ONDERWIJSOVEREENKOMST VAVO 2021-2022
ONDERWIJSOVEREENKOMST VAVO 2021-2022
Met elke student wordt voor de inschrijving van de opleiding een onderwijsovereenkomst gesloten. In deze overeenkomst staan de algemene rechten en plichten van de betrokken partijen. De bepalingen van deze onderwijsovereenkomst worden hierna weergegeven.
ARTIKEL 1.
De onderwijsovereenkomst als bedoeld in artikel 8.1.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) wordt aangegaan tussen twee partijen, de student, zoals op het inschrijfformulier VAVO onder ‘2. gegevens student’ vermeld staat en het Regionaal Opleidingencentrum Kop van Noord- Holland, hierna genoemd ‘de instelling’. Deze onderwijsovereenkomst heeft betrekking op de opleiding die de student onder ‘1. keuze opleiding’ van het inschrijfformulier heeft aangegeven. De duur van de overeenkomst wordt gelijkgesteld aan de duur zoals bij de intake wordt vastgesteld.
ARTIKEL 2. Inhoud en inrichting van de opleiding en de examenvoorzieningen
De student heeft kennis genomen van de inrichting van de opleiding en de examenvoorzieningen door het bijwonen van voorlichtingsmomenten en/of het Programma van Toetsing en Afsluiting van de opleiding. De instelling stelt het programma van toetsing en afsluiting in de eerste lesweek ter beschikking aan de student.
ARTIKEL 3. Tijdvakken en locaties
1. De instelling maakt roosters en locaties tijdig voor het begin van de lessen aan de student bekend.
2. De student is verplicht de desbetreffende opleidingsactiviteiten volgens de voor hem/haar geldende roosters te volgen.
3. De instelling behoudt zich het recht voor roosters en locaties om organisatorische en/of onderwijsinhoudelijke redenen te wijzigen.
4. De instelling geeft de wijzigingen van roosters en/of locaties tijdig aan de student door.
5. De student dient tijdig, dat wil zeggen voor de aanvang van de desbetreffende opleidingsactiviteit, op de daartoe aangewezen locatie aanwezig te zijn.
ARTIKEL 4. Examinering
1. De instelling verplicht zich het examen, dan wel de onderdelen van het examen aan te bieden. De wijze van examinering is beschreven in het Programma van Toetsing en Afsluiting van de opleiding.
2. De student verplicht zich het examen dan wel de examenonderdelen van de op het inschrijfformulier VAVO onder 1. aangegeven opleiding af te leggen.
3. Op grond van bewijsstukken kan een student vrijstelling krijgen voor een bepaald onderdeel van het examen. De gevallen waarin dat kan en de wijze waarop de vrijstelling aangevraagd moet worden, staan beschreven in het examenreglement behorend bij het Programma van Toetsing en Afsluiting. Het bewijs van de vrijstelling komt in het dossier van de student en de student ontvangt een bewijs van de verkregen vrijstelling. Indien het aan de orde is, wordt op het bewijs ook de duur van de vrijstelling vermeld.
ARTIKEL 5. Begeleiding en voortgang
1. De instelling voorziet in een passende studiebegeleiding, daaronder inbegrepen een regelmatige advisering over de voortzetting van de studie binnen of buiten de opleiding. Het studieadvies wordt op daartoe geëigende momenten aan de student bekendgemaakt.
2. De student is gehouden het studieadvies van de instelling serieus te nemen.
3. De student kan in afwijking van een negatief studieadvies te kennen geven de opleiding niettemin te willen vervolgen. Wanneer binnen een redelijke termijn de student vervolgens tijdens de voortzetting van de studie niet in staat blijkt het overeengekomen
opleidingstraject binnen de gestelde termijn met succes af te ronden, wordt het studieadvies omgezet in een bindend studieadvies. In dit geval wordt de onderhavige onderwijsovereenkomst geacht te zijn geëindigd.
