De beheereisen- en aanvullende beheervoorschriften behorende bij het overeengekomen beheer
De beheereisen- en aanvullende beheervoorschriften behorende bij het overeengekomen beheer
Bijgevoegd zijn de beheerpakketten, inclusief alle beheereisen en aanvullende beheervoorschriften, waarvoor op de beheereenheden zoals vastgelegd in de bijlage: overeenkomst ANLb een beheercontract is afgesloten.
1. Stoppelland
Beschrijving
Het laten staan (en niet onderploegen) van graanstoppels kan van waarde zijn voor overwinterende en foeragerende vogels zoals bijvoorbeeld de Grauwe Gors, maar ook de Veldleeuwerik. De oogstresten en achtergebleven zaden, maar vooral ook de onkruidvegetatie die tussen de stoppels kan ontstaan zijn een belangrijke voedselbron voor hen. Bovendien is de structuur van het stoppelland aantrekkelijk voor deze soorten.
Beheereisen
• Er wordt een rustperiode in acht genomen van 1 november tot 15 maart het volgende jaar
• In de rustperiode vinden in de beheereenheid geen bewerkingen plaats.
• Uitsluitend gebruik van chemische onkruidbestrijding op max. 10% van de beheereenheid.
• minimaal 90% tot maximaal 100% van de beheereenheid bestaat van 1 november tot 15 maart uit graanstoppel.
• De beheereenheid wordt niet beweid.
Aanvullende beheervoorschriften
• Bemesting van de beheereenheid is niet toegestaan tijdens de rustperiode.
2. Wintervoedselakker
Beschrijving
Wintervoedselakkers zijn belangrijk voor in Nederland overwinterende vogels.
De aanwezigheid van niet geoogste granen en zaaddragende akkerkruiden biedt voedselmogelijkheden aan zaadetende vogels als geelgors en ringmus, maar ook aan muizen. Hierdoor bieden deze terreinen ook overwinteringsmogelijkheden voor blauwe kiekendief en velduil.
Afbakening
- De beheereenheid bestaat uit bouwland.
- De beheereenheid is minimaal 9 meter breed en heeft een minimale oppervlakte van 0,30 ha en een maximale oppervlakte van 2 ha.
- Roulatie is mogelijk binnen het Collectief.
- Cumulatie met alle beheerpakketten is uitgesloten.
Beheereisen
Er wordt een rustperiode in acht genomen vanaf 15 mei tot en met 15 maart van het volgende kalenderjaar.
• In de rustperiode vinden in de beheereenheid geen bewerkingen plaats.
• Minimaal 90% tot maximaal 100% van de beheereenheid bestaat van 15 mei tot 15 maart van het volgende kalenderjaar uit een mengsel met 80% zomertarwe aangevuld met granen niet zijnde mais.
• Na 15 mei blijft het gewas staan tot 15 maart van het volgende kalenderjaar. De beheereenheid dient voor 1 mei gezaaid te zijn en dient te blijven staan tot 15 maart van het volgende kalenderjaar.
Aanvullende beheervoorschriften
• Bemesting van de beheereenheid is niet toegestaan tijdens de rustperiode.
• De beheereenheid dient jaarlijks tussen 16 maart en 30 april te worden ingezaaid met een door ANOG samengesteld mengsel met een bepaalde zaaidichtheid.
• Pleksgewijze mechanische of chemische onkruidbestrijding is enkel toegestaan bij haarden van akkerdistel, ridderzuring, haagwinde, heermoes, kleefkruid, kweek, melganzevoet of japanse duizendknoop.
• Volveldse chemische onkruidbestrijding is enkel mogelijk conform het Protocol ‘Gebruik herbiciden in pakketten open akkerland’, welke is gepubliceerd op de website van SCAN.
• Daar waar ploegen is toegestaan, mag ook een andere diepe grondbewerking worden toegepast.
