 het Pensioenreglement 2002 van Progress en op 1 januari 2003 dit pensioenreglement van toepassing is geworden, verwerven in de deelnemerstijd tussen de eerste dag van de maand, waarin zij de 50-jarige leeftijd bereiken en de eerste dag van de maand, waarin zij de 60-jarige leeftijd bereiken, een aanspraak op compensatie van ontbrekende deelnemerstijd, mits deze werknemers de waarde van de pensioenaanspraken van Progress naar Pensura hebben overgedragen.
16.2.2. De compensatie van ontbrekende deelnemerstijd is gelijk aan de jaren gelegen tussen de vervroegde pensioendatum en de pensioendatum, met een maximum van vijf.
16.2.3. De compensatie van ontbrekende deelnemerstijd wordt voor de toepassing van de bepa- lingen van dit pensioenreglement als deelnemerstijd beschouwd. De compensatie ontbrekende deelnemerstijd blijft buiten beschouwing bij de berekening van het tijdelijk pensioen als bedoeld in 2.3.
16.2.4. Indien het deelnemerschap anders dan door overlijden of arbeidsongeschiktheid eindigt na de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 50-jarige leeftijd heeft bereikt en vóór de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de 60-jarige leeftijd bereikt, behoudt de gewezen deelnemer een aanspraak op compensatie van ontbrekende deelnemerstijd, die wordt berekend naar de verhouding van de deelnemerstijd tussen de eerste dag van de maand waarin hij de 50-jarige leeftijd heeft bereikt en de datum van beëindiging van het deelnemerschap en tien jaar.
16.2.5. Deeltijdwerknemers bouwen de compensatie van ontbrekende deelnemerstijd op naar rato van het gemiddelde deeltijdpercentage over de in 16.2.1 bedoelde periode.
16.3. Garantieregeling voor deelnemers geboren vóór 1948
16.3.1. Voor deelnemers geboren vóór 1 januari 1948 die deelnamen aan de in het Pensioen- reglement 1984 omschreven pensioenregeling van Progress en op wie achtereenvolgens, in aansluiting daarop, op 1 januari 1998 het Pensioenreglement 1998 van Progress en op 31 december 2001 het Pensioenreglement 2002 van Progress van toepassing is geworden, worden de pensioenrechten als volgt vastgesteld, mits de waarde van de pensioenaanspraken bij Progress zijn overgedragen aan Pensura.
16.3.2. Op de (vervroegde) pensioendatum worden de vervroegde uittredingsrechten (VUT-rechten) overeenkomstig de bepalingen van het op 31 december 1997 van kracht zijnde Reglement Vrijwillige Vervroegde Uittreding éénmalig vastgesteld.
16.3.3. Op de (vervroegde) pensioendatum worden de pensioenrechten overeenkomstig de bepa- lingen van dit pensioenreglement en overeenkomstig de bepalingen van deze Overgangsregeling éénmalig vastgesteld.
16.3.4. Indien het ouderdomspensioen overeenkomstig de bepalingen van het Pensioenreglement 1984 hoger is dan 83 1/3% van het ouderdomspensioen overeenkomstig de bepalingen van dit pensioenreglement met uitzondering van 7.2 en 7.3 en overeenkomstig de bepalingen van deze Overgangsregeling, ontvangt de betrokken gepensioneerde vanaf de vervroegde pensioendatum tot en met de maand van zijn overlijden een éénmalig vastgestelde garantie voor dit verschil volgens de volgende tabel:
GARANTIEREGELING OUDERDOMSPENSIOEN | |
Geboortejaar | Garantie van het in 16.3.4 bedoelde verschil |
Vóór 1943 | 6/6 |
1943 | 5/6 |
1944 | 4/6 |
1945 | 3/6 |
1946 | 2/6 |
1947 | 1/6 |
16.3.5. Indien op de vervroegde pensioendatum de VUT-rechten overeenkomstig de bepalingen van de op 31 december 1997 van kracht zijnde VUT-regeling hoger zijn dan de som van 83 1/3% van het ouderdomspensioen en het tijdelijk pensioen overeenkomstig de bepalingen van dit pensioenreglement met uitzondering van artikel 7.3 van dit pensioenreglement en overeenkomstig de bepalingen van deze Overgangsregeling, ontvangt de betrokken gepensioneerde vanaf de vervroegde pensioendatum tot aan de eerste dag van de maand waarin de 65-ste verjaardag van de gepensioneerde valt een éénmalig vastgestelde garantie voor dit verschil volgens onderstaande tabel:
GARANTIEREGELING TIJDELIJK PENSIOEN | |
Geboortejaar | Garantie van het in 16.3.5 bedoelde verschil |
Vóór 1943 | 6/6 |
1943 | 5/6 |
1944 | 4/6 |
1945 | 3/6 |
1946 | 2/6 |
1947 | 1/6 |
De aldus vastgestelde garantie tijdelijk pensioen wordt verminderd met de garantie ouderdoms- pensioen als bedoeld in 16.3.4.
16.3.6. De in de vorige leden bedoelde garantie wordt slechts uitgekeerd indien het deelnemerschap van de deelnemer wordt voortgezet tot de eerste dag van de maand waarin de 60-ste ver- jaardag van de deelnemer valt.
