WATERVISIE
WATERVISIE
Met water werken aan de leefomgeving
WATERVISIE
Met water werken aan de leefomgeving
2 WATERVISIE WATERSCHAP ZUIDERZEELAND
3
Definitief – Juli 2021
VOORWOORD 7
1
DE LEEFOMGEVING: EEN GEZAMENLIJKE OPGAVE 8
Ontwikkelingen waar we voor staan 14
Interview Xxxx Xxxxxx, gedeputeerde Provincie Flevoland 19
2
WAT WATER KAN BETEKENEN 20
Laat de ondergrond doorklinken 22
Water opnieuw in balans 26
Naar een natuurlijk, schoon netwerk 30
Interview Xxx Xxxxxxx, directeur van het Flevo-landschap 33
Van zuiveren naar slim ketenmanagement 34
Van waterkering naar dynamisch dijklandschap 38
Interview Xxxx Xxxxxx, voorzitter van Land- en Tuinbouw Organisatie Noord 41 Voortdurend in ontwikkeling 42
3
WAAR WE HET OVER WILLEN HEBBEN 44
De Noordoostpolder 46
Oostelijk Flevoland 52
Zuidelijk Flevoland 58
5
TOT SLOT 64
INHOUDSOPGAVE
4 WATERVISIE WATERSCHAP ZUIDERZEELAND
VOORWOORD
‘Niet maakbaarheid als vertrekpunt voor de ruimtelijke inrichting,
maar toekomst- bestendigheid’
Mijn ouders kregen 48 hectare landbouw- grond aangeboden in de Noordoostpolder. In vergelijking met het kleinschalige Zeeland, waar ze oorspronkelijk vandaan kwamen, bood dit grote, lege gebied volop mogelijkheden. Ik was vijf jaar toen ik hier kwam wonen. De schelpen in onze grond, de oorspronkelijke Zuiderzeebodem, waren nog heel! Xxxx vijftien jaar later,
in 1975, kreeg ik de kans om de boerderij over te nemen. Met een agrarisch bedrijf leef je van de grond. Het bodem- en water- systeem vormt de basis. Tegelijkertijd ga je mee met de tijd: nieuwe regels en ver- eisten, maar ook moderne technieken, om de grond vruchtbaar en het bedrijf gezond te houden en om te werken aan een duur- zame toekomst. Het bedrijf is inmiddels overgenomen door mijn zoons.
Het optimaliseren en veranderen blijft doorgaan. Dat zie ik ook terug in het werk van het waterschap. Voor een gezonde en duurzame ontwikkeling is het noodzakelijk om een verbinding te leggen tussen het natuurlijke systeem (bodem en water)
en de ruimtelijke en economische ont- wikkelingen. Niet met maakbaarheid als vertrekpunt voor de ruimtelijke inrichting, maar toekomstbestendigheid, zodat alle inwoners – en ook de generaties die zullen volgen – prettig kunnen wonen, werken
en recreëren in het hele gebied: steden en dorpen, landbouwgebieden en natuur- terreinen.
In deze Watervisie leggen we daarom de verbinding tussen waterthema’s en maat- schappelijke opgaven. We verkennen de ontwikkelingen die op ons afkomen en maken een doorkijk naar de toekomst.
We durven te dromen en buiten de lijntjes te kleuren. Want we staan voor opgaven waar we niet omheen kunnen: aanpassen aan klimaatverandering, herstellen van de biodiversiteit, de energietransitie, streven naar een circulaire economie ...
Xxxxxx vaker overstijgen deze opgaven de grenzen van vakgebieden en organisaties. Ze vragen om een gezamenlijke aanpak, waarbij alle betrokkenen eigen rollen en taken hebben, en bijdragen vanuit eigen verantwoordelijkheid en kracht. Met kennis over het bodem- en watersysteem en een aanzienlijk investeringsbudget voor water- veiligheid, schoon en voldoende water, wil het waterschap een bijdrage leveren aan de toekomstbestendige inrichting van het beheergebied.
De urgentie is groot. Er moet veel gebeu- ren om hier ook in de toekomst goed te kunnen leven, wonen en werken. Graag nodig ik u uit om de krachten te bundelen. Met water werken we samen aan een schone, gezonde en veilige leefomgeving. Laten we snel met elkaar in gesprek gaan!
Xxxxxxx Xxxxx
heemraad bij Waterschap Zuiderzeeland
6 WATERVISIE WATERSCHAP ZUIDERZEELAND 7
1
-N.A.P.
DE LEEFOMGEVING: EEN GEZAMENLIJKE OPGAVE
Deze Watervisie is onze bijdrage aan een gedeeld langetermijnperspectief voor ons beheergebied. De ontwikkelingen gaan snel en de opgaven in het maatschappelijk domein zijn groot. Tegelijkertijd komen de grenzen van het bodem- en watersysteem in zicht. We gaan graag met u in gesprek over hoe we ons kunnen aanpassen aan de veranderende omstandigheden en kunnen samenwerken aan deze opgaven.
8 WATERVISIE WATERSCHAP ZUIDERZEELAND
9
In deze Watervisie kijken we door een waterbril naar ons gebied. Al sinds de aanleg van de polders is het gebied continu in beweging. Ook nu zijn er grote ontwikkelingen met ruimtelijke impact, waaronder klimaatverandering, de achteruitgang van de biodiversiteit en de energietransitie. Wat betekenen deze
opgaven voor het bodem- en watersysteem, en wat betekent het bodem- en watersysteem voor de inrichting van ons gebied?
Schaarste aan ruimte, grenzen aan het systeem
Wat we door onze waterbril zien, wordt gekleurd door onze kennis over het beheergebied. Zo is er door klimaatverandering steeds vaker sprake van schaarste aan zoet water voor de mens, de natuur en de landbouw. Op verschillende plekken in ons land ontstaat ook schaarste aan ruimte, ook in onze regio. Dat komt door alle ambities op het gebied van woningbouw, recreatie, hernieuwbare energie, natuurontwikkeling en verduurzaming van de landbouw.
Plaatselijk daalt de bodem, waardoor sommige gebieden natter worden, en andere droger. Op andere plekken raakt de bodem uitgeput: te weinig organische stof, te veel verdichting. Tel daar de toenemende verzilting van het grondwater bij op en het is duidelijk dat de grenzen van het watersysteem in zicht komen.
Met water samenwerken aan de leefomgeving
Het is hoognodig om keuzes te maken bij de inrichting van ons gebied. Daarbij zien we water als één van de ordenende principes. Meer uit- gaan van de natuurlijke variaties van de bodem, en van de beschik- baarheid van water (te veel en te weinig), leidt tot een beter houdbare, toekomstbestendige inrichting. Misschien is het gebied minder maak- baar dan lang werd gedacht.
Aan de hand van deze Watervisie gaan we graag met u in gesprek. Meer dan in het verleden zijn maatschappelijke vraagstukken en verantwoordelijkheden met elkaar verweven: sommige taken
10 WATERVISIE WATERSCHAP ZUIDERZEELAND
11
voeren we zelf uit, sommige samen met anderen, en soms kunnen we bijdragen aan opgaven van anderen. Als waterschap willen we onze deskundigheid, ons innoverend vermogen en onze uitvoeringskracht verbinden aan de uitdagingen van vandaag en morgen. Onze dage- lijkse zorg voor waterveiligheid en voor schoon en voldoende water
is de basis voor duurzame ontwikkeling. En met onze investeringen in o.a. het versterken van dijken en het optimaliseren van zuiverings- installaties leveren we een bijdrage aan een gezonde en veilige leefomgeving.
Rollen en taken
Het beheergebied van Zuiderzeeland bestaat uit Noordelijk, Oostelijk en Zuidelijk Flevoland, de Blokzijler Buitenlanden en de woonwijk Lemstervaart. In dit gebied is het waterschap verantwoordelijk voor het beheren van de dijken, tochten, vaarten, plassen en grachten, het ondiepe grondwater en de afvalwaterzuiveringsinstallaties. Als functionele overheid zorgen we hiermee voor waterveiligheid en voor voldoende en schoon water. Bij het uitvoeren van onze taken werken we mee aan maatschappelijke opgaven, zoals klimaatmitigatie, klimaatadaptatie en de bevordering van biodiversiteit en circulariteit.
2022
2023
2024
2025
2026
2027
WATERBEHEERPROGRAMMA
12 WATERVISIE WATERSCHAP ZUIDERZEELAND
Waterveiligheid
Wij zorgen goed voor onze 251 kilometer aan dijken: we inspecteren ze regelmatig en herstellen eventuele schade. En we onderzoeken of de waterkeringen voldoen aan de veiligheidsnormen, en versterken ze als dat nodig is.
Voldoende en gezond water
Als regionaal waterbeheerder zijn wij verantwoordelijk voor het (peil)beheer en de waterkwaliteit in de vaarten, tochten, plassen en grotere watergangen, zowel in landelijk als stedelijk gebied. We regelen het waterpeil met onze zeven gemalen, de inlaatwerken en stuwen. Hiermee beïnvloeden we ook het grondwaterpeil. Het waterkwaliteitsbeheer richt zich op de chemische en ecologische toestand van het oppervlaktewater.
Schoon en gezuiverd water
Met vijf afvalwaterzuiveringsinstallaties maken we het afvalwater schoon en pompen we het daarna weer veilig terug in onze oppervlaktewateren.
Leeswijzer
In deze Watervisie kiest het waterschap voor een integrale benadering met een tijdshorizon van enkele jaren tot enkele decennia, afhankelijk van de opgave.
Het is een verkenning, geen vastomlijnd plan, en niet bedoeld als eenrichtings- verkeer. Aan de hand van deze Watervisie gaan we graag met u in gesprek
over de opgaven voor de lange termijn. Zo leren we samen hoe we de grote uitdagingen het hoofd kunnen bieden. Tegelijk vormt deze verkenning een bron van inspiratie voor ons Waterbeheerprogramma 2022-2027, waarin we vast- leggen welke doelen we in de planperiode willen bereiken.
In dit eerste hoofdstuk schetsen we enkele ontwikkelingen waar we voor staan. Vervolgens laten we in vijf verhaallijnen zien wat deze ontwikkelingen kunnen betekenen voor het watersysteem en het waterbeheer (hoofdstuk 2). We sluiten af met enkele discussiekaarten van de toekomstige inrichting van het beheer- gebied (hoofdstuk 3). Verspreid door het document staan interviews met enkele van de vele gebiedspartners die we spraken bij het opstellen van deze Watervisie. Tussen de hoofdstukken staan informatieve pagina’s over ontwikkelingen in de maatschappij en in ons gebied.
13
ONTWIKKELINGEN WAAR WE VOOR STAAN
Het bodem- en watersysteem vormt de basis van ons landschap
2 Achteruitgang biodiversiteit
en maakt deel uit van de leefomgeving. Wat zijn de ontwikkelingen waar we in ons gebied met elkaar voor staan?
1Klimaatverandering
Biodiversiteit is de verscheidenheid aan planten, dieren, micro-organismen en schimmels, de levensgemeenschappen die zij vormen en de eco- systemen waarin zij leven. Biodiversiteit is er niet alleen in natuurgebieden. Veel dier- en planten- soorten leven in steden, dorpen en in het agrarisch gebied. Door menselijk toedoen wordt de bio- diversiteit echter bedreigd, al zijn er ook soorten waar het juist goed mee gaat.
