BIJLAGE
EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 17.10.2018
COM(2018) 693 final
ANNEX 2
BIJLAGE
bij
Voorstel voor een besluit van de Raad
betreffende de sluiting van de investeringsbeschermingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Socialistische Republiek Vietnam, anderzijds
NL NL
BIJLAGEN
BIJ DE INVESTERINGBESCHERMINGSOVEREENKOMST TUSSEN DE EUROPESE UNIE EN HAAR LIDSTATEN, ENERZIJDS, EN DE SOCIALISTISCHE REPUBLIEK VIETNAM, ANDERZIJDS:
Bijlage 1: Bevoegde autoriteiten
Bijlage 2: Vrijstelling inzake nationale behandeling voor Vietnam Bijlage 3 Overeenstemming over behandeling van investeringen Bijlage 4: Overeenstemming over onteigening
Bijlage 5: Overheidsschuld
Bijlage 6: Lijst van investeringsbeschermingsovereenkomsten Bijlage 7: Reglement van orde
Bijlage 8: Gedragscode voor arbiters en bemiddelaars Bijlage 9: Bemiddelingsmechanisme
Bijlage 10: Bemiddelingsmechanisme voor geschillen tussen investeerders en partijen
Bijlage 11: Gedragscode voor leden van Gerecht, leden van Beroepsinstantie en bemiddelaars Bijlage 12: Samenloop van procedures
Bijlage 13: Procedureregels voor Beroepsinstantie
BIJLAGE 1
BEVOEGDE AUTORITEITEN
In het geval van de EU-partij zijn de autoriteiten die bevoegd zijn om de in artikel 2.2 (Investeringen en regelgevingsmaatregelen en -doelstellingen), lid 4, bedoelde maatregelen te gelasten de Europese Commissie, het Europese Hof van Justitie of, wanneer het recht van de Unie inzake staatssteun wordt toegepast, een overheid, autoriteit of rechterlijke instantie van een lidstaat. In het geval van Vietnam zijn de autoriteiten die bevoegd zijn om de in artikel 2.2 (Investeringen en regelgevingsmaatregelen en -doelstellingen), lid 4, bedoelde maatregelen te gelasten de regering van Vietnam of de premier van Vietnam, een overheid, autoriteit of rechterlijke instantie.
BIJLAGE 2
VRIJSTELLING INZAKE NATIONALE BEHANDELING VOOR VIETNAM
1. In de volgende sectoren, subsectoren of activiteiten mag Vietnam maatregelen met betrekking tot de werking van een onder de overeenkomst vallende investering vaststellen of handhaven die niet stroken met artikel 2.3 (Nationale behandeling), mits die maatregelen niet in strijd zijn met de verbintenissen in bijlage 8-B (Lijst van specifieke verbintenissen van Vietnam) bij de vrijhandelsovereenkomst:
a) kranten en persbureaus, drukkerijen, uitgeverijen, radio- en televisieomroepen, ongeacht in welke vorm;
b) productie en distributie van culturele producten, inclusief video-opnamen;
c) productie, distributie en vertoning van televisieprogramma's en bioscoopfilms;
d) opsporing en beveiliging;
e) landmeetkunde en cartografie;
f) diensten inzake lager en middelbaar onderwijs;
g) exploratie, prospectie en exploitatie van olie en aardgas, mineralen en natuurlijke hulpbronnen;
h) hydro-elektriciteit en kernenergie; transmissie en/of distributie van elektriciteit;
i) cabotagediensten;
j) visserij en aquacultuur;
k) bosbouw en jacht;
l) loterijen, weddenschappen en kansspelen;
m) diensten inzake gerechtelijk bestuur, met inbegrip van maar niet beperkt tot diensten met betrekking tot nationaliteit;
n) civielrechtelijke handhaving;
o) productie van militair materieel of uitrusting;
p) exploitatie en beheer van rivierhavens, zeehavens en luchthavens, en
q) subsidies.
2. Indien Vietnam na de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst een dergelijke maatregel vaststelt of handhaaft, mag het van een investeerder uit de EU-partij op grond van zijn nationaliteit niet eisen dat hij een ten tijde van de inwerkingtreding van die maatregel bestaande investering verkoopt of anderszins afstoot.
BIJLAGE 3
OVEREENSTEMMING OVER BEHANDELING VAN INVESTERINGEN
De partijen bevestigen hun gedeelde opvatting over de toepassing van artikel 2.5 (Behandeling van investeringen), lid 6:
1. Onverminderd de voorwaarde van artikel 2.5 (Behandeling van investeringen), lid 6, onder a), kan een investeerder die een binnen het toepassingsgebied van hoofdstuk 3 (Geschillenbeslechting), afdeling B (Beslechting van geschillen tussen investeerders en partijen bij overeenkomst), vallend geschil heeft met de partij waarmee hij een schriftelijke overeenkomst is aangegaan die is gesloten en van kracht is geworden vóór de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst, zich overeenkomstig de procedures en voorwaarden in deze bijlage beroepen op artikel 2.5 (Behandeling van investeringen), lid 6.
2. Schriftelijke overeenkomsten die zijn gesloten en van kracht zijn geworden vóór de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst en die voldoen aan de in dit lid gestelde voorwaarden, kunnen binnen één jaar na de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst worden aangemeld. Dergelijke schriftelijke overeenkomsten:
a) voldoen aan alle voorwaarden van artikel 2.5 (Behandeling van investeringen), lid 6, onder b) tot en met d), en
b) zijn gesloten tussen
i) Vietnam en investeerders uit de in punt 8 van deze bijlage bedoelde lidstaten van de Unie of hun onder de overeenkomst vallende investeringen, of
ii) een van de in punt 8 van deze bijlage bedoelde lidstaten van de Unie en investeerders uit Vietnam of hun onder de overeenkomst vallende investeringen.
3. De procedure voor de aanmelding van de in punt 1 bedoelde schriftelijke overeenkomsten verloopt als volgt:
a) de aanmelding omvat:
i) de naam, de nationaliteit en het adres van de investeerder die partij is bij de schriftelijke overeenkomst die wordt aangemeld, de aard van de onder de overeenkomst vallende investering van die investeerder en, indien de schriftelijke overeenkomst wordt gesloten door de onder de overeenkomst vallende investering van die investeerder, de naam, het adres en de plaats van oprichting van de investering, en
ii) een kopie van de schriftelijke overeenkomst, met inbegrip van al haar instrumenten,
en
b) de schriftelijke overeenkomsten worden schriftelijk aangemeld bij de volgende bevoegde autoriteit:
i) in het geval van Vietnam, het Ministerie van Planning en Investeringen, en
ii) in het geval van de EU-partij, de Europese Commissie.
4. De in de punten 2 en 3 bedoelde aanmelding creëert geen materiële rechten voor de investeerder die partij is bij die aangemelde schriftelijke overeenkomst of zijn investering.
5. De in punt 3, onder b), bedoelde bevoegde autoriteiten stellen een lijst op van de schriftelijke overeenkomsten die overeenkomstig de punten 2 en 3 zijn aangemeld.
6. Indien in verband met één van de aangemelde schriftelijke overeenkomsten een geschil ontstaat, onderzoekt de relevante bevoegde autoriteit of de overeenkomst voldoet aan alle voorwaarden van artikel 2.5 (Behandeling van investeringen), lid 6, onder b) tot en met d), en de in deze bijlage omschreven procedures.
7. Een investeerder kan niet stellen dat artikel 2.5 (Behandeling van investeringen), lid 6, van toepassing is op de schriftelijke overeenkomst als het onderzoek overeenkomstig punt 6 van deze bijlage uitwijst dat niet aan de in dat punt bedoelde eisen is voldaan.
8. De in punt 2, onder b), van deze bijlage bedoelde lidstaten van de Unie zijn Duitsland, Spanje, Nederland, Oostenrijk, Roemenië en het Verenigd Koninkrijk.
BIJLAGE 4
OVEREENSTEMMING OVER ONTEIGENING
De partijen overeenkomst bevestigen hun gedeelde opvatting over onteigening:
1. Onteigening als bedoeld in artikel 2.7 (Onteigening), lid 1, kan rechtstreeks of onrechtstreeks zijn:
a) er is sprake van rechtstreekse onteigening wanneer een investering wordt genationaliseerd of anderszins rechtstreeks wordt onteigend door formele overdracht van het eigendomsrecht of directe inbeslagneming, en
b) er is sprake van onrechtstreekse onteigening wanneer de uitwerking van een maatregel of een reeks maatregelen van een partij gelijkwaardig is aan die van rechtstreekse onteigening, in die zin dat zij voor de investeerder een wezenlijke aantasting inhoudt van de fundamentele attributen van het eigendomsrecht met betrekking tot de investering, met inbegrip van het recht van gebruik, van genot en van beschikking, zonder formele overdracht van het eigendomsrecht of directe inbeslagneming.
2. Om vast te stellen of een maatregel of reeks maatregelen van een partij in een specifieke feitensituatie onrechtstreekse onteigening inhoudt, is een onderzoek per geval en op basis van feiten vereist, waarbij onder meer rekening wordt gehouden met:
a) de economische gevolgen van de maatregel of van de reeks maatregelen, evenwel met dien verstande dat er geen sprake kan zijn van onrechtstreekse onteigening louter doordat een maatregel of een reeks maatregelen van een partij negatieve gevolgen heeft voor de economische waarde van een investering;
b) de duur van de maatregel of reeks maatregelen of van de gevolgen daarvan, en
c) de aard van de maatregel of de reeks maatregelen, met name het voorwerp, de context en het doel ervan.
3. Niet-discriminerende maatregelen of reeksen maatregelen van een partij die bescherming van legitieme doelstellingen van overheidsbeleid beogen, leveren geen onrechtstreekse onteigening op, behoudens in de uitzonderlijke gevallen waarin de gevolgen van een dergelijke maatregel of reeks maatregelen in het licht van het doel ervan zo ernstig zijn dat zij kennelijk buitensporig zijn.
