Contract
1
r
ADVIES GEESTELIJKE VERZORGING JUSTITIËLE INRICHTINGEN 2021 |
1 oktober 2021 Ten behoeve van DGSenB (CVP code: 73110000-6) |
Advies Geestelijke Verzorging Justitiële
Inrichtingen
Contents
HOOFDSTUK 1 Vraagstelling, aanpak en verantwoording 9
1.1.1 Aanvraag tot erkenning als Zendende Instantie en toelating als achtste denominatie binnen de DGV/DJI 9
1.1.2 Wat zijn de moverende redenen van de OZI? 9
1.1.3 Hoe verhoudt het verzoek van de OZI zich tot de huidige organisatie van Orthodoxe geestelijke verzorging binnen DJI? 10
1.1.4 Welke vragen roept het verzoek van de OZI op? 10
1.1.5 Beoordeling van de aanvraag tot erkenning van de OZI 10
1.2 Aanpak van het onderzoek en opbouw van het rapport 11
1.2.1 De opdracht van de Minister 11
1.2.2 Karakter en opbouw van het rapport 11
1.2.4 Dataverzameling, sleutelinformanten en klankbordgroep 12
1.2.5 Karakter van het rapport 13
HOOFDSTUK 2 Huidige organisatie van Orthodoxe geestelijke verzorging bij de DGV/DJI 14
2.1 Hoe is Orthodoxe geestelijk verzorging (O-GV) momenteel georganiseerd door de DGV/DJI? 14
2.1.1 Grondslagen van de Dienst Geestelijke Verzorging (DGV) 14
Recht op Geestelijke verzorging voor gedetineerden in relatie tot formatie 15
Voorwaarden voor aanstelling van geestelijke verzorgers 15
2.1.2 Orthodoxe geestelijke verzorging 15
2.1.3 Kenmerken van de O-GV-ers en de praktijk van O-GV 16
2.1.4 Ambtelijke en ambtenaarlijke status en zending van de O-GV-ers 17
2.2 Voldoet het huidige aanbod en doet het recht aan het belang van de gedetineerden? 18
HOOFDSTUK 3: Aanvraag van de Orthodoxe christelijke kerken in Nederland tot formele erkenning door de Minister als Zendende Instantie 22
3.2 Het verzoek van de OZI tot erkenning als eigenstandige Zendende Instantie voor DJI 23
3.3 Criterium 1: Wat is de OZI en wie vertegenwoordigen zij? 24
3.3.3 Aansluiting bij aanvraagbehoeften gedetineerden 27
Conclusie ten aanzien van criterium 1 27
: Is de OZI in staat om kwantitatief en kwalitatief voldoende opgeleiden te zenden?
Conclusie t.a.v. criterium 2 29
3.5 Criterium 3: Voldoet de OZI aan de algemene bepalingen die gelden voor alle Zendende Instanties bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid? 29
Conclusie ten aanzien van criterium 3 29
3.6 Criterium 4: Heeft de OZI de beschikking over een universitaire opleiding voor geestelijke verzorging in de specifieke traditie? 30
Conclusie ten aanzien van criterium 4 31
3.7 Conclusie m.b.t. deelvraag 1: Erkenning OZI als Zendende Instantie 31
HOOFDSTUK 4: Het verzoek van de OZI tot toelating als achtste denominatie op het operationele niveau van de DGV/DJI: vier opties 33
4.2.1 Optie 1: De Orthodoxen vallen onder het hoofd van de protestantse denominatie 35
4.2.2 Optie 2: De Orthodoxen vallen onder het hoofd van de protestantse denominatie en krijgen een adjunct-hoofd 36
4.2.3 Optie 3: De Orthodoxen vormen samen met de protestantse en rooms-katholieke denominaties binnen de DGV/DJI één christelijke denominatie en vervullen roulerend de functie van hoofd 37
4.2.4 Optie 4: De Orthodoxen vormen een achtste denominatie met een eigen hoofd 38
HOOFDSTUK 5: Toekomstverkenning 41
5.1 Aandachtspunten binnen het huidige stelsel van Justitie 41
5.2 Aandachtspunten van disciplines buiten de DGV/DJI 42
6.1 Weging verzoek van de OZI voor erkenning als Zendende Instantie voor DJI 44
6.2 Consequenties van de vraag van de OZI om toegelaten te worden als achtste denominatie 47
Bijlage 1 Lijst met begrippen 49
Bijlage 2 Kaderstelling – bepalingen ambtenaarlijke en ambtelijke integriteit 50
Bijlage 3: Topic list interviews sleutelinformanten 53
Bijlage 4 Input klankbordgroep 55
Bijlage 5: Bestuursstatuut OZI 59
Bijlage 6: Samenwerkingsovereenkomst OZI 63
Bijlage 7: Art 41 PBW en Art 24 t/m 27 PM 66
Op 6 november 2019 dienden Metropoliet Xxxxxxxxxxx en Bisschop Xxxxxx namens de Orthodox Zendende Instantie bij Minister Xxxxxx voor Rechtsbescherming een aanvraag in tot formele erkenning als Zendende Instantie voor de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). Met deze erkenning verzoekt de OZI tevens toe te mogen treden als zelfstandige achtste denominatie bij de Dienst Geestelijke Verzorging (DGV) van de DJI. Momenteel ressorteert de Orthodoxe geestelijke verzorging binnen de DJI onder de protestantse denominatie en verloopt de zending van Orthodoxe geestelijk verzorgers via de Interkerkelijke Commissie Justitiepastoraat (ICJ) waarin de Orthodoxen zijn vertegenwoordigd.
De Minister heeft de faculteit Religie en Theologie van de Vrije Universiteit Amsterdam na een aanbesteding verzocht deze erkenningsaanvraag te beoordelen op basis van de beoordelingscriteria die eerder gebruikt zijn bij de erkenning van de Zendende Instanties van de moslim-, boeddhistische en hindoegemeenschappen in Nederland (deelvraag 1). Ook heeft de Minister de faculteit om een onafhankelijk advies gevraagd ten aanzien van het toelatingsverzoek van de OZI als zelfstandige, achtste denominatie binnen de DGV van de DJI (deelvraag 2).
Ten behoeve van deelvraag 1 zijn als criteria gehanteerd: 1) de mate van representativiteit, effectiviteit, stabiliteit, duurzame organisatie en toegankelijkheid om als eigenstandige Zendende Instantie voor de Orthodoxe geloofsgemeenschap in Nederland te fungeren; 2) het vermogen om kwantitatief en kwalitatief voldoende opgeleiden als Orthodoxe geestelijk verzorger te zenden; 3) de mate waarin de OZI voldoet aan de algemene bepalingen die gelden voor alle Zendende Instanties bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid; 4) de beschikking over een universitaire opleiding voor geestelijke verzorging in de Orthodoxe traditie.
Ten behoeve van deelvraag 2 heeft de Minister verzocht de mogelijke consequenties van zo’n verzelfstandiging voor de organisatie van de Orthodoxe geestelijke verzorging binnen DJI in kaart te brengen, met speciale aandacht voor de gevolgen van een eventuele toename van het aantal denominaties voor de werkbaarheid van het stelsel van de DGV. Bij de drie laatst bijgekomen Zendende Instanties van moslims, boeddhisten en hindoes werd als beleidsuitgangspunt een zo breed mogelijke vertegenwoordiging van de betreffende geloofsgemeenschap nagestreefd. Op het operationele niveau van de Dienst Geestelijke Verzorging van DJI werd het beleid sinds 2008 vastgelegd in een grondslagendocument. Het is nog niet eerder voorgekomen dat een organisatie zich wil afsplitsen van een huidige Zendende Instantie en een nieuwe denominatie wil vormen.1
Antwoord op deelvraag 1:
Op basis van onze verkenning aan de hand van de vier gehanteerde criteria, stellen wij vast dat de OZI een bestuurlijke structuur heeft ontwikkeld waarmee het een zelfstandige positie als OZI, dus naast de ICJ, zou kunnen innemen. Wij adviseren evenwel, op basis van onze bevindingen, om net als bij de
1 Zie de antwoorden van de Minister voor Rechtsbescherming op schriftelijke vragen van het kamerlid Xxx Xxx (CDA) d.d. 21-9-2020.
aanvragen van moslims, boeddhisten en hindoes, vooralsnog over te gaan tot een voorlopige erkenning
van de OZI. Alvorens erkenning te ontvangen dient de OZI de volgende punten aantoonbaar te maken:
- de realisatie van een stabiele en duurzame bestuurscultuur;
- de vertegenwoordiging van alle lidkerken die onder OKIN en SOKIN vallen (OZI) bij de CIO;
- de versterking van het samenwerkingsverband OKIN-SOKIN dat nu nog een pril karakter heeft;
- de borging van opvolging als de huidige voortrekkers onverhoopt wegvallen;
- de realisatie van de voorgenomen universitaire masteropleiding Orthodoxe geestelijke verzorging;
- de voorziening in een statutaire regeling voor O-GV-ers bij de DGV in geval van eventuele ontbinding van de OZI.
We adviseren de Minister om na een opbouwfase van in ieder geval drie tot vijf jaar te onderzoeken of het billijk is om over te gaan tot formele erkenning van de OZI.
Xxx constateren tevens dat de gevraagde erkenning als OZI formeel niet noodzakelijk is voor de organisatie van Orthodoxe geestelijke verzorging bij de DGV/DJI: het recht van gedetineerden op Orthodoxe geestelijke bijstand is immers nu al via de vertegenwoordiging van de Orthodoxen in de ICJ geborgd. Het is niettemin een nadrukkelijke wens van de OZI een gelijke positie en gelijke informatievoorziening ten opzichte van de andere Zendende Instanties bij DJI te verkrijgen. Deze wens acht de OZI realiseerbaar via een formele erkenning als de Zendende Instantie voor DJI. De gewenste gelijkschakeling geldt wat de Orthodoxen betreft tot op het operationele niveau van de DGV/DJI. Het is om die reden dat de OZI aan haar erkenningsaanvraag als Zendende Instantie voor DJI het verzoek verbonden heeft tot toelating als achtste denominatie binnen de Dienst Geestelijke Verzorging van DJI, met – op operationeel niveau – een eigen hoofdpriester.
Antwoord op deelvraag 2:
In de huidige constellatie valt de ambtelijke zending van de Orthodoxen onder de protestantse denominatie en is de hoofdpredikant eindverantwoordelijk voor de facilitering van Orthodoxe geestelijke verzorging bij justitiële inrichtingen. Hiermee is het recht op Orthodoxe geestelijke verzorging voor ingeslotenen op dit moment geborgd. De consequentie van de toelating van de Orthodoxe denominatie bij de DGV/DJI is dat de OZI eindverantwoordelijk wordt voor de ambtelijke zending alsmede voor de religieus-inhoudelijke aansturing van de Orthodoxe geestelijk verzorgers (O- GV-ers). Toelating betekent geen breuk met het duaal-paritaire stelsel en de grondslagen van DJI; wel is er een wijziging nodig op het niveau van de Penitentiaire Maatregel (PM). Ook wordt het Management Team groter.
Ons onderzoek laat echter ook zien dat toelating van deze denominatie voor het stelsel van de DGV bij de DJI verstrekkender gevolgen heeft. We wijzen op de volgende punten. Toelating betekent een breuk met ingezet beleid om versnippering tegen te gaan; zo ressorteren joden, moslims, boeddhisten en hindoes onverlet hun interne denominationele verscheidenheid elk onder één hoofd. Toelating van een achtste denominatie leidt tot verdere versnippering. Toelating van de OZI met een eigen hoofdpriester impliceert een verdere uitbouw van (historisch gegroeide) privileges voor christelijke denominaties, die
drie hoofden toegekend zouden krijgen waar andere wereldreligies elk één hoofd kregen. Toelating schept een precedent voor eventuele toekomstige aanvragen, waarmee voortgaande fragmentarisering bevorderd zou worden.
Ons onderzoek laat zien dat de grote meerderheid van de vertegenwoordigers van de Zendende Instanties, die wij in een klankbordgroep consulteerden, van mening is dat toelating van een nieuwe denominatie, wat in de praktijk een toename van het aantal christelijke denominaties zou betekenen, niet wenselijk is.
Ter advisering van de Minister schetsen wij vier opties op het operationele niveau van de DGV/DJI bij (voorlopige) erkenning van de OZI als eigenstandige ZI die de Minister bij kunnen staan in het nemen van een beslissing over het toelatingsverzoek van de OZI als achtste denominatie: toelating als achtste denominatie, niet-toelating als achtste denominatie, en twee vormen van verruiming van de samenwerkingsmogelijkheden van de Orthodoxen met andere christelijke denominaties. In alle opties blijft het recht van gedetineerden op traditie-specifieke geestelijke verzorging gewaarborgd. De opties laten weliswaar zien dat er meerdere scenario’s mogelijk zijn, maar ook blijkt dat er niet één is die door iedereen wordt omarmd.
Validiteit van de gehanteerde criteria
We constateren dat de vier gehanteerde beoordelingscriteria in beginsel goede indicaties vormen om kwaliteit en representativiteit te beoordelen. We adviseren de Minister deze vier criteria aan te vullen met drie overwegingen met betrekking tot toelating van nieuwe denominaties op het operationele niveau (zie 6.2). Hiermee kunnen precedentwerking en een schijn van privilegiëren alsook verdere versnippering voorkomen worden.
In ons onderzoek besteden we kort aandacht aan de ontwikkelingen bij Politie, Zorg en Defensie; zij worden immers eveneens voor de vraag gesteld hoe de toekomstbestendigheid van hun stelsel van GV te versterken. Daarbij dient speciale aandacht uit te gaan naar de vraag of en zo ja, hoe ook de RING-GV als bevoegdheid-verlenende instantie in het stelsel geïntegreerd kan worden (advies).
Tenslotte wijzen wij de Minister op het volgende: een eventuele toelating van een nieuwe denominatie met een eigen hoofd vereist een aanpassing van de Penitentiaire Maatregel: de huidige toegelaten zeven denominaties worden daarin specifiek en uitsluitend opgesomd.
Leeswijzer
Hoofdstuk 2 dient als achtergrond bij de aanvraag van de OZI en schetst hoe de Orthodoxe geestelijk verzorging momenteel is geregeld. Deze informatie is nodig om te begrijpen hoe het verzoek van de OZI zich verhoudt tot de huidige situatie waarin het recht op Orthodoxe geestelijk verzorging voor gedetineerden afdoende geborgd is.
De eerste deelvraag van de Minister wordt besproken in hoofdstuk 3. Dit hoofdstuk onderzoekt in hoeverre de OZI representatief, effectief, stabiel, duurzaam en toegankelijk georganiseerd is om als Zendende Instantie voor DJI te kunnen fungeren; of de OZI in staat is om kwalitatief en kwantitatief voldoende Orthodoxe geestelijk verzorgers te kunnen zenden; of de OZI kan voldoen aan de algemene
bepalingen die gelden voor alle Zendende Instanties bij het ministerie van Justitie en Veiligheid; en of de OZI de beschikking heeft over een universitaire opleiding voor geestelijke verzorging in de Orthodoxe traditie.
De tweede deelvraag van de Minister komt in bespreking in hoofdstuk 4. Vier opties worden geschetst en toegelicht als antwoord op de vraag van de Minister wat een eventuele toelating (verzelfstandiging) van de Orthodoxen en een toename van het aantal denominaties zouden betekenen voor de werkbaarheid van het stelsel van de DGV bij de DJI.
Hoofdstuk 5 schetst enkele vragen ten aanzien van een eventuele stelselwijziging die in een breder kader dan binnen dit onderzoek mogelijk was nadere aandacht verdienen.
Hoofdstuk 6 bevat de conclusies van dit onderzoek en een advies aan de Minister voor Rechtsbescherming.
Het rapport bevat 7 bijlagen.
HOOFDSTUK 1 Vraagstelling, aanpak en verantwoording
De Orthodoxe christenen vormen de derde grote stroming binnen het christendom, naast het rooms- katholicisme en het protestantisme. Binnen de Orthodoxie kunnen we een onderverdeling maken tussen Oosters-orthodox christendom en Oriëntaals-orthodox christendom. Beide stromingen bestaan weer uit kerken met eigen signaturen.
In Nederland zijn twee grote koepelorganisaties opgericht voor en door Orthodoxe christenen: de OKIN (Orthodoxe Kerk in Nederland) en het SOKIN (Samenwerkingsverband van Oriëntaals-orthodoxe kerken in Nederland). In 2018 hebben OKIN en SOKIN een samenwerkingsverband opgericht, de Orthodoxe Zendende Instantie (OZI).
De Orthodoxe christenen in Nederland hebben vanuit de OZI de wens neergelegd bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid om de OZI formeel te erkennen als Zendende Instantie van de Orthodoxe christenen en de Orthodoxen toe te laten als eigenstandige achtste denominatie in de context van de Dienst Geestelijke Verzorging binnen de Dienst Justitiële Inrichtingen.
Een aanvraag tot erkenning werd voor het eerst gedaan op 28 augustus 2010 door de OKIN. Deze aanvraag is destijds door Minister Xxxxxx Xxxxxx in behandeling genomen, maar werd toen ingetrokken. Op 6 november 2019 deed de OKIN een hernieuwd verzoek, nu samen met het SOKIN. Zij verzoeken de Minister voor Rechtsbescherming van het Ministerie van Justitie en Veiligheid om de OZI te erkennen als Zendende Instantie en toe te laten als eigen denominatie in de Dienst Geestelijke Verzorging van DJI.
1.1.2 Wat zijn de moverende redenen van de OZI?
De bestuursleden van de OZI onderbouwen in hun brief van 6 november 2019 hun wens met vier argumenten:
Ten eerste biedt de erkenning de mogelijkheid tot het bieden van de pastorale zorg die Orthodoxe ingeslotenen behoeven en waar zij recht op hebben. Ten tweede willen de Orthodoxen als gelijken van de andere denominaties behandeld worden vanwege hun gehechtheid aan hun 2000 jaar oude geloof. Ten derde wensen zij medeverantwoordelijk te zijn voor het duale stelsel van geestelijke verzorging dat Nederland heeft ontwikkeld. Ten vierde willen zij het systeem van geestelijke verzorging werkbaar houden en door een pragmatische houding hieraan proberen bij te dragen door middel van samenwerking. Ook wordt in de brief naar voren gebracht dat de OZI een rol wil spelen bij preventie van criminaliteit/ontsporing van Eritrese vluchtelingen in Nederland, waar hun eigen kerkgenootschap hier om politieke redenen niet toe in staat is.
Hun verzoek tot formele erkenning van de OZI en tot toelating als achtste denominatie dient gezien te worden in de context van de omgang met de vrijheid van godsdienst zoals vastgelegd in de Penitentiaire
beginselenwet (art. 41).2 Het verzoek van de Orthodoxen behelst een nieuwe positionering in het stelsel dat het Ministerie van Justitie en Veiligheid hanteert om aan gedetineerden die daarom verzoeken de mogelijkheid te geven om hun godsdienst of levensbeschouwing, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden en te beleven, zonder dat de overheid zich bemoeit met de inhoud ervan. De overheid heeft de ambtenaarlijke verantwoordelijkheid voor de inzet van de geestelijke verzorgers, terwijl de geloofsgemeenschap of levensbeschouwelijke groepering (georganiseerd als kerkgenootschap, stichting of vereniging) de ambtelijke verantwoordelijkheid draagt voor de religieuze of levensbeschouwelijke invulling van deze inzet (zie bijlage 2: Kaderstelling).
De OZI wil in dit stelsel formeel door de Minister erkend worden als eigenstandige Zendende Instantie en wil tot de Dienst Geestelijke Verzorging toegelaten worden als zelfstandige Orthodoxe denominatie. Concreet betekent dit dat de OZI uit de ICJ wil treden en een eigen hoofd Orthodoxe geestelijke verzorging wil bij de DGV. Dit verzoek is in behandeling genomen door de Minister voor Rechtsbescherming (nu demissionair Minister Xxxxxx Xxxxxx) aangezien hij belast is met zaken rond de Dienst Justitiële Inrichtingen.
Op dit moment wordt Orthodoxe geestelijke verzorging aangeboden aan ingeslotenen die hierom verzoeken. De ambtelijke zending van Orthodoxe geestelijk verzorgers loopt via de Interkerkelijke Commissie Justitiepastoraat (ICJ), ook wel CIO-J genoemd, van de Interkerkelijke Commissie voor Overheidszaken, het CIO. Het CIO-J is de subcommissie van het CIO die belast is met zaken rond Justitie.
In het CIO zijn de OKIN en de Syrisch-Orthodoxe Kerk en de Koptisch-Orthodoxe Kerk vertegenwoordigd. In de ICJ zit een vertegenwoordiger van de Orthodoxe geloofsgemeenschap (Xx. Xxxxxxx Xxxxxx). In de huidige situatie wordt de Orthodoxe geestelijke verzorging aan gedetineerden ambtelijk gecoördineerd door het hoofd van de Protestantse Dienst GV en uitgevoerd door negen (part-time) Orthodoxe geestelijk verzorgers.
1.1.4 Welke vragen roept het verzoek van de OZI op?
Het is niet eerder voorgekomen dat een organisatie zich wil afsplitsen van een huidige Zendende Instantie en een nieuwe denominatie wil vormen. Eventuele formele erkenning van de OZI als Zendende Instantie en toelating als achtste denominatie binnen de context van Justitie betekenen een verandering ten opzichte van de huidige situatie.
1.1.5 Beoordeling van de aanvraag tot erkenning van de OZI
Voor de beoordeling van de erkenningsaanvraag van de OZI hanteren we dezelfde kerncriteria die zijn gebruikt bij de voorlopige en definitieve erkenning van het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO), de Boeddhistische Unie Nederland (BUN) en de Hindoeraad Nederland (HRN). Dit zijn:
2 Overigens betreft het bereik en de inzet van de Dienst Justitiële Inrichtingen niet alleen de penitentiaire inrichtingen maar ook de jeugdinrichtingen (JJI) en forensische zorg.
