STAKEHOLDERBEVRAGING TER VOORBEREIDING VAN DE NIEUWE BEHEERSOVEREENKOMST VAN DE VRT MET DE VLAAMSE REGERING
24.05.2015
STAKEHOLDERBEVRAGING TER VOORBEREIDING VAN DE NIEUWE BEHEERSOVEREENKOMST VAN DE VRT MET DE VLAAMSE REGERING
Studie i.o.v. de Sectorraad Media van de SARC en het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media van de Vlaamse Gemeenschap
PROMOTOR
Xxxx. Xx. Xxx Xxxxxx
LEAD RESEARCHER
Xx. Xxx Xxxxx
RESEARCHERS
Xx. Xxx Xxxxx Xxxx-Xxxxx Xxxxxxxxx
Xxxxx Xxxxxxx
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE 2
ADMINISTRATIE 4
BEKNOPTE SAMENVATTING 5
INLEIDING 7
1 CONTEXTUALISERING VAN DE PUBLIEKE OMROEPPROBLEMATIEK 10
1.1 Contextualisering van de onderzoeksopdracht 10
1.2 Historische contextualisering van de publieke omroep 10
1.3 Theoretische omkadering omroepdebat: sociaal verantwoordelijkheidsperspectief versus marktfalen 15
1.4 Actuele trends binnen publieke omroeponderzoek, -beleid en -praktijk 20
2 ONDERZOEKSOPZET EN METHODOLOGIE 26
2.1 Beleidsvoorbereidend onderzoek 26
2.2 Een meervoudige onderzoeksopzet 26
2.3 Analytisch kader 27
2.4 Afbakening van de stakeholders 28
2.5 Methode 1: online consultatie 30
2.6 Methode 2: expertinterviews 36
2.7 Methode 3: rondetafelgesprekken 38
3 OVERZICHT VAN DE STAKEHOLDERPOSITIES 41
3.1 Core 43
3.2 Channel And Programme Mix 51
3.3 Coverage Of News And Current Affairs 56
3.4 Cultural Remit 63
3.5 Conservation 72
3.6 Cultural Diversity, Identity And Target Groups 76
3.7 Content Production 82
3.8 Conversation 87
3.9 Crossmedia 91
3.10 Collaboration 99
3.11 Corporate And Creative Culture 105
3.12 Cost And Commercial Offer 109
3.13 Clarity And Control 118
3.14 Checks And Balances 123
3.15 Samenvatting 127
4 THEMATISCHE UITDIEPING M.B.T. EEN NIEUW OMROEPAANBOD 131
4.1 De invulling van een jongerenaanbod 131
4.2 De positie van de vrt in de vlaamse radiomarkt 135
4.3 De afbakening van een online aanbod voor de vrt: mediumneutraal of beperkingen? 140
4.4 Naar een duidelijker kader voor onafhankelijke productie 148
5 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 156
BIBLIOGRAFIE 160
BIJLAGEN 168
Bijlage 1: standaard uitnodiging per mail 168
Bijlage 2: online consultatie 169
Bijlage 3: overzicht gecontacteerde stakeholders 174
ADMINISTRATIE
Onderneming
iMinds vzw
Xxxxxxxxxxx Xxxxxx Xxxx
Xxxxxx Xxxxxxxxxxx 0 (box 102) X-0000 Xxxx-Xxxxxxxx
T x00 0 000 00 00 F x00 0 000 00 00
xxxx@xXxxxx.xx BE 0866 386 380
Contactpersoon
Naam en Functie Xxx Xxxxxx
Research Manager SMIT
Xxxxx Xxxxxxxxx 0
0000 Xxxxxxx Xxxxxx
Tel. x00 0 000 00 00
Promotor
Naam en functie Xxxx. Xx. Xxx Xxxxxx Senior Researcher
Professor media- en communicatiestudies
Tel. x00 0 000 00 00
Lead researcher
Naam en Functie Xx. Xxx Xxxxx Senior researcher
Docent Politieke Economie van de Culturele en Creatieve industrieën
Tel. x00 000 000 000
Bibliografische referentie
Xxxxx, X., Xxxxx, X., Xxxxxxxxx, A-S., Xxxxxxx, X. en Xxxxxx, X. (2015). Stakeholderbevraging ter voorbereiding van de nieuwe beheersovereenkomst van de VRT met de Vlaamse Regering. Brussel en Gent: iMinds-XXXX en iMinds-MICT.
BEKNOPTE SAMENVATTING
Op vraag van de Sectorraad Media van de SARC en het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media voerden de onderzoekscentra iMinds-SMIT (Vrije Universiteit Brussel) en iMinds-MICT (Universiteit Gent), beide onderdeel van het iMinds Digital Society departement, een stakeholderbevraging uit naar de toekomstige plaats en rol van de publieke omroep in Vlaanderen. De studie omvat een brede bevraging van stakeholders door middel van een online consultatie, aangevuld met een reeks interviews en rondetafelgesprekken. De stakeholderbevraging garandeert een relevante dekking van alle types stakeholders van de VRT en heeft zowel aandacht voor standpunten van particuliere omroepen en uitgevers, als de culturele sector, het brede middenveld, onderwijs en de politieke partijen.
Dit rapport bestaat uit vier delen:
1. Theoretische contextualisering van trends binnen beleid en omroepliteratuur
2. Analytisch kader en onderzoeksopzet met een overzicht van stakeholders en de gevolgde methodes
3. Een bespreking van de verschillende stakeholderposities
4. Thematische uitwerking van een reeks speerpunten met het oog op de nieuwe beheersovereenkomst
Analytisch kader en onderzoeksmethode
Op basis van de theoretische contextualisering werd een analytisch kader uitgewerkt. Dat bestaat uit acht centrale indicatoren, gebundeld onder ‘c’s’. Deze dienen als leidraad voor de verwerking van de resultaten uit de consultaties en interviews. Volgende indicatoren werden meegenomen: (1) core, (2) cross-media,
(3) conversation, (4) collaboration, (5) corporate and creative culture, (6) checks and balances, (7) control and clarity en (8) cost and commercial offer. De centrale indicator core wordt verder opgesplitst in zes indicatoren: (1) channels and programming mix, (2) coverage of news and current affairs, (3) cultural remit, (4), cultural Diversity, identity and target groups, (5) conservation, (6) content production.
Bespreking stakeholderposities
Aan de hand van deze C’s werden de posities van de bevraagde stakeholders geanalyseerd en weergegeven. We bespreken hier alvast enkele van de belangrijkste conclusies:
1. Er is een groot draagvlak voor een slagvaardige publieke omroep. Er wordt bovendien meer dan ooit veel van verwacht.
2. Onderscheidendheid loopt als rode draad doorheen de bevraging. VRT moet haar onderscheidend karakter sterker uitdragen, maar tegelijkertijd moet het onderscheidend statuut van de VRT beschermd worden.
3. De VRT moet meer inzetten op creatieve innovatie, durf en risico, maar moet hier ook de ruimte voor krijgen.
4. De informatieopdracht van de VRT vormt de kern van haar missie. Bijkomende aandacht moet er zijn voor educatie.
5. Er moet werk gemaakt worden van een langetermijnvisie en coherente structuur voor de digitalisering en ontsluiting van het VRT-archief.
6. De VRT moet voor de meeste stakeholders alle Vlamingen bereiken. Spelers vragen wel specifieke aandacht voor een transversaal doelgroepenbeleid, met extra focus op diversiteit en jongeren.
7. De VRT is de motor van audiovisuele creativiteit en lokale content in Vlaanderen. Producenten vragen een duidelijker kader voor rechtenregeling en een betere afbakening van de bestedingsverplichting van de VRT.
8. De uitbouw van een online aanbod en digitale diensten tonen duidelijke tegenstellingen tussen voorstanders (de meeste stakeholders) van een mediumneutrale publieke omroep actief op alle relevante platformen en hoofdzakelijk private spelers die duidelijke beperkingen vragen voor een online aanbod van de VRT. Het informatieaanbod zorgt in dit verband voor de meeste discussiepunten.
9. Gemengde financiering geniet de meeste steun. Spelers waarschuwen voor een uitbreiding van het bestaande inkomstenplafond, een verzadiging van tv-sponsoring en een gebrek aan transparantie in het werven van commerciële inkomsten.
Vier thema’s die sterk aan bod komen in huidige discussies over de VRT werden tot slot afzonderlijk uitgewerkt en gekaderd binnen de bredere omroepdiscussies en communicatiewetenschappelijke literatuur. Het betreft hier: (1) jongeren, (2) de afbakening van een online aanbod, (3) de toekomst van de radiomarkt en (4) een duidelijk kader voor samenwerking met onafhankelijke producenten.
INLEIDING
De Sectorraad Media van de SARC is gemandateerd om een advies te geven over de nieuwe beheersovereenkomst tussen de VRT en de Vlaamse overheid die vijfjaarlijks wordt onderhandeld. Overeenkomstig Artikel 20, §1 van het Mediadecreet moet dit advies voorafgegaan worden door “een publieke bevraging over de omvang van de openbare omroepopdracht en de invulling ervan tijdens de nieuwe beheersovereenkomst, rekening houdend met belangrijke evoluties in de mediamarkt en in de technologie, met het evoluerende medialandschap en de rol van de VRT daarin”. Dergelijke consultatie ging ook vooraf aan de beheersovereenkomsten 2007-2011 (Coppens, 2006) en 2012-2016 (Dhoest et al.,
2010; Xxxxxxx et al., 2010).
Deze stakeholderbevraging maakt samen met een bevraging van de Vlaamse mediagebruiker over de VRT deel uit van deze publieke bevaging. De beheersovereenkomst tussen de Vlaamse Regering en de VRT omvat concrete afspraken over de opdracht en werking van de publieke omroep, wat niet alleen een impact heeft op de VRT zelf. Ook de private spelers (particuliere omroepen, onafhankelijke productiehuizen, distributeurs en dienstenverleners) in het medialandschap en tal van andere stakeholders, zoals culturele instellingen, het onderwijsveld, adverteerders, socio-economische organisaties, enz. zijn belanghebbenden.
De doelstelling is om op een overzichtelijke manier in kaart te brengen hoe stakeholders nadenken over de VRT en de toekomst van de publieke omroep in Vlaanderen. Punten van consensus en meningsverschillen worden in kaart gebracht en er wordt inzicht verschaft in eventueel uiteenlopende meningen van de (groepen van) stakeholders. Dit rapport is er op gericht een zo volledig en overzichtelijk mogelijk verslag te geven van de grote diversiteit aan stakeholderposities m.b.t. de rol van de VRT.
Het onderzoek is gebaseerd op een combinatie van methodes. Een brede online consultatie, uitgestuurd naar een groot aantal vooraf geselecteerde stakeholders, vormt de basis. Hierna volgden expertinterviews en rondetafelgesprekken met stakeholders binnen de omroep-, print- en audiovisuele sector, de cultuursector en het brede middenveld. De gebruikte methodes laten toe de standpunten en trends te vergelijken met de bevraging uit 2010, die eveneens door de Vrije Universiteit Brussel (Donders et al. 2010) werd uitgevoerd.
In totaal namen 143 stakeholders deel aan deze bevraging, hetzij online, hetzij in interviews of rondetafels, hetzij in beide. 118 Stakeholders gaven hun visie over de publieke omroep in de online consultatie. 17 Stakeholders werden geïnterviewd en
22 stakeholders maakten deel uit van de rondetafelgesprekken. De gevolgde methode garandeert een relevante dekking van zowel de private markt als maatschappelijke organisaties en publieke spelers.
Dit onderzoeksrapport presenteert de resultaten van de bevraging. Het rapport bestaat uit vier delen:
• een contextuele en theoretische omkadering van de studie;
• het methodologisch opzet, inclusief een beschrijving van het onderzoeksproces (gecontacteerde stakeholders, respons, interviewprotocol, topiclijsten, werkwijze open antwoorden, etc.) en de voorstelling van het analysekader;
• de resultaten van de bevraging conform de indicatoren uit het analysekader;
• een thematische uitwerking in de diepte van een select aantal prioriteiten uit de stakeholderbevraging met het oog op een nieuwe beheersovereenkomst.
In dit rapport nemen de onderzoekers zelf geen normatief standpunt in over de rol van de VRT, de toekomstige krachtlijnen van het Vlaamse publieke omroepbeleid of de positie van specifieke stakeholders. Wel wordt in het vierde deel van dit rapport dieper ingegaan op thematische speerpunten die aan bod kwamen tijdens de stakeholderbevraging. Deze worden voorzien van contextualisering op basis van wetenschappelijke literatuur en er wordt een aanzet gedaan om te komen tot een concretere invulling voor de beheersovereenkomst. In dit deel wordt aldus wel een aantal aanbevelingen gedaan.
Het onderzoek werd uitgevoerd door xXxxxx-XXXX (Vrije Universiteit Brussel) in samenwerking met iMinds-MICT (Universiteit Gent). Beide onderzoeksgroepen maken deel uit van het Digital Society Departement van het interdisciplinair instituut iMinds. Promotor is Professor Xx. Xxx Xxxxxx, docent aan het departement Communicatiewetenschappen en senior onderzoeker in de Policy Research Unit van xXxxxx-XXXX. Lead researcher is Xx. Xxx Xxxxx (iMinds-XXXX, VUB). Andere betrokken onderzoekers zijn Xx. Xxx Xxxxx (iMinds-MICT), Xxxx-Xxxxx Xxxxxxxxx en Xxxxx Xxxxxxx (beide iMinds-SMIT, VUB).
Het onderzoek startte op 15 februari 2015 en op 24 mei 2015 beëindigd met de oplevering van het onderzoeksrapport. Het empirische luik van de studie werd begin april 2015 uitgevoerd. De onderzoeksresultaten werden voorgesteld op 7 mei 2015 in de Sectorraad Media van de SARC.
De onderzoekers wensen alle stakeholders te bedanken voor hun tijd en betrokkenheid bij deze studie. Dank gaat eveneens naar de Sectorraad Media van de SARC en het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media van de Vlaamse Gemeenschap voor de ondersteuning, opvolging en absolute vrijheid waarin dit beleidsrelevant onderzoek kon plaatsvinden.
DEEL 1
CONTEXTUALISERING
P.O. THEMATIEK
Binnen welk historisch traject kan de publieke omroep gesitueerd worden? Welke visies bestaan binnen het publieke omroepdebat. Welke zijn de relevante actuele trends binnen huidig onderzoek en omroepbeleid?
1 CONTEXTUALISERING VAN DE PUBLIEKE OMROEPPROBLEMATIEK
1.1 CONTEXTUALISERING VAN DE ONDERZOEKSOPDRACHT
Een brede consultatie over de opdracht en werking van de VRT dient gecontextualiseerd te worden binnen Vlaamse, Europese en internationale uitdagingen die zich stellen met betrekking tot de publieke omroep. Met het oog op de uitwerking van een analytisch kader dat de basis voor de bevraging vormt, wordt in dit deel stilgestaan bij een historische contextualisering van de publieke omroep (1.2.), de theoretische omkadering van het publieke omroepdebat (1.3.) en een reeks actuele trends binnen onderzoek en beleid van toepassing op de publieke omroep (1.4).
1.2 HISTORISCHE CONTEXTUALISERING VAN DE PUBLIEKE OMROEP
Binnen de media- en communicatiestudies wordt de publieke omroep vrijwel steeds geanalyseerd door te focussen op transities/fases (Donders, 2012; Moe, 2008a; 2009; Xxxxxxx xx X’Xxxxxxx, 0000; Jakubowicz, 2007a;b;c; Xxxxxxx en Xxxx, 2007; Xxxxxxxx, 0000x; Lukacs, 2007; Xxxxx, 2006; Xxxxxxx, 2004; XxXxxxx, 2003; Xxxxxx, 2002; Aslama en Syvertsen, 2007). Aandacht gaat dan naar verschuivingen (of het gebrek daaraan) inzake de regulering, financiering, structuur of organisatie en de effectieve dienstverlening van publieke omroepen.
We kunnen vanuit historisch oogpunt vier periodes onderscheiden in de ontwikkeling van de publieke omroep in West-Europa:
- het publieke omroepmonopolie (1920-jaren 1970);
- liberalisering en introductie van concurrentie (jaren 1980-2000);
- de overstap naar een digitale publieke omroep (jaren 2000-2010);
- hybride en geconvergeerd medialandschap (2010-…).
1.2.1 Het publieke omroepmonopolie (1920-jaren 1970) Hoewel omroepactiviteiten in West-Europa initieel tot het privé-initiatief behoorden (zie o.m., Regal, 2005), gingen overheden in de jaren 1920 en 1930 vrij snel over tot de monopolisering van radio-uitzendingen, die weliswaar vaak georganiseerd werden door politiek-ideologische strekkingen. Officieel omwille van spectrumschaarste, maar meer nog omwille van redenen van politieke controle over dit eerste massamedium, werden omroepactiviteiten vrij snel binnen één publieke instelling ondergebracht (Donders, 2012; Xxxxxxx, 0000: 120; voor voorbeelden van politieke controle over de publieke omroep in Vlaanderen, zie Burgelman en Perceval, 1995; in Duitsland, zie Humphreys, 1994; in het Verenigd Koninkrijk, zie Paulu, 1981; Born, 2004). Zo leidt het ontstaan van de BBC ons terug tot 1922 en, na de omvorming van het initieel commerciële bedrijf tot een publieke instelling, tot 1926. In Nederland ontstond het eerste private radio-initiatief al in 1919. Ook dit werd eind jaren 1920 onder toezicht en controle van de overheid geplaatst. In België werd na ettelijke jaren van private radio-initiatieven in 1930 het NIR opgericht (Burgelman, 1998).
Er ontwikkelde zich vrij snel een waardengebaseerde rationale voor het bestaan van de publieke omroep. Die had een belangrijke democratische, maatschappelijke,
educatieve en culturele rol. De publieke omroep, zo stelde de eerste directeur- generaal van de BBC, Xxxx Xxxxx, was er ‘to inform, educate and entertain’. Xxxxxxx (2005: 178) stelt hierover: “for many of its practioners, however, public service broadcasting was also ‘educational’ in the original Latin sense of ‘leading out’, opening up new horizons and experiences for those who would otherwise be denied them.” Bijna een eeuw later blijft dit de basis van de opdrachtsdefiniëring van de publieke omroep in de meeste landen.
Tijdens het monopolie verzandde de maatschappelijke rol van de publieke omroep bij momenten in een vrij paternalistische programmatie, die er vanuit ging dat “few know what they want, very few know what they need” (Xxxxx in Briggs, 1995: 38). En hoewel de publieke omroep, zeker na het toevoegen van televisie aan de radiodienstverlening in de jaren 1950, geliefd was bij zijn publiek, zou die emancipatorische en vaak elitaire en paternalistische insteek van het programmatiebeleid tijdens de liberalisering van de omroepsector tot een afstraffing van de publieke omroep leiden door datzelfde publiek dat massaal afstemde op de commerciële concurrentie (Donders, 2012).
Omwille van de politieke controle op de publieke omroep viel deze ook ten prooi aan verregaande bureaucratisering, politisering en een hiërarchische structuur die de veelgeprezen onafhankelijkheid vrij relatief maakte en bovendien te weinig ruimte liet voor creativiteit en vernieuwing (Brants en De Bens, 2000; Burgelman, 1990).
Overal in West-Europa (met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk en Luxemburg) bleef het omroepmonopolie gedurende lange tijd overeind en werd er geen ruimte gelaten voor privaat initiatief. Er bestond op die manier tot de jaren 1980 geen omroepmarkt. De consument had een beperkte keuze inzake radio, en later, televisie. En de publieke omroep was manusje van alles: productie, aggregatie en distributie zat in zijn takenpakket.
1.2.2 Liberalisering en introductie van concurrentie (jaren 1980-2000) Vanaf de jaren 1970-1980 resulteerde een samenloop van technologische (kabel, satelliet), economische (het vrijmaken van de Europese interne markt), en politieke (de opkomst van neoliberale denkbeelden) processen in het openbreken van het publieke omroepmonopolie. Het overheidsingrijpen in diverse sectoren werd teruggeschroefd (Pauwels, 1995). Publieke instellingen en dienstverlening waren niet langer een evidentie. De publieke omroep diende duidelijker te maken waarom hij er was (Xxxx, 2009: 5). Onder invloed van het postmodernisme werd de elitaire en paternalistische retoriek van heel wat publieke omroepen bovendien steeds sterker in vraag gesteld (XxXxxxxx, 2005). Zo werd, bijvoorbeeld, de klemtoon op Cultuur in de publieke omroepprogrammering manifester en luider in vraag gesteld door het publiek (Xxx xxx Xxxxx, 2001; 2007b). Vlaamse kijkers haakten op een bepaald moment ook massaal af en keken in toenemende mate naar de programma’s van de Nederlandse publieke omroep, die via de TROS meer amusement en humor bracht.
Heel wat marktpartijen, en met name adverteerders, bepleitten tegen bovenstaande achtergrond, de afschaffing van het publieke omroepmonopolie. In het Verenigd Koninkrijk gebeurde dit al in de jaren 1950 met de oprichting van ITV
(Donders en Raats, 2015; Gardam en Levy, 2008). De afschaffing van het monopolie volgde in andere Europese landen heel wat later, maar was daarom niet minder ingrijpend. In Frankijk privatiseerde de socialistische president Xxxxxxxxx in 1986 de grootste publieke televisiezender TF1. In Duitsland startten de televisie- uitzendingen van de commerciële zenders RTL Plus en Sat1 in 1984. In Vlaanderen werd het omroepmonopolie in 1989 doorbroken door VTM, een particuliere omroep waarin aanvankelijk 9 persgroepen gelijke aandeelhouder waren. Een einde aan het monopolie inzake radio kwam er in de meeste landen pas veel later (jaren 1990 en zelfs na 2000) (Raats en Pauwels, 2013; Xxxxxxx et al., 2001).
De liberalisering van de omroepsector resulteerde niet alleen in feitelijke concurrentie tussen publieke en private omroepen. De luide kritiek op een publieke omroep en diens erfenissen uit het monopolietijdperk bleef weerklinken en zwol zelfs aan. De liberalisering van de omroepmarkt in de jaren 1980 veroorzaakte een legitimiteitscrisis bij de meeste publieke omroepen die niet in staat bleken zich aan te passen aan een gewijzigde context en hierin tevens door hun eigen institutionele structuur en de overheid afgeremd werden. Overal in Europa drongen structurele hervormingen van de publieke omroep en het publieke omroepbeleid zich dan ook op (Donders, 2012; Xxxxxxxx en Xxxxx, 2007; Xxxxxxxx, 2007; Harcourt, 2005; Levy,
1999; Xxxxxxx, 0000; Xxxxx et al., 1992).
In Vlaanderen leidden de terugval in kijkers, de verregaande politisering, organisatorische inefficiënties en het gebrek aan knowhow op het vlak van marktwerking, programmatietechnieken en de wensen van de mediagebruiker, tot een grote hervormingsoperatie midden jaren 1990. Door het Mini- en Maxi-decreet werd de BRTN een NV van publiek recht, de Vlaamse Radio en Televisieomroeporganisatie VRT. Een beheersovereenkomst legde voortaan de taken van de publieke omroep vast. Een gedelegeerd bestuurder verving de Secretaris-Generaal en een managementkader werd ingevoerd. Horizontale en verticale programmeringstrategieën, een opdeling van kijkers binnen specifieke profielen, kijk- en waarderingsonderzoek en een doorgedreven merkenstrategie werden van dan af ingevoerd. VRT zou voortaan ook – hierin tevens verplicht door de EU Richtlijn Televisie Zonder Grenzen – producties bij externe productiehuizen bestellen, wat halverwege de jaren 1990 het pad effende voor het latere succes van
o.m. Woestijnvis en Studio 100 (Dhoest en Xxx xxx Xxxxx, 2007).
Het is in deze periode dat de eerste (1997-2001) en tweede beheersovereenkomst (2002-2006) tussen de VRT en de Vlaamse Regering werden afgesloten. De eerste beheersovereenkomst stipuleerde de rechten en plichten van een hertekende VRT en introduceerde performantiemaatstaven voor bereik en waardering. In de tweede beheersovereenkomst trad het evenwicht tussen de publieke omroep en andere commerciële spelers meer op de voorgrond, wat o.m. een definiëring omvatte van kwaliteit en een scherpere afbakening van het kader voor commerciële financiering van de VRT (Coppens en Saeys, 2006; Coppens, 2003). Dergelijke managementcontracten maakten opgang in heel Europa en hadden de bedoeling om enerzijds de onafhankelijkheid van de publieke omroep ten opzichte van de overheid te borgen en anderzijds tot een professionalisering van de publieke omroep te komen (Bardoel en d’Haenens, 2008).
Deze strategieën bleken succesvol: de publieke omroep herstelde zich, de positie inzake radio bleef sterk, en op het vlak van televisie wonnen heel wat publieke omroepen het hart van de kijker terug. Dat laatste gebeurde vaak met een meer toegankelijke en volgens sommigen te commerciële programmatie, wat leidde tot de opkomst van discussies over het ‘onderscheidend’ karakter van de publieke omroep (Siune en McQuail, 1992: 194-5; Xxxxx, 1995: 12-4). Het is bijgevolg ook in dit tijdskader dat het marktverstorende karakter van de publieke omroep op de politieke agenda werd gezet. Waar omroepactiviteiten tot dan voornamelijk in het licht van hun publieke finaliteit werden bekeken, verschoof de focus naar de economische finaliteit van de sector (Chakravarty en Xxxxxxxxx, 0000: 85ev; Regourd, 1999: 29-30; Xxxxxxx, 0000: 1; Xxxxx en Humphreys, 1988: 6).
De continue ‘crisissfeer’ rond de publieke omroep en de focus in het publieke debat op het al dan niet voortbestaan van de publieke omroep (Tracey, 1998) onstond ook in deze fase. Enigszins vreemd, aangezien de publieke omroep net tijdens dit tijdsgewricht toonde vrij diep in nationale of subnationale samenlevingen genesteld te zijn (Donders, 2012) en op vrij korte termijn onderdeel werd van een, in retrospect bekeken, stabiele duale mediamarkt. Duaal omdat de publieke omroep en private omroepen weliswaar concurreerden voor de aandacht van het publiek, maar tegelijk stabiel omdat die concurrentie relatief vrij voorspelbaar binnen de veilige grenzen van nationale of subnationale mediamarkten plaatsvond.
1.2.3 Naar een digitale publieke omroep (jaren 2000-2010) Vanaf het einde van de jaren 1990 werd het modewoord convergentie realiteit. Digitalisering maakte gradueel een einde aan de grenzen tussen voorheen aparte activiten en sectoren zoals omroep, telecommunicatie en ICT. De concentratie tussen bedrijven in deze sectoren nam toe (Xxxxx, 2002) en overheden vingen aan met re-reguleren of de-reguleren. Dat gebeurde echter vaak te laat of, begrijpelijkerwijs, op basis van onvolledige informatie over snelle technologische en economische trends (Galperin, 2004: 3; Levy, 1999: 4-5). Het aanbod aan content nam toe, ook buiten de grenzen van de beschikbare televisiekanalen. De gewoonten van mediagebruikers begonnen stelselmatig te veranderen, al was dat in deze fase vooral nog het geval bij de zogenaamde early adopters. User- generated-content, interactiviteit, burgerjournalistiek, e.d.m. maakten opgang.
Ontegensprekelijk was de evolutie van een push naar een pull omgeving – van zender know it all naar mediagebruikers die in toenemende mate zelf kunnen bepalen waar, wanneer en hoe ze content consumeren) – een bijzondere uitdaging voor publieke omroepen en andere traditionele mediabedrijven die sterk georganiseerd waren volgens een push model (Bardoel en Lowe, 2007: 9-17).
Begin jaren 2000 zetten publieke omroepen in West-Europa geleidelijk in op nieuwe mediastrategieën, een multimediaal aanbod en digitalisering. Spelers zoals de Nederlandse publieke omroeporganisaties (met het digitaal aanbod ‘Net Gemist’ en de creatie van verschillende websites) en de BBC (met de lancering van binnenlandse en internationale themakanalen en het explosief groeiende BBC Online) bleken hierin een stuk gretiger dan vele andere publieke omroepen (Raats, 2014: 234ev). Het is in deze exploratieve fase van het digitale tijdperk dat de derde beheersovereenkomst (2007-2011) moet gezien worden. Kwaliteitsverhoging,
efficiëntie en holistische programmering vormden de kern van deze beheersovereenkomst, maar een belangrijk deel voorzag ook in de ontwikkeling van een multimediale omroep – al kon op dat moment nog niet ten volle rekening gehouden worden met de concrete mogelijkheden en beperkingen van een nieuwe mediaomgeving (Saeys, 2007; Saeys en Antoine, 2007). Dan weer werd een online aanbod gelegitimeerd vanuit de kerntaken – de eerste websites of themakanalen waren vaak nieuws -en cultuursites. Dan weer werd een digitaal aanbod opgehangen aan extra inkomsten voor de publieke omroep (wat o.m. in het Verenigd Koninkrijk sterk het geval was) (Xxxxxxx, 1996). In Vlaanderen kregen digitale strategieën o.m. vorm binnen ambitieuze strategieën zoals het driesporenbeleid of de cultuurdelta op het vlak van cultuur, waarbij nieuwe kanalen volledig ten dienste werden gesteld van de uitvoering van de publieke omroepopdracht, maar waar de VRT voor een stuk ook botste op organisatorische, financiële en inhoudelijke grenzen.
In de meeste West-Europese landen werd de publieke omroep intern hervormd met als doel te evolueren naar een multi- of zelfs cross-mediale mediaorganisatie. De integratie van radio, televisie en internet binnen nieuwsredacties (Xxxxxxxx en Xxxxxxx, 2005, Xxx-Xxxxxx, 2008; Born, 2004) was daarbij vaak een prioriteit. Later kwam men hier deels op terug omdat de specificiteit van het medium en de workflow van mediaprofessionals toen nog moeilijk te rijmen bleek met de idee van één geïntegreerde cross-mediale organisatie (Raats, 2014: 259). De uitbouw van het digitaal aanbod van publieke omroepen zorgde in vele gevallen voor stijgende kosten (inrichten themakanalen, online aanbod, digitaal archief, etc.) en, hieruit volgend, een vraag naar meer overheidsfinanciering of kijk- en luistergeld. In bepaalde gevallen gingen overheden hier op in; in een aantal gevallen – o.m. in Vlaanderen en Nederland – leidde dit ook tot klachten van private spelers over onrechtmatige staatssteun (Donders, 2012).
1.2.4 Hybride en geconvergeerd medialandschap (2010-…) Een vierde periode kenmerkt zich door een definitieve verschuiving van omroepmarkten naar media- en communicatiemarkten. Mediamarkten verschuiven van waardeketens naar waardenetwerken en mediabedrijven maken steeds meer deel uit van een complex web van interdependente spelers. Dit wordt nog versterkt door enerzijds tendensen van internationalisering, diversificatie en concentratie die al eerder waren ingezet (Arsenault en Castells, 2008), maar zich nu ook duidelijker aftekenen in kleine mediamarkten zoals de Vlaamse. Anderzijds is er een verregaande technologische convergentie, waardoor rollen en machtsposities van omroep-, telecommunicatie- en ICT-bedrijven nog grondiger verschuiven. Bovendien manifesteren nieuwe spelers zoals Google en Facebook zich als nieuwe dominante spelers en als absolute game changers in nationale en subnationale mediamarkten (zie Deuze, 2007). Voor beleidsmakers wordt het bovendien een stuk moeilijker om alle online diensten binnen Europese, laat staan nationale, regulering te vatten (Van den Bulck en Donders, 2014; Cammaerts en Calabrese, 2011; Xxxxxxx, 2011).
