CONCEPT ZUIDBROEK 4 NOVEMBER 2021 AKTE VAN OPRICHTING
571103.01.akte.docx/BIJ
CONCEPT XXXXXXXXX 0 XXXXXXXX 0000 XXXX VAN OPRICHTING
STICHTING WAARBORGFONDS VEILIGHEIDSREGIO’S
Op [●] tweeduizend tweeëntwintig verschijnt voor mij, [●], notaris met plaats van vestiging te Amsterdam:
[●], te dezen handelende als schriftelijk gevolmachtigde van
[●] (de "Oprichters") en als zodanig de Oprichters vertegenwoordigend.
De comparant verklaart hierbij dat de Oprichters een stichting oprichten die wordt geregeerd door de volgende
S T A T U T E N:
CONSIDERANS
(a) In Nederland bestaan veiligheidsregio´s die regionaal publieke taken uitoefenen op het gebied van brandweerzorg, rampenbestrijding, crisisbeheersing en geneeskundige zorg.
(b) De veiligheidsregio´s trachten door middel van het afsluiten van verzekeringen bepaalde financiële risico’s van hun werkzaamheden te beheersen, daaronder begrepen, maar niet beperkt tot, de risico’s die voortvloeien uit persoonlijke ongevallen.
(c) Daarbij was echter geen sprake van een landelijke uniforme regeling voor uitkeringen na dienstongevallen, terwijl in toenemende mate sprake is van interregionale samenwerking in zowel in het primaire proces van de brandweer als bij vraagstukken van bedrijfsvoering.
(d) Voorts is in de loop der jaren gebleken dat de afgesloten verzekeringen steeds minder risico’s dekken en dat de verschuldigde premies aanzienlijk zijn verhoogd, waardoor de afdekking van die risico’s door middel van verzekeringen onder druk is komen te staan.
(e) Dit heeft de veiligheidsregio´s ertoe bewogen om onder erkenning dat voor de uitvoering van de aan hen opgedragen publieke taken de inzet van zowel beroepsmedewerkers als brandweervrijwilligers essentieel is, te komen tot een landelijke uniforme regeling voor uitkeringen na incidenten die verband houden met de aan hen opgedragen publieke taken en waarbij sprake is van letsel met tijdelijke of blijvende arbeidsongeschiktheid en/of invaliditeit dan wel overlijden.
(f) De veiligheidsregio’s wensen ter waarborging van uitkeringen onder de onder
(e) bedoelde landelijke regeling te komen tot de oprichting van een stichting
die, uitsluitend voor en ten behoeve van de veiligheidsregio’s die deelnemer zijn van de stichting, fungeert als waarborgfonds als bedoeld in artikel 3.6 Wet financieel toezicht, welke stichting tevens –indien de solvabiliteit van de stichting dat toestaat- een voorziening aanhoudt voor uitkeringen in verband met incidenten zoals hiervoor omschreven maar die niet worden gedekt door de daartoe aangehouden technische voorziening, een en ander ter beoordeling van het bestuur van de stichting en met inachtneming van de daartoe vastgelegde prudente solvabiliteitsbeginselen.
INDELING
Deze statuten zijn ingedeeld in de volgende hoofdstukken:
Hoofdstuk 1: Naam, zetel, doel, vermogen en structuur Hoofdstuk 2: Bestuur
Hoofdstuk 3: Raad van toezicht
Hoofdstuk 4: Reglementen, boekjaar en jaarrekening
Hoofdstuk 5: Statutenwijziging, fusie, splitsing, omzetting, ontbinding en vereffening Hoofdstuk 6: Slotbepaling en overgangsbepaling
BEGRIPSBEPALINGEN
1. In deze statuten wordt verstaan onder:
a. stichting: de in artikel 1.1 genoemde stichting;
b. stichting risicobeheer: de statutair in de gemeente Amsterdam gevestigde stichting: Stichting Risicobeheer Veiligheidsregio’s, handelsregisternummer [●];
c. bestuur: het bestuur van de stichting;
d. raad van toezicht: de raad van toezicht van de stichting;
e. jaarrekening: de enkelvoudige jaarrekening bestaande uit de balans, de winst- en verliesrekening en de toelichting en de geconsolideerde jaarrekening indien de stichting een geconsolideerde jaarrekening opstelt;
x. xxxxxxxxxxxxx: een ongeval, dat in overwegende mate verband houdt met de aard van de aan de betrokkene door of namens een veiligheidsregio opgedragen werkzaamheden of met bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht, tenzij het ongeval aan de schuld of nalatigheid van de betrokkene is te wijten;
x. xxxx van commandanten en directeuren veiligheidsregio’s: het hoogste ambtelijke overlegorgaan bestaande uit vertegenwoordigers van de veiligheidsregio’s, zijnde de commandanten en directeuren van de veiligheidsregio’s of een opvolgend orgaan met vergelijkbare taken en bevoegdheden;
h. veiligheidsregio: een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 9 van de Wet veiligheidsregio’s van 11 februari 2010, houdende bepalingen over de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening.
2. Onder “schriftelijk” wordt in deze statuten tevens verstaan: per telecommunicatiemiddel dat in staat is geschreven tekst leesbaar en reproduceerbaar over te brengen.
3. Tenzij uit de context anders volgt, hebben woorden die in het enkelvoud zijn geformuleerd tevens betrekking op de meervoudsvorm en omgekeerd.
4. Tenzij uit de context anders volgt, is waar in deze statuten de mannelijke vorm wordt gebruikt, daaronder de vrouwelijke vorm mede begrepen en omgekeerd.
HOOFDSTUK 1: NAAM, ZETEL, DOEL, VERMOGEN EN STRUCTUUR.
Naam. Statutaire zetel. Artikel 1.
1. De stichting draagt de naam: Stichting Waarborgfonds Veiligheidsregio’s.
2. Zij heeft haar statutaire zetel in de gemeente Amsterdam.
Doel. Artikel 2.
a) De stichting fungeert als een waarborgfonds voor en ten behoeve van de veiligheidsregio’s en heeft ten doel indien sprake is van een dienstongeval, de veiligheidsregio’s in staat te stellen te voldoen aan de op hen rustende verplichtingen uit hoofde van de geldende collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en daarmee verband houdende overeenkomsten en regelingen jegens bij hen of ten behoeve van hen in openbare dienst werkzame ambtenaren en andere personen en, indien en voor zover van toepassing, hun nagelaten relaties en betrekkingen.
b) De stichting tracht haar doel te bereiken door:
- het verstrekken van waarborgen, het aangaan van verzekeringen en/of het verlenen van overige vormen van zekerheid aan de veiligheidsregio’s die als deelnemer door de stichting zijn toegelaten;
- het doen van uitkeringen of betalingen ten laste van haar vermogen aan de veiligheidsregio’s ter nakoming van de door haar verstrekte waarborgen, verzekeringen en/of overige vormen van zekerheid dan wel ter hare discretie;
- de administratieve afhandeling van de hiervoor bedoelde uitkeringen en betalingen;
- het verrichten van alle andere handelingen die met het voorgaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.
c) De stichting beoogt niet het maken van winst.
d) De stichting wenst gebruik te maken van de mogelijkheid om haar werkzaamheden als waarborgfonds te verrichten zonder vergunning van De Nederlandse Bank als bedoeld in artikel 3:6, lid 1 van de Wet op het financieel toezicht. Daartoe zal de stichting dienen te voldoen aan een van de vereisten van artikel 3:6, lid 2 (a) van die wet. Indien op enig tijdstip de stichting niet (meer) voldoet aan een van bedoelde vereisten of indien op enig tijdstip door wijziging van de bedoelde wetsbepaling of invoering van een of meer andere wettelijke bepalingen of het rechtstreeks van toepassing worden van een of
meer regelingen van Europees recht, het voorgaande al dan niet in samenhang met daarop gebaseerde andere regelingen, de stichting haar werkzaamheden niet zonder vergunning van De Nederlandse Bank mag verrichten, zullen het bestuur en de raad van toezicht overleggen om hetzij (a) de vereiste vergunning aan te vragen, hetzij (b) de werkzaamheden zodanig te wijzigen dat deze zonder vergunning mogen worden verricht, hetzij (c) besluiten de werkzaamheden te beëindigen, de stichting te ontbinden en haar vermogen te vereffenen.
e) De stichting draagt ervoor zorg dat:
a. de jaarlijks geboekte premie-inkomsten niet meer dan vijf miljoen euro (EUR 5.000.000,00) bedragen;
b. de technische voorziening van de stichting niet meer bedraagt dan vijfentwintig miljoen euro (EUR 25.000.000,00).
Inkomsten en vermogen. Artikel 3.
De inkomsten en het vermogen van de stichting zullen worden gevormd door bijdragen vanuit de veiligheidsregio´s en alle andere verkrijgingen en baten. Structuur.
Artikel 4.
De stichting kent als organen:
a. het bestuur;
x. xx xxxx van toezicht. HOOFDSTUK 2: BESTUUR. Bestuur - Samenstelling. Artikel 5.
Het bestuur van de stichting bestaat uit een door de raad van toezicht te bepalen aantal natuurlijke personen.
Bestuur - Benoeming. Onverenigbaarheden. Vergoeding. Artikel 6.