4. Indien naar het oordeel van de instelling de eerder behaalde resultaten in de vooropleiding van de student onvoldoende uitzicht bieden op het halen van het diploma (of de bij de intake bepaalde certificaten) binnen redelijke tijd, kunnen ondersteunende activiteiten worden toegevoegd. Deze activiteiten maken onderdeel uit van de opleiding en zijn gericht op de bevordering van de instroom en het behalen van het diploma of de bij de intake bepaalde certificaten. Deze activiteiten worden vastgelegd in een bijlage bij deze onderwijsovereenkomst.
5. Indien de student een negatief plaatsingsadvies heeft ontvangen maar toch start met de opleiding, dan wordt een bijlage met prestatieafspraken toegevoegd aan deze overeenkomst. In de bijlage wordt ook opgenomen wanneer de prestatieafspraken geëvalueerd worden.
6. De instelling draagt zorg voor studie- en beroepskeuzevoorlichting.
7. De instelling zal ouders en/of verzorgers van een student jonger dan 18 jaar informeren over de studievoortgang of andere relevante zaken.
8. De instelling legt een dossier van de student aan met informatie die van belang is voor de begeleiding en voortgang van het leerproces. De student en in het geval van minderjarigheid de ouder(s)/wettelijk vertegenwoordiger(s) heeft altijd recht op inzage in het eigen dossier.
9. De instelling kan met de student aanvullende maatwerkafspraken maken over extra begeleiding in het kader van passend onderwijs. Deze afspraken worden in een bijlage bij deze onderwijsovereenkomst gevoegd.
10. De student levert de instelling de benodigde informatie over de (mogelijke) extra begeleidingsbehoefte zodat de instelling deze begeleiding – na het maken van de afspraken zoals benoemd in artikel 5 lid 9 – kan bieden. Wanneer blijkt dat de student deze informatie verzwijgt, wordt de extra begeleiding dus niet opgenomen in de bijlage bij deze onderwijsovereenkomst. De instelling hoeft de extra begeleiding dan ook niet te leveren. Als vervolgens tijdens de opleiding blijkt dat de student een extra begeleidingsbehoefte heeft, kan de instelling bepalen of zij hieraan alsnog tegemoet kan komen.
ARTIKEL 6. Wederzijdse inspanningsverplichting
1. De instelling organiseert het onderwijs en de examinering daarvan op zo’n manier dat de student de opleiding redelijkerwijs binnen de gestelde termijn met succes af kan ronden.
2. De student is gehouden zich naar beste vermogen in te spannen de opleiding binnen de gestelde termijn met succes af te ronden. In het bijzonder is de student gehouden daadwerkelijk aan de opleidingsactiviteiten deel te nemen, tenzij dit om zwaarwegende redenen niet van hem/haar gevergd kan worden.
3. De instelling is gehouden uitval van opleidingsactiviteiten naar beste vermogen te voorkomen.
4. Niet genoten opleidingsactiviteiten als gevolg van uitval daarvan, worden door de instelling op een ander tijdstip aangeboden. Dat tijdstip wordt zo mogelijk in overleg met de studenten vastgesteld.
5. De uitval van opleidingsactiviteiten en het opnieuw aanbieden daarvan worden zo spoedig mogelijk aan de studenten bekendgemaakt.
6. De instelling kan aan de student aanvullende eisen stellen met betrekking tot de inspanningsverplichting van de student, bijvoorbeeld op het gebied van aanwezigheid en extra programmaonderdelen. Deze afspraken worden in een bijlage bij deze onderwijsovereenkomst gevoegd.
ARTIKEL 7. Ziekte en afwezigheid
1. Indien de student, anders dan wegens ziekte verhinderd is aan een ingeroosterde opleidingsactiviteit deel te nemen dient hij/zij uiterlijk twee werkdagen voor de desbetreffende opleidingsactiviteit de opleidingsmanager, onder opgave van redenen te verzoeken het verlof te verlenen.
2. Het verlof wordt slechts verleend indien de aanwezigheid van de student, gelet op de opgegeven redenen, in redelijkheid niet van de student kan worden verlangd.