1) Is de ZI voldoende representatief, effectief, stabiel, duurzaam georganiseerd en toegankelijk als eigenstandige Zendende Instantie? Is de ZI voldoende representatief voor een zo groot mogelijke vertegenwoordiging van hun geloofsgemeenschap in Nederland (inclusief substromingen)?
2) Is de ZI in staat om kwantitatief en kwalitatief voldoende opgeleiden te zenden?
3) Voldoet de ZI aan de algemene bepalingen die gelden voor alle Zendende Instanties bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid?
4) Heeft de ZI de beschikking over een universitaire opleiding voor geestelijke verzorging in de specifieke traditie?
1.2 Aanpak van het onderzoek en opbouw van het rapport
1.2.1 De opdracht van de Minister
De Minister voor Rechtsbescherming heeft twee vragen uitgezet voor onderzoek en advies:
Ten eerste betreft dit de aanvraag van de OZI tot erkenning als Zendende Instantie voor DJI. De Minister wil weten in hoeverre de OZI 1) voldoende representatief, effectief, duurzaam, stabiel en toegankelijk is om erkend te worden als eigenstandige Zendende Instantie; 2) kwantitatief en kwalitatief voldoende geestelijke verzorgers kan kandideren; 3) voldoet aan de algemene bepalingen die gelden voor alle Zendende Instanties bij Justitie en Veiligheid en 4) beschikking heeft over een universitaire opleiding voor Orthodoxe geestelijke verzorging in Nederland.
Ten tweede betreft dit het verzoek om toelating als achtste denominatie tot de Dienst Geestelijke Verzorging van DJI. De Minister wil weten wat de consequenties kunnen zijn van een eventuele toelating als achtste denominatie voor de werkbaarheid van het stelsel van de DGV. Hieruit voortvloeiend stelt de Minister ook de vraag om te adviseren of het huidige stelsel nog werkbaar is bij toelating van een achtste denominatie en eventuele toekomstige aanvragen of dat een stelselwijziging nodig is.
1.2.2 Karakter en opbouw van het rapport
Om de vragen van de Minister te beantwoorden, beschrijven we in hoofdstuk 2 eerst de huidige organisatie van Orthodoxe Geestelijke Verzorging in de context van de Dienst Geestelijke Verzorging binnen de Dienst Justitiële Inrichtingen. Zo wordt helder waar de aanvraag van de OZI verschilt ten opzichte van de huidige organisatie.
In hoofdstuk 3 presenteren we de kenmerken van de OZI op ieder van de vier criteria die eerder zijn gebruikt voor de evaluatie van de Zendende Instanties van de meest recente nieuw bijgekomen denominaties, namelijk de Boeddhistische Zendende Instantie van de Boeddhistische Unie Nederland en de Hindoeraad Nederland.
In hoofdstuk 4 gaan we in de tweede hoofdvraag van de Minister, namelijk die naar toelating als achtste denominatie bij de DGV. We schetsen hier vier mogelijke opties en gaan voor iedere optie na in
hoeverre de betreffende optie het belang dient van de ingeslotenen, de OZI, de overige denominaties en DJI.
Hoofdstuk 5 schetst een aantal vragen die nader onderzocht moeten worden als het gaat om de complexe kwestie van toekomstbestendigheid van het stelsel van GV bij DJI.
Hoofdstuk 6 bevat de conclusie en het advies van de onderzoekers.
De opdracht tot het onderzoeken van deze vragen en hierover te adviseren, is verleend aan de Faculteit Religie en Theologie van de Vrije Universiteit Amsterdam. Tussen 12 januari 2021 (startvergadering) en 1 september 2021 heeft een team van vijf onderzoekers deze vragen onderzocht. Dit team bestond uit de volgende onderzoekers: Xx. Xxxxxxx Xxxxxxx (projectleider), Dr. Xxxxxx Xxxxxxxxxxxxx, Xxxx. xx. Xxxx Xxxx, Xxxx. xx. Xxx Xxxxx, Xxxx. xx. Xxxx xxx xxx Xxxxxx.
1.2.4 Dataverzameling, sleutelinformanten en klankbordgroep
Voor de beantwoording van deelvraag 1 en 2 (zie 1.2.1) hebben we interviews afgenomen met sleutelinformanten en hebben we deskresearch gedaan. Voor de interviews werd een topiclist opgesteld (bijlage 3).
Gesproken werd (in online interviews) met de volgende sleutelinformanten:
- 03-03-2021: Hoofdpredikant bij de DGV
- 24-02-2021: Vertegenwoordiger van de Orthodoxen bij ICJ, tevens rector St Irenaeus Instituut
- 04-03-2021: Bestuursvoorzitter St Irenaeus Instituut
- 03-03-2021: Directeur van de DGV
- 25-02-2021: Vrouwelijke O-GV-er werkzaam in meerdere Penitentiaire Instellingen (P.I.’s)
- 04-03-2021: Mannelijke O-GV-er werkzaam in meerdere P.I.’s
- 16-04-2021: Directeur diensten Geestelijke Verzorging Defensie
- 28-04-2021: De Korps geestelijk verzorger bij Politie Nederland
- 29-04-2021: Directeur VGVZ
- 21-04-2021: Adviseur Theologie en Beleid bij Geestelijke Verzorging bij de RKGV bij het Ministerie van Defensie en oud-hoofdaalmoezenier
- 26-05-2021: Voorzitter OKIN
- 26-05-2021: Voorzitter SOKIN
Tevens werd voor de beantwoording van deelvraag 2 een klankbordgroep ingericht.
De voorzitters van de Zendende Instanties betrokken bij de geestelijke verzorging van DJI zijn per brief
d.d. 19 februari 2021 gevraagd om ieder één vertegenwoordiger af te vaardigen naar de klankbordgroep. De klankbordgroep is drie maal in een Zoom meeting bij elkaar gekomen om hun
kennis en ervaring in te brengen ten aanzien van de aanvraag van de OZI om een achtste denominatie te vormen binnen de Dienst Geestelijke Verzorging van DJI. Ook werd hen de vraag van de Minister voorgelegd of het huidige stelsel van denominaties nog werkbaar is met meer dan zeven denominaties of dat een stelselwijziging nodig is om adequaat geestelijke verzorging te faciliteren binnen DJI in geval van erkenning/toelating3 van nieuwe Zendende Instanties en/of denominaties. De eerste bijeenkomst op 25 maart 2021 had een oriënterend karakter, de tweede bijeenkomst op 15 april 2021 was systematisch van opzet, de derde bijeenkomst op 11 mei 2021 was reflectief van aard.4 Hoofdstuk 4 is de leden apart voorgelegd.
Vanuit de Zendende Instanties:
- Xx Xxxxxxx Xxxxxxx (hoofd Islamitische Geestelijke Verzorging DGV/DJI), plaatsvervangend voor Driss el Boujoufi (Contactorgaan Moslims en Overheid)
- Xx Xxxxxxx Xxxxxxxxxx (hoofd Joods geestelijke verzorging DGV/DJI, vertegenwoordiger Joodse zendende instanties)
- Xx Xx Xxxx xxx Xxxx (hoofdaalmoezenier DGV/DJI)
- Xxxx Xxxxxxxxxxxx en Guan Her NG (Boeddhistische Zendende Instantie)
- Xxx Xxxxxx Xxxxxxxxxxxxxxx (hoofd Hindoe Geestelijke Verzorging DGV/DJI)
- Xxx Xxxx Xxxxxxx (Hoofd Humanistisch Geestelijke Verzorging DGV/DJI)
- Xx Xxx Xxxxxx (lid/voorzitter Interkerkelijk Comité Justitie (ICJ)) Vanuit de Dienst Justitiële Inrichtingen:
- Xxxxx Xxxxx, Vestigingsdirecteur Penitentiaire Inrichting Achterhoek
- Xxxxxx xxx Xxxx, Accountmanager Divisie Gevangeniswezen Oost Nederland (Divisie Gevangeniswezen en Vreemdelingenbewaring (GW/VB) en Divisie Forensische Zorg en Justitiële Jeugdinrichtingen (ForZo/JJI)
De centrale input van de klankbordgroep is separaat opgenomen in bijlage 4.
1.2.5 Karakter van het rapport
Het onderhavige rapport dient gezien te worden als een verkenning. Onze bevindingen kunnen gebruikt worden om de Minister te adviseren op de twee deelvragen. Op basis van onze bevindingen adviseren we de Minister eveneens over zijn vraag of de tot nu toe gebruikte toetsingscriteria adequaat zijn.
Duidelijk zal worden dat een formele erkenning als Zendende Instantie niet (zomaar) losgemaakt kan worden van de aanvraag tot achtste denominatie. We zullen de twee vragen van de Minister dan ook zowel los van als in samenhang met elkaar bespreken.
3 Om verwarring te voorkomen, gebruiken we de term 'erkenning' als het om een Zendende Instantie gaat, en de term 'toelating' als het om een denominatie gaat.
4 In verband met een lopende bestuurswisseling waren bij twee bijeenkomsten twee vertegenwoordigers vanuit de BZI aanwezig. Het bestuurslid van het CMO heeft zich laten vervangen door het Hoofd Islamitische Geestelijke Verzorging.
HOOFDSTUK 2 Huidige organisatie van Orthodoxe geestelijke verzorging bij de DGV/DJI
In dit hoofdstuk schetsen we de achtergrond van de aanvraag van de OZI. We brengen ten eerste in kaart hoe de Orthodoxe geestelijk verzorging momenteel georganiseerd is (2.1). Ten tweede gaan we in op de vraag of het huidige aanbod recht doet aan het belang van de gedetineerden (2.2). Vervolgens verkennen we het verzoek van de OZI (2.3) en sluiten we af met een tussenconclusie (2.4).
2.1 Hoe is Orthodoxe geestelijk verzorging (O-GV) momenteel georganiseerd door de DGV/DJI?
Om te begrijpen hoe de Orthodoxe geestelijk verzorging georganiseerd is bij de DGV/DJI maken we inzichtelijk wat de grondslagen van DGV zijn (2.1.1); waar O-GV uit bestaat (2.1.2); wat de kenmerken van O-GV-ers zijn en waar de praktijk van O-GV uit bestaat (2.1.3) en wat de ambtelijke en ambtenaarlijke status en zending van de O-GV-ers is (2.1.4).
2.1.1 Grondslagen van de Dienst Geestelijke Verzorging (DGV)
In Nederland hebben mensen die justitieel zijn ingesloten het recht om hun godsdienst of levensovertuiging uit te oefenen. De DGV van het Ministerie van Justitie en Veiligheid geeft daar invulling aan. Met geestelijk verzorgers vanuit verschillende geloofs- en levensovertuigingen sluit de geestelijke zorg zoveel mogelijk aan bij de levensbeschouwelijke achtergrond van gedetineerden.
Gedetineerden kunnen terecht bij een pastor, dominee, Orthodox priester, imam, pandit, rabbijn, humanist of boeddhist, kortweg de geestelijk verzorger (Brochure DJI, september 2019). De DGV vervult als onderdeel van de Dienst Justitiële Inrichtingen een maatschappelijke opdracht door invulling te geven aan het wettelijke recht van alle mensen die justitieel zijn ingesloten om hun godsdienst en levensbeschouwing, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden en te beleven (DJI 2017, Missie – Document en Richtlijnen).
De DGV werkt op basis van zes grondslagen (vastgesteld in Management Team (MT) van 19 maart 2008):
A. Besturingsmodel: duaal en paritair bestuur (grondslagendocument)
B. Denominatief werken (uitvloeisel Penitentiaire beginselenwetten in combinatie met financieringsgrondslag)
C. Integraal werken (uitvloeisel denominatief werken in combinatie met dienstenspecificaties)
D. Zeven (acht) diensten (uitvloeisel denominatief werken en vastgestelde dienstenspecificaties)
E. Loyaal uitvoeren wet- en regelgeving
F. Eén DGV binnen Justitie (grondslagendocument)5
5 Het heeft elf jaar geduurd voordat het huidige stelsel is gerealiseerd. In het model van vóór 1995 was het zo dat GV-ers werden benoemd bij een bepaalde inrichting, niet bij een dienst GV. De positie van een GV-er werd geregeld binnen de justitiële inrichting door diens directeur.
Het besturingsmodel is een duaal-paritair stelsel dat aansluit bij het streven van de overheid naar het bieden van een humaan detentieklimaat. Het sluit ook aan bij de vigerende scheiding tussen kerk en staat, omdat het stelsel de rol van de overheid beperkt tot een faciliterende rol terwijl de religieuze of levensbeschouwelijke organisaties gaan over de religieus inhoudelijke kant van de voorzieningen.
Hiervoor dragen de levensbeschouwelijke organisaties via een door hen aangewezen orgaan geestelijk verzorgers voor. Deze organen worden de “Zendende Instanties” genoemd.
- Voor protestantse, Orthodoxe en oud-katholieke geestelijke verzorgers is de Interkerkelijke Commissie voor de Geestelijke Verzorging bij de Inrichtingen van Justitie (ICJ) de formele Zendende Instantie.
- Voor rooms-katholieke geestelijke verzorgers is dat de Bisschoppenconferentie.
- Voor de zending van Joodse geestelijke verzorgers zijn drie Zendende Instanties formeel erkend.
- Voor Humanistische raadslieden is de Zendende Instantie het Humanistisch Verbond.
- Boeddhistische GV-ers worden benoemd op voordracht van de Boeddhistische Zendende Instantie.
- Voor Hindoe GV-ers is het de Hindoeraad Nederland; onder het hoofd Hindoe GV is ook een Sikh-GVer op contractbasis in dienst.
- Het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO) regelt de zending van Islamitische GV-ers bij Justitie (zie ook figuur 1).
Recht op Geestelijke verzorging voor gedetineerden in relatie tot formatie
Gedetineerden krijgen bij hun intake te horen dat zij recht hebben op geestelijke verzorging. Zij kunnen bij hun intake kiezen of en zo ja van welke vorm van geestelijke zorg zij gebruik willen maken. 80-83% maakt hiervan gebruik, met een waardering van 3.5 op 5 (bron: Brochure DJI).
Om te weten hoeveel fte aan GV-ers er nodig is per denominatie (inclusief de Orthodoxe), wordt in beginsel om de vijf jaar een voorkeurspeiling gedaan onder gedetineerden in alle inrichtingen. Op basis daarvan wordt bijvoorbeeld bepaald dat vijfendertig procent van het aantal GV-ers moslim dient te zijn, omdat dit het percentage gedetineerden is dat aangeeft gebruik te willen maken van islamitische GV. Op dit moment geldt de regel dat een denominatie met meer dan dertig GV-ers recht heeft op een adjunct- hoofd. Dit is bij drie denominaties momenteel het geval.
Voorwaarden voor aanstelling van geestelijke verzorgers
Aan een vaste aanstelling van een geestelijk verzorger bij DJI is een aantal voorwaarden verbonden. Iedere denominatie dient een competentieprofiel te hebben opgesteld; het ambtelijk competentieprofiel mag niet in strijd zijn met het ambtenaarljik profiel; een kandidaat moet een zendingsbrief kunnen aanleveren; een kandidaat moet in het bezit zijn van een universitaire masteropleiding in GV die door de eigen ambtelijke zending geaccepteerd wordt en een kandidaat moet een assessment doen. Voor deze aspecten van de sollicitatieprocedure is het hoofd van de denominatie verantwoordelijk.
2.1.2 Orthodoxe geestelijke verzorging
In 2008 gaf de voorkeurspeiling via de categorie ‘Anders’ aan dat er behoefte was aan Orthodoxe geestelijke verzorging (O-GV). De meesten van de gedetineerden die om Orthodoxe geestelijke
verzorging verzoeken, komen uit landen als Rusland, Litouwen, Estland, Servië, Roemenië, Armenië, maar ook Eritrea, Ethiopië en Egypte. Het taalveld is dan ook divers, variërend van Russisch, Grieks tot Arabisch. Er zijn weinig gedetineerden met een Syrische of Koptische achtergrond.
De Dienst Geestelijke Verzorging (DGV) van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) heeft de vraag om O- GV opgepakt en is dit aanbod gaan organiseren via de Dienst Protestantse Geestelijke Verzorging met een zending van de ICJ (sinds 2014 in de huidige constructie). Het Orthodox christendom vormt formeel geen aparte denominatie en heeft dus geen eigen hoofd. Op basis van de afspraken die gemaakt zijn met DJI naar aanleiding van de uitkomsten van de meest recente voorkeurspeiling uit 2017, waar 3,49% van de gedetineerden aangaf behoefte te hebben aan O-GV6, is 4,7 fte beschikbaar gesteld voor Orthodoxe geestelijk verzorgers. Het aantal fte was feitelijk vier, maar het is naar boven afgerond, omdat er een (voorlopige) ondergrens voor de kleinere stromingen is gekomen van vijf uur GV per week. Deze ondergrens (geldend tot eind 2021) is in samenwerking met de Minister gesteld op basis van een formule die is afgeleid van a) artikel 41 P.M. dat het recht op geestelijke ondersteuning voor een gedetineerde borgt en b) de Dienstenspecificatie die per taak (van de zeven taken) aangeeft hoeveel uren er nodig zijn.
Voor alle inrichtingen in Nederland is hiermee vijf uur O-GV per week beschikbaar. Er zijn op het moment van onderzoek negen part-time O-GV-ers, waarvan er acht priester en man zijn, en één leken O-GV-er en vrouw is.
Tot op heden zijn alle O-GV-ers via een uitzendbureau in dienst.7 In vaste dienst zijn alleen die GV-ers die voldoen aan de ambtelijke en de ambtenaarlijke eisen van een universitaire opleiding. Aan deze eisen kunnen in ieder geval zeven van de negen O-GV-ers op dit moment niet voldoen. Ook voor de uitzendconstructie is een zending nodig. De ambtelijke zending wordt georganiseerd vanuit het ICJ waaraan een vertegenwoordiger van de OZI deelneemt in de persoon van Xxxxxxx Xxxxxx. Daarvoor hebben de hoofdpredikant en Bakker frequent overleg.
Omdat de OZI onderdeel is van de ICJ, kunnen O-GV-ers die aan de opleidingseis voldoen een aanstelling krijgen bij de DGV. Voor één O-GV-er is een aanstellingsproces inmiddels in gang gezet. Op dit moment verloopt de sollicitatieprocedure op basis van het ambtelijke competentieprofiel van de Orthodoxen en een zendingsbrief van de OZI onder eindverantwoordelijkheid van de hoofdpredikant.
2.1.3 Kenmerken van de O-GV-ers en de praktijk van O-GV
De acht mannelijke O-GV-ers zijn gewijd als priester of diaken en zijn Orthodox-theologisch opgeleid. Twee van de negen O-GV-ers hebben naast hun theologische opleiding ook een universitaire opleiding in Nederland tot Geestelijke Verzorger. De (vrouwelijke) leken O-GV-er doet dezelfde taken als de O-GV- ers die priester zijn, behalve het uitvoeren van sacramenten en specifieke rituelen. De aanvragen van gedetineerden worden gecoördineerd door de hoofdpredikant Xxx-Xxxx Xxxxxxxxx die hierbij nauw samenwerkt met X-XX-er Xxxxxxx Xxxxxx, die recentelijk voorzitter is geworden van het team O-GV-ers.
6 In 2010 gaf 2,06% van de gedetineerden aan behoefte te hebben aan O-GV.
7 Alle uitzendkrachten en werknemers in tijdelijk dienstverband vallen onder de “flexibele schil”.
De huidige O-GV-ers werken grotendeels integraal. Dat betekent dat doorgaans alle zeven taken van de Dienstenspecificatie door de O-GV-ers worden verricht (zie Kaderstelling DGV, bijlage 2). Het intakegesprek wordt echter om praktische redenen niet altijd integraal gedaan.
Uit de interviews met de O-GV-ers en de hoofdpredikant komt naar voren dat de meeste Orthodoxe gedetineerden hun geloof nauwelijks actief beoefenen. Zij hebben weinig kennis van de theologische grondslag van de Orthodoxe religie. Hun belangstelling is met name gericht op het vinden van mede- gedetineerden met dezelfde etnische achtergrond die dezelfde taal spreken. Het gebrek aan religieuze basiskennis van gedetineerden creëert een uitdaging voor O-GV-ers, waarmee zij moeten kunnen omgaan.
Gedetineerden verwachten overigens wel dat de O-GV-ers sacramenten of specifieke rituelen, zoals bijvoorbeeld cel wijdingen, kunnen uitvoeren. Rituelen en sacramenten mogen alleen door O-GV-ers uitgevoerd worden die ook priester zijn. Een cel wijding zou ook een leken O-GV-er (zoals een vrouw) kunnen doen, mits het water al gewijd is.
Priesters, die zich kenmerken door hun religieuze kleding, bijvoorbeeld in de vorm van lange zwarte gewaden, genieten een hoge status in de Orthodoxe geloofsgemeenschap en dit religieuze gezag werkt door in het belang dat O-GV-ers ervaren ten aanzien van hun rol in de context van detentie. Een O-GV-er legt uit:
“Gedetineerden zijn kwetsbaar. Ze hebben steun, liefde en het gevoel nodig dat iedereen mens is. GV-ers, ook O-GV-ers, bieden dat, onafhankelijk van religie of afkomst. Aan het begin gaat het om bieden van rust. Het is voor gedetineerden van belang dat een priester die biedt. Later willen gedetineerden meer weten over religie. Vaak zit er een ontwikkeling in de gesprekken van ondersteunen naar inhoudelijk religieuze gesprekken [...] Er is respect voor wat O-GV-ers doen.”