Zowel traditionele als nieuwe mediabedrijven zijn in toenemende mate actief op elkaars speelveld. De zoektocht naar nieuwe financieringsmodellen, de minder afgebakende rollen binnen nieuwe mediamarkten, de rechtsonzekerheid op het vlak van regulering, etc. zorgen voor nervositeit bij alle stakeholders (Donders en
Evens, 2014), wat een hernieuwde kritiek op de publieke omroep (Raats, 2014; Xxxxxxxxxx, 2012) met zich meebrengt.
Binnen dit geconvergeerd digitaal medialandschap blijven de meeste publieke omroepen overeind. Ze bereiken nog steeds grote delen van hun publiek, al veroudert dat, zeker wat betreft televisie. De uitdagingen voor publieke omroepen zijn evenwel groot: er is een vraag naar meer publieke meerwaarde, een duidelijke opdracht op online platformen, meer efficiëntie en institutionele hervorming, etc. De volgende tabel vat de vier perioden voor de VRT en de belangrijke accenten daarbij samen.
FASE 1: MONOPOLIE
FASE 2:
DUALE OMROEPMODEL
FASE 3:
NAAR EEN DIGITALE SPELER
FASE 4:
HYBRIDE MEDIAMODEL
1930: oprichting NIR (einde KVRO, SAROV, LIBRADO, en VLANARA)
1953: televisie
1960: omroepwet RTB en BRT
Kwaliteit en relevantie, opvoeding, cultuur, professionele standaarden en onpartijdigheid
Gericht op specifieke doelgroepen
Geliefd; publiek klaagt wel over ‘zware’ programmatie
Idealistische bevlogenheid => bureaucratische verlamming en inhoudelijk rigide beleid; vernieuwing wordt ontmoedigd
Publieke omroep verliest band met publiek Voedingsbodem voor liberalisering
1995:
herstructuring VRT (mini- en maxi-decreet, beheersovereen komsten vanaf 1997) => herstel performantie maatstaven
In beleid aandacht voor nieuwe media en PO; publieke omroep digitaal en crossmediaal
Nuancering belang markt- aandelen
Driesporen- beleid cultuur
Vernieuwde aandacht voor rol publieke omroep (waarom, wat), financiering, regulering en organisatie (hoe) < onzekerheid sector
Inhoudelijke aanscherping van traditionele omroeptaken (nieuws, diversiteit, cultuur)
Multimedia-speler, maar blijft beperkt
Innovatie-gedachte ingeperkt vanuit de markt
Rol VRT op nieuwe platformen blijft teer punt; in beheersovereenkomst 2012 zowel verplichtingen als beperkingen
Klemtoon op samenwerking, ecosysteemaanpak en dialoog vanuit beleid, rol van VRT als standaard
Tabel 1: Fasering omroepperiodes VRT
1.3 THEORETISCHE OMKADERING OMROEPDEBAT: SOCIAAL VERANTWOORDELIJKHEIDSPERSPECTIEF VERSUS MARKTFALEN
Doorheen de geschiedenis van de publieke omroep ontwaren we twee perspectieven op de publieke omroep, onder te brengen in een sociaal verantwoordelijkheidsperspectief en een marktfalenperspectief. Het eerste is dominant in West- en Noord-Europa, zowel in de wetenschappelijke studies over de publieke omroep als in het publieke omroepbeleid. Het tweede is het uitgangspunt voor het vormgeven van de publieke omroep(en) in de Verenigde
Staten. We geven kort de essentie van beide perspectieven weer (gebaseerd op Donders, 2012; Donders en Pauwels, 2012 – met toestemming van beide auteurs).
1.3.1 Sociaal verantwoordelijkheidsperspectief In het sociaal verantwoordelijkheidsperspectief gaat men er van uit dat de media een rol in de samenleving hebben die zuiver economische transacties tussen consumenten en producenten overstijgt. De media construeren een ‘publieke ruimte’. De Duitse socioloog en filosoof Xxxxxx Xxxxxxxx schreef in 1962 het boek Strukturwandel der Öffentlichkeit en bepaalde met dit werk het denken over de publieke ruimte. Volgens Habermas ontstond in de 18de eeuw een publieke ruimte waarin plaats was voor vrije en rationele discussies tussen individuen en dit op basis van gelijkheid en onafhankelijkheid tegenover de heersende politieke en economische machten. De private ruimte op zijn beurt wordt bepaald door de consumptie van goederen en diensten; de wetten van vraag en aanbod en het streven naar winstaccumulatie. Hoewel historisch onderzoek heeft aangetoond dat een onafhankelijke publieke ruimte niet bestond in de 18de eeuw en discussies tussen de intelligentia op dat moment door Xxxxxxxx geïdealiseerd werden, onderschrijven velen wel zijn opvatting over de publieke ruimte als een noodzakelijk gegeven en een absoluut streefdoel in een democratische samenleving.
In ieder geval is de idee van een publieke ruimte bepalend geweest in het denken over de noodzaak van een publieke omroep. Die wordt door heel wat wetenschappers immers in het centrum van de publieke ruimte geplaatst. Eenvoudig gesteld krijgt een publieke omroep geld om programma’s te maken. Commerciële omroepen maken doorgaans programma’s om geld te verdienen. Dat zijn beide legitieme, maar compleet verschillende logica’s, die weliswaar elkaar ook overlappen. Desalniettemin bestaat er een angst dat de laatste jaren de private ruimte de publieke ruimte inneemt en dat onder invloed van liberale beleidsagenda’s media herleid worden tot een economisch product als elk ander. In een dergelijk dominant economisch verhaal komt de publieke omroep onder druk. Xxxxxx (1998) maakte in die context zelfs gewag van het afbreken van het publieke omroepsysteem in zijn werk The decline and fall of public service broadcasting.
Zij die ervan uitgaan dat de publieke omroep een rol vervult in de publieke ruimte en dus bijdraagt aan de democratie zijn van mening dat de publieke omroep als model van dienstverlening superieur is aan de markt of op zijn minst nodig is om iedereen gelijke toegang te verschaffen tot een verscheidenheid van kwaliteitsvolle informatie, educatie en ontspanning, wars van inkomen of aantrekkelijkheid t.o.v. adverteerders (Garnham, 1990).
Er zijn drie kernpunten in het sociale verantwoordelijkheidsperspectief op de publieke omroep. Ten eerste stelt men publieke dienstverlening in de mediasector gelijk met de dienstverlening van de publieke omroep. Een model waarbij private bedrijven aanspraak kunnen maken op publieke subsidies ter vervanging van het gecentraliseerde omroepmodel, wordt resoluut afgewezen in dit sociaal verantwoordelijkheidsperspectief. Ten tweede is de publieke omroep er voor alle burgers. De klemtoon op universaliteit heeft een tweeledige betekenis. Enerzijds betekent het dat de diensten van de publieke omroep toegankelijk moeten zijn voor iedereen. Voor heel wat mensen betekent dit gratis – al wordt een dienstverlening die volledig gratis is niet verwacht in domeinen zoals publiek
transport. Anderzijds vloeit uit het universaliteitsprincipe voort dat de publieke omroep verschillende genres moet aanbieden. Xxxxxxx (1990) vermeldt expliciet en zeker niet toevallig ontspanning als eerste en dan informatie en educatie. Hij vindt die laatste twee zeker niet minder belangrijk, maar wil met deze plaatsing duidelijk maken dat het brengen van kwaliteitsvol en lokaal entertainment een kerntaak is van de publieke omroep. De publieke omroep onderscheidt zich niet door bepaalde genres niet te brengen, maar door in alles wat ze brengt te streven naar de grootste kwaliteit. Kwaliteit is uiteraard moeilijk te meten. Er zijn vaak hevige discussies over en weinigen zullen ontkennen dat heel wat publieke omroepen zich bij momenten inderdaad schuldig hebben gemaakt aan te commerciële programmatiestrategieën. Een derde element dat terugkomt in sociale verantwoordelijkheidsvisies vloeit voort uit de hierboven beschreven ‘holistische’ visie op de publieke omroep. Die laatste moet niet alleen alle genres aanbieden, maar dient dat in het digitale tijdperk ook op alle platformen te doen. De publieke ruimte is dus niet beperkt tot de radiospeler en het televisiescherm zoals we het traditioneel kennen (Jakubowicz, 2007). In zekere zin biedt het internet zelfs kansen om meer dan ooit tot een publieke ruimte te komen waarin mediagebruikers met de publieke omroep en elkaar in interactie en dialoog kunnen gaan (Xxxxxxx, 2004).
1.3.2 Marktfalenperspectief Sommigen zijn van mening dat de overheid enkel kan interveniëren wanneer de markt niet optimaal presteert. Men spreekt in die context van marktfalen. Verwijzend naar digitale media en de explosie van televisiekanalen stellen Xxxxxx (2000) en Elstein (2004) dat het marktfalen afneemt en er derhalve minder nood is aan een publieke omroep.
Het denken over de publieke omroep vanuit een marktfalenperspectief bestaat al sinds de oprichting van de publieke omroep in de jaren 1920, maar komt sterk op in de jaren 1980. Het is gelieerd aan economische theorieën over publieke goederen, externaliteiten en zogenaamde merit goods (zie Xxxxx, 2002). Publieke goederen zijn diensten of producten waarvan de consumptie door één persoon de consumptie door een andere persoon niet uitsluit (non-rival) en waarvan het moeilijk is gratis consumptie te voorkomen (non-excludable). Hoewel mediadiensten doorgaans als publieke goederen worden beschouwd, spreekt men vandaag meer over semi-publieke goederen aangezien de technologische evoluties het wel degelijk mogelijk gemaakt hebben mensen uit te sluiten van mediaconsumptie, bijvoorbeeld door encryptie of in het geval van betaaltelevisie. Indien de moeilijkheid om mensen uit te sluiten van consumptie resulteert in beperkte terugverdieneffecten (bijvoorbeeld voor dure genres zoals nieuws en fictie), dan spreekt men van marktfalen. Naast publieke goederen en externaliteiten (i.e. positieve effectieven als gevolg van gebruik van bepaalde diensten) zijn er ook nog merit goods. Deze zijn waardevol voor de samenleving. Het zijn goederen of diensten waarvan “de waarde groter is dan de waarde die het individu er aan toeschrijft” (Cox, 2004). Historische documentaires, onderzoeksjournalistiek en culturele programma’s zijn courante voorbeelden. Mensen kijken er misschien niet massaal naar, maar het zijn programma’s van grote maatschappelijke waarde die op lange termijn veel mensen (o.m. via het onderwijs) kunnen bereiken. Juist omdat hun bereik op korte termijn vaak klein is (en er hierdoor in een commerciële context lagere advertentie-inkomsten gerealiseerd worden), de betalingsbereidheid bij consumenten laag (en er hierdoor opnieuw ook bij
betaaltelevisie-operatoren weinig animo is om te investeren in dergelijke producties), en hun productiekost eerder hoog, worden deze merit goods doorgaans te weinig geproduceerd door commerciële bedrijven.
Een aantal wetenschappers gaat er sinds de jaren 1980 steeds meer van uit dat de publieke omroep niet meer zo erg nodig is als voorheen. Er is geen schaarste meer van spectrum, er zijn meer kanalen, er is meer aanbod, mensen kunnen uitgesloten worden van mediaconsumptie, etc. Publieke goederen met positieve externaliteiten die niet voorzien worden door de markt, zo veronderstelt men, zijn beperkt geworden en dus is een grote publieke omroep die ontspanning, informatie en cultuur verzorgt niet langer nodig. Integendeel, overheden moeten de markt en de wetten van vraag en aanbod laten spelen. Het individu kan best zelf beslissen waar hij of zij naar kijkt (Xxxxxxx et al., 1986; zie ook Xxxxxxx et al., 2004).
Ook in het marktfalenperspectief ontwaren we drie kernpunten. Ten eerste vertrekt het van de autonome voorkeur van de consument. De consument, en niet de burger of samenleving, moet het enige vertrekpunt van mediabeleid zijn. De overheid en publieke omroep mogen op geen enkele manier een voorkeur voor zgn. ‘betere’ programma’s opdringen aan de consument. Ten tweede voorziet de markt in heel wat keuze in de meeste genres en op alle platformen. De internationalisering van de mediamarkt draagt hiertoe bij. Derhalve is er minder marktfalen en mag de publieke omroep zeker niet actief zijn op terreinen waar de markt al actief is (Xxxxxxxxx en Weeds, 2008). Enkel voor specifieke genres, zoals lokale kindercontent of historische documentaires, is overheidsinterventie nodig. Op online media is er sowieso minder overheidsinterventie nodig. Indien er een aanbod van deze diensten verzekerd wordt door de overheid, heeft deze laatste haar taak gedaan. Of er daadwerkelijk gekeken of geluisterd wordt naar deze publieke diensten is minder relevant. Ten derde koppelen veel voorstanders van het marktfalenperspectief publieke dienstverlening los van de publieke omroep. Commerciële spelers kunnen evenzeer en waarschijnlijk efficiënter publieke mediadiensten produceren (Donders en Raats, 2015).
Figuur 1: marktfalen vs verantwoordelijkheidsperspectief
1.3.3 Marktfalen- en sociale verantwoordelijkheidsperspectieven binnen beleid Het is duidelijk dat deze twee perspectieven niet makkelijk verzoenbaar zijn. Toch incorporeert het publieke omroepbeleid incorporeert meestal verschillende elementen van soms erg, uiteenlopende visies op de publieke omroep. Het beleid situeert zich tussen beide en sommige wetenschappers zien wel degelijk raakpunten tussen beide perspectieven. Bijvoorbeeld, en voornamelijk,,wanneer men de opdracht van de publieke omroep niet alleen ziet op het vlak van het eigen publieke aanbod, maar ook als onderdeel van lokale ecosystemen en als versterker van pluralisme en aanbodsdiversiteit daarin (Raats, 2014). “Het beleid” bestaat inzake de publieke omroep ook niet meer. Hoewel het Protocol van Amsterdam (1998) lidstaten uitgebreide bevoegdheden geeft inzake de publieke omroep, maakt de opening van de televisiemarkten in 1989 met de Richtlijn Televisie zonder Grenzen dat de mededingingsregels onverkort ook voor publieke omroepactiviteiten – ook wel ‘diensten van algemeen economisch belang’ genoemd – van toepassing zijn. Staatssteunregels en hun toepassing hebben een impact op het beleid van lidstaten of de regio’s inzake de financiering, opdracht en controle van de publieke omroep (Brevini, 2010; Xxxxxxx xx Xxxxxxxxx, 0000; 2010; Ward 2008). De zogenaamde ‘Omroepmededeling’ (Europese Commissie, 2009) is hier het beste voorbeeld van (Donders, 2012).
Het Directoraat-Generaal voor Mededinging controleert al sinds de jaren 1990 en op basis van artikel 107(1) van het Verdrag betreffende de Werking van de European Unie, de publieke omroepfinanciering en meer specifiek het subsidiëringsgedrag van de lidstaten. Door klachten vanuit de private omroepsector en recenter ook de printsector, is de Commissie sinds de jaren 2000 bijzonder actief gaan nagaan in welke mate de publieke omroepregimes voldoen aan volgende regels: (1) een transparant georganiseerde publieke omroep; (2) onafhankelijke controle op de publieke omroep, (3) een duidelijk gedefinieerde opdracht die het verschil tussen publieke en commerciële activiteiten duidelijk maakt en exlusief is toevertrouwd aan de publieke omroep; (4) proportionele financiering (Europese Commissie, 2009; 2001; Antoniadis, 2006; 2008; Xxxxxxx, 0000; Donders en Pauwels, 2008; Donders 2012). Op basis van de Europese mededingingsregels, heeft de Europese Commissie al meer dan 20 beslissingen aangaande de financiering van publieke omroepen genomen. Het afschaffen van de Griekse ERT in 2013 (zie Donders, 2013) toonde ook aan dat bestaande maatregelen als het Protocol van Amsterdam niet steeds voldoende garantie bieden om een publieke omroep te legitimeren en behouden (Donders en Raats, forthcoming). Bijgevolg kan worden afgevraagd in welke mate overheidsinstrumenten afdoende zijn voor de bescherming van het statuut van de publieke omroepen.
Ook andere instellingen mengen zich in publieke omroepdiscussies. De Raad van Europa en het Europees Parlement – die laatste ook voorvechter van het Protocol van Amsterdam – werpen zich traditioneel op als verdedigers van een holistische publieke omroep (Bardoel en Vochteloo, 2009; Donders en Pauwels, 2009). Door de intrede van de Europese Commissie in het publieke omroepdossier vinden ook beleidsinstrumenten uit andere landen (o.a. het Verenigd Koninkrijk) ingang in de Vlaamse beleidscontext, zoals de ex ante evaluaties voor nieuwe mediadiensten (Donders en Moe, 2011; Donders, 2010; Moe, 2008a).
1.4 ACTUELE TRENDS BINNEN PUBLIEKE OMROEPONDERZOEK, -BELEID EN -PRAKTIJK
Het is duidelijk dat de rol van de publieke omroep in een hybride mediaomgeving aan verandering onderhevig is en dit steeds fel bediscussieerd wordt. Volgende trends vormen hete hangijzers binnen publieke omroeponderzoek, -beleid en - praktijk.
1.4.1 Participatie, interactie en co-creatie Hoewel participatie van het publiek altijd belangrijk werd geacht binnen het publieke omroepdenken (Xxxxxxx, 2013: 119) – het laten horen van de stem van het publiek is één van de democratische basisprincipes van de publieke omroep – zijn er nu nieuwe mogelijkheden wat betreft co-creatie van content en het bereiken van doelgroepen online (Xxxxxxxxx, 2011: 628-629). Dit brengt heel wat opportuniteiten met zich mee, o.m. wat betreft het bereiken van jongeren en het opbouwen van een meer diepgaande relatie met het publiek (Bakker, 2011: 238). Zo dient volgens sommige auteurs (Xxxxxxxx, 2013: 125; Enli, 2008; Jakubowicz, 2007: 42-44) participatie van het publiek expliciet opgenomen te worden in de missie van de publieke omroep.
Publieke omroepen zelf ondervinden echter uitdagingen om buiten het kader van top-down broadcasting te denken en om in te spelen op een fragmenterend en actief publiek enerzijds, en te voldoen aan de kwaliteitsverwachtingen van datzelfde publiek anderzijds (Hasebrink, 2011: 333-334). Interactie, co-creatie en participatie zijn vaak eerder strategische dan inhoudelijke doelstellingen. Ze stuiten ook op kritiek van concurrenten van de publieke omroep wegens marktverstorend en/of niet behorend tot de kernopdracht (Carpentier, 2011: 70; Lowe, 2009: 18). Publieke omroepen vertaalden publieke interactie aanvankelijk door sterk in te zetten op beperkte vormen van zgn. ‘push-button’-interactie (bvb. polls) (Xxxxxxxx, 1999). Meer recent tekenen zich verschuivingen af naar nieuwe vormen van publieksinteractie – opnieuw sterk ingegeven door technologische mogelijkheden – met een aantal toonaangevende crossmediale successen als gevolg (BBC, 2014; XXX, 0000; Murdock, 0000 Xxxxxxxx, 2009). Problematisch is ook dat publieke omroepen vanuit redactionele onafhankelijkheid, de waarde en kwaliteit van die bijdragen (Xxxxxxx et al., 2010: 39) moeten inschatten, wat de praktische haalbaarheid (tijd- en kostenintensiviteit) bemoeilijkt. Dit beperkt bottom-up participatie voor een stuk en draagt onvermijdelijk bij tot frustratie langs de publiekszijde (Xxxx, 2008; Wardle en Xxxxxxxx, 2008: 40). Vaak blijven interactie en co-creatie ook louter toegevoegd om strategische doelstellingen formeel te vervullen (Carpentier, 2011: 70; Lowe, 2009: 18), zonder rekening te houden met de vraag of interactie en co-creatie wel degelijk binnen het concept en het ondersteunend kader (budget, personeel) van het programma passen.
1.4.2 Hybridisering van genres en kerntaken van publieke omroepen Aandacht voor inhoudelijke aspecten van omroepprogramma’s en diensten gaat binnen de communicatiewetenschappen ver terug, maar kreeg door digitalisering en convergentie specifieke accenten. Auteurs staan o.m. stil bij de hybridisering van genres en de gevolgen, het potentieel en de beperkingen van infotainment en edutainment binnen publieke omroepprogrammering (zie o.m., Shattuc, 2014; Xxxxxxx, 0000). Xxxxxxxx gaat er in toenemende mate aandacht naar de gewijzigde journalistieke praxis en nieuwsberichtgeving als gevolg van citizen journalism, user-generated content, de snelheid van het online medium (en de
mogelijke trade off met kwaliteit en betrouwbaarheid van informatie) en samenwerking met derden (zie Xxxxxxxx xx Xxxx, 0000; Cabanes en Valdez, 2014).
1.4.3 De reikwijdte van publieke omroepactiviteiten online Over de reikwijdte van publieke omroepactiviteiten is er in de literatuur veel discussie. De meeste wetenschappers wijzen vooral op de noodzaak van een sterke aanwezigheid en strategie van publieke omroepen online. Dat verschilt soms expliciet van een aantal trends die op beleidsniveau op te merken zijn. Onder meer Jakubowicz (2007), Brevini (2013), Xxx (2008), Xxxxxxx en Lowe (2007) en Xxxx en Xxxxxx (2014) beklemtonen dat de publieke waarde die de publieke omroep moet realiseren niet stopt bij de grenzen van de traditionele radiospeler en televisieset. De publieke omroep ‘zal online zijn of zal niet zijn’ is een mantra binnen deze brede stroming van publieke omroepliteratuur. Debrett (2007: 4ff) stelt expliciet dat publieke omroepen niet al te zeer mogen afgeremd worden in het exploreren van de opportuniteiten van nieuwe technologische evoluties.
Al kunnen hier en daar ook kritische noten worden vastgesteld. Zo vindt Xxxxxxx (2004) dat publieke omroepen niet altijd de juiste prioriteiten stellen online. Curran (2008: 107) pleit in die optiek voor een duidelijkere opdrachtsbepaling om te verzekeren dat nieuwe diensten gericht zijn op de realisatie van publieke doelstellingen en niet zozeer op het capteren van commerciële opportuniteiten. Ook Xxxxxxx (2012) beklemtoont dat de publieke omroep wel degelijk meerwaarde moet realiseren op online platformen wil ze relevant blijven en de eigen legitimiteit niet ondergraven. Daarbij pleiten deze academici wel steeds voor een balans tussen een duidelijke opdrachtsbepaling, controle en transparantie enerzijds en de redactionele onafhankelijkheid van de publieke omroep anderzijds (zie ook Aslama en Syvertsen, 2006; McQuail, 2003: 222-224).
1.4.4 Naar een flexibele, slagvaardige publieke omroep Er is ook toenemende aandacht voor de manier waarop de publieke omroep in het digitale tijdperk georganiseerd wordt. Gevoed door inzichten uit managementtheorie, organisatietheorie en change management, bestuderen wetenschappers zoals Alm en Lowe (2003) welke de organisatorische voorwaarden zijn voor innovativiteit en creativiteit en welke impact concurrentie heeft op de interne organisatie en kwaliteitsbewaking (Born, 2004; Nicoli, 2010; Pendleton, 2012). Xxxxxxxx (2014; zie ook Küng, 2011) focust dan weer op het belang van leiderschap om de publieke omroep meer flexibel en strakker georganiseerd te krijgen. Uit deze literatuur blijkt duidelijk dat vrijwel alle publieke omroepen moeite hebben om hun hiërarchische, meerlagige en soms bureaucratische structuur om te vormen naar een meer flexibele, wendbare organisatie die sneller en efficiënter de publieke dienstverlening organiseert vanuit een publieke omroepfilosofie..De continue hervorming waar de publieke omroep sinds de jaren 1980 (zie eerder) lijkt door te gaan, zet bovendien druk op het personeel dat vaak niet langer het einddoel van de hervormingen kan zien.
Voor publieke omroepen zelf ligt een grote uitdaging in het behouden van creativiteit als kerncompetentie. Aan de ene kant gaat dit over het creëren van de contextuele omstandigheden om creativiteit en flexibiliteit intern op te vangen (Csikzentmihalyi, 1997; Xxxxx en Scase, 2000). De laatste jaren werd vooral gedacht over verzelfstandiging van bepaalde departementen of over meer flexibele tussenvormen die het potentieel van interne competitiviteit aangrijpen
(zoals het Nederlandse omroepsysteem en het Britse ‘Public Choice’-systeem), maar daarbij ook de starheid en bureaucratie van deze systemen uit de weg te gaan (Born, 2004). Aan de andere kant gaat het over het integreren van meer flexibele vormen van productie binnen de bestaande structuren. De handelingen en het denken van mensen zelf kan je moeilijk veranderen, maar je kan wel sleutelen aan structuren met oog op het optimaliseren van de omstandigheden waarin mensen beslissen, werken en creatief moeten zijn. Daarbij kan zowel tegemoet gekomen worden aan bredere behoeften voor de ondersteuning van de audiovisuele sector als aan de noodzaak om interne creativiteit door externe invloeden te prikkelen of strategisch aan de organisatie te binden.
1.4.5 Nadenken over gedecentraliseerde omroepvoorzieningen Al vanaf het Peacock Committee in de jaren 1980 staan gedistribueerde omroepvoorzieningen op de agenda. In ‘Peacock’ werden specifieke middelen voorgesteld waarop zowel publieke als private ondernemingen aanspraak kunnen maken na een openbare aanbestedingsprocedure om mediadiensten aan te bieden (Peacock, 1986; 2000; 2004). Halverwege de jaren 2000 kregen dergelijke distributed public service modellen opnieuw aandacht wanneer nagedacht werd over cruciale hervormingen binnen het publieke omroepbestel. In het Verenigd Koninkrijk lanceerde regulator Ofcom plannen voor de Public Service Publisher, dat zich specifiek toelegde op die taken waar de BBC tekortschoot (Elstein, 2008; Ofcom, 2007); in Nederland werd een model met tenderprocedures en afschaffing van de bestaande omroepvoorzieningen als optie door de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (2005) naar voor geschoven (Van de Donk et al. 2006; TNO 2005; Pauwels, 2006). Nog recenter krijgen gedistribueerde modellen aandacht als piste om specifieke genres te ondersteunen (fictie, regionaal nieuws, kindertelevisie), willen deze genres nog overeind blijven (Xxxxxxx, 2011). Voorstellen die uitgaan van gedistribueerde omroepvoorzieningen keren met de regelmaat van de klok terug op de beleids- en onderzoeksagenda (zie o.m. Xxxxxxx, 2010; Fourie, 2011), maar tot op vandaag bestaan, op New Zealand On Air na, geen bestaande – laat staan succesvolle – voorbeelden van gedistribueerde publieke omroepvoorzieningen ter vervanging van bestaande gecentraliseerde omroepmodellen (Comrie en Fontaine, 2005; Dunleavy, 2005; 2012). Bovendien valt op dat plannen in de richting van gedistribueerde modellen vaak uitgaan van een beperking van de omroeprol en opdracht. Dit veeleer dan organisatorische efficiëntie of de idee dat concurrentie op kwaliteit leidt tot een beter aanbod (Raats en Donders, 2014a; b; Xxxxxxx en Raats, 2015).
1.4.6 Efficiëntie- en besparingsoefeningen Publieke omroepen in Europa blijven niet gespaard van grootschalige bezuinigingsoperaties als gevolg van de financiële en economische crisis. Gevolg is niet alleen een bezuiniging op de middelen van publieke omroepen, maar ook vaak opgelegde hervormingsoperaties die dikwijls op erg korte termijn worden doorgevoerd. In Nederland leidde dit tot drastische besparingen en een fusie tussen 22 omroeporganisaties. Ook de Nederlandse regionale omroepen vallen voortaan onder de centrale NPO-koepel. Bij de BBC werd het behoud van hetzelfde bedrag van de license fee gekoppeld aan een verplichte inkapseling van BBC World binnen het BBC-budget en verregaande samenwerking tussen BBC en STV in Schotland en S4C in Wales. Dit heeft mogelijk geleid tot een slagvaardigere en efficiëntere werking van publieke omroepen, maar betekende ook besparingen ten aanzien van de kern van de publieke omroepopdracht en –organisatie. In
december 2014 publiceerde de European Broadcasting Union, de koepelorganisatie voor Europese publieke omroepen, een rapport over de publieke financiering van publieke omroepen in Europa, die reeds verschillende jaren na elkaar een dalende trend vertonen.1
1.4.7 Omgaan met samenwerking en de verschuiving naar een open publieke omroep
Publieke omroepen zijn de laatste jaren in toenemende mate overgegaan tot
allerhande vormen van partnerships en dialoog, met culturele instellingen of archieven, maar ook met private spelers. Waar dit aanvankelijk vooral ter legitimering van een uitgebreide opdracht en als vorm van relatiebeheer werd gezien, raken publieke omroepen in toenemende mate overtuigd van de voordelen van samenwerking, wat zich ook vertaalde in concrete partnershipagenda’s en interne strategieën hieromtrent (BBC, 2009). Probleem is echter dat de samenwerkingsagenda– hoe overtuigd omroepen ook mogen zijn – en de overgang naar succesvolle partnerships intern slechts gradueel en beperkt gebeurt. Voor een deel is dit te wijten aan structurele drempels eigen aan grote traditioneel hiërarchische gecentraliseerde organisaties; voor een deel ook aan de jarenlange vrij geïsoleerde ‘inward looking’-houding van vele publieke omroepen (Raats et al. 2013).
Op beleidsmatig niveau is er in toenemende mate, zeker in landen zoals Nederland, Finland, Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en ook regio’s zoals Vlaanderen, meer aandacht voor de rol die de publieke omroep moet/kan spelen in het stimuleren en versterken van de markt. Daarom wordt vanuit beleid sterker op partnerships aangestuurd. Tegelijkertijd toont de beleidsvertaling ook hoe moeilijk ‘samenwerking’ te operationaliseren is. Het valt op dat daar waar overgegaan is tot opgelegde verplichtingen voor samenwerking, vaak vrij instrumentele verplichtingen het resultaat zijn (bvb. verplicht jaarlijks georganiseerd overleg). Ook frappant is dat concrete samenwerkingsinitiatieven vooral het gevolg zijn van marktdruk (bvb. samenwerking rond innovatie en R&D) of besparingsoefeningen (fusie tussen NPO en regionale diensten; samenwerking BBC en S4C en Scottish Television). Meer ambitieuze samenwerking met grote publieke instellingen en met het oog op publiek aanbod en partners komt veel minder aan bod (Raats, 2014; 2012).
1.4.8 Onderscheidend karakter en het behouden van publieke ethos De verschuiving naar meer slagvaardige en efficiënte omroepen, sterk gevoed door new public management, heeft voor vooruitgang in de performantie (in kijkdichtheid, efficiëntie, financiering, etc.) van publieke omroepen gezorgd. Tegelijkertijd duiken er regelmatig vragen op over het eroderen van het ‘publieke ethos’ en over het publieke onderscheidende karakter van die omroepen. Recurrente vragen zijn o.m. wat nog de kern van een publieke omroeporganisatie vormt, en in welke mate het publieke omroepethos verschilt van principes in privé organisaties (zie o.m. Xxxxx-Xxxxxx, 2010; Xxxx en Xxxxxx, 2013). Gegeven de steeds scherpere concurrentie in media- en communicatiemarkten weerklinkt op beleidsniveau bijgevolg regelmatig de vraag naar een duidelijkere en meer onderscheidende opdracht van de publieke omroep (Donders, 2012). Overheden willen weten waarom er nu juist geld gaat naar de publieke omroep. Informeert die
1 xxxx://xxx0.xxx.xx/xxxxxxxx/xxxx/0000/00/xxx-xxx-xxxxxxx-xxxxxx-xxxxxxxxx.xxxx
mensen anders/beter dan commerciële spelers? Wat betekent creativiteit juist? Hoe meet je kwaliteit? Tegelijkertijd blijkt hoe moeilijk het is om begrippen als ‘waarde’, ‘kwaliteit’, ‘innovatie’, ‘creativiteit’, ‘samenwerking’ te vertalen naar de opdracht en meetbare performantiemaatstaven (Raats en Pauwels, 2012; Raats, 2014; Xxxxxxx, 2010). Volgens sommige auteurs leidt dit tot arbitraire en instrumentele afbakeningen en ironisch genoeg een uitholling van de onderscheidende waarde (zie o.m. Xxxxxxx 2004; Xxxxxx 2010, 2012; Born 2003,
2004; Raats, 2014, Lowe 2011).