3. Vogelakker
Beschrijving
Vogelakkers dienen ’s zomers en ’s winters als foerageergebied voor akkervogels in open akkergebieden. Vogelakkers dienen ook als broedhabitat, bijvoorbeeld voor Veldleeuwerik en Gele kwikstaart. Vogelakkers bieden een veilig broedhabitat. De terreinen zijn onder meer aantrekkelijk voor muizen, die op hun beurt weer een belangrijke prooi zijn voor muizenetende soorten, als Grauwe Kiekendief en Velduil. De vogelakker kan uitgevoerd worden in de vorm van een volleveldspakket en als rand.
Beheereisen
• De beheereenheid bestaat tussen 15 mei en 1 september uit een combinatie van luzerne en het door ANOG samengestelde natuurbraakmengsel.
• De luzerne wordt jaarlijks minimaal 1 keer gemaaid en afgevoerd.
• De beheereenheid wordt niet beweid.
Aanvullende beheervoorschriften
• De natuurbraak en luzerne worden in stroken naast elkaar geteeld in de verhouding 1/3 staat tot 2/3 waarbij strook natuurbraak minimaal 9 meter breed is
• 20-70% van totale oppervlakte stroken natuurbraak dient jaarlijks ten minste twee maal te worden gemaaid tussen 1 maart en 15 september.
• De beheereenheid mag alleen worden bemest op het gedeelte met eiwitgewassen, en wel binnen 2 dagen na een maaibeurt. Als er bemest wordt is alleen rundermest toegestaan. Andere vormen van dierlijke mest en kunstmest zijn niet toegestaan.
• In het derde of vierde jaar dient de gehele beheereenheid tussen 1 september en 15 mei in het daarop volgend kalenderjaar te worden geploegd en opnieuw ingezaaid met luzerne en het natuurbraakmengsel. Van het derde of vierde jaar kan worden afgeweken wanneer dit is opgenomen in een goedgekeurd collectief beheerplan.
• Chemische onkruidbestrijding is enkel mogelijk conform het Protocol ‘Gebruik herbiciden in pakketten open akkerland’, welke is gepubliceerd op de website van SCAN en/of ANOG
4. Kruidenrijke akkerranden
Beschrijving
Beheerde akkerranden kunnen verschillende functies hebben. Ze kunnen dienen als broed-, schuil- en foerageergebied voor akkervogels, zoals de Grauwe Kiekendief, Veldleeuwerik en Patrijs. Dit is vooral aan de orde in grootschalige open akkerbouwgebieden, met voldoende brede randen.
In kleinschalige landschappen kunnen akkerranden echter ook een belangrijke functie hebben, als voedselbron en schuilgelegenheid voor diverse soorten vogels, zoogdieren, insecten, reptielen en amfibieën.
Afbakening
- De beheereenheid bestaat uit bouwland.
- De beheereenheid is minimaal 9 meter breed en heeft een minimale oppervlakte van 0,30 ha.
- Cumulatie met alle beheerpakketten uitgesloten.
Beheereisen
• De beheereenheid bestaat van 15 mei tot 1 september uit één van de volgende gewassen of teelten: gras, granen (niet zijnde maïs of graanstoppel), ingezaaide kruiden, eiwitgewassen (luzerne, rode klaver), braak of een combinatie van deze. Voor ANOG geldt tot aan het moment van grondbewerking aangezien het een meerjarige rand is. Voor 15 mei dient één van de volgende gewassen zijn ingezaaid: grassen, granen (niet zijnde maïs of graanstoppel), kruiden of een mengsel van deze. Tot aan het moment van grondbewerking dient het gewas aanwezig te zijn. Onder het moment van grondbewerking wordt verstaan de periode waarin de in het betreffende pakket beschreven handelingen uitgevoerd mogen worden
• De beheereenheid wordt niet beweid.
Aanvullende beheervoorschriften
• 20-70% van de beheereenheid dient jaarlijks ten minste twee maal te worden gemaaid tussen 1 maart en 15 september. Delen die opnieuw zijn ingezaaid hoeven in hetzelfde voorjaar niet te worden gemaaid. Het beheer wordt strooksgewijs uitgevoerd. Jaarlijks stelt ANOG een protocol op waarin in het beheer van de randen omschreven staat.
