STAATSCOURANT
STAATSCOURANT
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Nr. 3455
21 februari
2012
Statuten Mondriaan Fonds
Statuten per 30 december 2011 van de Stichting Mondriaan Fonds, stimuleringsfonds voor beeldende kunst en cultureel erfgoed, gevestigd te Amsterdam
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze statuten hebben de volgende begrippen de daarachter vermelde betekenissen:
‘directie’ betekent bestuur van de Stichting;
‘Raad van Toezicht’ betekent de Raad van Toezicht van de stichting;
‘schriftelijk’ betekent bij brief, telefax of e-mail, of bij boodschap die via een ander gangbaar communicatiemiddel wordt overgebracht en op schrift kan worden ontvangen;
‘stichting’ betekent Stichting Mondriaan Fonds, stimuleringsfonds voor beeldende kunst en cultureel erfgoed;
‘Minister’ betekent de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Artikel 2. Naam en zetel
1. De stichting draagt de naam: Stichting Mondriaan Fonds, stimuleringsfonds voor beeldende kunst en cultureel erfgoed.
2. Zij heeft haar zetel in de gemeente Amsterdam.
Artikel 3. Doel en middelen
1. De stichting heeft ten doel: het in stand houden, sociaal en geografisch spreiden of anderszins verbreiden van de vraag naar en de productie van beeldende kunst en cultureel erfgoed in het Koninkrijk der Nederlanden en uit het Koninkrijk der Nederlanden in of met andere landen, onder andere door het bevorderen van vraag en aanbod en het bevorderen van een voor de beeldende kunst en cultureel erfgoed ontvankelijk klimaat en verder al hetgeen daarmee verband houdt, of daaraan een bijdrage kan leveren, alles in de ruimste zin van het woord.
2. De stichting tracht dit doel onder meer te bereiken door:
a. het verstrekken van financiële en andere ondersteuning voor activiteiten op het gebied van de beeldende kunst en cultureel erfgoed die gericht zijn op het scheppen, distribueren, presente- ren en afnemen daarvan;
b. het ondernemen van alle andere wettige activiteiten die aan deze doelen dienstbaar zijn.
3. De stichting beoogt niet het maken van winst.
Artikel 4. Vermogen
1. Het vermogen van de stichting wordt gevormd door bijdragen van de overheid, instellingen, particulieren en/of andere baten. Erfstellingen kunnen slechts aanvaard worden onder het voorrecht van boedelbeschrijving.
2. Het vermogen van de stichting dient ter verwezenlijking van het doel.
Artikel 5. Directie: samenstelling, benoeming en ontslag
1. De directie van de stichting bestaat uit een door de Raad van Toezicht vast te stellen aantal van ten minste één en ten hoogste drie natuurlijke personen. Een niet-voltallige directie behoudt haar bevoegdheden. In ontstane vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien.
2. De Raad van Toezicht stelt een profielschets op voor de directie (rekening houdend met de aard van de stichting, haar activiteiten en de gewenste deskundigheid) en legt deze ter goedkeuring voor aan de Minister.
3. Een directielid wordt, met inachtneming van de profielschets, op voordracht van de Raad van Toezicht benoemd door de Minister, voor ten hoogste vijf jaren en kan nog één maal worden herbenoemd.
4. De Minister wijst bij meer dan één directielid een voorzitter van de directie aan.
5. De Minister kan te allen tijde een directielid schorsen en ontslaan.
6. Het lidmaatschap van een directielid eindigt:
a. door zijn overlijden;
b. doordat hij failliet wordt verklaard of hem surseance van betaling wordt verleend dan wel doordat de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen op hem van toepassing wordt verklaard;
c. door zijn ondercuratelestelling of doordat hij anderszins het vrije beheer over zijn vermogen verliest;
d. door zijn aftreden, al dan niet volgens het volbrengen van de vijfjaarsperiode dan wel tienjaarsperiode als in lid 3 voormeld;
e. door zijn ontslag, verleend door de rechtbank in de gevallen in de wet voorzien;
f. door zijn ontslag, verleend door de Minister;
g. door het aanvaarden van een benoeming tot lid van de Raad van Toezicht;
h. door het aanvaarden van een benoeming tot directeur dan wel bestuurder of tot lid van een toezichthoudend orgaan van een instelling op het gebied van de beeldende kunst of cultureel erfgoed, voor welke benoeming door de Minister geen ontheffing is verleend.
