COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 20 VAN 29 JANUARI 1976 BETREFFENDE DE TOEKENNING VAN EEN DUBBEL VAKANTIEGELD VOOR EEN GEDEELTE VAN
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 20 VAN 29 JANUARI 1976 BETREFFENDE DE TOEKENNING VAN EEN DUBBEL VAKANTIEGELD VOOR EEN GEDEELTE VAN
DE VIERDE VAKANTIEWEEK, GEWIJZIGD DOOR DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMSTEN NR. 20 BIS VAN 3 MAART 1977,
NR. 20 TER VAN 6 APRIL 1982, NR. 20 QUATER
VAN 1 FEBRUARI 1983 EN NR. 20 QUINQUIES
VAN 6 DECEMBER 1983 (1)
------------------------
Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités ; Gelet op punt 2, b) en d) van het Nationaal interprofessioneel akkoord van 10 februari 1975 ;
Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende het toekennen vanaf 1976 van dubbel vakantiegeld tijdens een gedeelte van de vierde vakantieweek, die op 10 april 1975 in de Nationale Arbeidsraad werd gesloten en in het Belgisch Staatsblad van 14 augustus 1975 werd gepubliceerd ;
Hebben de in de Nationale Arbeidsraad vertegenwoordigde interprofessionele organisaties van ondernemingshoofden en van werknemers .....
op 29 januari 1976 een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten, ter vervanging van voornoemde collectieve arbeids- overeenkomst van 10 april 1975.
x x x
Gelet op het koninklijk besluit van 29 december 1976 tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 maart 1965 tot uitvoering van het wetboek van de inkomstenbelastingen, werd, op 3 maart 1977, de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 20 gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 20 bis.
Gelet op de koninklijke besluiten nr. 23 van 23 maart 1982, nr. 158 van 30 december 1982 tot instelling, respectievelijk voor 1982 en vanaf 1983 van een inhouding op een gedeelte van het vakantiegeld der werknemers, werd de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 20 gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 20 ter en 20 quater.
Gelet op het koninklijk besluit nr. 214 van 30 september 1983 tot wijziging o.m. van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers werd de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 20 opnieuw gewijzigd door collectieve arbeidsovereenkomst nr. 20 quinquies van 6 december 1983.
(1) Het dubbel vakantiegeld voor een gedeelte van de vierde vakantieweek is geïntegreerd in het regime van de jaarlijkse vakantie van de werknemers door de programmawet van 30 december 1988 en het koninklijk besluit ter uitvoering hiervan van 1 maart 1989.
HOOFDSTUK I - ALGEMENE BEPALINGEN
Draagwijdte van de overeenkomst
Artikel 1
Deze collectieve arbeidsovereenkomst regelt de tenuitvoerlegging van punt 2, b en d, van het Nationaal Interpro- fessioneel Akkoord van 10 februari 1975 waarbij de uitbetaling vanaf 1976 wordt voorzien van het dubbel vakantiegeld voor de vierde vakantieweek voor een bedrag gelijk aan twee dagen.
Toepassingsgebied
Artikel 2
Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werknemers en op de leerlingen die onderworpen zijn aan de geordende wetten op de jaarlijkse vakantie der werknemers, evenals op de werkgevers die hen tewerkstellen.
Beginsel
Artikel 3
De werknemers en leerlingen die recht hebben op wettelijke vakantie vanaf 1976 kunnen aanspraak maken op de toekenning van de hierna bepaalde bijkomende vakantievergoeding.
HOOFDSTUK II - WIJZE VAN TOEKENNING
Sectie 1 : Stelsel van de handarbeiders en van de leerlingen
Bepaling van het bedrag van de bijkomende vakantievergoeding
Artikel 4
[Het bedrag van het dubbel vakantiegeld voor twee dagen van de vierde vakantieweek is gelijk aan 0,80 % van het totaal van de lonen die als basis dienen voor de berekening van het wettelijk vakantiegeld, wat overeenstemt met [6,09
%] (1) van het bruto belastbaar bedrag van het vakantiegeld.
Dit bedrag wordt bepaald door de werkgever op basis van één of meer betaalbewijzen van één of meer vakantiefondsen die de werknemer ontvangt als wettelijk vakantiegeld] (2).