O-GV-ers hebben ook wel gesprekken met protestantse en islamitische gedetineerden. De vrouwelijke O-GV-er die wij spraken voor dit onderzoek beheerst bijvoorbeeld de Arabische taal waardoor zij ook moslim-ingeslotenen spreekt. Zij geeft aan:
“Het is belangrijk dat er mensen komen die kunnen aansluiten bij de cultuur van anderen. Er zijn wel veel christenen, maar de cultuur is zo anders. En daar kunnen O-GV-ers goed bij aansluiten. Eigenlijk zijn O-GV-ers breder inzetbaar dan protestantse of katholieke GV-ers. O- GV-ers zijn én christen én kunnen goed aansluiten bij andere culturen.”
2.1.4 Ambtelijke en ambtenaarlijke status en zending van de O-GV-ers
O-GV-ers hebben net als de andere GV-ers een ambtenaarlijke en een ambtelijke status. Zij, inclusief de vrouwelijke O-GV-er, hebben een zendingsbrief van hun Orthodoxe kerk. Voor Orthodoxen wordt deze zending geregeld via de ICJ, de Interkerkelijke Commissie Justitiepastoraat. De hoofdpredikant is als hoofd van de protestantse denominatie waar de Orthodoxe geestelijke verzorging nu onder valt, verantwoordelijk voor de ambtelijke invulling. De directeur van de Dienst Geestelijke Verzorging, Xxxx Xxxxxx, is eindverantwoordelijk voor de ambtenaarlijke invulling. In het statuut van de ICJ is expliciet opgenomen dat indien een O-GV-er gezocht wordt, deze aanvraag aan de afgevaardigde van de
Orthodoxen wordt voorgelegd. In de statuten van de ICJ staat tevens dat er ten aanzien van O-GV niets besloten wordt zonder goedkeuring van de OZI (interview).
Zoals in het inleidend hoofdstuk is aangegeven, is de ICJ een subcommissie van het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken (CIO),ook wel XXX-X xxxxxxx.0 Het CIO behartigt als Interkerkelijk Contact in Overheidszaken de gemeenschappelijke belangen bij de overheid van negenentwintig protestantse, rooms-katholieke en Orthodoxe kerken en twee Joodse organisaties. In het CIO zijn alle Oosters Orthodoxe kerken aangesloten via de OKIN. Van de Oriëntaals-Orthodoxe kerken zijn alleen de Koptisch- Orthodoxe kerk en de Syrisch Orthodoxe kerk aangesloten. De overige drie kerken van het SOKIN zijn nu dus geen lid van het CIO. Wel is het SOKIN voornemens om dit op korte termijn te regelen, zo bleek uit het interview met de bestuursvoorzitters van de OZI.
In het ICJ-overleg neemt namens de Orthodoxe geloofsgemeenschap, meer concreet namens OZI, Xx. Xxxxxxx Xxxxxx deel. Hij is tevens Rector van het St Irenaeus Instituut, het ambtelijk opleidingsinstituut van de Orthodoxe geloofsgemeenschappen in Nederland. De OZI is gemachtigd door OKIN en SOKIN om als hun gezamenlijke Zendende Instantie op te treden (zie hun bestuursstatuut in bijlage 5). De zendingsbrief aan een (kandidaat) O-GV-er bij Justitie wordt geleverd door de bisschop van het bisdom waartoe hij of zij behoort. Dit komt overeen met de praktijk van de lidkerken van het CIO-J.
De ICJ werkt vanaf 11 december 2020 met een ambtelijk competentieprofiel voor de Orthodoxe geestelijke verzorging in de inrichtingen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid zoals vastgesteld door de ICJ. Het ambtelijk competentieprofiel van een Orthodoxe kandidaat GV-er vereist goedkeuring door de hoofdpredikant, omdat die ambtelijk verantwoordelijk is voor O-GV. Het profiel van de kandidaat mag voorts niet in strijd zijn met het ambtenaarlijk profiel. Zo dienen de Orthodoxe priesters bijvoorbeeld ook op zondag beschikbaar te zijn voor de uitvoering van religieuze diensten in de justitiële inrichting. De verplichting om ook op zondag voor te gaan in een justitiële inrichting kan voor een priester O-GV-er conflicteren met zijn zondagse ambtelijke verantwoordelijkheden in eigen parochie.
Bij de opstelling/vaststelling van het competentieprofiel is het profiel van de Orthodoxe priester leidend geweest. Diakenen en andere Orthodoxe leken geestelijk verzorgers kunnen ook ingezet worden als O- GV-ers, mits zij zich van hun beperkte kerkelijke bevoegdheden bewust zijn en de bijstand van een priester inroepen als een gedetineerde verzoekt om de uitvoering van rituelen en sacramenten, zoals bijvoorbeeld biecht en eucharistie.
2.2 Voldoet het huidige aanbod en doet het recht aan het belang van de gedetineerden? Volgens de geïnterviewde O-GV-ers alsook volgens de hoofdpredikant doet het huidige aanbod van O- GV voldoende recht aan de diverse stromingen onder de Orthodoxe gedetineerden. Ook de leden van de klankbordgroep beamen dat het huidige aanbod zowel kwantitatief als kwalitatief voldoet (zie input van de Klankbordgroep in bijlage 4 en hoofdstuk 4). Er zijn geen klachten bekend van gedetineerden over de Orthodoxe geestelijk verzorging.
8 Het CIO heeft ook commissies voor contacten met Defensie (CIO-M), gezondheidszorg (CIO-G), kerkgebouwen (CIO-K) en godsdienstonderwijs op openbare scholen (CIO-O) (xxx.xxxxxx.xx, geraadpleegd 30 april 2021). CIO heeft een moderamen en een plenaire vergadering.
De huidige O-GV-ers zijn, zoals hiervoor reeds beschreven, in staat de taken van de Dienstenspecificatie uit te voeren. Intakes worden echter niet vaak door O-GV-ers gedaan, vanwege het beperkt aantal beschikbare uren per instelling. De vrouwelijke O-GV-er kan, zoals ook al eerder aangegeven, ook alle taken van de Dienstenspecificatie uitvoeren, behalve de eucharistieviering. In plaats daarvan is zij kerkelijk gerechtigd een gebedsdienst te verzorgen.
Op basis van onze interviews kunnen we concluderen dat binnen de huidige constructie voldaan wordt aan het recht op Orthodoxe geestelijk verzorging voor gedetineerden die hierom verzoeken. Bij de intake wijst XXX actief op de mogelijkheid tot Orthodoxe geestelijk verzorging. De geïnterviewde Orthodoxe geestelijk verzorgers geven aan dat er een goede samenwerking is met de hoofdpredikant.
De Orthodoxe bestuurders geven aan dat de Orthodoxen zich nu dusdanig hebben georganiseerd, dat ze uit de tot nu toe gehanteerde constructie willen stappen en zelfstandig willen worden. De bestuursvoorzitters van de OZI, de Metropoliet Xxxxxxxxxxx en Bisschop Xxxxxx, geven hiervoor drie redenen (interview):
1. het hebben van eigen Orthodoxe eindverantwoordelijkheid in plaats van de huidige afhankelijkheid in de besluitvorming van de protestantse hoofdpredikant;
2. credibiliteit naar gedetineerden;
3. de billijkheid genieten van een gelijke positie en gelijke informatievoorziening als de andere denominaties.
In de volgende paragraaf wordt het verzoek van de OZI nader gepreciseerd.
Het is belangrijk om helder te hebben wat en waartoe de OZI precies verzoekt aan de Minister voor Rechtsbescherming en hoe zich dat verhoudt tot de huidige voorziening bij DJI. Zoals uit bovenstaande overzicht blijkt, is het immers niet noodzakelijk om de Minister om ‘erkenning van de OZI’ of om
‘toelating als achtste denominatie’ te vragen om een O-GV-er binnen de DGV/DJI aan te kunnen stellen. Dat kan namelijk al geregeld worden via de ICJ, waarin de OZI een afgevaardigde heeft, die met de hoofdpredikant samenwerkt (zie 2.1.2).
In schemavorm is het verzoek van de OZI als volgt ( figuur 1):
Figuur 1: Verzoek van de OZI tot erkenning als Zendende Instantie voor DJI en toelating als achtste denominatie bij de Dienst Geestelijke Verzorging binnen de Dienst Justitiële Inrichtingen.
Ten eerste verzoekt de OZI om formele ministeriële erkenning als Zendende Instantie van de Orthodoxe christenen in Nederland ten behoeve van geestelijke verzorging bij de DJI. Bij een formele erkenning van de OZI, treedt de OZI uit de ICJ. In dat geval kan de hoofdpredikant van de protestantse denominatie de zending rechtstreeks met de OZI regelen in plaats van via de ICJ, ook in het geval er géén toelating als achtste denominatie plaatsvindt. Bij uittreding van de OZI uit de ICJ is de OZI evenwel voornemens een hoofdpriester voor te dragen als hoofd van de Orthodoxe denominatie binnen de DGV. Van een eigen hoofd kan echter alleen sprake zijn indien de Orthodoxen als achtste denominatie toegelaten worden.
Aangezien het nadrukkelijk de wens van de OZI is om een eigen hoofd te krijgen bij de DGV, verzoekt de OZI daarom ten tweede om toelating van het Orthodox christendom als achtste denominatie bij DJI. De huidige zeven denominaties hebben alle een eigen hoofd binnen DJI. Bij toelating als achtste denominatie spreekt het vanzelf, aldus de OZI, dat ook de Orthodoxen een eigen hoofdpriester krijgen, die tevens lid wordt van het Management Team van de DGV.
Een formele erkenning van de OZI impliceert niet dat alle huidige O-GV-ers (meteen) in een vast dienstverband aangenomen kunnen worden. Zolang zij nog niet aan alle formele opleidingseisen voldoen die gelden voor alle GV-ers, zowel ambtelijk als ambtenaarlijk, zullen zij nog deel uitmaken van de zogeheten “flexibele schil”. Dit is bijvoorbeeld ook het geval met een deel van de Hindoe GV-ers: er is hier wel sprake van formele erkenning van de Hindoeraad Nederland, maar nog niet iedere Hindoe-GV- er voldoet reeds aan de formele opleidingseisen die door de DGV gehanteerd worden.
De OZI zelf ziet een erkenning als formele Zendende Instantie door de Minister voor Rechtsbescherming als een eerste stap in een proces waarbij behalve bij Justitie ook in de context van Defensie en de zorg een eigenstandige positie wordt gezocht (interview Xxxxxxx Xxxxxx).
Het is aan de Minister voor Rechtsbescherming om te bepalen of een Zendende Instantie formeel erkend wordt. De Minister heeft het onderzoeksteam verzocht om na te gaan of en in hoeverre de OZI op dit moment voldoet aan vier criteria die hij eerder hanteerde bij de voorlopige erkenning van de Hindoeraad Nederland en de Boeddhistische Zendende Instantie van de Boeddhistische Unie Nederland. Dit wordt uitgewerkt in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 gaat in op het verzoek om toelating als achtste denominatie binnen de DGV/DJI.
De overheid voldoet aan het grondwettelijk recht van gedetineerden om hun Orthodoxe godsdienst te belijden in detentiecontext; momenteel zijn negen O-GV-ers (acht mannen en één vrouw) part-time in een uitzendconstructie werkzaam in de justitiële inrichtingen (in totaal 4,7 fte). De benodigde zending hiervoor wordt door de Orthodoxe afgevaardigde geregeld via de Interkerkelijke Commissie Justitiepastoraat (ICJ) en de hoofdpredikant is eindverantwoordelijk voor de ambtelijke aanstellingen. Deze structuur functioneert naar tevredenheid van zowel de O-GV-ers die wij spraken als de zeven huidige denominaties . De leiders van OKIN en SOKIN, tevens bestuurders van de OZI, willen deze constructie nu evenwel achter zich laten en zelfstandig worden. Zij hebben met dat oogmerk de OZI opgericht en de aanvraag tot erkenning als Zendende Instantie en toelating als denominatie bij de Minister ingediend.
Hoofdstuk 3 geeft antwoord op de vraag van de Minister of de OZI (reeds) voldoet aan de vier kenmerken waarmee eerdere aanvragen van Zendende Instanties zijn beoordeeld. Deze zijn:
- Is de ZI voldoende representatief, effectief, stabiel, duurzaam georganiseerd en toegankelijk als eigenstandige Zendende Instantie? Was de ZI voldoende representatief voor een zo groot mogelijke vertegenwoordiging van hun geloofsgemeenschap in Nederland (inclusief sub- stromingen)?
- Is de ZI in staat om kwantitatief en kwalitatief voldoende opgeleiden te zenden?
- Voldoet de ZI aan de algemene bepalingen die gelden voor alle Zendende Instanties bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid?
- Heeft de ZI de beschikking over een universitaire opleiding voor geestelijke verzorging in de specifieke traditie?
Deze criteria zijn eerder gehanteerd zijn bij de beoordeling van de verzoeken van het islamitische Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO), de Boeddhistische Unie Nederland (BUN) met de Boeddhistische Zendende Instantie (BZI), en de Hindoeïstische Hindoeraad Nederland (HRN). Zij zijn de laatst bijgekomen Zendende Instanties die formeel erkend werden door de overheid. Met deze erkenning is voor de moslims, boeddhisten en hindoes het kader gerealiseerd waarin het grondwettelijke recht op geestelijke verzorging in de respectievelijke tradities door de geloofsgemeenschappen kon worden georganiseerd. Voordien werden hun belangen binnen de DJI behartigd door de Portefeuillehouder Overige Stromingen.9
In het duaal-paritair besturingsmodel en het denominatief werken, hebben de nieuwe religies een eigen denominatie kunnen oprichten of hebben zich moeten aansluiten bij een bestaande denominatie.
Tegelijk met de erkenning als Zendende Instantie voor DJI, werd voor de moslims, boeddhisten en hindoes op het niveau van de DGV een eigen dienst met een eigen hoofd ingericht. Binnen de islamitische, boeddhistische en hindoe denominaties worden diverse religieuze subtradities vertegenwoordigd. Een kleine religieuze groep zoals de Sikhs, heeft zich bijvoorbeeld moeten aansluiten bij de hindoe denominatie; hun geestelijk verzorger valt onder de hoofdpandit.
Historisch gezien kunnen deze drie ZI’s onderscheiden worden van de rooms-katholieke, protestantse, joodse en humanistische Zendende Instanties die al decennia eerder een plek in het bestel kregen. Er is dus geen sprake van één uitwerking die door iedere denominatie gevolgd wordt. Het is nog niet eerder voorgekomen dat een organisatie zich wil afsplitsen van een huidige Zendende Instantie en een nieuwe
9 Xxxxxxxxxxxx, X. en X. Xxxxxx, 1997, Justitie, islam en de imam. Een onderzoek naar de behoefte aan geestelijke verzorging onder moslimgedetineerden. Den Haag: Nederlandse Islamitische Raad.
denominatie wil vormen. Voorafgaand aan de beoordeling van de erkenningsaanvraag wijzen wij daarom op de volgende aandachtspunten:
● Aan de erkenning van de drie laatst bijgekomen Zendende Instanties ging een langdurig traject vooraf, waarbij lange tijd de eis van representativiteit een groot struikelblok was, gezien de grote interne variatie binnen de betreffende wereldreligie.10
● Beleidsuitgangspunt van de overheid was om de grootst mogelijke vertegenwoordiging binnen een denominatie aan te houden bij de formele erkenning van de laatst bijgekomen ZI’s.
● Het is relevant om onderscheid te maken tussen nieuw bijkomende en zich afsplitsende Zendende Instanties.
● De vier eerder gehanteerde criteria worden in het onderstaande toegepast op het Orthodox christendom als zijnde een van de drie grote christelijke sub-stromingen in Nederland (naast protestantisme en rooms-katholicisme).
3.2 Het verzoek van de OZI tot erkenning als eigenstandige Zendende Instantie voor DJI
In hun verzoek aan de Minister voor Rechtsbescherming, geven de bestuurders van de OZI aan te willen functioneren als eigenstandige Zendende Instantie om de zending te verzorgen voor Orthodoxe geestelijk verzorgers bij de Dienst Geestelijke Verzorging van de Dienst Justitiële Inrichtingen.
Daartoe is op 16 december 2018 de OZI opgericht als een samenwerkingsverband tussen de OKIN en het SOKIN (bijlage 6). Op 28 oktober 2019 hebben laatstgenoemde stichtingen een bestuursstatuut opgesteld (bijlage 5). In dit bestuursstatuut geeft de OZI aangegeven hoe te fungeren na erkenning als zelfstandig functionerende Zendende Instantie en denominatie.
Specifiek stelt het bestuursstatuut van de OZI art. 4, lid 1 dat de OZI toezicht houdt op de volgende aandachtsgebieden:
a. de Orthodoxe geestelijke verzorging binnen het Ministerie van Justitie en Veiligheid
b. de Orthodoxe geestelijke verzorging binnen het Ministerie van Defensie
c. het Orthodoxe theologische onderwijs verzorgd door St lrenaeus.
Art. 5 (lid 1 en 2) werkt de taken en bevoegdheden van de te benoemen hoofdpriester bij de Dienst Geestelijke Verzorging bij de Dienst Justitiële lnrichtingen verder uit. Hieruit kan logischerwijs geconcludeerd worden dat het verzoek tot erkenning als Zendende Instantie en zelfstandig werkende denominatie in de DGV binnen de DJI ook het verzoek tot een eigen hoofd behelst. Deze hoofdpriester zal alleen benoemd kunnen worden als er bij DJI ook formeel door de Minister een achtste denominatie wordt toegevoegd. Hiervoor dient echter wel de Penitentiaire Maatregel art. 24 lid 1 te worden aangepast (zie bijlage 7), omdat hier alleen voorzien wordt in zeven denominaties.
10 Een overzicht van de totstandkoming van het CMO wordt gegeven in Xxxxxxx Xxxxxxx, 2014, “Polderen in de participatiesamenleving. De kantelende positie van het Contactorgaan Moslims en Overheid”, in: Xxxxx xxx Xxx, Xxxxx Xxxxxxx, Xxxxx Xxxxxxxx (red.), Achter de zuilen. Op zoek naar religie in naoorlogs Nederland, Amsterdam: Amsterdam University Press, 2014, pp. 255-277.
In het bestuursstatuut is voorts geregeld dat de OZI een zendingsbrief opstelt voor kandidaat-geestelijke verzorgers voor functies bij de overheid, na raadpleging van de bisschop onder wie de betreffende kandidaat ressorteert. In hoofdstuk 2 is uitgelegd dat het opstellen van de zendingsbrief nu gebeurt via de ICJ, waarin een vertegenwoordiger van de Orthodoxe christenen acteert.
3.3 Criterium 1: Wat is de OZI en wie vertegenwoordigen zij?
Volgens gegevens die door de OZI zelf zijn aangeleverd, groeit het aantal Orthodoxe gelovigen in Nederland de afgelopen jaren gestaag. In 2014 waren er ongeveer 185.000 mensen in Nederland met een Orthodoxe achtergrond. In 2017 waren dat er inmiddels al meer dan 225.000 (tabel 1 Tussenstand Schatting). De laatste schatting gaat richting de kwart miljoen. Deze groei kan onder andere worden verklaard door de komst van met name Syrische en Eritrese vluchtelingen en de immigratie vanuit traditioneel Orthodoxe landen in de EU. Ook is er een gestage stroom van autochtone Nederlanders die Orthodox worden, vaak geïnspireerd door Orthodoxe iconen, zang en het spirituele leven (Bron: brief OZI aan Minister Xxxxxx d.d. 6-11-2019).
Tabel 1: Indicatie aantal Orthodoxen in Nederland 2017 (Tussenstand / Schatting) Aangeleverd door OZI)
Bron: Onderzoek Xxxxxxx Xxxxxx, Vrije Universiteit Amsterdam 201511
11Deze cijfers zijn in 2015 verzameld door Xx Xxxxxxx Xxxxxx en hebben de aanvrage ten behoeve van de Orthodoxe ambtsopleiding bij het Ministerie van OC&W vergezeld. Voor het onderhavige onderzoek is vooral het aantal door OKIN en SOKIN vertegenwoordigde kerken relevant, minder dan een precieze schatting van het aantal Orthodoxe gelovigen in Nederland. Zoals elders in dit onderzoek ook is aangegeven, is het aantal gedetineerden niet evenredig aan het aantal Orthodoxe gelovigen in Nederland. Voor het in kaart brengen van het aantal gedetineerden dat gebruik wil maken van O-GV wordt de voorkeurspeiling door DVG/DJI als instrument gebruikt.
De OZI is een samenwerkingsverband van de OKIN en het SOKIN.
Tot de OKIN behoren alle canonieke Orthodoxe kerken met gemeenschappen in Nederland. Dit zijn: Orthodox Exarchaat van Nederland van het Oecumenisch Patriarchaat van Constantinopel, Aartsbisdom der Russisch-orthodoxe kerken in West-Europa (Exarchaat van het Oecumenisch Patriarchaat van Constantinopel), Bisdom van Den Haag en Nederland van het Patriarchaat van Moskou, Bisdom van West-Europa van het Patriarchaat van Servië, Bisdom van West-Europa van het Patriarchaat van Roemenië, Bisdom van West-Europa van het patriarchaat van Bulgarije. Gemeenschappen van het Patriarchaat van Antiochië en het Patriarchaat van Georgië in Nederland zijn in oprichting en zullen hierna ook toetreden tot de bisschoppenconferentie.
Xxx xxx XXXXX zijn: Koptisch-orthodox Bisdom van Nederland, Aartsbisdom van Nederland van de Syrisch-orthodoxe Kerk van Antiochië, Armeens-Apostolische Kerk in Nederland, Ethiopisch-orthodoxe Tewahido Kerk in Nederland, Eritrees-orthodoxe Tewahdo Kerk in Nederland.