16.4. Tijdelijk pensioen voor deelnemers geboren voor 1962
Voor deelnemers geboren vóór 1 januari 1962, die op 30 december 2001 deelnamen aan de in het Pensioenreglement 1998 van Progress omschreven pensioenregeling en voor wie het deelnemerschap aan het Pensioenreglement 2002 van Progress is aangevangen na de eerste dag van de maand waarin de 40-jarige leeftijd werd bereikt, wordt uitsluitend voor de vaststelling van het tijdelijk pensioen ingevolge 2.4 aangenomen dat het deelnemerschap is aangevangen op de eerste dag van de maand waarin de 40-jarige leeftijd werd bereikt, indien de waarde van de pensioenaanspraken van Progress is overgedragen naar Pensura.
16.5. Aanvullend Anw-pensioen
Voor deelnemers die op 30 december 2001 deelnamen aan het Pensioenreglement 1998 van Progress en verzekerd waren van een aanvullend Anw-pensioen artikel 20 van het Pensioenreglement 1998 van Progress, eindigt de premiebetaling in afwijking van het bepaalde in 7.1.12 per de eerste dag van de maand waarin de deelnemer of gepensioneerde de 65-jarige leeftijd bereikt.
Aldus vastgesteld in de bestuursvergadering van 26 januari 2022,
H.J.J. Debrauwer D.H.M. Geerlings
(voorzitter) (secretaris)
Bijlagen
Bijlage 1. Premies voor de verzekering van aanvullend Anw-pensioen
Bestuursbesluit op grond van artikel 7.1.10 van het Pensioenreglement 2003
Onderstaande maandpremies gelden met ingang van 1 juli 2010, waarbij de maandpremie in enig jaar afhankelijk is van de leeftijd die de werknemer in het desbetreffende jaar zal bereiken. Daar aanvullende opbouw niet langer mogelijk is, worden deze tarieven niet aangepast naar de meest recente waarderingsgrondslagen.
Maandpremies in euro’s voor een werknemer
Leeftijd | Xxxxxxxxx direct na overlijden € 1.166,66 per maand Premie p.m. (€): | Uitkering direct na overlijden € 583,33 per maand Premie p.m. (€): | Uitkering als jongste kind 18 wordt: € 1.166,66 per maand Premie p.m. (€): | Uitkering als jongste kind 18 wordt € 583,33 per maand Premie p.m. (€): |
< 30 | 11,67 | 5,84 | 2,33 | 1,17 |
30 t/m 34 | 15,16 | 7,58 | 4,67 | 2,34 |
35 t/m 39 | 18,67 | 9,34 | 7,00 | 3,50 |
40 t/m 44 | 25,67 | 12,84 | 14,00 | 7,00 |
45 t/m 49 | 35,00 | 17,50 | 26,84 | 13,42 |
50 t/m 54 | 47,84 | 23,92 | 47,84 | 23,92 |
55 t/m 59 | 60,67 | 30,34 | 60,67 | 30,34 |
60 en ouder | 58,33 | 29,17 | 58,33 | 29,17 |
Bijlage 2. Premiepercentages voor de inkoop van extra pensioen (SpaarJaren)
Bestuursbesluit op grond van artikel 7.2.7 van het Pensioenreglement 2003
De verschuldigde jaarpremie bedraagt per XxxxxXxxx:
• percentage 1 van het deel van de salarisgrondslag dat ligt tussen de franchise en 2,75 maal de franchise, vermeerderd met
• percentage 2 van het deel van de salarisgrondslag dat ligt tussen 2,75 maal de franchise en 12,5 maal de franchise, vermeerderd met
• percentage 3 van het deel van de salarisgrondslag dat ligt boven 12,5 maal de franchise, vermeerderd met
• percentage 4 van de franchise, indien met het SpaarJaar ook extra tijdelijk pensioen wordt verzekerd.
De verschuldigde maandpremie wordt berekend door de jaarpremie te delen door twaalf. De premiepercentages gelden met ingang van 31 december 2001.