Toekenningsvoorwaarden
Artikel 5
Het bedrag bedoeld onder artikel 4 wordt aan alle werknemers betaald die de volgende voorwaarden vervullen :
1. recht hebben op een wettelijk vakantiegeld ;
(1) Het oorspronkelijk percentage van 5,8 % werd door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 20 ter van 6 april 1982 vervangen door 5,95 % ; dat werd op zijn beurt vervangen door 6,06 % door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 20 quater van 1 februari 1983 en door 6,09 % door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 20 quinquies van 6 december 1983.
(2) Aldus gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst nr. 20 bis van 3 maart 1977 (artikel 1).
2. op 30 juni van het vakantiejaar verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst voor handarbeiders of door een leerovereenkomst
Bijzondere gevallen
Artikel 6
Kunnen eveneens aanspraak maken op de uitbetaling van het dubbel vakantiegeld voor twee dagen bepaald onder artikel 4 :
1° de werknemers die aan de in littera 1 van artikel 5 gestelde voorwaarde voldoen en zich op 30 juni van het vakantiejaar in een van de volgende toestanden bevinden : de volledige en onvrijwillige werklozen, de gepensioneer- den, de werknemers wier overeenkomst ten einde liep terwijl zij werkonbekwaam waren als gevolg van ziekte, ongeval, arbeidsongeval of beroepsziekte, evenals de werknemers die onder de wapens zijn en die niet meer onder contract zijn, op voorwaarde dat zij in het vakantiejaar werkelijk of daarmee gelijkgestelde arbeidsprestaties hebben geleverd en zij tijdens dat jaar nog niet het voordeel van deze collectieve arbeidsovereenkomst hebben genoten ;
2° de rechtverkrijgenden van een werknemer die tussen 1 januari en 30 juni van het vakantiejaar overleed, wanneer die aan de voorwaarde in littera 1 van artikel 5 heeft beantwoord.
[Commentaar
Artikel 6, 1° is van toepassing op de werknemers die het bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij wet verleende brugpensioen genieten] (1).
Betaalplichtige van de bijkomende vakantievergoeding
Artikel 7
Behoudens andersluidende beslissing van een paritair comité waarbij een andere betaalplichtige wordt aangeduid, is de bijkomende vakantievergoeding verschuldigd door :
- de werkgever die de werknemer tewerkstelt die aan de in artikel 5 bedoelde voorwaarden voldoet ;
- de werkgever die als laatste de in artikel 6 bedoelde werknemer tewerkstelde. Tijdstip van de betaling
Artikel 8
De bijkomende vakantievergoeding moet tegelijk met de eerste loonsuitbetaling na 20 juni van het vakantiejaar worden betaald, voor zover de werkgever op die dag kennis heeft gekregen van het uitbetalingsbewijs op basis waarvan het vakantiegeld wordt berekend. Anders moet de werkgever de vergoeding betalen bij de eerste loonsuitbetaling die volgt op de dag waarop hij kennis heeft genomen van het bedrag van de door het vakantiefonds uitgereikte vakantiebon.
De in artikel 6 beoogde werknemers moeten worden betaald zodra het uitbetalingsbewijs (of de uitbetalingsbewijzen) van het vakantiefonds (of de vakantiefondsen) is (zijn) overhandigd aan de werkgever, en dit vanaf 30 juni van het vakantiejaar.
(1) Nieuwe commentaar (Beslissing van de Raad van 15 juli 1977).
Bijzondere bepaling
Artikel 9
De bepalingen van de artikelen 5 tot 8 zijn volgens aan de sector eigen modaliteiten van toepassing op de handarbeiders van de ondernemingen die van het Nationaal paritair comité voor het bouwbedrijf afhangen, met uitzondering van de ondernemingen die een publiekrechtelijk persoon vormen.
Sectie 2 : Bediendenstelsel
Bepaling van het bedrag van de bijkomende vakantievergoeding
Artikel 10
Het bedrag van het dubbel vakantiegeld voor twee dagen van de vierde vakantieweek is gelijk aan 2/15de van het wettelijk dubbel vakantiegeld waarop de bediende aanspraak kan maken.