Opgericht op 16 december 2018 is de OZI door de stichtingen OKIN en het SOKIN gemachtigd om hen te representeren als Zendende Instantie (Samenwerkingsovereenkomst, bijlage 6). De OZI is zelf geen rechtspersoon of kerkgenootschap (art. 1 lid 2 bestuursstatuut, vastgesteld op 28 oktober 2019, bijlage 5).
De voorzitters van de OKIN en het SOKIN vormen tezamen het bestuur van de Orthodoxe Zendende Instantie (OZI). Voor OKIN is dit Metropoliet Xxxxxxxxxxx en voor SOKIN Bisschop Xxxxxx. Zij worden bestuurlijk ondersteund door twee ambtelijke secretarissen, uit iedere Stichting één. De OZI heeft geen bankrekening. De twee bisschoppelijke bestuurders met elk een bestuurssecretaris hebben beiden een vetorecht.12
De bestuurders geven aan dat alle Orthodoxe kerken met een parochie in Nederland nu vertegenwoordigd zijn via de OKIN en het SOKIN en daarmee in de OZI. De Xxxxxxxx kerk heeft geen parochie in Nederland en is daarom als een van de weinige Orthodoxe kerken niet vertegenwoordigd in de OZI. In de statuten wordt geen melding gemaakt van toelatingsprocedures of toegankelijkheid voor nieuwe leden. Hierin dient nog te worden voorzien zodat de OZI ook in die zin voldoet aan het gestelde criterium van toegankelijkheid in de breedst mogelijke zin van de Orthodox christelijke geloofsgemeenschap in Nederland.
De samenwerking tussen OKIN en SOKIN via de OZI is pas recentelijk opgebouwd en bevindt zich bestuurlijk in een pioniersfase. Gezien het wereldwijde schisma tussen de Oosters-Orthodoxe en de Oriëntaals-Orthodoxe kerken, kan de samenwerking uniek worden genoemd (interviews en website
12 Onder 3.3 wordt aangegeven welke consequenties de OZI hieraan verbindt wat betreft kandidaatstelling uit de twee hoofdstromingen voor O-GV-ers bij DJI.
OZI). In de brief aan de Minister geeft de OZI nadrukkelijk aan, de aparte erkenning van de OZI als Zendende Instantie en de toelating als achtste denominatie als onderdeel te zien van hun emancipatie als geloofsgemeenschap in Nederland.
In de interviews geven de twee Orthodoxe bestuurders van de OZI aan dat zij nauw samenwerken; de bestuurlijke kolommen zijn gericht op consensus en samenwerking tussen OKIN en SOKIN. Doordat de OZI zelf geen rechtspersoon is, kent het geen ledenvergadering of verplichting tot een jaarverslag. Een beperkt aantal mensen vervult meerdere bestuurlijke rollen op sleutelposities. Met name de rol van de rector van het St Irenaeus valt hierbij op. Hij is tevens de vertegenwoordiger in de ICJ.
De twee onbezoldigde bestuurssecretarissen spelen een belangrijke rol in de reguliere contacten tussen de hoofdpredikant en de OZI, bijvoorbeeld bij sollicitaties en de kwaliteit van de opleiding van de O-GV- ers.
Bij de vraag naar stabiliteit van de OKIN en het SOKIN via de OZI wordt enerzijds gewezen op de interne organisatiestructuur van de Orthodoxe geloofsgemeenschap. Het Orthodoxe geïnterviewde bestuurslid van het seminarium benadrukt de stabiliteit van de samenwerking van de verschillende Orthodoxe kerken die allemaal afzonderlijk een strak hiërarchisch georganiseerde kerkstructuur kennen met
duidelijk onderscheiden rollen voor bisschoppen, priesters, diakenen en anderen. “Wanneer de Orthodoxe parochies stabiel zijn, zal de OZI ook stabiel zijn”, aldus een geïnterviewde.
Anderzijds zijn de geïnterviewden zich bewust van het prille karakter van de samenwerking. Men bevindt zich in de opbouwfase van een bestuurstraditie in Nederland. Xxxxxx zegt hier zelf over:
“Het bestuurlijke kader moet verder ontwikkeld worden. Men is nu vooral druk met lokale parochies en bisdommen op te bouwen, maar er moet ook aandacht komen voor bestuurlijke zaken. Er komen bijvoorbeeld in Nederland veel kerken vrij en zij zoeken juist kerken. Er moet een orgaan zijn die bovenstaande vraag en aanbod bij elkaar brengt […]. Er moet ook een taal worden ontwikkeld voor een bestuurstraditie. Omdat er zoveel trauma’s meespelen bij mensen van Orthodoxe achtergrond, spelen emoties snel een rol.”
De samenwerkingsovereenkomst van OKIN en SOKIN ten behoeve van de OZI voorziet in een regeling bij conflicten tussen OKIN en SOKIN (artikel 13, bijlage 6). Er is in de Samenwerkingsovereenkomst en het Bestuursstatuut echter niet voorzien in een antwoord op de vraag wie van de twee (OKIN of SOKIN) bij een eventuele beëindiging van de samenwerking de machtiging tot het fungeren als Zendende Instantie vanuit de Orthodoxe geloofsgemeenschap krijgt. Het bestuursstatuut spreekt zich nu dus niet uit over wat er gebeurt met de zending op het moment dat de OZI uiteen zou vallen. Bij navraag gaven de bestuurders aan dat dit weliswaar juridisch beschreven zou moeten worden, maar dat zij uitgaan van een positief scenario van wederzijds vertrouwen in de samenwerking. Ook is niet duidelijk wat de positie van de hoofdpriester zal zijn indien de OZI zou besluiten de samenwerking op te heffen.
Opvallend is dat SOKIN momenteel geen lid is van het CIO. Daardoor bestaat momenteel de situatie dat de lidkerken van SOKIN zich wel afgevaardigd weten op het niveau van de ICJ, maar niet allemaal op dat van het CIO. Het SOKIN is voornemens om lid te worden van het CIO.
3.3.3 Aansluiting bij aanvraagbehoeften gedetineerden
Het aantal gedetineerden dat een aanvraag heeft gedaan voor O-GV is in de afgelopen jaren alleen maar gestegen. In 2010 koos 2,06% voor de optie Orthodox in de Voorkeurspeiling. In 2017 was dit percentage gestegen naar 3,49%. Gezien de samenstelling van de gedetineerdenpopulatie, zal dit percentage in de toekomst nog verder stijgen.13 Via het instrument van de voorkeurspeiling bij DJI kunnen vraag en aanbod geijkt worden. Momenteel is er voldoende vraag vanuit de voorkeurspeiling voor 4 fte O-GV. XXX heeft dit tijdelijk opgehoogd naar 4,7 fte.
De variatie in aangesloten kerken bij de OKIN en het SOKIN en daarmee de OZI, zien we terug onder gedetineerden. De meeste gedetineerden die Orthodoxe GV wensen, komen uit landen waar de Orthodoxe kerk de grootste of in ieder geval een invloedrijke denominatie vormt (zoals Rusland, Litouwen, Estland, Griekenland, Oekraïne, Servië, Belarus, Roemenië, Bulgarije, Georgië, Armenië en Moldavië, Eritrea en Ethiopië).
Conclusie ten aanzien van criterium 1
We signaleren een grote bereidheid onder de bestuurders om de zending eigenstandig te organiseren als samenwerkende organisaties (OKIN en SOKIN). Via OKIN en SOKIN zijn alle Orthodoxe kerken in Nederland vertegenwoordigd. Hiertoe is een bestuurlijke organisatievorm in 2018 opgericht in de vorm van de OZI. Wel noteren we dat de bestuurstraditie nog jong is. Wat er dient te gebeuren na een eventuele ontbinding van de samenwerking tussen OKIN en SOKIN binnen de OZI is niet voorzien. Dat betekent dat onduidelijk is wat de consequenties van een eventuele ontmanteling van de OZI zijn voor de organisatie op het niveau van de DGV, voor de positie van de hoofdpriester en voor de zending van de Orthodoxe geestelijke verzorgers. Tevens hebben wij geconstateerd dat het SOKIN geen lid is van het CIO zodat op dit moment niet alle Oriëntaals Orthodoxe kerken in dat orgaan vertegenwoordigd zijn.
3.4 Criterium 2: Is de OZI in staat om kwantitatief en kwalitatief voldoende opgeleiden te zenden?
Een belangrijke vraag is of de organisatievorming van de OZI reeds voldoende duurzaam is om na erkenning kwantitatief en kwalitatief voldoende Orthodoxe geestelijk verzorgers te kunnen voordragen.
De OZI kan voorzien in de rol van een hoofdpriester; diens taken en verantwoordelijkheden zijn vastgelegd. In het bestuursstatuut van de OZI is een procedure voorzien voor zijn kandidering en zending. De zendingsbrief voor kandidaten wordt geleverd door de eigen diocesane bisschop (dit is ook het geval in de huidige situatie (zie 2.1.4)).
Het bestuursstatuut voorziet tevens in het contact met de (toekomstige) hoofdpriesters bij andere relevante overheidssectoren dan DJI. De kandidering van de priesters en diakenen zelf wordt niet
13 Overigens is de Orthodoxe populatie in justitiële inrichtingen niet representatief voor die in de samenleving, zo geven geïnterviewden nadrukkelijk aan.
geregeld in het bestuursstatuut van de OZI. Dat voorziet alleen in het aandragen van kandidaten voor de functie van hoofdpriester. De aan te stellen hoofdpriester is verantwoordelijk voor het organiseren van de sollicitatieprocedure samen met de ambtenaarlijke directeur DGV. De hoofdpriester is verantwoordelijk voor het regelen van de zendingsbrieven via de bisschop van de betreffende kandidaat (op dit moment is de hoofdpredikant hiervoor verantwoordelijk).
Wat betreft de verhouding tussen OKIN en SOKIN bepaalt artikel 11 van de Samenwerkingsovereenkomst:
“De Hoofdpriester zorgt onder supervisie van de OZI ervoor dat de lijst met geestelijk verzorgers een redelijke afspiegeling is van het aantal OKIN- en SOKIN-pastoranten, in het besef dat deze afspiegeling nooit volledig kan en hoeft te zijn. Op basis van de schatting ten tijde van de ondertekening van deze overeenkomst van het aantal mensen in Nederland met een Orthodoxe achtergrond is het uitgangspunt de volgende verdeling: OKIN 2/3 en SOKIN 1/3.”
Artikel 11 geeft tevens aan dat: “Nader wordt vastgesteld hoe op gezette tijden deze verdeling eventueel kan worden bijgesteld”.
Sinds 2016 is het Amsterdam Centre for (aanvankelijk: Eastern) Orthodox Theology (AC[E]OT) aan de Faculteit Religie en Theologie van de Vrije Universiteit Amsterdam bezig geweest met het ontwikkelen van een ambtsopleiding voor Orthodoxe geestelijk verzorgers. In 2019 is het ACOT omgezet in het St [Sint] Irenaeus Orthodox Theologisch Instituut waarin OKIN en SOKIN als Oosters Orthodoxen en Oriëntaals Orthodoxen samenwerken. St Irenaeus is een commissie van de OZI. De bestuursleden van het St Irenaeus (dat tevens functioneert als seminarie) worden bevestigd door de bisschop.
De opleiding is opgericht om te kunnen voldoen aan de eis om kwantitatief en kwalitatief voldoende universitair geschoolde Orthodoxe geestelijk verzorgers te kunnen voordragen voor functies bij de overheid of in de zorg.
Volgens de bestuursvoorzitter van St Xxxxxxxx is er op dit moment “nog een inhaalslag te maken voor wat betreft het academische gehalte van de Orthodoxen. Het academisch niveau van priester moet verhoogd worden.”
De OZI toont zich bewust dat een GV-er als zodanig geschoold moet zijn en dat alleen een theologische opleiding en wijding als priester of diaken onvoldoende zijn om ingeslotenen geestelijke bijstand te
geven. “Het is niet zo dat je priesters naar instellingen kunt sturen om daar kerk te zijn”, aldus een geïnterviewde. Volgens een niet-Orthodoxe geïnterviewde “zullen ze over het denken over GV nog een flink aantal stappen moeten zetten”.
Sinds 2016 hebben vijftien studenten de minor afgerond en vijftien de premaster (informatie Xxxxxxx Xxxxxx). Er studeren op dit moment acht studenten: vier in de minor en vier in de premaster.
Er zijn momenteel twee O-GV-ers werkzaam bij DJI met een universitaire Master GV en zeven zonder universitaire Master.
Xxx concluderen dat de OZI momenteel weliswaar kwantitatief voldoende O-GV-ers kan kandideren via een uitzendconstructie, maar dat in ieder geval zeven van de negen O-GV-ers nog niet voldoen aan alle kwalitatieve ambtenaarlijke opleidingseisen die gelden om een vast dienstverband te krijgen. Ook bij het erkennen van de OZI blijft deze situatie vooralsnog gelijk. We constateren tevens dat de OZI hard werkt aan het verder kwalificeren van hun GV-ers en dat zij werken aan de opbouw van een traditie-specifieke opleiding die voldoet aan de ambtelijke eisen (zie verder onder criterium 4). In samenhang met onze conclusie bij criterium 1 wijzen wij op het belang om een voorziening te treffen ten aanzien van de ambtelijke status van O-GV-ers bij de DGV als de gemaakte afspraken uit art 11 van de samenwerkingsovereenkomst niet langer gelden.
3.5 Criterium 3: Voldoet de OZI aan de algemene bepalingen die gelden voor alle Zendende Instanties bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid?
Een Zendende Instantie moet in staat zijn om een competentieprofiel te overleggen dat voldoet aan de eisen van ambtelijke integriteit. De OZI heeft in samenwerking met de huidige hoofdpredikant zo’n Orthodox ambtelijk competentieprofiel opgesteld. Dit is vanaf december 2020 door de ICJ vastgesteld.
Een Zendende Instantie is gemachtigd om namens de geloofsgemeenschap een zendingsbrief te overhandigen. Het bestuursstatuut van de OZI voorziet hierin.
De OZI dient een universitaire Masteropleiding te erkennen die voldoet aan de voorwaarden voor ambtelijke zending, op basis waarvan Orthodoxe geestelijk verzorgers in een vast dienstverband aangesteld kunnen worden. Een ambtelijk opleidingstraject wordt momenteel ontwikkeld door het St Irenaeus (zie hiervoor de uitwerking onder criterium 4). Zoals ook vermeld bij criterium 2, is er volgens de bestuursvoorzitter “nog een inhaalslag te maken v.w.b. het academische gehalte van de Orthodoxen. Het academisch niveau van priester moet verhoogd worden.”
De door de OZI gezonden GV-ers dienen bereid te zijn niet alleen categoriaal (per denominatie) maar ook territoriaal te werken (per afdeling of eenheid). De geïnterviewde O-GV-ers geven aan dat ze dit reeds doen. De rector van de opleiding stelt dat de opleiding hierin voorziet. Hij geeft aan dat de Orthodoxen bij de Vereniging voor Geestelijk Verzorgers (VGVZ) bezig zijn om een aparte sector/denominatie te worden waarbij zij nadenken hoe territoriaal te werken.
Conclusie ten aanzien van criterium 3
De OZI is zich bewust van de vereisten die DJI stelt aan GV-ers. De infrastructuur die nodig is om voor DJI als zelfstandige Zendende Instantie te fungeren is aanwezig: er is een ambtelijk competentieprofiel opgesteld. Het aantal kandidaten dat reeds kan voldoen aan de ambtelijke en ambtenaarlijke eisen is nu nog gering, maar kan in de toekomst toenemen als het aantal afgestudeerden van de ambtsopleiding van het St Irenaeus Orthodox Instituut toeneemt.
3.6 Criterium 4: Heeft de OZI de beschikking over een universitaire opleiding voor geestelijke verzorging in de specifieke traditie?
In de ‘Bijzondere Voorziening Orthodoxe Ambtsopleiding’ (brief van de Minister d.d. 19 augustus 2015 als antwoord op brief aan de Minister d.d. 29 april 2015), heeft het Ministerie van OC&W subsidie gegeven voor een eigen Orthodoxe ambtsopleiding aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Het Amsterdams Centrum voor (Oosters) Orthodoxe Theologie (ACOT), sinds 2020 St Irenaeus genoemd, heeft sinds 2016 aan deze universiteit een minor van 30 EC en een premaster van 30 EC op Bachelor niveau ontwikkeld. Deze premaster is te volgen in deeltijd over een periode van twee jaar. Deze opleiding wordt door de OZI erkend als hun universitaire opleiding. Zo’n voorziening op bachelor niveau is nodig omdat de doelgroep doorgaans niet de vereiste vooropleiding heeft om toegelaten kunnen worden tot een Nederlandse masteropleiding
De verwachting van de rector van het Orthodox seminarie St Irenaeus is dat ze elk jaar (komende jaren) vijftien studenten zullen hebben in de minor en de premaster (samen 60 EC). De opleiders zijn intensief bezig om de opleiding aan te laten sluiten aan de eisen die gesteld worden aan GV-ers. De ambitie is om de premaster naar 60 EC uit te breiden. Nu zijn zowel de minor als de premaster 30 EC. De rector geeft aan dat de premaster de studenten eveneens dient voor te bereiden op samenwerking met andere professionals in de Nederlandse context.
Met een minor en een premaster zijn de afgestudeerde studenten nog niet gekwalificeerd voor O-GV. Daarvoor moeten ze nog een universitaire master doen. Orthodoxe studenten gaan nu vooral naar Nijmegen voor een Master Geestelijke Verzorging of een research master. Per 1 juli 2021 verhuist het St Irenaeus met haar premaster naar de Radboud Universiteit Nijmegen. Het St Irenaeus ambieert aldaar de (verdere) ontwikkeling van een Masteropleiding Orthodoxe geestelijke verzorging.
Momenteel zijn onder staf en studenten van het St Irenaeus nog geen Oriëntaalsen aanwezig (interview Xxxxxxx Xxxxxx).
Figuur 2 Stroomschema Orthodoxe ambtsopleiding per 1 juli 2021 (bron: Xx Xxxxxxx Xxxxxx, rector St Irenaeus Instituut)
Conclusie ten aanzien van criterium 4
De Orthodoxen hebben een universitaire ambtsopleiding ontwikkeld op Bachelor niveau van 60 EC. Strikt genomen voldoen zij nog niet aan de eis van een 1-jarige traditie-specifieke opleiding GV op universitair Masterniveau, maar zij zijn er vanaf 2015/2016 wel bezig met de ontwikkeling ervan.
3.7 Conclusie m.b.t. deelvraag 1: Erkenning OZI als Zendende Instantie
De Orthodoxe geestelijk verzorgers krijgen hun zending nu via de ICJ, de subcommissie van het CIO belast met Justitie-zaken. De OKIN en de Syrisch-Orthodoxe en Koptisch-Orthodoxe kerk zijn lid van het CIO. Op dit moment zijn in de OZI wel alle Orthodoxe kerken in Nederland vertegenwoordigd, maar in het CIO nog niet. Het SOKIN is voornemens ook lid te worden van het CIO.
De OZI wil uit de ICJ stappen en zelfstandig de Zendende Instantie van de Orthodoxe christenen in Nederland vormen. Net als de recent bijgekomen Zendende Instanties van de moslims, boeddhisten en hindoes, hebben de vertegenwoordigers van de Orthodoxe christelijke kerken in Nederland hiervoor een bestuurlijke organisatie opgezet die representatief is voor de Orthodox christelijke gemeenschap in Nederland.
De Minister heeft de onderzoekers verzocht te kijken of en in hoeverre de OZI 1) representatief is voor de Orthodoxe geloofsgemeenschap in Nederland en een stabiele en duurzame organisatievorm voor hun Zendende Instantie heeft opgericht, 2) de mogelijkheid heeft om nu en in de toekomst kwantitatief en kwalitatief voldoende O-GV-ers te kunnen aanleveren voor zending bij Justitie, 3) kan voldoen aan de voorwaarden voor Zendende Instanties bij DJI en 4) een eigen universitaire opleiding heeft waarin toekomstige O-GV-ers opgeleid worden.
Geconcludeerd kan worden dat:
1) De samenwerkende Oosters Orthodoxe kerken in Nederland (OKIN) en de samenwerkende Oriëntaals Orthodoxe kerken in Nederland (SOKIN) een bestuurlijke organisatie hebben ingericht, de Orthodox Zendende Instantie (OZI). De OZI is gemachtigd door OKIN en SOKIN om hen te vertegenwoordigen als Zendende Instantie. Samen vertegenwoordigen OKIN en SOKIN de volle breedte van de Orthodoxe kerken in Nederland.
Hoewel deze bestuurlijke samenwerking nieuw is, zijn hier ongeveer tien jaar aan onderhandelingen voorafgegaan. De samenwerkingsovereenkomst voorziet in een regeling bij een breuk tussen OKIN en SOKIN, of binnen één van deze samenwerkingsverbanden. De samenwerkingsovereenkomst voorziet nu echter nog niet in een voorziening wat er gebeurt met de zending van hoofdpriester als de OZI in geval van een breuk niet meer de volle breedte van de Orthodoxe geloofsgemeenschap representeert. Ook voorziet de samenwerkingsovereenkomst nog niet wat er in dat geval gebeurt met de Orthodoxe geestelijk verzorgers die met een zending van de OZI werkzaam zijn.
2) Op dit moment kunnen OKIN en de twee Oriëntaalse lidkerken van het CIO via de ICJ voorzien in een voldoende aantal Orthodoxe geestelijke verzorgers. Deze O-GV-ers zijn echter merendeels nog niet op het vereiste universitaire opleidingsniveau. In de toekomst is de toename van het aantal academisch geschoolde geestelijke verzorgers in de Orthodoxe geloofsrichting wel te verwachten gezien de gestage instroom van studenten in de huidige premaster en minor van 60 EC.