BIJLAGE 5
OVERHEIDSSCHULD
1. Er mag geen verzoek worden ingediend op grond dat de herstructurering van de schulden van een partij in strijd is met een verplichting uit hoofde van hoofdstuk 2 (Bescherming van investeringen), en evenmin mag een reeds ingediend verzoek verder in behandeling worden genomen in het kader van hoofdstuk 3 (Geschillenbeslechting), afdeling B (Beslechting van geschillen tussen investeerders en partijen bij overeenkomst), wanneer de herstructurering op het tijdstip van indiening van het verzoek een overeengekomen herstructurering is dan wel na het tijdstip van indiening van het verzoek een overeengekomen herstructurering wordt, met uitzondering van een verzoek op grond dat de herstructurering in strijd is met artikel 2.3 (Nationale behandeling) of artikel 2.4 (Meestbegunstigingsbehandeling).
2. Onverminderd hoofdstuk 3 (Geschillenbeslechting), afdeling B (Beslechting van geschillen tussen investeerders en partijen), artikel 3.33 (Instelling van vordering), en onder voorbehoud van punt 1 van deze bijlage, mag een investeerder geen vordering ingevolge hoofdstuk 3 (Geschillenbeslechting), afdeling B (Beslechting van geschillen tussen investeerders en partijen bij overeenkomst), instellen volgens hetwelk een herstructurering van de schulden van een partij bij de overeenkomst artikel 2.3 (Nationale behandeling) of artikel 2.4 (Meestbegunstigingsbehandeling)1 of een verplichting uit hoofde van hoofdstuk 2 (Bescherming van investeringen) schendt, tenzij 270 dagen zijn verstreken na de datum van indiening door de verzoeker van het schriftelijk verzoek om overleg overeenkomstig
artikel 3.30 (Overleg).
1 Voor alle duidelijkheid: een schending van artikel 2.3 (Nationale behandeling) of artikel 2.4 (Meestbegunstigingsbehandeling) kan niet uitsluitend bestaan uit een verschillende behandeling door een partij van bepaalde categorieën investeerders of investeringen op grond van onderscheiden macro-economische gevolgen, bijvoorbeeld om systeemrisico's of overloopeffecten te voorkomen, of op grond van de mogelijkheid om voor schuldherstructurering in aanmerking te komen.
3. Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder:
a) "overeengekomen herstructurering": de herstructurering of reorganisatie van de schulden van een partij die heeft plaatsgevonden door
i) een wijziging of aanpassing van schuldinstrumenten overeenkomstig de voorwaarden ervan, met inbegrip van de daarop toepasselijke wetgeving, of
ii) een schuldenruil of een andere, soortgelijke procedure waarin de houders van niet minder dan 66 procent van de totale hoofdsom van de uitstaande schulden die worden geherstructureerd, met uitzondering van schulden die worden aangehouden door die partij of door entiteiten waarvan zij eigenaar is of die onder haar zeggenschap staan, hebben ingestemd met een dergelijke schuldenruil of andere procedure,
en
b) op een schuldinstrument "toepasselijke wetgeving": het wet- en regelgevingskader van een land dat op dat schuldinstrument van toepassing is.
4. Voor alle duidelijkheid: de "schulden van een partij" omvatten in het geval van de EU-partij de schulden van een overheid van een lidstaat van de Unie of van een centrale, regionale of lokale overheidsinstantie in een lidstaat van de Unie.
BIJLAGE 6
LIJST VAN INVESTERINGSBESCHERMINGSOVEREENKOMSTEN
Overeenkomsten | Vervalbepalingen | |
1 | Overeenkomst tussen de Socialistische Republiek Vietnam en de Republiek Oostenrijk inzake de bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend op 27 maart 1995. | Artikel 11, lid 3 |
2 | Overeenkomst tussen de Belgische-Luxemburgse Economische Unie en de Socialistische Republiek Vietnam inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend op 24 januari 1991. | Artikel 14, lid 2 |
3 | Overeenkomst tussen de regering van de Republiek Bulgarije en de regering van de Socialistische Republiek Vietnam inzake de wederzijdse bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend op 19 september 1996. | Artikel 13, lid 2 |
4 | Overeenkomst tussen de regering van de Tsjechische Republiek en de regering van de Socialistische Republiek Vietnam inzake de bevordering en wederzijdse bescherming van investeringen, ondertekend op 25 november 1997, zoals gewijzigd op 21 maart 2008. | Artikel 10, lid 3 |
Overeenkomsten | Vervalbepalingen | |
5 | Overeenkomst tussen de regering van het Koninkrijk Denemarken en de regering van de Socialistische Republiek Vietnam inzake de bevordering en wederzijdse bescherming van investeringen, ondertekend op 25 augustus 1993. | Artikel 16, lid 2 |
6 | Overeenkomst tussen de regering van de Republiek Estland en de regering van de Socialistische Republiek Vietnam inzake de bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend op 24 september 2009, gewijzigd op 3 januari 2011. | Artikel 16, lid 3 |
7 | Overeenkomst tussen de regering van de Republiek Finland en de regering van de Socialistische Republiek Vietnam inzake de bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend op 21 februari 2008. | Artikel 16, lid 4 |
8 | Overeenkomst tussen de regering van de Franse Republiek en de regering van de Socialistische Republiek Vietnam inzake de bevordering en wederzijdse bescherming van investeringen, ondertekend op 26 mei 1992. | Artikel 12 |
9 | Overeenkomst tussen de Bondsrepubliek Duitsland en de Socialistische Republiek Vietnam inzake de bevordering en wederzijdse bescherming van investeringen, ondertekend op 3 april 1993. | Artikel 13, lid 3 |
10 | Overeenkomst tussen de regering van de Helleense Republiek en de regering van de Socialistische Republiek Vietnam inzake de bevordering en wederzijdse bescherming van investeringen, ondertekend op 13 oktober 2008. | Artikel 13, lid 3 |
11 | Overeenkomst tussen de Republiek Hongarije en de Socialistische Republiek Vietnam inzake de bevordering en wederzijdse bescherming van investeringen, ondertekend op 26 augustus 1994. | Artikel 12, lid 3 |
12 | Overeenkomst tussen de Italiaanse Republiek en de Socialistische Republiek Vietnam inzake de bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend op 18 mei 1990. | Artikel 14, lid 2 |
Overeenkomsten | Vervalbepalingen | |
13 | Overeenkomst tussen de regering van de Republiek Letland en de regering van de Socialistische Republiek Vietnam inzake de bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend op 6 november 1995. | Artikel 13, lid 4 |
14 | Overeenkomst tussen de regering van de Republiek Litouwen en de regering van de Socialistische Republiek Vietnam inzake de bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend op 27 september 1995. | Artikel 13, lid 4 |
15 | Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Socialistische Republiek Vietnam inzake de bevordering en de wederzijdse bescherming van investeringen, ondertekend op 10 maart 1994. | Artikel 14, lid 3 |
16 | Overeenkomst tussen de Republiek Polen en de Socialistische Republiek Vietnam inzake de bevordering en wederzijdse bescherming van investeringen, ondertekend op 31 augustus 1994. | Artikel 12, lid 3 |
17 | Overeenkomst tussen de regering van Roemenië en de regering van de Socialistische Republiek Vietnam inzake de bevordering en wederzijdse bescherming van investeringen, ondertekend op 1 september 1994. | Artikel 11, lid 2 |
18 | Overeenkomst tussen de regering van de Slowaakse Republiek en de regering van de Socialistische Republiek Vietnam inzake de bevordering en wederzijdse bescherming van investeringen, ondertekend op 17 december 2009. | Artikel 14, lid 4 |
Overeenkomsten | Vervalbepalingen | |
19 | Overeenkomst tussen de regering van het Koninkrijk Zweden en de regering van de Socialistische Republiek Vietnam inzake de bevordering en wederzijdse bescherming van investeringen, ondertekend op 8 september 1993. | Artikel 11, lid 3 |
20 | Overeenkomst tussen het Koninkrijk Spanje en de Socialistische Republiek Vietnam inzake de bevordering en wederzijdse bescherming van investeringen, ondertekend op 20 februari 2006. | Artikel 13, lid 3 |
21 | Overeenkomst tussen de regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en de regering van de Socialistische Republiek Vietnam inzake de bevordering en bescherming van investeringen, ondertekend op 1 augustus 2002. | Artikel 14 |
BIJLAGE 7
REGLEMENT VAN ORDE
Algemene bepalingen
1. Voor de toepassing van hoofdstuk 3 (Geschillenbeslechting), afdeling A (Beslechting van geschillen tussen partijen bij overeenkomst), en dit reglement van orde (hierna "Reglement") wordt verstaan onder:
a) "adviseur": een persoon die door een partij bij het geschil is aangesteld om haar in verband met de arbitrageprocedure te adviseren of bij te staan;
b) "arbitragepanel": een krachtens artikel 3.7 (Instelling van arbitragepanel) ingesteld panel;
c) "arbiter": een lid van een krachtens artikel 3.7 (Instelling van arbitragepanel) ingesteld arbitragepanel;
d) "assistent": een persoon die in het kader van het mandaat van een arbiter voor die arbiter onderzoek verricht of ondersteunende taken uitvoert;
e) "klagende partij": iedere partij die krachtens artikel 3.5 (Inleiding van arbitrageprocedure) om de instelling van een arbitragepanel verzoekt;
f) "dag": een kalenderdag;
g) "partij waartegen de klacht gericht is": de partij ten aanzien waarvan wordt gesteld dat zij de in artikel 3.2 (Toepassingsgebied) bedoelde bepalingen heeft geschonden;
h) "procedure": tenzij anders gespecificeerd, een geschillenbeslechtingsprocedure voor een arbitragepanel overeenkomstig hoofdstuk 3 (Geschillenbeslechting), afdeling A (Beslechting van geschillen tussen partijen bij overeenkomst), en
i) "vertegenwoordiger van een partij": een persoon in dienst van of aangewezen door een ministerie, een overheidsdienst of een ander overheidsorgaan van een partij bij de overeenkomst, die de partij bij de overeenkomst met betrekking tot een geschil op het gebied van deze overeenkomst vertegenwoordigt.