1.4.9 Aanbevelingen uit Vision 2020 Publieke omroepen vinden het niet altijd makkelijk om met alle uitdagingen om te gaan. De European Broadcasting Union organiseerde daarom afgelopen jaar een toekomstoefening met haar leden en onafhankelijke experten, wat resulteerde in tien aanbevelingen voor de toekomst. Volgende aanbevelingen met concrete best practices werden in een “levend” document (online terug te vinden via xxxx://xxxxxx0000.xxx.xx/xxx-xxxxxx) geformuleerd:
- Begrijp je publiek beter.
- Vergroot de inbreng van het publiek en de diversiteit van/in je aanbod.
- Prioritiseer / maak keuzes in je portfolio van diensten.
- Wees de meest relevante en meer betrouwbare/vertrouwde bron van informatie.
- Wees meer relevant voor jongeren.
- Emancipeer je publiek, cureer content, en maak content deelbaar.
- Versnel innovatie en ontwikkeling.
- Zorg dat je content vindbaar is, zeker op nieuwe platformen.
- Transformeer je organisatiecultuur en management.
- Bewijs dat de publieke omroep nodig is.
DEEL 2
ONDERZOEKSOPZET & METHODOLOGIE
De uitwerking van een analysekader, vertaling van de relevante trends naar concrete vragen, toelichting van de gevolgde methodes en overzicht van de betrokken stakeholders.
2 ONDERZOEKSOPZET EN METHODOLOGIE
2.1 BELEIDSVOORBEREIDEND ONDERZOEK
Beleidsonderzoek van media- en communicatiebeleid is een specifiek deeldomein van de communicatiewetenschappen (Just en Puppis, 2012). Onderzoek binnen deze discipline is er van oudsher (Laswell, 1970) op gericht om op een methodologisch onderbouwde manier tot analyses van en voor media- en communicatiebeleid te komen. Daarbij zien we dat beleid en ook beleidsvoorbereidend onderzoek inzake de publieke omroep steeds meer vertrekken vanuit een zogenaamde multi-stakeholderbenadering (Raats, 2012; Hutchinson, 1999: 125-140), waarbij er naast traditionele institutionele betrokkenen in mediabeleid (overheidsinstellingen, publieke omroep, private media, enz.) ook sociaal-economische, culturele, e.a. actoren en consumenten in participatieve beleidsstudies betrokken worden (Padovani en Pavan, 2011). Dit onderzoek situeert zich binnen deze lijn van multi-stakeholder- en participatief beleidsonderzoek.
2.2 EEN MEERVOUDIGE ONDERZOEKSOPZET
De methode van deze stakeholderbevraging verschilt enigzins van de aanpak in de vorige stakeholderbevraging en is er op gericht meer stakeholders te kunnen bevragen, maar ook tot meer diepgaande inzichten te komen m.b.t. stakeholdervisies. De stakeholderbevraging vertrekt daarom van een meervoudige aanpak bestaande uit een brede, kwalitatieve online consultatie en individuele expertinterviews en rondetafelgesprekken. Deze studie pikt de draad op van de vorige (Donders et al. 2010), maar betrekt meer stakeholders en toetst tevens in welke mate opinies gewijzigd zijn, waar accenten verschoven zijn en hoe spelers bepaalde standpunten uit 2010 vandaag evalueren. De bevraging laat organisaties ook toe om voorafgaandelijk hun standpunt voor te bereiden in functie van concrete adviezen en visiebepaling. Dergelijke voorbereidende fase is tevens opportuun om eventuele problemen inzake de analyse en verwerking van delicate aspecten op te vangen en te vermijden.2
De methode van deze stakeholderbevraging situeert zich in het veld van de kwalitatieve onderzoeksmethoden (Merriam, 1990; Xxxxxx, 0000) en liet zich daarbij inspireren door Delphi-analyse (Linstone en Turoff, 1975), Q-methodology (o.m. in Xxxxx and Xxxxxxx, 0000), argument mapping (o.m. in Xxxxxx, 2010) en stakeholder en advocacy coalitions onderzoek (Xxx xxx Xxxxx en Donders, 2014; Xxxxxxxx and Xxxxxxx-Xxxxx, 1993, 1999).
2 Het oorspronkelijke onderzoeksplan omvatte een terugkoppeling van de prioriteiten uit de consultatie naar de stakeholders toe. Dit bleek echter om methodologische en praktische redenen niet opportuun. Uit de analyse van de geschreven consultaties kwam een aantal aspecten duidelijker naar voor dan oorspronkelijk verwacht, waardoor zich tijdens de verwerking van de data ‘automatisch’ een prioritisering voordeed. Bovendien zou het terugkoppelen naar de stakeholders, meer onenigheid en polarisering in de hand kunnen werken, omdat de terugkoppeling weinig ruimte laat voor nuance en context. Praktisch werd een terugkoppeling moeilijk haalbaar aangezien veel stakeholders later dan de vooropgestelde deadline hun standpunten bezorgden. Een nieuwe terugkoppeling zou de stakeholders te zwaar belasten met bijkomend werk en zou de vooropgestelde opleverdatum van het onderzoek in het gedrang brengen.
2.3 ANALYTISCH KADER
De opdrachtgever identificeerde een aantal vragen die aan bod diende te komen in de stakeholderbevraging. Deze werden allemaal opgenomen in het onderzoek en georganiseerd in een breed analysekader dat gebaseerd is op wetenschappelijk onderzoek. Het analysekader is gebaseerd op de inzichten over (1) de historische ontwikkeling van de publieke omroep, (2) theoretische perspectieven op de publieke omroep, (3) actuele trends in publieke omroeponderzoek, beleid en publieke omroeppraktijk, en (4) het analysekader uit de studie van 2010.
Het analysekader dekt alle relevante aspecten van de opdracht van de publieke omroep en een aantal andere die bepalend zijn voor de wijze waarop de opdracht uitgevoerd wordt. Volgens 8 centrale indicatoren en 6 subindicatoren (gevat onder verschillende C’s) worden de verschillende thema’s, stakeholderstandpunten en issues gegroepeerd. De indicatoren vormen de rode draad voor de stakeholderbevraging. Ze zijn structurerend van aard en erop gericht alle relevante aspecten van het toekomstige publieke omroepbeleid te vatten. We lichten ze hieronder schematisch toe:
CORE | Discussies over de inhoud van het publieke omroepaanbod, met daarbij aandacht voor de specifieke kerntaken, engagement en -waarden, maar ook de manier waarop het aanbod gepresenteerd wordt binnen zenders en diensten. De indicator wordt opgedeeld in zes subindicatoren | |
Content production | Discussies inzake contentstrategieën, onafhankelijke producties en interne productie gelinkt aan het VRT-aanbod | |
Coverage of news and events | Discussies rond journalistiek aanbod en praxis, alsook het aanbod en de invulling van de nieuwsberichtgeving en duiding van de VRT | |
Cultural remit | Discussies rond de afbakening en invulling van de culturele opdracht van de VRT | |
Cultural diversity, identity and target groups | Discussies rond diversiteit en representativiteit van minderheden, het voorstellen van de Vlaamse identiteit en het specifiek inzetten op doelgroepen vanuit de publieke opdracht | |
Conservation | Discussies over digitalisering en ontsluiting van het VRT- archief | |
Channels and programmix mix | Discussies rond de merkenstrategie en kanalen van de VRT en het evenwicht in aanbod |
Tabel 3: Indicator core uitsplitsing
COLLABORATION & PARTNERSHIPS | De brede invulling van samenwerking, dialoog en het delen van content en diensten; de rol van de publieke omroep als partner binnen markt en samenleving en de noodzakelijke voorwaarden hiervoor |
CORPORATE & CREATIVE CULTURE | Discussies over het behoud van het publieke onderscheidende karakter (public ethos) van de interne organisatie, het leiderschap en het creëren van de randvoorwaarden voor het behoud van een sterke creatieve en flexibele mediaorganisatie |
CROSS-MEDIA | Discussies over het online en multimedia-aanbod van publieke omroepen, de reikwijdte ervan en discussies rond technologieneutraliteit van diensten |
CONVERSATION | De invulling van participatie en betrokkenheid vanuit het publiek, enerzijds met het oog op interactie met het omroepaanbod, anderzijds met het oog op de democratische betrokkenheid van het publiek met het oog op draagvlak en legitimiteit van de VRT |
COST | Discussies over de financiering van de VRT, het plafond op commerciële financiering, nieuwe inkomsten, de wenselijkheid van gemengde financiering en discussies rond besparingen |
CLARITY AND CONTROL | Discussies over de transparantie van de VRT-organisatie, procedures, deontologie en financiering en over de opvolging van de opdracht vanuit interne en externe controle- en monitoringorganen; de toepassing van de wetgeving en beheersovereenkomst, alsook de onafhankelijkheid van de publieke omroep |
CHECKS AND BALANCES | Discussies rond de positie van de publieke omroep als marktspeler en concurrent, evenwichten binnen de markt en de mate waarin diensten die tot de opdracht behoren ook als ‘marktconform’ worden aanzien |
Tabel 4: Indicatoren analysekader
2.4 AFBAKENING VAN DE STAKEHOLDERS
Voor de selectie van de stakeholders werd vertrokken van het brede waardenetwerk van de publieke omroep en de positie van de publieke omroep binnen de mediamarkt en het media-ecosysteem.3 Daarnaast identificeerden we actoren binnen de samenleving die gelinkt zijn aan de rol van de publieke omroep en de uitvoering van haar opdracht. Op die manier strekte de stakeholderidentificatie zich uit tot actoren actief op het vlak van cultuur, diversiteit en representatie, educatie, mediawijsheid, sociaal-economische thema’s, etc. De selectie van stakeholders gebeurde door de onderzoekers zelf. Wel werd de lijst van te contacteren stakeholders teruggekoppeld naar de Sectorraad Media en het Departement CJSM om een zo volledig mogelijke dekking te verzekeren. Stakeholders zijn in volgende subgroepen onder te brengen:
3 Een waardennetwerk omvat alle financiële stromen, samenwerkingen en transacties van financiering tussen alle spelers verbonden voor het leveren van een dienst. Voor waardenetwerkanalyse zie, o.m., Normann en Xxxxxxx, 1993; Xxxxxxxxxxx, 1997; Xxxxxxx en Fieldstad, 1998; toegepast op de mediasector, zie, Bleyen en Ballon, 2012; toegepast op de publieke omroep, zie, Raats, 2014.
HOOFD- SECTOR | SUBSECTOR | TYPE STAKEHOLDER | |
Mediasector | Audiovisuele sector | Film- en documentairesector | |
Televisieproductiesector | |||
Facilitaire spelers | |||
Auteursrechtenorganisaties | |||
Beroepsverenigingen audiovisueel | |||
Reclamesector | Reclameregieën | ||
Reclameproducenten en - organisaties | |||
Innovatie, monitoring en onderzoek | |||
Fondsen en ondersteuning | |||
Omroepsector | Particuliere omroepen | TV | |
Radio | |||
Regionale omroepen | |||
Distributie en dienstenverdelers | |||
Technologische, software en multimediaspelers | |||
Pers- en uitgeverssector | Boekenuitgevers | ||
Kranten | |||
Beroepsverenigingen | |||
Mediagroepen | |||
Overige | |||
Overheid en Regulering | Monitoring en regulering | ||
Politieke Partijen | |||
Publieke sector | Cultuursector | Cultuurhuizen | |
Belangenverenigingen en koepelorganisaties | |||
Onderwijs en middenveld | Diversiteit, religie en levensbeschouwing | Levensbeschouwelijke omroepen | |
Levensbeschouwelijke organisaties | |||
Diversiteit en minderheden | |||
Sociaal-economische spelers | |||
Sport | |||
Onderwijs en mediawijsheid | |||
Zorg en welzijn, overige sensibilisering |
Tabel 5: Typologie stakeholders
Tabel 6 toont het totaal aantal betrokken stakeholders (n=143), verdeeld over de verschillende methodes. Ter vergelijking: in de vorige stakeholderbevraging (2010) werden in totaal 85 stakeholders betrokken (in interviews en rondetafelgesprekken) (Donders et al. 2010). In Nederland namen aan een vergelijkbare consultatie in 2010, gebaseerd op een vrijblijvende online consultatie voor mediasector en overige groepen in de samenleving, 30 organisaties deel (Donders en Raats, 2012).
ONDERZOEKSMETHODE | # STAKEHOLDERS | |
Consultaties (118) | Enkel consultatie | 86 |
Consultatie in duo | 8 | |
Aangesloten bij andere stakeholder | 10 | |
Interviews (17) | Consultatie + interview | 15 |
Enkel interview | 2 | |
Rondetafels (22) | Consultatie + rondetafel | 13 |
Enkel rondetafel | 9 | |
TOTAAL | 143 |
Tabel 6: Totaal aantal betrokken stakeholders per methode
De figuur hieronder geeft de verdeling van de stakeholders per categorie weer:
Audiovisuele sector
Omroepsector
24%
34%
Distributie en dienstenverdelers
10%
16%
10%
1%
1%
Technologische, software en multimediaspelers
Pers- en uitgeverssector
3% 1%
Monitoring en regulering
Figuur 2: Gedetailleerde Verdeling Deelnemende Stakeholders (n=143)
2.5 METHODE 1: ONLINE CONSULTATIE
In fase 1 van het onderzoek werd een brede, kwalitatieve online bevraging uitgevoerd. In essentie werden er open vragen, met ruimte voor eventuele bijkomende standpunten (die niet door de open vragen werden afgedekt), online geplaatst. 304 Stakeholders werden via een gericht schrijven uitgenodigd deel te nemen aan de bevraging. Ook niet-aangeschreven stakeholders konden deelnemen aan de bevraging en 2 organisaties deden dat ook effectief. De vragenlijst (volledige versie in bijlage 2) ging in op verschillende topics, geclusterd in negen hoofdvragen:
(1) In hoeverre is een publieke omroep vandaag en morgen noodzakelijk en wenselijk in Vlaanderen? Welke positie moet ze daarbij innemen binnen het medialandschap?
(2) In welke mate vervult de VRT haar publieke opdracht?
(3) In welke mate moet de VRT alle Vlaamse mediagebruikers bereiken?
(4) In hoeverre ziet u de VRT als multimediale en crossmediale speler?
(5) In welke mate slaagt de VRT erin haar band met het publiek te behouden en hoe kan de VRT dit – indien nodig en gewenst – versterken?
(6) Xxxxx u het belangrijk dat VRT samenwerkt met andere spelers?
(7) In hoeverre vindt u de huidige financiering van de VRT adequaat?
(8) In hoeverre vindt u de controle van de performantie, efficiëntie, het functioneren, enz. van de VRT afdoende?
(9) Indien u de volgende beheersovereenkomst zou schrijven, welke 3 elementen zou u zeker behouden willen zien, en welke 3 elementen zou u meteen aanpassen en hoe?
2.5.1 Consultatieproces Uitnodiging tot deelname aan de online consultatie verliep in meerdere rondes. Een eerste uitnodiging werd per e-mail verstuurd op 16 februari 2015. Een standaardmail kaderde kort het onderzoek, de onderzoeksopzet en de oproep tot deelname (zie bijlage 1). Verder bevatte de mail in bijlage enkele achtergronddocumenten (de beheersovereenkomst 2012-2016 en bijkomende informatie over de situering van het bredere academische en politieke debat over de toekomstige rol van de publieke omroep), alsook de consultatie zelf. Een herinneringsmail en laatste herinnering werden respectievelijk één week later (23 februari 2015) en drie weken later (12 maart 2015) verstuurd aan diegenen die op dat moment noch een consultatie indienden, noch bevestigend of ontkennend hadden geantwoord op de eerdere mail(s).
Aan elke stakeholder werd duidelijk meegedeeld dat de ingevulde vragenlijst als formeel standpunt van een organisatie, en dus niet van een individu, beschouwd wordt. Bovendien werd meegegeven dat het standpunt on-the-record is en opgenomen kan worden in het rapport. Een aantal spelers gaf daarop aan zich te onthouden van deelname aan de consultatie, vaak uit confidentialiteitsoverwegingen en om de relatie met de VRT niet te compromitteren.
De gerichte aanpak, waarbij stakeholders rechtstreeks benaderd werden met de vraag tot deelname, en actieve aansporing op regelmatige tijdstippen, bleek een garantie op een brede deelname en een grote diversiteit aan stakeholders. Er werd expliciet over gewaakt dat voldoende stakeholders van de VRT binnen elk relevant segment van de maatschappij en markt vertegenwoordigd waren. Dit i.t.t. de volledig open consultatie-oproepen aangaande de rol van de publieke omroep in Nederland, waar vooral institutionele actoren en private mediabedrijven intekenen op consultaties, en er een vertekend beeld dreigt te ontstaan over het werkelijke draagvlak en prioritisering vanuit de samenleving (Donders en Raats, 2012).
Het indienen van de vervolledigde consultaties verliep via een online Typeform4 formulier. De link om het document te uploaden werd voorzien in zowel de uitnodigingsmail, als op het einde van de eigenlijke consultatie. De reden om voor deze werkwijze te kiezen was tweeledig. Ten eerste voorzag Typeform de onderzoekers van één centrale plaats van dataverzameling. Zo konden we gelijktijdige analyse bewerkstelligen, alsook dubbele data vermijden. Ten tweede bestendigde de Typeform het open karakter van de online bevraging. Organisaties
4 Typeform is een online cloud based dienst voor data collectie (xxxx://xxx.xxxxxxxx.xxx/)
die niet persoonlijk door ons werden aangeschreven, maar toch wensten deel te nemen, konden gebruik maken van de link om hun consultatie in te dienen. Het online uploadsysteem bevroeg elke indiener naar naam-, organisatie- en functiegegevens, ter controle van de representativiteit van de mening van de organisatie. Voor respondenten die problemen ondervonden met het uploaden van hun consultatie werd er een e-mail adres voorzien.
De verwerking van verzamelde kwalitatieve data gebeurde aan de hand van een uniform analysesysteem. Alle antwoorden werden gefilterd en gesorteerd op basis van de indicatoren uit het eerder vernoemd analytisch kader (Xxxxxxx et al., 2010). Vijf onderzoekers stonden in voor de verwerking van de consultaties naar fiches. Resultaten werden telkens binnen het onderzoeksteam teruggekoppeld om inconsistenties te vermijden en de validiteit van de dataverwerking te verhogen.
2.5.2 Deelname Consultatie De lijst van stakeholders (in bijlage 2) die werd betrokken is omvangrijk, maar niet exhaustief. Het feit dat het een open bevraging betrof, liet ook toe dat stakeholders, buiten de initieel aangeschreven stakeholders, de kans kregen om de eigen mening over de rol van de VRT kenbaar te maken. Zo werden er gedurende het uitnodigingsproces relevante stakeholders aan de lijst toegevoegd (bv. Child Focus, Stichting tegen Kanker, Jupiler Pro League, ...) en dienden er ook partijen in die niet persoonlijk door ons werden aangeschreven, maar toch op de hoogte waren van de consultatie via koepelorganisaties (Interfederaal Gelijkekansencentrum en Fevlado). De Sectorraad Media van de SARC werd als opdrachtgever van deze studie niet apart bevraagd; wel werden leden van de Sectorraad bevraagd.
Uiteindelijk namen 118 aantal stakeholders deel aan de bevraging (een respons van 39%). Deze vertegenwoordigen volgende stakeholdergroepen:
HOOFDSECTOR | GECONTACTEERD | INGEDIEND |
Publieke sector | 145 | 60 |
Overheid en regulering | 12 | 6 |
Mediasector | 147 | 52 |
TOTAAL | 304 | 118 |
Tabel 7: Verdeling Consultaties Stakeholders per Hoofdsector
HOOFDSECTOR | SUBSECTOR | GECONTACTEERD | INGEDIEND |
Publieke sector | Cultuursector | 46 | 17 |
Onderwijs en middenveld | 99 | 43 | |
Overheid en regulering | Monitoring en regulering | 5 | 1 |
Politieke partijen | 7 | 5 | |
Mediasector | Audiovisuele sector | 83 | 26 |
Omroepsector | 19 | 11 | |
Distributie en dienstenverdelers | 4 | 2 | |
Technologische, software en multimediaspelers | 12 | 1 | |
Pers- en uitgeverssector | 29 | 12 | |
TOTAAL | 304 | 118 |
Tabel 8: Verdeling Consultaties Stakeholders per Subsector
De respons op uitnodiging tot deelname aan de consultatie was aanzienlijk. Van de 304 contacten, kregen we van 158 stakeholders (52%) antwoord. In 118 gevallen ging het om een ingevulde consultatie, 10 respondenten gaven aan zich aan te sluiten bij de mening van een andere stakeholder, 8 stakeholders dienden een gezamenlijke consultatie in (4 consultaties), en 25 stakeholders gaven uitdrukkelijk aan niet te wensen deel te nemen, meestal zonder te specificeren waarom. Onderstaande tabel geeft alle stakeholders weer die een consultatie indienden:
HOOFD- SECTOR | SUBSECTOR | TYPE STAKEHOLDER | STAKEHOLDER |
Mediasector | Audiovisuele sector | Film- en documentairesector | Independent Films |
Filmfestival Oostende | |||
Potemkino | |||
Off World | |||
Televisieproductiesector | Skyline /deMENSEN | ||
Caviar | |||
De Filistijnen | |||
De Chinezen | |||
Hotel Hungaria | |||
Woestijnvis / De Vijver | |||
Facilitaire spelers | Outside Broadcast | ||
Auteursrechtenorganisaties | Sabam | ||
deAuteurs/SACD-SCAM- SOFAM | |||
Beroepsverenigingen audiovisueel | Unie van Regisseurs | ||
Scenaristengilde | |||
VOTP | |||
Vlaamse televisie academie | |||
Thematic Channels United | |||
Vereniging Regionale Radio-Omroepen (VRRO) | |||
Belgian Entertainment Association (BEA) | |||
Reclameregieën | Pebble Media | ||
Reclameproducenten en - organisaties | Unie van Belgische Adverteerders (UBA) | ||
Creative Club of Belgium | |||
Innovatie, monitoring en onderzoek | Vlaamse Raad voor Wetenschap & Innovatie (VRWI) | ||
iMinds | |||
Fondsen en ondersteuning | VAF | ||
Flanders Doc | |||
Omroepsector | Particuliere TV omroepen | Medialaan | |
SBS | |||
VRT | |||
Particuliere Radio omroepen | Nostalgie Vlaanderen | ||
Club FM – Family Radio | |||
Regionale omroepen | Hit FM | ||
Ring TV | |||
ROB tv | |||
Regionale TV Media nv (RTVM) | |||
Focus/WTV (RMM) | |||
vzw Vlaams-Brusselse media | |||
Distributie en dienstenverdeler | Telenet | ||
Stievie | |||
Technologische, software en | Little Miss Robot |
multimediaspelers | |||
Pers- en uitgeverssector | Boekenuitgevers | WPG | |
Beroepsverenigingen | Vlaamse Nieuwsmedia | ||
VVJ | |||
Raad voor de Journalistiek (RvJ) | |||
Brussels Platform voor Journalistiek | |||
Mediagroepen | Mediahuis | ||
Concentra | |||
Roularta | |||
Sanoma Belgium | |||
De Persgroep | |||
Overige | Newsmonkey | ||
Overheid en Regulering | Monitoring en regulering | Steunpunt Media | |
Politieke Partijen | Open VLD | ||
N-VA | |||
SP.a | |||
Groen | |||
CD&V | |||
Publieke sector | Cultuursector | Cultuurhuizen | M HKA |
BOZAR | |||
STAM | |||
Mu.Zee | |||
NTGent | |||
VIAA | |||
Rock Werchter | |||
Sportpaleisgroep | |||
Belangenverenigingen en koepelorganisaties | Locus / Bibnet | ||
FARO | |||
SARC – Kunsten en Erfgoed | |||
Overleg KunstenOrganisaties | |||
Kunstenpunt | |||
SARC-Algemene Raad | |||
Genootschap Auteurs Lichte Muziek (GALM) | |||
Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek, Archief en Documentatie (VVBAD) | |||
Brusselse Museumraad | |||
Onderwijs en middenveld | Levensbeschouwelijke omroepen | de Protestantse omroep (PRO) | |
Levensbeschouwelijke organisaties | Verenigde Protestantse kerk in België | ||
Kerknet | |||
Diversiteit en minderheden | Ouderenraad | ||
GRIP | |||
Vereniging Personen met een Handicap (VFG) | |||
Netwerk tegen Armoede | |||
Femma | |||
Vrouwen Overleg Komité (VOK) | |||
Cavaria | |||
Adviescommissie Vlaamse Gebarentaal | |||
Fevlado | |||
Slechtzienden en blinden platform (SBPV) | |||
Interfederaal |
Gelijkekansencentrum | |||
Sociaal-economische spelers | ACOD-VRT | ||
ACV-VRT | |||
VVSG | |||
Gezinsbond | |||
Vlaamse Jeugdraad | |||
Xxxxxxxx.xxx | |||
UNIZO | |||
VDAB | |||
Verso | |||
Boerenbond | |||
ACV | |||
ABVV | |||
ACLVB | |||
SARC - sociaal-cultureel werk | |||
Socius | |||
Sport | Vlaamse Sportraad | ||
Onderwijs en Mediawijsheid | Mediawijs | ||
Provinciaal Onderwijs Vlaanderen | |||
RITS | |||
LUCA School of Arts | |||
Klasse | |||
OVSG | |||
Gemeenschapsonderwijs (GO!) | |||
Vrije Universiteit Brussel (VUB) | |||
Universiteit Gent (UGent) | |||
Zorg en welzijn, overige sensibilisering | Stichting tegen Kanker | ||
Sensoa | |||
Touring | |||
Zorgnet Vlaanderen |
Tabel 9: Deelgenomen stakeholders
Tabel 10 toont de stakeholders die zich aansloten bij de mening van een andere partij:
SUBSECTOR | TYPE STAKEHOLDER | STAKEHOLDER | SLUIT ZICH AAN BIJ |
Audiovisuele sector | Televisieproductiesector | Panenka | VOTP |
Eyeworks | |||
Beroepsverenigingen audiovisueel | Acteursgilde | ||
Vlaamse Filmproducentenbond | |||
Fondsen en ondersteuning | Screen Flanders | VAF | |
Omroepsector | Regionale omroepen | ATV | Concentra |
TV Limburg | |||
TV Oost | |||
Pers- en uitgeverssector | Kranten | Het Nieuwsblad | Mediahuis |
Mediagroepen | Corelio |
Tabel 10: aangesloten bij andere partij
De verdeling van ingediende consultaties per sector is vrij gelijklopend is (zie tabel 11). Van alle gecontacteerde stakeholders uit de publieke sector, de overheidssector en de mediasector, dienden respectievelijk 41%, 50% en 35% een consultatie in.
Gecontacteerd | Ingediend | Aangesloten | In duo | Afgezegd | |
Publieke sector | 145 | 60 (41%) | 0 | 1 | 11 (7%) |
Overheid en regulering | 12 | 6 (50%) | 0 | 0 | 0 |
Mediasector | 147 | 52 (35%) | 10 (7%) | 3 | 14 (10%) |
TOTAAL | 304 | 118 | 10 | 4 | 25 |
Tabel 11: Verdeling consultaties per hoofdsector
Tabellen 12-14 geven de uitsplitsing weer per hoofdsector van respons op de consultatie. Ook hier zien we dat de responsverdeling vooral binnen de publieke sector gelijklopend is. Wat betreft overheid en regulering zijn het voornamelijk de politieke partijen die hun mening met de onderzoekers deelden. In de mediasector zien we dat voornamelijk de subsector van technologische-, software- en multimediaspelers ondervertegenwoordigd is.
Gecontacteerd | Ingediend | Aangesloten | In duo | Afgezegd | |
Cultuursector | 46 | 17 (37%) | 0 | 1 | 3 |
Onderwijs en middenveld | 99 | 43 (43%) | 0 | 0 | 8 |
TOTAAL | 145 | 60 (41%) | 0 | 1 | 11 (7%) |
Tabel 12: Verdeling consultaties van de publieke sector (n=145)
Gecontacteerd | Ingediend | Aangesloten | In duo | Afgezegd | |
Monitoring en regulering | 5 | 1 (20%) | 0 | 0 | 0 |
Politieke partijen | 7 | 5 (71%) | 0 | 0 | 0 |
TOTAAL | 12 | 6 (50%) | 0 | 0 | 0 |
Tabel 13: Verdeling consultaties van overheid en regulering (n=12)
Gecontacteerd | Ingediend | Aangesloten | In duo | Afgezegd | |
Audiovisuele sector | 83 | 26 (30%) | 5 | 2 | 7 |
Omroepsector | 19 | 11 (58%) | 3 | 0 | 0 |
Distributie en dienstenverde lers | 4 | 2 (50%) | 0 | 0 | 1 |
Technologisch e, software & multimediasp eler | 12 | 1 (8%) | 0 | 0 | 3 |
Pers- en uitgeverssect or | 29 | 12 (41%) | 2 | 1 | 3 |
TOTAAL | 147 | 52 (35%) | 10 | 3 | 14 |
Tabel 14: Verdeling consultaties van de mediasector (n=147)
2.6 METHODE 2: EXPERTINTERVIEWS
Individuele interviews werden afgenomen met vertegenwoordigers van mediaspelers en culturele sector. De stakeholders werden gekozen in functie van
(i) hun relevantie en positie binnen de Vlaamse mediasector, (ii) de relevantie
m.b.t. een aantal speerpunten en prioriteiten die uit de stakeholderbevraging naar voor kwamen. De interviews werden gebruikt voor een meer diepgaande behandeling van de standpunten en visies van specifieke stakeholders. Daarbij
werden bepaalde argumenten teruggekoppeld naar onderzoek of argumenten van andere spelers. Ook werd geprobeerd om tot zo concreet mogelijke opties voor beleid, inclusief de concrete vertaalslag naar de beheersovereenkomst te maken. De gevoeligheid van het dossier, reeds gestarte onderhandelingen, lobbying en dialoog, beperkte deze concretisering evenwel ten dele. De interviews en rondetafels werden ook gebruikt om tot een verduidelijking en verfijning van bepaalde standpunten van stakeholders te komen.