• In het derde of vierde jaar dient de gehele beheereenheid tussen 1 september en 15 mei in het daarop volgend kalenderjaar te worden geploegd en opnieuw ingezaaid met een in het natuurbeheerplan voorgeschreven zaaimengsel. Van het derde of vierde jaar kan worden afgeweken wanneer dit is opgenomen in een goedgekeurd collectief beheerplan.
• Het collectief (ANOG) bepaalt de samenstelling van het zaaimengsels en welke zaaidichtheden gebruikt mogen worden.
• Pleksgewijze mechanische of chemische onkruidbestrijding is enkel toegestaan bij haarden van akkerdistel, ridderzuring, haagwinde, heermoes, kleefkruid, kweek, melganzevoet of japanse duizenknoop.
• Volveldse chemische onkruidbestrijding is enkel mogelijk conform het Protocol ‘Gebruik herbiciden in pakketten open akkerland’, welke is gepubliceerd op de website van SCAN.
• Daar waar ploegen is toegestaan, mag ook een andere diepe grondbewerking worden toegepast.
• De beheereenheid mag niet worden beweid of bemest.
• De beheereenheid mag niet als wendakker worden gebruikt.
5. FAB-randen - Kruidenrijke akkerranden
Beschrijving
De kruidenrijke akkerranden die ook wel FAB-randen worden genoemd, liggen langs akkerbouwpercelen en hebben verschillende functies. De rand vormt een buffer tussen perceel en de watergang. Hierdoor vindt er minder uit- en afspoeling van gewasbeschermingsmiddelen naar de watergang. En wanneer de rand met een bloemenmengsel wordt ingezaaid dient de rand ook als Functionele agrobiodiversiteit (FAB-rand). De aanwezigheid van natuurlijke vijanden in de rand zorgt voor een bewuster en gereduceerd middelen in het naast gelegen gewas.
De akkerranden hebben ook een belangrijke functie hebben, als voedselbron en schuilgelegenheid voor diverse soorten vogels, zoogdieren, insecten, reptielen en amfibieën.
Afbakening
- De beheereenheid bestaat uit bouwland.
- De beheereenheid is minimaal 3 meter en maximaal 4 meter breed
- Cumulatie met alle beheerpakketten uitgesloten
- Alleen mogelijk binnen categorie water
Beheereisen
• De beheereenheid bestaat van 15 mei tot 1 september uit één van de volgende gewassen of teelten: gras, granen (niet zijnde maïs of graanstoppel), ingezaaide kruiden, eiwitgewassen (luzerne, rode klaver), braak of een combinatie van deze. Grondbewerking mag plaatsvinden wanneer naast gelegen gewas wordt geoogst, maar niet voor 1 september.
Aanvullende beheervoorschriften
• Het collectief (ANOG) bepaalt de samenstelling van het zaaimengsels en welke zaaidichtheden gebruikt mogen worden.
• Langs watervoerende sloot, watervoerende sloten moeten minimaal 1 keer in de periode van 1 april tot 1 oktober water staan. Zie definitie waterschap Hunze en Aa’s.
• Inzaai is mogelijk in najaar en in het voorjaar, met een voorkeur voor najaar (1 sept - 15 oktober en in voorjaar voor 15 mei)
• Tussen 15 mei en 1 september mogen er geen werkzaamheden plaatsvinden in de beheereenheid mits er toestemming gegeven is door ANOG.
• De oppervlakte mag in de periode van 1 september tot 15 april geploegd worden, afhankelijk van het beheerplan.
• Pleksgewijze mechanische of chemische onkruidbestrijding is enkel toegestaan bij haarden van akkerdistel, ridderzuring, haagwinde, heermoes, kleefkruid, kweek, melganzevoet of japanse duizenknoop.