7. De Raad van Toezicht stelt de bezoldiging en verdere arbeidsvoorwaarden van een directielid vast. Een vaststelling als bedoeld in de eerste volzin behoeft de goedkeuring van de Minister, totdat het bij koninklijke boodschap van 14 januari 2011 ingediende voorstel van wet houdende regels inzake de normering van bezoldigingen van topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (Wet normering topfunctionarissen publieke en semipublieke sector, Kamerstukken 32 600) tot wet is vereven en in werking is getreden.
Artikel 6. Directie: taak en bevoegdheden
1. De directie is belast met het besturen van de stichting en met het beheer van en de beschikking over het vermogen van de stichting binnen de grenzen van haar doel en onverminderd het bepaalde in artikel 15, en binnen de grenzen van een door de Raad van Toezicht goed te keuren directiereglement.
2. De directie kan zich bij besluitvorming over aanvragen laten adviseren door een of meerdere adviescolleges. De adviseurs worden benoemd op basis van een profielschets en ontslagen door de directie.
3. De functie van directeur is onverenigbaar met de functie van directeur dan wel bestuurder of het lidmaatschap van de Raad van Toezicht van instellingen op het werkterrein van de stichting in brede zin met uitzondering van die functies die zij qualitate qua bekleden.
4. De directie doet aan de Raad van Toezicht vooraf opgave van zijn nevenfuncties, waaronder bestuursfuncties, commissariaten en adviseurschappen. De directie dient melding te doen van zakelijke banden tussen de stichting en een andere rechtspersoon of onderneming waarmee hij, direct dan wel indirect, persoonlijk is betrokken.
5. De directie stelt de volgende plannen op, welke plannen de goedkeuring van de Raad van Toezicht behoeven, en herziet deze zo nodig:
a. een jaarlijkse begroting met toelichting;
b. een beleidsplan voor een periode van vier jaar, bedoeld in artikel 4c van de Wet op het specifiek cultuurbeleid, of een zodanige periode als vastgesteld door de Minister;
c. een adequaat planning- en controlesysteem;
d. eventuele andere plannen als van tijd tot tijd door de Raad van Toezicht te bepalen.
Artikel 7. Directie: vertegenwoordiging
1. De directie vertegenwoordigt de stichting.
2. In geval er twee of drie directieleden zijn, komt de vertegenwoordigingsbevoegdheid ook aan iedere bestuurder individueel toe.
3. Bij ontstentenis van alle directieleden vertegenwoordigt de Raad van Toezicht de stichting.
4. De directie kan besluiten tot het verlenen van volmacht aan een of meer derden, om de stichting binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen.
5. De directie is bevoegd, na verkregen toestemming van de Raad van Toezicht, tot het verkrijgen, vervreemden en bezwaren van registergoederen.
6. De directie is tevens bevoegd overeenkomsten aan te gaan waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheid voor een schuld van een ander verbindt.
Artikel 8. Directie: besluitvorming en taakverdeling
1. De directie stelt een directiereglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de Raad van Toezicht. Hierin regelt de directie haar besluitvorming, wanneer toestemming van de Raad van Toezicht vereist is en de werkwijze, waarin begrepen de informatievoorziening aan de Raad van Toezicht. In dat kader wordt bepaald met welke taak ieder directielid meer in het bijzonder zal zijn belast.
2. Besluiten van de directie kunnen te allen tijde schriftelijk worden genomen mits het betreffende voorstel aan alle in functie zijnde directieleden is voorgelegd en geen van hen zich tegen deze wijze van besluitvorming verzet. Schriftelijke besluitvorming geschiedt door middel van schrifte- lijke verklaringen van alle in functie zijnde directieleden.