Leeftijd | Percentage 1 | Percentage 2 | Percentage 3 | Percentage 4 |
15 | 0,10 | 0,17 | 0,15 | |
16 | 0,11 | 0,18 | 0,15 | |
17 | 0,12 | 0,18 | 0,16 | |
18 | 0,12 | 0,19 | 0,17 | |
19 | 0,13 | 0,20 | 0,18 | |
20 | 0,13 | 0,21 | 0,19 | |
21 | 0,14 | 0,23 | 0,20 | |
22 | 0,15 | 0,24 | 0,21 | |
23 | 0,16 | 0,25 | 0,22 | |
24 | 0,16 | 0,26 | 0,23 | |
25 | 0,17 | 0,28 | 0,24 | |
26 | 0,18 | 0,29 | 0,26 | |
27 | 0,19 | 0,31 | 0,27 | |
28 | 0,20 | 0,33 | 0,29 | |
29 | 0,22 | 0,35 | 0,30 | |
30 | 0,23 | 0,37 | 0,32 | |
31 | 0,24 | 0,39 | 0,34 | |
32 | 0,26 | 0,41 | 0,36 |
Leeftijd | Percentage 1 | Percentage 2 | Percentage 3 | Percentage 4 |
33 | 0,27 | 0,44 | 0,38 | |
34 | 0,29 | 0,46 | 0,41 | |
35 | 0,31 | 0,49 | 0,43 | |
36 | 0,33 | 0,53 | 0,46 | |
37 | 0,35 | 0,56 | 0,49 | |
38 | 0,38 | 0,60 | 0,53 | |
39 | 0,40 | 0,65 | 0,57 | |
40 | 0,43 | 0,70 | 0,61 | 0,85 |
41 | 0,47 | 0,75 | 0,66 | 0,92 |
42 | 0,51 | 0,81 | 0,71 | 0,99 |
43 | 0,55 | 0,88 | 0,77 | 1,07 |
44 | 0,60 | 0,95 | 0,84 | 1,17 |
45 | 0,65 | 1,04 | 0,91 | 1,27 |
46 | 0,71 | 1,14 | 1,00 | 1,40 |
47 | 0,79 | 1,26 | 1,10 | 1,54 |
48 | 0,87 | 1,40 | 1,22 | 1,71 |
49 | 0,97 | 1,56 | 1,36 | 1,91 |
50 | 1,10 | 1,75 | 1,53 | 2,14 |
51 | 1,25 | 1,99 | 1,74 | 2,44 |
52 | 1,43 | 2,29 | 2,01 | 2,81 |
53 | 1,68 | 2,68 | 2,35 | 3,28 |
54 | 2,00 | 3,20 | 2,80 | 3,92 |
55 | 2,46 | 3,93 | 3,44 | 4,81 |
56 | 3,14 | 5,03 | 4,40 | 6,15 |
57 | 4,29 | 6,86 | 6,00 | 8,39 |
58 | 6,58 | 10,53 | 9,21 | 12,87 |
Bijlage 3. Premies en koopsommen voor de verzekering van Pluspensioen
Bestuursbesluit op grond van artikel 7.3.8 en 7.3.9 van het Pensioenreglement 2003
Tabel 1: premies in euro’s per maand voor de verzekering van PlusPensioen van € 100 per maand.
De premies gelden met ingang van 31 december 2001.
Leeftijd | Premie |
15 | 9,90 |
16 | 10,30 |
17 | 10,90 |
18 | 11,40 |
19 | 12,00 |
20 | 12,60 |
21 | 13,20 |
22 | 13,90 |
23 | 14,70 |
24 | 15,50 |
25 | 16,30 |
26 | 17,20 |
27 | 18,20 |
28 | 19,20 |
29 | 20,30 |
30 | 21,50 |
31 | 22,80 |
32 | 24,20 |
33 | 25,70 |
34 | 27,30 |
35 | 29,10 |
36 | 31,00 |
37 | 33,20 |
Leeftijd | Premie |
38 | 35,50 |
39 | 38,10 |
40 | 40,90 |
41 | 44,10 |
42 | 47,60 |
43 | 51,60 |
44 | 56,10 |
45 | 61,30 |
46 | 67,20 |
47 | 74,10 |
48 | 82,10 |
49 | 91,60 |
50 | 103,10 |
51 | 117,20 |
52 | 134,90 |
53 | 157,80 |
54 | 188,30 |
55 | 231,20 |
56 | 295,70 |
57 | 403,40 |
58 | 619,10 |
Bijlage 4. Kortingspercentages in verband met vervroeging pensioeningangsleeftijd
Bestuursbesluit op grond van artikel 2.3.2, 2.4.3 en 2.4.4 van het Pensioenreglement 2003
Het Bestuur van de Stichting Pensioenfonds Pensura besluit met betrekking tot de te hanteren factoren bij vervroeging van de pensioendatum als bedoeld in artikel 2.3.2, 2.4.3 en 2.4.4 van het pensioenreglement 2003 als volgt:
Vervroeging van levenslang ouderdomspensioen ingaand op de 65-jarige leeftijd
Het ouderdomspensioen dat na vervroeging wordt uitgekeerd is in onderstaande tabel weergegeven als percentage van het gelijkblijvende ouderdomspensioen op de oorspronkelijke 65-jarige ingangsleeftijd van het pensioen:
Leeftijd | Korting levenslang ouderdomspensioen (artikel 2.3.2) |
55 | 67,2% |
56 | 69,5% |
57 | 71,9% |
58 | 74,6% |
59 | 77,4% |
60 | 80,5% |
61 | 83,8% |
62 | 87,3% |
63 | 91,2% |
64 | 95,4% |
65 | 100,0% |
Bij een gebroken ingangsleeftijd dient lineair geïnterpoleerd te worden. Ingeval vervroegde pensionering vóór de 60-jarige leeftijd plaatsvindt, worden zowel het levenslange alsook het tijdelijke ouderdomspensioen bovendien verminderd in verband met de verkorte periode dat de opbouw van dit pensioen heeft plaatsgevonden.
Vervroeging van levenslang ouderdomspensioen ingaand op de 62-jarige leeftijd
Het ouderdomspensioen dat na vervroeging wordt uitgekeerd is in onderstaande tabel weergegeven als percentage van het gelijkblijvende ouderdomspensioen op de oorspronkelijke 62-jarige ingangsleeftijd van het pensioen:
Leeftijd | Korting levenslang ouderdomspensioen (artikel 2.3.2) |
55 | 76,8% |
56 | 79,4% |
57 | 82,3% |
58 | 85,3% |
59 | 88,6% |
60 | 92,1% |
61 | 95,9% |
62 | 100,0% |
Bij een gebroken ingangsleeftijd dient lineair geïnterpoleerd te worden. Ingeval vervroegde pensionering vóór de 60-jarige leeftijd plaatsvindt, worden zowel het levenslange alsook het tijdelijke ouderdomspensioen bovendien verminderd in verband met de verkorte periode dat de opbouw van dit pensioen heeft plaatsgevonden.