1. Met uitzondering van de bestuurder(s) die bij de akte van oprichting van de stichting is of zijn benoemd en de bestuurder(s) die door de rechtbank word(t)en benoemd met gebruikmaking van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 2:299 Burgerlijk Wetboek, worden bestuurders benoemd door de raad van toezicht. Xxxxxxx van een meerhoofdig bestuur, benoemt het bestuur uit zijn midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter.
2. Bestuurders worden voor onbepaalde tijd benoemd.
3. Een benoeming vindt plaats aan de hand van een door de raad van toezicht vast te stellen algemene en specifieke profielschets. De algemene profielschets beschrijft de gewenste samenstelling, deskundigheid en competenties waaraan het bestuur als geheel dient te voldoen. Een specifieke profielschets beschrijft de gewenste deskundigheid en competenties waaraan een bestuurder dient te voldoen.
4. Bestuurders mogen geen enkel rechtsreeks of zijdelings persoonlijk voordeel genieten uit (rechts)handelingen met de stichting en mogen niet (on)middellijk in privé betrokken zijn bij betalingen aan, ten behoeve van of door de stichting.
5. Tot lid van het bestuur kunnen niet worden benoemd en lid van het bestuur kunnen niet zijn:
a. personen die belast zijn met het interne toezicht op de stichting of met het interne toezicht op met de stichting verbonden rechtspersonen;
b. personen die werkzaamheden verrichten voor de stichting en/of een met de stichting verbonden rechtspersoon, anders dan die uit hoofde van de bestuurlijke functie;
c. personen die zitting hebben in een ondernemingsraad of klachtencommissie van de stichting en/of de veiligheidsregio’s en/of van een met de stichting verbonden rechtspersoon;
d. personen die een zodanige andere functie bekleden dan het lidmaatschap van het bestuur die kan leiden tot onverenigbaarheid dan wel (de schijn van) strijdigheid van die andere functie met het belang van de stichting dan wel tot ongewenste vermenging van belangen.
6. Bij het ontstaan van een (of meer) vacature(s) in het bestuur, zal de raad van toezicht zo spoedig mogelijk na het ontstaan van de vacature(s) daarin voorzien door de benoeming van één (of meer) opvolger(s).
7. Bestuurders ontvangen een honorarium. Bestuurders hebben daarnaast recht op een vergoeding voor de door hen in de uitoefening van hun functie van bestuurder van de stichting in redelijkheid gemaakte kosten.
Aanvullende bepalingen inzake de honorering en onkostenvergoeding kunnen worden vastgelegd in een reglement, dat wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 18 van deze statuten.
Bestuur - Schorsing. Aftreden. Artikel 7.
1. Een bestuurder kan te allen tijde worden geschorst of uit zijn functie worden ontheven (“ontslag”) door de raad van toezicht.
2. Een bestuurder treedt voorts af door:
a. zijn overlijden;
b. vrijwillig aftreden;
c. verlies van het vrije beheer over zijn vermogen;
d. zijn ontslag op grond van artikel 2:298 van het Burgerlijk Wetboek;
e. door het intreden van een door de raad van toezicht bij besluit geconstateerde onverenigbaarheid zoals vermeld in artikel 6, lid 4 en voor zover die onverenigbaarheid niet is geëindigd.
3. Xxxxxxxxx of ontslag van een bestuurder vindt niet plaats dan nadat hij is gehoord of in de gelegenheid is gesteld gehoord te worden in een vergadering van de raad van toezicht, tenzij er dringende en zwaarwegende redenen zijn om de schorsing of het ontslag te effectueren voordat de bestuurder is gehoord.
4. Een schorsing kan een of meer malen worden verlengd. Een (al dan niet reeds verlengde) schorsing die niet binnen drie (3) maanden gevolgd wordt door een besluit tot verlenging van de schorsing of door een besluit tot ontslag, eindigt door het verloop van die termijn. Gedurende de termijn dat een bestuurder geschorst is, is het hem verboden zich te bevinden in het gedeelte van de gebouwen of op de terreinen die bij de stichting in gebruik zijn en heeft hij geen toegang tot de digitale werkomgeving van de stichting.
Bestuur - Ontstentenis en belet. Evaluatie en beoordeling. Artikel 8.
1. Xxxxxxx van ontstentenis of belet van een of meer bestuurders, berust het bestuur tijdelijk bij de overblijvende bestuurder(s).
2. Xxxxxxx van ontstentenis of belet van de enige bestuurder of van alle bestuurders berust het bestuur tijdelijk bij een of meer door de raad van toezicht, al dan niet uit zijn midden, aan te wijzen personen.
3. In geval van een vacature in het bestuur is de raad van toezicht verplicht zo spoedig mogelijk in het bestuur te voorzien. De wijze waarop dit geschiedt kan worden uitgewerkt in een reglement.
4. De bestuurders worden periodiek geëvalueerd en beoordeeld door de raad van toezicht. Tevens wordt jaarlijks door de raad van toezicht de samenstelling, het functioneren, de gevolgde strategie en het gevoerde beleid van het bestuur geëvalueerd. De wijze waarop de evaluatie en beoordeling plaatsvinden kan worden uitgewerkt in een reglement.
Bestuur - Taken en bevoegdheden. Artikel 9.
1. Behoudens beperkingen volgens deze statuten is het bestuur belast met het besturen van de stichting, onder toezicht van de raad van toezicht. Aan het bestuur komen alle bevoegdheden toe die niet door de wet of de statuten aan andere organen zijn opgedragen.
2. Bestuurders richten zich bij de vervulling van hun taak naar het belang van de stichting en de daaraan verbonden organisatie. Het bestuur bevordert de doelstellingen van de stichting en streeft naar een goede functionering van de organen binnen de stichting.
3. Het bestuur is verantwoordelijk voor een goede dialoog met de veiligheidsregio’s over onderwerpen en thema’s die gerelateerd zijn aan de werkzaamheden van de stichting. Het bestuur kan de veiligheidsregio’s consulteren over bijzondere onderwerpen en oriënterende bijeenkomsten organiseren. Het bestuur bespreekt de resultaten van de consultatie van de veiligheidsregio’s met de raad van toezicht en betrekt de adviezen van de raad van toezicht tezamen met de resultaten van de consultatie bij zijn besluitvorming. Het bestuur informeert de veiligheidsregio’s periodiek over de aldus genomen besluiten.
4. Bestuurders mogen geen enkel rechtstreeks of zijdelings persoonlijk voordeel genieten uit (rechts)handelingen met de stichting en mogen niet (on)middellijk in privé betrokken zijn bij betalingen aan, ten behoeve van of door de stichting.
5. Voor bestuurders geldt de verplichting tot geheimhouding van vertrouwelijke zaken die hen in het kader van hun betrokkenheid bij de stichting ter kennis zijn gekomen.
6. Het bestuur verschaft de raad van toezicht tijdig gegevens die noodzakelijk zijn voor de goede uitoefening van de intern toezichthoudende taak. Op een verzoek om informatie door ten minste twee leden van de raad van toezicht, zal het bestuur binnen redelijke termijn, mede afhankelijk van de specifieke omstandigheden, reageren. Overige bepalingen inzake de informatievoorziening tussen het bestuur en de raad van toezicht kunnen nader worden vastgelegd in een reglement, dat wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 18 van deze statuten.
7. Ingeval van vacatures binnen het bestuur of ingeval van het ontbreken van een bestuurder om welke reden dan ook, behoudt het bestuur zijn bevoegdheden.
Bestuur - Vertegenwoordiging. Artikel 10.
1. Het bestuur vertegenwoordigt de stichting. De vertegenwoordigingsbevoegdheid komt mede toe aan twee bestuurders gezamenlijk handelend.
2. Het bestuur is bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen en tot het sluiten van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich sterk maakt voor een derde of zich tot zekerheidsstelling voor een schuld van een derde verbindt.
Bestuur - Vergadering en besluitvorming. Artikel 11.
1. Het bestuur vergadert ten minste tweemaal per jaar en voorts zo vaak als iedere bestuurder dit nodig acht. Indien een dergelijk verzoek wordt gedaan, is de voorzitter gehouden binnen drie (3) weken na het verzoek en met inachtneming van de vereiste formaliteiten, een vergadering te beleggen. Indien de voorzitter daar niet toe overgaat is de verzoeker bevoegd zelf een vergadering bijeen te roepen met inachtneming van de vereiste formaliteiten.
2. Het bestuur wordt door of vanwege de voorzitter of, bij zijn afwezigheid, door de plaatsvervangend voorzitter, bijeengeroepen, waarbij de termijn van ten minste zeven (7) dagen in acht genomen dient te worden en de dag van de oproeping en die van de vergadering niet worden meegerekend.
De oproeping vermeldt plaats, datum en tijdstip van de vergadering, de te behandelen onderwerpen en geschiedt onder bijvoeging van een agenda. De voorzitter kan naar zijn oordeel, indien de aard van de te agenderen onderwerpen dat vereisen, van deze regels afwijken.