2. De partij waartegen de klacht gericht is, is belast met de logistieke organisatie van de hoorzittingen, tenzij anders wordt overeengekomen. De partijen delen de kosten voor organisatorische aangelegenheden, met inbegrip van de honoraria en de kosten van de arbiters.
Kennisgevingen
3. Elke partij en het arbitragepanel zenden alle verzoeken, mededelingen, schriftelijke stukken of andere documenten per e-mail toe aan de andere partij en, wat de schriftelijke stukken en verzoeken in het kader van arbitrage betreft, aan elk van de arbiters. Het arbitragepanel doet de partijen eveneens per e-mail stukken toekomen. Een e-mailbericht wordt geacht te zijn ontvangen op de datum van verzending, tenzij wordt aangetoond dat dit niet het geval is. Indien de bewijsstukken groter zijn dan tien megabyte, worden zij binnen twee dagen na de datum van verzending van de e-mail in een ander elektronisch formaat aan de andere partij en, indien van toepassing, aan elk van de arbiters verstrekt.
4. Een kopie van de overeenkomstig punt 3 toegezonden documenten wordt op de dag van verzending van die e-mail per fax, aangetekende post of koeriersdienst verzonden dan wel tegen ontvangstbewijs afgegeven aan of met een ander telecommunicatiemiddel waarbij de verzending wordt geregistreerd, ingediend bij de andere partij en, indien van toepassing, bij elk van de arbiters.
5. Kennisgevingen worden respectievelijk gericht aan het Ministerie van Industrie en Handel van Vietnam en aan het directoraat-generaal Xxxxxx van de Europese Commissie.
6. Kleine verschrijvingen in verzoeken, mededelingen, schriftelijke stukken of andere documenten in verband met de procedure bij het arbitragepanel kunnen worden verbeterd door indiening van een nieuw document, waarin de wijzigingen duidelijk zijn aangegeven.
7. Indien de laatste dag waarop een document kan worden ingediend, op een officiële feest- of rustdag van Vietnam of van de Unie valt, wordt het document geacht op de volgende werkdag te zijn ontvangen.
Aanvang van arbitrage
8. Indien een arbiter overeenkomstig artikel 3.7 (Instelling van arbitragepanel) en de punten 22, 23 en 49 door middel van loting wordt aangewezen, vindt de loting plaats op een door de klagende partij bepaald tijdstip en bepaalde plaats die onverwijld moeten worden medegedeeld aan de partij waartegen de klacht gericht is. De partij waartegen de klacht gericht is, kan desgewenst bij de loting aanwezig zijn. In elk geval vindt de loting plaats in tegenwoordigheid van de partij/de partijen die daarbij aanwezig is/zijn.
9. Indien een arbiter overeenkomstig artikel 3.7 (Instelling van arbitragepanel) en de punten 22, 23 en 49 door middel van loting wordt aangewezen en er twee voorzitters zijn van het Comité, vindt de loting plaats door beide voorzitters of hun vertegenwoordigers dan wel enkel door één voorzitter wanneer de andere voorzitter of diens vertegenwoordiger niet bereid is aan de loting deel te nemen.
10. De partijen stellen de geselecteerde arbiters in kennis van hun benoeming.
11. Arbiters die volgens de procedure van artikel 3.7 (Instelling van arbitragepanel) zijn benoemd, bevestigen binnen vijf dagen na de datum waarop zij van hun benoeming op de hoogte zijn gebracht aan het Comité of zij beschikbaar zijn om als arbiter te fungeren.
12. De honoraria en de onkostenvergoedingen van de arbiters moeten in overeenstemming zijn met de WTO-normen. De bezoldiging van de assistent van een arbiter mag niet meer bedragen dan 50 % van de honoraria van die arbiter.
13. De partijen stellen het arbitragepanel binnen drie dagen na hun overeenkomst in kennis van de in artikel 3.6 (Taakomschrijving van arbitragepanel) bedoelde taakomschrijving van het arbitragepanel.
Schriftelijke opmerkingen
14. Uiterlijk twintig dagen na de datum van instelling van het arbitragepanel dient de klagende partij haar schriftelijke stuk in. Uiterlijk twintig dagen na de datum van ontvangst van het schriftelijke stuk van de klagende partij dient de partij waartegen de klacht gericht is haar schriftelijke verweer in.
Werkwijze van arbitragepanels
15. De voorzitter van het arbitragepanel zit alle bijeenkomsten van het panel voor. Een arbitragepanel kan de bevoegdheid tot het nemen van administratieve en procedurele besluiten aan de voorzitter delegeren.
16. Tenzij in hoofdstuk 3 (Geschillenbeslechting) anders is bepaald, kan het arbitragepanel bij zijn werkzaamheden alle communicatiemiddelen gebruiken, waaronder telefoon-, fax- en computerverbindingen.
17. Het opstellen van uitspraken is een exclusieve bevoegdheid van het arbitragepanel, die niet mag worden gedelegeerd.
18. Wanneer een procedurele vraag rijst die niet valt onder hoofdstuk 3 (Geschillenbeslechting), afdeling A (Beslechting van geschillen tussen partijen bij overeenkomst), en de bijlagen 7 (Reglement van orde), 8 (Gedragscode voor arbiters en bemiddelaars) en 9 (Bemiddelingsmechanisme), kan het arbitragepanel na overleg met de partijen een geschikte procedure vaststellen die in overeenstemming is met die bepalingen.
19. Wanneer het arbitragepanel van oordeel is dat andere procedurele termijnen dan die welke zijn vastgesteld in hoofdstuk 3 (Geschillenbeslechting), afdeling A (Beslechting van geschillen tussen partijen bij overeenkomst) moeten worden gewijzigd of dat een andere procedurele of administratieve aanpassing nodig is, stelt het de partijen schriftelijk in kennis van de redenen voor de wijziging of aanpassing, onder vermelding van de vereiste termijn of aanpassing.
Vervanging
20. Indien een arbiter niet aan de arbitrageprocedure kan deelnemen, zich terugtrekt of moet worden vervangen omdat hij niet voldoet aan de vereisten van bijlage 8 (Gedragscode voor arbiters en bemiddelaars), wordt een vervanger aangewezen overeenkomstig artikel 3.7 (Instelling van arbitragepanel) en de punten 8 tot en met 11.
21. Wanneer een partij meent dat een arbiter niet voldoet aan de vereisten van bijlage 8 (Gedragscode voor arbiters en bemiddelaars) en om die reden moet worden vervangen, deelt zij dit de andere partij mede binnen vijftien dagen nadat zij bewijs heeft verkregen van de omstandigheden die ten grondslag liggen aan de wezenlijke schending van bijlage 8 (Gedragscode voor arbiters en bemiddelaars) door de arbiter.
22. Wanneer een partij meent dat een andere arbiter dan de voorzitter niet voldoet aan de vereisten van bijlage 8 (Gedragscode voor arbiters en bemiddelaars) en om die reden moet worden vervangen, voeren de partijen overleg; indien zij het daarover eens worden, wijzen zij overeenkomstig artikel 3.7 (Instelling van arbitragepanel) en de punten 8 tot en met 11 een nieuwe arbiter aan.
Indien de partijen het niet eens worden over de vraag of een arbiter moet worden vervangen, kan elke partij verzoeken de aangelegenheid voor te leggen aan de voorzitter van het arbitragepanel, wiens beslissing definitief is.
Indien de voorzitter na een daartoe strekkend verzoek vaststelt dat een arbiter niet voldoet aan de vereisten van bijlage 8 (Gedragscode voor arbiters en bemiddelaars) en om die reden moet worden vervangen, wordt de nieuwe arbiter aangewezen overeenkomstig artikel 3.7 (Instelling van arbitragepanel) en de punten 8 tot en met 11.
23. Wanneer een partij meent dat de voorzitter van het arbitragepanel niet voldoet aan de vereisten van bijlage 8 (Gedragscode voor arbiters en bemiddelaars) en om die reden moet worden vervangen, voeren de partijen overleg; indien zij het daarover eens worden, wijzen zij overeenkomstig artikel 3.7 (Instelling van arbitragepanel) en de punten 8 tot en met 11 een nieuwe voorzitter aan.
Indien de partijen het niet eens worden over de vraag of de voorzitter moet worden vervangen, kan een partij verzoeken die aangelegenheid voor te leggen aan een van de overige personen op de krachtens artikel 3.23 (Lijst van arbiters), lid 1, onder c), vastgestelde sublijst van voorzitters. De naam van die persoon wordt door middel van loting bepaald door de voorzitter van het Handelscomité of diens vertegenwoordiger. De beslissing van deze persoon over de noodzaak tot vervanging van de voorzitter is definitief.
Indien die persoon beslist dat de oorspronkelijke voorzitter niet voldoet aan de vereisten van bijlage 8 (Gedragscode voor arbiters en bemiddelaars) en om die reden moet worden vervangen, wijst die persoon door xxxxxx een nieuwe voorzitter aan uit de overige personen op de krachtens artikel 3.23 (Lijst van arbiters), lid 1, onder c), vastgestelde sublijst van voorzitters. De nieuwe voorzitter wordt aangewezen binnen vijf dagen na de datum van indiening van het in dit punt bedoelde besluit.
24. De procedure voor het arbitragepanel wordt geschorst zolang de procedures bedoeld in de punten 21 tot en met 23 lopen.
Hoorzittingen
25. De voorzitter van het arbitragepanel stelt in overleg met de partijen en de arbiters de datum en het tijdstip van de hoorzitting vast. De voorzitter geeft de partijen schriftelijk bevestiging van de datum en het tijdstip. Tenzij de hoorzitting achter gesloten deuren plaatsvindt, wordt deze informatie door de partij die met de logistieke organisatie van de procedure is belast, tevens openbaar gemaakt. Tenzij een van de partijen hier bezwaar tegen heeft, kan het arbitragepanel besluiten geen hoorzitting te organiseren.
26. Het arbitragepanel kan aanvullende hoorzittingen organiseren indien de partijen zulks overeenkomen.
27. Gedurende de hoorzittingen zijn alle arbiters aanwezig.
28. De volgende personen kunnen een hoorzitting bijwonen, ongeacht of de procedure openstaat voor het publiek:
a) vertegenwoordigers van de partijen;
b) adviseurs van de partijen;
c) deskundigen;
d) administratief personeel, tolken, vertalers en notulisten, en
e) assistenten van de arbiters.