3. Indien een student wegens ziekte of andere zwaarwegende persoonlijke omstandigheden verhinderd is opleidingsactiviteiten te volgen, dient hij/zij dit zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk op de ziektedag voor aanvang van de eerste onderwijsactiviteit aan de instelling, bij de daartoe aangewezen persoon, te melden.
4. Bij herhaalde ziekmelding of langdurige ziekte kan de instelling van de student verlangen een bewijs van de behandelend arts te overleggen, inhoudende dat hij/zij wegens ziekte niet in de gelegenheid was/is het onderwijs te volgen.
5. Bij herhaalde ziekmelding of langdurige ziekte kunnen de instelling en de student, op basis van gezamenlijk overleg en een gezamenlijke inspanning, vaststellen hoe de gemiste leerstof dient te worden ingehaald.
6. De student die studiefinanciering ontvangt, heeft kennis genomen van de procedure voor controle op (langdurige) afwezigheid en de mogelijke consequenties daarvan.
7. De student op wie de Leerplichtwet van toepassing is, heeft kennis genomen van de controle op afwezigheid en de consequenties daarvan.
8. De student op wie artikel 7.12 van deze overeenkomst van toepassing is, heeft kennis genomen van de controle op afwezigheid en de consequenties daarvan.
9. De student die verlof gekregen heeft, heeft de inspanningsverplichting tot het inhalen van de onderwijsactiviteiten waaraan niet deelgenomen is, tenzij anders is overeengekomen.
10. Indien de student valt onder de werking van hoofdstuk 2 van de Wet studiefinanciering 2000 stelt de instelling vast of de student gedurende een aaneengesloten periode van tenminste 5 weken zonder geldige reden niet aan het onderwijs heeft deelgenomen. De instelling is gehouden daarvan aantekening te maken en ervan melding te doen aan de Dienst Uitvoering Onderwijs conform de in de Wet Educatie en Beroepsonderwijs, artikel 8.1.7. genoemde voorwaarden.
11. Indien een student ten aanzien van wie de Leerplichtwet van toepassing is, zonder geldige reden les- of praktijktijd heeft verzuimd en dit verzuim een minimale omvang had van 16 uur in een periode van 4 weken, meldt de instelling dit onverwijld aan de Dienst Uitvoering Onderwijs (het digitale verzuimloket). De instelling doet dezelfde melding voor studenten ten aanzien van wie de Leerplichtwet niet meer van toepassing is en die jonger zijn dan 23 én niet in het bezit van een startkwalificatie zijn.
12. Indien een student ten aanzien van wie de Leerplichtwet niet meer van toepassing is, die jonger is dan 23 jaar én niet in het bezit is van een startkwalificatie, gedurende tenminste een maand zonder geldige reden geen onderwijs meer volgt, meldt de instelling dit onverwijld aan de Dienst Uitvoering Onderwijs.
ARTIKEL 8. Kosten opleiding
1. Aan het volgen van de opleiding zijn voor de student de kosten verbonden van het wettelijk vastgestelde cursusgeld. De inschrijving voor de opleiding wordt niet afhankelijk gesteld van een andere dan de in dit lid bedoelde geldelijke bijdrage.
2. De instelling bekostigt de onderwijsactiviteiten en de basisuitrusting die nodig is om studenten in staat te stellen het onderwijs te volgen en het diploma te behalen.
3. De student heeft voor het volgen van de opleiding onderwijsbenodigdheden voor persoonlijk gebruik nodig waaronder in ieder geval boeken en softwarelicenties. Deze onderwijsbenodigdheden schaft de student zelf aan, eventueel via de instelling. De exacte kosten voor deze verplicht onderwijsbenodigdheden worden voorafgaand aan ieder schooljaar aan de student bekendgemaakt.
4. Naast de verplichte onderwijsbenodigdheden is er ook sprake van een vrijwillige bijdrage voor activiteiten en materialen die wenselijk zijn voor het volgen van de opleiding. De student heeft de mogelijkheid om per activiteit of materiaal aan te geven of hij/zij er gebruik van wil maken.
5. In voorkomend geval worden afspraken gemaakt over de terugbetaling van cursusgeld in andere dan wettelijke bedoelde situaties, zoals vastgelegd in het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000, artikel 14.