Vervroeging van tijdelijk ouderdomspensioen ingaand op de 62-jarige leeftijd en expirerend op de 65-jarige leeftijd
Het tijdelijk ouderdomspensioen expireert ook na vervroeging op de 65-jarige leeftijd. Het tijdelijk ouderdomspensioen dat na vervroeging wordt uitgekeerd is in onderstaande tabel weergegeven als percentage van het tijdelijke ouderdomspensioen op de oorspronkelijke 62-jarige ingangsleeftijd van het pensioen:
Leeftijd | Xxxxxxx tijdelijk ouderdomspensioen (artikel 2.4.3 en 2.4.4) |
55 | 29,2% |
56 | 32,7% |
57 | 36,9% |
58 | 42,3% |
59 | 49,6% |
60 | 59,7% |
61 | 74,8% |
62 | 100,0% |
Bij een gebroken ingangsleeftijd dient lineair geïnterpoleerd te worden. Ingeval vervroegde pensionering vóór de 60-jarige leeftijd plaatsvindt, worden zowel het levenslange alsook het tijdelijke ouderdomspensioen bovendien verminderd in verband met de verkorte periode dat de opbouw van dit pensioen heeft plaatsgevonden.
De percentages zijn gebaseerd op de grondslagen van de Stichting Pensioenfonds Pensura per 1 januari 2022 en onder de volgende aannames:
Sterftetafels: AG-Prognosetafel 2020
Ervaringssterfte: Ervaringssterfte 2020, x-y=3 (leeftijdsverschil
man/vrouw)
Startjaar: Startjaar 2022
Rentevoet: DNB rentetermijnstructuur per 31-10-2021
Verhouding M/V: 86:14
Percentage gehuwd: 100% van de mannen en vrouwen
Partnersysteem: Voorafgaand aan pensioenleeftijd wordt uitgegaan van onbepaald partnersysteem met 100% gehuwdheid en na pensioenleeftijd wordt uitgegaan van bepaald partnersysteem
Indien het Bestuur hiertoe aanleiding ziet, kunnen de vervroegingfactoren per 1 januari van enig jaar worden aangepast. De deelnemers worden op de bij Pensura gebruikelijke wijze van een aanpassing van de vervroegingfactoren in kennis gesteld.
Bijlage 5. Omzetting van levenslang ouderdomspensioen
Bestuursbesluit op grond van artikel 5.1.2 van het Pensioenreglement 2003
Het Bestuur van de Stichting Pensioenfonds Pensura besluit met betrekking tot de te hanteren (uitruil)factoren bij omzetting van het levenslang ouderdomspensioen in partnerpensioen als bedoeld in artikel 5.1.2 van het pensioenreglement 2003 als volgt:
Omzetting van levenslang ouderdomspensioen ingaand op de 65-jarige leeftijd in extra partnerpensioen
Per uitgeruilde euro levenslang ouderdomspensioen ingaand op de 65-jarige leeftijd, krijgt de deelnemer het aantal euro’s partnerpensioen zoals in onderstaande tabel weergegeven:
Leeftijd | Euro’s |
55 | € 3,04 |
56 | € 3,04 |
57 | € 3,04 |
58 | € 3,05 |
59 | € 3,07 |
60 | € 3,09 |
61 | € 3,11 |
62 | € 3,14 |
63 | € 3,18 |
64 | € 3,23 |
65 | € 3,28 |
Bij gebroken leeftijden dient er lineair geïnterpoleerd te worden.
Omzetting van levenslang ouderdomspensioen ingaand op de 62-jarige leeftijd
Per uitgeruilde euro levenslang ouderdomspensioen ingaand op de 62-jarige leeftijd, krijgt de deelnemer het aantal euro’s partnerpensioen zoals in onderstaande tabel weergegeven:
Leeftijd | Euro’s |
55 | € 3,50 |
56 | € 3,51 |
57 | € 3,51 |
58 | € 3,53 |
59 | € 3,55 |
60 | € 3,57 |
61 | € 3,60 |
62 | € 3,64 |
Bij gebroken leeftijden dient er lineair geïnterpoleerd te worden.
De percentages zijn gebaseerd op de grondslagen van de Stichting Pensioenfonds Pensura per 1 januari 2022 en onder de volgende aannames:
Sterftetafels: AG-Prognosetafel 2020
Ervaringssterfte: Ervaringssterfte 2020, x-y=3 (leeftijdsverschil
man/vrouw)
Startjaar: Startjaar 2022
Rentevoet: DNB rentetermijnstructuur per 00-00-000
Verhouding M/V: 86:14
Percentage gehuwd: 100% van de mannen en vrouwen
Partnersysteem: Voorafgaand aan pensioenleeftijd wordt uitgegaan van onbepaald partnersysteem met 100% gehuwdheid en na pensioenleeftijd wordt uitgegaan van bepaald partnersysteem
Indien het Bestuur hiertoe aanleiding ziet, kunnen de uitruilfactoren per 1 januari van enig jaar worden aangepast. De deelnemers worden op de bij Pensura gebruikelijke wijze van een aanpassing van de uitruilfactoren in kennis gesteld.