3) De OZI zal volgens onze inschatting kunnen voldoen aan de vereisten die aan een Zendende Instantie worden gesteld door DJI, omdat dat nu reeds het geval is via de (statutaire) regeling die het ICJ met de OZI heeft opgemaakt.
4) Het St Irenaeus instituut heeft een universitaire ambtsopleiding van 60 EC op Bachelor niveau ontwikkeld (premaster/minor); er is strikt genomen nog niet voldaan aan de eis van een 1-jarige opleiding traditie-specifieke GV op universitair masterniveau.
HOOFDSTUK 4: Het verzoek van de OZI tot toelating als achtste denominatie op het operationele niveau van de DGV/DJI: vier opties
4.1 Inleiding
De Orthodoxen hebben aan hun aanvraag om erkend te worden als Zendende Instantie het verzoek verbonden om toegelaten te worden als achtste denominatie bij de Dienst Geestelijke Verzorging (DGV) binnen de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). Een besluit hierover heeft echter niet alleen gevolgen voor de OZI maar ook voor de andere denominaties. Concreet is de vraag welke de praktische en meer principiële consequenties zijn van een eventuele afsplitsing van de Orthodoxen uit ICJ voor de organisatie van geestelijke verzorging bij DJI, zowel voor Orthodoxen als voor de andere denominaties. Wat betekent een eventuele afsplitsing van de Orthodoxen en een toename van het aantal denominaties voor de werkbaarheid van het stelsel van de DGV?
Om dit zorgvuldig in beeld te brengen, worden in dit hoofdstuk vier opties geschetst die naar voren zijn gekomen gedurende het onderzoek. Het overzicht van deze vier opties kan de verantwoordelijken ondersteunen bij hun afweging om al dan niet tot erkenning van het verzoek van toelating als achtste denominatie van de Orthodoxen over te gaan. Iedere optie wordt uitgewerkt en vergeleken op vier aspecten: a) het belang van de gedetineerden, b) de werkbaarheid binnen DJI, c) de wens van de Orthodoxen en d) belangen van de andere denominaties.
De vraag naar wat een afsplitsing van de Orthodoxen zou betekenen en de vraag naar de werkbaarheid voor de andere denominaties binnen de Dienst Geestelijke Verzorging, is voorgelegd aan de klankbordgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de zeven bestaande erkende denominaties binnen de DGV en twee afgevaardigden van DJI. Hun input is integraal opgenomen in bijlage 4. Hiermee wordt onzes inziens optimaal inzichtelijk hoe de vier door de onderzoekers aangedragen opties zich verhouden tot de visies van de klankbordgroep. Tevens is de vraag naar de werkbaarheid voorgelegd aan sleutelinformanten (de directeur DGV, de hoofdpredikant, de vertegenwoordiger van de Orthodoxen bij ICJ (tevens rector van het St Irenaeus Instituut), de bestuursvoorzitter van het St Irenaeus Instituut, en twee Orthodox geestelijke verzorgers bij Justitie). Ook zijn enkele experts buiten het domein van Justitie geraadpleegd.
In hoofdstuk vier worden de opties die de Orthodoxen onzes inziens hebben in het huidige stelsel in beeld gebracht. Duidelijk zal worden dat de geïnterviewden sterk van mening verschillen over welke optie het meest ideaal is. Er is niet één optie die door alle betrokkenen omarmd wordt.
De Orthodoxe bestuurders zijn zich bewust dat hun aanvraag bij de andere denominaties de vraag oproept naar de operationele werkbaarheid als er nog een denominatie bij komt. De twee geïnterviewde O-GV-ers weten niet wat de optimale werkbare optie is; zij geven aan dat het voor hen nu goed gaat. Wel willen zij graag een vast dienstverband. Zoals in hoofdstuk 2 reeds uitgelegd, staat dat los van het hebben van een eigenstandige Orthodoxe denominatie.
In hoofdstuk 5 zal kort worden ingegaan op de vraag van de Minister hoe geestelijke verzorging vanuit de DGV naar de toekomst toe het beste kan worden georganiseerd.
4.2 Uitwerking opties
Mocht de Minister besluiten tot formele erkenning van de OZI, dan ziet het onderzoeksteam een viertal opties voor de plek van de Orthodoxen in de dienstorganisatie binnen DJI.
1. De Orthodoxen blijven binnen de huidige operationele constellatie op dezelfde wijze als nu opereren en de huidige situatie wordt gecontinueerd.
2. De Orthodoxen blijven binnen de huidige operationele constellatie maar krijgen een eigen adjunct-hoofd.
3. Alle christelijke denominaties gaan in de DGV samenwerken onder één hoofd, waarbij de Orthodoxen, protestanten en rooms-katholieken roulerend de functie van hoofd bezetten.
4. De Orthodoxen krijgen een eigen hoofd. In dat geval dient een wijziging plaats te vinden van de Penitentiaire Maatregel, omdat PM art 24 lid 1 momenteel slechts voorziet in zeven hoofden.
Deze vier opties worden hieronder uitgewerkt, waarbij specifiek is gekeken naar vier aspecten. Ten eerste kijken we of en in hoeverre in de betreffende optie tegemoet wordt gekomen aan het belang van de gedetineerden, in het bijzonder van Orthodoxe gedetineerden. Zij dienen een passend aanbod aangeboden te krijgen voor pastorale zorg waar zij recht op hebben (Penitentiaire beginselenwet; art.
41). Hierbij wordt afgewogen of de plek in de organisatie invloed zal hebben op het aanbod van Orthodoxe geestelijke verzorging aan gedetineerden. Daarnaast zijn de Orthodoxe geestelijk verzorgers onderdeel van de totale Dienst GV en geven zij aan soms ook territoriaal te werken. Het belang van alle gedetineerden wordt daarom ook meegenomen in dit criterium.
Ten tweede is gekeken naar de werkbaarheid binnen DJI. Binnen de Dienst GV bij DJI zijn er momenteel zeven erkende denominaties en wordt geestelijke verzorging aangeboden in acht religieuze en levensbeschouwelijke stromingen. In het Management Team (MT) heeft het hoofd van elke denominatie zitting. Daarnaast zijn er ook drie adjunct-hoofden van de grote denominaties (islam, rooms-katholiek, protestants), aangezien zij elk meer dan dertig geestelijk verzorgers in dienst hebben. Zij maken geen deel uit van het MT, anders dan als plaatsvervanger bij afwezigheid van hun hoofd. De vraag die hier speelt is of en hoe in de betreffende optie de werkbaarheid van de DGV bij de DJI beïnvloed wordt. Voor alle opties geldt dat de Orthodoxe geestelijke verzorgers alleen kunnen worden aangesteld in een vast dienstverband bij de DJI mits zij voldoen aan de opleidings- en competentie voorwaarden die de DGV stelt.
Ten derde besteden we bij iedere optie aandacht aan de wens van de Orthodoxen. De bestuurders van de OZI hebben in hun brief aan de Minister (d.d. 6 november 2019) aangegeven dat zij in ieder geval drie beweegredenen hebben om erkend te worden als Orthodox Zendende Instantie (OZI) en als denominatie. De eerste is dat zij als Orthodoxen willen emanciperen. Daaronder verstaan zij dat zij als gelijken aan de andere denominaties behandeld willen worden. De tweede reden die zij aanvoeren is
dat zij verantwoordelijkheid willen nemen met hun plek in het duale stelsel van de geestelijke verzorging. Tot slot geven zij aan dat zij bij erkenning zich met een pragmatische houding willen inzetten voor een goede samenwerking binnen de Dienst GV. De vraag die hier speelt is in hoeverre de betreffende optie tegemoet komt aan deze beweegredenen.
Tenslotte hebben we gekeken naar de vraag of en op welke manier de bestaande denominaties worden geraakt in de betreffende optie. Momenteel zijn er zeven erkende denominaties: de protestantse, rooms-katholieke, joodse, humanistische, islamitische, hindoeïstische en boeddhistische denominatie. Onder de joodse en christelijke denominaties vallen meerdere Zendende Instanties. Dit is het gevolg van een historisch gegroeide situatie (zie figuur 1). Zoals uiteengezet in hoofdstuk 3.1 was bij de erkenning en toelating van de islamitische, boeddhistische en hindoeïstische denominaties de eis dat de verschillende stromingen zich zouden verenigen in één Zendende Instantie, waarna zij ieder één denominatief hoofd kregen binnen de DGV/DJI. De protestantse en rooms-katholieke denominaties vormen in die zin een uitzondering, omdat zij niet onder één christelijk hoofd vallen. Dit historisch gegroeide gegeven wordt voor zover wij kunnen overzien niet betwist door de overige denominaties.
Steeds is nagegaan hoe en voor wie de optie positief uitvalt, of juist negatief, of wanneer er geen consequenties te verwachten zijn (zie tabel 1 in 4.3).
4.2.1 Optie 1: De Orthodoxen vallen onder het hoofd van de protestantse denominatie
De eerste optie is dat de geestelijke verzorgers van de Orthodoxen worden aangestuurd door het hoofd van de protestantse denominatie (de hoofdpredikant). Dit houdt een continuering van de huidige situatie op het operationele niveau, met dien verstande dat de OZI naast de ICJ komt te staan.14 Xxx regelt de hoofdpredikant de ambtelijke zending van de O-GV-ers direct met de OZI. Deze constructie is vergelijkbaar met die van de joodse denominatie waarbij de hoofdrabbijn werkt met drie Zendende Instanties. Technisch zou dat hetzelfde kunnen werken voor de ICJ en de OZI die samen met één hoofd werken.
In deze optie blijft het aanbod voor de Orthodoxe gedetineerden gelijk. Gedetineerden zullen geen verschil opmerken, omdat zij reeds Orthodoxe geestelijke verzorging kunnen ‘aankruisen’. Het is aan DJI om dit vervolgens te organiseren.
Wanneer de OZI wel erkend wordt, maar onder de hoofdpredikant blijft vallen, verandert er in de praktijk niets, omdat er reeds een Orthodox ambtelijk competentieprofiel wordt gehanteerd, en omdat de voorwaarde voor indienstneming bij DJI is dat iemand in het bezit is van een masteropleiding die door de Orthodoxe ambtelijke zending geaccepteerd wordt, nu al geldt.
De werkbaarheid van de DGV binnen de DJI zal in deze optie gelijk blijven. Dat betekent dat het aantal hoofden in het Management Team gelijk blijft, namelijk zeven.
14 Zo’n continuering is de meest reële optie wanneer de Minister besluit de OZI niet te erkennen als formele Zendende Instantie.
Feedback
Een aantal leden van de klankbordgroep neemt een duidelijke positie in ten faveure van deze optie van continuering van de huidige constructie. Zij menen dat de zending voor de Orthodoxe geestelijk verzorgers zoals die via de ICJ verloopt goed loopt in de praktijk. Ook de samenwerking tussen de hoofdpredikant en de Orthodoxen verloopt goed.
Sterker, de ICJ is van mening dat het beter zou zijn als de Orthodoxe kerken/OZI deel blijven uitmaken van de ICJ. De overige vertegenwoordigers in de klankbordgroep menen dat het aan de ICJ en de Orthodoxen is om het met elkaar eens te worden hoe de operationele werking adequaat te organiseren.
Deze optie van continuering van de huidige constructie is echter nadrukkelijk niet gewenst door de Orthodoxen. In deze constellatie opereren zij immers niet gelijkwaardig aan de christelijke denominaties (protestants en rooms-katholiek). Zij ervaren dat zij als bisschoppen de eindverantwoordelijkheid voor de indienstneming van Orthodoxe geestelijke verzorgers nu moeten “overlaten” aan een protestantse predikant.
4.2.2 Optie 2: De Orthodoxen vallen onder het hoofd van de protestantse denominatie en krijgen een adjunct-hoofd
De tweede optie is een uitwerking van de eerste optie, met dien verstande dat de Orthodoxen een eigen adjunct-hoofd krijgen. De Orthodoxen worden in deze optie geen achtste denominatie. Deze optie zou een beperkte aanpassing ten opzichte van de huidige praktijk betekenen.15
Waar momenteel reeds een adjunct-hoofd nodig is gezien de personele omvang van de protestantse denominatie, kan in deze optie vastgelegd worden dat de adjunct van Orthodoxe huize is. Het DGV- reglement voorziet reeds in het aanstellen van een adjunct-hoofd als het hoofd meer dan dertig personeelsleden moet aansturen. Hoe de taakverdeling tussen Hoofdpredikant en Orthodox adjunct- hoofd er precies uitziet, dient onderling afgesproken te worden. Het is in elk geval bestuurlijk denkbaar dat er een Orthodox adjunct-hoofd komt. In deze optie vindt vertegenwoordiging in het MT van de DGV via de hoofdpredikant plaats.
Voor de gedetineerden geldt net als bij optie 1 dat zij het verschil niet zullen opmerken. Er blijven evenveel O-GV-ers actief in de inrichtingen.
Feedback
Een Orthodox adjunct-hoofd als zodanig is voor geen van de huidige denominaties bezwaarlijk. Echter, de voorzitter van de ICJ verbindt hier de voorwaarde aan dat de Orthodoxen deel blijven uitmaken van ICJ. Volgens onze informatie is de optie om een Orthodox adjunct-hoofd aan te stellen nog niet gezamenlijk besproken door OZI, ICJ en DJI.
Voor het overige gelden dezelfde argumenten als bij optie 1.
15 De optie is ook mogelijk wanneer de Minister besluit om de OZI niet (of nog niet) formeel te erkennen.
Deze optie wordt door de Orthodoxe bestuurders afgewezen, omdat zij ook in deze constructie niet eindverantwoordelijk zijn voor de Orthodoxe GV-ers. Ook krijgen zij in deze optie niet dezelfde mogelijkheden als de protestantse en andere denominaties om op gelijke voet mee te beslissen en deel te nemen aan de gesprekken met de Minister waarin het beleid meebepaald wordt. Een adjunct-hoofd is slechts plaatsvervangend hoofd van de denominatie.
4.2.3 Optie 3: De Orthodoxen vormen samen met de protestantse en rooms-katholieke denominaties binnen de DGV/DJI één christelijke denominatie en vervullen roulerend de functie van hoofd
De derde optie betreft de mogelijkheid om de drie christelijke stromingen (rooms-katholicisme, protestantisme en Orthodox christendom) met elkaar te laten samenwerken en samen te voegen in één christelijke denominatie. De christelijke denominatie krijgt één Hoofd, met twee adjunct-hoofden. Om de gelijkheid tussen de drie stromingen te borgen, dienen afspraken gemaakt te worden over termijnen voor het innemen van de positie van hoofd. Het hoofd is verantwoordelijk voor het ambtelijk faciliteren van rooms-katholieke, protestantse en Orthodoxe geestelijke verzorging, samen met de Bisschoppenconferentie, de ICJ en de OZI.
Het betreft een bestuurlijke verandering, namelijk een samenvoeging van twee bestaande erkende denominaties tot één denominatie, die wordt gecombineerd met een operationele verandering, namelijk een wisselend hoofd. Het Management Team bij DGV/DJI wordt in deze optie kleiner. In deze optie zal de Penitentiaire maatregel moeten worden aangepast omdat nu hierin de hoofdaalmoezenier en de hoofdpredikant afzonderlijk worden genoemd als vertegenwoordiger van hun Zendende Instantie.
Voor de Orthodoxe gedetineerden verandert er ook in deze optie niets. Ook de protestantse en rooms- katholieke geestelijke verzorging wordt nog steeds aangeboden volgens dezelfde berekening die op basis van de voorkeurspeiling kan geschieden.
Op het niveau van de DJI en de DGV betekent deze optie een ingrijpende verandering, vooral voor de rooms-katholieke en de protestantse denominatie. Zij raken hun zelfstandigheid in deze optie juist kwijt, terwijl voor de Orthodoxen weliswaar het argument van gelijkheid gehonoreerd wordt, maar niet die van zelfstandigheid. De protestantse en rooms-katholieke denominatie zullen met deze optie moeten inleveren, omdat zij niet beide tegelijk een hoofd kunnen leveren voor de christelijke denominatie.
In deze optie neemt de gelijkwaardigheid van niet-christelijke denominaties aan de christelijke denominatie toe, omdat er in plaats van dat twee of zelfs drie christelijke denominaties, slechts één is. De christenen moeten zich in deze optie immers, net als zijzelf dat hebben moeten doen, met verschillende stromingen/Zendende Instanties onder één hoofd verstaan.
In deze optie wordt het beleid dat ten tijde van de erkenningsvragen van de laatst bijgekomen denominaties werd ingezet (namelijk het vormen van één denominatie met diverse substromingen), nog verder doorgezet, in plaats van dat hiervan wordt afgeweken.
De optie opent de mogelijkheid dat toekomstige christelijke Zendende Instanties die erkend willen worden, subsumerend aan kunnen sluiten onder één christelijk hoofd. Doordat hiermee het eerder ingezette beleid van samenwerking in een zo breed mogelijk verband wordt dóórgezet in plaats van dat ermee gebroken wordt, kunnen ook niet-christelijke stromingen die met vergelijkbare verzoeken komen als nu de Orthodoxen aangemoedigd worden om zich onder een bestaande denominatie te scharen.
Feedback
Deze optie werd door meerdere sleutelinformanten naar voren gebracht. De klankbordgroep schaart zich hier echter niet achter.
De optie wordt zowel door de voorzitter van de ICJ als door het rooms-katholieke hoofd nadrukkelijk afgewezen. Voor hen roept deze optie veel praktische, juridische en ook meer principiële vragen op. Voor de rooms-katholieken roept deze optie vragen op inzake de kerkordelijke verhoudingen waarbij een religieus-inhoudelijke aansturing mogelijk gebeurt door iemand van een andere kerkorde. Ook wijzen zij erop dat deze optie met een roulerend hoofd in de praktijk complex is of complicerend werkt, mede vanwege getalsmatige verhoudingen.
De klankbordgroepleden die in de P.I.’s werken geven aan dat in deze optie de werkbaarheid van DJI verbetert omdat zij met minder partijen hoeven te overleggen.
Ook de niet-christelijke denominaties geven aan dat zij de historisch gegroeide positie van de rooms- katholieke en protestantse denominaties binnen de DGV/DJI niet ter discussie willen stellen.
Met deze derde optie wordt er niet tegemoet gekomen aan de wens van de Orthodoxen om een eigen denominatie te worden. Wel komen zij in deze optie op een gelijk operationeel niveau met de protestanten en rooms-katholieken in de organisatie terwijl zij roulerend met de protestanten en rooms-katholieken het (adjunct)-hoofdschap vervullen.
4.2.4 Optie 4: De Orthodoxen vormen een achtste denominatie met een eigen hoofd
De vierde optie is om de Orthodoxen toe te laten als achtste denominatie met een eigen hoofdpriester. In deze optie regelen de Orthodoxen geheel zelfstandig de facilitering van O-GV en is de hoofdpriester eindverantwoordelijk voor de ambtelijke zending en de religieus-inhoudelijke aansturing van de O-GV- ers.
De Orthodoxen ontvangen evenveel informatie als de andere hoofden/denominaties en nemen deel aan het jaarlijks overleg met de Minister.
Ook in deze optie wordt het recht op GV in de eigen traditie van de gedetineerden niet beïnvloed. Het aantal beschikbaar gestelde fte voor O-GV op basis van de voorkeurspeiling blijft gelijk.
Voor de werkbaarheid van de DGV bij DJI heeft deze optie als consequentie dat het MT wordt uitgebreid met een achtste hoofd. Er komt een denominatie bij die mede het beleid bepaalt.
Feedback
Deze optie komt geheel tegemoet aan de wens van de Orthodoxen die zich hiermee erkend zien in een gelijke positie ten opzichte van de andere christelijke en niet-christelijke denominaties. De religieus- inhoudelijke aansturing van de O-GV-ers gebeurt in deze optie door een hoofdpriester.
De Orthodoxe bestuurders verwachten dat de toelating tot achtste denominatie de effectiviteit van O- GV zal versterken. Zij gaan er van uit dat met deze optie alle taken uitgevoerd zullen kunnen worden door O-GV-ers.
Bij de klankbordgroep roept deze optie een aantal vragen en weerstanden op. De leden brengen in dat een toevoeging van een nieuwe denominatie met een eigen hoofd niet ten goede zal komen aan de operationele werkbaarheid van de organisatie op managementniveau en op het niveau van de inrichtingen. Ook wordt het belang van de Orthodoxe gedetineerden er niet mee verbeterd. Het leidt operationeel tot extra bureaucratie, kosten, inefficiëntie en versplintering en niet tot kwaliteitsverbetering. Voor personeel in de inrichtingen kan een toevoeging van een denominatie leiden tot minder herkenbaarheid (want er komt een extra aanspreekpunt bij). De leden van de klankbordgroep zijn bezorgd dat op termijn een complexere managementstructuur een eventuele toekomstige bezuinigingsdruk kan versterken (zie bijlage 4), ook al geldt dit argument niet op de korte termijn. Eén lid wijst deze optie niet af.
Deze bezorgdheid van de klankbordgroep betreft niet alleen het verzoek van de OZI, maar betreft het effect van eventuele toekomstige aanvragen van kleine religieuze of levensbeschouwelijke groeperingen die een gelijksoortig verzoek voor erkenning als zendende instantie en toelating als eigenstandige denominatie zal doen, waardoor de bovenstaande argumenten rond werkbaarheid zich (versterkt) zullen voordoen.