Zo zijn de populaties van zoetwaterfauna (vissen,
broedvogels, amfibieën, vlinders, etc.) het laatste
soorten die vroeger algemeen voorkwamen, zijn tegenwoordig zeldzaam. Recent onderzoek laat zien dat het verlies aan insectenrijkdom parallel loopt met het verlies aan boerenland- vogels (insecteneters). Oorzaken zijn onder andere verstedelijking en versnippering (land- schapsfragmentatie) en stikstofemissies.
In de vorige eeuw aangelegde agrarische polders, zoals de Flevopolders, kennen specifieke pro- blemen: homogeen beheer, bodemverdichting, bodemdaling en het gebruik van schadelijke
Sinds 1901 steeg de gemiddelde temperatuur in Nederland, dus ook in ons beheergebied, met circa 2 °C. De gevolgen van klimaatverandering
zijn nu al goed merkbaar: een stijgende zeespiegel, nattere winters, drogere en warmere zomers en meer extreme neerslag. In 2018 werden in Lelystad 49 zomerse dagen (warmer dan 25 °C) gemeten, een record. Klimaatverandering kan onder meer leiden tot een verminderde waterkwaliteit, water- overlast en een hogere sterfte onder kwetsbare bevolkingsgroepen. De nationale waterveiligheids- opgave – om ons land te beschermen tegen de
stijgende zeespiegel – kan grote regionale gevolgen hebben. En tijdens langere, droge perioden is het niet langer vanzelfsprekend dat voor alle functies voldoende water beschikbaar is van de juiste kwaliteit. We investeren fors in ons watersysteem en werken mee aan de klimaatbestendige en water- robuuste inrichting van onze dorpen, steden en
het landelijk gebied in 2050, zodat deze gebieden bestand zijn tegen de gevolgen van extreme neerslag en lange perioden van droogte en hitte.
decennium stabiel, na een lange periode van afname. Dit komt onder meer doordat de water- kwaliteit is verbeterd, een gevolg van nationaal en internationaal milieubeleid zoals de Kaderrichtlijn Water. Toch gaat de verbetering langzaam en is de waterkwaliteit nog altijd niet voldoende.
Ook de Nederlandse natuur op land staat er niet goed voor: diverse vogel-, vlinder- en reptielen-
gewasbeschermingsmiddelen. En er zijn nieuwe bedreigingen, zoals klimaatverandering en
de invasie van soorten die hier niet thuishoren (exoten). Het waterschap werkt mee aan het herstellen en vergroten van de biodiversiteit op haar terreinen in het landelijk en stedelijk gebied.
Sinds 1991 is de jaargemiddelde temperatuur toegenomen met circa 1 ºC. Deze trend is in lijn met de gemiddelde temperatuurtoename in De Bilt, waar circa 2 ºC stijging is gemeten sinds 1901.
> Lelystad
8,8 ºC 10,9 ºC
12
11
10
9
8
Boerenlandvogels in Nederland
Index (trend 2000 = 100)
250
200
150
100
50
0
Schatting Waarneming Trend Onzekerheid trend
1900 1905
1910
1915
1920
1925
1930
1935
1940
1945
1950
1955
1960
1965
1970
1975
1980
1985 1990
1995 2000 2005 2010
2015 2020
1960 1970 1980 0000 0000 0000 2020
Jaargemiddelde temperatuur: De Bilt
Bron: NEM (Sovon, CBS)
14 WATERVISIE WATERSCHAP ZUIDERZEELAND 15
3 Afname landbouwareaal
Ooit zijn de polders aangelegd als landbouw- gebied, hoofdzakelijk bedoeld om voedsel te produceren. De agrarische sector van Flevoland behoort tot de productiefste ter wereld. Deze efficiënte werkwijze heeft soms wel geleid
tot bodemdegradatie en tot afname van de biodiversiteit. Door bodemdaling en klimaat- verandering zal de landbouwgrond in sommige
3%
Door bodemdaling ongeschikt voor landbouw
10%
Woningen, infrastructuur en zonneparken
87%
Landbouwgronden
Bron: WUR
Afname landbouwareaal tot 2040
4
delen van het gebied in de toekomst natter zijn, wat de gebruiksmogelijkheden belemmert.
Daarnaast is er ruimte nodig voor woningen, infrastructuur en het opwekken van duurzame energie. Door deze ontwikkelingen zal het huidige areaal landbouwgronden in Flevoland in de periode tot 2040 afnemen met circa 10%.
Bij nieuwbouw binnen de bestaande kernen (verdichting) en erbuiten (stedelijke uitbreiding) zijn aanpassingen nodig in verband met bodem- daling en toenemende wateroverlast, zodat de publieke ruimte leefbaar blijft. Door de groei van de bevolking neemt de drinkwatervraag toe en wordt er meer afvalwater geproduceerd. Dit vraagt om een uitbreiding van de capaciteit om afvalwater te zuiveren.
5
Digitale transformatie
Digitalisering verandert onze maatschappij ingrij- pend en is tegelijkertijd essentieel om de maat- schappij draaiende te houden. Tijdens de corona- crisis heeft de digitale transformatie een enorme vlucht genomen. Digitale technologieën bleken van cruciaal belang voor de economie en het sociale leven. Naar verwachting zijn veel veranderingen
– denk aan video-vergaderen en onderwijs op
Door de stapeling van opgaven is de ruimtelijke dynamiek plaatselijk extra groot. Zo is er bij de kust van Lelystad niet alleen behoefte aan een mix van wonen en bedrijvigheid, maar ook aan een leefbare en duurzame openbare ruimte.
Daarvoor zijn ook de belevingswaarde en toe- gankelijkheid van water van belang: langs en op vaarten en tochten is het aantrekkelijk om te varen, vissen, wandelen en fietsen. En ons water- erfgoed is een belangrijk onderdeel van het verhaal over het ontstaan van ons gebied.
worden ‘intelligenter’ en het gebruik van moni- toringtechnologieën neemt toe. Als neveneffect van deze (versnelde) digitale transformatie neemt de (stedelijke) mobiliteit mogelijk af, terwijl de behoefte aan (duurzame) digitale infrastructuur juist sterk groeit. Dit kan grote gevolgen hebben voor de ruimtelijke inrichting. Het waterschap investeert in het breder toe-
Toename bevolking en verstedelijking
afstand – van blijvende aard. De digitale dienst- verlening van bedrijven en overheden ontwikkelt
zich daarnaast voortdurend; digitale systemen
gankelijk maken van informatie, het verbeteren
van de digitale dienstverlening en de datakwaliteit, en in digitale dataverwerking en -analyse.
De bevolking blijft groeien en huishoudens worden kleiner. Daardoor zijn er de komende jaren veel nieuwe woningen nodig. Om de woningnood te verkleinen krijgt Nederland er de komende tien jaar een miljoen wonin- gen bij. Ook voor ons gebied ligt er een flinke opgave, als onderdeel van de metropoolregio Amsterdam en de stedelijke regio Zwolle.
Tot 2050 worden in de drie Flevopolders 90.000-115.000 woningen gebouwd. Almere wordt misschien wel de vijfde stad van Nederland, direct na Utrecht. Dit zal leiden tot een toenemende druk op de toch al
Woningbouwopgave tot 2050
80.000
20.000-30.000
65.000-75.000
Zakelijke desktop | 125.085 | 11,4% | |||
Consumentendesktop | 45.813 | -8,3% | |||
Zakelijke laptop | 281.338 | 7,9% | |||
Consumentenlaptop | 209.722 | -0,6% | |||
5.000-10.000 | Totaal | 661.958 | 4,4% |
60.000
40.000
20.000
0
Verscheepte computers
Q1 2020
Groei t.o.v. 2019
schaarse ruimte. Niet alleen door de woning-
bouwopgave, maar ook door de groeiende mobiliteitsbehoefte en doordat er meer ruimte nodig is voor bedrijvigheid en recreatie.
Zuidelijk Flevoland (Almere Stad, Oosterwold en Pampus)
Oostelijk Flevoland (Lelystad Warande, Lelystad Centrum en Dronten)
De Noordoostpolder (Urk Zeeheldenwijk, Emmeloord en overige locaties)
Bronnen: IDC EMEA PC Tracker / xxxxxxxxx.xx
Bronnen: CBS, Kamerbrief dd. 6-11-2020
16 WATERVISIE WATERSCHAP ZUIDERZEELAND 17
6 Energietransitie
Verdeling CO2 naar activiteit 2018
9.647
3%
94.129
INTERVIEW
Xxxx Xxxxxx,
gedeputeerde van provincie Flevoland, over het belang van waterkennis voor de ontwikkeling van Flevoland:
Om klimaatverandering tegen te gaan moet de energievoorziening in 2050 bijna helemaal duur- zaam en CO2-neutraal zijn. Om dit te bereiken
is er ruimte nodig voor hernieuwbare energie- bronnen zoals wind en zon. Van alle provincies wekt Flevoland nu al de meeste windenergie op:
1.200 megawatt, zo’n 20% van het landelijke totaal. Tot 2030 wil Flevoland opschalen naar een duur- zame elektriciteitsproductie met 1.700 megawatt
wind en 1 gigawattpiek zon. Het zuiveren van
27%
41.225
12%
347.760
ton CO2
53.356
15%
2.636
1%
146.767
42%
‘De opgaven in de leefomgeving zijn steeds integraler en complexer geworden. Het is een taak van ons allemaal om elkaar vanuit onze verschillende rollen en expertises te helpen bij het voltooien van de opgaven die voorliggen. Waarbij relevante kennis zo vroeg mogelijk
– aan de voorkant – bij het proces wordt betrokken. Vanuit die gemeenschappelijkheid
7
afvalwater en het uitpompen van overtollig water door de gemalen kost veel energie. Het waterschap gebruikt zoveel mogelijk groene energie en blijft de mogelijkheden verkennen om het energieverbruik verder te verminderen, en daarmee de CO2-voet- afdruk te verminderen.
Circulaire economie
Meer dan de helft van de menselijke invloed op het klimaat is toe te schrijven aan de winning van grond- stoffen, waaronder biomassa (o.a. hout, textielvezels en landbouwproducten), fossiele brandstoffen (o.a. olie, kolen en gas), oppervlaktedelfstoffen (o.a. zand, grond en klei) en ertsen (o.a. ijzer, koper en bauxiet). Nederland streeft naar een volledige circulaire eco- nomie in 2050. Alle grondstoffen zijn dan duurzaam geproduceerd, hernieuwbaar en ruim voorradig.
Zuiveringsbeheer (brandstof en elektriciteit) Zuiveringsbeheer (spuibiogas) Zuiveringsbeheer (metaalzouten en polymeren) Watersysteem (brandstof en elektriciteit) Vrachttransport en personenvervoer Huisvesting (brandstof en elektriciteit)
Dit vraagt om forse besparingen op energie en grondstoffen, o.a. in de industrie en in de gebouwde omgeving. Bij het terreinbeheer door gemeenten, terreinbeherende organisaties, recreatiebedrijven en het waterschap in Flevoland komt jaarlijks 287 kton aan groene grondstoffen vrij. Deze bestaan uit gras, snoei- hout en waterplanten, en vormen mogelijk een grond- stof voor nieuwe materialen. Ook bagger- en rioolslib kunnen worden gebruikt voor nieuwe toepassingen.
‘Waar het om gaat, is dat je
kunnen we samen op een strategische manier naar het gebied kijken.’