Bijlage 6. Variatie in hoogte van uitkering
Bestuursbesluit op grond van artikel 5.2.5 van het Pensioenreglement 2003
Het Bestuur van de Stichting Pensioenfonds Pensura besluit met betrekking tot de te hanteren hoog/laagfactoren bij variatie van de hoogte van het ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 5.2.5 van het pensioenreglement 2003 als volgt:
Het percentage ouderdomspensioen dat na omzetting in hoog/laag c.q. laag/hoog wordt uitgekeerd is in onderstaande tabel weergegeven ten opzichte van het gelijkblijvende ouderdomspensioen op de ingangsleeftijd van het pensioen:
Leeftijd | Hoog / laag tot 65 jaar 75% | Hoog / laag tot 65 jaar 87,50% | Hoog / laag tot 70 jaar 75% | Hoog / laag tot 70 jaar 87,50% | ||||
55 | 120,2% | 90,2% | 109,2% | 95,6% | 114,9% | 86,2% | 106,9% | 93,5% |
56 | 121,0% | 90,8% | 109,5% | 95,8% | 115,5% | 86,6% | 107,2% | 93,8% |
57 | 121,9% | 91,4% | 109,9% | 96,2% | 116,1% | 87,1% | 107,4% | 94,0% |
58 | 122,9% | 92,2% | 110,3% | 96,5% | 116,8% | 87,6% | 107,7% | 94,2% |
59 | 124,0% | 93,0% | 110,7% | 96,9% | 117,5% | 88,1% | 108,0% | 94,5% |
60 | 125,2% | 93,9% | 111,2% | 97,3% | 118,3% | 88,7% | 108,4% | 94,9% |
61 | 126,5% | 94,9% | 111,7% | 97,7% | 119,1% | 89,3% | 108,7% | 95,1% |
62 | 127,9% | 95,9% | 112,3% | 98,3% | 120,1% | 90,1% | 109,1% | 95,5% |
63 | 129,5% | 97,1% | 112,9% | 98,8% | 121,2% | 90,9% | 109,6% | 95,9% |
64 | 131,3% | 98,5% | 113,5% | 99,3% | 122,3% | 91,7% | 110,0% | 96,3% |
65 | 123,7% | 92,8% | 110,6% | 96,8% |
Leeftijd | Laag / hoog tot 65 jaar 75% | Laag / hoog tot 65 jaar 87,50% | Laag / hoog tot 70 jaar 75% | Laag / hoog tot 70 jaar 87,50% | ||||
55 | 81,7% | 108,9% | 91,3% | 104,3% | 85,3% | 113,7% | 93,1% | 106,4% |
56 | 81,2% | 108,3% | 91,0% | 104,0% | 84,8% | 113,1% | 92,9% | 106,2% |
57 | 80,7% | 107,6% | 90,7% | 103,6% | 84,4% | 112,5% | 92,7% | 105,9% |
58 | 80,1% | 106,8% | 90,4% | 103,3% | 83,9% | 111,9% | 92,4% | 105,6% |
59 | 79,5% | 106,0% | 90,0% | 102,9% | 83,5% | 111,3% | 92,1% | 105,3% |
60 | 78,8% | 105,1% | 89,7% | 102,5% | 83,0% | 110,6% | 91,9% | 105,0% |
61 | 78,2% | 104,2% | 89,3% | 102,1% | 82,4% | 109,8% | 91,6% | 104,7% |
62 | 77,5% | 103,3% | 88,9% | 101,6% | 81,8% | 109,0% | 91,3% | 104,3% |
63 | 76,7% | 102,2% | 88,5% | 101,1% | 81,1% | 108,1% | 90,9% | 103,9% |
64 | 75,9% | 101,2% | 88,0% | 100,6% | 80,4% | 107,2% | 90,6% | 103,5% |
65 | 79,7% | 106,2% | 90,1% | 103,0% |
Het ouderdomspensioen na omzetting is gelijk aan het betreffende percentage op de ingangsleeftijd van het pensioen, vermenigvuldigd met het levenslang ouderdomspensioen zoals dat na uitruil en vervroeging zonder omzetting zou worden uitgekeerd.
De hoogte van het oorspronkelijke partnerpensioen wijzigt niet door de keuze voor hoog/laag van het ouderdomspensioen.
Indien een ingangsleeftijd ligt tussen de hierboven genoemde leeftijden wordt het percentage op de tussenliggende leeftijd naar rato vastgesteld.
De percentages zijn gebaseerd op de grondslagen van de Stichting Pensioenfonds Pensura per 1 januari 2022 en onder de volgende aannames:
Sterftetafels: AG-Prognosetafel 2020
Ervaringssterfte: Ervaringssterfte 2020, x-y=3 (leeftijdsverschil
man/vrouw)
Startjaar: Startjaar 2022
Rentevoet: DNB rentetermijnstructuur per 31-10-2021
Verhouding M/V: 86:14
Percentage gehuwd: 100% van de mannen en vrouwen
Partnersysteem: Voorafgaand aan pensioenleeftijd wordt uitgegaan van onbepaald partnersysteem met 100% gehuwdheid en na pensioenleeftijd wordt uitgegaan van bepaald partnersysteem.