Specifiek ten aanzien van het verzoek van de Orthodoxen, merkt de klankbordgroep op dat met de mogelijkheid bij een nieuwe aanvraag van een christelijke denominatie de verhouding nog schever kan gaan worden. Het aantal hoofden van christelijke denominaties is dan onevenredig groot ten aanzien van niet-christelijke groepen. Daarom roept het verzoek van de Orthodoxen bij de niet-christelijke denominaties de vraag op naar gelijkberechtiging voor de niet-christelijke denominaties die eerder niet de mogelijkheid hebben gehad om binnen de bredere geloofsrichting te ‘diversifiëren’. De christelijke denominaties krijgen privileges die de joodse, hindoeïstische, boeddhistische en islamitische denominaties niet hebben ontvangen. Volgens de klankbordgroep zou een toelating als achtste denominatie een breuk betekenen met het sinds 2006 ingezette beleid ten aanzien van erkenning van nieuwe Zendende Instanties waarbij respectievelijk de islamitische, boeddhistische en hindoe geloofsgemeenschappen ieder in één samenwerkingsverband voldoende representatief en effectief dienden samen te werken om erkend te worden als Zendende Instanties, waarbij ieder één hoofd kreeg in de DGV. Sommige van de laatst bijgekomen denominaties brengen op dat het toelaten van een afsplitsing van (nog) een christelijke stroming voor de drie laatst bijgekomen denominaties gezien kan worden als ‘meten met twee maten’.
In dit hoofdstuk hebben we de consequentie van de erkenning van de OZI als eigenstandige ZI onderzocht op het operationele niveau van de DGV/DJI. We zien dan vier opties die theoretisch openstaan. Deze variëren van het wel toelaten als achtste denominatie, het niet toelaten, of een verruiming van de mogelijkheden van de Orthodoxen in de samenwerking met andere christelijke organisaties. De opties laten zien dat er meerdere scenario’s zijn, maar dat er niet één is die door iedereen wordt omarmd. In schemavorm wordt dit als volgt zichtbaar (tabel 1):
Tabel 1: Vier opties voor de formele plek van de Orthodoxen binnen DGV/DJI
Opties | + | 0 | - |
1. De geestelijk verzorgers van de Orthodoxen worden aangestuurd door het hoofd van de protestantse denominatie. | ● Geen consequenties voor aanbod O-GV voor gedetineerden ● Werkbaarheid DJI blijft gelijk | ● Hierdoor blijven de Orthodoxen in een voor hen onwenselijke afhankelijke positie | |
2. De aansturing van de Orthodoxe geestelijk verzorgers worden aangestuurd door het hoofd van de protestantse denominatie en een Orthodox adjunct-hoofd. | ● Geen consequenties voor aanbod O-GV voor gedetineerden ● Werkbaarheid DJI blijft gelijk | ● Hierdoor blijven de Orthodoxen in een voor hen onwenselijke afhankelijke positie | |
3. De Orthodoxe kerken vormen samen met de protestanten en rooms-katholieken één christelijke denominatie en vervullen roulerend de functie van (adjunct-) hoofd. | ● De werkbaarheid DJI neemt toe (m.n. op niveau inrichtingen) ● Dit voldoet enigszins aan de wens van Orthodoxen | ● Geen consequenties voor aanbod O-GV voor gedetineerden | ● Dit wordt nadrukkelijk afgewezen door de protestantse en rooms- katholieke denominaties |
4. De Orthodoxen vormen een achtste denominatie. De aansturing van de Orthodoxe geestelijk verzorgers van de Orthodoxe geestelijk verzorgers geschiedt via een eigen hoofd. | ● Dit voldoet geheel aan de wens van de Orthodoxen | ● Xxxx consequenties voor aanbod O-GV voor gedetineerden | ● Nieuw bijgekomen denominaties hebben deze mogelijkheid niet gehad ● In plaats van ingezette comprimatie neemt het aantal denominaties toe (ongunstig voor de werkbaarheid) |
HOOFDSTUK 5: Toekomstverkenning
Hierboven is onderzocht wat de consequenties kunnen zijn van een toelating van een achtste of meer denominaties. De Minister vraagt zich bij een eventuele toename van denominaties af wat dat betekent voor de werkbaarheid van het stelsel van de DGV binnen DJI. Dit roept de vraag op hoe GV vanuit de DGV binnen DJI in de toekomst optimaal georganiseerd kan worden. Dit betreft de toekomstbestendig van het huidige model waarin Justitie de organisatie van de beschikbaarheid van Geestelijke Verzorging op zich neemt, ingebed in het grondwettelijke kader van vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing in detentiecontext.
In dit hoofdstuk opperen wij een aantal vragen die verder onderzocht kunnen worden. De voorzitters van de Zendende Instanties in dit onderzoek hebben expliciet aangegeven dat zij het stelsel zoals dat nu functioneert willen continueren richting de toekomst, met eventuele verbeteringen in de werkwijze.
Binnen het huidige stelsel zien zij mogelijkheden tot verbetering die hieronder kort worden aangestipt. (paragraaf 5.1).
Echter, veranderingen in het Nederlandse levensbeschouwelijke landschap kunnen ertoe leiden dat er wellicht redenen ontstaan om in de toekomst een stelselwijziging te willen. Andere disciplines zoals Politie, Defensie en de VGVZ16 hebben andere keuzes gemaakt om hun stelsel toekomstbestendig te houden. Ten behoeve van het onderzoek naar deelvraag 2 hebben wij gesproken met een aantal sleutelinformanten van de Politie, Defensie en de VGVZ. Hun suggesties geven we in paragraaf 5.2 kort weer.
Xxx xxxxxxxxxxx, met de voorzitters van de Zendende Instanties en de geconsulteerden bij Politie, Defensie en Zorg, dat het nadenken over de toekomst van het model alleen op basis van goed onderling overleg met de Minister en met alle betrokkenen succesvol zal kunnen zijn. Ook uit de ervaringen bij andere disciplines (Zorg, Defensie, Politie) komt duidelijk naar voren dat dit een proces is waarvoor langdurig de tijd genomen moet worden.
5.1 Aandachtspunten binnen het huidige stelsel van Justitie
Bij evaluatie van de werking en verbeteringen binnen het huidige stelsel zijn in ieder geval de volgende aandachtspunten relevant:17
- in hoeverre kunnen gedetineerden in het huidige stelsel “bricoleren” (elementen uit verschillende tradities samennemen), hoe sluit het aan bij ‘multiple belonging’ (het identificeren met meerdere religieuze of levensbeschouwelijke tradities) en mensen die niet geloven, en in hoeverre is integraal werken (grondslag C) daar de optimale oplossing voor;
- hoe kun je de levensbeschouwelijke diversiteit binnen de inrichtingen optimaal organiseren;
16 Vereniging van Geestelijk Verzorgers in Zorginstellingen.
17 Voor wat betreft alle organisatorische- en beleidsmatige aspecten met betrekking tot de werkbaarheid van de DGV is in 2017 reeds een kaderregeling opgesteld, die helderheid verschaft in de rollen, taken en verantwoordelijkheden voor de verschillende geledingen binnen de DGV.
- hoe kan het denominationele aanbod aansluiten op de – veranderende - vraag van gedetineerden, zonder vooral aanbodgericht te zijn;
- in hoeverre voldoet de huidige bedrijfsvoering ten aanzien van de personele inzet die nodig is om de zeven diensten in de praktijk uit te voeren;
- de behoefte van gedetineerden zou ook kwalitatief onderzocht dienen te worden en niet alleen met een survey, intake en/of voorkeurspeiling.
Ook dient aangetekend te worden dat de gedetineerdenpopulatie geen directe afspiegeling is van de Nederlandse bevolking waar de ontwikkelingen in het levensbeschouwelijke, culturele en etnische landschap andersvormig zijn.
5.2 Aandachtspunten van disciplines buiten de DGV/DJI
Ten behoeve van deelvraag 2 hebben wij gesproken met een aantal sleutelinformanten bij de Politie, Defensie en de VGVZ. Uit deze consultatie komt naar voren dat zij andere keuzes hebben gemaakt om hun stelsel toekomstbestendig te houden, in relatie tot het veranderende levensbeschouwelijke landschap in Nederland.18 De ontwikkelingen in het levensbeschouwelijke landschap hebben volgens hen ertoe geleid dat er vooral vraag is naar professionele geestelijke verzorgers die militairen, agenten, zorgprofessionals, cliënten en patiënten kunnen begeleiden bij existentiële vragen en ethische
dilemma’s. Bij de Politie en de VGVZ is dan ook de keuze gemaakt om ook geestelijke verzorgers van de Stichting Raad voor toetsing en bevoegd verklaring van Institutioneel Niet-Gezonden Geestelijk Verzorgers (RING-GV), die geen ambtelijke binding hebben, maar wel geregistreerd staan in het Stichting Kwaliteitsregister Geestelijk Verzorgers (SKGV), toe te laten. Het accent ligt bij de Politie en de VGVZ in toenemende mate op territoriaal werken, terwijl dat bij DJI sterk ligt op categoriaal werken, passend binnen het huidige stelsel van Justitie. DJI vereist ook geen registratie in het kwaliteitsregister SKGV of lidmaatschap van de beroepsvereniging VGVZ.19 Kwaliteitsborging van GV is daardoor voor een groot deel een verantwoordelijkheid van de Zendende Instanties en niet van het SKGV (waar ook nascholing vereist is om geregistreerd te blijven). Bovendien is het stelsel van DJI afhankelijk van welke Zendende Instanties erkend zijn, waarbij opvalt dat de RING-GV20 als bevoegdheid verlenende instantie nu niet erkend wordt.
Een nadere verkenning naar wat deze ontwikkelingen in andere domeinen betekenen voor het stelsel bij DJI is volgens het onderzoeksteam zeker aan te bevelen, maar deze vallen buiten het (tijds)bestek van dit onderzoek. Op basis van dit onderzoek adviseert het onderzoeksteam de Minister om ruim de tijd te nemen voor zo’n verkenning hoe tot heldere beleidskaders te komen waardoor het stelsel naar de
18 Uit het onderzoek blijkt dat men binnen DJI er niet vanuit gaat dat het veranderende levensbeschouwelijke landschap in Nederland representatief is voor het levensbeschouwelijke landschap binnen DJI.
19 Dit is ook geen vereiste bij Defensie. De VGVZ heeft momenteel 32 leden die bij Justitie werken en bij 11 bij Defensie. Zij zijn lid op individuele basis.
20 N.a.v. de regiegroep o.l.v. Xxx Xxxxxxxxxx is de S/Ring opgericht. Een derde van het totaal aantal huidige GV-ers is al lid van de Ring-GV. Binnen vijf jaar wordt verwacht dat de helft van het aantal GV-ers lid is van Ring-GV, door uitstroom vanwege pensioen.
toekomst toe dienstbaar en werkbaar blijft. Dat deze tijd nodig is, blijkt uit de bevindingen bij andere werkvelden die dit proces al zijn doorgegaan (zie bijvoorbeeld rapport Van Middelkoop21).
Wij adviseren in beide gevallen (wel of geen stelselwijziging) dat er een beleidskader komt waarin toekomstige aanvragen voor erkenning als Zendende Instantie en de consequenties daarvan voor het operationele niveau van de DJI/DGV, geplaatst kunnen worden. Ofwel gebeurt dit binnen het huidige stelsel. In dat geval zou bijvoorbeeld de RING-GV een erkenningsaanvraag kunnen doen als ZI en de operationele facilitering zou door de Humanisten kunnen gebeuren. Ofwel is een stelselwijziging nodig. In dat geval adviseren wij een veel langduriger onderzoek en gesprek.
21 Regiegroep Eindnota Toekomstig Bestel Geestelijke Verzorging, april 2013.
In dit hoofdstuk trekken we conclusies op basis van de voorgaande hoofdstukken en beantwoorden we de twee vragen die de Minister gesteld heeft. Deze vragen luiden:
1. In hoeverre is de OZI:
○ voldoende representatief, effectief, duurzaam, stabiel en toegankelijk om erkend te worden als eigenstandige Zendende Instantie;
○ in staat kwantitatief en kwalitatief voldoende geestelijk verzorgers te kandideren;
○ in staat te voldoen aan de algemene bepalingen die gelden voor alle Zendende Instanties bij Justitie en Veiligheid en
○ het gelukt om over een universitaire opleiding voor Orthodoxe geestelijke verzorging in Nederland te beschikken (6.1)?
2. Wat zouden de consequenties kunnen zijn van een eventuele toelating als achtste denominatie voor de werkbaarheid van het stelsel van de DGV/DJI? Hieruit voortvloeiend vraagt de Minister om advies of het huidige stelsel nog werkbaar is bij toelating van een achtste denominatie en eventuele toekomstige aanvragen of dat een stelselwijziging nodig is (6.2)?
Afsluitend doen wij nog enkele aanbevelingen aan de Minister aangaande de ontwikkeling van een proces voor de behandeling van toekomstige aanvragen.
6.1 Weging verzoek van de OZI voor erkenning als Zendende Instantie voor DJI
6.1.1. Representativiteit, effectiviteit, duurzaamheid, stabiliteit en toegankelijkheid van de OZI
Ten aanzien van de eis van representativiteit, effectiviteit, stabiliteit, duurzaamheid en toegankelijkheid, constateren wij dat:
- de OZI als samenwerkingsverband tussen OKIN en SOKIN alle Orthodoxe kerken in Nederland vertegenwoordigt (zie 3.2);
- de OZI een bredere ambitie heeft dan alleen O-GV te realiseren binnen DJI: de OZI beoogt behalve voor Justitie ook als Zendende Instantie te kunnen gaan fungeren voor Defensie en Zorg. Tevens wil zij opkomen voor de belangen van de hele Orthodoxe geloofsgemeenschap in Nederland (zie 2.3 en 3.1.2);
- de OZI hiervoor een bestuursstructuur ontwikkeld heeft waarbij voorzien is in een evenredige vertegenwoordiging van de OKIN en de SOKIN en in maatregelen bij eventuele beëindiging van de samenwerking tussen OKIN en SOKIN. De samenwerkingsovereenkomst en het bestuursstatuut voorzien niet – in geval van samenwerkingsbeëindiging – in een regeling met betrekking tot de Zending van de O-GV-ers die met een Zending van de OZI en onder de hoofdpriester werkzaam zijn (zie 3.2.2);
- de OZI nog bezig is met het opbouwen van wat zij een bestuurstraditie noemen (zie 3.2.2);
- de OZI momenteel via OKIN en SOKIN toegankelijk is voor alle Orthodoxe kerken in Nederland (zie 3.2.1)
Xxx concluderen dat de bestuursstructuur recentelijk is gerealiseerd en dat de bestuurstraditie nog in opbouw is. De toekomst moet uitwijzen of de OZI in staat is een stabiele en effectieve bestuurscultuur te realiseren. De onderhavige toetsingsaanvraag betreft alleen de context van Justitie.
6.1.2. Vermogen van de OZI om kwantitatief en kwalitatief voldoende geestelijk verzorgers te kandideren
Ten aanzien van de eis dat de OZI in staat is om kwantitatief en kwalitatief voldoende Orthodoxe geestelijk verzorgers te leveren, constateren wij dat:
- de OZI in de afgelopen jaren in staat is geweest om kwantitatief voldoende Orthodoxe geestelijk verzorgers op uitzendbasis voor te dragen om als zodanig te functioneren binnen DJI;
- zeven van de negen (part-time werkzame) O-GV-ers nog niet voldoen aan de kwalitatief ambtenaarlijke eis van een relevante universitaire Masteropleiding, maar dat de OZI voornemens is alle O-GV-ers een relevante universitaire Masteropleiding te laten volgen;
- de OZI een bestuursstatuut heeft opgesteld dat voorziet in een regeling ten behoeve van de voordracht van voldoende O-GV-ers in de toekomst;
- de OZI niet slechts wenst te faciliteren in het verzorgen van een zendingsbrief: zij wil zelf eindverantwoordelijk zijn voor het aanstellen van Orthodox geestelijk verzorgers. Daarom heeft zij in het bestuursstatuut voorzien in de kandidering van een hoofdpriester bij de DGV/DJI opdat de OZI de Orthodoxe GV op het niveau van de DGV/DJI effectief kan aansturen. Het is om die reden dat de OZI aan haar erkenningsaanvraag als OZI voor DJI aan het toelatingsverzoek als achtste denominatie bij de DGV/DJI verbonden heeft;
- het onduidelijk is wat de consequenties zijn voor de ambtelijke positie van in dienst zijnde O-GV- ers die met een Zending van de OZI en onder de hoofdpriester werken in het geval dat de OZI zichzelf om enige reden zou opheffen.
Xxx concluderen dat de OZI momenteel weliswaar kwantitatief voldoende O-GV-ers kan kandideren via een uitzendconstructie, maar dat het merendeel van de O-GV-ers nog niet voldoet aan alle kwalitatief ambtenaarlijke opleidingseisen die gelden om een vast dienstverband te krijgen. Ook bij het erkennen van de OZI blijft deze situatie vooralsnog onveranderd. We constateren tevens dat de OZI hard werkt aan het verder kwalificeren van hun GV-ers en dat zij investeren in de opbouw van een traditie- specifieke opleiding die voldoet aan de ambtelijke eisen (zie verder onder criterium 4). Wij wijzen op het belang om een voorziening te treffen ten aanzien van de O-GV-ers bij de DGV indien de gemaakte afspraken uit art 11 van de samenwerkingsovereenkomst niet langer gelden (zie 3.4).
6.1.3. Vermogen van de OZI om te voldoen aan de algemene bepalingen die gelden voor alle Zendende Instanties bij Justitie en Veiligheid
Ten aanzien van de eis om te voldoen aan de algemene bepalingen die gelden voor ZI’s bij Justitie en Veiligheid, constateren wij dat:
- de OZI zich bewust is van de vereisten die DJI stelt aan XX-xxx;
- de infrastructuur die nodig is om als zelfstandige ZI te fungeren aanwezig is: er is een ambtelijk competentieprofiel opgesteld.
We concluderen dat de OZI reeds aan deze eis voldoet, omdat deze algemene bepalingen voor hen nu ook al gelden via de afvaardiging in de ICJ.
6.1.4. Beschikken over een universitaire opleiding voor Orthodoxe geestelijke verzorging in Nederland
Ten aanzien van de opleidingseisen, constateren wij dat:
- de OZI een ambtelijke opleiding in opbouw heeft, die momenteel bestaat uit een 30 EC bachelor programma en een 30 EC premaster verspreid over twee jaar (omdat het in deeltijd aangeboden wordt);
- zo’n voorziening op bachelor niveau nodig is, omdat de doelgroep doorgaans niet de vereiste vooropleiding heeft om toegelaten kunnen worden tot een Nederlandse masteropleiding;
- er sinds 2015 voorbereidend werk is gedaan voor de opbouw van een eenjarige universitaire master Orthodoxe geestelijke verzorging. Deze is nog niet in bedrijf.
We concluderen dat de OZI strikt genomen nog niet volledig aan het opleidingscriterium voldoet: de OZI beschikt nog niet over een eigen universitaire masteropleiding van één jaar voor Orthodoxe geestelijke verzorging, maar is sinds 2015 wel bezig met de ontwikkeling ervan.
Advies
Op basis van onze verkenning aan de hand van de vier criteria stellen wij vast dat de OZI een bestuurlijke structuur heeft ontwikkeld waarmee het een zelfstandige positie als OZI, dus naast ICJ, zou kunnen innemen.22 Wij adviseren evenwel, op basis van onze bevindingen vooralsnog over te gaan tot een voorlopige erkenning van de OZI. Alvorens erkenning te ontvangen dient de OZI de volgende punten aantoonbaar te maken:
- de realisatie van een stabiele en duurzame bestuurscultuur;
- de vertegenwoordiging van alle lidkerken van de OZI bij het CIO, wat gerealiseerd kan worden door de voorgenomen toetreding van SOKIN tot CIO;
- de versterking van het samenwerkingsverband OKIN-SOKIN dat nu nog een pril karakter heeft;
- de borging van opvolging als de huidige voortrekkers onverhoopt wegvallen;
- de realisatie van de voorgenomen universitaire masteropleiding Orthodoxe geestelijke verzorging;
- de voorziening in een statutaire regeling voor O-GV-ers bij de DGV in geval van eventuele ontbinding van de OZI.
We adviseren de Minister om na een opbouwfase van in ieder geval drie tot vijf jaar te onderzoeken of het billijk is om over te gaan op formele erkenning van de OZI.
22 Voor de organisatie O-GV om te voldoen aan het recht van gedetineerden op Orthodox geestelijk bijstand is deze erkenning geen vereiste, omdat dit recht nu al binnen ICJ gebeurt (zie hoofdstuk 2 en 4.2.1).
6.2 Consequenties van de vraag van de OZI om toegelaten te worden als achtste denominatie
In deze paragraaf geven we antwoord op de vraag van de Minister wat de consequenties zouden kunnen zijn van een eventuele erkenning als achtste denominatie voor de werkbaarheid van het stelsel van de DGV/DJI. Hieruit voortvloeiend vraagt de Minister om advies of het huidige stelsel nog werkbaar is bij toelating van een achtste denominatie en eventuele toekomstige aanvragen of dat een stelselwijziging nodig is. De consequentie van de toelating is dat:
- de OZI eindverantwoordelijk wordt voor de ambtelijke zending en de religieus-inhoudelijke aansturing van de O-GV-ers;
- dit geen breuk betekent met het duaal-paritaire stelsel en de grondslagen van DJI; wel is een wijziging nodig op het niveau van de P.M.;
- het Management Team groter wordt.
Op het niveau van de werkbaarheid bij de DGV/DJI zijn de consequenties van deze toelating niet per se significant, al zijn ze wel al voelbaar op managementniveau, omdat het Management Team groter wordt. Ons onderzoek laat echter ook zien dat toelating van deze denominatie voor het stelsel van de DGV bij DJI verstrekkender gevolgen heeft. We wijzen op de volgende punten:
1. Toelating betekent een breuk met ingezet beleid om versnippering tegen te gaan; zo ressorteren joden, moslims, boeddhisten en hindoes onverlet hun interne denominationele verscheidenheid elk onder één hoofd. Toelating van een achtste denominatie leidt tot verdere versnippering.
