Contract
NR. 11. Bevoegdheid scheidsgerecht. Honorariumvoorschotten. Geschillenregeling in raam- en regio-overeenkomst met zorgverzekeraars.
De toelatingsovereenkomst vormt de basis voor de rechtsverhouding tussen een medisch specialist en het ziekenhuis. Daarmee is de bevoegdheid van het Scheidsgerecht voor geschillen die uit die rechtsverhouding voortvloeien gegeven. Verweerster verricht kennelijk haar taak als 'clearing house' juist omdat de betrokken specialisten aan haar ziekenhuis verbonden en daar werkzaam zijn. Daarmee valt ook de wijze waarop verweerster deze taak ten opzichte van de specialisten uitoefent binnen de rechtsverhouding waarvan de toelatingsovereenkomst de basis vormt.
Bij de vaststelling van het honorariumbudget, op basis van door de specialisten en het ziekenhuis verstrekte gegevens zijn, blijkens het bepaalde in de Raamovereenkomst en de Regio-overeenkomst, ook de zorgverzekeraars betrokken. In dit geding voor het Scheidsgerecht zijn de verzekeraars niet betrokken. Voor geschillen uit die overeenkomsten is er in een geschillenregeling voorzien. Deze geschillenregeling omvat klaarblijkelijk ook geschillen betreffende de vaststelling van het honorariumbudget in de verhouding tot de verzekeraars. Het Scheidsgerecht is daarom niet bevoegd om de in verrekening te brengen door eiser betwiste vordering van verweerster, dan wel de zorgverzekeraars, vast te stellen. De gegrondheid van die tegenvordering kan derhalve niet in dit geding op eenvoudige wijze worden vastgesteld.
De overigens onbetwiste vordering van eiser tot uitbetaling van de honorariumvoorschotten is daarom toewijsbaar. Verweerster is niet gerechtigd daarop inhoudingen te doen ter verrekening van de door haar gepretendeerde tegenvordering, zolang de verschuldigdheid van die tegenvordering niet is vastgesteld.
Scheidsgerecht Gezondheidszorg
(prof. mr. T.A.W. Xxxxx, voorzitter, mr. N.A. Neijzen en mevrouw X.X.X. Nuver, leden, met bijstand van mr. M. Bitter, griffier)
22 augustus 2000
Bindend advies (00/03) in de zaak van:
A,
wonende te Z, eiser,
gemachtigde xx. X. Xxxxxxxxx, tegen
B,
gevestigd onder meer te Y, verweerster,
gemachtigde mr. X.X.X. xx Xxxx Xxxxxxx.
1. De procesgang
1.1 Eiser heeft zich bij memorie van eis gewend tot het Scheidsgerecht met het verzoek bij bindend advies te bepalen:
1. Dat verweerster verplicht is aan eiser te betalen de door verweerster vanaf november 1999 op aan eiser verschuldigde en opeisbare bedragen wegens contractsommen 1999 en 2000 ingehouden bedragen (terzake van een beweerde correctie over 1995, 1996 en 1997) in elk geval ƒ 37.500,-- met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum van inhouding tot de dag van betaling;
2. Dat verweerster niet gerechtigd is door inhouding of op andere wijze (te trachten) betaling te verkrijgen van een door verweerster gepretendeerde vordering van ƒ 518.687,-- ter zake van een correctie over 1995, 1996 en 1997;
3. Met veroordeling van verweerster in de kosten van het geding.
1.2 Verweerster heeft bij memorie van antwoord verweer gevoerd met conclusie: dat het Scheidsgerecht zich onbevoegd zal verklaren, dan wel eiser niet ontvankelijk verklaren, dan wel de vordering af te wijzen, met veroordeling van eiser in de kosten van onderhavig geding.
1.3 De mondelinge behandeling heeft plaats gevonden te Utrecht op 9 juni 2000. Hierbij waren aanwezig eiser met zijn gemachtigde en namens verweerster C, hoofd managementondersteuning en haar gemachtigde. Xxxxx hebben het woord gevoerd en de gemachtigden hebben pleitnotities overgelegd.
2. De samenvatting van het geschil
2.1 Eiser is sedert 1979, na een eerdere toelating vanaf 1974, als dermatoloog toegelaten tot het ziekenhuis van (rechtsvoorgangers van) verweerster. Van 10 november 1981 tot 31 augustus 1995 oefende eiser zijn praktijk uit in maatschapsverband met een collega.
2.2 In de regio zijn tussen de ziekenhuizen, waaronder dat van verweerster, de zorgverzekeraars en medisch specialisten overeenkomsten gesloten. In het kader daarvan zijn door verweerster aan eiser honorariumcontractsommen, dan wel voorschotten daarop, uitbetaald over de jaren 1995 t/m 1997 ten bedrage van resp. ƒ 690.095,--, ƒ 665.250,-- en ƒ 665.250,--.
2.3 Verweerster stelt zich op het standpunt dat deze contractsommen op een onjuiste grondslag zijn vastgesteld omdat daarbij ook gerekend is met de omzet van de uitgetreden collega van eiser. De praktijk van die collega is door eiser niet overgenomen. Door de zorgverzekeraars is de goodwill aan die collega vergoed. Hetgeen volgens verweerster over die jaren te veel aan eiser is uitbetaald wordt door verweerster verrekend door middel van inhoudingen op de aan eiser uit te betalen bedragen sedert november 1999.