Indien het Bestuur hiertoe aanleiding ziet, kunnen de hoog/laagfactoren per 1 januari van enig jaar worden aangepast. De deelnemers worden op de bij Pensura gebruikelijke wijze van een aanpassing van de hoog/laagfactoren in kennis gesteld.
Bijlage 7. Uitstel van de pensioendatum
Bestuursbesluit op grond van artikel 5.3.6 en 5.3.8 van het Pensioenreglement 2003
Het Bestuur van de Stichting Pensioenfonds Pensura besluit met betrekking tot de te hanteren uitstelfactoren bij uitstel van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 5.3.6 van het pensioenreglement 2003 als volgt:
Uitstel van levenslang ouderdomspensioen ingaand op de 65-jarige leeftijd
Het ouderdomspensioen dat na uitstel wordt uitgekeerd is in onderstaande tabel weergegeven als percentage van het oorspronkelijke ouderdomspensioen ingaand op de 65-jarige leeftijd voorafgaand aan uitstel op de gewenste (uitgestelde) ingangsleeftijd van het pensioen:
Leeftijd | Verhoging levenslang ouderdomspensioen (artikel 5.3.6) |
65 | 100,0% |
66 | 105,0% |
67 | 110,5% |
Bij gebroken leeftijden dient er lineair geïnterpoleerd te worden.
Uitstel van levenslang ouderdomspensioen ingaand op de 62-jarige leeftijd
Het ouderdomspensioen dat na uitstel wordt uitgekeerd is in onderstaande tabel weergegeven als percentage van het oorspronkelijke ouderdomspensioen ingaand op de 62-jarige leeftijd voorafgaand aan uitstel op de gewenste (uitgestelde) ingangsleeftijd van het pensioen:
Leeftijd | Verhoging levenslang ouderdomspensioen (artikel 5.3.6) |
62 | 100,0% |
63 | 104,4% |
64 | 109,2% |
65 | 114,5% |
66 | 120,2% |
67 | 126,5% |
Bij gebroken leeftijden dient er lineair geïnterpoleerd te worden.
Het Bestuur van de Stichting Pensioenfonds Pensura besluit met betrekking tot de te hanteren uitruilfactoren voor uitruil van tijdelijk ouderdomspensioen in extra levenslang ouderdomspensioen
bij uitstel van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 5.3.8 van het pensioenreglement 2003 als volgt:
Uitruil van tijdelijk ouderdomspensioen in extra levenslang ouderdomspensioen ingaand op de 65-jarige leeftijd
Per uitgeruilde euro tijdelijk ouderdomspensioen ingaand op de 62-jarige leeftijd en expirerend op de 65-jarige leeftijd, krijgt de deelnemer het aantal euro’s levenslang ouderdomspensioen ingaand op de 65-jarige leeftijd zoals in onderstaande tabel weergegeven:
Leeftijd | Euro’s |
55 | € 0,14 |
56 | € 0,14 |
57 | € 0,14 |
58 | € 0,14 |
59 | € 0,14 |
60 | € 0,14 |
61 | € 0,15 |
62 | € 0,14 |
63 | € 0,10 |
64 | € 0,05 |
Bij gebroken leeftijden dient er lineair geïnterpoleerd te worden.
Uitruil van tijdelijk ouderdomspensioen in extra levenslang ouderdomspensioen ingaand op de 62-jarige leeftijd
Per uitgeruilde euro tijdelijk ouderdomspensioen ingaand op de 62-jarige leeftijd en expirerend op de 65-jarige leeftijd, krijgt de deelnemer het aantal euro’s levenslang ouderdomspensioen ingaand op de 62-jarige leeftijd zoals in onderstaande tabel weergegeven:
Leeftijd | Euro’s |
55 | € 0,13 |
56 | € 0,13 |
57 | € 0,13 |
58 | € 0,13 |
59 | € 0,13 |
60 | € 0,13 |
61 | € 0,13 |
62 | € 0,13 |
Bij gebroken leeftijden dient er lineair geïnterpoleerd te worden.
De percentages zijn gebaseerd op de grondslagen van de Stichting Pensioenfonds Pensura per 1 januari 2022 en onder de volgende aannames:
Sterftetafels: AG-Prognosetafel 2020
Ervaringssterfte: Ervaringssterfte 2020, x-y=3 (leeftijdsverschil
man/vrouw)
Startjaar: Startjaar 2022
Rentevoet: DNB rentetermijnstructuur per 31-10-2021
Verhouding M/V: 86:14
Percentage gehuwd: 100% van de mannen en vrouwen
Partnersysteem: Voorafgaand aan pensioenleeftijd wordt uitgegaan van onbepaald partnersysteem met 100% gehuwdheid en na pensioenleeftijd wordt uitgegaan van bepaald partnersysteem
Indien het Bestuur hiertoe aanleiding ziet, kunnen de uitstelfactoren per 1 januari van enig jaar worden aangepast. De deelnemers worden op de bij Pensura gebruikelijke wijze van een aanpassing van de uitstelfactoren in kennis gesteld.