3. Ter bepaling door de voorzitter of bij diens afwezigheid, door de plaatsvervangend voorzitter, kunnen vergaderingen van het bestuur ook per telefoon, videoconference of andere audiovisuele transmissiesystemen worden gehouden, mits alle deelnemende leden elkaar gelijktijdig kunnen verstaan. Op die wijze kunnen individuele bestuurders ook deelnemen aan een (fysieke) vergadering, welke deelname voor de besluitvorming en beraadslaging geldt als aanwezigheid.
4. Een bestuurder kan zich via een volmacht ter vergadering door een medebestuurder laten vertegenwoordigen. Een bestuurder kan slechts voor één medebestuurder als gevolmachtigde optreden. De voorzitter van de vergadering beslist over het al dan niet geldig zijn van de volmacht.
5. De vergaderingen worden geleid door de voorzitter van het bestuur of bij diens afwezigheid door de plaatsvervangend voorzitter; is ook deze afwezig dan wijst de vergadering zelf haar voorzitter aan. Van de vergaderingen worden notulen gehouden.
6. Iedere bestuurder heeft een stem. Bij stemmingen blijven blanco stemmen en ongeldige stemmen bij de telling buiten aanmerking. De voorzitter van de vergadering beslist over het al dan niet geldig zijn van een uitgebrachte stem. Stemmingen geschieden mondeling tenzij een of meer bestuurders een schriftelijke stemming verlangen. Schriftelijke stemming geschiedt door middel van gesloten ongetekende briefjes.
7. Indien het bestuur uit meer dan een persoon bestaat, worden rechtsgeldige besluiten genomen met een meerderheid van ten minste twee derde van de geldig uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin ten minste twee derde van het aantal stemgerechtigde bestuurders aanwezig of vertegenwoordigd is. Indien de stemmen binnen het bestuur staken, wordt de raad van toezicht in de gelegenheid gesteld een zwaarwegend advies te verlenen inzake het betreffende onderwerp, met inachtneming waarvan het bestuur tot besluitvorming over zal gaan.
8. Het ter vergadering uitgesproken oordeel van de voorzitter omtrent de uitslag van een stemming is beslissend. Wordt onmiddellijk na het uitspreken van het oordeel van de voorzitter de juistheid daarvan betwist dan vindt een nieuwe stemming plaats. Door deze nieuwe stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.
9. Zolang in een bestuursvergadering alle stemgerechtigde bestuurders aanwezig zijn, kunnen geldige besluiten worden genomen over alle aan de orde komende onderwerpen, mits met algemene stemmen, ook al zijn de door de statuten gegeven voorschriften voor het oproepen en houden van vergaderingen niet in acht genomen.
10. Het bestuur kan ook buiten vergadering besluiten nemen, mits alle stemgerechtigde bestuurders in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk of op leesbare en reproduceerbare wijze langs elektronische weg hun mening te
uiten. Een op die wijze genomen besluit wordt onder bijvoeging van de ingekomen antwoorden door de secretaris in een besluitenlijst vastgelegd.
11. Een bestuurder neemt niet deel aan de beraadslaging en de besluitvorming indien hij daarbij mogelijk een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting. Wanneer hierdoor geen bestuursbesluit kan worden genomen, wordt het besluit genomen door de raad van toezicht. Bij ontbreken van de raad van toezicht wordt het besluit genomen door het bestuur onder schriftelijke vastlegging van de overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen.
12. Voorafgaande goedkeuring van de raad van toezicht is vereist voor bestuursbesluiten inzake:
a. het (gewijzigd) vaststellen van (meer jaren) beleidsplannen en (meer jaren) begroting;
b. de vaststelling van het bestuursverslag, de jaarrekening en de resultaatsbestemming;
c. het doen van investeringen en desinvesteringen en het aangaan van de in artikel 10, lid 2 bedoelde rechtshandelingen indien deze niet zijn opgenomen in de goedgekeurde (meer jaren) begroting, dan wel indien deze een door het bestuur en de raad van toezicht in gezamenlijkheid vastgesteld bedrag te boven gaan;
d. het aangaan van geldleningen en kredietovereenkomsten;
e. het besluit tot statutenwijziging;
f. het besluit tot ontbinding en vereffening van de stichting;
g. het aangaan, wijzigen en verbreken van een duurzame samenwerking met een andere rechtspersoon of organisatie indien die samenwerking van ingrijpende betekenis is voor de stichting;
h. het verkrijgen, wijzigen of beëindigen van een deelneming of zeggenschap in een andere rechtspersoon en het oprichten van een andere rechtspersoon;
i. het aanvragen van faillissement en surseance van betaling van de stichting;
j. het vaststellen van reglementen als bedoeld in deze statuten.
13. De raad van toezicht kan andere dan de in lid 12 omschreven besluiten aan zijn goedkeuring onderwerpen, mits de raad van toezicht in zijn daartoe strekkende besluit zodanige rechtshandelingen nauwkeurig omschrijft en schriftelijk aan het bestuur meedeelt.
HOOFDSTUK 3: RAAD VAN TOEZICHT.
Raad van toezicht - Samenstelling. Kwaliteiten en onverenigbaarheden. Artikel 12.
1. De raad van toezicht bestaat uit een door de raad van toezicht te bepalen aantal van ten minste drie (3) natuurlijke personen en kent een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter. Binnen de raad van toezicht kan voorts een portefeuilleveredeling worden overeengekomen door middel van een reglement.
2. De raad van toezicht is dusdanig samengesteld dat de meerderheid van zijn leden in dienst is van de overheid, niet zijnde een veiligheidsregio, dan wel zijn voorgedragen op aanbeveling van een overheid, zodat te allen tijde sprake is van overheidstoezicht op de stichting in de zin van artikel 3:6 lid 2(a) van de Wet op het financieel toezicht.
3. De leden van de raad van toezicht dienen ten opzichte van elkaar, het bestuur en welk deelbelang dan ook onafhankelijk en kritisch te kunnen opereren.
4. Leden van de raad van toezicht mogen geen enkel rechtstreeks of zijdelings persoonlijk voordeel genieten uit (rechts)handelingen met de stichting en mogen niet (on)middellijk in privé betrokken zijn bij betalingen aan, ten behoeve van of door de stichting.
5. De raad van toezicht zal zodanig zijn samengesteld dat
a. ten minste een van de leden beschikt over aantoonbare actuariële kennis;
b. ten minste een van de leden beschikt over aantoonbare kennis en ervaring op het gebied van (integraal) risicomanagement;
c. ten minste een van de leden beschikt over aantoonbare kennis en ervaring in het verzekeringswezen.
6. Tot lid van de raad van toezicht kunnen niet worden benoemd en lid van de raad van toezicht kunnen niet zijn:
a) personen die belast zijn met het bestuur, de dagelijkse leiding of de algemene gang van zaken van de stichting dan wel van een andere met de stichting verbonden rechtspersoon, anders dan een veiligheidsregio;
b) personen die werkzaamheden verrichten voor de stichting dan wel voor een met de stichting verbonden rechtspersoon, anders dan die uit hoofde van de toezichthoudende functie;
c) personen die zitting hebben in een ondernemingsraad of klachtencommissie van de stichting dan wel van een met de stichting verbonden rechtspersoon;
d) personen die een zodanige andere functie bekleden dan het lidmaatschap van de raad van toezicht die kan leiden tot onverenigbaarheid dan wel strijdigheid van die andere functie met het belang van de stichting dan wel tot ongewenste vermenging van belangen.
Raad van toezicht - Benoeming. Voordracht. Vergoeding. Artikel 13.
1. De leden van de raad van toezicht worden door de raad van toezicht benoemd op bindende voordracht van de raad van commandanten en directeuren veiligheidsregio’s. De eerste leden van de raad van toezicht van de stichting zijn bij de akte van oprichting van de stichting benoemd.
2. De voorzitter van de raad van toezicht wordt in functie benoemd. De plaatsvervangend voorzitter van de raad van toezicht wordt uit het midden van de raad van toezicht benoemd.
3. Gaat de raad van commandanten en directeuren veiligheidsregio’s niet over tot het doen van een voordracht voor de benoeming van een lid van de raad van toezicht binnen een periode van twaalf weken nadat zij hiertoe door het bestuur is uitgenodigd, dan kan de raad van toezicht zelf een persoon voordragen voor de benoeming.
4. Benoeming, daaronder begrepen een herbenoeming, vindt plaats aan de hand van een door de raad van toezicht vast te stellen algemene en specifieke profielschets.
5. De algemene profielschets vermeldt of verwijst naar de bij deze statuten vastgestelde eisen die aan leden van de raad van toezicht en de raad als geheel zijn gesteld en beschrijft de gewenste samenstelling, deskundigheid en competenties waaraan de raad van toezicht als geheel dient te voldoen en stelt ook eigentijdse professionaliteitseisen aan het gedrag van leden van de raad van toezicht. De specifieke profielschets beschrijft voorts de gewenste deskundigheid en competenties waaraan een te werven lid van de raad van toezicht dient te voldoen.
6. De leden van de raad van toezicht worden benoemd voor een periode van vier
(4) jaren. Zij treden af volgens een bij reglement te bepalen rooster. Aftredende leden van de raad van toezicht zijn terstond één keer herbenoembaar. Een lid van de raad van toezicht kan maximaal acht (8) jaar in functie zijn, ook indien zijn benoemingstermijnen niet aansluitend zijn.