29. Alleen de vertegenwoordigers en adviseurs van de partijen en deskundigen kunnen het woord tot het arbitragepanel richten.
30. Uiterlijk vijf dagen voor de datum van een hoorzitting verstrekt elke partij het arbitragepanel een lijst met de namen van de personen die namens die partij op de hoorzitting pleidooien of uiteenzettingen zullen houden en van andere vertegenwoordigers of adviseurs die de hoorzitting zullen bijwonen.
31. Het arbitragepanel leidt de hoorzitting in de volgende volgorde, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de klagende partij en de partij waartegen de klacht is gericht, evenveel tijd krijgen toegewezen:
Pleidooien
a) pleidooi van de klagende partij;
b) pleidooi van de partij waartegen de klacht gericht is.
Weerlegging
a) antwoord van de klagende partij;
b) repliek van de partij waartegen de klacht gericht is.
32. Het arbitragepanel kan de partijen of de deskundigen op elk ogenblik van de hoorzitting vragen stellen.
33. Het arbitragepanel ziet erop toe dat van elke hoorzitting een proces-verbaal wordt opgemaakt, dat zo spoedig mogelijk aan de partijen wordt verstrekt. De partijen kunnen opmerkingen maken over het proces-verbaal, die door het arbitragepanel in overweging kunnen worden genomen.
34. Binnen tien dagen na de datum van de hoorzitting kan elke partij een aanvullend schriftelijk stuk indienen over alle aspecten die tijdens de hoorzitting aan de orde zijn gekomen.
Schriftelijke vragen
35. Het arbitragepanel kan op elk ogenblik van de procedure schriftelijke vragen tot een of beide partijen richten. Elke partij ontvangt een kopie van de vragen van het arbitragepanel.
36. Een partij verstrekt de andere partij een kopie van haar schriftelijke antwoord op de vragen van het arbitragepanel. Elke partij krijgt de gelegenheid om binnen vijf dagen na de datum van ontvangst van het antwoord van de andere partij schriftelijke opmerkingen daarover maken.
Vertrouwelijkheid
37 Elke partij en haar adviseurs behandelen informatie die aan het arbitragepanel is voorgelegd en door de andere partij als vertrouwelijk is aangemerkt, vertrouwelijk. Wanneer een partij bij het arbitragepanel een vertrouwelijke versie van haar schriftelijke stukken indient, verstrekt zij op verzoek van de andere partij uiterlijk vijftien dagen na de datum van het verzoek of, indien dit later is, na de datum van indiening van de stukken, tevens een niet-vertrouwelijke samenvatting van de stukken, die openbaar mag worden gemaakt, en geeft zij aan waarom de niet-openbaar gemaakte informatie vertrouwelijk is. Niets in dit reglement belet dat een partij haar eigen standpunten openbaar maakt voor zover zij, wanneer zij naar door de andere partij verstrekte informatie verwijst, geen informatie openbaar maakt die door de andere partij als vertrouwelijk is aangemerkt. Het arbitragepanel komt achter gesloten deuren bijeen wanneer de stukken en pleidooien van een partij vertrouwelijke informatie bevatten. Wanneer een hoorzitting van het arbitragepanel achter gesloten deuren plaatsvindt, respecteren de partijen en hun adviseurs het vertrouwelijke karakter van de hoorzitting.
Eenzijdige contacten
38. Het arbitragepanel ontmoet een partij niet of communiceert niet met een partij in afwezigheid van de andere partij.
39. Een arbiter mag geen aspecten van de inhoud van de procedure met een of beide partijen bespreken in afwezigheid van de andere arbiters.
Bijdragen van amici curiae
40. Tenzij de partijen binnen drie dagen na de datum van instelling van het arbitragepanel anders overeenkomen, kan het arbitragepanel ongevraagde schriftelijke stukken van op het grondgebied van een partij gevestigde natuurlijke of rechtspersonen die onafhankelijk van de regeringen van de partijen zijn, in ontvangst nemen, op voorwaarde dat deze stukken binnen tien dagen na de datum van instelling van het arbitragepanel worden ingediend, beknopt zijn, in elk geval niet meer dan vijftien met dubbele regelafstand getypte bladzijden tellen en direct van belang zijn voor een feitelijke of juridische kwestie die door het arbitragepanel wordt onderzocht.
41. De schriftelijke bijdragen bevatten een beschrijving van de natuurlijke of rechtspersoon die het stuk indient, met inbegrip van zijn nationaliteit of plaats van vestiging, de aard van zijn activiteiten, zijn rechtsvorm, zijn algemene doelstellingen en zijn financieringsbron, en vermelden nadere gegevens over het belang dat de persoon heeft bij de arbitrageprocedure. De stukken worden opgesteld in de talen die de partijen overeenkomstig de punten 39 en 40 hebben gekozen.
42. Het arbitragepanel vermeldt in zijn uitspraak alle stukken die het overeenkomstig de
punten 41 en 42 heeft ontvangen. Het arbitragepanel is niet verplicht in zijn uitspraak op de in die stukken naar voren gebrachte argumenten in te gaan. De stukken worden verstrekt aan de partijen, zodat zij hierover opmerkingen kunnen maken. De opmerkingen van de partijen worden binnen tien dagen ingediend en worden door het arbitragepanel in overweging genomen.
Dringende gevallen
43. In dringende gevallen als bedoeld in hoofdstuk 3 (Geschillenbeslechting), afdeling A (Beslechting van geschillen tussen partijen bij overeenkomst) kan het arbitragepanel de in deze regels vastgestelde termijnen na raadpleging van de partijen zo nodig aanpassen, in welk geval het de partijen hiervan in kennis stelt.
Vertaling en vertolking
44. Tijdens het in artikel 3.3 (Overleg) bedoelde overleg, en uiterlijk op de datum van de in artikel 3.8 (Geschillenbeslechtingsprocedures van arbitragepanel), lid 2, bedoelde bijeenkomst, proberen de partijen tot overeenstemming te komen over een gemeenschappelijke werktaal voor de procedure voor het arbitragepanel.
45. Indien de partijen niet tot overeenstemming komen over een gemeenschappelijke werktaal, dient elke partij haar schriftelijke stukken in in de door haar gekozen taal, die een van de werktalen van de WTO moet zijn.
46. Uitspraken van het arbitragepanel worden gedaan in de door de partijen gekozen taal of talen.
47. Elke partij kan opmerkingen maken over de nauwkeurigheid van een overeenkomstig deze regels gemaakte vertaling van een document.
48. Eventuele kosten voor het vertalen van een uitspraak van het arbitragepanel worden gelijkelijk door de partijen gedragen.
Andere procedures
49. Deze regels zijn ook van toepassing op procedures uit hoofde van de artikelen 3.3 (Overleg),
3.13 (Redelijke termijn voor naleving), 3.14 (Nieuw onderzoek van maatregelen tot naleving van eindverslag), 3.15 (Tijdelijke maatregelen bij niet-naleving) en 3.16 (Onderzoek van nalevingsmaatregelen getroffen na vaststelling van tijdelijke maatregelen tegen niet-naleving). De in dit reglement vermelde termijnen worden in dat geval vervangen door de bijzondere termijnen welke in die procedures voor de vaststelling van een uitspraak door het arbitragepanel zijn bepaald.
BIJLAGE 8
GEDRAGSCODE VOOR ARBITERS EN BEMIDDELAARS
Definities
1. Voor de toepassing van deze gedragscode wordt verstaan onder:
a) "arbiter": een lid van een krachtens artikel 3.7 (Instelling van arbitragepanel) ingesteld arbitragepanel;
b) "assistent": een persoon die in het kader van het mandaat van een arbiter voor die arbiter onderzoek verricht of ondersteunende taken uitvoert;
c) "kandidaat": een persoon wiens naam voorkomt op de in artikel 3.23 (Lijst van arbiters) bedoelde lijst van arbiters en wiens aanwijzing als lid van een arbitragepanel overeenkomstig artikel 3.7 (Instelling van arbitragepanel) wordt overwogen;
d) "bemiddelaar" : een persoon die een bemiddelingsprocedure overeenkomstig bijlage 9 (Bemiddelingsmechanisme) leidt;
e) "procedure": tenzij anders gespecificeerd, een geschillenbeslechtingsprocedure voor een arbitragepanel overeenkomstig hoofdstuk 3 (Geschillenbeslechting), afdeling A (Beslechting van geschillen tussen partijen bij overeenkomst), en
f) "personeel": met betrekking tot een arbiter, andere personen dan assistenten die onder de leiding en het toezicht van die arbiter werkzaam zijn.
Verantwoordelijkheden
2. Kandidaten en arbiters vermijden laakbaar gedrag en de schijn van laakbaar gedrag, zijn onafhankelijk en onpartijdig, vermijden directe en indirecte belangenconflicten en nemen bij hun gedrag de hoogste normen in acht, teneinde de integriteit en onpartijdigheid van het geschillenbeslechtingsmechanisme te garanderen. Voormalige arbiters leven de verplichtingen in de punten 15 tot en met 18 van deze gedragscode na.
Openbaarmakingsplicht
3. Voorafgaand aan de benoeming als arbiter op grond van hoofdstuk 3 (Geschillenbeslechting), afdeling A (Beslechting van geschillen tussen partijen bij overeenkomst) geven de kandidaten opening van zaken over alle belangen, relaties of aangelegenheden die van invloed kunnen zijn op hun onafhankelijkheid of onpartijdigheid, of waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daardoor de schijn van laakbaar gedrag of partijdigheid in de procedure wordt gewekt. Daartoe stellen de kandidaten alles in het werk wat redelijkerwijs in hun vermogen ligt om na te gaan of er sprake is van dergelijke belangen, relaties of aangelegenheden.
4. Kandidaten of arbiters richten schriftelijke mededelingen betreffende feitelijke of mogelijke schendingen van deze gedragscode tot het Comité, ter overweging door de partijen.