Bijlage 8. Afkoopfactoren
Bestuursbesluit op grond van artikel 12.2.8 van het Pensioenreglement 2003
Het Bestuur van de Stichting Pensioenfonds Pensura besluit met betrekking tot de te hanteren (afkoop)factoren bij afkoop van pensioen als bedoeld in artikel 12.2.8 van het pensioenreglement 2003 als volgt:
1. Voor gewezen deelnemers die een premievrij ouderdomspensioen hebben opgebouwd ingaand op de 65-jarige leeftijd, wordt de afkoopwaarde van de kleine pensioenen vastgesteld door het premievrije ouderdoms- en partnerpensioen te vermenigvuldigen met onderstaande factoren voor OP65 en PP65 voor de bijbehorende leeftijd van de gerechtigde op de afkoopdatum:
Leeftijd | OP65 | PP65 | Leeftijd | OP65 | PP65 |
21 | € 16,47 | € 4,37 | 44 | € 19,39 | € 6,05 |
22 | € 16,62 | € 4,44 | 45 | € 19,47 | € 6,12 |
23 | € 16,77 | € 4,51 | 46 | € 19,53 | € 6,19 |
24 | € 16,92 | € 4,58 | 47 | € 19,60 | € 6,25 |
25 | € 17,07 | € 4,65 | 48 | € 19,66 | € 6,31 |
26 | € 17,22 | € 4,72 | 49 | € 19,72 | € 6,36 |
27 | € 17,36 | € 4,79 | 50 | € 19,78 | € 6,42 |
28 | € 17,50 | € 4,86 | 51 | € 19,83 | € 6,46 |
29 | € 17,65 | € 4,94 | 52 | € 19,88 | € 6,51 |
30 | € 17,79 | € 5,01 | 53 | € 19,94 | € 6,55 |
31 | € 17,93 | € 5,08 | 54 | € 20,00 | € 6,58 |
32 | € 18,06 | € 5,16 | 55 | € 20,06 | € 6,60 |
33 | € 18,19 | € 5,23 | 56 | € 20,12 | € 6,62 |
34 | € 18,32 | € 5,31 | 57 | € 20,19 | € 6,63 |
35 | € 18,45 | € 5,39 | 58 | € 20,26 | € 6,63 |
36 | € 18,57 | € 5,46 | 59 | € 20,34 | € 6,63 |
37 | € 18,69 | € 5,54 | 60 | € 20,42 | € 6,61 |
38 | € 18,81 | € 5,61 | 61 | € 20,51 | € 6,59 |
39 | € 18,92 | € 5,69 | 62 | € 20,61 | € 6,56 |
40 | € 19,02 | € 5,76 | 63 | € 20,72 | € 6,51 |
41 | € 19,12 | € 5,84 | 64 | € 20,83 | € 6,46 |
42 | € 19,22 | € 5,91 | 65 | € 20,96 | € 6,39 |
43 | € 19,31 | € 5,98 |
Bij gebroken leeftijden dient er lineair geïnterpoleerd te worden.
2. Voor gewezen deelnemers die een premievrij (tijdelijk) ouderdomspensioen hebben opgebouwd ingaand op de 62-jarige leeftijd, wordt de afkoopwaarde van de kleine pensioenen vastgesteld door het (tijdelijk) ouderdoms- en partnerpensioen te vermenigvuldigen met onderstaande factoren voor TOP 62-65, OP62 en PP62 voor de bijbehorende leeftijd van de gerechtigde op de afkoopdatum:
Leeftijd | TOP 62-65 | OP62 | PP62 | Leeftijd | TOP 62-65 | OP62 | PP62 |
21 | € 2,30 | € 18,78 | € 4,35 | 42 | € 2,67 | € 21,89 | € 5,87 |
22 | € 2,32 | € 18,95 | € 4,42 | 43 | € 2,68 | € 21,99 | € 5,94 |
23 | € 2,35 | € 19,12 | € 4,49 | 44 | € 2,69 | € 22,08 | € 6,01 |
24 | € 2,37 | € 19,29 | € 4,56 | 45 | € 2,70 | € 22,16 | € 6,08 |
25 | € 2,39 | € 19,46 | € 4,63 | 46 | € 2,71 | € 22,24 | € 6,14 |
26 | € 2,42 | € 19,63 | € 4,70 | 47 | € 2,72 | € 22,32 | € 6,20 |
27 | € 2,44 | € 19,80 | € 4,77 | 48 | € 2,73 | € 22,40 | € 6,26 |
28 | € 2,46 | € 19,97 | € 4,84 | 49 | € 2,75 | € 22,47 | € 6,32 |
29 | € 2,48 | € 20,13 | € 4,91 | 50 | € 2,77 | € 22,54 | € 6,37 |
30 | € 2,50 | € 20,29 | € 4,98 | 51 | € 2,78 | € 22,62 | € 6,42 |
31 | € 2,52 | € 20,45 | € 5,06 | 52 | € 2,80 | € 22,69 | € 6,46 |
32 | € 2,54 | € 20,60 | € 5,13 | 53 | € 2,82 | € 22,76 | € 6,49 |
33 | € 2,56 | € 20,75 | € 5,21 | 54 | € 2,85 | € 22,84 | € 6,52 |
34 | € 2,58 | € 20,90 | € 5,28 | 55 | € 2,87 | € 22,92 | € 6,55 |
35 | € 2,59 | € 21,04 | € 5,36 | 56 | € 2,89 | € 23,01 | € 6,56 |
36 | € 2,61 | € 21,18 | € 5,43 | 57 | € 2,91 | € 23,10 | € 6,57 |
37 | € 2,62 | € 21,32 | € 5,51 | 58 | € 2,93 | € 23,19 | € 6,57 |
38 | € 2,64 | € 21,44 | € 5,58 | 59 | € 2,94 | € 23,28 | € 6,57 |
39 | € 2,65 | € 21,57 | € 5,65 | 60 | € 2,96 | € 23,38 | € 6,55 |
40 | € 2,66 | € 21,68 | € 5,73 | 61 | € 2,98 | € 23,49 | € 6,52 |
41 | € 2,67 | € 21,79 | € 5,80 | 62 | € 2,99 | € 23,60 | € 6,49 |
Bij gebroken leeftijden dient er lineair geïnterpoleerd te worden.