Artikel 9. Goedkeuring besluiten van de directie
1. Aan de goedkeuring van de Raad van Toezicht -welke goedkeuring behoudens in zeer spoedei- sende gevallen vooraf dient te geschieden- zijn, onverminderd het elders in deze statuten bepaalde, onderworpen de navolgende besluiten van de directie:
a. het verkrijgen, vervreemden, bezwaren, huren, verhuren en op andere wijze in gebruik of in genot verkrijgen en geven van registergoederen;
b. het ter leen verstrekken van gelden met uitzondering van dat wat tot het ondersteuningsbeleid behoort;
c. het ter leen opnemen van gelden waaronder begrepen het aanvragen van een bankkrediet;
d. de duurzame rechtstreekse of middellijke samenwerking met andere rechtspersonen, alsmede verbreking van een zodanige samenwerking, indien deze samenwerking of verbreking van ingrijpende betekenis is, zulks ter beoordeling van de Raad van Toezicht;
e. de aanvraag van faillissement en van surseance van betaling van de stichting;
f. de beëindiging van de dienstbetrekking van een aanmerkelijk aantal (minimaal vijf) werkne- mers tegelijkertijd of binnen een tijdsbestek van zes maanden;
g. het vaststellen van de hoofdlijnen van het arbeidsvoorwaardenbeleid;
h. een ingrijpende wijziging in de arbeidsomstandigheden van een aanmerkelijk aantal (minimaal vijf) werknemers;
i. het aanvaarden van schenkingen, legaten of het in beheer nemen van collecties van derden, wanneer aan deze schenkingen, legaten of in beheergevingen substantiële (organisatorische en/of financiële) voorwaarden zijn verbonden;
j. het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschulde- naar verbindt of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van een derde verbindt;
k. het sluiten en wijzigen van arbeidsovereenkomsten waarbij een beloning wordt toegekend boven die, welke uit bestaande regelingen voortvloeien;
l. het treffen van pensioenregelingen en het toekennen van pensioenrechten boven die, welke uit bestaande regelingen voortvloeien;
m. besluiten waarvan de Raad van Toezicht de directie schriftelijk heeft medegedeeld dat deze goedkeuring behoeven;
n. de strategie van de stichting die moet leiden tot realisatie van de statutaire doelstellingen;
o. de financiering van de strategie van de stichting.
2. De Raad van Toezicht kan bepalen dat een in artikel 9.1 bedoeld besluit (met uitzondering van het bepaalde onder a.) niet aan zijn goedkeuring is onderworpen, indien het daarmee gemoeide belang een door de Raad van Toezicht te bepalen en schriftelijk aan de directie op te geven waarde niet te boven gaat. Xxxxxxx is een besluit aan de goedkeuring onderworpen wanneer dit voortvloeit uit een van de goedgekeurde plannen bedoeld in artikel 6.5.
3. Het ontbreken van goedkeuring van de Raad van Toezicht tast, evenwel met uitzondering van het bepaalde onder a., de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de directie of de directieleden niet aan (en kan niet aan derden worden tegengeworpen).
Artikel 10. Verlenen van subsidie
De directie beslist over het verlenen van subsidie of andere vormen van ondersteuning met inachtne-
xxxx van een of meerdere reglementen met daarin de besluitvorming, de werkwijze, de procedures, de criteria voor het verstrekken van subsidies of andere vormen van ondersteuning en de verplichtin- gen die aan de ontvanger worden opgelegd als bedoeld in artikel 16.
Artikel 11. Raad van Toezicht
1. De stichting heeft een Raad van Toezicht, bestaande uit ten minste drie en ten hoogste zeven natuurlijke personen. In ontstane vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien.
2. De Raad van Toezicht stelt, in overleg met de Minister, een profielschets voor zijn omvang en samenstelling vast rekening houdend met de aard van de stichting, haar activiteiten en de gewenste deskundigheid en achtergrond van de leden van de Raad van Toezicht. Deze profiel- schets vermeldt dat geen voormalig directielid of andere beleidsbepalende functionaris van de stichting deel mag uitmaken van de Raad van Toezicht. Deze profielschets wordt periodiek geëvalueerd door de Raad van Toezicht maar in ieder geval wanneer een vacature dient te worden vervuld.
3. Leden van de Raad van Toezicht kunnen, behoudens ontheffing door de Minister, geen directeur, bestuurder of lid van de Raad van Toezicht zijn of het lidmaatschap van een toezichthoudend orgaan bekleden van een instelling die eenzelfde of een gelijksoortig doel heeft als de stichting. De Minister kan bepalen dat deze ontheffing slechts geldig is voor een bepaalde door de Minister vast te stellen periode.