5. Na hun benoeming blijven arbiters alles in het werk stellen wat redelijkerwijs in hun vermogen ligt om na te gaan of er sprake is van de in punt 3 van deze gedragscode bedoelde belangen, relaties of aangelegenheden en maken zij deze in voorkomend geval openbaar door het Comité daarvan schriftelijk in kennis te stellen, ter overweging door de partijen. Op grond van de verplichting tot openbaarmaking zijn arbiters voortdurend gehouden dergelijke belangen, relaties en aangelegenheden openbaar te maken wanneer deze zich tijdens de procedure voordoen.
Taken van arbiters
6. Gedurende de gehele procedure zijn arbiters beschikbaar voor en kwijten zich nauwgezet, snel en op billijke wijze van hun taken.
7. De arbiters onderzoeken uitsluitend vragen die in de procedure aan de orde worden gesteld en voor de uitspraak noodzakelijk zijn en delegeren deze taak niet aan een andere persoon.
8. De arbiters nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat hun assistenten en personeel bekend zijn met de punten 2, 3, 4, 5, 16, 17 en 18 van deze gedragscode en deze naleven.
9. De arbiters onthouden zich van eenzijdige contacten in verband met de procedure.
Onafhankelijkheid en onpartijdigheid van arbiters
10. De arbiters vermijden de schijn van partijdigheid en laten zich niet leiden door eigenbelang, druk van buitenaf, politieke overwegingen, publieke protesten, loyaliteit aan een partij of vrees voor kritiek.
11. De arbiters gaan direct noch indirect verplichtingen aan en aanvaarden geen voordelen die op welke wijze dan ook de goede uitoefening van hun taken zou verstoren of lijken te verstoren.
12. De arbiters gebruiken hun positie als lid van het arbitragepanel niet om persoonlijke of particuliere belangen te dienen en onthouden zich van handelingen die de indruk kunnen wekken dat anderen in een bijzondere positie verkeren waardoor zij invloed op hen kunnen uitoefenen.
13. De arbiters laten hun gedrag of oordeel niet beïnvloeden door financiële, zakelijke, professionele, persoonlijke of sociale relaties of verantwoordelijkheden.
14. De arbiters gaan geen relaties aan en verwerven geen financiële belangen die hun onpartijdigheid in het gedrang kunnen brengen of wanneer redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daardoor de schijn van laakbaar gedrag of partijdigheid wordt gewekt.
Verplichtingen van voormalige arbiters
15. Alle voormalige arbiters onthouden zich van handelingen die de schijn kunnen wekken dat zij bij de uitvoering van hun taken niet onpartijdig waren of dat zij voordeel hebben ontleend aan de besluiten of uitspraken van het arbitragepanel.
Vertrouwelijkheid
16. De arbiters of voormalige arbiters mogen op geen enkel ogenblik niet-openbare, een procedure betreffende of tijdens een procedure verkregen informatie openbaar maken of gebruiken, behalve ten behoeve van die procedure, en mogen deze informatie in geen geval openbaar maken of gebruiken om persoonlijk voordeel te behalen, anderen voordeel te verschaffen of de belangen van anderen ongunstig te beïnvloeden.
17. De arbiters mogen uitspraken van het arbitragepanel of delen daarvan niet openbaar maken voordat zij overeenkomstig hoofdstuk 3 (Geschillenbeslechting), afdeling A (Beslechting van geschillen tussen partijen bij overeenkomst), worden bekendgemaakt.
18. De arbiters of voormalige arbiters maken op geen enkel tijdstip informatie over de beraadslagingen van het arbitragepanel of over het standpunt van een arbiter openbaar.
Kosten
19. Elke arbiter houdt de aan de procedure bestede tijd en de hiervoor gedane uitgaven, alsmede de door hun assistenten en personeel hieraan bestede tijd en hiervoor gedane uitgaven, bij en legt hiervan een eindafrekening over.
Bemiddelaars
20. Deze gedragscode is mutatis mutandis van toepassing op bemiddelaars.
BIJLAGE 9
BEMIDDELINGSMECHANISME
ARTIKEL 1
Doelstelling
Deze bijlage heeft tot doel te bevorderen dat door middel van de in artikel 3.4 (Bemiddelingsmechanisme) bedoelde alomvattende en snelle procedure en met behulp van een bemiddelaar onderling overeengekomen oplossingen worden bereikt.
AFDELING A BEMIDDELINGSPROCEDURE
ARTIKEL 2
Verzoek om informatie
1. Vóór de inleiding van de bemiddelingsprocedure kan een partij te allen tijde en schriftelijk verzoeken om informatie over een maatregel die de investeringen tussen de partijen ongunstig beïnvloedt. De partij waaraan het verzoek gericht is, verstrekt binnen twintig dagen een schriftelijk antwoord dat haar opmerkingen over de informatie in het verzoek bevat.
2. Wanneer de partij waaraan het verzoek gericht is van mening is dat een antwoord binnen twintig dagen niet haalbaar is, brengt zij de verzoekende partij op de hoogte van de redenen voor de vertraging, en geeft zij haar een inschatting van de kortst mogelijke termijn waarbinnen zij zal kunnen antwoorden.
ARTIKEL 3
Inleiding van bemiddelingsprocedure
1. Een partij kan te allen tijde verzoeken dat de andere partij deelneemt aan een bemiddelingsprocedure. Een dergelijk verzoek wordt aan de andere partij schriftelijk gedaan. Het verzoek bevat voldoende details om de zorgen van de verzoekende partij daarin duidelijk tot uitdrukking te laten komen en:
a) vermeldt om welke specifieke maatregel het gaat;
b) bevat een verklaring inzake de vermeende ongunstige gevolgen voor de investeringen tussen de partijen die de maatregel volgens de verzoekende partij heeft of zou kunnen hebben, en
c) legt uit wat volgens de verzoekende partij het verband tussen die gevolgen en de maatregel is.
2. De bemiddelingsprocedure kan alleen met wederzijdse instemming van de partijen worden ingeleid. De partij waaraan een verzoek op grond van lid 1 gericht is, neemt dit in welwillende overweging en antwoordt binnen tien dagen na de datum van ontvangst ervan met een schriftelijke inwilliging of afwijzing.
ARTIKEL 4
Keuze van bemiddelaar
1. Na de inleiding van de bemiddelingsprocedure streven de partijen ernaar om uiterlijk vijftien dagen na de datum van ontvangst van het in artikel 3 (Inleiding van bemiddelingsprocedure), lid 2, van deze bijlage bedoelde antwoord op het verzoek overeenstemming over een bemiddelaar te bereiken.
2. Indien de partijen binnen de in lid 1 vastgestelde termijn geen overeenstemming kunnen bereiken over een bemiddelaar, kan elk van de partijen de voorzitter van het Comité, of zijn vertegenwoordiger, verzoeken de bemiddelaar door middel van loting te selecteren uit de overeenkomstig artikel 3.23 (Lijst van arbiters) opgestelde lijst. De vertegenwoordigers van de partijen worden tijdig uitgenodigd om bij de loting aanwezig te zijn. In elk geval vindt de loting plaats in tegenwoordigheid van de partij of de partijen die daarbij aanwezig is/zijn.
3. De voorzitter van het Comité of diens vertegenwoordiger wijst binnen vijf werkdagen na het in lid 2 bedoelde antwoord van een partij de bemiddelaar aan.
4. Indien de in artikel 3.23 (Lijst van arbiters) bedoelde lijst op het tijdstip van indiening van een verzoek als bedoeld in artikel 3 (Inleiding van bemiddelingsprocedure) van deze bijlage niet is opgesteld, wordt de bemiddelaar door middel van loting aangewezen uit de personen die door een van de partijen of door beide partijen formeel zijn voorgedragen.
5. Een bemiddelaar mag geen onderdaan van een van de partijen zijn, tenzij de partijen anders overeenkomen.
6. De bemiddelaar is de partijen op onpartijdige en transparante wijze behulpzaam bij het scheppen van duidelijkheid over de maatregel en de mogelijke gevolgen ervan voor de handel, en bij het bereiken van een onderling overeengekomen oplossing. Bijlage 8 (Gedragscode voor arbiters en bemiddelaars) is mutatis mutandis van toepassing op bemiddelaars. De punten 3 tot en met 7 (Kennisgevingen) en 44 tot en met 48 (Vertaling en vertolking) van bijlage 7 (Reglement van orde) zijn mutatis mutandis van toepassing.
ARTIKEL 5
Regels voor bemiddelingsprocedure
1. Binnen tien dagen na de datum van aanstelling van de bemiddelaar legt de partij die de bemiddelingsprocedure heeft ingeleid, schriftelijk een gedetailleerde beschrijving van het probleem voor aan de bemiddelaar en de andere partij, in het bijzonder van de werking van de maatregel in kwestie en de gevolgen daarvan voor de handel. Binnen twintig dagen na de datum van indiening van deze beschrijving kan de andere partij schriftelijk opmerkingen over de beschrijving van het probleem indienen. Elke partij mag in haar beschrijving of opmerkingen alle door haar relevant geachte informatie opnemen.
2. De bemiddelaar kan bepalen wat de meest geschikte wijze is om duidelijkheid te scheppen over de betrokken maatregel en de mogelijke gevolgen ervan voor de handel. Hij kan met name bijeenkomsten tussen de partijen organiseren, de partijen gezamenlijk of afzonderlijk raadplegen, verzoeken om bijstand van of overleg plegen met deskundigen en belanghebbenden op het betrokken gebied alsmede aanvullende ondersteuning bieden waarom de partijen hebben verzocht. Alvorens om bijstand van deskundigen en belanghebbenden op het betrokken gebied te verzoeken of overleg met hen te plegen, overlegt de bemiddelaar met de partijen.
3. De bemiddelaar kan advies aanbieden en een oplossing voorstellen ter overweging door de partijen, die de voorgestelde oplossing kunnen aanvaarden of afwijzen dan wel het over een andere oplossing eens kunnen worden. De bemiddelaar onthoudt zich van advies of opmerkingen over de verenigbaarheid van de maatregel in kwestie.