Het betreft telkens semi-gestructureerde expertinterviews, een veelgebruikte methode in de sociale wetenschappen (Hopf, 2004: 202).5 Er werd vertrokken van een vooraf opgestelde topiclijst die flexibel is, zodat bijvragen tijdens het gesprek en afhankelijk van de bevraagde stakeholder mogen waren. Xxxxxxxx (2008: 698) benadrukt dat een dergelijke semi-gestructureerde en flexibele aanpak noodzakelijk is voor individuele experteninterviews en stelt dat “Researchers should bring a questionnaire to their interviews specifically designed around the unique role played by their particular conversation partner.” Op twee uitzonderingen na betreft het telkens face-to-face gesprekken.6 Waar noodzakelijk geacht, namen twee interviewers deel aan een gesprek. De non-respons was bijzonder laag. Stakeholders die werden gecontacteerd, gingen in bijna alle gevallen in op de uitnodiging.7
STAKEHOLDER | VERTEGENWOORDIGER | FUNCTIE | DATUM |
Bibnet/Locus | Xxx Xxxxxxxxx | Directeur | 16/04/15 |
Xxxx.xx | Xxx Xxxx | Adjunct-Directeur | 31/05/15 |
Concentra | Xxxxxx Xxxxx Xxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxx Xxxxxxxx | Directeur ATV Programmadirecteur Acht Directeur Transfer | 01/04/15 |
Cultuurnet | Xxxxx Xxxx | Directeur Marketing | 16/04/15 |
De Persgroep | Xxxxxxxxx xxx Xxxxxx | Xxxxxxxxxxx Bestuurder | 23/03/15 |
De Vooruit | Xxxxxxx Xx Xxxxx | Directeur | 03/04/15 |
XXXX | Xxxx Xxxxxx | Directeur | 16/04/15 |
Mediahuis | Xxxx Xxxxxxxx Xxxxxx xxx Xxxxx Xxxxxxx Xxxx | Gedelegeerd Bestuurder Directeur Digitale Nieuwsmedia Directeur Media | 30/04/15 |
Medialaan | Xxxxx Xxxxxxxx Xxx Xxxxx | Gedelegeerd Bestuurder Directeur Business & Legal Affairs | 03/04/15 |
Nostalgie Vlaanderen | Xxxx Xxxxxxxxx | Directeur | 17/03/15 |
Regionale Media Maatschappij | Xxxx Xxxxxxxx | Gedelegeerd Bestuurder | 20/03/15 |
Roularta | Xxx Xx Xxxx | Gedelegeerd Bestuurder | 20/03/15 |
SBS | Xxxxxxx Xxxxxxxx Xxxxxxxx Xxxxxxx | Woordvoerder de Vijver Directeur | 25/03/15 |
Telenet | Xxxxxx Xxxxxxx | Directeur Regulatory Affairs & Interconnect | 01/04/15 |
Unie van Belgische Adverteerders | Xxxxx Xxx Xxxx | Gedelegeerd Bestuurder | 26/03/15 |
5 Voor meer informatie over experteninterviews, zie Xxxxxxxx 2008; Xxx Xxxxxxxxx 0000; Xxxxxxx and Rich 1991: 14ff; Xxxxx 1996; Xxxxxxxxx 2001; Xxxxxxxx 2001: 90ff; Knight 2002: 61ff; Xxxxxxxxx 2002; Hopf 2004; Xxxxxxxx 2004; Xxxxxxx 2004; Xxxx 2004; Xxxxx 2007
6 Telefonosche interviews met Xxx Xxxxxxxxx (Bibnet/Locus) en Xxxxxxx Xx Xxxxx (Vooruit).
7 Proximus wenste liever niet deel te nemen aan een interview.
Vlaamse Onafhankelijke Televisieproduce nten Vlaamse Onafhankelijke Filmproducenten | Xxxxx Xxxxxxxx | Directeur | 31/03/15 |
Vlaams Audiovisueel Fonds | Xxxxxxx Xxxxxxxxxxx Xxxxxx Xxxxxx | Zakelijk Leider Filmintendant | 25/03/15 |
VRT | Xxx Xxxxxxxxx Xxx Xxxxxxxxxx Xxx Xxxxxxxxxx Xxxxx Xxxxx | Xxxxxxxxxxx Bestuurder Directeur Strategie Directeur Informatie Directeur Media | 01/04/15 |
Tabel 15: Overzicht deelname interviews
2.7 METHODE 3: RONDETAFELGESPREKKEN
De rondetafelgesprekken werden georganiseerd met stakeholders die omwille van hun rol in de samenleving een specifieke visie hebben op vnl. de publieke opdracht van de VRT. Het betreft concreet actoren uit middenveld, onderwijs, en cultuursector die focussen op een aantal specifieke thema’s die uitvoerig belicht worden in dit rapport (jongeren, diversiteit en culturele opdracht). Door rondetafelgesprekken kan een groter aantal stakeholders betrokken worden en kan interactie tussen stakeholders ertoe leiden dat meer concrete beleidsopties geïdentificeerd worden. Er werd gestreefd naar homogeen samengestelde panels (van de Kerkhof en Wentrup, 2008: 31-33).
Voor het rondetafelgesprek over het thema jongeren werden 12 stakeholders uitgenodigd, voor de rondetafelgesprekken over de thema’s diversiteit 11 en voor cultuur 13. Niet elke stakeholder was bereid of kon zich vrijmaken op het vooropgestelde uur. Uiteindelijk namen 10 stakeholders deel aan het rondetafelgesprek over jongeren.8 Aan het rondetafelgesprek over diversiteit9 en cultuur10 namen telkens 6 stakeholders deel.
8 De Vlaamse Vereniging van Studenten reageerde niet op het schrijven en POV verontschuldigde zich voor het rondetafelgesprek over het thema jongeren.
9 Netwerk Tegen Armoede reageerde niet op het schrijven en GRIP, Minderhedenforum, Liga voor
Mensenrechten en Cavaria verontschuldigden zich voor het rondetafelgesprek over het thema diversiteit.
10 Musical van Vlaanderen reageerde niet op het schrijven en Vooruit, Xxxx.xx, FARO, Cultuurnet,
Forum voor Amateurkunsten en Bibnet/Locus verontschuldigden zich voor het rondetafelgesprek over het thema cultuur.
STAKEHOLDER | VERTEGENWOORDIGER | FUNCTIE |
Gemeenschapsonde rwijs GO! | Xxxxx Xxxxxxxxx | Directeur Communicatie |
Klasse | Xxxxx Xxxxxxxx | Redacteur |
Mediawijs | Xxx Xxx Xxxxxxxxx | Directeur |
OVSG | Xxx Xxxxxxx | Diensthoofd Ontwikkelingsdienst |
Rec Radiocentrum | Xxxx Xx Xxxxxxx | Directeur |
Sensoa | Xxxxx Xxxxxxxxxx | Persverantwoordelijke |
Vlaamse Jeugdraad | Xxxxxxx Xxxxxxxx Xxxxx Xxxxxxxxx | Stafmedewerker Lid |
Vlaamse Onderwijsraad (VLOR) | Xxxxx Xx Xxxxxx | Secretaris Raad Basisonderwijs |
VSKO | Xxxxx Xxxxxxx | Communicatieverantwoordelijke |
Xxx Xxxx Xxxx Xxxxxx | Xxxx Xxx Xxxxxx | Woordvoerder |
Tabel 16: Thema Jongeren (19 maart)
STAKEHOLDER | VERTEGENWOORDIGER | FUNCTIE |
Ancienne Belgique | Xxxxx Xxxxxx | Commercieel Directeur |
Xxxxx | Xxxx Xxxxxxx | Artistiek beleid dramaturgie |
Kunstenpunt | Xxxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxx XxXxxxx Xxxx Xx Xxx | Xxxxxx en onderzoek: Podiumkunsten Beleid en onderzoek: Xxxxxx Xxxxxx en onderzoek: Beeldende kunst |
M HKA | Els Verhaeghen | Communicatieverantwoordelijke |
Overleg Kunstenorganisaties Villanella | Xxxx Xxxxxxxxxx | Afgevaardigde, RvB Algemeen directeur |
Vlaamse Opera | Xxxxxxxx Xxxxxxxxx | Persverantwoordelijke |
Tabel 17: Thema cultuur (20 maart)
STAKEHOLDER | VERTEGENWOORDIGER | FUNCTIE |
Xxxxx | Xxx Xxxxxxxxxx | PR en promotieverantwoordelijke |
Kifkif | Xxxxxx Xxxxxxxx | Xxxxxxxxx |
Ouderenraad | Jul Geeroms | Voorzitter |
VFG | Xxxxxxxx Xxxxxxx | Xxxxxxxxxxxxxx |
Transkript | Xxx Xxxxxx | Algemene directie |
VOK | Xxxx Xxxxxxxxxxx | Vrijwilliger – RvB Amazone |
Tabel 18: Thema diversiteit (20 maart)
DEEL 3
OVERZICHT VAN STAKEHOLDERPOSITIES
Resultaten van de bevraging in de vorm van bezorgdheden, aandachtspunten en uitdagingen voor de VRT.
3 OVERZICHT VAN DE STAKEHOLDERPOSITIES
In dit deel bespreken we de resultaten van de stakeholderbevraging. Niet per stakeholder afzonderlijk, maar volgens de indicatoren uit het analytisch kader. We staan telkens stil bij de bezorgdheden, aandachtspunten en uitdagingen voor de VRT. De klemtoon ligt op de toekomstige invulling van het VRT-aanbod en de wijze waarop de organisatie dat doet. Dit gaat evenwel onlosmakelijk gepaard met een evaluatie door de stakeholders van de huidige activiteiten van de VRT. In de bespreking van de indicatoren werd telkens het standpunt van de VRT apart opgenomen om de VRT, die het voorwerp van deze studie is, niet als stakeholder tussen alle andere te behandelen. Achtereenvolgens komen volgende indicatoren aan bod: core, cross-media, conversation, collaboration, corporate and creative culture, cost and commercial offer, clarity and control, checks and balances.
We merken op dat, gezien de enorme diversiteit aan meningen en standpunten, stakeholders niet elk punt dat ze naar voor schoven, in deze bevraging zullen terug zien komen. Er werd op basis van een grondige analyse, met aandacht voor overeenkomsten en verschillen, en een evaluatie van de relevantie, het actualiteitsgehalte en met het oog op de beheersovereenkomst, een selectie gemaakt. In de analyse en evaluatie is zoveel mogelijk rekening gehouden met alle standpunten, visies en nuances.
Deze studie bouwt verder op een kwalitatieve bevraging. Het is dus niet mogelijk om op puur kwantitatieve wijze uitspraken te doen over de verkregen resultaten. Het is met andere woorden niet mogelijk om op basis van deze bevraging te stellen dat een tweederdemeerderheid zich achter een bepaald standpunt schaart. Dit betekent ook dat standpunten steeds met de nodige omzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd. Wel geven we aan wat de algemene teneur is en – waar mogelijk – welke groep stakeholders zich al dan niet achter bepaalde standpunten schaart of welke posities uitgesproken dissident zijn. Ook dient de lezer erover te waken dat bepaalde standpunten explicieter geformuleerd worden dan andere, wat mogelijk een enigszins vertekend beeld met zich meebrengt over de totale teneur. Vaak gaat het dan om specifieke eisen of prioriteiten, dikwijls uit private hoek. Eenvoudig gesteld: appreciatie voor de VRT wordt vaker uitgedrukt in korte zinnen, terwijl kritiek meer uitgesproken is.
Ten slotte merken we op dat sommige standpunten en actorposities onder meerdere van de thematische C’s geplaatst kunnen worden. We bespreken de visies en standpunten in hoofdzaak in dat deel waar ze het meest betrekking op hebben. Meestal wordt er wel melding gemaakt indien bepaalde standpunten ook nog onder andere C’s aan bod komen en wordt er ook naar doorverwezen. Daarom is ook enige overlapping niet uitgesloten.
41
CORE
Welke zijn de taken van de VRT? Hoe moet een publieke omroep er uit zien in de 21ste eeuw? Welke zijn de belangrijkste kernwaarden en hoe vertaalt dit zich naar de opdracht?
3.1 CORE
We vatten de bespreking van de indicator core aan met de brede visies van stakeholders over de inhoudelijke opdracht van de publieke omroep en de rol van de VRT in het huidig medialandschap en de samenleving. In de volgende hoofdstukken staan we vervolgens stil bij een aantal van de kernopdrachtopdrachten van de VRT die een subindicator zijn van ‘core’ (channels and programming mix, content production, coverage of news and current affairs, cultural remit, cultural diversity, identity and target groups, conservation).
3.1.1. Een breed draagvlak voor de VRT Een bijzonder grote groep stakeholders toont zich voorstander van een publieke omroep. In tegenstelling tot de bevraging uit 2010 wijst geen enkele spelers expliciet het bestaan van een publieke omroep af. Dit betekent evenwel niet dat stakeholders zich niet kritisch opstellen tegenover de VRT. Opvallend is dat publieke actoren (cultuursector, onderwijs, etc.) vooral uitgaan van een democratische noodzaak van de publieke omroep en een brede maatschappelijke rol die de VRT (nog) te spelen heeft, terwijl private spelers vooral vanuit een pragmatische insteek pleiten voor het bestaan van een publieke omroep.
“De VRT wordt door de huidige regering te veel onder druk gezet. De publieke opinie wordt hierbij handig bespeeld terwijl de VRT vanuit haar neutrale positie moeilijk kan reageren. Hierdoor wordt een traditie van meer dan 60 jaar moedwillig in gevaar gebracht. De VRT is en blijft een noodzaak in Vlaanderen. Haar taken en functies kunnen door geen enkele private instantie worden uitgevoerd.” (Off World)
Vele actoren – zowel publieke als marktspelers – tonen zich voorstander van een holistische publieke omroep, die uitgaat van een gemengd aanbod voor een breed publiek via diverse platformen en diensten. Voornamelijk wordt gewezen op de kerntaken informatie, educatie en cultuur, maar ook op ontspanning. De meeste van de voorstanders van een sterke publieke omroep wijzen ook op het belang van een solide financieringsbasis, een opdracht die zich niet beperkt tot radio en televisie, en de noodzaak van een breed bereik om relevant te zijn (CD&V, SPa, Groen). Private actoren zijn niet per definitie gekant zijn tegen de publieke omroep, maar ijveren wel voor een meer afgebakende opdracht en een evenwicht in de taken en genres binnen het aanbod.
Een slagvaardige publieke omroep heeft een grote verantwoordelijkheid tegenover de samenleving en in de markt. Stakeholders verwachten met andere woorden ook veel – en ten opzichte van 2010 wellicht meer – van een publieke omroep. Mogelijke oorzaken voor de verscherpte eisen zijn de economische realiteit die spelers afhankelijker maakt van elkaar en van de VRT. Ook de basismethode van deze studie, i.e. een geschreven consultatie, noopt stakeholders, in tegenstelling tot interviews of rondetafels, wellicht tot concretere reflectie over verwachtingen van de VRT.
3.1.2. Complementair en/of onderscheidend aanbod Vele spelers benadrukken het onderscheidend aanbod van een publieke omroep. Dit kan op twee manieren worden begrepen.
Aan de ene kant wijzen stakeholders er op dat de VRT in een aanbod moet investeren dat door de markt minder wordt ingevuld, alsook extra aandacht moet besteden aan groepen die binnen een commercieel aanbod minder aandacht krijgen (o.m. Verso).
Aan de andere kant wordt onderscheidendheid begrepen als complementariteit met een VRT die zich, volgens hoofdzakelijk private spelers, beter niet inlaat met doelgroepen of taken die al door een commercieel aanbod bediend of uitgevoerd worden (Concentra, Medialaan, De Persgroep, Thematic Channels United, Vlaamse Nieuwsmedia, Roularta, RMM). Deze stakeholders hebben dan ook moeite met het digitaal aanbod van de VRT (bvb. op het vlak van nieuws voor krantenspelers), ontspanning als kerntaak van de VRT, of het extra inzetten op maatschappelijke groepen die vanuit adverteerdersoogpunt belangrijk zijn (bvb. jongeren).
“Binnen het audiovisuele aanbod dient de VRT zich te richten op een aanbod dat complementair is aan dat van de private spelers, indien het maatschappelijk wenselijk is dat er zulk een complementair aanbod komt. Nieuws en duiding zijn dus alleen maar een taak van de VRT in zoverre het aanbod audiovisueel is en zich richt tot doelgroepen die minder goed bereikt kunnen worden via het private audiovisuele nieuwsaanbod.” (De Persgroep)
De klemtoon op het ‘onderscheidend karakter’ van de VRT loopt overigens als rode draad doorheen de hele bevraging. Verschillen bestaan onder stakeholders wel over de accenten die moeten gelegd worden binnen dat aanbod (zie channels and programming mix), over hoe omvangrijk die omroep dan moet zijn, welke taken die moet uitvoeren (zie checks and balances) en de financiering die hiertegenover moet staan.
De belangrijkste argumenten voor het bestaan van een slagvaardige publieke omroep zijn de volgende:
1. Publieke omroep als democratische noodzaak
2. Publieke omroep als standaard voor onderscheidende kwaliteit
3. Publieke omroep als ‘motor’ en standaard voor de markt
3.1.3. Publieke omroep als democratische noodzaak Voorstanders van dit argument wijzen op het belang van een sterke holistische publieke omroep, die onafhankelijk van commerciële en politieke druk, een brede maatschappelijke rol vervult (o.m. Xxxxxxxx.xxx, Boerenbond).
De publieke omroep speelt een belangrijke rol in de ondersteuning van kernwaarden als democratie, diversiteit, respect, etc. (ACV) en kan inspelen op maatschappelijke thema’s die moeilijker liggen binnen een commercieel aanbod (Cavaria, Mediawijs, Kom op tegen Kanker, Interfederaal Gelijkekansencentrum). Onder meer Kom op tegen Kanker wijst op de rol van de VRT in het uitvergroten of aanmoedigen van ‘sociaal kapitaal’ in de samenleving en het belang van gemeenschapsopbouw. Dat kan door het ondersteunen van concrete initiatieven, maar ook in het aankaarten van onrecht, het bespreekbaar maken van heikele en
maatschappelijk moeilijke thema’s als diversiteit, maar ook het presenteren van positieve initiatieven.
De maatschappelijke rol van de VRT uit zich ook in de rol als gids en autoriteit temidden een wereld gekenmerkt door informatie-overvloed en commercieel aanbod (o.m. ACOD, Bozar). Het Steunpunt Media wijst er bijvoorbeeld op dat we vandaag in een markt zitten die verzadigd lijkt met informatie, maar dit toch niet per definitie tot goed geïnformeerde burgers leidt, aangezien de burger vaak weinig greep op, of inzicht in, de kwaliteit van die informatie heeft.
“In een mediawereld van inhoudelijke overdaad maar ook commercialisering en versnippering, is het belang en de rol van de publieke omroep niet verminderd, wel integendeel.” (Steunpunt Media)
“De rol van een publieke omroep is onontbeerlijk daar zij de garantie kan geven dat berichtgeving onpartijdig kan gebeuren én dat onderwerpen die in het commercieel circuit minder of geen aandacht krijgen, toch worden opgenomen. In die zin heeft de publieke omroep ook een meer pedagogische taak. De openbare omroep dient daarbij een leidende rol te spelen zonder daarbij de hoofdrolspeler te willen zijn.” (ABVV)
“We hebben een publieke omroep nodig omdat iedereen in Vlaanderen recht heeft op betrouwbare informatie, kwaliteitsvolle ontspanning en programma’s die ons vertellen over onze geschiedenis, over onze eigen cultuur en die van anderen, over de wereld om ons heen of over wetenschap.” (ACV-VRT)
De Publieke Omroep moet elke Vlaming bereiken om hem te informeren over de wereld, hem de kans te geven gefundeerde meningen te vormen en actief deel te nemen aan onze lokale, nationale en mondiale samenleving (...) De publieke omroep is een motor van natievorming, een manier om respect te krijgen voor anderen in hun gelijkheid en verscheidenheid (De Filistijnen)
“In dit tijdsgewricht van angst, onzekerheid en negativisme is een openbare omroep meer dan ooit wenselijk. Een omroep kan een tegengewicht zijn tegen deze negatieve sluier, los van commerciële of andere belangen.” (Klasse)
3.1.4. Publieke omroep als ‘standaard’ voor onderscheidende kwaliteit Heel wat actoren wijzen op het belang van de VRT als standaard voor kwaliteit. Op die manier speelt de VRT ook een belangrijke rol in het prikkelen of uitdagen van het aanbod van commerciële spelers (bijvoorbeeld op het vlak van nieuws). De rol van standaard in kwaliteit beperkt zich overigens niet tot specifieke genres: de VRT moet excelleren in alles wat ze doet, van cultuur tot ontspanning.
“De VRT moet steeds aantoonbaar kiezen voor kwaliteit. Ze moet ook daar op afgerekend worden, en niet alleen op publiekscijfers.” (Bibnet/Locus)
“Een sterke openbare omroep werkt kwaliteitsverhogend richting commerciële omroepen en vice versa. Een gezonde concurrentie op basis van kwaliteit maakt het televisieaanbod in Vlaanderen beter en innovatiever.” (VAF)
“Als de Vlaming ook bij Medialaan en SBS verwend wordt, is dat mede dankzij de VRT en één.” (Newsmonkey)
3.1.5. Publieke omroep als ‘motor’ in markt en samenleving Meer dan ooit lijkt deze bevraging de klemtoon op de rol van de VRT als motor voor de audiovisuele sector te bevestigen. In de meeste gevallen wordt gewezen op de functie van de VRT in de ondersteuning van de onafhankelijke productiesector en creatief talent in de audiovisuele sector (Scenaristengilde, Skyline/deMENSEN, VOTP, Off World, RITS). De rol als ‘motor’ uit zich in het investeren in kwaliteitsvolle ontspanning, fictie en documentaire. Aan de ene kant manifesteert dit zich in het investeren in producties die minder evident zijn voor commerciële spelers (zoals documentaire of specifieke films) (SACD/deAuteurs, FF Oostende), aan de andere kant gaat het om investeringen in producties die commerciële spelers uitdagen om hetzelfde te doen (kwaliteitsfictie).
“De zoektocht naar en ondersteuning van jong talent zou ook als opdracht van de VRT in de beheersovereenkomst opgenomen moeten worden.” (Sabam)
Daarnaast wordt ook gewezen op het belang van de VRT ter ondersteuning van de lokale muzieksector (BEA, Galm) en van de activiteiten van de culturele sector, onder meer als uithangbord van het culturele leven (Bibnet/Locus) (zie Cultural remit). Sommige stakeholders zien een belangrijke rol weggelegd voor de VRT als gangmaker voor (technologische) innovatie, al wordt dit niet door iedereen gedeeld (zie Crossmedia). VIAA wijst er hieromtrent op dat het creëren van een bloeiende creatieve sector een ‘gedeelde’ verantwoordelijkheid is en investeren hierin niet enkel een taak voor de VRT is.
3.1.6. Onderscheidendheid meer uitdragen in aanbod De meeste actoren verdedigen de huidige invulling van de taken van de VRT. Een grote groep vindt dat de VRT haar kerntaken goed (o.m. VVJ, VUB, Verso, UGent, Potemkino) tot uitstekend vervult (o.m. Zorgnet Vlaanderen, VFG). Diverse spelers wijzen op het belang van een omroep die los van markt en politieke krachten kan werken. De VRT bekleedt aldus een unieke positie, die evenwel impliceert dat er meer dan andere spelers inspanningen moeten worden gedaan om het onderscheidend karakter uit te dragen. Velen geven aan dat de VRT hierin grotendeels slaagt.
“VRT bereikt een hoog niveau op gebied van ontspanning zonder het brede publiek te verliezen. Op vele vlakken is de VRT er zelfs in geslaagd om kwaliteit te doen samengaan met kwantiteit. De beste programma’s halen vaak de beste cijfers. Dit is vrij uniek in de wereld. Meestal is de correlatie omgekeerd.” (De Filistijnen)
Tegelijkertijd wijzen stakeholders op verschillende aspecten die dit onderscheidend karakter in het gedrang brengen. Dit uit zich op een aantal vlakken (o.m. Concentra, SACD/deAuteurs; M HKA; UBA):
(1) een overwicht van ontspanning en ‘licht’ amusement;
(2) een doorgeslagen laagdrempelige aanpak en een gebrek aan diepgang in brede nieuws- en duidingsprogramma’s;
(3) een te sterke aanwezigheid van sponsoring op TV, radio, etc. en een te grote klemtoon op adverteerderswensen bij radio ten koste van primair te bereiken doelgroepen (bvb. medioren en senioren bij Radio 2)
“Niet meer ‘cultuur’ als taak voor de VRT maar de ‘hoge’ cultuur die een onvoldoende brede afname kent. Niet meer ‘informatie’ maar die informatie die binnen een commerciële omgeving moeilijk ligt, zoals consumentenzaken of duiding. Niet meer ‘creatie’, maar creatie die uitgaat van de auteur en niet gebonden is aan publieksverwachtingen.” (Thematic Channels United)
“Men kan zich overigens de vraag stellen of die niet té drempelverlagend benaderd wordt.” (Woestijnvis)
Aandachtspunten in verband met het evenwicht in aanbod bespreken we in het volgend deel (Channels and programming mix).
3.1.7. Belang van creatieve innovatie De rol die de VRT speelt als standaard voor kwaliteit loopt samen met het belang van ‘creatieve innovatie’ (De Chinezen). Spelers wijzen hier op het belang van innovatie in ontwikkeling van programma’s en content. Ze wijzen daarbij ook op de noodzaak aan durf, risico en experiment in de zoektocht naar creatieve innovatie (FARO, Scenaristengilde).
Nogal dikwijls wijzen stakeholders er op dat de VRT meer kan en moet inzetten op creatieve innovatie. Op dit moment wordt het creatief potentieel binnen de sector en organisatie onvoldoende ingezet, wordt te weinig het potentieel verkend van creatieve formats en narratieve stijlen of gewerkt met innovatieve manieren om content aan te passen aan verschillende doelgroepen (OKO, Open VLD, VVSG, Vlaams Jeugdraad, VIAA, Stam, Pebble Media). Vaak wordt dit ook in één adem genoemd met de (te) grote klemtoon op kijk- en bereikcijfers. Sommige stakeholders wijzen hier ook naar de opdrachtgever, die de VRT de ruimte en middelen moet geven om te experimenteren en creatieve risico’s te nemen om grensverleggende kwaliteit te realiseren. RITS merkt bijvoorbeeld op dat er te weinig ruimte is voor vernieuwende audiovisuele programma’s naar het voorbeeld van o.m. VPRO.
“De openbare omroep moet een vrijplaats zijn voor jonge mensen om creatief grenzen te verleggen.” (Klasse)
“De openbare omroep moet aandacht hebben voor het experiment en een katalysator van vernieuwing zijn (…). Creativiteit wordt weggemoffeld in nauwelijks zichtbare projecten als ‘Carte Blanche’, terwijl de grote zender Eén een eerder conservatieve houding aanneemt.” (Woestijnvis)
“Het behoort ons inziens ook tot de taak van de VRT om programma’s en genres te ontwikkelen die toonaangevend en grensverleggend zijn, maar tegelijk ook te experimenteel of te eigenzinnig zijn om zich van een groot mainstream kijkerspubliek te kunnen verzekeren.” (Scenaristengilde)
“De focus mag niet alleen liggen op formats die hun succes in het buitenland reeds hebben bewezen, maar xxxxxx’x durven aangaan door talent in eigen huis te koppelen aan extern talent om zo tot nieuwe en originele formats te komen. Hoewel de VRT in creatief talent investeert, zien we steeds meer reeds gekende formats opduiken die zonder enige meerwaarde als enige doel hebben om het marktaandeel te bevestigen.” (Off World)
“Binnen dit hybride en snel evoluerende landschap is het belangrijk dat de VRT een kweekvijver blijft voor jong talent (zie iedereen beroemd). Dat het een plek blijft waar geëxperimenteerd kan worden met formats op welke drager dan ook en dat alleen de kwaliteitsvolle resultaten het scherm of andere platformen halen. Dus met andere woorden, waar een jonge maker nog mag/kan falen en opnieuw mag/kan beginnen.” (XXXX)
3.1.8. Informatieaanbod als absolute kerntaak Informatie blijft de absolute kerntaak van de VRT. Verschillende stakeholders wijzen op het belang van goed geïnformeerde burgers en de noodzakelijke rol van de publieke omroep daarin (o.m. ABVV, ACLVB). Het informatieaanbod moet zich kenmerken in toegankelijkheid voor alle Vlamingen, diversiteit in aanbod (aandacht voor zowel nieuws als opinie en diepgang) en vooral: journalistieke kwaliteit, onafhankelijkheid en betrouwbaarheid. Naast informatie worden in hoofdzaak cultuur, educatie en ontspanning als kerntaken naar voor geschoven. Velen geven ook aan dat sport een kerntaak van de VRT blijft uitmaken. De SARC-Algemene Raad en Sportraad pleiten voor een brede sportvisie, met de grootst haalbare variatie in het sportaanbod. Tenslotte wijzen veel spelers erop dat ‘diversiteit’ in het hele aanbod aanwezig moet zijn (o.m. SARC). De stakeholders vinden dat de VRT hierrond een inhaalbeweging moet maken.
“In een (super)diverse samenleving moet de openbare omroep ook de maatschappij in al zijn verscheidenheid bedienen.” (SARC-Algemene raad)
3.1.9. Herzien van de educatieve rol van de VRT Nogal wat actoren wijzen op de educatieve rol van de VRT. Die educatieve rol uit zich dan enerzijds in educatieve aspecten in de brede programmering van de VRT en over diverse domeinen en genres heen (duiding, documentaire, etc.), maar anderzijds ook in een expliciet ‘educatieve opdracht’ met aandacht voor bijleren, wetenschap en onderwijs. Onder meer UBA, Sanoma, ACOD-VRT, VRWI, ABVV, Boerenbond, Flanders Doc, Kerknet, OVSG, Mu.Zee, geven aan dat ‘educatie’ doorheen de jaren steeds meer naar de achtergrond is verschoven, onderbenut blijft of ‘matig’ wordt ingevuld.
“Op vlak van educatie heeft de VRT een erg belangrijke rol (levenslang en levensbreed leren). De VRT heeft op dit gebied een toonfunctie, een ontdekkingsfunctie en een detectiefunctie (“ook dit bestaat in de maatschappij”). De VRT beschikt hierover niet steeds over de juiste didactische expertise, maar kan deze ontwikkelen of experts inschakelen.” (Sectorraad Kunsten en Erfgoed)
“De VRT heeft een bijzonder grote educatieve taak, en dit met betrekking tot alle leeftijdscategorieën. Daarom niet in een pur sang onderwijzende zin, maar doorheen alle geleverde content verwondering, bevestiging of kritische houding bij de gebruiker te stimuleren.” (Off World)
Velen wijzen de idee van schooltelevisie zoals de publieke omroeptraditie ze kent af. Ze wijzen op het belang van integreren van educatie als transversale opdracht binnen bredere ontspanningsprogramma’s (VRWI, VRRO, Vlaamse Televisieacademie, Unie van Regisseurs, Sabam). Programma’s als ‘Iedereen Beroemd’ en ‘De Schuur van Xxxxxxx’ oogsten lof onder de stakeholders omdat ze moeilijke en minder evidente thema’s (zorg, diversiteit, wetenschap) toegankelijk en ontspannend voor een breed publiek brengen. Andere stakeholders zien net
dergelijke programma’s als problematisch omdat thema’s als wetenschap als alibi ingezet worden voor lichte ontspanning.
“Educatie is beperkt tot onbestaand. ‘De Schuur van Scheire’ is ontspanning, geen educatie.” (Nostalgie Vlaanderen)
VRWI merkt op dat voor degelijke wetenschapscommunicatie entertainmentprogramma’s niet voldoende zijn en een informatief educatief aanbod noodzakelijk is. SBPV stelt een potentieel vast in een mediawijsheidaanbod overdag, gericht op senioren. Mediawijs ziet een uitdaging voor VRT om productiehuizen te betrekken in de aandacht voor mediawijsheid. GO! wijst ten slotte op het blijvend inzetten op algemeen Nederlands
Een aantal stakeholders is wel positief over huidige initatieven. Potemkino en Newsmonkey loven de inspanningen inzake educatie op Ketnet. Xxxx wijst op de evoluties richting ‘blended learning’ en hybride lesvormen; het audiovisuele aanbod van een openbare omroep kan hier een interessante rol in spelen.