7. Bij het ontstaan van een (of meer) vacature(s) in de raad van toezicht, zullen de overblijvende leden van de raad van toezicht (of zal het enige overblijvende lid van de raad van toezicht) binnen twee (2) weken na het ontstaan van de vacature(s), de raad van commandanten en directeuren veiligheidsregio’s schriftelijk verzoeken een voordracht tot benoeming van een opvolger op te maken zodat uiterlijk drie (3) maanden na het ontstaan van de vacature daarin kan worden voorzien.
8. De raad van toezicht kan een voordracht tot (her)benoeming van een kandidaat afwijzen in een vergadering waarin alle (niet geschorste) leden van de raad van toezicht aanwezig of vertegenwoordigd zijn en indien het besluit wordt genomen met algemene stemmen. Een dergelijk besluit kan alleen worden genomen (a) omdat de voorgedragen persoon niet voldoet aan de eisen gesteld in deze statuten, (b) op grond van de verwachting dat de voorgedragen persoon ongeschikt zal zijn voor de vervulling van de taak van een lid van de raad van toezicht, of (c) de raad van toezicht niet zal zijn samengesteld conform het daaromtrent in de profielschets bepaalde of om andere redenen niet naar behoren zal zijn samengesteld.
9. Het bepaalde in artikel 17, lid 7 vindt geen toepassing met betrekking tot een besluit als bedoeld in het vorige lid.
10. Leden van de raad van toezicht ontvangen geen honorarium, tenzij de raad van toezicht anders besluit ten aanzien een lid van de raad van toezicht die niet werkzaam is bij of ten behoeve van een (de)centrale overheid of
veiligheidsregio, in welke functie en onder welke titel dan ook. Alle leden van de raad van toezicht hebben recht op een vergoeding voor de door hen in de uitoefening van hun functie van lid van de raad van toezicht van de stichting in redelijkheid gemaakte kosten. Aanvullende bepalingen inzake de onkostenvergoeding zijn vastgelegd in een reglement, dat wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 18 van deze statuten.
Raad van toezicht - Schorsing en ontslag. Artikel 14.
1. Een lid van de raad van toezicht kan te allen tijde worden geschorst en ontslagen door de raad van toezicht.
2. Een lid van de raad van toezicht treedt af door:
a. zijn overlijden;
b. vrijwillig aftreden;
c. het verloop van de periode waarvoor hij is benoemd;
d. doordat hij ophoudt te voldoen aan de eisen als bedoeld in artikel 12, lid 4;
e. verlies van het vrije beheer over zijn vermogen;
f. een daartoe strekkende schriftelijke verklaring gericht aan de raad van toezicht;
g. door het intreden van een door de raad van toezicht bij besluit geconstateerde onverenigbaarheid zoals vermeld in artikel 12, lid 6 en voor zover die onverenigbaarheid niet is geëindigd;
3. Xxxxxxxxx of ontslag van een lid van de raad van toezicht, vindt niet plaats dan nadat hij is gehoord of in de gelegenheid is gesteld gehoord te worden in een vergadering van de raad van toezicht, tenzij er dringende en zwaarwegende redenen zijn om de schorsing of het ontslag te effectueren voordat het lid van de raad van toezicht is gehoord.
4. Een schorsing kan een of meer malen worden verlengd. Een (al dan niet reeds verlengde) schorsing die niet binnen drie (3) maanden gevolgd wordt door een besluit tot verlenging van de schorsing of door een besluit tot ontslag eindigt door het verloop van die termijn. Gedurende de termijn dat een lid van de raad van toezicht geschorst is, is het hem verboden zich te bevinden in het gedeelte van de gebouwen of op de terreinen die bij de stichting in gebruik zijn.
Raad van toezicht - Ontstentenis en belet. Evaluatie en beoordeling. Artikel 15.
1. Xxxxxxx van ontstentenis of belet van een of meer leden van de raad van toezicht, berust het toezicht tijdelijk bij de overblijvende leden of het overblijvende lid van de raad van toezicht.
2. Xxxxxxx van ontstentenis of belet van alle leden van de raad van toezicht berust het toezicht tijdelijk bij een of meer door het bestuur aan te wijzen personen. Afhankelijk van de specifieke omstandigheden en het bestaan van een of meer vacatures en/of langdurig belet, zal deze tijdelijk met het toezicht belaste
xxxxxxx, in overleg met het bestuur, zorgdragen voor werving, selectie en benoeming van nieuwe leden van de raad van toezicht.
3. De raad van toezicht evalueert en beoordeelt jaarlijks zijn interne functioneren. De raad van toezicht evalueert en beoordeelt onderling, buiten aanwezigheid van het bestuur, elk jaar het functioneren en de samenstelling van het bestuur, alsmede de relatie tussen de raad van toezicht en het bestuur. De uitkomst van de evaluatie en beoordeling wordt met het bestuur besproken. Een en ander kan nader worden uitgewerkt in een reglement dat wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 18 van deze statuten. .
Raad van toezicht - Taken. Bevoegdheden. Verantwoordelijkheden. Artikel 16.
1. De raad van toezicht heeft tot taak integraal toezicht te houden op het besturen door het bestuur, waaronder mede begrepen de verwezenlijking van de doelstelling van de stichting, de gekozen strategie, het gevoerde beleid, het naleven door het bestuur van de voor de stichting wettelijke verplichtingen. De raad van toezicht staat het bestuur met raad terzijde, fungeert als klankbord en kan het bestuur gevraagd en ongevraagd adviseren.
2. Bij de vervulling van zijn taak richt de raad van toezicht zich naar het doel en het belang van de stichting en de daaraan verbonden organisatie.
3. De raad van toezicht draagt er in het bijzonder zorg voor dat het bestuur zijn taken als bedoeld in artikel 9, lid 3 uitoefent. In het verlengde hiervan houdt de raad van toezicht specifiek toezicht op de solvabiliteitsaspecten van de stichting. De raad van toezicht ziet erop toe dat de eisen die gesteld worden aan de solvabiliteit van de stichting, die volgen uit prudent beleid, te allen tijde worden nageleefd. Bij overschrijding van die grenzen, dan wel indien de raad van toezicht de kans aanwezig acht dat die grenzen binnen afzienbare tijd zullen worden overschreden, zal de raad van toezicht het bestuur ter verantwoording roepen en het bestuur aanzetten tot actie ten einde de solvabiliteitsgrenzen te bewaken.
4. De taken en bevoegdheden van de raad van toezicht zijn zodanig dat de raad van toezicht een deugdelijk en onafhankelijk intern toezicht kan uitoefenen.
5. De raad van toezicht stelt in ieder geval jaarlijks een schriftelijk verslag op waarin de wijze waarop de raad van toezicht zijn taken en bevoegdheden als hiervoor vermeld heeft uitgeoefend worden opgenomen.
6. Voor de leden van de raad van toezicht geldt de verplichting tot geheimhouding van vertrouwelijke zaken die hen in het kader van hun betrokkenheid bij de stichting ter kennis zijn gekomen.
7. Xxxxxxx van vacatures of ingeval van het ontbreken van een lid van de raad van toezicht om welke reden dan ook, behoudt de raad van toezicht zijn bevoegdheden.
8. Leden van de raad van toezicht dragen er zorg voor dat geen (schijn) van verstrengeling van persoonlijke en eigen functionele belangen, enerzijds, en belangen van de stichting, anderzijds, ontstaat.
9. Leden van de raad van toezicht hebben toegang tot gebouwen en gegevensdragers (in gebruik bij of in eigendom) van de stichting, een en ander met inachtneming van toepassing zijnde wet- en regelgeving op het gebied van bescherming van privacy- en persoonsgegevens. Overige bepalingen inzake de informatievoorziening tussen het bestuur en de raad van toezicht worden nader vastgelegd in een reglement, dat wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 18 van deze statuten en waar in ieder geval in wordt vastgelegd dat de raad van toezicht periodiek rapportages van het bestuur ontvangt inzake onder meer de solvabiliteit en in dat kader de technische voorziening en risicobeheersing.
Raad van toezicht - Vergadering en besluitvorming. Artikel 17.
1. De raad van toezicht vergadert ten minste twee (2) maal per jaar en voorts zo vaak als een lid van de raad van toezicht dit nodig acht. Indien een dergelijk verzoek wordt gedaan, is de voorzitter gehouden binnen drie (3) weken na het verzoek en met inachtneming van de vereiste formaliteiten, een vergadering te beleggen. Indien de voorzitter daar niet toe overgaat is de verzoeker bevoegd zelf een vergadering bijeen te roepen met inachtneming van de vereiste formaliteiten.
2. De raad van toezicht wordt door of vanwege de voorzitter of, bij zijn afwezigheid, door de plaatsvervangend voorzitter, bijeengeroepen, waarbij de termijn van ten minste zeven (7) dagen in acht genomen dient te worden, waarbij de dag van de oproeping en die van de vergadering niet worden meegerekend. De oproeping vermeldt plaats, datum en tijdstip van de vergadering, de te behandelen onderwerpen en geschiedt onder bijvoeging van een agenda. De voorzitter kan naar zijn oordeel, indien de aard van de te agenderen onderwerpen dat vereisen, van deze regels afwijken.