4. De bemiddelingsprocedure vindt plaats op het grondgebied van de partij waaraan het verzoek gericht is, of op enige andere locatie of op enige andere wijze waarover onderling overeenstemming is bereikt.
5. De partijen trachten binnen zestig dagen na de aanwijzing van een bemiddelaar een onderling overeengekomen oplossing te vinden. Zolang geen definitieve overeenstemming is bereikt, kunnen de partijen eventuele tussentijdse oplossingen overwegen, met name wanneer de maatregel betrekking heeft op bederfelijke waren.
6. De oplossing kan worden goedgekeurd door middel van een besluit van het Comité. Elke partij kan een dergelijke oplossing afhankelijk maken van de voltooiing van de nodige interne procedures. Onderling overeengekomen oplossingen worden openbaar gemaakt. De openbaar gemaakte versie mag geen informatie bevatten die door een partij als vertrouwelijk is aangemerkt.
7. Op verzoek van de partijen legt de bemiddelaar de partijen een schriftelijk ontwerp van feitenverslag voor, dat een korte samenvatting bevat van:
a) de maatregel waarop de bemiddelingsprocedure betrekking heeft;
b) de gevolgde procedure, en
c) in voorkomend geval, de onderling overeengekomen oplossing waartoe de bemiddelingsprocedure uiteindelijk heeft geleid, met inbegrip van eventuele tussentijdse oplossingen.
De bemiddelaar biedt de partijen vijftien dagen de gelegenheid om hun opmerkingen over het ontwerp van feitenverslag kenbaar te maken. Na bestudering van de binnen die termijn ingediende opmerkingen van de partijen legt de bemiddelaar de partijen binnen vijftien dagen schriftelijk een definitief feitenverslag voor. Het feitenverslag mag geen interpretatie van deze overeenkomst bevatten.
8. De bemiddelingsprocedure wordt beëindigd door:
a) de goedkeuring van een door de partijen onderling overeengekomen oplossing, op de datum van goedkeuring ervan;
b) onderlinge overeenstemming van de partijen in de loop van de bemiddelingsprocedure, op de datum waarop die overeenstemming is bereikt;
c) een schriftelijke verklaring van de bemiddelaar, na overleg met de partijen, dat verdere bemiddelingsinspanningen geen nut hebben, op de datum van die verklaring, of
d) een schriftelijke verklaring van een partij nadat onderling overeengekomen oplossingen in de bemiddelingsprocedure zijn onderzocht en adviezen en voorgestelde oplossingen van de bemiddelaar in overweging zijn genomen, op de datum van die verklaring.
AFDELING B TENUITVOERLEGGING
ARTIKEL 6
Tenuitvoerlegging van onderling overeengekomen oplossing
1. Wanneer de partijen overeenstemming over een oplossing hebben bereikt, neemt elke partij de maatregelen die noodzakelijk zijn om de onderling overeengekomen oplossing binnen de overeengekomen termijn ten uitvoer te leggen.
2. De tenuitvoerleggende partij stelt de andere partij schriftelijk in kennis van alle stappen of maatregelen die zij voor de tenuitvoerlegging van de onderling overeengekomen oplossing heeft ondernomen respectievelijk getroffen.
AFDELING C ALGEMENE BEPALINGEN
ARTIKEL 7
Vertrouwelijkheid en verhouding tot geschillenbeslechting
1. Tenzij de partijen anders overeenkomen en onverminderd het bepaalde in artikel 5 (Regels voor bemiddelingsprocedure), lid 6, van deze bijlage, zijn alle fasen van de bemiddelingsprocedure, met inbegrip van adviezen of voorgestelde oplossingen, vertrouwelijk. Een partij mag echter openbaar maken dat bemiddeling plaatsvindt.
2. De bemiddelingsprocedure laat de rechten en verplichtingen van de partijen uit hoofde van hoofdstuk 3 (Geschillenbeslechting) of van enige andere overeenkomst onverlet.
3. Overleg uit hoofde van hoofdstuk 3 (Geschillenbeslechting) alvorens de bemiddelingsprocedure wordt ingeleid, is niet verplicht. Een partij moet evenwel zelf een beroep doen op de andere bepalingen van deze overeenkomst inzake samenwerking of overleg voordat de bemiddelingsprocedure wordt ingeleid.
4. Een partij mag zich in andere geschillenbeslechtingsprocedures in het kader van deze overeenkomst of enige andere overeenkomst niet baseren op of niet als bewijs gebruiken en een panel mag geen rekening houden met:
a) door de andere partij in de bemiddelingsprocedure ingenomen standpunten of in het kader van artikel 5 (Regels voor bemiddelingsprocedure), lid 2, van deze bijlage verzamelde informatie;
b) het feit dat de andere partij zich bereid heeft verklaard een oplossing te aanvaarden voor de maatregel waarop de bemiddeling betrekking had, of
c) door de bemiddelaar gedane voorstellen of gegeven adviezen.
5. Bemiddelaars mogen niet fungeren als arbiter of lid van een panel in een geschillenbeslechtingsprocedure uit hoofde van deze overeenkomst of de WTO-overeenkomst met betrekking tot een aangelegenheid waarin zij hebben bemiddeld.
ARTIKEL 8
Termijnen
Alle in deze bijlage vermelde termijnen kunnen met wederzijdse instemming van de partijen worden gewijzigd.
ARTIKEL 9
Kosten
1. Elke partij draagt haar eigen kosten in verband met deelname aan de bemiddelingsprocedure.
2. De partijen dragen gezamenlijk en elk voor een gelijk deel de kosten voor organisatorische aangelegenheden, met inbegrip van de honoraria en de kosten van de bemiddelaar. Het honorarium van de bemiddelaar is hetzelfde als het honorarium dat overeenkomstig bijlage 7 (Reglement van orde), punt 12, is voorzien voor de voorzitter van een arbitragepanel.
BIJLAGE 10
BEMIDDELINGSMECHANISME VOOR BESLECHTING VAN GESCHILLEN TUSSEN INVESTEERDERS EN PARTIJEN
ARTIKEL 1
Doelstelling
Het bemiddelingsmechanisme heeft tot doel te bevorderen dat door middel van een in artikel 3.31 (Bemiddeling) bedoelde alomvattende en snelle procedure en met behulp van een bemiddelaar een onderling overeengekomen oplossing wordt bereikt.
AFDELING A
PROCEDURE IN KADER VAN BEMIDDELINGSMECHANISME
ARTIKEL 2
Inleiding van procedure
1. Elke partij bij een geschil kan te allen tijde verzoeken om inleiding van een bemiddelingsprocedure. Een dergelijk verzoek wordt aan de andere partij schriftelijk gedaan.
2. Wanneer het verzoek betrekking heeft op een vermeende schending van deze overeenkomst door de autoriteiten van de Unie of de autoriteiten van een lidstaat van de Unie wordt het gericht tot de verweerder, zoals bepaald overeenkomstig artikel 3.32 (Bericht van voornemen tot instelling van vordering). Wanneer niet is vastgesteld wie de verweerder is, wordt het verzoek gericht tot de Unie. Indien het verzoek wordt ingewilligd, wordt daarbij bepaald of de Unie of de betrokken lidstaat van de Unie partij is bij de bemiddeling1.
3. De partij bij het geschil waaraan het verzoek gericht is, neemt het verzoek in welwillende overweging en aanvaardt of verwerpt het schriftelijk binnen 45 dagen of, indien het verzoek wordt ingediend na een verzoek om overleg dat is ingediend overeenkomstig artikel 3.30 (Overleg), binnen dertig werkdagen na ontvangst ervan.
4. Het verzoek omvat:
a) een samenvatting van de meningsverschillen of geschillen, waaronder, in voorkomend geval, een identificatie van relevante rechtsinstrumenten die volstaan om de kwestie die aanleiding geeft tot het verzoek in kaart te brengen;
b) de namen en contactgegevens van de verzoekende partij en haar vertegenwoordigers, en
1 Voor alle duidelijkheid: wanneer het verzoek betrekking heeft op behandeling door de Unie, is de Unie partij bij de bemiddelingsprocedure en wordt elke betrokken lidstaat van de Unie volledig bij de bemiddelingsprocedure betrokken. Wanneer het verzoek uitsluitend betrekking heeft op behandeling door een lidstaat van de Unie, is de betrokken lidstaat van de Unie partij bij de bemiddelingsprocedure, tenzij deze de Unie verzoekt partij bij de bemiddelingsprocedure te zijn.
c) hetzij een verwijzing naar het akkoord om gebruik te maken van bemiddeling of een verzoek aan de andere partij of partijen bij het geschil om gebruik te maken van bemiddeling in het kader van dit bemiddelingsmechanisme.
ARTIKEL 3
Keuze van bemiddelaar
1. Indien beide partijen bij het geschil instemmen met een bemiddelingsprocedure, streven de partijen bij het geschil ernaar binnen vijftien werkdagen na de ontvangst van het antwoord op het verzoek overeenstemming te bereiken over de keuze van een bemiddelaar.
2. Indien de partijen bij het geschil binnen de gestelde termijn geen overeenstemming kunnen bereiken over de keuze van de bemiddelaar, kan elke partij bij het geschil de president van het Gerecht verzoeken om door loting een bemiddelaar aan te wijzen uit de leden van het Gerecht die geen onderdaan zijn van een lidstaat van de Unie, noch van Vietnam.
3. De president van het Gerecht wijst binnen vijf werkdagen na het in lid 2 bedoelde verzoek de bemiddelaar aan.
4. De bemiddelaar helpt de partijen bij het geschil op onpartijdige en transparante wijze tot een onderling overeengekomen oplossing te komen.