‘De afwegingen bij het opstellen van beleid en de deskundigheid van uitvoerende instanties mogen wel wat meer met elkaar verstrengeld raken. Daarbij moet je wel letten op rolvastheid: niet op elkaars stoel gaan zitten, maar wel proberen elkaar te begrijpen. Waar het om gaat, is dat je echt met elkaar kunt en durft mee te denken.’
‘De Omgevingswet biedt handvatten om gesprek- ken met elkaar te voeren, bijvoorbeeld aan de hand van de omgevingsvisies en samenwerkings- agenda’s. Wat is belangrijk en waar moet je op letten bij de ontwikkeling van een gebied? En hoe kun je water inzetten als ordenend principe?’
Samen optrekken
‘Ik nodig het waterschap uit om met een brede blik naar de toekomst te kijken, zodat we samen kunnen werken aan een gezonde, schone en veilige leefomgeving. Daarbij is het de kunst
Herkomst en verdeling type reststromen uit terrein- en waterbeheer (in kton per jaar)
Waterplanten - 65
Open natuurlijk terrein - 88
Biomassa uit terreinbeheer - 264
Gras - 93
Snoeihout - 98
Recreatieterreinen - 47
Binnenwater - 25
Randmeren - 25
Droog terrein - 19 Nat terrein - 37
Bos - 88
Dagrecreatie terrein - 7 Parken en plantsoenen - 19
18
Sportterreinen - 17
WATERVISIE WATERSCHAP ZUIDERZEELAND
Verblijfsrecreatief terrein - 3 Overig - 1
echt met elkaar kunt en durft mee te denken’
om te schakelen tussen schaalniveaus: hoe
kom je van pilots en lokale initiatieven tot een systeemverandering? Dit speelt bijvoorbeeld bij van klimaatverandering en circulaire economie. De kennis van het waterschap is van belang voor de brede maatschappelijke discussie over de ontwikkeling van Flevoland. Doordat we inzichtelijk kunnen maken waar de grenzen aan het watersysteem zitten. Of door samen op te trekken in discussies met het Rijk, bijvoorbeeld over wanneer je reststromen grondstoffen
mag noemen.’
19
2
WAT WATER KAN BETEKENEN
De maatschappelijke ontwikkelingen hebben invloed op het watersysteem en het waterbeheer. Vijf verhaallijnen laten zien wat dit kan betekenen.
Per verhaallijn wordt het huidige systeem getypeerd en schetsen we de opgaven van de toekomst.
20 WATERVISIE WATERSCHAP ZUIDERZEELAND 21
Laat de ondergrond doorklinken
Het natuurlijke bodem- en watersysteem was eeuwenlang bepalend voor het ruimtegebruik. Maar in de strijd tegen het water en vanwege de schaarse ruimte zijn we steeds meer opgeschoven naar het maakbaarheidsdenken. Zo is een deel van de voormalige Zuiderzee ingepolderd om ruimte te maken voor een vruchtbaar landbouwgebied en voor steden, om de groeiende bevolking te voeden en te huisvesten. De keuze voor deze lage plek met een slappe ondergrond brengt soms knelpunten met zich mee, zoals bodemdaling, bodem- degradatie en verzilting. Kun je deze problemen verkleinen door meer rekening te houden met de eigenschappen en kwaliteiten van de ondergrond?
Bij de toekomstige inrichting krijgt de onder- grond weer een belangrijke rol: er wordt rekening gehouden met de aanwezigheid
van bijzondere bodemstructuren, zoals rivier- duinen of rivierbeddingen, en vooral ook met bodemdaling en met de zoutconcentraties
in het grondwater. We staan voor grote uit- dagingen. Hoe gaan we om met natte natuur- gebieden, die hoger in het landschap komen te liggen doordat ze minder snel dalen?
Hoe kun je in stedelijk gebied zoveel mogelijk
rekening houden met bodemdaling? En hoe kun je landbouw bedrijven in gebieden met verzilting van het grondwater of met nattere omstandigheden? Door de gevarieerde ondergrond als vertrekpunt te nemen, kun- nen we het gebied zo efficiënt en duurzaam mogelijk inrichten en gebruiken. Zo ontstaan er verschillende gebieden, met verschillende gebruiksmogelijkheden en een verschillende inrichting. Eenvormigheid is in de Flevopolders niet langer vanzelfsprekend.
Neem de ondergrond als uitgangspunt voor een gevarieerde, toekomstbestendige inrichting
Door de gevarieerde ondergrond als vertrekpunt te nemen, kunnen we het gebied zo efficiënt en duurzaam mogelijk inrichten en gebruiken.
Eenvormigheid is in de Flevopolders niet langer vanzelfsprekend
De bodemkundige opbouw van ons gebied kent veel variatie, zowel qua hoogte als qua samenstelling. In sommige delen treedt (flinke) bodemdaling op. Ook zijn er grote verschillen in de kwaliteit en de samenstelling van het (ondiepe) grondwater: plaatselijk is dat zoet, elders is het zout.
Ook hier liggen de niet-agrarische functies zoveel mogelijk op schrale zandgrond, in de oostelijke randzone en rond de Knardijk.
Veeteelt vond plaats op de Knarplaat. Naar- mate de vraag naar recreatie- en natuur- gebieden toenam, nam het belang van de ondergrond bij de inrichting af. Vandaar dat in Zuidelijk Flevoland ook op rijkere klei
Waterpeilen zakken niet mee met de bodemdaling
Bij de ontginning van de polders is al rekening gehouden met variaties in de ondergrond.
Een efficiënte agrarische inrichting was het belangrijkste uitgangspunt bij de aanleg van de Noordoostpolder. Dankzij de rijke klei is dit immers een van de vruchtbaarste land- bouwgebieden ter wereld. Op voor landbouw ongeschikte keileem-, zand- en veengronden
kwamen grotere bossen, zoals het Kuinderbos, het Urkerbos, het Schokkerbos en het Voorsterbos. Anders dan in de Noordoost- polder, was in Oostelijk Flevoland zo’n 25% van de ruimte bestemd voor andere functies, zoals wonen, recreatie en bos- en natuurgebieden.
In Zuidelijk Flevoland was dit zelfs 50%.
recreatie- en natuurzones liggen, zoals het Horsterwold. Bij de Oostvaardersplassen was de oorspronkelijke, diepe ligging door- slaggevend voor de inrichting als natuur- gebied; de bodemkwaliteit speelde geen rol.
In delen van het beheergebied treedt bodem- daling op. Sinds het droogvallen is Oostelijk Flevoland gemiddeld 0,75 meter gedaald en Zuidelijk Flevoland al bijna 1 meter. Ook in
de Noordoostpolder is de bodemdaling op sommige plaatsen aanzienlijk. De mate waarin de bodem daalt, hangt af van de bodemopbouw en van het moment van drooglegging; beide kennen flinke ruimtelijke variaties. In de toekomst zijn de grootste bodemdalingen te verwachten in gebieden waar nog rijping optreedt van de jonge klei- bodems (met name in Zuidelijk Flevoland) en waar op geringe diepte in de bodem veen aanwezig is (met name in kleine delen van de Noordoostpolder).
In Flevoland hanteren we het uitgangspunt dat waterpeilen niet automatisch mee zakken met de bodemdaling. Hierdoor neemt de ontwate- ringsdiepte (het verschil tussen maaiveld en grondwaterpeil) af en beperken we het oxi- deren van veenlagen en het inklinken van de bodem. Gewassen ondervinden hinder van de afnemende ontwateringsdiepte, waardoor het bedrijfsresultaat van agrariërs kan verslech- teren. Als alternatief kunnen ze overschakelen naar waterminnende gewassen of veeteelt, of kiezen voor andere gebruiksfuncties. In stede- lijk gebied kunnen aangepaste bouwmethoden worden toegepast die hoge grondwaterstan- den mogelijk maken, waardoor bodemdaling en schade aan infrastructuur worden beperkt.
22 WATERVISIE WATERSCHAP ZUIDERZEELAND 23
Waar komen we vandaan?
Vergroot de sponswerking van de bodem
De ondergrond van ons gebied is minder homogeen dan je zou verwachten op basis van het grootschalige karakter van het gebied. Onder de grote agrarische percelen, de natuurgebieden en de ruim opgezette steden en dorpen ligt een
en Schokland keileembulten uit de voor- laatste ijstijd. Ze bestaan uit een door het landijs meegevoerd mengsel van klei, zand, grind en zwerfkeien. Ook dekzandruggen (in de laatste ijstijd door de wind aan- gevoerd zand), stroomruggen (verlaten
Goede landbouwbodems hebben een spons- en zuiverende werking. Ze zijn goed door- laatbaar, hebben een geschikte structuur en bevatten veel open ruimtes. Zijn er bijvoor- beeld kleischeuren aanwezig, dan kan een bodem veel water bergen. Ook plantenresten, bodemdieren en humus zorgen ervoor dat water in de bodem wordt vastgehouden. Op veel plaatsen in Nederland is deze natuurlijke buffercapaciteit van de bodem de afgelopen
decennia aantoonbaar afgenomen, o.a. door landbouwkundige bewerkingen en versnelde waterafvoer. Ook in ons gebied komt deze bodemverdichting voor.
Om meer water te kunnen bergen, is herstel van de sponswerking van de bodem belang- rijk. Dit kan door het organische stofgehalte te verhogen en het land anders te bewerken.
gevarieerde bodem. In de Noordoostpolder ligt onder het maaiveld zand, klei en
– plaatselijk – veen. De ondergrond van Oostelijk Flevoland bestaat uit lichte klei; die van Zuidelijk Flevoland uit zware klei. Kort na de inpoldering waren de polders helemaal vlak. Later ontstonden er steeds meer hoogteverschillen, doordat de bodem ongelijkmatig daalde.
Vaak hangen hoogteverschillen niet alleen samen met de grondsoort, maar ook met de ontstaanswijze of geschiedenis van een gebied. Zo zijn de voormalige eilanden Urk
rivierbeddingen, bestaande uit zand en grind) en rivierduinen (opgewaaid rivier- zand) zijn nog te herkennen in het land- schap. Als je rijdend over de A6 enkele oude stroomruggen passeert, voel je het wegoppervlak even ‘golven’.
Zo’n 1500 jaar geleden ontstond het Flevomeer (ook ‘Almere’ genoemd), de voorloper van de Zuiderzee. Begin 17de eeuw ontstond er een open verbinding met de Noordzee en veranderde het meer in een binnenzee. Daardoor is er nog steeds zout aanwezig in de ondergrond.
Vertrekpunt
Voormalige rivierbedding Rivierduin
Voormalig eiland Zandopduiking
Hoger gelegen zandige rand Bodemdalingsgebied Verziltingsgebied
25
24 WATERVISIE WATERSCHAP ZUIDERZEELAND
Water opnieuw in balans
Het watersysteem is ontworpen om water af te voeren. Het toenemende aantal extreme regenbuien maakt dat steeds lastiger. En misschien moeten we, gezien de droge zomers van de afgelopen jaren, wel meer water vasthouden. Ook door de dalende bodem en de toenemende druk op de schaarse ruimte, wordt de (her)verdeling van water een steeds grotere uitdaging. Kunnen we de water- behoefte verkleinen, meer water vasthouden of water via andere routes
– en dus slimmer – afvoeren? Op zoek naar een nieuwe balans.
Voer water slim af: op het juiste moment en niet meer dan nodig
Elke ontwikkeling is waterinclusief: stem landgebruik en inrichting af op het watersysteem
Over het droogleggen en in cultuur brengen van de polders is destijds goed nagedacht.