4. Het lidmaatschap van de Raad van Toezicht is onverenigbaar met de functie van directeur of werknemer van de stichting.
5. De Minister benoemt, met inachtneming van de profielschets als bedoeld in het tweede lid van dit artikel, de leden van de Raad van Toezicht. De Minister benoemt de voorzitter van de Raad van Toezicht in functie. De Raad van Toezicht doet aan de Minister een voordracht voor een nieuw lid van de Raad van Toezicht. Leden van de Raad van Toezicht kunnen te allen tijde worden geschorst en ontslagen door de Minister.
6. Een lid van de Raad van Toezicht wordt benoemd voor ten hoogste vier jaren en kan nog één maal worden herbenoemd.
7. Het lidmaatschap van een lid van de Raad van Toezicht eindigt:
a. door zijn overlijden;
b. doordat hij failliet wordt verklaard of hem surseance van betaling wordt verleend dan wel doordat de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen op hem van toepassing wordt verklaard;
c. door zijn ondercuratelestelling of doordat hij anderszins het vrije beheer over zijn vermogen verliest;
d. door schriftelijke ontslagneming (bedanken);
e. door zijn aftreden, al dan niet wegens het volbrengen van de vierjaarsperiode dan wel achtjaarsperiode als in lid 6 voormeld;
f. doordat hij werknemer wordt van de stichting;
g. door het aanvaarden van een benoeming tot directielid van de stichting;
h. bij ontslag verleend door de Minister.
Artikel 12. Raad van Toezicht: taak en bevoegdheden en besluitvorming
1. De Raad van Toezicht heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van de directie en op de algemene gang van zaken in de stichting. Hij staat de directie met raad terzijde. Bij de vervulling van hun taak richten de leden van de Raad van Toezicht zich naar het belang van de stichting.
2. De directie verschaft de Raad van Toezicht tijdig de voor de uitoefening van diens taken en bevoegdheden noodzakelijke gegevens.
3. De Raad van Toezicht kan bepalen dat één of meer van zijn leden en/of deskundigen toegang hebben tot het kantoor en dat deze personen bevoegd zijn de boeken en bescheiden van de stichting in te zien.
4. De Raad van Toezicht kan zich voor rekening van de stichting in de uitoefening van zijn toezicht- houdende taak doen bijstaan door een of meer deskundigen.
5. De leden van de Raad van Toezicht doen voorafgaande aan hun benoeming opgave aan de Raad
van Toezicht van hun nevenfuncties, waaronder, maar niet beperkt tot bestuursfuncties, commissa- riaten en adviseurschappen. Indien en voor zover hiervan sprake is, dient een lid van de Raad van Toezicht melding te doen van zakelijke banden tussen de stichting en een andere rechtspersoon of onderneming waarmee het betreffende lid, direct dan wel indirect, persoonlijk is betrokken.
6. De Raad van Toezicht benoemt uit zijn midden een secretaris tevens plaatsvervangend voorzitter.
7. In de Raad van Toezicht heeft ieder lid één stem.
8. Alle besluiten van de Raad van Toezicht worden genomen bij meerderheid van de uitgebrachte stemmen.
9. De Raad van Toezicht kan in een vergadering alleen geldige besluiten nemen indien de xxxxxxx- xxxx van de in functie zijnde leden ter vergadering aanwezig of vertegenwoordigd zijn.
10. De vergaderingen van de Raad van Toezicht worden geleid door zijn voorzitter of diens plaatsver- vanger. Bij hun afwezigheid wordt de voorzitter van de vergadering aangewezen door de ter vergadering aanwezige leden van de Raad van Toezicht bij meerderheid van de uitgebrachte stemmen.
11. Een lid van de Raad van Toezicht kan zich ter vergadering doen vertegenwoordigen door een schriftelijk gevolmachtigd ander lid. Een lid van de Raad van Toezicht kan ter vergadering slechts één ander lid vertegenwoordigen.
12. De Raad van Toezicht stelt in een reglement regels vast omtrent de besluitvorming en werkwijze van de Raad van Toezicht, in aanvulling op hetgeen daaromtrent in deze statuten is bepaald.