Uit de stakeholderbevraging blijkt ook duidelijk dat ‘educatie’ erg verschillend kan worden ingevuld. Educatie kan zowel slaan op sensibilisering, actualiteit, maatschappelijke thema’s toelichten en andere taken die voorheen als ‘volksverheffing’ werden omschreven. Anderzijds slaat een educatief aanbod ook op een ‘onderwijzend’ aanbod, met aandacht voor wetenschap, voorlichting en opleiding.
3.1.10. Standpunt van de VRT De VRT zelf wijst erop dat een publieke omroep (1) het enige medium is dat zich tot alle Vlamingen richt, inclusief doelgroepen die voor andere media niet interessant zijn; (2) garant staat voor betrouwbare informatie in een wereld gekenmerkt door verwarring in nieuws en informatie; (3) de garantie biedt op een divers en lokaal aanbod, met genres en thema’s die minder interessant zijn voor commerciële spelers; en (4) een stuwende rol speelt voor media-innovatie en duurzame marktversterking. De VRT merkt tevens op dat onderzoek haar betrouwbaarheid en onpartijdigheid bevestigen en de toezichthouder jaar na jaar bevestigt dat de VRT haar publieke omroep vervult. De omroep geeft voorts aan de publieke meerwaarde meer gefocust in te vullen binnen de diverse genres. Ook het bewaken van kwaliteit vergt blijvende inspanningen. De VRT geeft tenslotte ook aan de educatieve rol te ondersteunen en versterken. Ze ziet dit vooral in een transversale vertaling binnen het aanbod.
C
HANNELS & PROGRAMMING MIX
Wat denken stakeholders over het evenwicht in het huidige aanbod van kanalen en genres?
3.2 CHANNEL AND PROGRAMME MIX
Hier bespreken we de spreiding van het VRT-aanbod binnen kanalen, platformen en merken. De meeste aandacht gaat daarbij uit naar het evenwicht in genres en aanbod en de positie van ontspanning in het totale aanbod (zie ook deel ‘core’).
Zoals in het vorig deel aangegeven, tonen voorstanders van een sterke publieke omroep zich ook voorstander van een holistisch aanbod, met diverse genres en taken naar een breed publiek. Private mediaspelers beklemtonen vooral de complementariteit met een VRT die inzet op die taken die niet door de markt uitgevoerd worden. Ze pleiten voor een duidelijkere afbakening in het evenwicht in genres en zien een overaanbod van taken die ook door commerciële spelers worden ingevuld.
Wat betreft het evenwicht in genres kunnen standpunten voornamelijk teruggeleid worden tot drie discussies: (1) de positie van ontspanning in het aanbod; (2) de verhouding tussen verbreding en verdieping in het totale aanbod; (3) de diversiteit van het aanbod.
3.2.1. De positie van ontspanning binnen het totale aanbod De plaats van ontspanning zorgt traditioneel voor veel discussie. Binnen de aandachtspunten over het ontspanningsaanbod treffen we diverse visies aan. Rode draad in alle visies is het belang van onderscheidende kwaliteit in het ontspanningsaanbod. De VRT moet vooral inzetten op vernieuwende content en formats en creativiteit tonen in haar ontspanningsaanbod, eerder dan gekende formules of commerciële formats aankopen uit het buitenland (o.m. Medialaan, GO!, Pebble Media). Sommige spelers wijzen expliciet op het belang van kwaliteitsvolle ontspanning als kerntaak (De Filistijnen, WPG, Rock Werchter) of als ondersteunend voor minder evidente omroepdomeinen (o.a. Independent Films, Kerknet, Klasse, Steunpunt Media), zoals diversiteit, cultuur, educatie, etc.
“Kwaliteitsvolle ontspanning is de norm voor VRT. Het maakt dat VRT geen nichezender wordt met een select publiek. Een breed entertainmentaanbod maakt dat een breed publiek ook met betrouwbaar en onafhankelijk nieuws en duiding wordt bediend.” (ACV-VRT)
“Belangrijk is het uitzenden van programma’s die generaties verbinden. Reizen Waes is daar een goed voorbeeld van. Het is leerrijk, er zit een boodschap in en toch ontspannend” (VRRO)
“Het is absoluut noodzakelijk om ook ontspanning van een hoog niveau te brengen. Beter iets minder, maar betere ontspanning” (STAM)
“De VRT speelt en kan een grote rol spelen in het aanbieden van kwalitatieve ontspanningsprogramma’s. Belangrijk is hier dat ze daaraan een meerwaarde kan toevoegen ten aanzien van ontspanningsprogramma’s van de commerciële media. De VRT kan via ontspanningsprogramma’s, cultuur, informatie (geschiedenis, actualiteit) verspreiden en een kritische houding, de maatschappelijke discussie en diversiteit stimuleren.” (Off World)
Een eerste reeks standpunten vindt het huidige aanbod evenwichtig en ziet geen overaanbod ontspanning op de VRT (o.m. De Filistijnen, VPKB, VUB).
Een tweede reeks standpunten wijst ontspanning niet noodzakelijk af, maar noteert wel een licht overaanbod binnen de totale mix van diensten en kanalen van de VRT (SACD/deAuteurs; FF Oostende; VVSG). Groen wijst erop dat cultuur, Vlaamse fictie en informatie primair moeten zijn tegenover ontspanning.
“Het commerciële gegeven – veelal vertaald in generieke kijk- of luistercijfers – mag voor de VRT geen de facto doelstelling zijn, maar is wel ondersteunend voor het bereiken van andere doelstellingen.” (Sectorraad Kunsten en Erfgoed)
Een derde groep signaleert een overaanbod van ontspanning en vindt het aanbod van de VRT meer en meer verschuiven richting het commerciële aanbod (Mu.Zee). Andere opdrachten als cultuur krijgen daardoor minder aandacht (Outside Broadcast). Vaak wordt de kijkcijferdruk aangehaald als boosdoener.
“Het programmaschema van de openbare omroep neigt soms te veel naar ontspanning en entertainment, terwijl het ook zeer belangrijk (dat blijkt immers uit haar kerntaken) is dat de openbare omroep aandacht schenkt aan educatie en cultuur.” (Medialaan)
“Het aanbod is te vaak gericht op absoluut bereik, te weinig op inhoud.”
(Nostalgie Vlaanderen)
“Door de multitude van andere taken ziet men vaak door de bomen het bos niet meer en stellen we eigenlijk een wildgroei vast aan initiatieven en keuzes die dan eerder afwijkend gedrag vertonen op deze basisprioriteit (nieuws en duiding), ingegeven door persoonlijke dan wel economische motieven. Door deze (gewilde) complexiteit groeien de verschillende media steeds dichter naar elkaar en gaat de essentiële kracht van een publieke omroep stelselmatig verloren.” (RTVM)
3.2.2. Verhouding verbreding versus verdieping Aansluitend bij de discussie over het evenwicht in aanbod zijn er ook verschillende perspectieven op de verhouding tussen verbreding en verdieping. Veel stakeholders wijzen op de belangrijke inspanningen om moeilijkere en minder toegankelijke thema’s en genres te integreren binnen het totale programma- aanbod van de VRT.
“Als het maximaliseren van het bereik, ook op specifieke doelgroepen een doelstelling is, dan heeft de VRT een mix aan programmagenres nodig om tot het gevraagde resultaat te kunnen komen. (…). Ik heb het gevoel dat dit vandaag zeer doordacht gebeurt en dat VRT daar inderdaad een goede mix aanbiedt van info, sport, fictie, entertainment en cultuur. Moeilijkere thema’s aan bod laten komen binnen succesvolle programma’s, bv. cultuur binnen het journaal, vind ik een verstandige beslissing en zorgt voor meer rendement en een groter bereik voor deze onderwerpen.” (Pebble Media)
Tegelijkertijd merkt een aantal stakeholders ook op dat deze verbreding niet ten koste mag gaan van verdieping. Zij stellen dat een grote klemtoon op bereik er ook toe geleid heeft dat een meer verdiepend aanbod – hetzij binnen informatie, hetzij op het vlak van cultuur en educatie –, weg van lineaire uitzending, naar de marge dreigt te verschuiven, of een plek krijgt binnen een online platform (SARC Sociaal- Cultureel Werk). Daarbij wijst een aantal actoren erop dat de klemtoon op een drempelverlagend toegankelijk aanbod ook een ‘vervlakking’ van het aanbod met zich dreigt mee te brengen.
“Een moeilijkere maar voor een openbare omroep juistere weg is om goede programma's aan te bieden (evenwichtige mix van genres), en een publiek ervoor gaan zoeken en 'opvoeden' om er van te houden.” (Flanders Doc)
“Ontspanning mag ook diepgang brengen: De talkshows mogen dus gerust af en toe het niveau van een vlot magazine overstijgen, zie het niveau van De Wereld Draait Door.” (XXXX)
Nogal wat spelers maken zich bijvoorbeeld zorgen over het informatieaanbod op Radio 1 of het gebrek aan een meer diepgaand en onderscheidend aanbod op Canvas. Off World ziet de vernieuwingsoperatie van Radio 1 vooral gedomineerd worden door een concurrentiestrijd om marktaandeel, eerder dan op kwaliteit, diversiteit en onafhankelijkheid te focussen. Stakeholders pleiten er dan ook dikwijls voor dat programma’s van de VRT in de eerste plaats afgerekend zouden worden op hun inhoud in plaats van op kijkcijfers.
“De oproep voor kwaliteit mag niet uitmonden in een elitaire openbare omroep die enkel voor Vlaamse hoger opgeleiden televisie en radio maakt. Omgekeerd mag het streven naar een zeker publieksbereik op geen enkel moment leiden tot een compromis wat de kwaliteit betreft.” (Sectorraad Kunsten en Erfgoed)
Veel wordt verwacht van de vernieuwde lancering van Canvas. SP.a beklemtoont hier dat de vernieuwingsoperatie van Xxxxxx en herpositionering van Radio 1 de verwachtingen van de meerwaardezoeker blijvend moeten inlossen.
“Een sterkere profilering durven doorvoeren tussen Canvas (ontdekken) en Eén (meer het gevestigde en een generaliserende aanpak), zodat er een breder cultureel spectrum aan bod komt en de doorstroming verzekerd is.” (Bozar)
3.2.3. Diversiteit binnen het aanbod Tenslotte vormt ook de diversiteit van het aanbod, i.e. de afwisseling in thema’s, programma’s, BV’s, etc. een onderdeel van het ‘evenwicht’ in kanalen en merken. Hier lijken stakeholders over het algemeen te oordelen dat de VRT dit ofwel naar behoren, ofwel goed doet.
Een aantal stakeholders wijst wel op het groot aantal herhalingen, ook in primetime, en ziet dit als problematisch (Mu.Zee). Ook dikwijls aangehaald is de aandacht die de VRT telkens moet hebben om ook minder evidente aspecten, thema’s of domeinen te belichten in haar programma’s en diensten. Binnen het sportaanbod gaat het dan om een grotere aandacht voor minder bekende sporttakken (SP.a); inzake cultuur om aandacht voor kunstenaars en evenementen buiten de platgetreden paden; etc.
De VRT moet er ten slotte ook over waken dat niet steeds dezelfde gasten, titels en evenementen op alle netten verschijnen en dient elementen uit het aanbod beter intern op elkaar af te stemmen. Een aantal spelers ziet bijvoorbeeld een gebrek aan variatie in het informatieaanbod (o.m. RMM). Kortom: de VRT moet een dam vormen tegen het steeds beperkter wordend aantal BV’s, thema’s of evenementen
dat aandacht – vaak gestuwd door mediahypes – krijgt binnen het totale media- aanbod in Vlaanderen.
“De boutade ‘De VRT wordt geplaagd door een grote vernieuwingsdrang gecombineerd door een drang naar meer van hetzelfde’ is nog altijd waar. Vooral één gooit per jaar tientallen nieuwe titels op het scherm waarvan de meeste geen vervolg kennen. En tegelijk heeft de kijker het gevoel dat hij elke dag naar hetzelfde zit te kijken, gedurende intussen tientallen jaren.” (De Filistijnen)
3.2.4. Standpunt van de VRT VRT wijst expliciet op het belang van ontspanning als kerntaak en geeft aan de ene kant aan dat ontspanning een taak op zich is – elke Vlaming heeft recht op ontspanning – en aan de andere kant dat ontspanning bij de VRT niet vrijblijvend is binnen het omroepaanbod. Ook andere publieke taken als educatie en diversiteit worden binnen een ontspanningsaanbod geïntegreerd.
COVERAGE OF NEWS
Hoe zien stakeholders de rol van de VRT op het vlak van informatie, duiding en de verslaggeving van evenementen?
3.3 COVERAGE OF NEWS AND CURRENT AFFAIRS
Het brengen van een kwalitatief hoogstaand, uitgebreid en betrouwbaar nieuwsaanbod wordt door de meeste stakeholders als dé absolute kerntaak van de publieke omroep beschouwd. Het belang dat aan nieuws wordt toegekend ligt volledig in lijn met de vorige stakeholderbevraging. Onpartijdige en objectieve, onafhankelijke en deskundige berichtgeving worden als voorwaarden gezien voor de werking van een democratische samenleving. De legitimiteit van de publieke omroep staat of valt dan ook grotendeels met de nieuwsberichtgeving die ze op een non-profitbasis brengen. De publieke omroep moet het publiek helpen een mening te vormen over maatschappelijke onderwerpen en moet bijdragen tot pluralistische opinievorming (o.m. Kom op Tegen Kanker). VOK wijst erop dat de VRT geen doorgeefluik van meningen mag zijn, maar de kijker/luisteraar moet helpen zelf een mening te vormen.
“VRT kan een bijdrage leveren dat de Vlamingen zich ontwikkelen tot goed geïnformeerde burgers. Zij draagt bij aan de samenhang binnen een samenleving.” (Sportpaleisgroep)
Het doorslaggevend belang van de informatieopdracht van de VRT geldt voor veel stakeholders ook in een online omgeving, waarbij ze nieuwsberichtgeving als belangrijkste prioriteit in het online aanbod vinden. Hoofdzakelijk private spelers zijn het daar niet noodzakelijk mee eens (zie Crossmedia en Checks and Balances).
Onder meer het Steunpunt Media, ACOD-VRT en SP.a. wijzen er in deze op dat de toename van beschikbare nieuwsbronnen dankzij het internet, de noodzaak van een kwalitatief en betrouwbaar nieuwsaanbod niet verkleint, maar net vergroot. Ze stellen vast dat informatie via het web ook de onnauwkeurigheid, onvolledigheid en onbetrouwbaarheid van nieuws heeft vergroot. VRT moet dan ook voldoende middelen blijven krijgen om die rol te spelen. Het Steunpunt Media onderstreept het belang van betrouwbaarheid in tijden waarin bronnen moeilijker te controleren zijn en het dubbelchecken van bronnen vaak betekent dat men niet de snelste is. Het wijst daarenboven op de standaardrol van publieke omroepen voor de nieuwsvoorziening in media-ecosystemen:
“In landen met openbare omroepen met een groot marktaandeel, is de kwaliteit van het nieuws doorgaans beter—er is bijvoorbeeld minder sensationeel nieuws, minder criminaliteit etc.—dan in landen met een zwakke openbare omroep en dus met een versnipperde TV-nieuwsmarkt. Te veel nieuwsmarktversnippering leidt tot een ‘race to the bottom’. Een sterk informatie-aanbod van de openbare omroep werpt daar een dam tegen op. Dus om de kwaliteit van het nieuws in de volledige Vlaamse audiovisuele mediasector te garanderen, heeft de VRT een belangrijke taak, ze moet sterk genoeg zijn.” (Steunpunt Media)
3.3.1. Evaluatie van het informatieaanbod van de VRT Het merendeel van de stakeholders laat zich positief uit over de nieuwsberichtgeving en duiding van de VRT. De kwaliteit is vaak hoogstaand, het nieuwsaanbod wordt gepresenteerd in diverse programma’s en formules op maat en slaagt erin een breed publiek te bereiken. SP.a en het Steunpunt Media loven het uitgebreide en gediversifieerde aanbod van de VRT en de inspanningen die
gedaan worden in het hanteren van hoge journalistieke normen. De meeste stakeholders geven ook aan dat het VRT-nieuws een betrouwbaar nieuwsaanbod brengt. De Filistijnen wijst erop hoe precair dergelijk vertrouwen is en dus continue inspanningen vergt.
Sommige, voornamelijk private, spelers lieten zich echter een pak kritischer uit. Onder meer Nostalgie Vlaanderen en Newsmonkey merken op dat de middelen die de VRT aan haar nieuwsberichtgeving spendeert, een grotere kwaliteit of diepgaander aanbod zouden moeten toelaten. Ook Mediahuis vindt dat de middelen, het aanbod en de mankracht voor nieuwsberichtgeving buitensporig zijn (zie Checks and balances). Club FM wijst er op dat met name Radio 1 tekortschiet op het vlak van nieuws en duiding.
“De middelen die de openbare omroep beschikbaar heeft voor haar opdracht betreffende informatie en duiding zijn buitensporig. Bij grote gebeurtenissen zijn er steeds meerdere ploegen vanuit de openbare omroep aanwezig. Met een overdreven aantal nieuws- en duidingsprogramma’s op televisie en radio riskeert de openbare omroep de levensvatbaarheid van private nieuwsinitiatieven te ondermijnen. Een afbouw van de investeringen in nieuws, informatie en duiding van overheidswege dringt zich dan ook op.” (Mediahuis)
“Het huidig niveau, output en performantie van deze taken is niet adequaat gezien de middelen van de grootste nieuwsredactie van het land. Er is absoluut meer uit te halen dan wat vandaag gebeurt.” (Newsmonkey)
3.3.2. Voorwaarden voor een betrouwbaar, kwalitatief informatie-aanbod
Objectiviteit en onpartijdigheid vormen kernwaarden van een kwalitatief en betrouwbaar nieuwsaanbod (Bozar, LUCA, ABVV, ACLVB, ACV, Xxxxxxxx.xxx, Woestijnvis). Stakeholders geven wel aan dat volledige onpartijdigheid en objectiviteit quasi onmogelijk is, net omdat je met mensen werkt, maar daarom niet minder moet nagestreefd worden (o.m. Boerenbond). Newsmonkey verwijst hierbij naar het belang van sterke leiders die waken over onpartijdigheid en onafhankelijkheid.
Over het algemeen lijken stakeholders de VRT (op basis van deze bevraging) onpartijdig te vinden. Xxxxxxx stelt wel een gebrek aan objectiviteit en onpartijdigheid op het vlak van religie vast, wat het deels wijt aan een gebrek aan expertise en vertrouwdheid met het onderwerp. Sommige actoren zien wel een verschuiving richting vooringenomenheden van scherm- of radiomedewerkers in gesprekken, wat zich uit in suggestieve vragen of uitlatingen op sociale media (o.m. Rock Werchter, Flanders doc). De Raad voor de Journalistiek wijst in dit verband op het belang van een onderscheid tussen (1) feitelijke berichtgeving; (2) analyse en kritiek en (3) opiniëring om de rollen van VRT-journalisten af te bakenen en de mate waarin ze zich al dan niet met meningen mogen inlaten:
“Men (moet) er zich voor hoeden om analyse en kritiek, ook wanneer die ‘kwetst, schrikt of verontrust’, onmogelijk te maken, want analyse en kritiek zijn een basisonderdeel van elke vorm van journalistiek, ook voor de VRT. Een eventuele beperking van de mogelijkheid tot opiniëring mag geen beperking inhouden van de mogelijkheid tot analyse en kritiek.” (RvJ)
Stakeholders waarschuwen er ook voor dat onpartijdigheid en neutraliteit niet betekent dat de VRT zich moet onthouden van kritische reflectie of zich moet beperken tot ‘veilige’ thema’s, steeds dezelfde berichten of stemmen (VPKB) of politiek correcte berichtgeving (Touring). Newsmonkey noteert een gebrek aan openheid om bepaalde taboeonderwerpen aan te pakken.
“Tijdens de verkiezingscampagne leidt de overdreven politieke correctheid in het gelijkwaardig aandacht geven aan de verschillende partijen tot krampachtigheid.” (Klasse)
Een tweede voorwaarde voor een betrouwbaar en kwalitatief nieuwsaanbod is de onafhankelijkheid van journalisten en nieuwsredacties (o.m. Bozar). Verschillende stakeholders wijzen op de noodzakelijke ruimte die journalisten en redacties moeten krijgen om hun werk in alle onafhankelijkheid te kunnen uitvoeren, wars van potentiële ideologische, economische of politieke krachten. ACOD-VRT uit zijn bezorgdheid dat een te grote afhankelijkheid van de financiering van de Vlaamse regering en de bijbehorende besparingen het risico met zich meebrengen op positievere beeldvorming ten aanzien van de Vlaamse regering. ACOD-VRT wijst erop dat de politieke wereld en partijpolitiek een te centrale plaats innemen in het (informatie)aanbod van de VRT.
De VRT moet volgens de meeste stakeholders met haar nieuwsaanbod een zo groot mogelijk publiek bereiken. Een derde voorwaarde is dus ook de toegankelijkheid van het informatieaanbod van de VRT (Bozar, Gezinsbond, ACLVB). VRT moet een laagdrempelig, helder en toegankelijk aanbod brengen en expliciete inspanningen doen om met haar nieuwsaanbod maatschappelijke groepen te bereiken voor wie nieuwsconsumptie minder evident is (VOK). CD&V en STAP duiden het belang van nieuws voor jongeren (-25) aan. VRRO ziet Ninja Nieuws (MNM) hier als goed voorbeeld van. SP.a looft de inzet van de VRT om een nieuwsaanbod te brengen met een uitgesproken ‘jong profiel’ op bijvoorbeeld MNM. Het Steunpunt Media wijst op de inspanningen van de VRT om complexere thematieken zoals politiek, buitenlands en financieel-economisch nieuws te brengen.
CD&V pleit ervoor om de nieuwsdienst directer te betrekken bij de globale VRT- strategie:
“Het publiek moet zich herkennen in nieuwsaanbod die de pluraliteit in de samenleving moet weergeven. Daarom zou de nieuwsdienst directer betrokken moeten worden bij de globale strategie van de openbare omroep.” (CD&V)
Het Netwerk tegen Armoede vermeldt ten slotte het belang van dialoog met belangenorganisaties die vaak complexe thema’s kunnen kaderen of bepaalde gevoeligheden duiden. Ze pleiten hierrond voor een gedragscode voor productiehuizen waarmee VRT werkt, want in dergelijke samenwerkingen merkt het Netwerk tegen Armoede misverstanden op rond bepaalde reportages.
3.3.3. Aandachtspunten Onder de aandachtspunten noteerden we geen echt dominant aandachtspunt. Toch leek een aantal prioriteiten terug te komen of uitten diverse stakeholders bezorgdheid over het nieuws- en duidingsaanbod. We staan stil bij volgende aandachtspunten:
1. Gebrek aan onderscheidend, verschillend nieuws
2. Gebrek aan variatie in het informatieaanbod
3. Klemtoon te vaak op licht, aantrekkelijk nieuws met hoge spektakelwaarde
4. Gebrek aan diepgang en verdieping in nieuwsberichtgeving
5. Stakeholders wijzen op de tijd- en werkdruk
6. Grotere inspanningen voor onderzoeksjournalistiek
7. Meer aandacht voor diversiteit
8. Gebrek aan bepaalde thema’s en stemmen
Gebrek aan onderscheidend, verschillend nieuws: Stakeholders wijzen op het belang van ‘onderscheidend’ nieuws dat o.m. de nadruk legt op achtergrond en inzicht, fact-checking en ondersteunend bewijs, eerder dan op snelle scoops en nieuws dat zijn waarde vooral haalt uit de snelheid waarmee het online kan worden gebracht. Tijd- en werkdruk binnen de redacties en het onvoldoende checken van bronnen of niet toelaten van wederwoord, leiden soms tot fouten in duiding. ACV wijst hierbij op het belang van journalistieke autonomie en de vrijheid die journalisten moeten krijgen om zelf nieuws na te jagen. OKO vindt in deze dat het nieuwsaanbod van de VRT te vaak een kritiekloze overname is van fait divers of persberichten. VOK wijst erop dat, ondanks het grote aanbod, diverse thema’s onderbelicht blijven.
“VRT moet niet meegaan in het opbod om de snelste te zijn, wel de beste willen zijn” (Rock Werchter)
“De Sectorraad begrijpt dat het nieuws in deze snelheid wil meegaan, wil het nog impact blijven hebben, maar er wordt later ook nog nauwelijks genuanceerd, en fouten worden niet steeds of met veel te weinig aandacht rechtgezet. Dit moet een aandachtspunt zijn” (Sectorraad Kunsten en Erfgoed)
Gebrek aan variatie in het informatieaanbod (o.m. RMM, Boerenbond). CD&V hekelt het overwicht van sport tegenover cultuur. NTGent wijst op de nieuwswaarde van positieve verhalen en op het belang van kunst, creatie en cultuur in dergelijke berichtgeving. De noodzaak om een breed publiek te bereiken mag ook geen belemmering vormen om te investeren in creativiteit en innovativiteit van het informatieaanbod:
“De relatieve onafhankelijkheid van publieksmaximalisatie of commerciële inkomsten moet de publieke omroep net toelaten om meer dan de commerciële spelers op dit vlak innovatief te zijn en risico’s te nemen.” (Steunpunt Media)
Klemtoon te vaak op ‘licht, aantrekkelijk’ nieuws met hoge spektakelwaarde: dit gaat vaak ten koste van minder evidente thema’s, nuance en uitdieping (o.m. ACV). De Boerenbond wijst bijvoorbeeld op de testen in programma’s als ‘Volt’, die vooral entertainmentwaarde hebben, maar als ‘test’ niet wetenschappelijk onderbouwd of representatief zijn.
“Ook nog steeds belangrijk voor journalistiek algemeen, maar zeker voor een publieke omroep: de conflictgedreven aandachtsjournalistiek durven loslaten.” (VIAA)
“Ook bij de VRT sluipen stilaan de gevaren van tendentieuze ‘publiektrekkers’ in de dagdagelijkse berichtgeving.” (Off World)
“Het nieuws/duiding is geen tweet van 140 karakters waar geen ruimte voor nuancering is. Deze tendens is ook voelbaar in VRT nieuws en duiding.” (Rock Werchter)
Gebrek aan diepgang in nieuwsberichtgeving (o.m. Newsmonkey, SACD/deAuteurs; Flanders doc; SARC Sociaal-Cultureel Werk). Dit uit zich op een aantal vlakken. Stakeholders onderstrepen het belang van contextualisering, duiding en achtergrond (of het gebrek hieraan) in de huidige berichtgeving. ACV- VRT wijst hierbij naar buitenlands voorbeeld, waar grote maatschappelijke debatten met een laagdrempelig karakter, die breder gaan dan enkel politieke betrokkenen en één expert, wel voorkomen.
“Er worden wel gesprekken gevoerd in TerZake of Reyers laat, maar waarom organiseert VRT daar geen bredere debatten rond met veel meer betrokken partijen (…) over grote projecten/maatschappelijke thema’s zoals Oosterweel, Uplace, fileproblemen, klimaatconferentie Parijs, openbaar vervoer, …?” (ACV-VRT)
Grotere inspanningen voor onderzoeksjournalistiek (o.m. VIAA, CD&V, VOK, N- VA, Sectorraad Kunsten en Erfgoed): dit aspect bleek ook een sterk werkpunt in de vorige bevraging. N-VA merkt op dat de VRT plannen dient te ontwikkelen om hiervoor intern meer middelen vrij te maken. ACV-VRT geeft echter aan dat de huidige besparingen en werkdruk het vrijwel onmogelijk maken om nog in te zetten op echte onderzoeksjournalistiek:
“Onderzoeksjournalistiek, een doelstelling uit de beheersovereenkomst, is door de besparingen en hoge werkdruk bijna niet meer mogelijk. De VRT- journalisten hebben de gepaste omkadering en tijd niet meer om deze, voor een kwaliteitsvolle omroep, belangrijke opdracht uit te voeren.” (ACV-VRT)
Meer aandacht voor diversiteit in nieuwsberichtgeving en representatieve weergave van diversiteit. Het nieuws- en duidingsaanbod werd ook verschillende keren genoemd met betrekking tot diversiteit, met o.m. (1) de noodzaak aan berichtgeving over diversiteit met aandacht voor nuance en veelzijdigheid van gemeenschappen en godsdiensten; (2) het blijven doorwerken van stereotiepe nieuwsberichtgeving op verschillende vlakken (beeldvorming woonwagenbewoners en Roma, ouderen, etc.); en (3) diversiteit op het scherm en in de keuze van experts (zie Cultural diversity, identity and target groups). Vaak worden dezelfde experts uitgenodig of weerspiegelt de diversiteit in de samenleving zich niet noodzakelijk in de stemmen die gehoord worden (GO!). SP.a en Steunpunt Media pleiten voor toenemende inspanningen om vrouwen in de nieuwsberichtgeving op te nemen.
“Vaak wordt gezegd dat de ondervertegenwoordiging van vrouwen in het nieuws te maken heeft met het feit dat vrouwen gewoon minder elite-posities bezetten. Onderzoek heeft echter aangetoond dat dit niet de volledige
verklaring is. Zelfs als we rekening houden met de rollen die worden gespeeld en de politieke functies die worden uitgeoefend, dan nog blijkt dat vrouwen minder vaak aan bod komen, en dat de gemiddelde spreektijd die ze krijgen significant korter is dan die van mannen met een gelijkaardige functie. Ook komen vrouwen systematisch meer in eerder zachte nieuwsthema’s aan bod dan in zogenaamde harde nieuwsthema’s.” (Steunpunt Media)
Gebrek aan bepaalde thema’s en stemmen: CD&V wijst op het gebrek aan berichtgeving over Wallonië en het buitenland. Ook N-VA ziet mogelijkheden om buitenlandberichtgeving uit te breiden, mits samenwerking tussen omroepen en redacties. Touring is enigszins dissident en noteert een te grote focus op buitenlandberichtgeving.
3.3.4. Standpunt van de VRT De VRT wijst ook op het cruciale belang van haar informatieopdracht. Ze geeft aan dat publieke meerwaardeonderzoek aantoont dat de VRT de belangrijkste en betrouwbaarste nieuwsbron is voor de Vlaamse mediagebruiker. Op het vlak van deontologie en beroepsethiek werden inspanningen gedaan en het in 2014 opgestarte traject rond onpartijdigheid toonde volgens VRT aan dat er tevredenheid heerst over onpartijdigheid in het nieuwsaanbod. De VRT zal naar eigen zeggen de aandacht hiervoor – gezien het belang van vertrouwen en betrouwbaarheid – nog vergroten. Ook wijst de omroep op het gedifferentieerd nieuwsaanbod, voor alle publieksgroepen (ook kinderen en jongeren), als kernsterkte. Het bereiken van alle burgers met nieuws, ook de moeilijker te bereiken maatschappelijke groepen, ziet de VRT als één van haar belangrijkste uitdagingen. Een crossmediale strategie is hierbij volgens de VRT onontbeerlijk.
CULTURAL REMIT
Wat is de rol van de VRT op het vlak van cultuur en hoe moet de VRT die rol verder vormgeven en invullen?