Dat geldt ook voor de functies, de inrichting en de drainage van het landelijk en het stedelijk gebied. De komende decennia gaat er echter veel veranderen. De ruimtelijke inrichting blijft in beweging. Een sterke groei van het aantal inwoners zal leiden tot grote bouwopgaven in en rond de bestaande steden en dorpen. Ook neemt de ruimtevraag voor bedrijvigheid en recreatie dan toe. Tegelijkertijd neemt de kans op zware regenval en – in de steden – hitte- stress toe. De vraag is hoe we het waterbeheer op orde houden, zowel onder normale als
Overtollig kwel- en regenwater moet altijd op
kunstmatige wijze worden afgevoerd, via tochten, vaarten en gemalen. Dat kost veel energie. Fossiele energiebronnen worden schaarser en het gebruik ervan leidt tot onge- wenste uitstoot van CO2. Daarom verminderen we het energiegebruik van de gemalen en vergroten we het aandeel duurzame energie. Afvoeren van overtollig water gebeurt zoveel mogelijk met elektrische gemalen.
Bij het inzetten van stuwen en gemalen houden we rekening met het peilbesluit (met de afgesproken waterpeilen, niet te veel peilfluctuaties), de weersvoorspellnig (regen, droogte), onze waterkwaliteitsdoelen (doorstromen om kwaliteit te verbeteren), de kosten en de afspraken met derden (bijvoorbeeld waterakkoorden). Dankzij nieuwe technieken om het weer te voor- spellen, anticiperen we beter op de ver- wachte regenval.
Op sommige locaties optimaliseren we het
maalregime en de routes van het water. Dit gaat vooral over timing (op het juiste moment) en over de hoeveelheid (niet meer dan nodig).
Daarnaast is het mogelijk om meer water vast te houden en zo de aanvoer van water te voorkomen. Daar zitten grenzen aan, want doorstroming dient ook andere doelen: de vismigratie bevorderen en de waterkwaliteit verbeteren.
droge en natte omstandigheden. Om water- overlast, watertekorten en een mindere waterkwaliteit te voorkomen, fungeert het IJsselmeer als waterbuffer voor onze polders en voor andere gebieden die grenzen aan het IJsselmeer. Dit laat zien dat water niet alleen een lokaal vraagstuk is, maar ook regionaal of zelfs (inter)nationaal.
Woningbouw vindt plaats in planmatig ontwor- pen wijken en in de vorm van zelfbouw door toekomstige bewoners. In sommige gevallen, zoals in woongebied in ontwikkeling Ooster- wold, realiseren zij samen het collectieve gebied. De optelsom van hun individuele keuzes leidt niet automatisch tot een duur- zaam en robuust watersysteem. Dat geldt zowel voor waterkwantiteit als waterkwaliteit. Mede door de steeds vaker voorkomende weersextremen (droogte, hevige neerslag)
kan het systeem niet altijd voldoen aan de watervraag van alle gebruikers. Daarom is het belangrijk om op systeemniveau te kijken naar nieuwe ontwikkelingen (zoals woningbouw) of grote nieuwe watervragen
(bijvoorbeeld van datacenters). Het bodem- en watersysteem vormt daarmee integraal onderdeel van planologische verkenningen en keuzes.
Door water slim te gebruiken, bufferen en
af te voeren, vergroten we de sponswerking, de biodiversiteit en de aantrekkelijkheid van de leefomgeving. In sommige delen van het gebied daalt de bodem snel. Hier verminderen we de wateraanvoer door toekomstige ont- wikkelingen van het landgebruik beter af te stemmen op het wateraanbod. Zo moet er
bij stedelijke ontwikkelingen ruimte overblijven voor buffercapaciteit in groenblauwe (hoofd)- structuren, bijvoorbeeld tussen woningen en op daken. Agrariërs kunnen kiezen voor teelten die niet afhankelijk zijn van (grootschalige) beregening.
26 WATERVISIE WATERSCHAP ZUIDERZEELAND 27
Waar komen we vandaan?
Optimaliseer de kringloop en benut de (schone) kwel
Een groot deel van ons gebied is diep gelegen en omgeven door hoog buitenwater. Zonder het uitgekiende watersysteem staat er binnen een week water op het land en zouden we niet kunnen wonen en werken op de voor- malige bodem van de Zuiderzee. Een deel
verschillen ontstaan: te veel of te weinig water, goede of slechte waterkwaliteit. (Her)verdeling van water is dan cruciaal.
In de polders stroomt het water via een kunstmatig systeem van tochten, vaarten
Er komt veel kwelwater de polder in. Zo komt direct achter de dijken kwel omhoog, vanuit het IJsselmeer, het Markermeer en het rand- merensysteem. Deze kwel is soms zoet en soms zilt, afhankelijk van de samenstelling van de ondergrond en van diepere grond- waterstromen. Verder landinwaarts komt regionale kwel de polder binnen, afkomstig uit het IJsselmeer, de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug en de Weerribben. Over het algemeen is deze regionale kwel van goede kwaliteit.
In Oostelijk en Zuidelijk Flevoland wordt het water van goede kwaliteit dat aanwezig is in de hoge afdeling, soms niet direct uitgemalen. In plaats daarvan wordt het benut om lokale verzilting door zoute kwel in de lage afdeling tegen te gaan.
In de Noordoostpolder is de kwaliteit van het overtollige water onvoldoende om het af te voeren naar het Vollenhovermeer, een Natura 2000-gebied. Het water stroomt daarom eerst af van de hoge afdeling naar de lage afdeling, voordat het bij Urk wordt uitgemalen. Als het lukt om de waterkwaliteit te verbeteren (door vervuiling bij de bron aan te pakken), dan zijn ook andere afvoerroutes mogelijk. Het is dan niet meer nodig om het water, voordat het wordt uitgemalen, eerst naar de laagste polderdelen te laten stromen. Dit scheelt
1,20 meter opvoerhoogte voor bemaling en daarmee een substantiële hoeveelheid energie.
Het is nog onduidelijk wat het gevolg hiervan is voor de waterkwaliteit in de lage afdeling. Mogelijk moet daar meer water worden ingelaten.
van de regen die valt, verdampt, maar het grootste deel moet de polder worden uit- gemalen. Door klimaatverandering neemt het aantal extreme regenbuien toe, waardoor (lokaal) grote wateroverschotten kunnen ontstaan. Bovendien komt er door de diepe ligging veel kwel de polders binnen. Dit is deels ondiepe kwel, onder de dijken door.
Maar er is ook een substantiële, permanente grondwaterstroom naar de randgebieden van Flevoland, afkomstig vanaf het oude land van Noordwest-Overijssel, de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug. Door de continue aan- voer van kwel is het zelfs in droge perioden nodig om water uit te malen. Vooral onder extreme omstandigheden kunnen lokale
Vertrekpunt
en gemalen naar het IJsselmeer, het Markermeer en de randmeren. Van oorsprong is dit systeem voornamelijk ingericht om water af te voeren, zodat er landbouw moge- lijk is. In de droogtegevoelige gebieden van de Noordoostpolder, waar sprake is van weg-
zijging in plaats van kwel, wordt tegenwoordig juist water aangevoerd. Dit is al bij de aanleg van de polder zo ingericht. In sommige gebieden wordt water aangevoerd om nacht- vorst te bestrijden; soms wordt water door- gevoerd om de waterkwaliteit te verbeteren (doorspoelen). Tegenwoordig dient het water- systeem veel meer functies op of langs het water, waaronder wonen, natuur en recreatie.
Buma
28 WATERVISIE WATERSCHAP ZUIDERZEELAND
Sterke kwel Veluwe Drinkwaterwinning Gemaal
Peilvak lage afdeling Hoger peil dan afdeling Lager peil dan afdeling Peilvak hoge afdeling Hoger peil dan afdeling Lager peil dan afdeling Peilvak tussenafdeling Hoger peil dan afdeling
De Blocq van Kuffeler
Wortman
Vissering Smeenge
Colijn
29
Lovink
Naar een natuurlijk, schoon netwerk
Sinds de jaren 90 zijn er flinke stappen gezet in het verlagen van de milieudruk door vermesting, verzuring en verdroging. Ook in Flevoland. Maar we zijn er nog niet.
Onder andere woningbouw, landbouw, industrie en verkeer leiden tot een te grote stikstofuitstoot, de aanwezigheid van (nieuwe) zeer zorgwekkende stoffen en de afname van de biodiversiteit. Daarnaast zijn er nieuwe bedreigingen, zoals klimaat-
Hef barrières in het ecologisch netwerk op, binnen het poldersysteem én tussen binnen- en buitenwater
verandering en de aanwezigheid van exoten die inheemse soorten verdrijven.
Hoe kan het netwerk van sloten, vaarten, tochten, plassen en meren bijdragen aan een gezond ecosysteem en een schone leefomgeving?
Ontwikkel waterlopen met oeverzones tot een aantrekkelijke verbinding tussen stad en land
De aanwezigheid van bepaalde planten- en diersoorten in een watersysteem is een teken van gezondheid en draagt bij aan een aantrek- kelijke leefomgeving. We streven naar optimale verbindingen tussen de polderwateren en
met de grote Rijkswateren, onder meer door gemalen vispasseerbaar te maken. Bij de Oostvaardersplassen en de Lepelaarplassen wordt verkend of een grootschalige, geleide- lijke overgang mogelijk is van diep water naar
ondiep plas-dras-oeverland. Hierdoor ontstaat meer dynamiek en diversiteit in de binnen- en buitendijkse natuurgebieden. Tegelijkertijd staat het borgen van de waterveiligheid met een beheerbare en duurzame waterkering voorop, en heeft continue doorstroming vanuit het Markermeer effecten op ons regionale watersysteem. Het creëren van interessante migratiemogelijkheden tussen ecosystemen is niet zonder obstakels.
Tijdens het ontwerp en de aanleg van de IJsselmeerpolders was het nog niet gebrui- kelijk om verschillende gebruiksfuncties te combineren. Het systeem van sloten, tochten en vaarten in de polders is zakelijk en ratio- neel. Deze waterlopen zijn aangelegd om overtollig water zo snel mogelijk af te voeren, waardoor een efficiënte agrarische bedrijfs- voering mogelijk is. Tussen landbouw, natuur en bebouwing liggen scherpe grenzen; natuur-
Om ruimte te bieden aan aquatische soorten, landdieren, vogels en insecten zijn gezonde waterlopen nodig. De aanleg van natuur- vriendelijke of duurzame oevers draagt hieraan bij. Door de groenblauwe lijnen te verbreden of te verstevigen, raken (natuur)gebieden beter met elkaar verbonden. Zo ontstaan er nieuwe levensaders in het agrarisch en stedelijk gebied, en aangename stad-landverbindingen. Ecologische zones kunnen daarnaast een rol
Een robuust en verbonden ecosysteem is bestand tegen de gevolgen van klimaatverandering
Verbeter de waterkwaliteit: pak vervuiling aan bij de bron en alleen schoon water stroomt af naar sloten, vaarten en tochten
en bosgebieden liggen geïsoleerd in het land- schap. Voor een aantrekkelijke en productieve leefomgeving worden functies als landbouw, natuur en recreatie steeds vaker gecombi- neerd in overgangszones.