3. Ter bepaling van de voorzitter, of bij zijn afwezigheid, door de plaatsvervangend voorzitter, kunnen vergaderingen van de raad van toezicht ook per telefoon, videoconference of andere audiovisuele transmissiesystemen worden gehouden, mits alle deelnemende leden elkaar gelijktijdig kunnen verstaan. Op die wijze kunnen individuele leden van de raad van toezicht ook deelnemen aan een fysieke vergadering, welke deelname voor de besluitvorming en beraadslaging geldt als aanwezigheid.
4. Een lid van de raad van toezicht kan zich via een volmacht ter vergadering door een mede-toezichthouder laten vertegenwoordigen. Een lid van de raad van toezicht kan slechts voor één mede-toezichthouder als gevolmachtigde optreden. De voorzitter van de vergadering beslist over het al dan niet geldig zijn van de volmacht.
5. De vergaderingen worden geleid door de voorzitter van het bestuur of, bij zijn afwezigheid, door de plaatsvervangend voorzitter; is ook hij afwezig dan wijst de vergadering zelf haar voorzitter aan. Van de vergaderingen worden notulen gehouden.
6. Ieder lid van de raad van toezicht heeft een stem. Bij stemmingen blijven blanco stemmen en ongeldige stemmen bij de telling buiten aanmerking. De voorzitter van de vergadering beslist over het al dan niet geldig zijn van een uitgebrachte stem. Stemmingen geschieden mondeling tenzij een of meer leden van de raad van toezicht een schriftelijke stemming verlangen. Schriftelijke stemming geschiedt door middel van gesloten ongetekende briefjes.
7. Tenzij in deze statuten anders is bepaald, worden besluiten genomen met een meerderheid van ten minste twee derde van de geldig uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin ten minste twee derde van het aantal stemgerechtigde leden van de raad van toezicht aanwezig of vertegenwoordigd is.
Tenzij in deze statuten anders is bepaald, wordt, indien in een vergadering niet ten minste het ingevolge deze statuten vereiste quorum aanwezig is, met inachtneming van de reguliere oproepingsvereisten, een tweede vergadering bijeengeroepen. In die tweede vergadering kan over onderwerpen die op de eerste vergadering waren geagendeerd worden besloten met een meerderheid van ten minste twee derde van de geldig uitgebrachte stemmen ongeacht het aantal stemgerechtigde leden van de raad van toezicht dat aanwezig of vertegenwoordigd is. Indien de stemmen binnen de raad van toezicht staken, is het voorstel verworpen.
8. Het ter vergadering uitgesproken oordeel van de voorzitter van de vergadering omtrent de uitslag van een stemming is beslissend. Wordt onmiddellijk na het uitspreken van het oordeel van de voorzitter de juistheid daarvan betwist dan vindt een nieuwe stemming plaats. Door deze nieuwe stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.
9. Zolang in een vergadering van de raad van toezicht alle stemgerechtigde leden van de raad van toezicht aanwezig of vertegenwoordigd zijn, kunnen geldige besluiten worden genomen over alle aan de orde komende onderwerpen, mits met algemene stemmen, ook al zijn de door de statuten gegeven voorschriften voor het oproepen en houden van vergaderingen niet in acht genomen.
10. De raad van toezicht kan ook buiten vergadering besluiten nemen, mits alle stemgerechtigde leden van de raad van toezicht in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk hun mening te uiten. Een op die wijze genomen besluit wordt onder bijvoeging van de ingekomen antwoorden door de secretaris in een besluitenlijst vastgelegd.
11. Een lid van de raad van toezicht neemt niet deel aan de beraadslaging en de besluitvorming indien hij daarbij een mogelijk direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de stichting. Wanneer hierdoor geen besluit kan worden genomen wordt het besluit genomen door de raad van toezicht onder schriftelijke vastlegging van de overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen.
HOOFDSTUK 4: REGLEMENTEN, BOEKJAAR EN JAARREKENING.
Reglementen. Artikel 18.
1. Het bestuur is, met goedkeuring van de raad van toezicht, bevoegd reglementen vast te stellen, te wijzigen of op te heffen, waarin die onderwerpen worden geregeld, welke niet in deze statuten zijn vervat.
2. Een reglement mag niet met de wet of deze statuten in strijd zijn.
Boekjaar en jaarrekening. Artikel 19.
1. Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar.
2. Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting en van alles betreffende de werkzaamheden van de stichting, naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende informatie op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de stichting kunnen worden gekend.
3. Jaarlijks per het einde van het boekjaar worden de boeken van de stichting afgesloten.
Daaruit wordt door het bestuur binnen zes (6) maanden, behoudens verlenging van die termijn met ten hoogste vier (4) maanden op grond van bijzondere omstandigheden, de jaarrekening en een bestuursverslag opgemaakt, die aan de raad van toezicht worden toegezonden.
De jaarrekening wordt ondertekend door alle bestuurders en alle leden van de raad van toezicht. Indien enige handtekening ontbreekt, wordt daarvan onder opgave van de reden, melding gemaakt.
De jaarrekening wordt gecontroleerd door een (register)accountant, die daarover gelijkelijk verslag uitbrengt aan de raad van toezicht en aan het bestuur. De (register)accountant wordt benoemd door de raad van toezicht, op voordracht van het bestuur.
Vaststelling van de jaarrekening geschiedt binnen een maand na afloop van de termijn zoals hiervoor bedoeld, door het bestuur, met goedkeuring van de raad van toezicht.
4. Het bestuur is verplicht de in de leden 2 en 3 bedoelde boeken, bescheiden en andere gegevensdragers gedurende de wettelijke bewaartermijn te bewaren.
5. Jaarlijks wordt door het bestuur een begroting voor het komende boekjaar opgesteld. De begroting wordt met goedkeuring van de raad van toezicht, vastgesteld door het bestuur.
HOOFDSTUK 5: STATUTENWIJZIGING, FUSIE, SPLITSING,OMZETTING, ONTBINDING EN VEREFFENING.
Statutenwijziging. Fusie, splitsing en omzetting. Artikel 20.
1. Het bestuur is, na voorafgaand verkregen goedkeuring van de raad van toezicht, bevoegd te besluiten tot wijziging van de statuten.
2. De statutenwijziging moet op straffe van nietigheid bij notariële akte tot stand komen. Tot het doen verlijden van die akte is iedere bestuurder afzonderlijk bevoegd.
3. De bestuurders zijn verplicht een authentiek afschrift van de wijziging, alsmede de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het handelsregister.
4. Op het nemen van een besluit tot juridische fusie, juridische splitsing of omzetting in een andere rechtsvorm, is het in lid 1 van dit artikel bepaalde van overeenkomstige toepassing.
Ontbinding en vereffening. Artikel 21.
1. Het bestuur is, na voorafgaand verkregen goedkeuring van de raad van toezicht, bevoegd de stichting te ontbinden.
2. De vereffening geschiedt door het bestuur of door een of meer door het bestuur, na voorafgaand verkregen goedkeuring van de raad van toezicht, aan te wijzen personen.
3. De vereffenaars dragen er zorg voor, dat van de ontbinding van de stichting inschrijving geschiedt in het handelsregister.
4. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten zoveel mogelijk van kracht. Op de vereffening zijn de bepalingen van Titel 1, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing.
5. Een batig saldo wordt zoveel mogelijk besteed overeenkomstig het doel van de stichting.
6. Nadat de stichting heeft opgehouden te bestaan blijven de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de ontbonden stichting gedurende zeven jaren berusten onder de jongste vereffenaar, tenzij het bestuur anders besluit.
HOOFDSTUK 6: DIVERSEN.
Onvoorzien. Artikel 22.
In alle gevallen, waarin zowel de wet als deze statuten niet voorzien, beslist het bestuur, na verkregen goedkeuring van de raad van toezicht.
Ontheffing. Artikel 23.
Indien een bestuurder die bij de akte van oprichting van de stichting of in het eerste jaar na de oprichting als zodanig is benoemd, een persoon is die niet voldoet aan het bepaalde in artikel 5.4 (b), geldt voor die bestuurder dat hij ontheffing van het aldaar bepaalde heeft (a) tot het tijdstip waarop het aldaar bepaalde niet langer op hem van toepassing is of (b), indien dat tijdstip eerder is gelegen dat het onder (a) bedoelde tijdstip, tot en met [eenendertig december tweeduizend drieëntwintig]. Dit artikel vervalt tezamen met zijn opschrift met ingang van [een januari tweeduizend vierentwintig].
Overgangsbepaling boekjaar. Artikel 24.
Het eerste boekjaar eindigt op [eenendertig december] tweeduizend drieëntwintig. Dit artikel vervalt tezamen met zijn opschrift na verloop van het eerste boekjaar.
Slotverklaringen.
Xxxxxxxxx verklaarde de comparant:
a. dat voor de eerste maal tot bestuurders van de stichting worden benoemd:
i. [●];
b. dat voor de eerste maal tot lid van de raad van toezicht van de stichting worden benoemd:
i. [●];
Aangehechte documenten.
Van het bestaan van de volmacht(en) is mij, notaris, genoegzaam gebleken. Van de schriftelijke volmacht(en) blijkt uit [●] onderhandse akte(n) van volmacht,
[waarvan een kopie aan deze akte wordt gehecht] [die aan deze akten word(t)(en) gehecht].