3.4 CULTURAL REMIT
Opvallend veel spelers lieten zich over de culturele opdracht uit. De culturele opdracht werd zowel in de online consultatie, als in individuele expertinterviews en een rondtafelgesprek met vertegenwoordigers uit de culturele sector, belicht. We gaan hieronder in op de relevantie van cultuur op de VRT, om vervolgens aandachtspunten te identificeren m.b.t. de spreiding van het culturele aanbod, de invulling ervan en het belang van samenwerking. We staan ook afzonderlijk stil bij de bezorgdheden van de muzieksector.
De belangrijkste aandachtspunten die in 2010 werden genoemd, waren: (1) onvoldoende (juiste) inzet van expertise van de VRT binnen de verschillende cultuurtakken; (2) de vraag naar meer structurele samenwerking die de incidentele dialoog, zoals die in de Cultuursalons had plaatsgevonden, overstijgt; en (3) een evenwicht tussen verbreding en verdieping waarbij verdiepend cultuuraanbod niet naar de achtergrond mag verschoven worden. Xxxxx.xx werd op dat moment wisselend geëvalueerd.
3.4.1. Het belang van cultuur voor de VRT Cultuur wordt door een erg groot aantal spelers – en niet uitsluitend vertegenwoordigers van cultuurhuizen – naar voor geschoven als kerntaak van de publieke omroep (o.m. LUCA, Rock Werchter, N-VA, NTGent, CD&V, ACOD, ACV- VRT, RTVM, Medialaan) en dit op verschillende vlakken:
- Stakeholders wijzen op het belang van cultuur in de breedte (als item of reportage in populaire programma’s van de VRT) en in de diepte (specifiek belichten van kunst en cultuur);
- De VRT speelt een cruciale, onderscheidende rol als venster op de culturele wereld, als ambassadeur van het culturele leven in Vlaanderen en daarbuiten. GO! en NTGent wijzen naast lokale cultuur op het belang van cultuur als venster op de wereld in een steeds mondialere context;
- De VRT heeft een belangrijke taak in het democratiseren en toegankelijk maken van kunst en cultuur voor een breed publiek (VOK). Socius en Kunstenpunt wijzen hieromtrent op de nodige inspanningen op het vlak van cultuureducatie. De expertise van omroep en cultuursector kunnen hierin complementair zijn;
- De VRT werkt ondersteunend voor de sector, maar de omroep mag zich niet enkel als verslaggever of passieve mediapartner van de culturele sector profileren. De VRT moet zich ook onderscheiden als cultuurproducent (ACOD, Sectorraad Kunsten en Erfgoed).
Diverse spelers wijzen op de meerwaarde van de VRT voor het culturele aanbod in Vlaanderen:
“Mocht de VRT geen cultuurprogramma’s of cultuurinformatie meer geven er zou heel weinig over cultuur in brede zin in de media komen, ook al zijn heel wat burgers met een vorm van cultuurexpressie bezig als liefhebber en hebben we een boeiende professionele cultuur scene.” (XXXX)
Kunstenpunt en de Vlaamse Opera wijzen op de vele inspanningen die de laatste jaren werden genomen op het vlak van cultuur. Programma’s als ‘De Canvasconnectie’ worden genoemd als voorbeeld van een sterk format, waarbij zowel ruimte is voor cultuurparticipatie als diepgaande reflectie rond kunst en cultuur.
“Er zijn heel veel goede zaken en stappen vooruit gezet. Ik denk aan een platform als Xxxxx.xx, dat enkel beter en beter is beginnen werken. Ik hou mijn hart vast voor de besparingen nu, maar ik hoop dat die werking toch zeker behouden blijft. Ook een programma als Hoera Cultuur! dat eraan gekoppeld is, ook Man over Woord. Eindelijk een creatieve invulling van een boekenprogramma.” (Opera Vlaanderen/Ballet Vlaanderen)
“Ik denk dat de Canvasconnectie een initiatief is dat veel respect genoot binnen de gehele kunstensector. En dat je daarmee ook bewijst dat je ook zo goede televisie kan maken. Want inderdaad, niet elke kunstvorm is geschikt voor radio en tv, maar met zo’n programma hebben ze bewezen dat ze een heel breed veld kunnen op de kaart zetten.” (Kunstenpunt)
Onder meer De Filistijnen merkt op dat het huidige cultuuraanbod voldoende is en wijst er tevens op dat de VRT in tijden van besparingen ook een afweging moet maken tussen haalbaarheid en efficiënt gebruik van middelen:
“Cultuur is belangrijk, maar de publieke omroep (1) hoeft geen niche- omroep worden en (2) zou slim moeten omgaan met de middelen, onder meer door originele, prijscompetitieve productie-opties te ontwikkelen voor de wat exclusievere cultuurvormen.” (De Filistijnen)
Wel wordt opgemerkt dat een discussie over een inhoudelijke visie op cultuur en cultuurbeleving, belangrijker is dan een discussie ‘over meer of minder cultuur’ op de VRT.
3.4.2. Een culturele opdracht in/naar de marge? Tegelijkertijd wijzen nogal wat actoren erop dat de culturele opdracht van de VRT te vaak onderbelicht blijft en cultuur te weinig een prioriteit lijkt voor de VRT (o.m. ACV). Sommigen zien dit vooral als een recente tendens, ingegeven door de huidige besparingen; ACV-VRT maakt zich zorgen omdat de opgelegde besparingen het brengen van cultuur in de diepte sterk bemoeilijkt en een generalistisch aanbod de norm wordt. Deze actor waarschuwt er bovendien voor dat medewerkers met specifieke culturele competenties in sneltempo de VRT verlaten. De besparingen laten zich ook sterk voelen in de Klara-muziekopnames op locatie en in verslaggeving over culturele evenementen :
“ACV-VRT betwijfelt of VRT zijn actieve rol in de cultuurwereld door als hefboom te fungeren voor vernieuwende audiovisuele productie na deze en volgende besparingsrondes nog zal kunnen opnemen.” (ACV-VRT)
Voor anderen is het probleem fundamenteler en niet uitsluitend te wijten aan besparingen. Voor het Overleg Kunstenorganisaties (OKO), bijvoorbeeld, lijken vele van de in de beheersovereenkomst opgestelde doelstellingen niet gehaald en vult de VRT zijn culturele opdracht met te weinig visie en ambitie in.
“Ik lees dat VRT zich de grootste culturele speler in Vlaanderen noemt. Xxx verslik ik mij. Ik denk dat dat een lichte overschatting is. Ze zijn te weinig
actor. Ze nemen nog te weinig hun verantwoordelijkheid op. Los van alle positieve dingen die ik al gezegd heb, engageren ze zich nog te weinig in de culturele sector.” (Opera Vlaanderen/Ballet Vlaanderen)
Ten eerste hekelen veel stakeholders een overwicht van entertainment of sport ten opzichte van cultuur (Concentra, SACD/deAuteurs, CD&V, RITS, FF Oostende, Outside Broadcast, Medialaan, Woestijnvis) (zie ook channels and programming mix). Stakeholders vinden dat cultuur te vaak wordt ‘weggestoken’ of verbannen naar een geïsoleerd (online) aanbod of programmering buiten prime-time (Club FM, Kerknet). Ze stellen dat de VRT zich in dit verband te veel laat leiden door bereikcijfers en een commerciële logica, ten koste van waardevolle (vaak ook dure) cultuurprojecten. Kunstenpunt ziet overigens meer heil in kwalitatieve indicatoren voor het meten van de culturele opdracht, dan in kijk- en luistercijfers.
“Hoewel cultuur één van de kernopdrachten van de openbare omroep is, lijkt dit zo niet in de praktijk. Een goed voorbeeld hiervan is dat bij de recent aangekondigde besparingen eerst de cultuurprogramma’s (en dus niet de entertainmentprogramma’s) geschrapt worden uit het programma-aanbod.” (Medialaan)
“Wat me het meest stoort is dat in de hiërarchie een aantal genres duidelijk minder 'waard' blijken te zijn: cultuur en verdieping moeten vrijwel altijd plaats ruimen voor sport.” (Flanders Doc)
“Cultuur wordt al te vaak ingekapseld, om niet te zeggen weggemoffeld in een breder ‘luchtiger’ geheel. Met als argument het bereik.” (Nostalgie Vlaanderen)
“Als we alleen maar niche zijn, dan zijn we niche en dan bestaan we niet meer. We moeten niet enkel op het einde als kers op de taart zijn. We zijn overal maatschappelijk relevant. (…) Waarom zitten we niet in de Zevende Dag bij de verkiezingen? We mogen enkel een liedje komen zingen op het einde.” (Bozar)
Ten tweede wordt de ‘oppervlakkige’ of ‘te enge’ invulling (Kerknet, Flanders Doc) van een cultureel aanbod bekritiseerd. Cultuur wordt verpakt in geïsoleerde items in brede programma’s, maar vormt te weinig onderdeel van de merken. Spelers hekelen bijvoorbeeld dat bepaalde netten zoals Studio Brussel zich steeds minder met kunst en cultuur identificeren. Cultureel aanbod wordt vaak vertaald in cultuuritems over voorstellingen, maar zelden opgenomen als onderdeel van een ontspanningsaanbod (live muziekuitvoeringen, etc. ) (Sectorraad Kunsten en Erfgoed).
“Cultuur kan en moet fantastisch inspirerend zijn, maar elke vorm van popularisatie ontbreekt.” (Newsmonkey)
“Cultuur heeft verkeerdelijk de reputatie moeilijk en weinig populair te zijn en daardoor een direct risico voor de kijk- en luistercijfers.” (Off World)
Ten derde wordt te vaak teruggegrepen naar een beperkt kunstenrepertoire en een beperkte groep mediagenieke kunstvormen en kunstenaars. Spelers wijzen op het belang van aandacht voor het brede cultuurveld, met diverse cultuuruitingen, van populaire tot ‘moeilijkere’ cultuur, roerend, onroerend en immaterieel erfgoed, sociaal-culturele thema’s, vorming, jeugdwerk, etc. (SARC Sociaal-Cultureel Werk, M HKA). Bepaalde cultuuritems krijgen bijzonder veel aandacht ten koste van andere, waardoor de diversiteit binnen het cultuuraanbod gevoelig verkleint. Hetzelfde geldt voor de kunstenaars of artiesten die belicht worden: zij die een
hoog commercieel gehalte hebben krijgen voorrang (Sectorraad Kunsten en Erfgoed) en de adressenlijst voor het uitnodigen van experts in talkshows of entertainmentprogramma’s is beperkt.
“Als er een Vlaamse film een Oscarnominatie krijgt, dan gaan daar 30 items over. Dat zijn 30 verspilde items, want dat is non-news. Het gaat alleen daarover. Dat is echt een symptoom denk ik van een hele smalle focus. Als er een adressenlijst is voor mensen uit te nodigen omtrent cultuur in talkshows, inderdaad dan zie je altijd diezelfde 5 mensen of 3 mensen…” (OKO)
In die zin werd De Canvasconnectie opnieuw geprezen omdat hierin ook minder evidente namen aan bod kwamen. Daarbij aansluitend zien stakeholders een gebrek aan experiment en vernieuwend cultuuraanbod (OKO). Nederland wordt vaak als voorbeeld genoemd van de mogelijkheden.
3.4.3. De invulling van een cultureel aanbod ‘in de breedte’ Duidelijk is dat de culturele opdracht berust op een combinatie van een aanbod in de breedte en in de diepte. Over de mate waarin de VRT hier vandaag in slaagt, en waaraan de VRT nu meer prioriteit moet geven, lopen de visies en standpunten uiteen. Sommige stakeholders loven de pogingen voor verbreding (o.m. XXXX), met ruime aandacht voor kunst en cultuur in nieuws en infotainmentprogramma’s. Andere stakeholders pleiten er net voor dat de VRT nog meer inspanningen zou doen om het elitaire karakter van kunst en cultuuraanbod tegen te gaan en het cultuurbegrip open te trekken voor een breed publiek (o.m. FF Oostende). Sabam wijst hierrond nog op het gebrek aan cultuurprogramma’s op één. SBPV ziet potentieel in het uitzenden van theatervoorstellingen. De gefragmenteerde aanpak met diverse cultuuritems verspreid over diverse programma’s werkt, maar sectormedewerkers pleiten wel voor centrale ankerpunten, cultuurprogramma’s die versterkend werken voor alle kleine items in brede programma’s.
Menig actor wijst ook op het belang van doorverwijzing tussen verschillende netten. Een aantal cultuurspelers onderstrepen het belang van thematische momenten (zoals bvb. 150 jaar Bozar, 35 jaar AB) waaraan meerdere culturele evenementen, items en programma’s gehangen kunnen worden, en die ook zichtbaar opgenomen worden in de brede programmering. Op dat moment werken de diverse items versterkend voor elkaar (AB).
“Bv. de moeite die er werd gedaan rond WOI, en terecht. Diezelfde mechanismes die zouden toch ook moeten kunnen werken voor een cultuurseizoen? Het moet toch niet een keer in de 100 jaar zijn dat de VRT plots fantastische samenwerkingen begint op te bouwen voor een evenement? Dat kan toch ook voor hedendaagse cultuur, met dezelfde mechanismes.” (Opera Vlaanderen/Ballet Vlaanderen)
Een aantal cultuuractoren hekelt wel de toon waarin cultuurliefhebbers in programma’s worden aangesproken (o.m. FARO, OKO, Xxxxxxxxxx) en verwijzen daarbij vaak naar programma’s als ‘Man Over Boek’. De klemtoon om een toegankelijk en zo groot mogelijk publiek aan te spreken heeft er volgens sommigen toe geleid dat men de kijker onderschat en al snel overschakelt op herkenbare, hapklare formules en een ‘toegankelijkere’ toon en narratieve stijl.
Dezelfde logica belet Canvas om minder vanzelfsprekende kunstenaars aan bod te laten of voor minder evidente programmaformats en experiment te kiezen.
“Ik voel voortdurend de 12-jarige in mij aangesproken, die in het eerste middelbaar zit en die echt geen moeilijke woorden mag horen. Dat is een algemeen probleem vind ik bij Canvas. Ook bij Reyers Laat bijvoorbeeld, als er een diepte-interview is. Het woordje ‘paradigma’ valt, en iedereen valt van zijn stoel van het verschieten, bij wijze van spreken. Daar vind ik weinig verbetering in.” (OKO)
De laatste tijd zitten bij Reyers Xxxx steeds vaker kunstenaars wat een zeer positieve tendens is. Het blijft een unieke kans om een breder publiek te bereiken. Alleen is het jammer dat het vaak zo artificieel overkomt. Het lijkt alsof ze de kijkers onderschatten. Het is bijna altijd met een alibi van makkelijk en leuk en human-interest, en zo serveren we u een kunstenaar wat de kwaliteit van het gesprek niet ten goede komt. Het ligt er soms een beetje te vingerdik op hoeveel moeite ze doen om kunst op een makkelijke en leuke manier aan de man te brengen.? (M HKA)
3.4.4. De invulling van een cultureel aanbod ‘in de diepte’ Tegelijkertijd wordt gewezen op het belang van een meer diepgaand aanbod dat wel toegankelijk kan zijn voor een breed publiek, maar ook, en vooral, de cultuurliefhebbers moet aanspreken (o.m. VIAA, N-VA). Een verbredend aanbod mag niet betekenen dat een specialistisch diepgaand cultuuraanbod (STAM, Medialaan) niet langer deel uitmaakt van de culturele opdracht. Een blijvend pijnpunt is voor sommigen het gebrek aan expertise binnen bepaalde cultuurtakken, of althans de inzetbaarheid ervan.
“Er is in de laatste 10 jaar niemand die een geloofwaardige recensie over theater kon schrijven. Daar wordt steeds opnieuw naar gevraagd, maar het komt er niet.” (OKO).
“Er worden geen risico’s meer genomen, omwille van de alomtegenwoordige angst van het marktaandeel. Diepgang (specifieke programma’s, langere interviews,..) worden stelselmatig geschrapt in de hoop de kijker of luisteraar niet te verliezen. Het argument dat cultuur ‘overal’ en dus in elk programma wordt verspreid is geen goede evolutie en leidt tot de vervlakking en verschraling van het cultuuraanbod.” (Off World)
Stakeholders wijzen erop dat dit overigens niet beperkt blijft tot de VRT, maar dat men van de VRT, die wel het statuut en middelen heeft, meer zou mogen verwachten. Opera Vlaanderen/Ballet Vlaanderen pleit in deze voor meer investeringen in cultuurjournalistiek. De gepercipieerde daling van expertise bij de VRT en andere media dreigt goede cultuurjournalistiek in de toekomst erg moeilijk te maken.
3.4.5. De invulling van een online cultuurplatform: wat met Xxxxx.xx? Er wordt gewezen op de positieve evolutie die Xxxxx.xx de voorbije jaren doormaakt. Het platform heeft aanleiding gegeven tot nieuwe samenwerkingsvormen en bezit nog veel potentieel voor een diepgaander cultuuraanbod.
Cruciaal voor een online cultuurplatform is aan de ene kant de integratie met andere VRT-merken en het aanbod op radio en televisie. Aan de andere kant staat of valt het succes van een dynamisch online platform met de interactie met de
sector. Om snel samenwerkingen en interactie met de sector mogelijk te maken, moet een platform ook laagdrempelig en flexibel zijn. Kunstenpunt ziet met name vanuit de besparingsoptiek mogelijkheden voor samenwerking tussen de grote cultuurhuizen en een online cultuurplatform.
Verschillende actoren zien potentieel in het onderbrengen van een online cultuurplatform onder het Canvas-merk, maar vrezen tegelijkertijd dat cultuur daarmee ondergeschikt zal worden aan het gehele aanbod van Canvas, en dat een cultureel aanbod van de VRT nagenoeg uitsluitend met een Canvas-profiel dreigt geassocieerd te worden, wat ten koste van culturele programmering in de andere netten en merken zou gaan (Bozar, Kunstenpunt, Villannella, OKO, Opera Vlaanderen/Ballet Vlaanderen).
“Het gevaar is dat ze dat gaan gebruiken voor hun opdracht ‘we doen wel nog cultuur’, maar dan enkel online. Het moet een en en verhaal blijven. Je voelt dat nu al met de afschaffing van Closing Time, voor kwetsbare muziekgenres. En je hoort dan ‘ja, maar we gaan iets online doen voor die muziek’. De vrees bestaat dat dit een doekje voor het bloeden vormt; ook radio en tv moeten hier hun verantwoordelijkheid blijven nemen zodat ook een breed publiek met die genres kan blijven kennismaken.” (Kunstenpunt)
Hoe dan ook, stakeholders geven aan dat de groeimarge van Xxxxx.xx erg groot is en een dergelijk platform voor diverse cultuurstrekkingen een waardevol instrument kan zijn.
3.4.6. Samenwerking Stakeholders wijzen op het belang van samenwerking met de culturele sector voor de productie van culturele programma’s. De voorbije jaren werden gesprekken gevoerd om het adressenbestand binnen diverse cultuurtakken uit te breiden of na te denken over de invulling van een specifiek cultuuraanbod. Samenwerking met bv. ‘De Canvasconnectie’ werd positief geëvalueerd. Spelers geven ook aan dat dit een belangrijke stimulans is voor publieksbereik toe (o.m. M HKA)
De sector waardeert de pogingen om een centraal aanspreekpunt te hebben, maar ziet dit nog als onvoldoende om diepgaande samenwerkingsinitiatieven op het getouw te zetten. Samenwerking is voor een groot stuk gebaseerd op contacten binnen de VRT en tradities van vlotte samenwerking. Eens de culturele sector en de VRT elkaar inhoudelijk vinden en concrete afspraken kunnen worden gemaakt rond de inbreng van beide partners, leiden samenwerkingen dikwijls tot vruchtbare resultaten (o.m. M HKA, AB). Naarmate een samenwerkingsverband ambitieuzer wordt en de betrokkenheid en goedkeuring van meerdere VRT-medewerkers vereist is, stuiten initiatiefnemers echter op de structuren van de organisatie. Verschillende actoren merken weliswaar op dat de cultuurhuizen zelf vaak individueel gericht zijn en ook onderling weinig samenwerken, waardoor het ook een pak moeilijker is om ze te verenigen binnen grootschalige samenwerking. Waardering blijkt dan ook voor de diverse pogingen van de VRT om het culturele veld te benaderen, wat zijn vruchten lijkt af te werpen (zoals bv. de Centrale Cultuurcel).
“Soms zijn we niet goed georganiseerd. Soms is het moeilijk in de kunstensector om zelf ideeën te bedenken die huisoverschrijdend zijn. Ook met Atelier de Stad. Dat hadden wij misschien ook zelf kunnen bedenken. Maar het is de VRT die gebrainstormd heeft ‘hoe moet dat nu verder’. Dus ik denk dat dat ook een leerpunt is voor de sector zelf. Kunnen wij zelf ook zo geen ideeën bedenken?” (Kunstenpunt)
Kunstenpunt ziet in dat opzicht mogelijkheden in het uitwerken van een aantal krachtlijnen en prioriteiten tussen omroep en sector, die inhoudelijk een leidraad vormen voor verdere samenwerking, naar analogie van de raamovereenkomsten tussen BBC en Arts Council England.
Pistes voor verdergaande samenwerking liggen vooral in ambitieuze, grootschalige samenwerkingsverbanden. ‘Atelier De Stad’ werd bijvoorbeeld positief onthaald. De sector merkt hieromtrent echter het belang op van continuïteit, wil men van dit project een succes op lange termijn maken en tot meer structurele samenwerking met de sector komen. Kunstenpunt en Cultuurnet stippen ook het potentieel aan van grootschalige samenwerkingen tussen VRT en cultuursector, zoals bij de drie edities van ‘De Canvascollectie’. Daarnaast geven stakeholders aan dat samenwerking tot een efficiënter gebruik van beperkte middelen kan leiden en dus een creatieve uitweg kan bieden in tijden van besparingen. Ook rond een online cultuurplatform als Xxxxx.xx zien verschillende spelers nog veel meer potentieel voor samenwerking (Kunstenpunt, Bozar).
“De grote huizen hebben gewoon heel veel content liggen. Dan denk je toch ‘als we hier nu kunnen samenwerken, kan het meer zijn dan een tekstje of een foto van een voorstelling.’ Maar meer op die inhoud. Of verderwerken.” (Kunstenpunt)
Dergelijke projecten zijn evenwel bijzonder tijds- en kostenintensief. Voor vele instellingen is, net zoals voor de VRT, nog weinig ruimte voor grootschalige partnerships, hoe relevant ook.
“Ik denk dat dat positieve stappen zijn, maar ik merk wel dat er veel stappen gezet zijn om cultuur aan te kondigen en om te zeggen wat er allemaal leeft in de sector... Maar als het dan een stap verder moet gaan, dan bots je op een aantal problemen binnen de VRT. Grotere samenwerkingen, of eens proberen om een documentaire op poten te zetten. Dan bots je op muren.” (Opera Vlaanderen/Ballet Vlaanderen)
Een belangrijke piste voor samenwerking ligt in de ontsluiting van het archiefmateriaal, wat vaak in één adem met de werking van Xxxxx.xx wordt genoemd. De VRT bezit een onschatbare hoeveelheid audiovisuele content die samenwerkingsmogelijkheden biedt (zie Conservation).
Stakeholders wijzen ook op het belang van diversiteit in de partners waarmee de VRT samenwerkt. Er moet aandacht zijn voor zowel de grote als kleine cultuurhuizen en –evenementen (Sectorraad Kunsten en Erfgoed). Stakeholders waarschuwen ten slotte voor een toenemende evolutie in de zelfpromotie van VRT-initiatieven, vaak ten koste van initiatieven van de sector. De VRT mag de eigen merken uitspelen (zoals de ‘Nieuwe Lichting’, ‘Club 69’, ‘Radio1-sessies’, etc.),
maar dient rekening te houden met andere bestaande merken, evenementen en initiatieven, ook als die concurrentie betekenen voor de eigen merken.
3.4.7. Muzieksector Xxxxxxxxx met betrekking tot muziek wijzen verschillende spelers op het grote belang van de VRT voor lokale artiesten en sector.
“Een verschraling in het algemene muziekaanbod van de media heeft niet alleen invloed op de inkomsten van artiesten uit auteurs- en nevenrechten (verkoop/uitzending/gebruik), maar ook op publieksbereik in het liveciruit, en dus ook op de gages, partages en inkomsten voor presentatieplekken zelf.” (BEA)
De sector wijst op diverse aspecten die van belang zijn binnen een nieuwe beheersovereenkomst (Kunstenpunt, BEA, GALM)
(1) opnemen van Nederlandstalige/lokale artiesten in de brede programmering;
(2) aandacht voor nicherepertoires in de muziekschema’s (o.m. Sabam; VRRO);
(3) een venster op de muzikale wereld bieden en brede muzikale internationale trends volgen;
(4) aandacht voor de artiesten en Vlaamse muzieksector in televisieprogramma’s, online en op de radio;
(5) aandacht voor nieuw talent in de piekuren.
Kunstenpunt ziet een verschraling in het algemene muziekaanbod, wat zich ook direct laat voelen in de leefbaarheid van artiesten. De VRT moet blijven de diversiteit in het muzikale landschap weergeven, zodat ook spreiding en participatie positief beïnvloed worden. BEA wijst erop dat verplichte airplay en quota niet zaligmakend zijn, maar dat minimumverplichtingen voor lokale artiesten wel verder geëxploreerd kunnen worden. De huidige invulling gekoppeld aan een relatief laag ‘quotum’ vindt BEA achterhaald.11 Overleg met de muziekredacties van VRT wordt wel als positief geëvalueerd (o.m. AB).
3.4.8. Standpunt van de VRT De VRT zelf blijft haar culturele opdracht als belangrijk naar voor schuiven. Ze wijst erop dat de VRT ook zelf een culturele instelling is en als dusdanig bijdraagt tot het stimuleren van de Vlaamse identiteit, creativiteit, culturele productie en participatie. De VRT geeft te kennen de plannen rond cultuur en Canvas binnenkort kenbaar te maken en stakeholders ook te zullen vragen waar het beter kan. De VRT geeft aan ervan overtuigd te zijn dat de nieuwe aanpak effectiever is, maar minstens even kwalitatief (interview VRT). De omroep ziet het ook als haar taak om zich verder te engageren in samenwerking met het culturele veld en het eigen culturele aanbod een prominenter plaats te geven in de uitzendschema’s.
“Het kan en mag niet de bedoeling zijn om de culturele opdracht ‘weg te moffelen’ binnen aparte mediamerken die slechts kleine delen van de bevolking bereiken. Cultuur moet overal aanwezig zijn, uiteraard steeds aangepast aan moment, medium en mediagebruiker.” (VRT)
11 BEA pleit ervoor dat de huidige performantiemaatstaf voor lokale muziek onderhevig is aan 3 bijkomende criteria: minstens 1/3 van het “quotum” moet betrekking hebben op Nederlandstalige muziekproducties; minstens 70 % van het quotum gespeeld tussen 6 en 23 uur; minstens 50% van het quotum moet betrekking hebben op Vlaamse muziekproducties waarvan de release max. 1 jaar oud is.
CONSERVATION
Wat is de rol van de VRT op het vlak van digitalisering en ontsluiting van audiovisueel erfgoed?
3.5 CONSERVATION
Het belang van de ontsluiting en de digitalisering van het audiovisuele archief van de VRT is een constante doorheen de consultaties. Vele stakeholders benadrukken de educatieve waarde van dit materiaal in een onderwijscontext. De ontsluiting van het archief wordt echter niet alleen door onderwijsactoren, maar ook door het gros van de spelers uit het middenveld, de culturele en de private sector als een prioriteit beschouwd. Bovendien wordt het belangrijk geacht dat de VRT, in samenwerking met VIAA, hierin een rol blijft spelen gezien de in-huis expertise van de VRT inzake bewaring en digitalisering en haar ongeëvenaarde beeld- en geluidsarchief in Vlaanderen.
“Digitalisering en ontsluiting van audiovisueel erfgoed is een opdracht van de VRT gezien de VRT de belangrijkste speler is in historisch opzicht op het vlak van audiovisueel erfgoed.” (Vlaamse Nieuwsmedia)
De manier waarop de digitale ontsluiting momenteel gebeurt, stuit echter op kritiek. De suggesties tot verbetering kunnen we onderverdelen in drie categorieën: (1) een geïntegreerde aanpak voor de ontsluiting; (2) een verzelfstandigde werking en structuur voor VIAA; en (3) het belang van samenwerking.
3.5.1. Naar een geïntegreerde aanpak voor de ontsluiting van het VRT-archief De meeste stakeholders zijn vragende partij voor een geïntegreerde visie op ontsluiting van het archief. Hiermee bedoelen ze dat er een duidelijke visie dient te zijn over de prioriteiten voor digitalisering en ontsluiting volgens een langetermijnperspectief. Hiertoe wordt een structureel kader voor VIAA als essentieel beschouwd, maar ook duidelijke verantwoordelijkheden voor partners en een stabiele financiering lijken onmisbaar. Een brede visie op digitalisering en ontsluiting, waarbij niet alleen informatieprogramma’s, maar ook fictie en entertainment ontsloten worden, draagt daarbij de voorkeur. Momenteel vinden vele actoren het archief immers moeilijk toegankelijk en fragmentarisch.
N-VA vindt daarentegen dat het gezien de budgetcontext beter is voornamelijk te focussen op de archivering van bedreigd audiovisueel materiaal. Iedereen is het er echter over eens dat er nood is aan betere communicatie over wat er precies ontsloten wordt, of het al dan niet betalend is en op welk platform het te vinden zal zijn. Daarnaast is er ook vraag naar meer duidelijkheid rond de rechtenverdeling van de audiovisuele content. Zowel voor- als tegenstanders van het idee de audiovisuele content uit het archief betalend te maken, zijn immers vooral gefrustreerd over de onduidelijke communicatie hierrond. De volgende stap is namelijk het digitaal archief toegankelijk maken voor het grote publiek, waarbij duidelijkheid en vindbaarheid essentieel zullen zijn, aldus Rock Werchter en VVBAD.
3.5.2. Naar een verzelfstandigde werking en structuur voor VIAA De meeste stakeholders zijn vragende partij voor een verzelfstandigde werking en structuur voor VIAA en vinden dit een geschikt instituut om complementaire taken die niet tot de kern van de VRT behoren, zoals meer systematische ontsluiting naar derde partijen toe, aan over te laten. VIAA zelf verduidelijkt hierbij wel dat de VRT
haar interne archieftaken blijft behouden, zoals annotatie van het VRT materiaal en ontsluiting in het kader van eigen mediaproductie. In de toekomst dienen niet- kerntaken zoals digitalisering en bewaring dan volledig overgelaten te worden aan VIAA. De Sectorraad Kunsten en Erfgoed heeft het dan ook over een verschuiving van taken:
“De VRT en het VIAA werken op dit moment goed samen. Dit moet gecontinueerd worden op een manier waarop beide volop op hun eigen sterktes kunnen inzetten. Het VIAA kan performante ondersteuning bieden aan de VRT bij de ontsluiting van haar archief. Bovendien is ontsluiting (en de daarbij horende publieksonthalende functie) een kerntaak van het VIAA, terwijl het voor de VRT slechts een toegevoegde opdracht is.” (Sectorraad Kunsten en Erfgoed)
Ook de SARC Sociaal-Cultureel Werk, Sabam en ACV-VRT geven expliciet aan dat ze VIAA hiertoe een geschikt instrument vinden. ACV-VRT dringt er dan ook op aan de samenwerking vast te leggen op lange termijn. Dit dient volgens Xxxxx wel gepaard te gaan met voldoende middelen voor zo’n archiefinstelling.