Het water heeft zowel een hydrologische als een ecologische waarde. Een robuust en verbonden ecosysteem is bestand tegen de gevolgen van klimaatverandering. Robuuste watersystemen, ook in stedelijk gebied, zijn bijvoorbeeld minder gevoelig voor hoge temperaturen dan krap bemeten systemen. Een hoge temperatuur leidt tot lagere zuur-
stofgehalten, meer eutrofiëring (algenbloei), meer kans op plagen.
30 WATERVISIE WATERSCHAP ZUIDERZEELAND
spelen bij natuurlijke insectenbestrijding, een waardevolle stap op weg naar emissieloze landbouw.
Een goede waterkwaliteit is van belang voor landbouw, natuur en (water)recreatie en vormt de basis van elk ecosysteem. Chemische gewasbeschermingsmiddelen, microplastics, medicijnresten en zogenoemde Zeer Zorg- wekkende Stoffen verontreinigen het water.
Er lijkt een toename te zijn van stoffen waar- van we nog niet goed weten hoe we daarmee om moeten gaan. Door bewustwording te vergroten, vervuilingsbronnen bij de bron aan te pakken, emissies te verminderen en
de zuiverende werking van oevers te benutten, zal de ecologische kwaliteit van het water steeds verder verbeteren.
Er zijn verschillende mogelijkheden om in land- bouwgebieden om te gaan met een minder
goede waterkwaliteit. De eerste mogelijkheid is: vasthouden aan het huidige systeem, waarbij partijen die water nodig hebben zo goed mogelijk worden bediend. Mogelijk leidt dit ertoe dat vaker wateraanvoer nodig is om bijvoorbeeld verzilting tegen te gaan. Een andere mogelijkheid is: landgebruik aanpassen aan de plaatselijke waterkwaliteit, ook als die niet goed is. Als laatste zijn er meer verfijnde opties, zoals het jaarrond opzetten van het waterpeil. Daardoor kan zilt water verzoeten,
is grondwater gemakkelijker bereikbaar voor plantenwortels en vermindert de beregenings- behoefte van landbouwgewassen. Maar de bergingscapaciteit van het bodem- en water- systeem neemt er ook door af.
31
Waar komen we vandaan?
De Flevopolders zijn ontstaan door inpoldering van de Zuiderzee. De voormalige zeebodem heeft
een gevarieerde samenstelling (zand, klei en veen). Door de lage ligging treedt er ook kwel op (uit- treding van grondwater). De verschillen in land- gebruik, de lokale bodemkundige eigenschappen en de kwelintensiteit en -kwaliteit leiden tot een grote variatie in de grond- en oppervlaktewater- kwaliteit: van zoet tot brak, van relatief voedsel- arm tot extreem voedselrijk en van helder tot troebel (door ijzer). De drooglegging en de kwel zijn onomkeerbaar en bepalend voor de achter- grondconcentraties van chloride, stikstof, fosfor en het hiermee samenhangende doorzicht. De kwaliteit van het oppervlaktewater kan verslech- teren als ondiep grondwater van mindere kwaliteit wordt gebruikt voor beregening. Dit komt dan (versneld) terecht in het oppervlaktewater.
Direct achter de dijken komt dijkkwel omhoog, dat gevoed wordt vanuit het IJsselmeer, het
Vertrekpunt
KRW waterlichamen Stromend kwelwatersysteem
KRW / Natuur Netwerk NL (rijk) Natuur Netwerk NL (prov) Ecologische verbindingszone Natte as
Vispasseerbaar gemaal Vispasseerbaar te maken gemaal
Vispasseerbare stuw
Markermeer en de randmeren. De kwel van de kant van het IJsselmeer bevat op sommige plekken vrij veel zout en ijzer en leidt tot troebel water. Teelten kunnen hier (erg) gevoelig voor zijn. Verder de polder in komt regionale kwel voor.
De regionale kwel die vanaf het Veluwemassief naar de polder stroomt, komt voornamelijk naar boven langs de oostrand van Zuidelijk en Oostelijk Flevoland. Deze kwel is van goede kwaliteit.
Sommige regionale wateren en alle grote wateren maken deel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Dit is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Om te voldoen aan de eisen uit de Kaderrichtlijn Water (KRW), wordt in het netwerk van vaarten, tochten, sloten, plassen en meren stap voor stap gewerkt aan het verbeteren de (chemische) waterkwaliteit en de ecologische waarden.
Vissering
INTERVIEW
‘We zijn een jonge provincie, waarom kijken we niet
Ben Huisman,
directeur van het Flevo-landschap, over de cruciale rol van water voor de natuur:
‘Omdat dit gebied nu eenmaal onder zeeniveau ligt, past in grote delen van Flevoland het natuur- type natte deltanatuur, dat van levensbelang is voor de vogeltrek. Daarnaast zijn onze bossen op klei uniek voor Nederland en Europa. Ons streven is om binnen deze kunstmatige omgeving proces- sen te bevorderen die zo natuurlijk mogelijk zijn en waarvoor zo min mogelijk beheer nodig is.’
‘In diverse natuurgebieden is de waterpositie nog wel een uitdaging, mede door de grote bodem- daling in de gehele provincie. Het Flevo-landschap beheert enkele natuurgebieden die inmiddels hoger zijn komen te liggen dan de omringende landbouwgebieden, soms wel tot een meter.
Het (grond)waterpeil is in deze natuurgebieden altijd hoog gehouden, waardoor de bodem er veel minder is gedaald dan het omliggende landbouw- gebied. Door de bodemdaling zal de komende jaren drieduizend hectare te nat worden voor agrarisch gebruik. Waarom zou je geen natte natuur ontwikkelen op plekken waar landbouw niet meer mogelijk is? Voor ons is het bespreek- baar om daarvoor enkele hooggelegen natuur- gebieden terug te geven. We zijn een jonge provincie, waarom zouden we niet opnieuw kunnen kijken naar de toekomstige inrichting, één die duurzaam en houdbaar is?’
Vrijuit denken
‘Het is goed om vaker strategische gesprekken te voeren met elkaar, zowel over de toekomst als over het hier en nu. Praten over het langetermijn-
Vispasseerbaar te maken stuw
Zwemwaterlocatie (binnendijks)
De Blocq van
Kuffeler
opnieuw naar de toekomstige inrichting?’
perspectief is behulpzaam, omdat je dan vrijuit
kunt denken over de grote zaken zoals ruimtelijke
inrichting, kwelgebieden, klimaatontwikkeling, bodemdaling en waterbuffering. Vervolgens moet je het hebben over de kleine stapjes die je nu al kunt zetten om de langetermijnvisie te realiseren.’
32 33
Van zuiveren naar slim ketenmanagement
Nederland streeft naar een volledig circulaire economie in 2050. Dit betekent dat er geen grondstoffen, water en energie wordt verspild en dat (rest)stromen uit land- bouw, industrie en huishoudens duurzaam worden (her)gebruikt. Uit het afvalwater van inwoners en bedrijven zijn energie, grondstoffen en herbruikbaar water terug te winnen. Wat kan het waterschap doen om deze kringlopen te sluiten? En met wie?
Koppel vraag en aanbod in gebiedsspecifieke kringlopen
Dagelijks produceren inwoners en bedrijven miljoenen liters afvalwater en door de bevolkingsgroei neemt deze hoeveelheid steeds verder toe. Een klein deel dit water wordt gezuiverd met behulp van Individuele Behandeling Afvalwaterinstallaties (IBA).
Het grootste deel komt via (pers)leidingen terecht bij een afvalwaterzuivering. Het samenhangende afvalwaternetwerk heeft de potentie om uit te groeien tot een cruciale schakel in de kringlopen van water, energie en stoffen. We zetten in op de
doorontwikkeling van het bestaande netwerk en efficiënte clustering rond de zuiveringen, waardoor een aanpak met grootschalige en hoogtechnologische installaties mogelijk is.
Gemeenten, bedrijven en kennisinstituten onderzoeken de mogelijkheden om in lokale zuiveringen grondstoffen en water terug
te winnen. In een korte keten (afvalwater-
uitbreiding van het transportstelsel (riolering, rioolgemalen en persleidingen) in verband met de woningbouwopgave en de economische ontwikkelingen. Als afvalwaterzuiveraar volgt het waterschap deze ontwikkelingen op de voet. Door samen met deze partijen pilots uit te voeren, zijn we actief betrokken bij kennis- ontwikkeling en kennisverspreiding.
Zowel bij grootschalige, centrale zuiveringen als bij kleinschalige, lokale zuiveringen zijn er mogelijkheden voor het terugwinnen van
energie, grondstoffen en water. Op dit moment ligt onze focus bij centrale afvalwaterzuiverings- installaties en de productie van grondstoffen zoals cellulose en struviet. Op termijn zijn er mogelijkheden om nieuw afvalstromen te verwerken, zoals groente- en fruitafval, en om warmte uit rioolwater en effluent te her- gebruiken in warmtenetten.
Energiewinning en -levering aan hoogstedelijk gebied (o.a. biogasproductie door meer anae- roob te zuiveren), productie van stoffen uit afvalwater (o.a. door stikstof en nitraat om te zetten in struviet, een kunstmestvervanger)
en verregaande zuivering (o.a. verwijderen medicijnresten en hormoonverstorende stoffen) bieden een aantrekkelijk perspectief. We zoeken naar de juiste schaalgrootte om slim om te gaan met onze grond- en rest- stoffen. Zo bundelen we de krachten met andere waterschappen om ons slib te ver- werken.
Samenwerking met gemeenten is essentieel bij deze ontwikkelingen, omdat zij verant- woordelijk zijn voor inzameling en gedeeltelijk het transport. Ook het koppelen van vraag
en aanbod is nodig, omdat teruggewonnen energie, grondstoffen en water pas van waarde zijn als er ook vraag naar is.
inzameling –> afvalwaterzuivering –> grond- stoffengebruik) is weinig energie nodig voor transport. Een tweede voordeel van lokale zuivering is de beperkte noodzaak voor de
Het samenhangende afvalwaternetwerk heeft de potentie om uit te groeien tot een cruciale schakel in de kringlopen van water, energie en stoffen
34 WATERVISIE WATERSCHAP ZUIDERZEELAND 35
Waar komen we vandaan?
Bouw het afvalwaternetwerk uit tot schakel in de kringloop van water, energie en grondstoffen
Riolering en afvalwaterzuiveringsinstal- laties (awzi’s) dragen sterk bij aan een goede hygiëne en volksgezondheid.
Gemeenten zamelen het afvalwater in, het waterschap vervoert het naar zuiveringsinstallaties in Tollebeek,
ligt – net als in de meeste steden van Nederland – deels een gemengd riool- stelsel. Het afvalwater en het hemel- water worden gezamenlijk afgevoerd. De gemeentelijke rioolstelsels van Almere, Lelystad en Zeewolde zijn bij
Een andere stap die we nemen is het optima- liseren van het zuiveringsproces. Met moderne technieken maken we het afvalwater steeds verder schoon. In de toekomst mogelijk zó schoon, dat lozing van gezuiverd water (effluent) leidt tot een verbetering van de oppervlaktewaterkwaliteit. Hiervoor moeten ook medicijnresten, microverontreinigingen
en andere (giftige) stoffen worden verwijderd.
Als ultieme stap kan het gezuiverde water als ’proceswater’ worden geleverd aan industrie, landbouw en natuur. Of het kan zelfs als drink- water terug naar de keten. Daarnaast kun je verduurzamen door minder drinkwater te ver- bruiken en minder afvalwater te produceren. Door minder energie en hulpstoffen te gebrui- ken, of ze te hergebruiken, zorgen we voor een beter en ‘schoner’ zuiveringsproces.