ARTIKEL 4
Regels voor bemiddelingsprocedure
1. Zo spoedig mogelijk na de aanwijzing van de bemiddelaar bespreekt de bemiddelaar met de partijen bij het geschil persoonlijk, per telefoon of door middel van een andere wijze van communicatie:
a) het verloop van de bemiddeling, met name alle nog uitstaande procedurele kwesties zoals de talen waarin en de plaats waar de bemiddeling zal plaatsvinden;
b) een voorlopig tijdschema voor het verloop van de bemiddeling;
c) eventuele juridische verplichtingen tot openbaarmaking die relevant kunnen zijn voor het verloop van de bemiddeling;
d) of de partijen bij het geschil schriftelijk ermee akkoord wensen te gaan dat zij zolang de bemiddeling loopt, niet beginnen of niet doorgaan met een andere procedure voor de beslechting van meningsverschillen of geschillen waarop de bemiddeling betrekking heeft;
e) of bijzondere regelingen moeten worden getroffen voor de goedkeuring van een schikking, en
f) de financiële regelingen, zoals de berekening en de betaling van de honoraria en de kosten van de bemiddelaar overeenkomstig artikel 8 (Kosten) van deze bijlage.
2. De bemiddelaar kan bepalen wat de meest geschikte wijze is om duidelijkheid te scheppen over de maatregel in kwestie. Hij kan met name bijeenkomsten tussen de partijen bij het geschil organiseren, de partijen bij het geschil gezamenlijk of afzonderlijk raadplegen, verzoeken om bijstand van of overleg plegen met deskundigen en belanghebbenden op het betrokken gebied alsmede aanvullende ondersteuning bieden waarom de partijen bij het geschil hebben verzocht. Alvorens om bijstand van deskundigen en belanghebbenden op het betrokken gebied te verzoeken of overleg met hen te plegen, overlegt de bemiddelaar evenwel met de partijen bij het geschil.
3. De bemiddelaar kan advies aanbieden en een oplossing voorstellen ter overweging door de partijen bij het geschil, die de voorgestelde oplossing kunnen aanvaarden of afwijzen dan wel het over een andere oplossing eens kunnen worden. De bemiddelaar onthoudt zich evenwel van advies of opmerkingen over de verenigbaarheid van de maatregel in kwestie met deze overeenkomst.
4. De procedure vindt plaats op het grondgebied van de betrokken partij, of op enige andere locatie of op enige andere wijze waarover onderling overeenstemming is bereikt.
5. Onverminderd lid 1, onder b), streven de partijen bij het geschil ernaar binnen zestig dagen na de aanwijzing van de bemiddelaar tot een onderling overeengekomen oplossing te komen. Zolang geen definitieve overeenstemming is bereikt, kunnen de partijen bij het geschil eventuele tussentijdse oplossingen overwegen.
6. Wanneer zij optreden als partij bij een bemiddelingsprocedure mogen de Unie, een lidstaat van de Unie of Vietnam onderling overeengekomen oplossingen openbaar maken, behoudens informatie die als vertrouwelijk of beschermd is aangemerkt.
7. De procedure wordt beëindigd door:
a) de goedkeuring van een door de partijen bij het geschil onderling overeengekomen oplossing, op de datum van goedkeuring;
b) een schriftelijke verklaring van de bemiddelaar, na overleg met de partijen bij het geschil, dat verdere bemiddelingsinspanningen geen nut hebben, of
c) de schriftelijke opzegging door een partij bij het geschil.
AFDELING B TENUITVOERLEGGING
ARTIKEL 5
Tenuitvoerlegging van onderling overeengekomen oplossing
1. Wanneer overeenstemming over een oplossing is bereikt, streeft elke partij bij het geschil ernaar de maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn om de onderling overeengekomen oplossing binnen de overeengekomen termijn ten uitvoer te leggen.
2. De tenuitvoerleggende partij bij het geschil stelt de andere partij bij het geschil schriftelijk in kennis van alle stappen of maatregelen die zij voor de tenuitvoerlegging van de onderling overeengekomen oplossing heeft ondernomen respectievelijk getroffen.
3. Op verzoek van de partijen bij het geschil legt de bemiddelaar de partijen bij het geschil een schriftelijk ontwerp van feitenverslag voor, dat een korte samenvatting bevat van:
a) de maatregel waarop de procedure betrekking heeft;
b) de gevolgde procedure, en
c) in voorkomend geval, de onderling overeengekomen oplossing waartoe die procedure uiteindelijk heeft geleid, met inbegrip van eventuele tussentijdse oplossingen.
4. De bemiddelaar biedt de partijen bij het geschil vijftien werkdagen de gelegenheid om hun opmerkingen over het ontwerp van feitenverslag kenbaar te maken. Na bestudering van de binnen die termijn ingediende opmerkingen van de partijen bij het geschil legt de bemiddelaar de partijen bij het geschil binnen vijftien werkdagen schriftelijk een definitief feitenverslag voor. Het feitenverslag mag geen interpretatie van deze overeenkomst bevatten.
AFDELING C ALGEMENE BEPALINGEN
ARTIKEL 6
Verhouding tot geschillenbeslechting
1. De procedure in het kader van dit bemiddelingsmechanisme is niet bedoeld om als basis voor geschillenbeslechtingsprocedures in het kader van deze of enige andere overeenkomst te dienen. Een partij bij het geschil mag zich in dergelijke geschillenbeslechtingsprocedures niet beroepen op of niet als bewijs gebruiken en een orgaan dat een uitspraak doet mag geen rekening houden met:
a) door een partij bij het geschil in de bemiddelingsprocedure ingenomen standpunten;
b) het feit dat een partij bij het geschil zich bereid heeft verklaard een oplossing te aanvaarden voor de maatregel waarop de bemiddeling betrekking had, of
c) door de bemiddelaar gedane voorstellen of gegeven adviezen.
2. Behoudens een overeenkomst op grond van artikel 4 (Regels voor bemiddelingsprocedure), lid 1, onder d), van deze bijlage, laat het bemiddelingsmechanisme de rechten en verplichtingen van de partijen bij de overeenkomst en de partijen bij het geschil uit hoofde van hoofdstuk 3 (Geschillenbeslechting) onverlet.
3. Tenzij de partijen bij het geschil anders overeenkomen en onverminderd het bepaalde in artikel 4 (Regels voor bemiddelingsprocedure), lid 6, van deze bijlage, zijn alle fasen van de procedure, met inbegrip van adviezen of voorgestelde oplossingen, vertrouwelijk. Elke partij bij het geschil mag echter openbaar maken dat bemiddeling plaatsvindt.
ARTIKEL 7
Termijnen
Alle in deze bijlage vermelde termijnen kunnen met wederzijdse instemming van de partijen bij het geschil worden gewijzigd.
ARTIKEL 8
Kosten
1. Elke partij bij het geschil draagt haar eigen kosten in verband met deelname aan de bemiddelingsprocedure.
2. De partijen bij het geschil dragen gezamenlijk en elk voor een gelijk deel de kosten voor organisatorische aangelegenheden, met inbegrip van de honoraria en de kosten van de bemiddelaar. Het honorarium van de bemiddelaar is in overeenstemming met het honorarium waarin artikel 3.38 (Gerecht), lid 16, voorziet voor de leden van het Gerecht.
BIJLAGE 11
GEDRAGSCODE VOOR LEDEN VAN GERECHT, LEDEN VAN BEROEPSINSTANTIE EN BEMIDDELAARS
ARTIKEL 1
Definities
Voor de toepassing van deze gedragscode wordt verstaan onder:
a) "lid": een lid van het op grond van afdeling B (Beslechting van geschillen tussen investeerders en partijen) ingestelde Gerecht of een lid van de op grond van die afdeling ingestelde Beroepsinstantie;
b) "bemiddelaar": een persoon die een bemiddelingsprocedure overeenkomstig artikel 3.31 (Bemiddeling) en bijlage 10 (Bemiddelingsmechanisme voor geschillen tussen investeerders en partijen) leidt;
c) "kandidaat": een persoon wiens aanwijzing als lid van het Gerecht of van de Beroepsinstantie wordt overwogen;
d) "assistent": een persoon die binnen het kader van het mandaat van een lid dat lid bijstaat bij zijn onderzoek of hem ondersteunt bij zijn taken;
e) "personeel" : met betrekking tot een lid, andere personen dan assistenten die onder zijn leiding en toezicht werkzaam zijn.
ARTIKEL 2
Verantwoordelijkheden in kader van procedure
Kandidaten en leden vermijden laakbaar gedrag en de schijn van laakbaar gedrag, zijn onafhankelijk en onpartijdig, en vermijden directe en indirecte belangenconflicten.
ARTIKEL 3
Openbaarmakingsplicht
1. Voorafgaand aan hun aanwijzing geven de kandidaten aan de partijen opening van zaken over alle tegenwoordige en vroegere belangen, relaties of aangelegenheden die van invloed kunnen zijn op hun onafhankelijkheid of onpartijdigheid of waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij de schijn van laakbaar gedrag of partijdigheid zouden kunnen wekken. Daartoe stellen de kandidaten alles in het werk wat redelijkerwijs in hun vermogen ligt om na te gaan of er sprake is van dergelijke belangen, relaties of aangelegenheden.
2. De leden richten mededelingen betreffende feitelijke of mogelijke schendingen van deze gedragscode schriftelijk aan de partijen bij het geschil.
3. De leden blijven te allen tijde alles in het werk stellen wat in hun vermogen ligt om na te gaan of er sprake is van de in lid 1 bedoelde belangen, relaties of aangelegenheden. De leden geven aan de partijen bij het geschil opening van zaken over dergelijke belangen, relaties of aangelegenheden1.
ARTIKEL 4
Taken van leden
1. De leden voeren hun taken gedurende de gehele procedure nauwgezet, snel en naar billijkheid uit.
2. De leden onderzoeken uitsluitend vragen die in de procedure aan de orde worden gesteld en voor de uitspraak noodzakelijk zijn en delegeren deze taak niet aan een andere persoon.
3. De leden nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat hun assistenten en personeel bekend zijn met de artikelen 2, 3, 5 en 7 van deze gedragscode en deze naleven.
4. De leden mogen geen enkel aspect van de inhoud van de procedure bespreken met een partij bij het geschil of de partijen bij het geschil wanneer de andere leden van de formatie van het Gerecht of de Beroepsinstantie daar niet bij aanwezig zijn.
1 Voor alle duidelijkheid: deze verplichting geldt niet voor informatie die reeds openbaar is of aan alle partijen bij het geschil bekend was of redelijkerwijs bekend had moeten zijn.