2. Toelating van de OZI met een eigen hoofdpriester impliceert een verdere uitbouw van (historisch gegroeide) privileges voor christelijke denominaties, die drie hoofden toegekend zouden krijgen waar andere wereldreligies elk één hoofd kregen.
3. Toelating schept een precedent voor eventuele toekomstige aanvragen, waarmee voortgaande fragmentarisering bevorderd zou worden, des te meer omdat er geen beleid is waarin indicatoren zijn opgesteld waaraan een aanvraag dient te voldoen.
Ter advisering van de Minister schetsen wij vier opties op het operationele niveau van de DGV/DJI bij (voorlopige) erkenning van de OZI als eigenstandige ZI. Uit deze vier opties kan de Minister volgens onze verkenning kiezen bij het nemen van de beslissing over al dan niet toelaten van een aparte Orthodoxe denominatie op het niveau van de DGV/DJI (zie hoofdstuk 4). In alle opties is het recht van gedetineerden op traditie-specifieke geestelijke verzorging gewaarborgd.
Validiteit van de criteria voor de erkenning van Zendende Instanties
Tenslotte kunnen wij het volgende meegeven aan de Minister over de bruikbaarheid van de criteria die eerder zijn gehanteerd voor de erkenning van de drie laatst bijgekomen Zendende Instanties. De criteria waarmee de Zendende Instanties van moslims, boeddhisten en hindoes in de afgelopen jaren zijn beoordeeld, vormen in beginsel goede indicaties om kwaliteit en representativiteit te beoordelen.
Echter, in het huidige stelsel van DJI betekent het voldoen aan de vier criteria voor erkenning als formele Zendende Instantie niet automatisch dat deze ZI ook toegelaten dient te worden als denominatie op het
niveau van de DGV. Het faciliteren van het grondwettelijke recht op traditie-specifieke religieuze of levensbeschouwelijke geestelijke verzorging is immers reeds geborgd. Tevens wordt in de vier criteria geen onderscheid gemaakt tussen nieuw bijkomende en zich afsplitsende religieuze en levensbeschouwelijke organisaties. Op dit moment is er geen formele limiet op het maximale aantal Zendende Instanties die tevens gesprekspartners voor de Minister zijn. Het uitsluitend voldoen aan de gehanteerde criteria gaat voorbij aan twee vragen. De eerste vraag gaat aan eventuele erkenning vooraf. Nagegaan moet worden of het recht van gedetineerden op geestelijke verzorging in hun eigen religie of levensbeschouwing beter geborgd zal zijn met een formele erkenning als Zendende Instantie dan in de vigerende situatie zonder formele erkenning als ZI. Om deze vraag te beantwoorden is – voor wat betreft de OZI – in hoofdstuk 2 inzicht gegeven in de huidige constructie. De tweede vraag betreft de consequenties van eventuele erkenning. Is het wenselijk om nieuwe denominaties onbeperkt toe te laten zodra ze voldoen aan de vier hoofdcriteria, waarmee in theorie een oneindig aantal denominaties zou kunnen worden toegelaten? De consequenties van deze vraag op het operationele niveau hebben we in hoofdstuk 4 verder uitgewerkt. Door het verhelderen van zulk onderscheid in beleid, kunnen precedentwerking en een schijn van privilegiëring alsook verdere versnippering voorkomen worden.
We adviseren tevens om bij toekomstverkenningen steeds te blijven kijken welke maatregelen ter versterking van hun toekomstbestendigheid disciplines als Politie en Zorg hebben genomen; daarbij dient speciale aandacht besteed te worden aan de vraag of en zo ja, hoe ook de snel groeiende RING-GV als bevoegdheid-verlenende instantie in het stelsel geïntegreerd kan worden (zie 5.2). We adviseren de Minister zulke verkenningen - zeker als er sprake is van een eventuele stelselwijziging – te doen in samenspraak met alle voorzitters van de Zendende Instanties, inclusief de bestuurders van de OZI en de voorzitter van de RING-GV. Voor dit proces dient ruim voldoende tijd te worden genomen om zo voldoende draagvlak te creëren.
1. Lijst met begrippen
2. Kaderstelling – bepalingen ambtelijke en ambtenaarlijke integriteit
3. Topic list interviews met sleutelinformanten
4. Input klankbordgroep
5. Bestuursstatuut OZI
6. Samenwerkingsovereenkomst OZI
7. P.M. art. 24
Denominatie = religieuze of levensbeschouwelijke organisatie. Binnen de Dienst Geestelijke Verzorging van DJI wordt de term denominatie gebruikt om een religieuze stroming of levensbeschouwing aan te duiden.
Zendende Instantie (ZI) = door de overheid erkende vertegenwoordigende instantie van een denominatie.
Bevoegd gezag = het hoofd van de Dienst Justitiële Inrichtingen namens de Minister van Justitie of de Directeur van de Dienst Geestelijke Verzorging namens de Minister van Justitie.
Hoofd denominatie = de eindverantwoordelijke voor de inhoud van de geestelijke verzorging van een denominatie
Geestelijk verzorger = een geestelijk verzorger in dienst van de Dienst Geestelijke Verzorging of op declaratiebasis voor deze Dienst werkzaam.
Zendingsbrief = persoonlijke brief van een Zendende Instantie aan een persoon verklarende, dat hij of zij namens die instantie beschikt over de zendingsopdracht tot geestelijke verzorging in justitiële inrichtingen.
DGV = Dienst Geestelijke Verzorging bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid
DJI = Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid
CIO = Interkerkelijk Contact in Overheidszaken
ICJ = Interkerkelijk Comité Justitie (ICJ)
OZI = Orthodoxe Zendende Instantie.
OKIN = Stichting Orthodoxe Kerk in Nederland, geleid door Metropoliet Athenagoras
SOKIN = Stichting Samenwerkende Orthodoxe Kerken in Nederland, geleid door Bisschop Xxxxxx
Bijlage 2 Kaderstelling – bepalingen ambtenaarlijke en ambtelijke integriteit
3.1 Ambtenaarlijke Integriteit
a. De geestelijk verzorger werkzaam bij de DGV is als ambtsdrager in dienst bij de rijksoverheid en is dus tevens rijksambtenaar. Ambtenaren dienen de publieke zaak en daar hoort een bepaalde houding bij. Deze houding is samen te vatten met een aantal kernwoorden:
● a- Respectvolle bejegening
a. Een respectvolle houding komt onder andere tot uiting in collegialiteit, teamgeest, openheid, klantgerichtheid, het respect tonen voor individuele verscheidenheid en het nastreven van correcte omgangsvormen. In de bejegening naar een ander dient men zich daarom te onthouden van gedragingen en uitingen als beledigingen, discriminatie, seksuele intimidatie, pesten of ander gedrag dat als kwetsend of bedreigend kan worden ervaren.
● b- Onpartijdigheid
a. Omdat een ambtenaar het algemeen belang vertegenwoordigt moet erop vertrouwd kunnen worden dat de ambtenaar onbevooroordeeld en onpartijdig zijn functie vervult.
● c- Zorgvuldigheid
a. Van de ambtenaar wordt zorgvuldigheid verwacht met betrekking tot al zijn handelen in relatie tot mensen en goederen, die aan hem zijn toevertrouwd.
● d- Betrouwbaarheid
a. Betrouwbaarheid betekent dat gemaakte afspraken of toezeggingen worden nagekomen of waargemaakt. Het
bovenstaande is samen te vatten met het woord ‘integriteit’. Integriteit gaat verder dan de muren van de inrichting en blijkt in de dagelijkse praktijk vooral uit de manier waarop 1- de ambtenaar zijn werk doet (geheimhoudingsplicht) en daarbij omgaat met 2- anderen (relaties), 3- nevenwerkzaamheden, andermans spullen (4- giften/geschenken en 5- faciliteiten) en 6- misstanden.11
● 3.1.1. Geheimhoudingsplicht
a. Met het oog op betrouwbaarheid en vertrouwelijkheid zijn de (rijks)ambtenaar als uitvoerder van overheidsbeleid beperkingen opgelegd die in beginsel te vinden zijn in art. 125a Ambtenarenwet.12 Het artikel stelt dat de ambtenaar geen uitingen mag doen, waarvan redelijkerwijs is te verwachten dat ze zijn functie of zijn dienstonderdeel schaden. Dit artikel committeert de rijksambtenaar nadrukkelijk tot een consciëntieuze en ijverige uitoefening van zijn functie.
● 3.1.2. Relaties
a. Van ambtenaren wordt een respectvolle bejegening jegens anderen verlangd. Naast het achterwege laten van de strafrechtelijk verboden uitingen of gedragingen (zoals beledigingen, discriminatie of seksuele intimidatie) maakt het feit dat het werk van de geestelijke verzorging gebaseerd is op vertrouwen de respectvolle bejegening van anderen des te meer tot een noodzakelijkheid. De geestelijk verzorger eerbiedigt derhalve zowel de fysieke als geestelijke integriteit van de ander. Hij maakt geen misbruik van de kwetsbaarheid van de ander en gaat geen relaties aan die de onafhankelijkheid en zelfstandigheid van de betrokkenen schade toebrengen. De geestelijk verzorger draagt er zorg voor dat een werkrelatie niet overgaat in een privérelatie. Kortom, de geestelijk verzorger weet zich verantwoordelijk voor de bewaking van de grenzen in zijn contact met anderen.
b. 3.1.3. Nevenwerkzaamheden
c. Ter voorkoming van belangenverstrengeling is de ambtenaar verplicht opgave te doen bij het hoofdbureau van DGV van nevenwerkzaamheden, die hij verricht of voornemens is te gaan verrichten en die de belangen van de dienst voor zover deze in verband staan met zijn functievervulling, kunnen raken. Iedere schijn van belangenverstrengeling moet voorkomen worden.
d. 3.1.4. Giften en geschenken
e. Een gift of geschenk ontvangen gedurende de uitoefening van de functie kan velerlei vormen aannemen (fles wijn, etentje, uitnodiging voor een gelegenheid) en kan leiden tot verwachtingen aan de kant van de gever/schenker. Het is daarom raadzaam voor aanname van een gift/geschenk daarvan melding te maken bij het denominatieve hoofd. Bij twijfel dient altijd contact te worden opgenomen. Voor daadwerkelijke aanname is toestemming nodig van het denominatieve hoofd. De waarde van een gift/geschenk dient in elk geval de waarde van 45 euro niet te overschrijden. Verder mag een gift/geschenk niet op het thuisadres ontvangen worden.
● 3.1.5. Gebruik van faciliteiten
a. De ambtenaar dient zorgvuldig met de door de dienst verstrekte middelen om te gaan. Behalve financiën, apparatuur, kantoorartikelen en voertuigen behoren ook nadrukkelijk intranet-, e-mail- en internetvoorzieningen daartoe. Aangezien dit publieke middelen zijn, mogen deze enkel worden gebruikt voor het doel waartoe zij zijn verstrekt. Het gebruik van deze faciliteiten is in aanwezigheid van een ingeslotene niet toegestaan.
● 3.1.6. Misstanden
a. Van een ambtenaar wordt verwacht dat hij bij kennisname van een (vermeende) misstand binnen de organisatie daarvan melding maakt.15 Een misstand betreft “een grove schending van wettelijke voorschriften of beleidsregels, een groot gevaar voor de gezondheid, de veiligheid of het milieu, dan wel een zeer onbehoorlijke wijze van functioneren, die het goed functioneren van de openbare dienst in gevaar kan brengen.”16 Een misstand kan dus feitelijk of vermoed zijn, waarbij het vermoeden zich op redelijke gronden moet kunnen baseren.
3.2 Ambtelijke integriteit [17]
a. Naast wat hierboven reeds over integriteit is gesteld, gelden voor de geestelijk verzorger nog extra wettelijke bepalingen namelijk 1- de door de wet beschermde geheimhoudingsplicht van geestelijk ambtsdragers en 2- het daaraan gekoppelde wettelijke verschoningsrecht.
● 3.2.1. Ambtsgeheim
a. De geestelijk verzorger is naast ambtenaar ook geestelijk ambtsdrager. Geestelijke ambtsdragers zijn krachtens hun ambt en functie tot geheimhouding verplicht. Deze plicht komt op twee manieren tot uiting a- in een bijzondere positie in het Nederlands (straf)recht en b- in de
b. rechtsorde geldend binnen de Zendende Instanties van de geestelijk verzorger.
c. 3.2.1.1. Nederlands (straf)recht
● Geestelijk verzorgers onderhouden als zorg- of hulpverlener vertrouwensrelaties met personen en zijn daarmee gebonden aan een wettelijke geheimhoudingsplicht.18 De geheimhoudingsplicht betreft ook informatie die men heeft gezien, xxxxxxx, gezegd, geroken en wat daarmee samenhangt (bv een brief of foto’s), en verder alle verkregen informatie over derden. De geheimhoudingsplicht omvat dus gesprekken (ook telefonische), post en e-mailverkeer, gespreksaantekeningen en dossiers. Het is goed er hier op te wijzen dat de geheimhoudingsplicht ook tot gevolg heeft dat de geestelijk ambtsdrager niet per definitie gehouden is aan de wettelijke meldingsplicht van misdrijven.19 (Zie ook 3.2.2.)
b. 3.2.1.2. Interne orde van Zendende Instanties
● De principes betreffende de vrijheid van godsdienst of levensovertuiging en de scheiding tussen Kerk en Staat zijn meebepalend voor de positie van de geestelijk ambtsdrager als geheimhouder en verschoningsgerechtigde. In beginsel zijn disciplinaire maatregelen op dit terrein daarom ook een zaak
tussen de Zendende Instantie en haar ambtsdrager. Het is in brede kring aanvaard dat zonder toestemming van de ingeslotene de zwijgplicht doorbroken mag worden bij informatie van dreigend delict, noodtoestand of overmacht. Als criteria hierbij dienen:
● - er is alles gedaan om de toestemming van de ingeslotene te krijgen;
● - handhaving van de zwijgplicht levert voor de ingeslotene of derden ernstige schade op
● - zwijgen brengt de geestelijk verzorger in gewetensnood
● - doorbreking van de zwijgplicht is enige oplossing
● - deze doorbreking beperkt of voorkomt schade
● - de doorbreking is minimaal en
● - de ingeslotene wordt erover geïnformeerd.
● Uiteindelijk blijft het altijd de individuele afweging van de geestelijk verzorger zelf wat hij in een concrete situatie wil en kan prijsgeven aan informatie. Bij toetsing achteraf kan dat mogelijkerwijs echter strafbaar worden geacht (intern, door de Zendende Instantie of door de rechter).
● 3.2.2. Verschoningsrecht21
a. Geestelijk verzorgers vallen volgens de Nederlandse rechtsleer en rechtspraak onder de klassieke verschoningsgerechtigden. Het verschoningsrecht is het recht om af te zien te getuigen voor de rechter. De verschoningsgerechtigde moet wel voor de rechter verschijnen en hoeft niet door de rechter op zijn verschoningsrecht gewezen te worden. Als het beroep op het verschoningsrecht niet door de rechter wordt erkend, is het uitgangspunt zo terughoudend mogelijk te antwoorden, omdat de geheimhoudingsplicht blijft bestaan.
● naast de 7 taken die een GV’er uitvoert bestaan de werkzaamheden van de GV’er uit zgn. overhead factoren:
● opleiding en deskundigheidsbevordering;
● functioneel overleg;
● werkzaamheden m.b.t. vrijwilligers en
● overige.
● Uitgegaan wordt van een 80-20 verhouding tussen diensten en overhead factoren. De verrichte werkzaamheden worden door iedere geestelijk verzorger geregistreerd in de daarvoor bestaande rapportageformulieren van de zogeheten Viermaandrapportage (VMR). Deze VMR is verplicht met het oog op verantwoording en beleidsvorming op landelijk niveau. De geestelijk verzorger levert verder via zijn adviesfunctie een actieve bijdrage aan een zo humaan mogelijk leefklimaat binnen de inrichting waar hij werkzaam is middels gevraagd en ongevraagd advies aan de directie betreffende de humane ten uitvoerlegging van de detentie.
Bijlage 3: Topic list interviews sleutelinformanten
1 | Werking van de O-GV in de context van de DGV (aantallen, taken, uitdagingen etc.) |
2 | Aansluiting van O-VG-ers bij ingeslotenen |
3 | Representativiteit van de OZI |
4 | Effectiviteit van de OZI |
5 | Duurzaamheid van de OZI |
6 | Stabiliteit van de OZI als orgaan |
7 | Toegankelijkheid van de OZI voor nieuwe leden |
8 | De werking van het bestuur van de OZI |
9 | Kwaliteit van O-GV(-ers) |
10 | Beschikking over een universitaire opleiding voor Orthodoxe geestelijke verzorging in Nederland (soort aanbod, aantal studenten, toekomstbestendigheid) |
11 | Toelating van XXX als achtste denominatie |
12 | Ideaalplaatje |
Bijlage 4 Input klankbordgroep
De voorzitters van de Zendende Instanties betrokken bij de geestelijke verzorging van DJI zijn per brief
d.d. 19 februari 2021 gevraagd om ieder één vertegenwoordiger af te vaardigen naar de klankbordgroep. De klankbordgroep is drie maal in een Zoom meeting bij elkaar gekomen om hun kennis en ervaring in te brengen ten aanzien van de aanvraag van de OZI om een achtste denominatie te vormen binnen de Dienst Geestelijke Verzorging van DJI, alsook de vraag van de Minister of het huidige stelsel van denominaties nog werkbaar is met meer dan zeven denominaties of dat een stelselwijziging nodig is om adequaat geestelijke verzorging te faciliteren binnen DJI in geval van erkenning/toelating23 van nieuwe Zendende Instanties en/of denominaties. De eerste bijeenkomst op 25 maart 2021 had een oriënterend karakter, de tweede bijeenkomst op 15 april 2021 was systematisch van opzet, de derde bijeenkomst op 11 mei 2021 was reflectief van aard.24
Deelnemers klankbordgroep waren:
Vanuit de Zendende Instanties:
- Xxxxxxx Xxxxxxx, plaatsvervangend voor Driss el Boujoufi (Islam)
- Xxxxxxx Xxxxxxxxxx (Jodendom)
- Xxxx xxx Xxxx (Rooms-katholicisme)
- Xxxx Xxxxxxxxxxxx en Guan Her NG (Boeddhisme)
- Xxxxxx Xxxxxxxxxxxxxxx (Hindoeïsme)
- Xxxx Xxxxxxx (Humanisme)
- Xxx Xxxxxx (voorzitter ICJ)
Vanuit de Dienst Justitiële Inrichtingen:
- Xxxxx Xxxxx, Vestigingsdirecteur Penitentiaire Inrichting Achterhoek
- Xxxxxx xxx Xxxx, Accountmanager Divisie Gevangeniswezen Oost Nederland (Divisie Gevangeniswezen en Vreemdelingenbewaring (GW/VB) en Divisie Forensische Zorg en Justitiële Jeugdinrichtingen (ForZo/JJI)
Input van de klankbordgroep puntsgewijs samengevat: |
De grondslagen van de Dienst Geestelijke Verzorging |
23 Om verwarring te voorkomen, gebruiken we de term 'erkenning' als het om een Zendende Instantie gaat, en de term 'toelating' als het om een denominatie gaat.
24 In verband met een lopende bestuurswisseling waren bij twee bijeenkomsten twee vertegenwoordigers vanuit de BZI aanwezig. Het bestuurslid van het CMO heeft zich laten vervangen door het Hoofd Islamitische Geestelijke Verzorging.