Lelystad, Dronten, Almere en Zeewolde. Na zuivering voldoet het water aan alle milieunormen en belandt het in een van de oppervlaktewateren. Een deel van het buitengebied is niet aangesloten op de riolering. Waterzuivering gebeurt hier
met de Individuele Behandeling Afvalwater- installaties (IBA). Dit komt, afhankelijk van het zelfreinigend vermogen van het opper- vlaktewater, de waterkwaliteit niet altijd ten goede.
Het afvalwatersysteem is in samenhang ontworpen, relatief nieuw en robuust.
In de Noordoostpolder, Urk en Dronten
aanleg zo goed als volledig gescheiden aangelegd. Dat betekent dat in deze gemeenten het hemelwater direct wordt geloosd op het oppervlaktewater.
In de afgelopen decennia is het zuiverings- proces steeds weer aangepast. Door het verwijderen van stikstof en fosfaat is de kwaliteit van het oppervlaktewater op
veel plekken verbeterd. Momenteel vraagt de groeiende hoeveelheid aanwezige medicijnresten en andere giftige stoffen om aandacht. En ook hergebruik van energie en grondstoffen speelt een steeds grotere rol.
Vertrekpunt
Gescheiden riolering
Gemengde riolering AWZI
Concentratie IBA’s Rioolpersleiding Bedrijventerrein
AWZI
Tollebeek
Kassencomplex
Groot uitbreidingsgebied
AWZI
Lelystad
AWZI
Dronten
AWZI
Almere
AWZI
Zeewolde
37
36 WATERVISIE WATERSCHAP ZUIDERZEELAND
Van waterkering naar dynamisch dijklandschap
Op steeds meer plekken wordt de dijkomgeving ontdekt als bijzonder landschap
Maatschappelijke opgaven op het gebied van duurzame energie, biodiversiteitsherstel, klimaatadaptie en woningbouw zorgen voor extra druk op de toch al schaarse ruimte. Deze druk wordt ook gevoeld op en rond de waterkeringen. Voor welke ruimtelijke keuzes staat het waterschap, als bewaker van de waterveiligheid en beheerder van de dijken?
Stel de veiligheid van de dijken voorop
De veiligheid van de waterkeringen staat ook in de toekomst voorop. De dijken scheiden de polders van het buitenwater en zijn dé fundamentele voorwaarde voor het leven op de bodem van de voormalige Zuiderzee.
Werk samen aan een veelkleurig dijklandschap
Om het gebied ook in de toekomst de vereiste bescherming tegen overstromingen te kunnen bieden, is het nodig de dijken voortdurend te onderhouden en aan te passen aan de nieuw- ste inzichten.
Klimaatverandering leidt enerzijds tot zee- spiegelstijging en anderzijds tot droogte in de zomer. Mogelijk vraagt dit om een hoger
waterpeil in het IJsselmeer: daardoor ontstaat een waterbuffer om in droge perioden water- tekorten te voorkomen en kan overtollig water (groten)deels onder vrij verval worden geloosd op de Waddenzee. Hoe hoger het waterpeil, des te groter de gevolgen van zo’n ingreep voor het regionale watersysteem: de water- keringen moeten worden versterkt en de gemalen hebben een grotere opvoerhoogte nodig om het water uit de polders te pompen.
38 WATERVISIE WATERSCHAP ZUIDERZEELAND
Samen met gebiedspartners laten we het dijklandschap uitgroeien tot een aantrekkelijke zone op de grens van land en water
Bij de aanleg van de polders was het karakter van de dijken eenduidig: een functionele waterkering, niet meer en niet minder. Sinds- dien zijn de strakke, rechte polderdijken een kenmerkend onderdeel van het nieuwe land. Naast hun functie als waterkering fungeren ze als landschappelijke en ecologische barrière tussen nat en droog. De vraag naar meervou- dig gebruik neemt toe: de dijkomgeving wordt meer en meer ontdekt als bijzonder landschap. Langs de randmeren zijn er veel recreatieve ontwikkelingen. Ook de randgebieden langs het IJsselmeer en het Markermeer hebben de potentie om de ruimtelijke kwaliteit rond de groeiende steden te versterken.
Het waterschap werkt mee aan ruimtelijke oplossingen die hand in hand gaan met het waarborgen van de veiligheid. Op basis
van dit uitgangspunt is er ruimte voor meer- voudig gebruik, passend bij het karakter van het IJsselmeergebied en de randmeren.
Nu al zijn inspectiepaden opengesteld als
recreatieve route en wordt onderzocht hoe de ecologische waarde van de dijkvegetatie te versterken. Daarbij wordt de kracht van de dijken zelf, als onderdeel van het ecologische en recreatieve netwerk, verder uitgebouwd.
Voor de biodiversiteit valt er veel winst te behalen op en rond de dijken, o.a. door het verzachten van overgangen; ook de water- kwaliteit van de kwelsloten onderaan de dijk kan beter. Maar helemaal vanzelfsprekend is dit niet. Ecologisch gewenste inrichtings- varianten, zoals het vernatten en verdrassen
van zones langs de binnenzijde van de dijken, staan op gespannen voet met de wens om geen concessies te doen aan de waterveilig- heid.
Naar verwachting neemt de druk vanuit ruim- telijke ontwikkelingen verder toe. Samen met gebiedspartners maken we het Flevolandse dijklandschap veelkleuriger en laten we het verder uitgroeien tot een aantrekkelijke zone op de grens van land en water.
39
Waar komen we vandaan?
Water vormt een reële bedreiging. Het beheergebied van Waterschap Zuiderzee- land ligt ingeklemd tussen enkele grote buitenwateren: het IJsselmeer, het Marker- meer en de randmeren. Een stelsel van dijken (waterkeringen) houdt permanent een muur van vijf meter water tegen. Uiter- aard moeten de waterkeringen voldoen aan wettelijke veiligheidsnormen.
De dijken zijn opgebouwd uit zand en afge- dekt met een laag klei die is begroeid met gras. Aan de waterkant is de voet van de dijken bekleed met basaltblokken en stort- steen. Deze strak afgewerkte dijken vormen een scherpe grens rond het beheergebied. Ze zijn beeldbepalend in het landschap en onderdeel van de identiteit van dit nieuwe land.
Vertrekpunt
Primaire waterkering
Niet-primaire waterkering Dijkversterkingsopgave Dijkgebonden natuur
Met de dijk verbonden bos Windparken langs de dijk
Zonnepanelen op de dijk (bestaand/ initiatief)
Dijkgebonden woongebied Strand
Haven
De meeste dijken zijn vrij van bebouwing. Een uitzondering hierop vormen de dijken in stedelijke gebieden; daar nadert op sommige plaatsen de bebouwing de dijk, of is er op
de dijk gebouwd. Mede vanwege enkele 200 meter hoge windturbines naast de Westermeerdijk en de Zuidermeerdijk is Provincie Flevoland nationaal koploper op het gebied van windenergie, een positie die verder zal worden uitgebouwd.
Een bijzondere dijk ligt er tussen Oostelijk en Zuidelijk Flevoland: de Knardijk. Deze dijk fungeerde bij de aanleg van Oostelijk Flevoland als een waterkerende dijk. Na de drooglegging van Zuidelijk Flevoland werd hij als het ware een ‘slapende dijk’. Bij een doorbraak van de primaire kering heeft de Knardijk nog wel een tijdelijke comparti- menterende functie.
INTERVIEW
‘Je kan er ook voor kiezen om je aan te passen aan veranderende omstandigheden’
Xxxx Xxxxxx,
voorzitter van Land- en Tuinbouw Organisatie Noord, over het waterschap als onafhankelijk adviseur:
‘De rol van het waterschap is breder dan zorg dragen voor de veiligheid van mens en dier en een goede waterkwaliteit. De wereld om ons heen verandert erg snel en wat mij betreft wordt het waterschap veel meer aan de voorkant bij gebiedsontwikkelingen betrokken. Bijvoorbeeld omdat het waterschap objectief constateert dat het verstandig is om rekening te houden met het thema water. Er zit echt enorm veel des- kundigheid bij de waterschappen, en vanuit die deskundigheid kunnen ze prima adviseren.’
‘De woningbouw neemt toe. Dit betekent dat meer water afgevoerd moet worden. Met meer verhard oppervlak zakt er minder water direct de grond in. Dit heeft ook gevolgen voor het landelijk gebied. Veranderingen in het water- systeem kunnen grote impact hebben op agrarische gronden. Want het doet iets met de waarde van de grond en met de mogelijkheden die je daar hebt voor bepaalde teelten. Zulke ontwikkelingen vragen om een dialoog waarin alle waterbelangen worden meegenomen.’
Aanpassen aan verandering
‘Er kan een moment komen dat het niet meer logisch is om ergens een bepaalde activiteit uit te voeren. Bijvoorbeeld als het veel geld, tijd
en moeite kost om de juiste omstandigheden te creëren. Als LTO denken we graag mee over oplossingen voor bodemdaling of verzilting.
Naast technische oplossingen kun je ook denken aan herinrichting van een gebied, bijvoorbeeld door natuur- en landbouwgrond om te ruilen.
Daarnaast ken ik diverse ondernemers die zich specialiseren, bijvoorbeeld in zilte teelten. In plaats van met steeds meer techniek het oude te behouden, kun je er ook voor kiezen om je aan te passen aan veranderende omstandigheden.’
40 41
1974
1989
VOORTDUREND IN ONTWIKKELING
1995
Maatschappelijke ontwikkelingen zorgen voor grote ruimtelijke dynamiek. Sinds de drooglegging is de inrichting van ons gebied ingrijpend veranderd. De uitgestrekte, lege vlakte heeft zich ontwikkeld tot één van de beste landbouwgebieden ter wereld, met volwassen dorpen en groeiende steden, (natte) natuurgebieden van regionale en internationale betekenis, afgewis- seld met ruimte voor het opwekken van duurzame energie. De ontwikkelingen blijven doorgaan, waarbij het bodem- en watersysteem één van de ordenende principes is.
2019
2005
WATERVISIE WATERSCHAP ZUIDERZEELAND
43
Bron: Kadaster
AWZI als grondstoffen en
waterfabriek
Samen-
werken!
Tochten- en vaartensyteem als
groene ecologische en recreatieve
dooradering met aandacht voor
diepte en onderhoud
Vergroten sponswerking bodem
Water slim afvoeren
Waterinclusief ontwikkelen
Kringlopen sluiten
Schoon kwelwater benutten
Ecologisch netwerk optimaliseren
Dijklandschap
.........
.........
Ecologie op dijk
3
45
4 WATERVISIE WATERSCHAP ZUIDERZEELAND
WAAR WE HET OVER WILLEN HEBBEN
In dit hoofdstuk geven we een doorkijkje naar de toekomst. Aan de hand van de verhaallijnen uit het vorige hoofdstuk schetsen we op enkele discussiekaarten welke opgaven er op ons afkomen en welke oplossingsrichtingen mogelijk zijn. Dit is niet bedoeld als plan of voorstel en het is niet compleet. Nieuwe ontwikkelingen en opgaven zullen zich blijven aandienen. Vanuit onze kennis van het bodem-
en watersysteem gaan we graag met onze gebiedspartners in gesprek over de toekomstige inrichting van onze leefomgeving.
4
De Noordoostpolder
De Noordoostpolder, de Blokzijler Buitenlanden en de woonwijk Lemstervaart vormen het oudste deel van het beheergebied van Zuiderzeeland.