Artikel 13. Gemeenschappelijke vergadering van de directie en de leden van de Raad van Toezicht
1. Ten minste één maal per jaar komen de directie en de Raad van Toezicht in gemeenschappelijke vergadering bijeen ter bespreking van de algemene lijnen van het gevoerde en in de toekomst te voeren beleid.
2. De Raad van Toezicht vergadert telkenmale wanneer één van zijn leden dan wel de directie dit nodig acht.
3. Tot de bijeenroeping van een gemeenschappelijke vergadering zijn de directie en de Raad van Toezicht gelijkelijk bevoegd.
Artikel 14. Verantwoording
1. Het boekjaar van de stichting valt samen met het kalenderjaar.
2. De directie is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting en van alles betreffende de werkzaamheden van de stichting, naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat daaruit te allen tijde de rechten en verplichtingen van de stichting kunnen worden gekend.
3. De directie is verplicht jaarlijks binnen zes maanden, of zoveel eerder als op grond van andere verplichtingen van de stichting nodig is, na afloop van het boekjaar een jaarrekening op te maken en legt deze over aan de Raad van Toezicht. Binnen deze termijn legt de directie ook een jaarver- slag, de verklaring van de registeraccountant houdende bevindingen, alsmede het door de accountant opgestelde accountantsverslag, over aan de Raad van Toezicht.
4. De jaarrekening is ingericht overeenkomstig het daaromtrent bepaalde in de subsidieverplichtin- gen, gesteld door de Minister.
5. In de reglementen van de directie en de Raad van Toezicht kunnen bepalingen opgenomen worden omtrent andere onderwerpen die in het jaarverslag aan de orde dienen te komen.
6. De jaarrekening wordt ondertekend door de directie en de voorzitter van de Raad van Toezicht. Ontbreekt de ondertekening van één of meer van hen, dan wordt daarvan onder opgave van reden melding gemaakt.
7. De Raad van Toezicht verleent aan een accountant opdracht tot onderzoek van de jaarrekening en
formuleert de opdracht daartoe. Het bepaalde in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek is zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
8. Onverminderd het bij of krachtens de Archiefwet 1995 gestelde, is de directie verplicht de in de voorgaande leden bedoelde boeken, bescheiden en andere gegevensdragers gedurende zeven jaren te bewaren.
9. Onverminderd het bij of krachtens de Archiefwet 1995 gestelde, kunnen de op een gegevensdrager aangebrachte gegevens, uitgezonderd de op papier gestelde jaarrekening, op een andere gegevensdrager worden overgebracht en bewaard, mits de overbrenging geschiedt met juiste en volledige weergave der gegevens en deze gegevens gedurende de volledige bewaartijd beschik- baar zijn en binnen redelijke tijd leesbaar kunnen worden gemaakt.
Artikel 15. Vaststelling en goedkeuring van de jaarrekening
1. De directie stelt de jaarrekening vast en legt deze ter goedkeuring over aan de Raad van Toezicht.
2. De Raad van Toezicht keurt de jaarrekening goed. De in dit lid bedoelde goedkeuring vindt niet plaats zolang de Raad van Toezicht niet met de in artikel 14 bedoelde accountant over diens bevindingen van gedachten heeft gewisseld.
3. Na goedkeuring van de jaarrekening besluit de Raad van Toezicht omtrent het verlenen van kwijting aan de directie voor de uitoefening van hun taak, voor zover van die taakuitoefening blijkt uit de jaarrekening of uit informatie die anderszins voorafgaand aan de vaststelling van de jaarrekening aan de Raad van Toezicht is verstrekt. De reikwijdte van een verleende kwijting is onderworpen aan beperkingen op grond van de wet.
Artikel 16. Subsidiereglementen
1. Ter uitvoering van het in deze statuten bepaalde stelt de directie één of meer subsidiereglementen op waarin worden geregeld de werkwijze, de procedures en de criteria die de directie bij het beslissen op aanvragen voor bijdragen hanteert, alsmede de voorschriften die aan een toekenning van een subsidie worden verbonden.