3. De afkoopwaarde van de kleine pensioenen voor in te gaan partner- of wezenpensioen wordt vastgesteld door het partner- respectievelijk wezenpensioen te vermenigvuldigen met onderstaande factoren voor PP en WzP voor de bijbehorende leeftijd van de gerechtigde op de afkoopdatum:
Leeftijd | Ingegaan PP Leeftijd Ingegaan PP Leeftijd Ingegaan PP | ||||
21 | € 57,13 | 48 | € 37,25 | 75 | € 13,87 |
22 | € 56,51 | 49 | € 36,40 | 76 | € 13,08 |
23 | € 55,88 | 50 | € 35,55 | 77 | € 12,30 |
24 | € 55,24 | 51 | € 34,69 | 78 | € 11,54 |
25 | € 54,60 | 52 | € 33,82 | 79 | € 10,80 |
26 | € 53,94 | 53 | € 32,95 | 80 | € 10,08 |
27 | € 53,28 | 54 | € 32,08 | 81 | € 9,39 |
28 | € 52,60 | 55 | € 31,20 | 82 | € 8,73 |
29 | € 51,92 | 56 | € 30,32 | 83 | € 8,09 |
30 | € 51,23 | 57 | € 29,44 | 84 | € 7,48 |
31 | € 50,52 | 58 | € 28,55 | 85 | € 6,90 |
32 | € 49,81 | 59 | € 27,67 | 86 | € 6,36 |
33 | € 49,09 | 60 | € 26,78 | 87 | € 5,85 |
34 | € 48,36 | 61 | € 25,89 | 88 | € 5,38 |
35 | € 47,63 | 62 | € 25,01 | 89 | € 4,94 |
36 | € 46,88 | 63 | € 24,12 | 90 | € 4,53 |
37 | € 46,12 | 64 | € 23,24 | 91 | € 4,16 |
38 | € 45,36 | 65 | € 22,36 | 92 | € 3,82 |
39 | € 44,58 | 66 | € 21,48 | 93 | € 3,50 |
40 | € 43,80 | 67 | € 20,61 | 94 | € 3,21 |
41 | € 43,01 | 68 | € 19,74 | 95 | € 2,96 |
42 | € 42,21 | 69 | € 18,87 | 96 | € 2,72 |
43 | € 41,40 | 70 | € 18,02 | 97 | € 2,51 |
44 | € 40,58 | 71 | € 17,17 | 98 | € 2,33 |
45 | € 39,76 | 72 | € 16,33 | 99 | € 2,16 |
46 | € 38,93 | 73 | € 15,50 | 100 | € 2,02 |
47 | € 38,10 | 74 | € 14,68 |
Leeftijd | Ingegaan WZP |
0 | € 17,55 |
1 | € 16,62 |
2 | € 15,68 |
3 | € 14,74 |
4 | € 13,79 |
5 | € 12,84 |
6 | € 11,88 |
7 | € 10,92 |
8 | € 9,95 |
9 | € 8,98 |
10 | € 7,99 |
11 | € 7,00 |
12 | € 6,01 |
13 | € 5,01 |
14 | € 4,01 |
15 | € 3,01 |
16 | € 2,01 |
17 | € 1,00 |
18 | - |
Bij gebroken leeftijden dient er lineair geïnterpoleerd te worden.
De percentages zijn gebaseerd op de grondslagen van de Stichting Pensioenfonds Pensura per 1 januari 2022 en de volgende aannames:
Sterftetafels: AG-Prognosetafel 2020
Ervaringssterfte: Ervaringssterfte 2020, x-y=3 (leeftijdsverschil
man/vrouw)
Startjaar: Startjaar 2022
Rentevoet: DNB rentetermijnstructuur per 31-10-2021
Verhouding M/V: 86:14 (voor ingegaan partnerpensioen is verhouding M/V 14:86) Percentage gehuwd: 100% van de mannen en vrouwen
Partnersysteem: Voorafgaand aan pensioenleeftijd wordt uitgegaan van onbepaald partnersysteem met 100% gehuwdheid en na pensioenleeftijd wordt uitgegaan van bepaald partnersysteem
Indien het Bestuur hiertoe aanleiding ziet, kunnen de afkoopfactoren per 1 januari van enig jaar worden aangepast. De deelnemers worden op de bij Pensura gebruikelijke wijze van een aanpassing van de percentages in kennis gesteld.