Zelfs binnen één perceel bestaan hoogteverschillen
Optimaliseren van het (afval)- watersysteem
Emmeloord, Urk en de andere kernen hebben een eigen, stedelijke wateropgave. Door het principe ‘elke ontwikkeling is waterinclusief’ toe te passen, valt op verschillende fronten winst te boeken. Op de plekken waar nog sprake is van een gemengd stelsel, kan het regenwater worden afgekoppeld. Bij hevige buien wordt het gemengde rioolstelsel daardoor minder zwaar belast en hoeft de zuiveringsinstallatie (AWZI) Tollebeek minder water te verwerken. Het energiegebruik
gaat daardoor omlaag. De aanleg van een gescheiden rioolstelsel verandert het straat- beeld in de steden en dorpen. Regenwater- opvang biedt een kans om straten, parken en pleinen te vernieuwen en te verfraaien.
En minder overstort betekent dat de water- kwaliteit in vaarten en tochten door het overstorten niet verslechtert.
De awzi kan zich daarnaast ontwikkelen tot energie- en grondstoffenfabriek. Op dit moment ligt het accent op het terugwinnen van energie (met slibgistingstechnologie Ephyra). Door warmte terug te winnen uit afvalwater, of biogas te produceren uit zuiveringsslib, ontstaat een interessante bron van duurzame energie voor bijvoorbeeld het kassengebied bij Luttelgeest en de bedrijventerreinen van Urk. Naast energie
uit afvalwater kan thermische energie uit oppervlaktewater interessant zijn. Een andere mogelijkheid voor het sluiten van kringlopen is het gebruik van schoon zuiveringsslib als bemesting in de akkerbouw.
Zoeken naar alternatief land- gebruik in bodemdalingsgebied
Het grootste deel van de Noordoostpolder bestaat uit efficiënt ingericht landbouwgebied. In het bodemdalingsgebied komen hoogwaar- dige teelten echter steeds meer onder druk
te staan. Dit gebied wordt steeds natter en bij extreme neerslag is er sprake van water- overlast. Er is een mozaïek ontstaan van
hogere en lagere, nattere en drogere percelen. Zelfs binnen één perceel bestaan zulke ver- schillen. Variaties in de ondergrond worden bovengronds steeds beter zichtbaar. Vandaar dat we zoeken naar andere teelten en andere vormen van landgebruik. Op deze manier kan het oude landschap van de Vecht nieuwe betekenis krijgen, met innovatieve landbouw en meerwaarde voor natuur en recreatie op voor landbouw minder geschikte gronden.
46 WATERVISIE WATERSCHAP ZUIDERZEELAND
47
Kansen voor natuur en recreatie in de dijkzone
Slim afvoeren
Naast het neerslagoverschot moet er ook veel kwelwater – afkomstig uit het IJsselmeer en het oude land – worden uitgemalen. In de zomer heeft met name het oosten van de polder een watertekort. Er is hier geen, of slechts een dunne deklaag van klei aanwezig bovenop de zandige ondergrond. Het water zijgt weg. Om in de landbouwkundige behoeften te voorzien, wordt water ingela- ten. Tegelijkertijd wordt overtollig water uit
de Hoge Afdeling soms eerst afgevoerd naar de laagste polderdelen, om de waterkwaliteit in het Vollenhover- en Kadoelermeer niet de verslechteren en de waterkwaliteit in de polder te verbeteren. De grotere opvoerhoogte bij het uitmalen leidt echter tot meer energieverbruik. Door optimalisatie van het maalregime zijn beter peilbeheer en minder energieverbruik mogelijk.
De dijken houden hun ongenaakbare positie als veilige waterkering rond het poldergebied. De dijken vormen een ‘lijst’ om het gebied, met aan de binnenkant een smalle zone waar relatief veel kwelwater omhoogkomt vanuit het IJsselmeer. Soms vormen de dijken een barrière, bijvoorbeeld voor ecologie of recreatie. Door het ecologisch beheer op te schalen en onderhoudspaden open te stellen, krijgen natuur en recreatie meer kansen.
Lokaal komt er in de dijkzone veel kwel de polder in vanuit het IJsselmeer. Een hoger waterpeil versterkt de ecologische relaties tussen het buiten- en binnendijks gebied, maar gaat ten koste van vruchtbare landbouw- grond en komt ook de beheerbaarheid van de waterkering niet ten goede.
Legenda discussiekaart de Noordoostpolder
Omgaan met bodemdaling en oude structuren in de ondergrond Benutten kwel vanuit IJsselmeer
Gemaal (optimaliseren maalregime t.b.v. peilbeheer en energieverbruik) Opheffen barrières in watersysteem
Veelkleurig dijklandschap
Concentraties van energie als korte kringloop Sluiten kringlopen, energie- en grondstoffenfabriek Waterinclusieve kernen
Vaart Tocht
Onderbemalingsgebied Bos
Natuur Kern
48 WATERVISIE WATERSCHAP ZUIDERZEELAND 49
Gebiedskenmerken de Noordoostpolder
ecologie en energie op de dijk
vernatting binnenrand om verzilting en kweldruk tegen te gaan
Oude land
IJsselmeer
inzijging
kwel
inzijging op hogere delen
onderbemalingsgebied
bodemdaling
xxxxx of geen deklaag zandige afzettingen
kwel uit oude land
deklaag zandige oude rug
bodemdaling
lokale veenfragmenten
50 WATERVISIE WATERSCHAP ZUIDERZEELAND
Centraal in de oudste IJsselmeerpolder ligt Emmeloord, dat door een stervormig
wegenstelsel is verbonden met tien kleinere dorpen op fietsafstand. Aan de oostkant is geen randmeer aanwezig. De Noordoost- polder is hier verbonden met ‘het oude land’ van Overijssel. In het zuidoosten vormen twee randmeren de grens: het Kadoelermeer en het Vollenhovermeer. Aan de west- en zuidzijde beschermen de Noordermeerdijk, de Westermeerdijk en de Zuidermeerdijk het gebied tegen overstromingen.
Het landschap van de Noordoostpolder is open en overwegend agrarisch: akkerbouw (aardappelen, maïs), bloembollenteelt, veehouderij (grasland) en fruitteelt. Langs de oostrand liggen twee bosgebieden met een natuurfunctie; in het zuiden zijn sporen van het prehistorische Vechtlandschap terug te vinden, met dekzandkoppen en rivier-
duinen. De voormalige eilanden Urk en Schokland zijn onderdeel geworden van de polder. Om de archeologische waarde te behouden, zijn rond Schokland de waterpeilen verhoogd.
Ten noordwesten en ten oosten van Emmeloord, ten westen en noorden van het voormalige eiland Schokland, en tussen Rutten en Lemmer zit er veen in de
ondergrond. Het diepste punt van de polder bevindt zich rond Tollebeek, waar de bodem nog steeds sterk daalt. Door een onder- bemaling is hier toch landbouw mogelijk.
Naast een kwelstroom vanuit het IJsselmeer en het oude land zorgen enkele watergangen voor een permanente aanvoer van water naar de hooggelegen, zandige rand in het noord- oosten van dit gebied. Deze aanvoer is nodig voor het agrarisch gebruik. In de noordwest-
hoek en de zuidoosthoek wordt water aan- gevoerd om de waterkwaliteit te verbeteren (ten behoeve van gevoelige teelten, zoals bollen, fruitteelt en kassen) en om nacht- vorst te bestrijden. Ongeveer drie kwart van de wateraanvoer is voor het peilbeheer, een kwart is voor de verbetering van de water- kwaliteit.
De meeste steden en dorpen in de Noord- oostpolder hebben een gemengd rioolstelsel. Dit is volgens de huidige inzichten over waterkwaliteit verouderd. Bovendien
bestaat de kans dat de afvoercapaciteit ervan wordt overschreden, nu er door klimaatverandering steeds vaker zware regenval optreedt. Via overstorten komt het water dan in het oppervlaktewater terecht, dat daardoor vervuild raakt.
50 WATERVISIE WATERSCHAP ZUIDERZEELAND 51
51
Oostelijk Flevoland
Vanaf de oostrand stroomt het water trapsgewijs af
naar het westen
Met zijn stabiele bodem, goede water- doorvoermogelijkheden en robuuste stelsel van vaarten en tochten, heeft Oostelijk Flevoland een gunstige uitgangspositie.
Slim afvoeren
In Oostelijk Flevoland is de bodemdaling zeer beperkt. De omstandigheden voor landbouw zijn en blijven daardoor optimaal. Aan de oostrand van de polder is het gebied wat natter, als gevolg van regionale kwel. Vanaf de oostrand stroomt het water trapsgewijs af naar lagergelegen landbouw- gebied. In tijden van wateroverschot hoeft dit niet: dan kan het water rechtstreeks worden afgevoerd naar de randmeren.
Dit is gunstig voor de waterbalans, leidt tot energiebesparing, verbetert de natuur- waarden en is voordelig voor de landbouw.
Omgaan met zoutbelasting
Ten noorden van Lelystad komt zoute kwel voor. Dit is voor veel landbouwgewassen ongunstig. Het is niet mogelijk om het uit de diepe ondergrond afkomstige, zoute water terug te dringen. De vraag is hoe om te gaan met de zoutbelasting in de sloten en op de percelen: kan het waterbeheer hier iets in betekenen of is het mogelijk om het gebruik aan te passen aan de omstandigheden?
Denk aan ‘spaarwater’-maatregelen, anti-verziltingsdrainage en een eigen watervoorziening, of het verkleinen van
de zoetwatervraag (o.a. minder grondwater oppompen).
Kansen voor natuur en recreatie in de dijkzone
De dijken beschermen het gebied tegen overstromingen. Om te blijven voldoen aan de veiligheidsnormen moeten sommige dijktrajecten in de nabije toekomst worden versterkt. Dit geldt bijvoorbeeld voor de Drontermeerdijk en de IJsselmeerdijk (boven de Houtribdijk), die nu al worden versterkt.
Binnenkort worden de Oostvaardersdijk (tussen Knardijk en Houtribdijk) en de Ketelmeerdijk en Vossemeerdijk (tussen Ketelmeerbrug en Roggebotsluis) daaraan toegevoegd.
Deze grote ingrepen vormen een interessant momentum om het dijklandschap veel- kleuriger te maken, bijvoorbeeld door ze
een meer natuurlijke en recreatieve functie te geven. Mogelijk kan bij de IJsselmeerdijk aansluiting worden gezocht bij de Kustvisie Lelystad. Bij de Ketelmeerdijk kan mogelijk een koppeling worden gemaakt met de KRW- opgave (waterkwaliteit) van het Ketelmeer, waar behoefte is aan ‘zachtere’ randen voor
macrofauna en vis. Ook de mogelijkheden van energiedijken worden verkend, o.a. met een pilotproject op de Knardijk.