Slot.
Waarvan deze akte in minuut wordt verleden te Amsterdam, op de datum in het hoofd van deze akte vermeld.
Na mededeling van de zakelijke inhoud van de akte, het geven van een toelichting daarop en het wijzen op de gevolgen die voor de partij uit de inhoud van de akte voortvloeien en na de verklaring van de comparant van de inhoud van de akte te hebben kennisgenomen en met beperkte voorlezing in te stemmen, wordt deze akte onmiddellijk na voorlezing van die gedeelten van de akte, waarvan de wet voorlezing voorschrijft, door de comparant, die aan mij, notaris, bekend is, en mij, notaris, ondertekend.
Deelnemersovereenkomst
tussen
Stichting Waarborgfonds Veiligheidsregio’s
en
[Veiligheidsregio [●]]
Gedateerd [datum] 2021
Inhoudsopgave
Artikel Pagina
3 AANSPRAKELIJKHEID DEELNEMERS VOOR TEKORTEN STICHTING 5
Bijlagen
No table of contents entries found.
DE ONDERGETEKENDEN:
(1) Stichting Waarborgfonds Veiligheidsregio’s, een stichting statutair gevestigd in de gemeente [●], met adres te [●], ingeschreven in het handelsregister onder nummer [●] (de "Stichting"); en
(2) [Veiligheidsregio [●]], een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 9 van de Wet veiligheidsregio’s, met adres te [●], (de "Deelnemer").
OVERWEGEN ALS VOLGT:
(A) In Nederland bestaan veiligheidsregio´s die regionaal publieke taken uitoefenen op het gebied van brandweerzorg, rampenbestrijding, crisisbeheersing en geneeskundige zorg. Deelnemer is één van die veiligheidsregio’s.
(B) De veiligheidsregio´s trachten door middel van het afsluiten van verzekeringen bepaalde financiële risico’s van hun werkzaamheden te beheersen, daaronder begrepen, maar niet beperkt tot, de risico’s die voortvloeien uit persoonlijke ongevallen.
(C) Daarbij was echter geen sprake van een landelijke uniforme regeling voor uitkeringen na dienstongevallen, terwijl in toenemende mate sprake is van interregionale samenwerking in zowel in het primaire proces van de brandweer als bij vraagstukken van bedrijfsvoering.
(D) Voorts is in de loop der jaren gebleken dat de afgesloten verzekeringen steeds minder risico’s dekken en dat de verschuldigde premies aanzienlijk zijn verhoogd, waardoor de afdekking van die risico’s door middel van verzekeringen onder druk is komen te staan.
(E) Dit heeft de veiligheidsregio´s ertoe bewogen om onder erkenning dat voor de uitvoering van de aan hen opgedragen publieke taken de inzet van zowel beroepsmedewerkers als brandweervrijwilligers essentieel is, te komen tot een landelijke uniforme regeling voor uitkeringen na incidenten die verband houden met de aan hen opgedragen publieke taken en waarbij sprake is van letsel met tijdelijke of blijvende arbeidsongeschiktheid en/of invaliditeit dan wel overlijden.
(F) De Stichting is opgericht ter waarborging van uitkeringen onder de hiervoor bedoelde landelijke regeling als een waarborgfonds als bedoeld in artikel 3.6 Wet financieel toezicht. De statuten van de Stichting zijn aangehecht als Bijlage 1.
(G) De Stichting heeft ten doel de veiligheidsregio’s in staat te stellen te voldoen aan de op hen rustende verplichtingen uit hoofde van de geldende collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en daarmee verband houdende overeenkomsten
en regelingen jegens betrokkenen zoals bedoeld in de hiervoor bedoelde landelijke regeling.
(H) De Stichting tracht haar doel te bereiken door het verstrekken van waarborgen, verzekeringen en/of overige vormen van zekerheid aan de veiligheidsregio’s, het doen van uitkeringen of betalingen ten laste van haar vermogen aan de veiligheidsregio’s ter nakoming van de door haar verstrekte waarborgen, verzekeringen en/of overige vormen van zekerheid dan wel ter hare discretie en de administratieve afhandeling van de hiervoor bedoelde uitkeringen en betalingen.
(I) Stichting Risicobeheer Veiligheidsregio’s is primair opgericht om in opdracht van de veiligheidsregio’s hen te assisteren bij onder meer (i) het benaderen van derden-verzekeraars en (ii) het sluiten van verzekeringen bij die verzekeraars. Stichting Risicobeheer Veiligheidsregio’s is ook opgericht om de veiligheidsregio’s te assisteren bij het benaderen van het waarborgfonds dat de Stichting in stand houdt en het partij worden bij regelingen met dat waarborgfonds.
(J) Deelnemers van de Stichting dienen een overeenkomst te sluiten met Stichting Risicobeheer Veiligheidsregio’s op grond waarvan die stichting diensten verleent aan de veiligheidsregio (de "Dienstverleningsovereenkomst").
(K) De Stichting heeft een regeling vastgesteld tot waarborg op aanspraken na dienstongevallen op grond waarvan deelnemers van de Stichting een beroep tot uitkering kunnen doen op de Stichting. De Stichting kan ook andere waarborgen verstrekken die het woord ‘regeling’ in hun naam kunnen dragen.
(L) Het bestuur van de Stichting heeft bij besluit gedateerd [●] besloten Veiligheidsregio [●] als deelnemer van de Stichting toe te laten en (ii) de Regeling van toepassing te verklaren op de Deelnemer. Veiligheidsregio [●] zal ter gelegenheid van het sluiten dan deze deelnemersovereenkomst tevens de Dienstverleningsovereenkomst sluiten met Stichting Risicobeheer Veiligheidsregio’s.
De Stichting en Veiligheidsregio [●] wensen bij deze een overeenkomst te sluiten welke hun onderlinge relatie regelt.
KOMEN OVEREEN ALS VOLGT ARTIKEL 1RECHTEN VAN DEELNEMER
1.1. De Stichting en de Deelnemer komen bij deze overeen dat de als Bijlage 2 aan deze overeenkomst gehechte regeling van toepassing is op de Deelnemer met
de wederzijdse rechten en verplichtingen als daarin beschreven (de "Regeling"). De wijze waarop en de voorwaarden waaronder de Deelnemer een beroep kan doen op de Stichting zijn vermeld in de Regeling.
ARTIKEL 2VERPLICHTINGEN DEELNEMER
2.1. De Deelnemer is een jaarlijkse bijdrage verschuldigd aan de Stichting ter dekking van (i) de verplichtingen die de Stichting jegens haar deelnemers heeft en (ii) de door de Stichting te maken kosten.
2.2. Het door de Deelnemer verschuldigde bedrag voor het eerste volledige jaar dat hij deelnemer is, is vastgesteld op basis van, onder meer, het risicoprofiel van de Deelnemer, het tijdstip waarop de Deelnemer deze deelnemersovereenkomst heeft gesloten ten opzichte van het aantal jaren dat is verstreken sinds de Stichting haar werkzaamheden heeft aangevat en de financiële positie van de Stichting ten tijde van het sluiten van deze deelnemersovereenkomst. Voor dat eerste volledige jaar is het verschuldigde bedrag vastgesteld op [●].
2.3. Betaling van de jaarlijkse bijdrage dient bij vooruitbetaling plaats te vinden binnen 30 dagen na ontvangst van een daartoe strekkende factuur doch uiterlijk op 31 december van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarover de bijdrage verschuldigd is.
2.4. Bij besluit van het bestuur van de Stichting uiterlijk te nemen op [●] van elk jaar, wordt de bijdrage vastgesteld voor het daaropvolgende jaar op basis van [gewogen grondslag. NB nader bespreken].
2.5. Ter gelegenheid van het sluiten van deze overeenkomst is de Deelnemer een eenmalige entreeheffing verschuldigd ter grootte van een bedrag dat gelijk is aan het bedrag dat de Deelnemer verschuldigd is voor het eerste volledige jaar dat zij Deelnemer is. De Deelnemer dient de entreeheffing uiterlijk [een] maand na ontvangst van de daartoe strekkende factuur te betalen.
ARTIKEL 3AANSPRAKELIJKHEID DEELNEMERS VOOR TEKORTEN STICHTING
3.1. De Deelnemer is tezamen met de overige deelnemers van de Stichting, daaronder begrepen deelnemers die in het voorgaande jaar opgehouden zijn deelnemer te zijn, tegenover de Stichting (niet hoofdelijk) aansprakelijk voor enig tekort per het einde van het boekjaar ieder naar rato van de door haar betaalde en/of verschuldigde jaarlijkse bijdrage gedurende de looptijd van deze overeenkomst.
3.2. De Deelnemer en de overige aansprakelijke (gewezen) deelnemers zijn gehouden tot onmiddellijke betaling in een geraamd tekort, vermeerderd met een door het bestuur van de Stichting vast te stellen opslag van maximaal 50% van het geraamde tekort. Betaling van de opslag dient het belang van de Stichting in het bereiken van de doelstelling en draagt zorg voor voldoende dekking van de technische voorziening en voldoende dekking van uitvoeringskosten die verband houden met de invordering. Deze verplichting geldt ook voor zover de ontstane onder-dekking mede het gevolg is van het uitblijven van voldoening aan de verplichtingen door (gewezen) deelnemers die een gelijkluidende overeenkomst als de onderhavige hebben gesloten met de Stichting. De Deelnemer is niet bevoegd tot verrekening van zijn schuld uit hoofde van dit artikel.