3.5.3. Het belang van samenwerking Heel wat stakeholders halen ook het belang van samenwerking tussen de VRT, VIAA en andere spelers aan om de mogelijkheden van het archief ten volle te benutten. VVBAD merkt op dat de samenwerkingsverbanden die de voorbije jaren opgezet werden een stap in de goede richting zijn. Samenwerkingen moeten echter op termijn het projectmatige overstijgen en zich bestendigen in een structurele basis. Het belang van een snelle doorstart van een verzelfstandigde archiefinstelling vanuit een geïntegreerde aanpak op audiovisueel archief, speelt een belangrijke rol in het organiseren van overleg op structurele basis.
VIAA vermeldt de mogelijkheid van een uitwisselplatform als dienst vanuit VIAA om tussen omroepen en andere (archief)spelers een bredere valorisatie en hergebruik van archiefmateriaal te realiseren. VIAA pleit hierbij voor een partnership tussen VRT en VIAA met een duidelijke rolverdeling tussen de twee partners en afspraken rond o.m. beeldresearch, DRM, ontsluiting naar o.m. onderwijs of de professionele mediasector.
Onderwijs wordt hier als essentiële partner genoemd. Spelers pleiten er niet zozeer voor dat de VRT zelf onderwijspakketten samenstelt, maar wel dat ze content aanlevert of openstelt die aansluit bij de leerplannen en handboeken. Het webplatform ‘Testbeeld’ van VIAA, dat in 2015 toegankelijk wordt voor het leerplichtonderwijs, wordt als voorbeeld genoemd. Sommige onderwijsspelers zoals GO! en VSKO geven aan niet te weten waar VIAA mee bezig is, terwijl andere onderwijskoepels zoals OVSG het werk dat VIAA de laatste jaren heeft ondernomen, wel erkennen. Opnieuw lijkt dus vooral het gebrek aan communicatie over de werking van VIAA een pijnpunt. De onderwijsactoren zijn bijgevolg vragende partij voor meer overleg en structurele samenwerking, eventueel opgenomen in de beheersovereenkomst. Een belangrijke voowaarde voor deze stakeholders is ook dat de programma’s in een onderwijscontext rechten- en kostenvrij kunnen worden gebruikt en dit eventueel door een onderscheid te maken tussen het aanbod voor onderwijsactoren en het brede publiek.
Daarnaast wordt de mediawijsheid van leerkrachten, die het archiefmateriaal gemakkelijk moeten kunnen vinden en gebruiken, ook als aandachtspunt aangeduid. Meer specifiek het Kenniscentrum Mediawijs geeft aan dat VIAA hiertoe al een aantal voorbereidende stappen heeft ondernomen, maar dat het mediawijze aspect zelf nog niet tot bij de leerkrachten is gekomen. Er manifesteren zich ook mogelijkheden voor samenwerking met culturele instellingen, bibliotheken en archieforganisaties (zoals Cinematek) (o.m. Flanders Doc). Zo stelt Kunstenpunt dat ook de cultuursector kan bijdragen door “relevant materiaal te detecteren, contextmateriaal te leveren en eigen materiaal hieraan te verbinden.”
Tot slot acht CD&V samenwerking ook belangrijk inzake het delen van expertise rond digitale ontsluiting met de rest van de audiovisuele en erfgoedsector. Sanoma zich sluit hierbij aan:
“Archieven en ontsluiting van audiovisueel erfgoed zou tevens ter beschikking van andere omroepen gesteld moeten worden. Audiovisueel erfgoed was lange tijd exclusief terrein van de openbare omroep, maar zou publiek (o.a. scholen, opleidingen,…) en aan alle omroepen ter beschikking gesteld dienen te worden.” (Sanoma)
3.5.4. Standpunt van de VRT De VRT staat volledig achter een verzelfstandige structuur voor VIAA. De publieke omroep benadrukt haar eigen inspanningen afgelopen decennia inzake digitalisering en ontsluiting van het audiovisuele erfgoed, maar geeft aan dat, met het groeiende aanbod aan audiovisueel erfgoed van andere mediabedrijven, een meer gecentraliseerde aanpak op het niveau van de Vlaamse Gemeenschap gewenst is. Eveneens voor samenwerking met onderwijsspelers op het vlak van educatie kijkt de omroep sterk in de richting van VIAA. De VRT geeft wel aan hier een rol in te willen blijven spelen.
“De bereidheid van de VRT om haar erfgoed te ontsluiten, bijvoorbeeld voor educatieve doeleinden, is groot. Maar ook hier pleit de VRT voor een centrale aanpak waarin zij een ondersteunende rol en ook sturende rol vervult.” (VRT)
C
ULTURAL DIVERSITY,
IDENTITY & TARGET GROUPS
Is er nood aan een doelgroepenbeleid en hoe moet dit er uit zien? Moet dit vertaald worden naar een specifiek aanbod? Welke aandachtspunten zijn er inzake diversiteit en het bereiken/ weergeven van verschillende maatschappelijke groepen in onze samenleving?
3.6 CULTURAL DIVERSITY, IDENTITY AND TARGET GROUPS
De stakeholderbevraging had eveneens betrekking op diversiteit, identiteit en representatie. Diversiteit omvat verschillende aspecten en verschillende groepen. Meningen hierover gaan zowel over de aanwezigheid en representatie van vrouwen, minderheden, gehandicapten, senioren en jongeren. Stakeholders merken op dat diversiteit in al zijn facetten een kerntaak van de publieke omroep is. We staan in dit deel achtereenvolgens stil bij:
• Vlaamse identiteit
• Diversiteit
• Toegankelijkheid
• De invulling van een doelgroepenbeleid
3.6.1. Vlaamse identiteit De VRT als uitdrager van de Vlaamse identiteit wordt slechts door drie stakeholders expliciet vermeld (N-VA, Scenaristengilde en BEA). Dit wordt vooral als belangrijk gezien ter bevordering van het Vlaamse samenhorigheidsgevoel en de culturele diversiteit van het aanbod. Zo drukt XXX op het belang om, naast het internationale aanbod, ook een divers Vlaams muziekaanbod te brengen:
“Het is een evidentie dat een openbare omroep, in het kader van zijn opdracht, op een zo omvattend mogelijke manier het rijke, diverse muzikale landschap moet trachten te weerspiegelen. Hij moet meer doen dan gewone aandacht hebben voor muziek van onze lokale artiesten om een vlaamse identiteit te kunnen claimen, maar ook een venster op de wereld zijn zodat onze lokale producties zich kunnen meten met de internationale top.” (BEA)
Indirect komt het Vlaamse karakter tot uiting in het belang dat vele stakeholders hechten aan (de productie en verspreiding van) lokale content, ook om Vlaanderen mee op de wereldkaart te zetten (zie Content production). N-VA kent in dit opzicht vooral de rol van “drager en verspreider van Vlaamse identiteit en Nederlandse cultuur” toe aan de VRT. Daarnaast acht N-VA het echter ook belangrijk dat elke Vlaming zich in het programma-aanbod herkent.
3.6.2. Diversiteit
Niet alleen de publieke, maar ook de private sector verbindt de opdracht van de publieke omroep aan de representatie van een diverse maatschappij in al haar sociale en etnische geledingen en dit om, aldus Bibnet/Locus, “verbindend te kunnen werken tussen diverse publiekssegmenten”. Zowel de Vlaamse Jeugdraad als private mediaspeler Medialaan duiden bovendien op het belang diversiteit op te nemen als één van de publieke kernwaarden:
“In de nieuwe beheersovereenkomst is het noodzakelijk dat ‘diversiteit’ als kernwaarde van de openbare omroep opgenomen wordt.” (Medialaan)
Vele stakeholders erkennen daarbij de inspanningen van de VRT met betrekking tot diversiteit, zoals het Actieplan diversiteit, maar wijzen toch nog op problemen. We staan stil bij twee vaak genoemde pijnpunten, namelijk (1) het gebrek aan
schermgezichten en medewerkers bij de VRT uit bepaalde minderheidsgroepen; en
(2) de stereotiepe weergave van bepaalde minderheidsgroepen in het aanbod van de VRT.
Voornamelijk spelers uit het middenveld en het onderwijs kaarten het gebrek aan schermgezichten en medewerkers uit bepaalde minderheidsgroepen bij de VRT aan. Vooral de aanwezigheid van Nieuwe Vlamingen op het scherm wordt hierbij als belangrijk geacht. Hoewel de laatste jaren reeds meer schermgezichten van andere origine te zien zijn op de VRT, dient dit percentage nog verhoogd volgens de meeste stakeholders. Het Interfederaal Gelijkekansencentrum heeft het daarbij zelfs over het optrekken van de streefcijfers voor Nieuwe Vlamingen (momenteel 5%) door deze te toetsen aan de reële samenstelling van de bevolking. Daarnaast wijzen actoren zoals GRIP en Fevlado erop dat de VRT te weinig vooruitgang boekt met betrekking tot de schermzichtbaarheid van personen met een handicap. Niet alleen presentatoren met een handicap, maar ook een grotere aanwezigheid van gehandicapten in entertainmentprogramma’s zoals ‘Blokken’, bieden een mogelijke oplossing.
Louter de aanwezigheid van diversiteit voor en achter de schermen volstaat echter volgens vele spelers niet om diverse bevolkingsgroepen evenwichtig te representeren. De stereotiepe weergave van minderheden, en dit bij verschillende groepen – ouderen, gehandicapten, vrouwen en Belgen van vreemde origine –, wordt gezien als pijnpunt van het huidige diversiteitsbeleid (met name door diversiteitsorganisaties Cavaria, VOK, Fevlado, BCBS, de Ouderenraad en het Netwerk Tegen Armoede). Volgens hen is het hoog tijd om de ‘kwaliteit van de schermaanwezigheid’ van bepaalde minderheidsgroepen te verbeteren. Zo stelt de Ouderenraad scherp:
“Er zijn 2 vertekeningen: ofwel heb je de sukkelachtige oudere, bejaarde, meestal met een stok in een rusthuis oftewel de overactieve superbejaarde die iets speciaals doet.” (Ouderenraad)
Daarnaast wordt ook het gebrekkige gebruik van experten uit minderheidsgroepen aangeklaagd. Deze groepen worden namelijk voornamelijk opgevoerd als expert rond hun eigen problematiek. Bijvoorbeeld het opvoeren van allochtonen als expert enkel en alleen rond die items die betrekking hebben op het ‘allochtoon-zijn’ wordt door de stakeholders aangeduid als een fout signaal. Hetzelfde geldt voor een gehandicapte die enkel geïnterviewd wordt over zijn handicap. Een beter geïntegreerd beleid omtrent het gebruik van experten is dan ook een aanbeveling aan de VRT van o.m. Go!, VRWI en SP.a. Daarnaast is ook een meer transversale benadering, het sterker integreren van diverse bevolkingsgroepen over alle programma’s heen (bvb. ook in spelprogramma’s en in fictie), een vaak voorkomend advies van stakeholders. Positieve beeldvorming, zoals het brengen van emancipatieverhalen, wordt daarbij beschouwd als een aandachtspunt:
“Op vlak van beeldvorming over personen met een handicap kan de VRT heel wat innoverender uit de hoek komen. […] Als het in het nieuws gaat over mensen met een handicap, gaat het altijd over ‘ocharme, die mensen op een wachtlijst die zorg nodig hebben’. Breng toch ook eens het gelijke
rechten verhaal, het emancipatie verhaal, vb. wanneer men wacht op een assistentiebudget om te kunnen gaan werken, om een gezin te hebben.” (VFG)
Om deze aanbevelingen op te volgen zal de VRT de dialoog met minderheidsgroepen echter dienen te versterken:
“Om de toekomstige doelgroepen goed te kunnen bedienen, bereiken en te laten meepraten moet men komen tot betere samenwerking met relevante maatschappelijke organisaties (culturele instellingen, wetenschappelijke instituten) die zich richten op specifieke groepen.” (Sportpaleisgroep)
3.6.3. Toegankelijkheid De meeste stakeholders zijn tevreden over de toegankelijkheid en de laagdrempeligheid van het aanbod van de VRT. Vooral de toename de afgelopen jaren van audiodescriptie en ondertiteling bij populaire tv programma’s, worden geapprecieerd. Desondanks blijft het aanbod voor bepaalde minderheidsgroepen zoals gehandicapten en Nieuwe Belgen nog steeds onvoldoende toegankelijk. Diversiteitsorganisaties zoals Fevlado, GRIP, VFG en de Ouderenraad, maar ook private spelers als De Persgroep en Sanoma, ijveren voor meer ondertiteling en vertolking (in gebarentaal) van het aanbod. SP.a vindt dat de audiodescriptie, naast bij nieuws en duiding, nog meer bij cultuur, sport en fictie zou moeten worden ingevoerd. Xxxxxx dan de private spelers geven GRIP en VFG aan dat deze uitbreiding van toegankelijkheid gepaard dient te gaan met extra ondersteuning voor de VRT:
“Het is een feit dat programma’s toegankelijk aanbieden momenteel nog grote financiële inspanningen vraagt. Ook de VRT dient hiervoor extra ondersteund te worden.” (GRIP)
Daarnaast dient de VRT ook meer moeite te doen om Nieuwe Vlamingen te bereiken met haar aanbod. Eerder dan een apart aanbod op maat, verkiezen de meeste stakeholders een inclusieve benadering waarbij doorheen het programma- aanbod meer rekening gehouden wordt met de verschillende culturen van minderheidsgroepen. Het voldoende aanbieden van identificatiemogelijkheden wordt bijgevolg als cruciaal gezien. Vele allochtonen zijn immers niet vertrouwd met Vlaamse media en het tonen van herkenbare rolmodellen uit deze minderheidsgroepen (vele actoren haalden Xxxx El Arbi uit de ‘Slimste Mens ter Wereld’ aan als te volgen voorbeeld) wordt dan ook als een mogelijke oplossing gezien.
3.6.4. Naar een inclusief, transversaal doelgroepenbeleid Een belangrijke vaststelling is dat het bereiken van alle Vlamingen met aandacht voor diverse doelgroepen (zoals gehandicapten, Nieuwe Vlamingen, senioren en jongeren) als waardevol wordt geacht door de meeste stakeholders. De mate van aandacht die elke doelgroep dient te krijgen, en hoe dit te vertalen naar een concrete aanbodstrategie, staat echter ter discussie. De mening verschilt namelijk over hoe dit doelgroepenbeleid precies moet worden ingevuld. Transversaal of via een specifiek aanbod op maat?
De eerste benadering pleit ervoor aandacht te hebben voor diverse doelgroepen
binnen de brede programmering van de VRT en dus doorheen verschillende
programma’s en thematieken deze doelgroepen te integreren. Het Kenniscentrum Mediawijsheid omschrijft deze benadering als volgt:
“Ik denk dat dat heel belangrijk is dat die verschillende thema’s aan bod komen, genderthematiek, diversiteit, mediawijsheid, jongeren, dat dat thema’s zijn die constant als transversale lijnen in die content zitten. Dus niet enkel de fictie om de fictie of het programma om het programma, maar het moet dat soort van thema’s constant brengen.” (Kenniscentrum Mediawijs)
De tweede benadering opteert daarentegen voor een specifiek aanbod voor diverse doelgroepen op maat. Reeds bestaande voorbeelden hiervan zijn een specifiek aanbod voor expats met ‘Fans of Flanders’, het voormalige jongerenaanbod op OP12, specifieke uitzendingen voor blinden en slechthorenden, etc. De spelers geven aan dat bij dergelijk aanbod op maat wel dient te worden afgewogen wat haalbaar is met welk budget. De meeste stakeholders vinden echter dat een inhoudelijk aanbod op maat, bijvoorbeeld voor jongeren of Nieuwe Vlamingen, “iets te geforceerd” overkomt (zie Thematische uitdieping: jongeren). Skyline/deMENSEN heeft hier eveneens bedenkingen bij en benadrukt dat de aandacht voor diverse doelgroepen vooral geloofwaardig geïntegreerd dient te worden binnen het gehele aanbod:
“Programma’s die puur gemaakt worden vanuit die maatschappelijke doelstellingen (en niet vanuit de geest van het programma zelf) zijn keer-op- keer flops geworden” (Skyline/deMENSEN)
Op basis van de argumenten van de stakeholders is er dus meer animo voor een transversaal doelgroepenbeleid dan voor een inhoudelijk aanbod op maat. Niettegenstaande is een specifiek aanbod op maat wat betreft toegankelijkheid wel vereist. Met name diversiteitsorganisaties drukken op het blijvende belang een specifiek aanbod in termen van toegankelijkheid (ondertiteling, audiodescriptie en gebarentaal) te voorzien voor gehandicapten. Kortom, het doelgroepenbeleid dient transversaal te zijn wat betreft inhoudelijke aandacht voor diverse doelgroepen, maar zoveel mogelijk op maat in termen van toegankelijkheid. In beide gevallen worden bovendien samenspraak met de doelgroepen (zie Cultural Diversity) en een structurele opvolging van het gekozen doelgroepenbeleid als aandachtspunten geïdentificeerd. Zo zegt Kunsten en Erfgoed:
“Er zou grondig onderzoek gevoerd moeten worden naar het werkelijke bereik bij deze doelgroepen en reële drempels die zij ervaren.” (Kunsten en Erfgoed)
3.6.5. Standpunt van de VRT VRT wil alle Vlamingen bereiken met een kwaliteitsvol aanbod op elk platform. Ze geeft daarbij aan dat het bereiken van minderheidsgroepen, zoals Nieuwe Vlamingen, een continu aandachtspunt blijft.
VRT benadrukt sterk het belang van transversale lijn in het aanbod, met aandacht daarin voor thema’s als diversiteit. Hetzelfde geldt voor het betrekken van maatschappelijke groepen, dat ze liefst binnen een breder aanbod geïntegreerd zien.
“[In de toekomst willen we] de nadruk veel sterker leggen op de vraag met welke merken we welke relatie met de mediagebruiker willen aangaan en dat gaat dan altijd over de verschillende domeinen heen zijn.
Niet één merk zal zich uitsluitend toeleggen op ontspanning… Nee die inclusieve benadering zit in alle merken.” (VRT)
Wat betreft de toegankelijkheid van het aanbod verwijst VRT naar de grote inspanningen die gedaan werden de afgelopen jaren en de uitdaging voor de toekomst om het digitale aanbod beter toegankelijk te maken. Daarnaast geeft de omroep ook aan niet ontevreden te zijn over het bereik dat ze vandaag heeft bij jongeren, met name via de crossmediale strategie van haar radionetten Studio Brussel en MNM. Tot slot drukt VRT ook op het blijvende belang om voldoende ruimte online te krijgen om jongeren te bereiken.
CONTENT PRODUCTION
Welke is de rol van de VRT op het vlak van contentproductie? In welke mate moet de VRT haar rol als ‘motor’ voor de audiovisuele sector invullen en hoe vertaalt dit zich naar de concrete praktijk?
3.7 CONTENT PRODUCTION
In dit deel gaan we dieper in op aspecten die samenhangen met content-productie. In hoofdzaak wordt hier de rol van de VRT voor de productiesector besproken, de investeringen die ze kan/moet plaatsen en de wijze waarop de VRT met de onafhankelijke productiesector samenwerkt. Opvallend veel stakeholders hebben zich uitgelaten over content-productie.
Belangrijk verschilpunt met vorige bevraging is dat in 2010 een gemeenschappelijk standpunt werd voorbereid door de Vlaamse Onafhankelijke Televisieproducenten (VOTP). Deze keer namen naast VOTP – dat opnieuw een gemeenschappelijk standpunt voorbereidde – ook diverse productiehuizen deel aan de bevraging in diverse genres (entertainment en fictie, maar ook documentaire), en van diverse grootte, wat een bredere dekking garandeert van de nuances, prioriteiten, uitdagingen en belangen van de hele productiesector in Vlaanderen.
In wat volgt belichten we beknopt de belangrijkste aspecten m.b.t. content- productie. We gaan dieper in op een aantal discussiepunten en gevraagde inspanningen in de thematische uitdieping. Andere aspecten die samenhangen met content-productie, zoals het evenwicht in genres en de mix tussen ontspanning, cultuur, nieuws, educatie, etc. kwamen al aan bod bij de onderdelen Core en Channels and programming mix. Niet verrassend zijn de meeste stakeholders die in dit deel werden opgenomen en geciteerd ook onafhankelijke producenten.
We staan achtereenvolgens stil bij:
1. de rol van de VRT als motor voor de onafhankelijke productiesector en het blijvend belang van sterke investeringen
2. (hernieuwde) aandacht voor specifieke genres, zoals documentaire
3. kanttekeningen vanuit het breder stakeholderveld
4. aandachtspunten m.b.t. samenwerking met onafhankelijke producenten
3.7.1. De VRT als motor voor de onafhankelijke productiesector: blijvend belang van sterke investeringen
Duidelijk is dat diverse stakeholders een cruciale rol toedichten aan de VRT als
motor voor de audiovisuele sector en meer specifiek als ondersteuner van de audiovisuele onafhankelijke productiesector in Vlaanderen en het Vlaamse creatieve talent. Producenten beklemtonen ook het belang van investeringen in externe huizen om kwaliteit, creativiteit en prijscompetitiviteit te garanderen.
“De VRT maakt te weinig gebruik van het talent van de zeer dynamische onafhankelijke productiesector.” (Caviar)
“VRT dient de katalysator te zijn van de creatieve ontwikkeling, de verdere professionalisering, de structurele versterking en de geleidelijke verdere internationalisering van een performante Vlaamse audiovisuele content sector.” (Skyline/deMENSEN)
Ten eerste beklemtonen producenten het belang van investeringen in ‘moeilijke’ (tijds- en kostenintensieve) genres zoals fictie en investeringen die binnen een commerciële logica moeilijker zijn (o.m. Caviar, Skyline/deMENSEN). VOTP
benadrukt duidelijk ook het belang van investeringen in kwalitatieve amusementsprogramma’s. VAF en SACD/deAuteurs wijzen bijkomend ook nog op investeringen in kwalitatieve animatie. Door de kostenintensiviteit van dat genre ontbreekt een animatiereeks voor volwassenen volledig in Vlaanderen. Sommige spelers betreuren dat de VRT zelden nog proactief in fictieprojecten investeert en het VAF Mediafonds ondertussen de belangrijkste filter is geworden voor het starten van fictieprojecten. Ook een verhoogde aandacht voor investering in film wordt door stakeholders meermaals genoemd (o.m. FF Oostende, Mu.Zee).
“Mits de nodige inspanningen moet een hoger kwaliteitsniveau, bijvoorbeeld op het vlak van fictie, haalbaar zijn. Wat in Scandinavië mogelijk is, moet ook in Vlaanderen kunnen.” (Ring TV)
“Door te investeren in de creatieve sector zal de VRT een niet te onderschatten werkgelegenheid creëren, zonder daarvoor noodzakelijk de gehele productiekost te moeten dragen. Onafhankelijke producenten zijn voor bepaalde genres (ik denk dan aan fictie, documentaire en animatiefilm) in staat elders publieke en private financiering in binnen- en buitenland voor hun projecten aan te trekken, wat leidt tot een meer divers en meer kwalitatief aanbod. Dit is echter alleen mogelijk als de VRT een consequente bijdrage aan de externe creatieve productie levert en het niet enkel als een middel beschouwt om goedkoper kwalitatieve content te programmeren.” (Off World)
“Wanneer de Vlaamse overheid de Vlaamse audiovisuele content sector (een creatieve, nog vrij jonge en dynamische xxxxxx, xxxxxxxxxxxxxxxx, xxx hoge toegevoegde waarde en mét véél toekomstperspectief) belangrijk acht en er een prioritaire sector van wil maken zullen de instrumenten daarvoor ter beschikking moeten staan, dan zal de publieke omroep VRT daar een sleutelrol in moeten spelen.” (Skyline/deMENSEN)
Ten tweede hekelen sommige spelers de huidige hoeveelheid investeringen en bepleiten zij logischerwijs meer investering in onafhankelijke producties. Producenten zien de druk op bestaande budgetten steeds toenemen; de VRT heeft niet alleen een rol te spelen in het volume bestellingen, maar ook in de ruimte die per productie vrijgemaakt wordt. VOTP beklemtoont hieromtrent dat de productiebudgetten van Vlaamse audiovisuele producties substantieel lager zijn
t.a.v. vele buitenlandse producties. De trend van de afgelopen jaren om nog meer druk op de productiebudgetten te zetten, kan volgens de producenten onmogelijk verder gezet worden.
Sommigen pleiten voor een (geleidelijke) afbouw op termijn van het interne productiedepartement van de VRT, ten voordele van externe bestellingen. Anderen stellen dat vooral specifieke genres als amusementsprogramma’s best buitenshuis worden geproduceerd. VRT interne productie zou vooral gericht moeten zijn op informatie en duiding en, eventueel bijkomend, cultuur en educatie (o.m. De Chinezen, Outside Broadcast).
“Er wordt heel wat geïnvesteerd in de creatieve sector en in innovatie maar eigen interne producties en oplossingen blijven voorrang genieten. Het juiste evenwicht tussen interne en externe productie is er nog niet. Een verschuiving van interne naar externe productie is essentieel. Een duidelijkere scheiding van aanbieder/financierder/producent dringt zich op.” (De Chinezen)
3.7.2. Kanttekeningen vanuit het breder stakeholderveld Toch kunnen we naast bovengenoemde standpunten uit producentenhoek ook wijzen op een aantal belangrijke aandachtspunten vanuit het brede stakeholderveld.
Een eerste aspect is dat de VRT in de eerste plaats een sterk aanbod moet ontwikkelen voor haar publiek en niet sommige private bedrijven moet ‘onderhouden’. Investeringen in de productiesector zijn gewenst of zelfs noodzakelijk indien ze een meerwaarde bieden voor de uitvoering van de publieke opdracht van de VRT.
“De VRT mag hierbij niet als geldmachine fungeren om nog meer van de dotatie in de private audiovisuele sector te pompen. VRT moet steeds een sterke interne productie behouden.” (ACV-VRT)
Ten tweede hekelt een aantal spelers dat de huidige focus op investering in kwaliteit vooral audiovisuele productiehuizen ten goede komt. De meeste producenten en Flanders Doc vinden dat de audiovisuele sector prioritair is voor externe bestedingen van de VRT.
“Eenzelfde beweging moet digitaal gebeuren, producties die uitbesteed worden en ruimte creëren in een nog veel toekomstgerichtere tak van media.” (Newsmonkey)
“De VRT bekijkt de creatieve sectoren vrij eng en focust heel erg op het audiovisuele. De Sectorraad Kunsten en Erfgoed wil oproepen de creatieve industrie breder te bekijken. Dit kan door verzelfstandigen van het begrip culturele industrie, waar de artistieke dimensie centraal staat en niet de marktmogelijkheden.” (Sectorraad Kunsten en Erfgoed)
“De transformatie die de Openbare Omroep zal moeten doorlopen moet doorgetrokken worden naar de creatieve sector. Televisieproductiehuizen moeten op die manier kunnen evolueren naar Contenthuizen afgestemd op de contentbehoeften van vandaag en morgen.” (Hotel Hungaria)
Tot slot wijst een aantal spelers erop dat investeren in de audiovisuele/creatieve sectoren een gedeelde verantwoordelijkheid is en dus niet enkel de VRT toekomt. De meerwaarde van de gecreëerde waarde in de Vlaamse productiesector moet dan afgerekend worden op alle investeringen van alle spelers (o.m. VIAA)
3.7.3. (Hernieuwde) aandacht voor documentaire Duidelijk is de vraag van een groot aantal spelers in investeringen in documentaire. Investeren in documentaire wordt gekoppeld aan een aangescherpte aandacht voor de educatieve opdracht van de VRT; aan het instandhouden van het culturele collectieve geheugen van Vlaanderen, bv. via aandacht voor portretten van schrijvers, muzikanten, filmmakers, etc. (bv. ‘Belpop’); en aan steun van de documentairesector en creatief documentairetalent in Vlaanderen (o.m. VAF, XXXX, CD&V).
Documentaireproducenten zien al langer een (1) structureel gebrek aan investeringen in de documentairesector door VRT; (2) het ontbreken van een duidelijke strategie m.b.t. documentaire; (3) een gebrek aan vertrouwen in het genre documentaire als publiekstrekker, waardoor xxxx’x vaak naar de marges van
de programmaschema’s geduwd worden; en (4) een onderschatting van het potentieel en de kwaliteit van Vlaamse documentaires, zowel nationaal als internationaal. Problemen manifesteren zich o.m. in te weinig transparantie over de budgetten die aan documentaire konden worden gespendeerd. Off World verwijst hieromtrent naar het Waalse voorbeeld, waar bij RTBF een team zich specifiek met documentaire bezighoudt in nauwe samenwerking met externe producenten en ook duidelijk communiceert over beschikbare budgetten en slots. Er wordt in dat opzicht veel verwacht van de nieuwe strategie van Canvas.
“Het engagement van de VRT in een vroeg stadium speelt een cruciale rol in het internationaal op de markt zetten van een film en het aantrekken van internationale producenten en omroepen bij een project. Zo werd bijvoorbeeld de driedelige docu-serie Red Star Line (een coproductie van Off World met de VRT) door meer dan 10 internationale omroepen uitgezonden inclusief de VS, maar dat leek niet op bijzonder veel interesse van de VRT te kunnen rekenen ondanks de zeer hoge kijkcijfers.” (Off World)
Flanders Xxx zou daarom graag bepalingen rond documentaire duidelijker gespecificeerd en uitgebreid zien (punt OD19.4 van de huidige beheersovereenkomst). Dezelfde actor wil ook een plaats voor ‘single’ documentaires die niet in een reeks zitten.
“Eén nieuwe reeks auteursdocumentaires is wel erg weinig, vooral als niet wordt gespecifieerd uit hoeveel afleveringen die reeks dan wel moet bestaan. (…) Algemeen blijven de engagementen geuit in deze paragraaf vrij vaag.” (Flanders Doc)
3.7.4. Aandachtspunten voor samenwerking met onafhankelijke producenten Stakeholders wijzen naast de rol als gangmaker ook op de rol van de VRT als ‘standaard’ in samenwerkingsverbanden met de productiesector. De omroep moet zich meer dan welke speler ook als standaard opstellen inzake faire, adequate en billijke afspraken omtrent rechten, vergoedingen en investeringen. Wat dat betreft lijken twee cruciale punten steeds terug te komen:
(1) een duidelijkere, meer faire rechtenregeling met het oog op exploitatie met nieuwe windows en met het oog op meer billijke verdelingen van de vergoedingen van audiovisuele producties;
(2) een duidelijker kader voor de bestedingsverplichting van de VRT, waarbij kosten die aangegeven worden als extern ook effectief extern gemaakt worden. Daarbij wordt ook meer transparantie gevraagd in de wijze waarop externe bestedingen worden berekend.
We bespreken deze punten uitgebreider in de thematische uitdieping.
3.7.5. Standpunt van de VRT Volgens de VRT vormen publieke omroepen wellicht de belangrijkste investeerders in een duurzame creatieve sector. De omroep geeft ook aan qua bestedingen in de lokale audiovisuele sector zeker boven het gemiddelde van andere Europese publieke omroepen te zitten. De VRT investeert verder in lokale creativiteit eerder dan aankoop, al zijn hiervoor de nodige middelen wel vereist. VRT merkt ook op dat ze in de toekomst ook het engagement naar de relatief nieuwe digitale creatieve sector wil exploreren en verhogen.
CONVERSATION
Hoe moet de VRT omgaan met participatie en interactie? In welke mate moet het publiek inspraak en dialoog hebben met de VRT?