De zes grondslagen van de Dienst Geestelijke Verzorging (vastgesteld in MT maart 2008) bieden een duidelijk en werkbaar xxxxx. Xx kan wel een verschil in gradaties in de grondslagen worden aangebracht, waarbij het model van duaal en paritair bestuur (scheiding van kerk en staat) en het loyaal uitvoeren van wet- en regelgeving fundamenteel zijn. |
Evaluatie huidige situatie t.a.v. Orthodoxe geestelijke verzorging aan ingeslotenen |
Aan het wettelijke recht op Orthodoxe geestelijke verzorging wordt momenteel volledig voldaan. Het aanbod van GV voldoet aan art. 41 PBW. |
De klankbordgroepleden benadrukken dat zij geen klachten kennen over de kwaliteit en de kwantiteit van de huidige Orthodoxe geestelijke verzorging aan ingeslotenen. |
De zending voor de Orthodoxe geestelijk verzorgers loopt via de ICJ en dit werkt goed in de praktijk. |
Verbeteringen in de operationele uitvoering zijn denkbaar. Binnen ICJ en door de Hoofdpredikant wordt met de OZI hard en in harmonie bijvoorbeeld op het gebied van de opleiding gewerkt. Ook andere verbeteringen, zoals op het gebied van de opleiding kunnen in de huidige structuur plaatsvinden. |
De aanvraag van de OZI om toegelaten te worden als achtste denominatie |
Een toelating als achtste denominatie zou een breuk betekenen met het sinds 2006 ingezette beleid ten aanzien van erkenning van nieuwe Zendende Instanties waarbij respectievelijk de islamitische, boeddhistische en hindoe geloofsgemeenschappen ieder in één samenwerkingsverband voldoende representatief en effectief dienden samen te werken om erkend te worden als Zendende Instanties, waarbij ieder één hoofd kreeg in de DGV. Bovendien zou het toelaten van een afsplitsing van (nog) een christelijke stroming voor de drie laatst bijgekomen denominaties gezien kunnen worden als ‘meten met twee maten’. |
Een eventuele formele erkenning door de Minister van de OZI als Orthodoxe Zendende Instantie, betekent niet per se dat er ook een achtste denominatie moet komen. |
Een toevoeging van een nieuwe denominatie met een eigen hoofd komt niet ten goede aan de operationele werkbaarheid van de organisatie op managementniveau en op P.I.-niveau. Er is ook geen verbetering op het P.I.-niveau te verwachten. Het leidt operationeel tot extra bureaucratie, kosten en inefficiënte versplintering (geen verrijking of verbreding) en niet tot kwaliteitsverbetering. Voor gedetineerden en voor P.I.-personeel kan een toevoeging leiden tot minder herkenbaarheid (extra aanspreekpunt). Op termijn kan een complexere managementstructuur een eventuele toekomstige bezuinigingsdruk versterken. |
Het eventuele toelaten van deze afsplitsing roept de vraag op hoe gelijke behandeling van andere (verzoeken tot) afsplitsingen kan worden gewaarborgd. Tevens roept het de vraag op of nieuwe religieuze of levensbeschouwelijke tradities (dan nog) verplicht kunnen worden om aan te sluiten bij bestaande denominaties om zo de kwaliteit en operationele werkbaarheid hoog te houden. |
Het stelsel is niet opgericht ter emancipatie van geloofsgemeenschappen of levensbeschouwelijke organisaties, maar ter realisatie van het recht op geestelijke verzorging van ingeslotenen. |
De vraag naar de werkbaarheid van het stelsel met meer dan zeven denominaties |
De klankbordgroep stelt dat het momenteel de voorkeur verdient om het huidige stelsel bestuurlijk intact te houden (zeven denominaties behouden). Verbeteringen kunnen waar nodig plaats vinden op het niveau van de werkwijze en uitvoering, zoals dat ook sinds de invoering heeft plaatsgevonden. Daarbij betreft het alleen aanpassingen indien die objectief nodig, wenselijk, uitlegbaar, begrijpelijk zijn en wanneer hier voldoende draagvlak voor is. Bij evaluatie van de werking en verbeteringen binnen het huidige stelsel zijn de volgende aandachtspunten genoemd (?): - in hoeverre kunnen gedetineerden in het huidige stelsel “bricoleren”, hoe sluit het aan bij ‘multiple belonging’ en mensen die niet geloven, en in hoeverre is integraal werken (grondslag C) daar de optimale oplossing voor?; |
- hoe kun je de levensbeschouwelijke diversiteit binnen de inrichtingen optimaal organiseren?; - hoe kan het denominationele aanbod aansluiten op de – veranderende - vraag van gedetineerden, zonder vooral aanbodgericht te zijn?; - in hoeverre voldoet de huidige bedrijfsvoering ten aanzien van de personele inzet die nodig is om de zeven diensten in de praktijk uit te voeren?; - de behoefte van gedetineerden zou ook kwalitatief onderzocht dienen te worden en niet alleen met een survey, intake en/of voorkeurspeiling. Bij dit alles dient aangetekend te worden dat de gedetineerdenpopulatie geen directe afspiegeling is van de Nederlandse bevolking waar de ontwikkelingen in het levensbeschouwelijke, culturele en etnische landschap andersvormig zijn. |
De Orthodoxen organiseren hun zending via de ICJ. Het is aan de ICJ en de Orthodoxen om het met elkaar eens te worden hoe de operationele werking adequaat te organiseren. |
De vraag van de Minister naar nut en noodzaak van eventuele stelselwijziging bij toelating van meer dan zeven denominaties |
Voor de vraag van de Minister of er een stelselwijziging nodig is om adequaat geestelijke verzorging te faciliteren en vooral over hoe dit er dan uit zou moeten zien, is meer en apart overleg noodzakelijk met een breder verband en in meer overleg met de ZI’s, omdat de consequenties hen dan ook aangaan. De klankbordgroepleden menen dat er nu geen stelselwijziging nodig is: gedetineerden en DGV zijn tevreden. Wel dienen de ZI’s onderling hun werkwijze te evalueren (zie hiervoor bij de vraag naar werkbaarheid). Indien de Minister een stelselwijziging wil verkennen: De Minister zou dit gesprek met de bestuurders dienen te voeren. Ook is dan een andere opzet nodig voor het overleg dan via een klankbordgroep die een beperkt aantal keren samenkomt. Een eventuele stelselwijziging zou uitsluitend de uitkomst moeten zijn van een brede evaluatie bij Minister, ZI’s, DGV, GV’ers, DJI, Inrichtingen en doelgroep. |
Bijlage 5: Bestuursstatuut OZI
Bestuursstatuut Orthodoxe Zendende lnstantie (OZI)
Artikel 1. Algemeen
1. Het bestuursstatuut geeft in aanvulling op de samenwerkingsovereenkomst d.d. 16 december 2018, overeengekomen tussen Stichting "Orthodoxe Kerk in Nederland (OKIN) en Stichting Samenwerkingsverband van Oriëntaals Orthodoxe kerken in Nederland
(SOKIN), regels met betrekking tot de interne aangelegenheden van de Orthodoxe
Zendende lnstantie (hierna te noemen: "de OZI"). Deze regels dienen door het bestuur en de bestuurssecretarissen van de OZI te worden nageleefd.
2. De OZI is geen rechtspersoon.
3. De overeenkomst, getekend op 16 december 2018 tussen de voorzitters van OKIN en SOKIN vormt de grondslag van dit statuut.
4. OKIN en SOKIN benoemen ieder uit hun midden een bestuurder voor de OZI. Zij vormen samen het bestuur van de OZI en worden hierna ook aangeduid met "het bestuur".
5. De OZI wordt ondersteund door twee ambtelijk secretarissen.
6. Het officiële postadres van de OZI is dr. Xxxxxxxxxxxx 0 xx Xxx Xxxx.
7. De OZI heeft geen eigen bankrekening.
Artikel 2. Besluitvorming bestuur
1. Het bestuur houdt toezicht op de gebieden die onder het gezag van de OZI ingevolge artikel 3 van de overeenkomst d.d.16 december 2018 vallen. Deze gebieden worden in artikel 4 nader uitgewerkt.
2. Het bestuur vergadert zo vaak als een van de beide bestuursleden wenst, en ten minste tweemaal per jaar. De vergaderingen worden gepland in overleg met de bestuurssecretarissen. Vergaderen kan ook telefonisch of per videoconferentie.
3. De besluitvorming is op basis van consensus. Elk lid van het bestuur heeft een stem. Bestuursbesluiten dienen derhalve unaniem te worden genomen door de beide bestuurders.
4. Het bestuur is zich bewust van zijn verantwoordelijkheid, maatschappelijke positie en voorbeeldfunctie en zal uit dien hoofde geen handelingen verrichten of nalaten die het belang of de reputatie van de OZI schaden. Het bestuur bevordert dat medewerkers van de OZI zich eveneens naar deze norm gedragen.
Artikel 3. Taken en bevoegdheden bestuurssecretarissen
1. Het bestuur wordt ondersteund door twee bestuurssecretarissen, waarvan een door OKIN wordt benoemd en een door SOKIN.
2. De bestuurssecretarissen maken geen deel uit van het bestuur.
3. De bestuurssecretarissen bereiden de vergaderingen en besluiten van het bestuur voor.
4. De bestuurssecretarissen krijgen een beperkt mandaat voor het zelfstandig afhandelen van de onderstaande werkzaamheden:
- het voeren van correspondentie, gebruikmakend van het emailadres xxx@xxxxxxxx.xx of een andere officiële mailbox met extensie xxxxxxxx.xx;
- het houden van toezicht op de website xxx.xxxxxxxx.xx.
- contact onderhouden en overleg voeren met de Hoofdpriesters bij de relevante overheidsdiensten en met de rector van Sint lrenaeus Orthodox Theologisch lnstituut (hierna: "St lrenaeus") .
5. De bestuurssecretarissen, of een van hen, kunnen het bestuur bij overleggen en aangelegenheden vertegenwoordigen op verzoek van het bestuur.
6. De bestuurssecretarissen worden in voorkomende gevallen administratief ondersteund bij hun werk door het secretariaat van St lrenaeus dat ook de website xxx.xxxxxxxx.xx beheert.
Artikel 4. Taken en bevoegdheden van het bestuur
1. De OZI houdt toezicht op de navolgende aandachtsgebieden:
a. de Orthodoxe geestelijke verzorging binnen het Ministerie van Justitie en Veiligheid;
b. de Orthodoxe geestelijke verzorging binnen het Ministerie van Defensie;
c. het Orthodox theologisch onderwijs verzorgd door St lrenaeus
2. De OZI kan voorts toezicht houden op andere landelijke taken die een pan-Orthodoxe benadering vereisen en niet op het niveau van OKIN, SOKIN of een diocees belegd kunnen worden.
3. De OZI neemt deel aan het jaarlijks overleg dat de Minister heeft met de zendende instanties en aan eventuele andere overleggen.
4. De OZI draagt kandidaten voor de functie van Hoofdpriester voor en benoemt de bestuursleden van St lrenaeus.
Artikel 5. Benoeming en taken Hoofdpriester
1. De OZI draagt een Hoofdpriester voor en stelt een zendingsbrief op. Ten aanzien van de benoeming en ontslag van de Hoofdpriester worden de Richtlijnen ten behoeve van de aanstellingsprocedures voor de Dienst Geestelijke Verzorging bij de Dienst Justitiële lnrichtingen, respectievelijk Richtlijnen zoals die gelden bij het Ministerie van Defensie, in acht genomen.
2. De Hoofdpriester draagt kandidaten voor de functie van geestelijke verzorger voor met inachtneming van de Richtlijnen ten behoeve van aanstellingsprocedures voor de Dienst Geestelijke Verzorging bij de Dienst Justitiële lnrichtingen, respectievelijk Richtlijnen zoals die gelden bij het Ministerie van Defensie.
3. In de gevallen van lid 1 en 2 stelt de OZI een zendingsbrief op, na raadpleging van de bisschop waar de betreffende kandidaat onder valt.
Artikel 6. Benoeming en taken bestuur St lrenaeus
1. De OZI benoemt het bestuur van St lrenaeus, voor zover van toepassing in overleg met de bisschop waar de betreffende bestuurskandidaat onder valt.
2. De oprichtingsstatuten van St lrenaeus dienen door de OZI te worden goedgekeurd. Ook eventuele statutenwijzigingen behoeven de goedkeuring van de OZI.
3. Dit bestuur heeft o.a. als taken:
o Het aannemen van nieuw personeel
o Het bepalen van het beleid
o Vaststellen van het curriculum
o Het waken over de doelstellingen
o Het uitvoeren van taken die de overheid oplegt
o Afspraken maken met de huisvestende universiteit
o Het zorgen voor huisvesting en onderwijsmiddelen
o Het beheren van de financiën
o Delegeren van taken aan de rector, die de dagelijkse leiding over St lrenaeus heeft.
3. De OZI heeft jaarlijks overleg met het bestuur van St lrenaeus, ontvangt het jaarverslag en het beleidsplan van het instituut en wordt uitgenodigd voor alle academische aangelegenheden.
4. De voordracht tot aanstelling van de rector en de overige stafleden wordt gedaan door het bestuur van St lrenaeus in overeenstemming met de regels die gelden bij de universiteit en na ontvangst van een zendingsbrief van de OZI.
5. De rector en stafleden komen in dienst bij de universiteit.
6. De OZI is niet verantwoordelijk voor de inhoud van academische artikelen van medewerkers van St lrenaeus.
7. De medewerkers van St lrenaeus hebben wetenschappelijke vrijheid in de uitoefening van hun werkzaamheden.
Artikel 7. Xxxxxxxxx en ontslag
1. De OZI heeft het recht om een zendingsbrief in te trekken indien een van de hierboven benoemde personen die een zendingsbrief hebben ontvangen niet langer voldoet aan de voor de Orthodoxe levensovertuiging noodzakelijk eis van benoembaarheid. De OZI dient het voornemen tot intrekking van de zendingsbrief met redenen omkleed kenbaar te maken aan de betreffende persoon. Deze wordt in de gelegenheid gesteld om zijn/haar zienswijze bij de OZI in te dienen.
2. Pas na ontvangst van de zienswijze van de betreffende persoon en na raadpleging van de bisschop onder wie de betreffende persoon valt zal de OZI een definitieve beslissing nemen over het al dan niet intrekken van de zendingsbrief.
3. Vanaf het moment dat het voornemen van de OZI kenbaar is gemaakt aan de betreffende persoon tot aan het definitieve besluit van de OZI zal de betreffende persoon geschorst worden van zijn/haar werkzaamheden.
Dit bestuursstatuut treedt in werking op 29 oktober 2019
Aldus overeengekomen en in tweevoud ondertekend: te Amsterdam op 28 oktober 2019
Bisschop Xxxxxx, bestuurder [Handtekening in origineel] Metropoliet Athenagoras, bestuurder [Handtekening in origineel]
Bijlage 6: Samenwerkingsovereenkomst OZI
SAMENWERKINGSOVEREENKOMST ORTHODOXE ZENDENDE INSTANTIE
Partijen:
1. Stichting "Orthodoxe Kerk in Nederland - vertegenwoordiging van de Orthodoxe Bisschoppenconferentie in de Benelux"25, hierbij vertegenwoordigd door Metropoliet Athenagoras, hierna te noemen: "OKIN"
en
2. Stichting Samenwerkingsverband van Oriëntaals Orthodoxe kerken in Nederland26, hierbij vertegenwoordigd door Bisschop Xxxxxx, hierna te noemen: "SOKIN",
In overweging nemende dat:
• de eis van Nederlandse rijksoverheid is dat zij samenwerkt met slechts één orgaan dat alle christenen van OKIN en SOKIN in Nederland vertegenwoordigt;
• er een nauwe verwantschap bestaat tussen de Kerken die behoren tot OKIN en SOKIN;
• de term 'Orthodox' in Nederland veelal inclusief wordt gebruikt, dat wil zeggen verwijzend naar leden van OKIN en SOKIN;
• beide denominaties van mening zijn dat pastorale samenwerking mogelijk is met inachtneming van de eigen canonieke grenzen onder de naam "orthodoxe geestelijke verzorging";
• beide denominaties van mening zijn dat gezamenlijk theologisch academisch onderwijs kan worden verzorgd en ontvangen.
Zijn als volgt overeengekomen:
1. OKIN en SOKIN vormen tezamen een commissie Orthodoxe Zendende Instantie (OZI), bestaande uit de voorzitters van beide organisaties.
25 Tot OKIN behoren alle canonieke Orthodoxe kerken met gemeenschappen in Nederland. Dit zijn: Orthodox Exarchaat van Nederland van het Oecumenisch Patriarchaat van Constantinopel, Aartsbisdom der Russisch orthodoxe
kerken in West-Europa (Exarchaat van het Oecumenisch Patriarchaat van Constantinopel), Bisdom van
Den Haag en Nederland van het Patriarchaat van Moskou, Bisdom van West-Europa van het Patriarchaat van Servië, Bisdom van West-Europa van het Patriarchaat van Roemenië, Bisdom van West-Europa van het Patriarchaat van Bulgarije. Gemeenschappen van het Patriarchaat van Antiochië en het Patriarchaat van Georgië in Nederland zijn in oprichting en zullen hierna ook toetreden tot de Bisschoppenconferentie.
26 Xxx xxx XXXXX zijn: Koptisch-Orthodox Bisdom van Nederland, Aartsbisdom van Nederland van de Syrisch Orthodoxe Kerk van Antiochië, Armeens-Apostolische Kerk in Nederland, Ethiopisch-Orthodoxe Tewahido Kerk in Nederland, Eritrees-Orthodoxe Tewahdo Kerk in Nederland.
2. De OZI wordt ondersteund door twee ambtelijk secretarissen, waarvan een door OKIN wordt benoemd en een door XXXXX.
3. De OZI treedt op als zendende instantie inzake Orthodoxe geestelijke verzorging voor alle overheidsinstellingen waarbij zending vanuit een zendende instantie vereist is, alsmede op het gebied van academisch theologisch onderwijs (concreet betreft het de ministeries van Veiligheid en Justitie, Defensie en Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen).
4. De geestelijke verzorging van Orthodoxe gedetineerden wordt gecoördineerd door Orthodoxe hoofden ('hoofdpriesters') bij de relevante overheidsdiensten. De aanstelling van deze hoofdpriesters bij de desbetreffende diensten behoeft de instemming van de OZI.
5. De hoofdpriester bereidt de sollicitatie en aanstelling van orthodoxe geestelijk verzorgers voor volgens de richtlijnen van het desbetreffende ministerie en de OZI. De "zendbrief' voor kandidaten wordt geleverd door de eigen diocesane bisschop. De sollicitatie van kandidaten loopt via de OZI volgens nader vast te stellen richtlijnen.
6. De hoofdpriester coördineert de inzet van de Orthodoxe geestelijk verzorgers en legt verantwoording af aan de overheid en de OZI.
7. De hoofdpriester coördineert de scholing van de Orthodoxe geestelijk verzorgers.
8. De hoofdpriester informeert alle relevante instellingen over het bestaan van Orthodoxe geestelijke verzorging.
9. De Orthodoxe geestelijk verzorgers bieden geestelijke verzorging aan gedetineerden en militairen met een OKIN- en een SOKIN-achtergrond, met uitzondering van die gevallen waar canonieke beletselen dit in de weg staan, zoals de bediening van sacramenten. In deze laatste gevallen zetten de geestelijk verzorgers zich in voor de bediening van sacramenten door een geestelijke uit de eigen denominatie van de betreffende persoon.
10. De hoofdpriester streeft onder supervisie van de OZI naar een redelijk evenwicht tussen de wens van gedetineerden of militairen om geestelijke verzorging uit eigen traditie te ontvangen en de eis van de overheid om bij de inzet geen onderscheid te maken naar etnische achtergrond.
11. De hoofdpriester zorgt onder supervisie van de OZI ervoor dat de lijst met geestelijk verzorgers een redelijke afspiegeling is van het aantal OKIN- en SOKIN-pastoranten, in het besef dat deze afspiegeling nooit volledig kan en hoeft te zijn. Op basis van de schatting ten tijde van de ondertekening van deze overeenkomst van het aantal mensen
in Nederland met een Orthodoxe achtergrond is het uitgangspunt de volgende verdeling: OKIN 2/3 en SOKIN 1/3. Nader wordt vastgesteld hoe op gezette tijden deze verdeling eventueel kan worden bijgesteld.
12. De uitvoering van deze overeenkomst wordt jaarlijks door partijen geëvalueerd.
13. Bij meningsverschillen komen partijen bijeen met het doel om tot overeenstemming te komen. Mocht hierbij geen oplossing worden gevonden, kan de overeenkomst door elke partij worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden.
14. Partijen zijn gehouden om bij opzegging alle betrokken instanties hiervan zo spoedig mogelijk op de hoogte te stellen.
15. Alle lidkerken van OKIN en SOKIN ontvangen een afschrift van deze overeenkomst.
Aldus overeengekomen en in tweevoud ondertekend op 16 december 2018 te Rotterdam
[handtekening in origineel] [handtekening in origineel]
SOKIN OKIN
Bisschop Xxxxxx, voorzitter Metropoliet Athenagoras, voorzitter
Bijlage 7: Art 41 PBW en Art 24 t/m 27 PM
Penitentiaire beginselenwet Art. 41
0.Xx gedetineerde heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden en te beleven.
2. De directeur draagt zorg dat in de inrichting voldoende geestelijke verzorging, die zoveel mogelijk aansluit bij de godsdienst of levensovertuiging van de gedetineerden, beschikbaar is.
3. De directeur stelt de gedetineerde in de gelegenheid op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen:
a. persoonlijk contact te onderhouden met de geestelijke verzorger van de godsdienst of levensovertuiging van zijn keuze, die aan de inrichting is verbonden;
b. contact te onderhouden met andere dan de onder a genoemde geestelijke verzorgers volgens artikel 38 [PBW];
c. in de inrichting te houden godsdienstige of levensbeschouwelijke bijeenkomsten van zijn keuze bij te wonen. Artikel 23 [PBW] is van overeenkomstige toepassing.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld ten aanzien van de beschikbaarheid van de geestelijke verzorging. Deze regels hebben betrekking op de verlening van geestelijke verzorging door of vanwege verschillende richtingen van godsdienst of levensovertuiging, op de organisatie en de bekostiging van de geestelijke verzorging en op de indienstneming van geestelijke verzorgers bij een inrichting.
Penitentiaire maatregel Art. 24 t/m Art. 27 (hoofdstuk 6)
Artikel 24
1 Bij het Ministerie van Justitie en Veiligheid zijn een hoofd boeddhistische geestelijke verzorging, een hoofd hindoeïstische geestelijke verzorging, een hoofd islamitische geestelijke verzorging, een hoofdrabbijn, een hoofdpredikant, een hoofdaalmoezenier en een hoofd humanistische geestelijke verzorging aangesteld. Zij treden op als vertegenwoordiging van de Zendende Instantie en dienen Onze Minister gevraagd en ongevraagd van advies omtrent de geestelijke verzorging in de inrichtingen.
2 De hoofden zijn in ieder geval belast met het doen van voordrachten voor aanstelling van geestelijk verzorgers behorende tot hun gezindte of levensovertuiging.
Artikel 25
Aan een inrichting zijn geestelijk verzorgers van verschillende godsdiensten of levensovertuigingen verbonden, doch in elk geval geestelijk verzorgers van boeddhistische, hindoeïstische, islamitische, joodse, protestantse en rooms-katholieke gezindte en geestelijk verzorgers van het humanistisch verbond.
Artikel 26
De aanstelling van een geestelijk verzorger van boeddhistische, hindoeïstische, islamitische, joodse, protestantse of rooms-katholieke gezindte of een geestelijk verzorger behorend tot het humanistisch verbond geschiedt door of vanwege Onze Minister op voordracht van de betrokken hoofdgeestelijke, genoemd in artikel 24, eerste lid.
Artikel 27
Een andere geestelijk verzorger dan de in artikel 25 genoemde kan door de directeur toegang worden verleend tot de inrichting. De directeur neemt deze beslissing niet dan na overleg met Onze Minister.
Faculteit Religie en Theologie Vrije Universiteit Xxxxxxxxx Xx Xxxxxxxxx 0000