52 WATERVISIE WATERSCHAP ZUIDERZEELAND
53
De bossen op klei zijn uniek Goede landbouwgronden
Legenda discussiekaart Oosteljk Flevoland
Benutten goede kwel vanuit randmeren Differentiatie Oostelijk en Zuidelijk Flevoland Energie-efficiënt gemaal
Opheffen barrières in watersysteem Tocht als ecologische verbinding
Innovatieve teelten in bodemdalingsgebied
Tocht- en vaartsyteem als ecologische én recreatieve dooradering Veelkleurig dijklandschap
Concentraties van energie als korte kringloop Omgaan met medicijnresten
Waterinclusieve kernen
54 WATERVISIE WATERSCHAP ZUIDERZEELAND
Waterinclusief bouwen in nieuwe groene stadsrand
Vaart Tocht Bos Natuur Kern
Recreatiestrand Haven
55
55
Gebiedskenmerken Oostelijk Flevoland
versterken cascade-effect, vernatten binnendijkse rand en schone kwel opvangen in natuur en nieuwe teelten
Randmeer
ecologie en recreatie op de dijk
Hoge vaart
kwel
Meervoudig gebruik dijklandschap
dikker wordende dek- laag van oost naar west
zanderige afzetting
kwel uit Veluwe
56 WATERVISIE WATERSCHAP ZUIDERZEELAND
Water beleven
Oostelijk Flevoland is omgeven door het grote open water van het Markermeer, het IJsselmeer en het Ketelmeer in het noorden, en het gedempte water van het Drontermeer en het Veluwemeer in het oosten. De hoge IJsselmeerdijken en de wat lagere dijken langs het randmeer beschermen het gebied tegen overstromingen. De Knardijk vormt
de grens met Zuidelijk Flevoland en heeft geen waterkerende functie. De Hoge en de Lage Vaart, die bij Ketelhaven samen komen, vervullen een centrale rol in het oppervlakte- watersysteem. Gemaal Colijn maalt het wateroverschot uit naar het Ketelmeer.
Vergeleken met Zuidelijk Flevoland en grote delen van de Noordoostpolder is de bodem- daling hier relatief beperkt. De bodem is erg vruchtbaar en zeer geschikt voor landbouw. Het grootste deel van Oostelijk Flevoland bestaat dan ook uit systematisch verkaveld en grootschalig landbouwgebied. Aan de oostrand liggen bossen, oorspronkelijk aangelegd voor houtproductie. Inmiddels is
de natuur steeds afwisselender geworden en vormen de bossen een gewaardeerde recreatieomgeving.
In het westelijk deel van dit gebied zit zout water in de ondergrond. Hierdoor kan het oppervlaktewater verzilten, wat beperkingen oplegt aan het landgebruik. De grote kracht van dit gebied is de aanwezigheid van zoet kwelwater, afkomstig van de randmeren en het Veluwemassief. Dit kwalitatief goede water kan trapsgewijs afstromen van oost naar west. Dat is gunstig voor natuur en landbouw.
Sinds de aanleg hebben grote delen van Lelystad, Swifterbant en Biddinghuizen een gescheiden riolering. In delen van Dronten is dit nog niet het geval. Hier wordt ook schoon regenwater afgevoerd via het riool. Omdat de kans op zware regenval toeneemt door klimaat- verandering, is zo’n gemengd stelsel bijzonder kwetsbaar. In een groot deel van het buiten- gebied zijn nog individuele afvalwaterbehande- lingsinstallaties (IBA) in gebruik.
57
Zuidelijk Flevoland
Zuidelijk Flevoland staat voor enkele grote uitdagingen. De bodemdaling is hier aanzienlijk, wat beperkingen oplegt aan verstedelijking, landbouw en natuur.
Stedelijke uitbreiding is een kans om het gebied aan te passen aan klimaatverandering en
58 WATERVISIE WATERSCHAP ZUIDERZEELAND
bodemdaling
Waterinclusief ontwerpen
Zuidelijk Flevoland kampt met een relatief snelle bodemdaling, plaatselijk enkele decimeters tot 2030. In het stedelijk gebied veroorzaakt dit problemen. Delen van het openbaar gebied en ook particuliere tuinen moeten periodiek worden opgehoogd om de ongelijkmatige daling te compenseren. In het buitengebied worden de mogelijkheden voor landbouw beperkt doordat de ondergrond steeds natter wordt. Klimaatverandering versterkt deze effecten. Het opnieuw inrichten van stedelijke gebieden (herstructurering of uitbreiding) biedt een uitgelezen kans om het gebied aan te passen aan klimaatverandering en bodemdaling. Dit kan door afzonderlijke, kritische functies op hoogte aan te leggen of door de algehele inrichting aan te passen aan het veranderende bodem- en watersysteem. Dit laatste vraagt om het waterinclusief ont- werpen van nieuwe wijken, zoals Pampus, of nieuwe woongebieden, zoals Oosterwold.
Robuustheid van het water- systeem behouden
Het watersysteem van Zuidelijk Flevoland is robuust aangelegd, met grote peilvakken en een grote hoeveelheid oppervlaktewater.
59
Het is bestand tegen extreme gebeurtenis- sen en voldoet bij verschillende toekomstige ontwikkelingen. Bodemdaling en klimaat- verandering vormen echter grote uitdagingen. Omdat (forse) uitbreiding van het stedelijk gebied niet ten koste mag gaan van de robuustheid van het watersysteem, wordt
extra ruimte gemaakt voor waterberging. Natuurgebieden kampen met een ander probleem: doordat omliggende (landbouw) gebieden sterker zijn gedaald, liggen ze nu relatief hoog in het landschap. Daardoor worden de natuurgebieden steeds droger en staat de natte deltanatuur onder druk. Hier is een regionale oplossing voor nodig.
Werken aan een circulaire afvalwaterzuivering
Door de schaal en de voortdurende groei van het stedelijk gebied van Almere zijn hier volop kansen voor grootschalige circulaire water- concepten. Veel wordt verwacht van de afval- waterzuivering Almere, die kan uitgroeien tot een water-, grondstoffen-, en energiefabriek. Gemeenten en bewoners vragen meer aan- dacht voor het terugwinnen van grondstoffen en water in lokale zuiveringen, met name in Oosterwold. De ontwikkelingen in deze wijk bieden kansen om zo’n lokale aanpak verder te onderzoeken, in kleinschalig pilots samen met bewoners, gemeente Almere, kennisinstituten en bedrijven.
Waterinclusief ontwerpen
Dynamisch dijklandschap
Legenda discussiekaart Zuidelijk Flevoland
Omgaan met bodemdaling en oude structuren in de ondergrond Waterinclusief bouwen, grote ontwikkelingen
Differentiatie Oostelijk en Zuidelijk Flevoland Energie-efficiënt gemaal
Opheffen barrières in watersysteem Benutten goede waterkwaliteit
Tocht- en vaartsyteem als ecologische én recreatieve dooradering Veelkleurig dijkenlandschap
Concentraties van energie als korte kringloop Sluiten kringlopen, energie- en grondstoffenfabriek Omgaan met medicijnresten
Vaart Tocht Bos Natuur Kern
Reacreatiestrand Haven
61
Gebiedskenmerken Zuidelijk Flevoland
ecologie, energie en recreatie op de Knardijk
Oostvaardersplassen
stadsuitbreiding en aanleg recreatie strand en voorlanden bij grote steden en havens
Lage Vaart
IJsselmeer
lichte kwel rond tochten en vaarten
zoute kwel
bodemdaling
bodemdaling
bodemdaling
zoute kwel
dikke deklaag van zware klei klinkende veenlaag
pleistoceen zand
geulenlandschap Eemvallei inzetten als landbouwtransformatiegebied met natter veen
plaatselijk dunne deklaag klinkende veenlaag
pleistoceen zand
Zuidelijk Flevoland is de jongste IJsselmeer- polder. Het Markermeer, het Gooimeer en het Eemmeer vormen samen een waterrand rond het grootste deel van dit gebied. De (lagere) randmeerdijken langs de zuid- en oostgrens hebben voorlanden, die zorgen voor een zachte overgang naar het water. De Knardijk is de grens tussen Zuidelijk en Oostelijk Flevoland. De hoofdaders van het opper- vlaktewatersysteem zijn de Hoge en de
Lage Vaart, die samenkomen bij gemaal De Blocq van Kuffeler bij Almere.
De ondergrond van Zuidelijk Flevoland is veel grilliger dan die van Oostelijk Flevoland. In het gehele beheergebied verloopt de bodemdaling rond Almere het snelst. Dit komt door het inklinken en oxideren van slappe bodemlagen, waaronder veen.
Het Hoge Vaart-systeem heeft een goede waterkwaliteit, mede door de aanvoer van zoete kwel vanuit de randmeren en de Veluwe.
Net als in de rest van Zuiderzeeland is land- bouw hier het belangrijkste grondgebruik. Vooral in het middengebied, tussen de Hoge en de Lage Vaart, is er veel grootschalige akkerbouw. Vergeleken met de andere gebiedsdelen heeft Zuidelijk Flevoland rela- tief veel andere vormen van grondgebruik. De Oostvaardersplassen, met bosgebieden aan de flanken, en het Horsterwold vormen uitgestrekte natuurgebieden.
Het stedelijk gebied van Almere is van grote betekenis voor Metropoolregio Amsterdam. Het gebied rond Almere en Zeewolde is
voortdurend in ontwikkeling; ook in de toekomst groeit het nog substantieel. Als jonge stedelijke gebieden hebben Almere en Zeewolde moderne, geschei- den afvalwatersystemen. Een groot deel van het buitengebied is aangesloten
op de riolering; er zijn maar weinig individuele afvalwaterinstallaties aan- wezig. In een groot deel van het nieuwe woongebied Oosterwold wordt het huishoudelijk afvalwater individueel
of in kleine collectieven gezuiverd.
62 WATERVISIE WATERSCHAP ZUIDERZEELAND 63
62 WATERVISIE WATERSCHAP ZUIDERZEELAND 63
TOT SLOT
We zijn ons ervan bewust dat we er nog niet zijn met deze bijdrage aan een gedeeld langetermijnperspectief. De ontwikkelingen die in het eerste hoofdstuk geschetst worden, hebben hun weerslag op de schaarse ruimte en vragen om inventieve oplossingen, met aandacht voor het bodem- en watersysteem. De opgaven zijn groot en urgent; we kunnen ze als functionele overheid niet zelfstandig oplossen.
Verbinding tussen en samenwerking met partners is daarom essentieel.
Bij het opstellen van deze Watervisie is gesproken met diverse gebiedspartners (provincie, gemeenten, LTO, terreinbeherende organisaties en Rijkswaterstaat).
De gesprekken met deze en andere partners zetten we graag voort. Deze Watervisie is daartoe een uitnodiging, zodat we kunnen werken aan het bereiken van onze gezamenlijke doelen en ambities.
Tegelijk vormen deze Watervisie en de gesprekken daarover een bron van inspiratie voor ons Waterbeheerprogramma 2022-2027, waarin we vastleggen welke doelen we in de planperiode willen bereiken. Voorstellen en besluiten die hieruit volgen, werken door in de meerjarenbegrotingen van het waterschap. Daarmee levert het waterschap een bijdrage aan de ambitie om het beheergebied – samen met gebieds- partners – toekomstbestendig in te richten.
U kunt ons bereiken via onderstaande kanalen.
Contactinformatie
e-mail: xxxxxxxxxx@xxxxxxxxxxxxx.xx
Telefoon:
0320 274 911
Bezoekadres:
Het waterschapshuis Lindelaan 20
8224 KT Lelystad
Postadres: Postbus 229
8200 AE Lelystad
Colofon
De Watervisie is gemaakt door Waterschap Zuiderzeeland, met input van gebiedspartners.
Met medewerking van:
H+N+S Landschapsarchitecten
Fotografie:
Xxx xxx xxx Xxxxx
Redactie:
Lijn43
Vormgeving:
Ontwerpstudio Spanjaard
65
64 WATERVISIE WATERSCHAP ZUIDERZEELAND