• Volveldse chemische onkruidbestrijding is enkel mogelijk conform het Protocol ‘Gebruik herbiciden in pakketten open akkerland’, welke is gepubliceerd op de website van SCAN.
• Daar waar ploegen is toegestaan, mag ook een andere diepe grondbewerking worden toegepast.
• Bij meerjarige randen: de rand mag vanaf 1 september worden gemaaid. Zorg ervoor dat er altijd hoogte in de lengte van de sloot blijft bestaan
• De beheereenheid mag niet worden bemest.
• De beheereenheid wordt niet beweid van 15 mei tot 1 september.
• De beheereenheid mag niet als wendakker worden gebruikt.
Bij deelname aan de ANLb akkerranden voor Waterkwaliteit is deelname aan het DAW kennisproject ‘Meer kennis, minder gewasbeschermingsmiddelen Oost-Groningen’ een verplicht onderdeel. Dit houdt in een actieve bijdrage aan ten minste één van de studiegroepen, en aanwezigheid op ten minste één veldbijeenkomst. Indien na 1 jaar blijkt dat er geen inzet is geweest, gaat ANOG met deelnemer in overleg en bestaat de mogelijkheid dat het contract voor de akkerrand wordt ontbonden.
6. Groene randen - Kruidenrijke akkerranden
Beschrijving
De rand ligt langs watervoerende sloten De rand vormt een buffer tussen perceel en watergang. Hierdoor vindt er minder uit- en afspoeling van gewasbeschermingsmiddelen naar de watergang. De rand wordt na eigen inzicht beheerd allen moet er tussen de maaibeurten minimaal 8 weken zitten en hij mag niet beweid worden van 1 juni tot 1 september.
De akkerranden hebben een belangrijke functie als voedselbron en schuilgelegenheid voor diverse soorten vogels, zoogdieren, insecten, reptielen en amfibieën. De combinatie met Fab randen zorgt voor een goede beheersing van akkeronkruiden in de randen.
Afbakening
- De beheereenheid bestaat uit bouwland.
- De beheereenheid is minimaal 1,5 meter en maximaal 4 meter breed
- Cumulatie met alle beheerpakketten uitgesloten
- Alleen mogelijk binnen categorie Water
Beheereisen
• Minimaal 50% van de oppervlakte bestaat van 15 mei tot 1 september uit één van de volgende gewassen of teelten: gras/klaver, ingezaaide kruiden, eiwitgewassen (luzerne, rode klaver) of een combinatie van deze.
Aanvullende beheervoorschriften
• Deelnemer mag zelf bepalen wat er van de bovenstaande gewassen/ teelten gaat inzaaien.
• Eenjarig of meerjarig
• Langs watervoerende sloot, watervoerende sloten moeten minimaal 1 keer in de periode
van 1 april tot 1 oktober water staan. Zie definitie waterschap Hunze en Aa’s.
• Inzaai is mogelijk in najaar en in het voorjaar, waarbij de voorkeur uitgaat naar najaar (1 sept
- 15 oktober en in voorjaar voor 15 mei)
• Voor inzaai en ook bij het beheer moet mechanische onkruidbestrijding gebruikt worden (vals zaaibed, eggen, schoffelen, bloten, maaien, etc.)
• Afvoeren slootmaaisel binnen 14 dagen evt. naar binnenkant rand (perceelskant) verslepen en later onderploegen op het perceel
• Bemesting mag niet worden toegepast
• De beheereenheid mag worden gemaaid en bereden
• Tussen de maaibeurten zit minimaal 8 weken rust. Voorkeur tussen 15 mei en 15 juli niet maaien i.v.m. broedseizoen.
• De akkerrand wordt niet bewerkt met gewasbeschermingsmiddelen (fungiciden, herbiciden en insecticiden). Onkruidhaarden van akkerdistel, ridderzuring, brandnetel, duist en Jacobs Kruiskruid mogen pleksgewijs, handmatig met herbiciden bestreden worden. (50 cm uit de slootkant blijven!)