ARTIKEL 5
Onafhankelijkheid en onpartijdigheid van leden
1. De leden zijn onafhankelijk en onpartijdig, vermijden de schijn van laakbaar gedrag of partijdigheid en laten zich niet leiden door eigenbelang, druk van buitenaf, politieke overwegingen, publieke protesten, loyaliteit aan een partij of een partij bij het geschil of vrees voor kritiek.
2. De leden gaan direct noch indirect verplichtingen aan en aanvaarden geen voordelen die op welke wijze dan ook de goede uitvoering van hun taken zouden verstoren of lijken te verstoren.
3. De leden gebruiken hun positie als lid niet om persoonlijke of particuliere belangen te dienen en onthouden zich van handelingen die de indruk kunnen wekken dat anderen in een bijzondere positie verkeren waardoor zij invloed op hen kunnen uitoefenen.
4. De leden laten hun gedrag of oordeel niet beïnvloeden door financiële, zakelijke, professionele, familiale of sociale relaties of taken.
5. De leden gaan geen relaties aan en verwerven geen financiële belangen die hun onpartijdigheid in het gedrang kunnen brengen of wanneer redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daardoor de schijn van laakbaar gedrag of partijdigheid wordt gewekt1.
1 Voor alle duidelijkheid: het feit dat een lid een inkomen ontvangt van een overheid of een familieband heeft met een persoon die een inkomen ontvangt van de overheid wordt op zich niet geacht in te druisen tegen de leden 2 en 5.
ARTIKEL 6
Verplichtingen van voormalige leden
1. Alle voormalige leden onthouden zich van handelingen die de schijn kunnen wekken dat zij bij de uitvoering van hun taken niet onpartijdig waren of dat zij voordeel hebben ontleend aan de beslissingen of uitspraken van het Gerecht of van de Beroepsinstantie.
2. Onverminderd artikel 3.38 (Gerecht), lid 5, en artikel 3.39 (Beroepsinstantie), lid 9, verbinden de leden zich ertoe om na afloop van hun mandaat op geen enkele wijze deel te nemen aan:
a) investeringsgeschillen die vóór afloop van hun mandaat aanhangig waren bij het Gerecht of bij de Beroepsinstantie;
b) investeringsgeschillen die zij als lid van het Gerecht of de Beroepsinstantie hebben behandeld en andere geschillen die feiten gemeen hebben met dergelijke geschillen of die voortvloeien uit dezelfde gebeurtenissen en omstandigheden als die geschillen.
3. De leden verbinden zich ertoe om gedurende een periode van drie jaar na afloop van hun mandaat niet op te treden als vertegenwoordiger van een van de partijen bij investeringsgeschillen die aanhangig zijn bij het Gerecht of bij de Beroepsinstantie.
4. Indien de president van het Gerecht of van de Beroepsinstantie ervan in kennis wordt gesteld of anderszins verneemt dat een voormalig lid van het Gerecht of van de Beroepsinstantie zou hebben gehandeld in strijd met de verplichtingen als bedoeld in de leden 1 tot en met 3, onderzoekt de president de aangelegenheid, stelt hij het voormalige lid in de gelegenheid te worden gehoord, en geeft hij na verificatie daarvan kennis aan:
a) de beroepsorde of een vergelijkbare instantie waarbij het voormalige lid is aangesloten;
b) de partijen, en
c) de president van xxxx xxxxx relevant investeringsgerecht of enige andere relevante investeringsberoepsinstantie met het oog op het treffen van passende maatregelen.
De president van het Gerecht of van de Beroepsinstantie maakt zijn besluit tot het nemen van onder a) tot en met c) bedoelde maatregelen en de motivering daarvan openbaar.
ARTIKEL 7
Vertrouwelijkheid
1. De leden en voormalige leden mogen op geen enkel ogenblik niet-openbare, een procedure betreffende of tijdens de procedure verkregen informatie openbaar maken of gebruiken, behalve ten behoeve van de procedure, en mogen deze informatie in geen geval openbaar maken of gebruiken om persoonlijk voordeel te behalen, anderen voordeel te verschaffen of de belangen van anderen ongunstig te beïnvloeden.
2. De leden mogen beslissingen of uitspraken dan wel delen daarvan niet openbaar maken voordat zij overeenkomstig de transparantiebepalingen van artikel 3.36 (Transparantie van procedure) worden bekendgemaakt.
3. De leden en voormalige leden mogen op geen enkel tijdstip informatie over de beraadslagingen van het Gerecht of de Beroepsinstantie of over het standpunt van een lid, wat dat ook moge zijn, openbaar maken.
ARTIKEL 8
Kosten
De leden houden de aan de procedure bestede tijd en de hiervoor gedane uitgaven bij en leggen hiervan een eindafrekening over.
ARTIKEL 9
Bemiddelaars
De in deze gedragscode beschreven voorschriften voor leden of voormalige leden zijn mutatis mutandis van toepassing op bemiddelaars.
ARTIKEL 10
Raadgevend Panel
1. De president van het Gerecht en de president van de Beroepsinstantie worden bijgestaan door een Raadgevend Panel ter waarborging van de juiste toepassing van deze gedragscode en artikel 3.40 (Gedragscode) en met het oog op de uitvoering van enige andere taak, indien daarin is voorzien.
2. Het Raadgevend Panel bestaat uit de respectieve vicepresidenten en de twee oudste leden van het Gerecht of van de Beroepsinstantie.
BIJLAGE 12
SAMENLOOP VAN PROCEDURES
1. Onverminderd artikel 3.34 (Andere vorderingen), lid 1, mag een investeerder van de EU-partij bij het Gerecht niet overeenkomstig hoofdstuk 3 (Geschillenbeslechting), afdeling B (Beslechting van geschillen tussen investeerders en partijen bij overeenkomst), een vordering instellen volgens welke Vietnam inbreuk heeft gemaakt op een in artikel 2.1 (Toepassingsgebied) bedoelde bepaling, indien de investeerder een vordering op grond van schending van diezelfde in artikel 2.1 (Toepassingsgebied) bedoelde bepaling heeft ingesteld bij een rechter of een administratief gerecht van Vietnam of in een internationale arbitrage1.
1 Dat een investeerder met betrekking tot een van zijn investeringen bij een rechter of een administratief gerecht van Vietnam of in een internationale arbitrage een vordering heeft ingesteld volgens welke Vietnam inbreuk heeft gemaakt op een bepaling van hoofdstuk 2, belet hem niet om overeenkomstig hoofdstuk 3 (Geschillenbeslechting), afdeling B (Beslechting van geschillen tussen investeerders en partijen bij overeenkomst) bij het Gerecht een vordering op grond van schending van diezelfde bepaling in te stellen met betrekking tot zijn andere investeringen wanneer die andere investeringen zouden worden getroffen door dezelfde maatregel.
2. Onverminderd artikel 3.34 (Andere vorderingen), leden 2 en 3, mag een investeerder van de EU-partij, indien Vietnam verweerder is, bij het Gerecht niet overeenkomstig hoofdstuk 3 (Geschillenbeslechting), afdeling B (Beslechting van geschillen tussen investeerders en partijen), een vordering instelling volgens welke een maatregel niet in overeenstemming is met de bepalingen van hoofdstuk 2 indien enige persoon die al dan niet rechtstreeks zeggenschap uitoefent over of die al dan niet rechtstreeks onder zeggenschap staat van de investeerder (hierna "gelieerde persoon" genoemd) bij het Gerecht of enige andere nationale of internationale rechterlijke instantie een vordering heeft ingesteld op grond van schending van dezelfde bepalingen, met betrekking tot dezelfde investering en:
a) de vordering van die gelieerde persoon heeft geleid tot een uitspraak, vonnis, beslissing of andere regeling, of
b) de vordering van die gelieerde persoon aanhangig is en die persoon die aanhangige vordering niet heeft ingetrokken.
3. Voor vorderingen die niet binnen het toepassingsgebied van punt 1 of2 van deze bijlage vallen, geldt artikel 3.34 (Andere vorderingen).
BIJLAGE 13
PROCEDUREREGELS VOOR BEROEPSINSTANTIE
1. De overeenkomstig artikel 3.29 (Beroepsinstantie), lid 10, vastgestelde procedureregels voor de Beroepsinstantie omvatten en behandelen onder meer:
a) praktische regelingen met betrekking tot de beraadslagingen van de formaties van de Beroepsinstantie en de communicatie tussen de leden van de Beroepsinstantie;
b) regelingen inzake de betekening van documenten en bewijsstukken, waaronder voorschriften voor de correctie van materiële fouten in die documenten;
c) procedurele aspecten betreffende de tijdelijke schorsing van de procedure in geval van overlijden, ontslag, onbeschikbaarheid of verwijdering van een lid van de Beroepsinstantie of een formatie van de Beroepsinstantie;
d) regelingen voor de correctie van materiële fouten in beslissingen van de formaties van de Beroepsinstantie;
e) regelingen voor de voeging van twee of meer beroepsprocedures met betrekking tot dezelfde voorlopige uitspraak, en
f) regelingen inzake de taal van de beroepsprocedure, die in beginsel wordt gevoerd in dezelfde taal als die van de procedure voor het Gerecht waarin de voorlopige uitspraak is gedaan waartegen hoger beroep is ingesteld.
2. De procedureregels kunnen ook leidende beginselen met betrekking tot de volgende aspecten omvatten, die later kunnen worden aangepakt door middel van procedurele beslissingen van de formaties van de Beroepsinstantie:
a) indicatieve termijnen en de volgorde van verzoeken aan en terechtzittingen van de formaties van de Beroepsinstantie;
b) logistieke aspecten in verband met het verloop van de procedure, zoals de plaats waar de beraadslagingen en terechtzittingen van de formaties van de Beroepsinstantie worden gehouden en de wijze waarop de partijen bij het geschil worden vertegenwoordigd, en
c) voorafgaand overleg over de procedure en mogelijke aan de terechtzitting voorafgaande conferenties tussen een formatie en de partijen bij het geschil.