ARTIKEL 4LOOPTIJD EN BEËINDIGING
4.1. Deze overeenkomst is gesloten voor onbepaalde tijd met een minimale looptijd van vijf (5) jaar, onverminderd het hierna in dit artikel bepaalde. Zij treedt in werking met ingang van de datum van ondertekening.
4.2. Deze overeenkomst kan na verloop van de in artikel 4.1 bedoelde termijn van vijf (5) jaar worden opgezegd door de Deelnemer met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste twee (2) maanden of een zodanige kortere termijn indien de wet dat eist en wel schriftelijk bij aangetekende brief met handtekening retour. De Stichting kan de overeenkomst niet opzeggen, tenzij instandhouding van de overeenkomst redelijkerwijs niet kan worden gevergd, waaronder in ieder geval wordt begrepen de gevallen genoemd in lid 4 van dit artikel.
4.3. Deze overeenkomst eindigt van rechtswege per het tijdstip waarop de Stichting ophoudt te bestaan ten gevolge van haar vrijwillige ontbinding en bij faillissement of surséance van betaling van de Stichting.
4.4. De Stichting is gerechtigd de overeenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen:
(a) indien de Deelnemer toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van (i) deze overeenkomst of (ii) indien de Deelnemer overigens in strijd handelt met of nalatig is in de nakoming van een verplichting van de statuten of de Regeling en deze tekortkoming(en) niet binnen dertig (30) dagen na ontvangst van een deugdelijke ingebrekestelling van de Stichting ophoud(t)(en) te bestaan;
(b) bij faillissement of surséance van betaling van de Deelnemer.
4.5. Met de beëindiging van deze overeenkomst zullen automatisch alle in deze overeenkomst aan de Deelnemer toegekende rechten en bevoegdheden met onmiddellijke ingang vervallen.
4.6. Ingeval van beëindiging van deze overeenkomst, ongeacht door welke oorzaak, blijven de verplichtingen van de Deelnemer jegens de Stichting en derden voortvloeiend uit de statuten, de Regeling of deze overeenkomst, daaronder uitdrukkelijk begrepen maar niet beperkt tot, het bepaalde in artikel 3 omtrent de aansprakelijkheid, voor zover ontstaan tijdens de duur van de overeenkomst en nog niet of niet volledig nagekomen, onverkort gelden en heeft de Deelnemer geen recht op algehele of gedeeltelijke terugbetaling van enige bijdrage die door hem, onder welke titel dan ook, aan de Stichting is verstrekt.
4.7. Bij beëindiging van deze overeenkomst heeft de (gewezen) Deelnemer geen enkele aanspraak op het vermogen van de Stichting met uitzondering van terugbetaling van de op grond van het bepaalde in artikel 2.5 van deze overeenkomst betaalde entreeheffing. De Stichting is bevoegd het aldus verschuldigde bedrag eerst terug te betalen indien en zodra haar solvabiliteitspositie dat toelaat, een en ander met in achtneming van het over de solvabiliteitspositie in de statuten van de Stichting bepaalde.
ARTIKEL 5GEVOLGEN BIJ TEKORTKOMING
5.1. Iedere toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen van de Deelnemer geeft de Stichting het recht de Deelnemer te verplichten tot gehele of gedeeltelijke ongedaan making van de tekortkoming, voor rekening en risico van de Deelnemer.
5.2. De Deelnemer is aansprakelijk voor schade die door de Stichting wordt geleden als gevolg van de tekortkoming(en) door de Deelnemer van haar verplichtingen onder deze overeenkomst.
5.3. De Stichting is aansprakelijk voor schade die door de Deelnemer wordt geleden als gevolg van de tekortkoming(en) door de Stichting van haar verplichtingen onder deze overeenkomst.
ARTIKEL 6WIJZIGING OVEREENKOMST
6.1. De Stichting is bevoegd om met inachtneming van het in dit artikel bepaalde, bij of krachtens een besluit van het bestuur van de Stichting deze overeenkomst eenzijdig te wijzigen zodat de gewijzigde overeenkomst van kracht wordt met ingang van 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarin tot wijziging is besloten.
6.2. Een wijziging wordt echter niet van kracht dan nadat de Deelnemer uiterlijk op 1 november van het jaar waarin het bestuur van de Stichting het besluit tot wijziging heeft genomen of voornemens is te nemen, schriftelijk of langs elektronische weg in kennis is gesteld van de voorgenomen wijzigingen en ten minste vier weken de gelegenheid heeft gekregen om wensen en bedenkingen schriftelijk ter kennis van de Stichting te brengen. De Deelnemer mag deze overeenkomst in dat geval tot en met 31 december van het jaar waarin het bestuur van de Stichting het desbetreffende besluit heeft genomen per 31 december van dat jaar beëindigen indien de wijziging zijn rechtspositie materieel nadelig beïnvloedt.
ARTIKEL 7BIJZONDERE GEVALLEN
7.1. De Stichting kan bij besluit van haar bestuur:
(a) de Deelnemer nadere aanwijzingen geven omtrent haar werkzaamheden voor zover deze verband houden met het doel en strekking van door de Stichting te verlenen waarborg;
(b) in uitzonderlijke of niet voorziene gevallen omtrent de in deze overeenkomst, de Regeling of de statuten geregelde of niet geregelde onderwerpen, tijdelijke nadere voorschriften stellen;
(c) aan de deelnemers in daarvoor in aanmerking komende gevallen van het bepaalde bij of krachtens deze overeenkomst, de Regeling of de statuten gegeven voorschriften, geheel of gedeeltelijk, een tijdelijke ontheffing verlenen.
ARTIKEL 8SLOTBEPALINGEN
8.1. De Deelnemer heeft kennis genomen van de aan deze overeenkomst gehechte bijlagen.
8.2. Indien een bepaling uit deze overeenkomst ongeldig of onverbindend blijkt te zijn, dan blijven partijen aan het overblijvende gedeelte gebonden. Partijen zullen ter vervanging van de nietige bepaling(en) een of meer nieuwe bepalingen vaststellen, waarmee zoveel als rechtens mogelijk aan de bedoeling van de nietige bepaling(en) gestalte wordt gegeven.
8.3. Op deze overeenkomst, de uitleg en de uitvoering daarvan is Nederlands recht van toepassing.
8.4. Alle geschillen tussen partijen omtrent deze overeenkomst of de uitvoering daarvan worden beslecht bij de bevoegde rechter te Amsterdam.
8.5. Onverminderd het bepaalde in artikel 8.4 kunnen partijen gezamenlijk besluiten hun geschil te beslechten overeenkomstig het Reglement van het Nederlands Arbitrage Instituut.
- handtekeningpagina volgt -
OVEREENGEKOMEN EN ONDERTEKEND OP DOOR:
[●] [●]
Naam: Titel:
Naam: Titel:
[●] [●]
Naam: Titel:
Naam: Titel:
[●] [●]
Naam: Titel:
Naam: Titel:
Bijlage 1 Statuten van de Stichting
Bijlage 2 Regeling waarborg aanspraken na dienstongevallen Veiligheidsregio’s
Regeling waarborg uitkeringen na dienstongevallen Veiligheidsregio
1. WAARBORG
1.1 Stichting Waarborgfonds Veiligheidsregio’s, hierna te noemen: Stichting Waarborgfonds, heeft zich overeenkomstig en binnen de grenzen van haar statutaire doelstellingen bij haar deelnemersovereenkomsten met Deelnemers verplicht tot het doen van uitkeringen aan haar Deelnemers in overeenstemming met door de Stichting Waarborgfonds vast te stellen regelingen.
1.2 Deze Regeling is door de Stichting Waarborgfonds vastgesteld tot waarborg van uitkeringen waartoe Deelnemers in de Landelijke Regeling verplicht zijn in verband met dienstongevallen zoals bedoeld in die Landelijke Regeling.
2. BEGRIPPEN
2.1 In deze Regeling wordt verstaan onder:
a. Deelnemer: een Veiligheidsregio die een deelnemersovereenkomst is aangegaan met de Stichting Waarborgfonds.
b. Veiligheidsregio: een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 9 van de Wet veiligheidsregio’s van 11 februari 2010, houdende bepalingen over de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening.
c. Regeling: de Regeling Waarborg uitkeringen na dienstongevallen.
d. Landelijke Regeling: Landelijke regeling uitkeringen na Dienstongevallen Veiligheidsregio’s.
3. UITKERINGEN
3.1 De Deelnemer heeft het recht om een aanspraak te doen op de Stichting Waarborgfonds teneinde de Deelnemer in staat te stellen te voldoen aan de op hen rustende verplichtingen uit hoofde van de geldende collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en daarmee verband houdende overeenkomsten en regelingen jegens bij hen of ten behoeve van hen in openbare dienst werkzame ambtenaren en, indien en voor zover van toepassing, hun nagelaten relaties en betrekkingen, ten gevolge van een dienstongeval zoals bedoeld in de Landelijke Regeling, een en ander voor zover die verplichtingen niet door middel van door de Deelnemer bij derde partijen gesloten verzekeringen of op andere wijze gedekt zijn.