• De beheereenheid blijft minimaal tot 1 september staan.
• De beheereenheid wordt geteeld in combinatie met het pakket duurzaam slootbeheer om het effect op de waterkwaliteit en biodiversiteit te vergroten.
• Bij vernieuwing van een meerjarige rand in het najaar wordt bij voorkeur tussen 15 augustus en 15 oktober gezaaid
• De beheereenheid wordt niet beweid van 15 mei tot 1 september
Duurzaam slootbeheer in combinatie met Groene randen
Inrichting Duurzaam Slootbeheer is gekoppeld aan de lengte van de groene rand. De deelnemer geeft vooraf aan, welke sloten onder duurzaam slootbeheer gaan vallen, dit kan zowel langs fab- als groene rand. De aangewezen sloten staan in het contract.
ANOG en waterschap Hunze & Aa’s komen tot het volgende voorstel van twee pakketten duurzaam
slootbeheer. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt in twee typen sloten:
- Sloten met een normaal, gevarieerd plantenbestand
- Sloten met overmatige groei van riet/boomopslag, waarbij de watergang smaller is dan 4 meter waterlijn. (bij breder dan 4m watergang geldt optie 1)
Bij het tweede type is het pakket voor ecologisch slootbeheer zo opgesteld, dat deze problematiek niet wordt verergerd.
1. Sloten zonder overmatige rietgroei/boomopslag:
- Na 1 augustus 50% van de lengte van het talud maaien. De andere 50% lengte gaat dus ongemaaid de winter in
- Sloten breder dan 1 meter: bij het gemaaide gedeelte 25% van het natte profiel laten staan (dus de planten die in het water staan), tot maximaal 0,5 meter.
- Verwijder het maaisel/slootafval uit het talud
- Optioneel: indien mogelijk het slootmaaisel niet in een ril in de akkerrand leggen, maar erover heen tillen en in het gewas/ op de akker leggen.
- LET OP: het volgende jaar de andere 50% maaien! (dus niet elk jaar hetzelfde gedeelte)
2. Sloten met riet/neiging tot boomopslag, smaller dan 4 meter watergang:
- Na 1 augustus het talud 100% maaien (talud gaat dus gemaaid de winter in)
- Verwijder het maaisel/slootafval uit het talud
- Optioneel: indien mogelijk het slootmaaisel niet in een ril in de akkerrand leggen, maar erover heen tillen en in het gewas/ op de akker leggen.
Bij deelname aan de ANLb akkerranden voor Waterkwaliteit is deelname aan het DAW
kennisproject ‘Meer kennis, minder gewasbeschermingsmiddelen Oost-Groningen’ een verplicht onderdeel. Dit houdt in een actieve bijdrage aan ten minste één van de studiegroepen, en aanwezigheid op ten minste één veldbijeenkomst. Indien na 1 jaar blijkt dat er geen inzet is geweest, gaat ANOG met deelnemer in overleg en bestaat de mogelijkheid dat het contract voor de akkerrand wordt ontbonden.
7. Duurzaam slootbeheer
Beschrijving
Jaarlijks vindt er slootbeheer plaats om de watertransportfunctie te waarborgen. Met dit onderhoud worden beschermde planten- en diersoorten gestoord, verwond en gedood. Om planten- en diersoorten beter te beschermen wordt duurzaam slootbeheer toegepast. Sloten en wijken worden ecologisch beheerd d.m.v. aangepast maaibeheer (ritssluitingmaaien) en een extensiever beheer van de taluds. Samenhang tussen de maatregelen is van groot belang hierdoor ontstaan er verbindingszones van waterlichamen in een gebied.
Afbakening
- De beheereenheid ligt buiten landbouwgrond.
Beheereisen
• Minimaal 25% tot maximaal 75% van het leefgebied onder beheer is geschoond en/of gemaaid
• Snoeiafval is verwijderd of op rillen gelegd in het elementen/of maaiafval is verwijderd
Aanvullende beheervoorschriften
• Het slootvuil wordt afgevoerd of verwerkt op het naastgelegen perceel d.m.v. bijvoorbeeld een wallenfrees.