2.4 Xxxxx stelt dat de contractsommen terecht zijn vastgesteld op basis van de maatschapsomzet van 1992, dat het aan verweerster en de zorgverzekeraars bekend was dat die omzet de maatstchapsomzet was en niet louter die van eiser, dat de zorgverzekeraars en verweerster daarop nu niet meer kunnen terugkomen.
3. De bevoegdheid van het Scheidsgerecht
3.1 Eiser beroept zich voor de bevoegdheid van het Scheidsgerecht op het bepaalde in artikel 16 van de toelatingsovereenkomst. Verweerster betwist de bevoegdheid van het Scheidsgerecht omdat het geschil met verplichtingen uit de toelatingsovereenkomst niet van doen heeft. Het gaat volgens verweerster om de vaststelling van honorariumbudgetten op basis van de overeenkomsten met de zorgverzekeraars, waarbij verweerster slechts de rol speelt van 'clearing house'. Zij stelt dat geschillen die naar aanleiding van de Raam- en Regio-overeenkomsten ontstaan dienen te worden voorgelegd aan een apart daarvoor op te richten geschillencommissie.
3.2 De toelatingsovereenkomst vormt de basis voor de rechtsverhouding tussen een medisch-specialist en het ziekenhuis. Daarmee is de bevoegdheid van het Scheidsgerecht voor geschillen die uit die rechtsverhouding voortvloeien gegeven. Verweerster verricht kennelijk haar taak als 'clearing house' juist omdat de betrokken specialisten aan haar ziekenhuis verbonden en daar werkzaam zijn. Daarmee valt ook de wijze waarop verweerster deze taak ten opzichte van de specialisten uitoefent binnen de rechtsverhouding waarvan de toelatingsovereenkomst de basis vormt. Het Scheidsgerecht is derhalve bevoegd in dit geschil te beslissen.
4. De beoordeling van het geschil
4.1 Tussen partijen staat vast dat verweerster honorariumvoorschotten dient uit te betalen en dat zij daarop in mindering brengt hetgeen zij stelt over de jaren 1995 t/m 1997 te veel te hebben uitbetaald. Eiser betwist gemotiveerd het bestaan van die tegenvordering. Daarom dient thans de vraag te worden beantwoord of verweerster bevoegd is te verrekenen.
4.2 Bij de vaststelling van het honorariumbudget, op basis van door de specialisten en het ziekenhuis ver- strekte gegevens zijn, blijkens het bepaalde in de Raamovereenkomst en de Regio-overeenkomst, ook de zorgverzekeraars betrokken. In dit geding voor het Scheidsgerecht zijn de verzekeraars niet betrokken. Voor geschillen uit die overeenkomsten is er in een geschillenregeling voorzien (artikel 15 Raamovereen- komst, artikel 8 Regio-overeenkomst, artikel 15 Addendum 2b en Addendum 2c). Deze geschillenrege- ling omvat klaarblijkelijk ook geschillen betreffende de vaststelling van het honorariumbudget in de
verhouding tot de verzekeraars. Het Scheidsgerecht is daarom niet bevoegd om de in verrekening te bren- gen door eiser betwiste vordering van verweerster, dan wel de zorgverzekeraars, vast te stellen. De ge- grondheid van die tegenvordering kan derhalve niet in dit geding op eenvoudige wijze worden vastgesteld.
4.3 De overigens onbetwiste vordering van xxxxx tot uitbetaling van de honorariumvoorschotten is daarom toewijsbaar. Verweerster is niet gerechtigd daarop inhoudingen te doen ter verrekening van de door haar gepretendeerde tegenvordering, zolang de verschuldigdheid van die tegenvordering niet is vastgesteld.
4.4 De vorderingen van eiser zullen worden toegewezen, echter met dien verstande dat niet zal worden bepaald, dat verweerster niet gerechtigd is op andere wijze te trachten betaling te verkrijgen, omdat die formulering niet slechts te vaag is, maar ook omdat daaronder tevens zouden vallen alle wettige wijzen om tot vaststelling en verhaal van haar vordering te geraken. Verweerster zal worden verwezen in de kosten van dit geding, waaronder een bijdrage in de kosten van rechtsbijstand aan de zijde van eiser.
5. De beslissing
Het Scheidsgerecht bepaalt bij bindend advies:
5.1 Verweerster is verplicht aan eiser te betalen de door verweerster vanaf november 1999 aan xxxxx verschuldigde en opeisbare bedragen wegens contractsommen 1999 en 2000 ingehouden bedragen (ter zake van een beweerde correctie over 1995, 1996 en 1997) in elk geval ƒ 37.500,--, met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum van inhouding tot de dag van betaling.
5.2 Verweerster is niet gerechtigd door inhouding betaling te verkrijgen van een door verweerster gepretendeerde vordering van ƒ 518.687,-- ter zake van een correctie over 1995, 1996 en 1997, zolang de verschuldigdheid van die vordering niet is vastgesteld.
5.3 Verweerster wordt verwezen in de kosten van dit geding, begroot op ƒ 9.670,--, en dient aan eiser een bijdrage te betalen in de kosten van rechtsbijstand van ƒ 3.000,--.
5.4 Het meer of anders verzochte wordt afgewezen.