3.2 Voor uitkering onder deze Regeling komen in aanmerking bedragen ten hoogste gelijk aan de bedragen die de Deelnemer op grond van de Landelijke Regeling verplicht is te betalen in verband met een dienstongeval zoals bedoeld in de Landelijke Regeling.
3.3 De Deelnemer heeft voorts slechts aanspraak op uitkering onder deze Regeling wanneer:
(i) het dienstongeval heeft plaatsgevonden nadat de Deelnemer een deelnemersovereenkomst is aangegaan met de Stichting Waarborgfonds en voor zover deze deelnemersovereenkomst niet is geëindigd op het moment dat de Deelnemer een beroep doet op een uitkering;
(ii) de Stichting Waarborgfonds op grond van een zelfstandige beoordeling en met inachtneming van de in de artikelen 4.2 en 4.3 bedoelde informatie en procedure heeft vastgesteld dat de Deelnemer tot betaling van met de uitkering corresponderende bedragen onder de Landelijke Regeling verplicht is; en
(iii) de Deelnemer aan al haar financiële en overige verplichtingen jegens de Stichting Waarborgfonds onder de deelnemersovereenkomst en deze Regeling heeft voldaan.
3.4 Uitkeringen onder deze Regeling zijn verschuldigd aan de Deelnemer en zullen door de Stichting Waarborgfonds uitsluitend aan deze Deelnemer worden uitbetaald.
3.5 De Deelnemer heeft geen aanspraak onder deze Regeling indien en voor zover zijn aanspraak wordt gedekt door een verzekering, al dan niet van oudere datum, of daaronder gedekt zou zijn als deze Regeling niet zou hebben bestaan.
4. AANVRAAG EN PROCEDURE BEOORDELING UITKERING
4.1 De Deelnemer is verplicht zijn aanspraak op de Stichting Waarborgfonds zo spoedig mogelijk te doen, in ieder geval uiterlijk binnen drie maanden nadat hem het dienstongeval ter kennis is gekomen waarvoor hij tot uitbetaling onder de Landelijke Regeling verplicht zou kunnen zijn en het redelijk vermoeden bestaat dat deze aanspraak niet wordt gedekt door een verzekering of daaronder gedekt zou zijn als deze Regeling niet zou hebben bestaan.
4.2 De Deelnemer is verplicht zijn aanspraak schriftelijk en onderbouwd in te dienen bij de Stichting Waarborgfonds en daarbij gebruik te maken van de diensten van de Stichting Risicobeheer Veiligheidsregio’s, en daarbij voorts aan de Stichting Waarborgfonds alle inlichtingen te verstrekken en bescheiden te verschaffen die van belang zijn voor de beoordeling door de Stichting Waarborgfonds van haar eventuele uitkeringsplicht, waaronder in ieder geval, maar niet uitputtend:
(i) het Schade Aangifte Formulier Ongevallen (SAF);
(ii) Een advies van de Commissie Dienstongevallen of sprake is van een dienstongeval bij ongevallen die zijn ontstaan anders dan tijdens een repressieve activiteit. Indien de Deelnemer de Commissie Dienstongevallen evengoed om advies heeft gevraagd dan dient het advies van de Commissie Dienstongevallen te worden toegevoegd;
(iii) Een onderbouwing van de hoogte van de bedragen die de Deelnemer op grond van de Landelijke Regeling verplicht is te betalen in verband met een dienstongeval zoals bedoeld in de Landelijke Regeling en, in verband daarmee, (a)Een verklaring van verzekeraar of en zo ja, voor welk deel tot vergoeding wordt overgegaan, en
(b) een onderbouwing dat, en voor welk deel, er geen dekking bestaat bij een verzekeraar voor de uitkeringsplicht onder de Landelijke Regeling;
(v) Een verklaring van de Deelnemer of een derde aansprakelijk kan worden gesteld;
(vi) Overige informatie die relevant kan zijn voor de beoordeling,
alsmede alle aanvullende informatie en documentatie waar de Stichting Waarborgfonds in verband met haar beoordeling van de aanspraak om verzoekt.
4.3 In het kader van haar beoordeling van een aanvraag tot uitkering, kan de Stichting Waarborgfonds de aanvraag ter toetsing voorleggen aan een toetsingscommissie. De toetsingscommissie toets de aanvraag aan de onderhavige regeling aan de hand van de in artikel 4.2 genoemde stukken. De toetsingscommissie kan in geval een ongeval tijdens een repressieve activiteit aan de Deelnemer verzoeken om de Commissie Dienstongevallen te verzoeken om een advies of sprake is van een dienstongeval
5. DEELNEMERSBIJDRAGE
5.1 De Deelnemer is verplicht de door het bestuur van de Stichting Waarborgfonds voor de Deelnemer in verband met deze Regeling vastgestelde bijdrage in de kosten aan de Stichting Waarborgfonds te voldoen, een en ander als voorzien in de deelnemersovereenkomst.. De hoogte van deze bijdrage kan per Deelnemer verschillend worden vastgesteld, waarbij het risicoprofiel van de betreffende Deelnemer, het moment waarop de Deelnemer een deelnemersovereenkomst aangaat en de financiële positie van de Stichting Waarborgfonds een rol kunnen spelen bij het vaststellen van deze hoogte.
6. WIJZIGING
6.1 Het bestuur van de Stichting Waarborgfonds is bevoegd deze Regeling eenzijdig te wijzigen.
6.2 Op de vraag of uitkering onder deze Regeling kan plaatsvinden is van toepassing de versie van deze Regeling zoals deze ten tijde van het doen van de aanspraak door de Deelnemer op de Stichting Waarborgfonds laatstelijk is vastgesteld.
7. DUUR EN EINDE
7.1 Vanaf de ingangsdatum van de deelnemersovereenkomst is deze Regeling voor onbepaalde tijd op de Deelnemer van toepassing.
7.2 De Deelnemer kan de toepasselijkheid van deze Regeling door middel van opzegging na vijf jaar beëindigen, met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste twee maanden of eerder indien mogelijk. Opzegging dient schriftelijk plaats te vinden aan het adres van de Stichting Waarborgfonds.
7.3 De toepasselijkheid van deze Regeling op de Deelnemer eindigt van rechtswege per het tijdstip waarop de deelnemersovereenkomst eindigt. Voorzover nodig zullen de gronden voor opzegging en/of beëindiging van de deelnemersovereenkomst als daarin benoemd, tevens gronden zijn voor (tussentijdse) beëindiging van deze Regeling. Per het einde van deze Regeling heeft de deelnemer geen enkele aanspraak meer op de Stichting Waarborgfonds onder deze regeling.
8. VERJARING
8.1 Een rechtsvordering tegen de Stichting Waarborgfonds tot het doen van een uitkering verjaart door verloop van drie jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de tot uitkering gerechtigde Deelnemer met de opeisbaarheid daarvan bekend is geworden.
8.2 De verjaring wordt gestuit door een schriftelijke mededeling, waarbij op uitkering aanspraak wordt gemaakt. Een nieuwe verjaringstermijn van drie jaren begint te lopen met de aanvang van de dag, volgende op die waarop de Stichting Waarborgfonds hetzij de aanspraak erkent, hetzij ondubbelzinnig heeft medegedeeld de aanspraak af te wijzen.
9. CESSIE EN SUBROGATIE
9.1 In het geval de Deelnemer xxxxxxx van door hem geleden schade anders dan uit verzekering vorderingen tot schadevergoeding op derden heeft of te eniger tijd verkrijgt of heeft verkregen, gaan die vorderingen bij wijze van subrogatie over op de Stichting Waarborgfonds, voor zover deze, al dan niet verplicht, aan de Deelnemer betalingen verricht, wordt de Stichting Waarborgfonds gesubrogeerd in de rechten van de Deelnemer jegens derden.
9.2 De Deelnemer is verplicht mee te werken aan cessie aan de Stichting Waarborgfonds van zijn rechten en vorderingen jegens derden ter hoogte van zijn aanspraak op uitkering onder deze Regeling, conform een door de Stichting Waarborgfonds vast te stellen model.
9.3 Wanneer de Deelnemer de in het voorgaande lid vastgelegde verplichting niet nakomt dan kan een eventuele reeds gedane uitkering onder deze Regeling als onverschuldigd betaald worden teruggevorderd.
10. SLOTBEPALING
10.1 In alle gevallen waarin de wet, de statuten of een reglement niet voorzien beslist het bestuur.
10.2 Op deze Regeling, de uitleg en de uitvoering daarvan is Nederlands recht van toepassing.
10.3 Alle geschillen die mochten ontstaan naar aanleiding van deze Regeling dan wel van nadere overeenkomsten die daarvan het gevolg mochten zijn, zullen worden beslecht overeenkomstig het Arbitragereglement van het Nederlands Arbitrage Instituut tenzij één van de partijen het geschil wenst voor te leggen aan de civiele rechter. In geval van spoedeisend belang hebben partijen in afwijking van deze overeenkomst de keuze zich te wenden tot de Voorzieningenrechter voor een voorlopige voorziening.
Aldus vastgesteld door het bestuur in zijn vergadering van [DATUM].