3.8 CONVERSATION
De stakeholderbevraging ging eveneens in op de dialoog die een publieke omroep aangaat met haar publiek. Met name volgende vragen en thema’s kwamen aan bod in de stakeholderconsultaties: in hoeverre kan het publiek inspraak hebben in de organisatie en de werking van een publieke omroep en op welke manier moet interactie op sociale media en user generated content aangewend worden in concrete programma’s en projecten?
3.8.1. Beperkte vraag naar participatie van het publiek in de organisatie Een opvallende vaststelling is dat weinig stakeholders van mening zijn dat de inspraak van het publiek in de VRT moet worden uitgebreid. Dit in tegenstelling tot de ideeën die bestaan rond het vergroten van de participatie van het publiek in de publieke omroep in theorie en beleid. Vooral private spelers zien al genoeg vormen van indirecte participatie en inspraak in de VRT, maar ook publieke spelers waarschuwen voor het verlies aan professionaliteit door een te grote inspraak van het publiek. Onder andere Woestijnvis, Mediahuis en de VVJ vinden dat de Vlaming reeds voldoende inspraak heeft via de Raad van Bestuur, stakeholderenquêtes, de klachtenwerking en rechtstreekse interventies van politici en burgers. NTGent drukt vooral op het gevaar voor de VRT om hierdoor aan professionaliteit te verliezen.
Andere stakeholders, vooral uit de cultuursector en het middenveld, zien echter wel een meerwaarde in meer inspraak van het publiek. De Sportpaleisgroep spreekt in dit geval zelfs over de evolutie naar een netwerkorganisatie:
“De VRT zal zich moeten opstellen als een netwerkorganisatie, die samenwerkt met zijn publiek en toegang biedt aan de burgers en andere organisaties. VRT zal haar relatie met het publiek moeten bestendigen op een creatieve en innovatieve manier.”
ACOD en ACV-VRT spreken meer concreet over het instellen van een publieksraad naar het voorbeeld van de BBC. Dit echter onder voorwaarde dat hiermee daadwerkelijk rekening wordt gehouden in de beheersovereenkomst en het aanbod. Specifiek voor jongeren hecht de Vlaamse Jeugdraad ook waarde aan het houden van gerichte jongerenpanels voor specifieke programma’s en projecten. Cavaria, VIAA en Bozar zien hier echter geen heil in en hebben het meer algemeen over het belang diverse stemmen uit het publiek te horen via belangenorganisaties en zo bij te dragen aan meer pluralistische publieke omroepcontent:
“Het publiek moet worden vertegenwoordigd via belangenorganisaties. De VRT moet niet zozeer brengen wat elk individu op tv of radio wil zien/horen. De VRT moet wel brengen wat bepaalde groepen in de maatschappij nodig hebben.” (Cavaria)
Alle stakeholders zijn het er over eens dat de VRT haar autonomie in uiteindelijke beslissingen over het aanbod en de werking van de organisatie moet blijven behouden. De dialoog met het publiek wordt in dit kader dan ook vooral ingevuld als het voldoende opvolgen van de verwachtingen en noden van het publiek:
“Het kernpubliek van elke zender beter proberen begrijpen (Wat verwachten ze? Wat zijn hun kijkgewoonten?) en vanuit die kern de doelgroep zoveel mogelijk vergroten zonder het kwaliteitscriterium uit het oog te verliezen.” (Bozar)
3.8.2. Interactie en user generated content onder voorwaarden De pragmatische benadering ten aanzien van de inspraak van het publiek in de organisatie van de VRT trekt zich door naar interactie met het publiek via sociale media en het gebruik van user generated content in programma’s. Algemeen wordt namelijk gesteld dat deze interactiemogelijkheden enkel wenselijk zijn indien conform met de publieke waarden en wanneer ze daadwerkelijk passen binnen het concept van het programma. Vele stakeholders geven dus expliciet aan dat deze interactie vooral geen doel op zich mag zijn (o.a. Medialaan, Off World, Ring TV en VVJ) en enkel dient ingezet in functie van het vervullen van andere doelstellingen (zoals het brengen van kwaliteitsvolle content).
“Dit moet geval per geval worden geëvalueerd en passen binnen de inhoud en doelstelling van de door de VRT gegenereerde content. Het mag geen doel op zich zijn.” (Off World)
“Op gepaste kanalen en onder bepaalde voorwaarden, gekaderd binnen bepaalde projecten, kan interactie een meerwaarde bieden maar dit mag zeker niet worden doorgetrokken als algemene lijn.” (M HKA)
Bijgevolg dient deze interactie volgens de stakeholders enkel geïntegreerd te worden onder een aantal voorwaarden. Drie voorwaarden die vaak terugkwamen in de antwoorden van de stakeholders waren integratie van interactie mits:
(1) een duidelijk strategisch kader;
(2) monitoring en kwaliteitsbewaking; en
(3) een toegevoegde waarde voor het concept van het programma.
3.8.3. Interactie binnen een duidelijk strategisch kader Eén van de pijnpunten waar zowel publieke als private spelers op wijzen is het gebrek aan een strategische visie bij de VRT rond het gebruik van interactie en user generated content. Terwijl Xxxxxxxxx het vooral heeft over de nood aan een duidelijke strategie rond interactie binnen de VRT, leggen actoren uit het middenveld zoals de Gezinsbond meer de nadruk op het gebruik van interactie ter bevordering van digitale inclusie en mediawijsheid. Flanders Doc vindt dat de VRT interactie en sociale platformen vooral dient in te zetten om campagnes rond maatschappelijke thema’s meer ruchtbaarheid te geven. Interactie met het oog op het verwezenlijken van meer democratische doelstellingen, zoals de mogelijkheid voor het publiek om haar stem te laten horen in online publieke debatten, wordt minder vermeld. Het Steunpunt Media gelooft trouwens niet in de daadwerkelijke impact van die interacties:
“Al te vaak betekent ‘interactie’ een soort van schijndeelname, waarbij een vorm van interactie wordt geïntroduceerd (bv. Facebookpagina waar mensen opmerkingen kunnen achterlaten) die niet echt impact heeft […], maar slechts een schijnparticipatie creëert. Dit leidt wellicht tot meer frustratie dan dat het zoden aan de dijk zet.” (Steunpunt Media)
3.8.4. Monitoring en kwaliteitsbewaking van de interactie De meeste stakeholders zijn het erover eens dat de kwaliteit van user generated content en interacties met het publiek opgevolgd dienen te worden. Voor het RITS, Sensoa, ABVV en de Ouderenraad is een kwaliteitstoets een expliciete voorwaarde. Daarbij is het vooral belangrijk dat de publieke omroep duidelijk het verschil aangeeft tussen door het publiek ingezonden opinies en objectieve verslaggeving, aldus o.a. Xxxxxxxx.xxx. De tijd en middelen die het kost om interactie op te volgen is voor sommige stakeholders bovendien een extra argument om interactie enkel ‘met mate’ in te voegen. De Boerenbond stelt expliciet de vraag of het in tijden van besparingen wel raadzaam is om hiervoor middelen in te zetten.
“Indien de VRT dit een plaats geeft, moet zij dit wel blijven controleren en de eindverantwoordelijkheid voor de inhoud blijven behouden.” (Sectorraad Kunsten en Erfgoed)
3.8.5. Interactie als toegevoegde waarde Vooral bij jongerenprojecten worden interactie en user generated content door sommige stakeholders automatisch als een toegevoegde waarde beschouwd. Hierboven zagen we echter dat stakeholders zoals Pebble Media en de Vlaamse Jeugdraad aangeven dat dit nog steeds afhankelijk is van de content die met die interactie gepaard gaat (zie Cultural diversity, identity and target groups). Voorwaarde voor hen is dan ook dat interactie een toegevoegde waarde vormt voor het concept en de content van het programma.
Andere stakeholders zien interactie als een middel om tot publieksbetrokkenheid te komen in het algemeen. Vooral de mogelijkheid tot user generated content creëert een gevoel van betrokkenheid bij het publiek, aldus Hotel Hungaria. CCB spreekt in dit geval van een manier om het publiek meer te betrekken bij een (media)merk. Bozar, RITS en Xxxxxxxx.xxx vinden interactie met het publiek vooral een toegevoegde waarde bij de verslaggeving van live evenementen. NTGent is kritisch voor dergelijke ideeën en geeft aan dat de band met het publiek eerder versterkt kan en moet worden via interactie.
3.8.6. Standpunt van de VRT Interactie is er volgens de VRT op gericht om het aanbod inhoudelijk te versterken, maar ook “om tot een echte dialoog met mediagebruikers te komen”. VRT is daarbij opvallend positiever over de meerwaarde van interactie dan het gros van de stakeholders:
“VRT vindt vooreerst dat participatie van gebruikers, co-creatie met gebruikers, en ook user generated content een meerwaarde bieden” (VRT)
Daarnaast geeft de VRT aan actief toe te zien op de kwaliteit van UGC initiatieven, wat correspondeert met bovenstaande opmerkingen en verzuchtingen van de stakeholders. In de toekomst wil de omroep interactie via sociale media bovendien nog actiever stimuleren in programma’s en initiatieven om de burger meer te betrekken bij maatschappelijke thema’s. De VRT heeft het niet over de inspraak van het publiek in de organisatie.
CROSS-MEDIA
Welke rol moet de VRT spelen op nieuwe mediaplatformen? Hoe technologieneutraal moet de omroepopdracht ingevuld worden? Wat is de taak van de VRT op het vlak van de uitrol van nieuwe diensten en technologische innovatie? Welk aanbod is prioritair in een crossmediaal aanbod?
3.9 CROSSMEDIA
Het debat over de inhoudelijke opdracht van de publieke omroep gaat naast traditionele discussies over, onder andere, informatie, educatie, cultuur en het publiek dat moet bereikt worden, ook over de multimediale en crossmediale rol van de publieke omroep. Als het gaat over de multimediale en crossmediale toekomst van de VRT, hebben we het over de reikwijdte van het aanbod online, de reikwijdte van nieuwe mediadiensten die de VRT mag lanceren in het uitvoeren van haar opdracht en de rol die de publieke omroep mag en kan spelen op het vlak van technologische innovatie.
Grosso modo stellen de meeste stakeholders dat de publieke omroep noodzakelijkerwijs multimediaal haar aanbod moet verspreiden en online actief moet zijn. Over de vraag tot hoe ver de reikwijdte van dat aanbod strekt, zijn de meningen van stakeholders echter duidelijk verdeeld. We zien m.b.t. deze ‘C’ overigens het meest duidelijke onderscheid tussen ‘publieke’ stakeholders die de publieke omroeprol vooral vanuit een sociaal verantwoordelijkheidsperspectief invullen en de marktspelers die de multimediale rol vooral vanuit een marktfalenbenadering invullen. Wel valt op te merken dat onder de marktspelers verschillende nuances zijn m.b.t. de draagwijdte van het multimediale aanbod. Sommige stakeholders nemen een vrij radicaal standpunt in, terwijl anderen een pragmatische positie innemen.
Enerzijds zijn er een groot aantal culturele organisaties, middenveldactoren, politieke partijen en ook de publieke omroep zelf die pleiten voor een multimediale omroep. Anderzijds zijn er private omroepen en krantenuitgevers die de actieradius van de publieke omroep online graag duidelijk afgebakend zien. We onderscheiden in de totaliteit van standpunten vier visies, waartussen weliswaar overlap mogelijk is (d.w.z. stakeholderposities sluiten soms aan bij meerdere visies):
(1) voorstanders van een uitgebreid online en multimediaal aanbod;
(2) voorstanders van een online aanbod dat focust op een selectief aanbod kerntaken;
(3) voorstanders van een online aanbod dat vooral ondersteunend is voor het traditionele lineaire aanbod;
(4) voorstanders van een online aanbod dat ingevuld wordt volgens de noden van de markt en zich dus niet inlaat met diensten en aanbod dat door de markt geleverd wordt.
3.9.1. Groep 1: Een uitgebreid online en multimediaal aanbod Een eerste groep stakeholders toont zich duidelijk voorstander van een verdere exploratie van een multimediaal – en in de eerste plaats online – aanbod. Velen duiden dit ook aan als prioriteit voor de volgende beheersovereenkomst.
De VRT kan zich volgens deze groep stakeholders niet langer beperken tot een audiovisueel en lineair aanbod. Wil de publieke omroep relevant zijn, dan moet ze het aanbod uitbreiden op nieuwe platformen en moet ze de kerntaken ook afstemmen op het evoluerend mediagebruik. De omroepopdracht kan op die
manier ook uitgaan van de eigenheid van elk platform en gediversifieerd worden ingevuld. Actoren merken op dat de inhoudelijke meerwaarde voorop moet staan.
“VRT moet de nieuwe platformen maximaal exploiteren en innoveren.”
(Caviar)
“De VRT moet streven naar een zo breed mogelijke impact en mag/moet haar publieke opdracht op alle mogelijke wijzen en technologieën vervullen zonder aan diepte te verliezen.” (SARC-Algemene Raad)
“Als je mee wil zijn, en niet enkel wil overleven dan moet je je taken vervullen op alle technologische kanalen.” (SBPV)
“Het online aanbod hoeft per definitie geen bijproduct meer te zijn van de reguliere kanalen zoals televisie of radio. Het online aanbod mag een eigen gegeven zijn in het globale aanbod van de VRT. Het is de manier bij uitstek om aan kennisverspreiding te doen naar een brede (jonge) doelgroep. Het online aanbod van de VRT moet maximaal inspelen op de trend om anywhere, anytime kwaliteitsvolle content te consulteren.” (VUB)
Verdedigers van een uitgebreid online aanbod wijzen op het belang van toegankelijke, niet-commerciële informatie temidden een complexe, steeds commerciëler en verwarrende stroom aan informatie (o.m. ACOD-VRT, Steunpunt Media, Sp.a, Off World). De publieke omroep kan ook als enige de garantie geven dat informatie in een online omgeving toegankelijk en gratis blijft.
Het belang van een online en multimediaal aanbod wordt dikwijls vernoemd in relatie tot het bereiken en betrekken van jongeren in het publieke omroepaanbod (ACV, Xxxxxxxx.xxx, Creative Club Belgium, SP.a, Gezinsbond, SACD/deAuteurs, FF Oostende, Zorgnet Vlaanderen). ACV-VRT wijst ook op de uitdaging om in de toekomst ook nog het ‘oudere’ publiek te bereiken dat nog niet klaar is voor de digitale shift.
“Het bereiken van jongeren met een kwalitatief aanbod is inderdaad een zeer grote uitdaging. Voor deze doelgroep is het aanbieden via digitale weg een conditio sine qua non.” (VAF)
SACD en Potemkino wijzen ook op het potentieel van web only en geconvergeerde (360°-) formats en producties. De mogelijkheden van online diensten en platformen lenen zich tot nieuwe vormen van creativiteit die vandaag nog onderbenut blijven.
“Het digitaal aanbieden (inclusief productie) wordt (nog wat) stiefmoederlijk behandeld en staat teveel in functie van de traditionele (lineaire) kanalen.” (De Chinezen)
Dat de VRT zich sterk moet ontplooien in nieuwe platformen en diensten, betekent volgens deze groep geenszins dat het aanbod onbegrensd moet zijn. De online uitbouw mag geen vrijgeleide zijn voor een wildgroei aan commerciële online activiteiten. Onder meer Kunstenpunt wijst erop dat publieke meerwaarde steeds moet primeren bij het uitdenken van nieuwe digitale diensten of aanbod. Bovendien onderstrepen spelers de complementariteit met een lineair aanbod: de ontwikkeling van een online omgeving mag geen vrijgeleide vormen om enkel daar niches te bedienen of een minder evident aanbod in onder te brengen.
“Het online aanbod wordt steeds belangrijker en VRT moet daarin investeren op een doordachte manier. Het produceren van audiovisuele content moet evenwel de hoofdaandacht krijgen en niet het creëren van nieuwe structuren.” (De Chinezen)
3.9.2. Groep 2: Focus op select aantal kerntaken Een tweede, kleine groep stakeholders beklemtoont eveneens het belang van een VRT die actief is op nieuwe platformen en diensten, maar wijst er ook op dat keuzes moeten gemaakt worden in de uitbouw van een online aanbod (o.m. UGent, VAF, VDAB, Outside Broadcast). De focus moet in de eerste plaats liggen op een informatieaanbod en daarnaast ook op de kerntaken cultuur en educatie. Vaak wordt in deze groep ook gewezen op de budgettaire realiteit.
3.9.3. Groep 3: Online aanbod dat vooral ondersteunend is voor audiovisueel Een derde groep stakeholders pleit wel voor het belang van een multimediale omroep, maar vindt dat nieuwe mediadiensten vooral ondersteunend moeten zijn voor het traditionele lineaire aanbod op radio en televisie. Deze stakeholders pleiten voor een exploratie van nieuwe platformen om het bestaand aanbod op los te laten, meestal gekoppeld aan betalingsformules. Vele onafhankelijke productiehuizen scharen zich achter deze visie (daarnaast ook o.m. Kerknet, Stievie, Sabam, RMM, Ring TV).
“De VRT heeft zeker een cross mediale rol te spelen, doch dit mag nooit een doel op zich zijn, het uitgangspunt moet het verhaal zijn, en hoe dit verhaal best tot het betrokken publiek gebracht wordt.” (De Filistijnen)
“Nieuwe kanalen en diensten worden mèèr en mèèr nieuwe media. VRT moet die gebruiken, voor zover ze een aanvulling betekenen bij de kerntaken van de openbare omroep en voor zover betaalbaar vanuit de dotatie of via geloofwaardige terugverdienmodellen.” (Skyline/deMENSEN)
De Filistijnen en Skyline/deMENSEN wijzen op een pragmatische invulling van het online aanbod. Budgetten voor crossmediale diensten mogen niet ten koste gaan van budgetten voorzien voor content-creatie. Ze stellen dat de financiële inspanningen vereist voor een beperkte groep gebruikers risicovol zijn en mogelijk niet opwegen tegen de resultaten. Dit is o.m. het geval voor de uitbouw van een jongerenaanbod online.
3.9.4. Groep 4: Beperkte online opdracht ingevuld volgens noden van de markt De meeste particuliere radio- en televisieomroepen, alsook de uitgevers en nieuwsmedia, schrijven zich in deze groep in. Zij pleiten voor een duidelijke beperking van het online aanbod, en zien dit best ingevuld worden volgens de noden van de markt (o.m. Roularta, Mediahuis, Medialaan, De Persgroep). Binnen deze groep wordt nog een aantal verschillende accenten gelegd.
Meest uitgesproken is het standpunt dat het informatieaanbod van de VRT online moet worden beperkt tot verspreiding van het audiovisueel aanbod. Mediahuis pleit zelfs voor een onmiddellijke stopzetting van alle online activiteiten m.b.t. nieuws.
“De Vlaamse Nieuwsmedia ziet de VRT hier alleen optreden als audiovisuele speler.” (Vlaamse Nieuwsmedia)
In de thematische uitwerking wordt dieper ingegaan op de standpunten van de verschillende spelers m.b.t. het online en multimediaal aanbod van de VRT.
3.9.5. Prioriteiten van een online aanbod Opvallend is dat ook in een online omgeving de meeste spelers de informatieopdracht prioritair vinden (o.m. ABVV, Cavaria, Club FM, SP.a, Zorgnet Vlaanderen, VVSG, etc.). Uitzondering hierop zijn een aantal private nieuwsmedia. NTGent en anderen wijzen op het belang van een snel, maar vooral kwalitatief hoogstaand nieuwsaanbod.
Daarnaast wordt, met name door verdedigers van een sterk online aanbod, sterk het belang van een aanbod voor kinderen, maar vooral voor jongeren beklemtoond, gezien het veranderend mediagebruik, het belang van sociale media, en het zoeken naar nieuwe vormen om jongeren beter te bereiken. We gaan hier dieper op in in de thematische uitdieping (zie De invulling van een jongerenaanbod). In de uitbouw van een multimediale merkenstrategie en de uitvoering van haar kerntaken daar waar het publiek aanwezig is, moet de VRT volgens de meeste spelers ook mee zijn met trends op het gebied van sociale media.
In derde instantie wordt gewezen op een educatief aanbod, waar voornamelijk gekeken wordt in de richting van de ontsluiting van het audiovisueel archief voor het onderwijs (zie Conservation). Sensoa stipt ook nog het potentieel aan van doorverwijzen vanuit de omroepsites naar het webaanbod van partnerorganisaties (bv. m.b.t. gezondheidsthema’s). Een belangrijke rol is hier ook weggelegd voor mediawijsheid, zowel naar jongeren als naar andere doelgroepen toe (o.m. SACD/deAuteurs). Het Kenniscentrum Mediawijs geeft aan dat de VRT een voortrekkersrol moet opnemen in het correct omgaan met deze nieuwe kanalen, in het onderkennen van en anticiperen op mogelijke risico’s en misbruik, in het bijdragen tot respect voor privacy, etc.
Actoren duiden ook op het belang van toegankelijkheid van het online en multimedia-aanbod en wijzen erop dat de VRT hierrond nog belangrijke stappen te zetten heeft. Het is ook de opdracht van de VRT om bij nieuwe ontwikkelingen in het aanbod de gebruikers te begeleiden, om nieuwe drempels te voorkomen en bestaande drempels weg te werken.
“Het digitale aanbod en andere nieuwe mediatoepassingen zijn voor ouderen niet altijd gemakkelijk in het gebruik en impliceren vaak ook een financiële drempel. Ook het online aanbod (bv. cultuurwebsite Cobra, xxxxxxxxxx.xx, …) is nog voor veel ouderen niet toegankelijk.” (Ouderenraad)
Belangrijk is ook dat de kernwaarden van de VRT steeds gerespecteerd worden binnen een online en multimediale omgeving en dat een multimediaal aanbod niet het onderscheidend karakter van de publieke omroep in het gedrang mag brengen (zie ook Conversation).
3.9.6. Wat met technologische innovatie? Inzake innovatie leek de meerderheid van de stakeholders voornamelijk het belang van creatieve innovatie te benadrukken (zie Core en Corporate and creative culture). Geen enkele speler stelt in vraag dat de VRT zich hiermee moet inlaten. Wel zijn er verschillen in de priorititisering van technologische innovatie als omroepopdracht en ten aanzien van de vraag of VRT daarbij al dan niet een koploperpositie moet innemen.
Vele stakeholders benadrukken het belang van technologische innovatie. Een aantal vindt expliciet dat de VRT daarin een cruciale rol kan en moet spelen (o.m. FA, iMinds, Newsmonkey, Outside Broadcast, Little Miss Robot). Deze spelers spreken van de VRT als ‘incubator’ voor experiment en vrijplaats voor uitdenken en ontwikkelen van nieuwe innovatie, in samenwerking met start-ups en andere spelers in het ecosysteem. We situeren op dit vlak ook duidelijk raakpunten met de eerder genoemde creatieve innovatie. Newsmonkey pleit vooral voor een duidelijk doordachte strategie in het uitbouwen van innovatie.
“Het warm water niet proberen uitvinden maar ruimte laten voor slim experimenteren en verstandig kopiëren wat werkt, leunend op expertise uit Vlaamse digitale productiehuizen.” (Newsmonkey)
“De VRT heeft heel wat inspanningen geleverd om de trein van nieuwe media (en hieruit voortvloeiend het wijzigend gebruik van media) niet te missen. De VRT zou evenwel nog meer de kaart van de innovatie moeten trekken. De VRT kan haar plaats in het medialandschap immers verstevigen door maximaal nieuwe maatschappelijke of technologische evoluties te omarmen.” (VUB)
“Wanneer O&O en bijgevolg innovatie in het gedrang komen door krimpende budgetten en dalende investeringen valt een cruciale fase weg in het ontwikkelen en bedenken van bijdetijdse en dus competitieve vertelvormen en programmaformats. De VRT bekleedt een sleutelpositie op het vlak van creatie en vernieuwing. Niet alleen om vernieuwende content te creëren, maar ook om nog meer het voortouw te nemen in de digitale revolutie.” (Scenaristengilde)
De meeste stakeholders stellen echter dat de VRT vooral mee moet zijn met technologische innovaties, maar hier geen koploperpositie dient in te nemen (o.m. Independent Films; Medialaan; Vlaamse Televisie Academie). VRT hoeft geen nieuwe standaarden en dragers te ontwikkelen, maar dient vooral een stuwende rol te spelen in open innovatie die door marktspelers wordt getrokken.
“De publieke omroep moet daarbij geen first adopter zijn, maar nieuwe technieken en tendensen mogen snel worden opgepikt.” (Flanders Doc)
“De VRT hoeft niet de grootste innovator zelf zijn per se, maar moet in eerste instantie oordelen of er voldoende innovatie vanuit de sector komt en hoe ze deze kunnen ondersteunen/versterken. En eventueel initiatieven zelf nemen waar nodig.” (Telenet)
“VRT moet zijn taken niet op alle technologische kanalen en diensten vervullen; indien de focus hierop uitbreidt is verstoring van het economisch evenwicht in het Vlaamse medialandschap het gevolg.” (UBA)
“Aangezien de private spelers zelf al initiatieven ontwikkelen, is het geen zinvolle besteding van openbare middelen als technologische innovatie as
such voor de openbare omroep in de beheersovereenkomst wordt ingeschreven.” (Roularta)
Een aantal spelers waarschuwt expliciet voor een innovatieopdracht bij VRT. Volgens die groep vormen de innovatie-activiteiten van de VRT een drempel voor marktinnovatie, te meer omdat VRT innovatie in functie van het eigen aanbod en niet in functie van de noden van de markt invult:
“VRT knijpt innovatie dood. Vaak geldt enkel innovatie binnen de omroep zelf.” (Concentra)
Gemeenschappelijk hebben alle actoren die zich uitlieten over technologische innovatie dat die innovatie niet enkel de VRT, maar alle spelers in het ecosysteem ten goede moet komen. Meermaals wordt gewezen op het belang van delen van onderzoeksresultaten en innovatie, en het aanknopen van samenwerkingen waar mogelijk (o.m. CD&V). UBA merkt op dat de VRT wel een taak kan hebben m.b.t. het uittesten van innovatieve kanalen en nieuwe technologieën in functie van kennisverspreiding t.a.v. andere marktspelers. Concrete voorbeelden zijn samenwerking op het vlak van rich content en unified thesaurus, authenticatie of digitale betaalsystemen (De Persgroep).
“Als radiovereniging juichen wij bijvoorbeeld Radioplus, de online radiospeler, toe. Zeker als die wordt opengesteld voor andere radiostations. Een krachtdadige openbare omroep mag niet indommelen (…). Op radiovlak speelt de VRT een pioniersrol in de uitrol van digitale radio (DAB en nu DAB+). En zo is het goed.” (VRRO)
“Prioriteit inzake samenwerking ligt op het vlak van technologische innovatie op voorwaarde dat de vruchten van deze samenwerking zonder uitzondering steeds open staan voor alle mediaspelers.” (Vlaamse Nieuwsmedia)
3.9.7. Standpunt van de VRT De VRT is voorstander van een ‘medium-neutrale’ invulling van haar opdracht. Dat betekent dat de kerntaken op alle platformen uitgevoerd moeten worden – daar waar het publiek aanwezig is – wil ze haar universele opdracht kunnen uitoefenen (i.e. alle Vlamingen bereiken). VRT geeft aan op dit moment nog volop de transformatie door te maken, maar het ook de ambitie is om een ‘werkelijk crossmediale en multimediale speler’ te worden. De VRT is zich ervan bewust dat de multimediale opdracht niet onbegrensd is, de omroep niet ‘overal’ aanwezig kan zijn, en rekening gehouden moet worden met andere spelers in de markt. De VRT beklemtoont ook de meerwaarde van een crossmediaal aanbod voor het bereiken van nieuwe Vlamingen of jongeren. Online en mobiel ligt de focus sterk op kerntaken informatie, sport en cultuur. Daarnaast wordt ook gewezen op het belang van nieuwe platformen voor de invulling van een educatief aanbod, alsook zelfs ruimte voor een online ontspannend aanbod.
“De VRT heeft in de afgelopen jaren nieuwe digitale platformen vooral aangewend ter ondersteuning van haar informatieve en culturele rol. In de toekomst moet ook educatie daarbij een belangrijke rol spelen.” (VRT)
De VRT is ook vragende partij voor de ontsluiting van programma’s via een geïntegreerde videospeler. Ze merkt ook op aandacht te hebben voor investeringen in de digitale sector.
Innovatie blijft voor de omroep een belangrijke taak, al ziet ze deze opdracht door aanhoudende besparingen onder druk te komen staan. De VRT geeft bijgevolg aan vragende partij te zijn om de rol inzake innovatie te herdenken.
COLLABORATION
Is het wenselijk dat de VRT met andere actoren samenwerkt? Waarom wel, waarom niet? Voor welke omroepdomeinen en op welke manier?
3.10 COLLABORATION
De voorbije jaren werd vanuit het beleidsniveau sterk de klemtoon gelegd op dialoog en samenwerking in verschillende domeinen en hoedanigheden. De consultatie peilde naar het belang van samenwerking, de specifieke pistes waar meer samenwerking nodig is en de modaliteiten waarin samenwerking moet plaatsvinden. Samenwerking met de onafhankelijke producenten komt hier niet aan bod, maar wordt besproken in het deel Content production. Samenwerking rond het audiovisueel archief van de VRT en de mogelijkheden van VIAA werden ook verschillende keren genoemd als prioriteit op het vlak van samenwerking (zie Conservation).
Opvallend is dat, net als in vorige bevraging, de roep naar meer samenwerking in alle domeinen aanwezig is. Vanuit publieke hoek wordt het belang van samenwerking met de VRT al jarenlang benadrukt. In een wereld waarin de mediagebruiker overstelpt wordt met informatie, speelt de VRT meer dan ooit de rol van gids. Om zo’n gids te kunnen zijn en toegang te bieden tot publieke meerwaarde, goede content en diensten, moet de VRT binnen dat netwerk sterk uitgaan van samenwerking.
“VRT is bij uitstek de omroep die linken moet leggen naar maatschappelijke actoren, er op toeziend dat het hele brede maatschappelijke veld aan bod komt. Net daarin zit een grote meerwaarde tegenover commerciële omroepen, die selectiever samenwerkingsverbanden uitkiezen.” (Gezinsbond)
Ook vanuit private hoek stellen we echter een duidelijke vraag naar samenwerking met de VRT vast. Diverse spelers geven ook aan dat de economische realiteit publieke en private partners noopt tot meer samenwerking met de VRT en het zoeken naar gemeenschappelijke win-win.
Slechts een beperkte groep stakeholders (o.m. ABVV, Xxxxxxxxx) pleit niet voor samenwerking, noch publiek, noch commercieel.
Het Steunpunt Media wijst erop dat de belangrijkste stakeholder echter het publiek is. VRT heeft geen kerntaak om specifieke sectoren of bedrijven in leven te houden. Samenwerking moet dus steeds primair gericht zijn op publieke meerwaarde.
3.10.1. Naar krijtlijnen voor samenwerking Veel spelers wijzen inzake samenwerking wel op het belang van adequate krijtlijnen waarbinnen partnerships best plaatsvinden. Stakeholders geven aan dat samenwerking vooral inhoudelijke meerwaarde moet brengen en niet gericht mag zijn op commercieel gewin (ACOD). Ze pleiten voor transparantie en stellen dat samenwerking kan, zolang de kernwaarden en het onderscheidend karakter van de VRT niet in het gedrang komen (Xxxxxxxx.xxx, CCB). Samenwerking moet vooral een publieke of inhoudelijke meerwaarde hebben en mag geen doel op zich worden (o.m. Xxxxxxxx.xxx). Ook opvallend is dat veel spelers aangeven dat de VRT ook voorzichtig moet zijn met bepaalde samenwerkingen, vooral met bepaalde (commerciële) partners.
99