Toekenningsvoorwaarden
Artikel 11
Het bedrag bepaald onder artikel 10 wordt aan elke bediende betaald die de volgende voorwaarden vervult :
1. recht hebben op een wettelijk vakantiegeld ;
2. op 30 juni van het vakantiejaar verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst voor bedienden.
Bijzondere gevallen
Artikel 12
§ 1. Hebben eveneens recht op het voordeel voorzien in deze collectieve arbeidsovereenkomst :
1° de bedienden die aan de in littera 1 van artikel 11 gestelde voorwaarde voldoen en zich op 30 juni van het vakantiejaar in een van de volgende toestanden bevinden : de volledige en onvrijwillige werklozen, de ge- pensioneerden, de bedienden wier arbeidsovereenkomst ten einde liep terwijl zij werkonbekwaam waren als gevolg van ziekte, ongeval, arbeidsongeval of beroepsziekte, evenals de bedienden die onder de wapens zijn en die niet meer onder contract zijn, op voorwaarde dat zij in het vakantiejaar werkelijke of daarmee gelijkgestel- de arbeidsprestaties hebben geleverd en zij tijdens dat jaar nog niet het voordeel van deze collectieve arbeids- overeenkomst hebben genoten ;
2° de rechtverkrijgenden van een bediende die tussen 1 januari en 30 juni van het vakantiejaar overleed, voor zover hij vóór zijn overlijden niet het voordeel van deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft genoten.
§ 2. De in § 1, supra bedoelde vergoeding is gelijk aan 0,80 % van het bruto-loon dat de bediende tijdens het vakantie- dienstjaar heeft verdiend, eventueel verhoogd met een fictief loon voor de dagen die met dagen van werkelijke arbeid worden gelijkgesteld.
§ 3. De in § 2 bedoelde vergoeding is eveneens verschuldigd aan de bedienden, wier arbeidsovereenkomst een einde neemt tussen 30 juni en 31 december van het vakantiejaar, die voldoen aan de voorwaarden van artikel 11 en die nog niet het voordeel van deze collectieve arbeidsovereenkomst hebben genoten.
[Commentaar
Artikel 12, § 1, 1° is van toepassing op de werknemers die het bij collectieve arbeidsovereenkomst of bij wet verleende brugpensioen genieten] (1).
Betaalplichtige van de bijkomende vakantievergoeding
Artikel 13
Behoudens andersluidende beslissing van een paritair comité waarbij een andere betaalplichtige wordt aangeduid, is het bij de artikelen 10, 12, § 2, of 12, § 3 supra, bedoelde voordeel verschuldigd door :
- de werkgever die de bediende tewerkstelt die aan de in artikel 11 bedoelde voorwaarden voldoet ;
- de werkgever die als laatste de in artikel 12, § 1, bedoelde bediende tewerkstelde. Tijdstip van de betaling van de bijkomende vakantievergoeding
Artikel 14
De bedragen bedoeld in de artikelen 10 en 12, §§ 2 en 3 worden betaald op het ogenblik dat de toeslag voorzien in artikel 38, 2°, 39, tweede lid en 53, 2°, ofwel het bedrag bepaald in artikel 46 of in artikel 56 van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie der loonarbeiders, wordt uitbetaald, maar ten vroegste op 30 juni.
HOOFDSTUK III - SLOTBEPALINGEN
Artikel 15
Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt van kracht op 1 januari 1976 en is gesloten voor onbepaalde tijd.
Zij kan op verzoek van de meest gerede ondertekenende partij worden herzien of opgezegd met een opzeggingstermijn van zes maanden.
De organisatie die het initiatief tot herziening of opzegging neemt, moet de redenen aangeven en amendementsvoor- stellen indienen ; de andere organisaties gaan de verbintenis aan deze binnen de termijn van één maand na ontvangst in de Nationale Arbeidsraad te bespreken.
x x x
Gelet op artikel 28 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, verzoekt de Nationale Arbeidsraad dat deze overeenkomst door de Koning algemeen verbindend zou worden verklaard.
Gedaan te Brussel, op negenentwintig januari negentienhonderd zesenzeventig.
(1) Nieuwe commentaar (Beslissing van de Raad van 15 juli 1977).