2. Een subsidiereglement mag niet met de wet of deze statuten in strijd zijn, met name niet met artikel 10 van de Wet op het specifiek cultuurbeleid.
3. De directie is te allen tijde bevoegd een subsidiereglement te wijzigen of op te heffen, mits daarbij het bepaalde in dit artikel en het bepaalde in artikel 10 van de Wet op het specifiek cultuurbeleid in acht wordt genomen.
4. Een subsidiereglement, een inhoudelijke wijziging of intrekking daarvan behoeft de goedkeuring van de Minister alvorens het in werking kan treden.
5. De directie plaatst reglementen en wijzigingen daarvan zo spoedig mogelijk na goedkeuring door de Minister in de Staatscourant.
Artikel 17. Statutenwijziging
1. De Raad van Toezicht is bevoegd de statuten te wijzigen, al dan niet nadat de directie daartoe een voorstel heeft gedaan. Het besluit van de Raad van Toezicht tot statutenwijziging is onderworpen aan de voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de Minister.
2. Een besluit tot statutenwijziging behoeft een meerderheid van twee-derde van de uitgebrachte stemmen in een vergadering van de Raad van Toezicht waarin ten minste twee-derde van de leden van de Raad van Toezicht aanwezig of vertegenwoordigd is. Is in een vergadering van de Raad van Toezicht waarin een besluit tot statutenwijziging aan de orde is, voormeld quorum niet aanwezig, dan wordt een tweede vergadering bijeengeroepen, te houden niet eerder dan twee weken na de eerste vergadering, in welke tweede vergadering rechtsgeldig kan worden besloten met een meerderheid van twee-derde van de uitgebrachte stemmen, mits in deze vergadering ten minste de helft van de leden van de Raad van Toezicht aanwezig of vertegenwoordigd is. Bij de oproeping tot de tweede vergadering moet worden vermeld dat en waarom een besluit tot statutenwijziging kan worden genomen in een vergadering waarin slechts de helft van de leden van de Raad van Toezicht aanwezig of vertegenwoordigd behoeft te zijn.
3. Bij de oproeping tot de vergadering waarin een voorstel tot statutenwijziging zal worden gedaan,
dient zulks steeds te worden vermeld. Tevens dient een afschrift van het voorstel, bevattende de woordelijke tekst van de voorgestelde wijziging, bij de oproeping te worden gevoegd. De termijn van de oproeping bedraagt ten minste twee weken.
4. Een statutenwijziging treedt pas in werking nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt. Ieder directielid is bevoegd de akte van statutenwijziging te doen verlijden.
5. De directie is verplicht een authentiek afschrift van de wijziging en de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het handelsregister.
6. De directie doet van de statutenwijziging zo spoedig mogelijk mededeling in de Staatscourant.
Artikel 18. Ontbinding en vereffening
1. De directie is bevoegd de stichting te ontbinden, doch niet eerder dan nadat voor dit besluit voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de Raad van Toezicht en van de Minister is ontvangen.
2. Op het besluit tot ontbinding is het bepaalde in het tweede en in het derde lid van het vorige artikel van overeenkomstige toepassing.
3. De stichting kan voorts worden ontbonden door de Minister, nadat de Minister de directie hierover heeft gehoord.
4. Voor zover de rechter geen andere vereffenaars heeft benoemd, worden de directieleden vereffe- naars van het vermogen van de ontbonden stichting.
5. De vereffenaars doen aan het handelsregister opgaaf van de ontbinding alsmede van hun optreden als zodanig en van de gegevens over henzelf die van een directielid worden verlangd.
6. Bij het besluit tot ontbinding wordt, als onderdeel hiervan, de bestemming van het overschot na vereffening vastgesteld, welke bestemming zoveel mogelijk in overeenstemming is met het doel van de stichting. Dit besluit behoeft de goedkeuring van de Minister. Tevens wordt, in overleg met de Minister, een bewaarder voor de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de ontbonden stichting aangewezen.
7. Na de ontbinding blijft de stichting voortbestaan voor zover dit tot de vereffening van haar vermogen nodig is. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten zoveel mogelijk van kracht. In stukken en aankondigingen die van haar uitgaan, moeten aan de naam van de stichting worden toegevoegd de woorden ‘in liquidatie’.