• indien de Keur dit toestaat blijft een deel van de slootbegroeiing tijdens het slootschonen staan (afhankelijk van de Keur maximaal 25 % van de begroeiing).
• bij het slootschonen wordt gebruik gemaakt van een maaikorf of een ecoreiniger. Andere slootreinigingsapparatuur kan ook gebruikt worden mits het bodemprofiel inclusief de wortels van waterplanten in de sloot niet beschadigd wordt.
• het slootschonen en/of maaien vindt bij voorkeur plaats van 15 juni tot 1 december
• Er mogen geen meststoffen in het element gebruikt worden
• Melding: Uitgevoerd beheer m.b.t. baggeren , schonen en/of maaien moeten binnen 3 werkdagen gemeld worden bij de gebiedscoördinator van de ANOG.
8. Vogelgraan
Beschrijving
Vogelgraan ligt in (half)open akkerbouwgebieden. Vogelgraan wordt ingezaaid met een zomergraan maar minder dicht als een gangbaar graanperceel, het graan mag geoogst worden en de stoppels blijven zo lang mogelijk staan. Door de openheid in het graanperceel krijgen akkervogels meer ruimte om in het graan te broeden en foerageren. De oogstresten en achtergebleven zaden, maar vooral ook de onkruidvegetatie die tussen de stoppels kan ontstaan zijn een belangrijke voedselbron voor akkervogels. Kenmerkende soorten zijn zowel soorten die broeden op deze akkers (zoals gele kwikstaart, veldleeuwerik en grauwe kiekendief) als soorten die tijdens de trek of overwintering afhankelijk zijn van niet geoogste granen (zoals grauwe gors en veldleeuwerik)
Beheereisen
Pakket a: Minimaal 90% van de oppervlakte bestaat van 15 mei tot 15 maart van het volgende jaar uit gewas zomergraan (geen mais) of gezaaide kruiden of gewasrest graanstoppel (geen mais), of een combinatie van deze.
Pakket b: Minimaal 90% van de oppervlakte bestaat van 1 november tot 15 maart uit gewasrest graanstoppel (geen mais), en het volgende jaar: minimaal 90% van de oppervlakte bestaat van 15 mei tot 1 september uit zomergraan (geen maïs), gezaaide kruiden, gewasrest graanstoppel (geen mais) of een combinatie van deze.
Aanvullende beheervoorschriften
• Inzaaihoeveelheid van maximaal 190 zaden per m2;
• Inzaai op regels met een afstand van minimaal 19 cm;
• Voorafgaand aan de inzaai wordt geen kerende grondbewerking uitgevoerd;
• Gebruik van herbiciden volgens protocol gebruik herbiciden open akkerland; bewust gebruik van herbiciden is toegestaan in dit pakket, zodat er graan geoogst kan worden, en zodat het past binnen een gangbaar bouwplan.
- Gebruik van MCPA is niet toegestaan.
• Pleksgewijze mechanische of chemische onkruidbestrijding is enkel toegestaan, na goedkeuring van de gebiedscoördinator en alleen bij haarden van akkerdistel, ridderzuring, haagwinde, heermoes, kleefkruid, kweek, melganzevoet of japanse duizenknoop. Mechanische onkruidbestrijding is niet toegestaan na inzaaien.
• Gebruik van insecticiden is niet toegestaan.
• Gebruik van sleepslang bij het uitrijden van drijfmest is niet toegestaan.
• Beheereenheid mag niet worden beweid.
• Grondbewerking na de oogst van graan: Oplichten van de grond (om waterbergend vermogen te vergroten) is toegestaan, dusdanig dat de stoppel in stand blijft.
• Gedurende de aanwezigheid van de stoppels wordt een rustperiode aangehouden. Bewerking in de oppervlakte en bemesting zijn in de rustperiode niet toegestaan.
Versie 1.4, januari 2020