ARTIKEL 9. Rechten en plichten van de student
1. Het bestuur van de instelling zorgt ervoor dat de instelling een studentenstatuut heeft als bedoeld in artikel 7.4.8. van de Wet Educatie Beroepsonderwijs.
2. In het studentenstatuut staan de rechten en de plichten van de student.
3. De studentenraad heeft ingestemd met het studentenstatuut.
4. De student is verplicht zich te onthouden van gedragingen die de goede gang van zaken in de instelling verstoren en zich te houden aan de door de instelling opgestelde leefregels.
5. De student houdt zich in de gebouwen van de instelling en de daaraan verbonden terreinen aan de voorschriften die voor de instelling gelden.
ARTIKEL 10. Schorsing en verwijdering
1. Een personeelslid van de instelling kan de student uit de opleidingsactiviteit verwijderen indien deze een opleidingsactiviteit naar zijn/haar oordeel verstoort. De verwijdering uit de opleidingsactiviteit duur niet langer dan de duur van de betreffende opleidingsactiviteit op de dag waarop de verwijdering plaatsvindt.
2. De instelling kan besluiten de student te schorsen nadat deze tenminste één officiële waarschuwing heeft gekregen of nadat de student zich schuldig heeft gemaakt aan wangedrag.
3. De student kan voor een periode van ten hoogste één week geschorst worden.
4. De instelling kan niet eerder tot schorsing overgaan dan nadat met de student een gesprek heeft plaatsgevonden over de feiten die geleid hebben tot het voornemen van de schorsing.
5. De instelling bevestigt binnen één week na afloop van genoemd gesprek schriftelijk het besluit met vermelding van de feiten die tot schorsing geleid hebben. De bezwaarprocedure wordt hierin ook beschreven.
6. De student kan - met inachtneming van het gestelde in de Wet Educatie en Beroepsonderwijs, artikel 8.1.3., lid 5 voor studenten waarop de Leerplichtwet van toepassing is - van de instelling worden verwijderd, indien hij/zij:
a) met regelmaat de voorschriften van de instelling overtreedt en al eerder is geschorst en daarbij is gewezen op de mogelijke consequenties van zijn/haar handelen of nalaten;
b) zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig wangedrag.
7. De instelling gaat niet eerder tot definitieve verwijdering over dan nadat met de student een gesprek heeft plaatsgevonden over de feiten die geleid hebben tot het voornemen tot definitieve verwijdering.
8. De instelling bevestigt binnen één week na afloop van genoemd gesprek schriftelijk het besluit tot definitieve verwijdering.
9. De student kan binnen 30 dagen na dagtekening van de hierboven bedoelde brief een schriftelijk verzoek tot herziening van het besluit richten tot het college van bestuur.
10. Het college van bestuur neemt zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen 30 dagen na ontvangst van het verzoek een beslissing en brengt deze schriftelijk ter kennis van de student.
ARTIKEL 11. Wijziging overeenkomst
1. De opleidingsgegevens zoals opgenomen in artikel 1 van de overeenkomst kunnen gedurende de opleiding met wederzijdse instemming van partijen worden gewijzigd of aangevuld. De opleidingsgegevens kunnen alleen worden gewijzigd op verzoek en met instemming van de student, al dan niet via, in of na overleg met of op advies van een functionaris van de instelling. De instelling kan de student hierin altijd actief adviseren. De instelling stuurt (op papier / digitaal) de bevestiging van de wijzigingen van de opleidingsgegevens aan de student (of in geval van een minderjarige student ook naar zijn/haar ouder(s)/wettelijk vertegenwoordiger).
2. Als de student of in geval van een minderjarige student zijn/haar ouder(s) of wettelijk vertegenwoordiger(s), niet akkoord gaat met de inhoud van de nieuwe opleidingsgegevens, al dan niet omdat de aangepaste opleidingsgegevens niet correct zijn weergegeven, dan moet hij/zij dit binnen tien schooldagen schriftelijk of mondeling aan de instelling doorgeven. De opleidingsgegevens worden in dergelijk geval gecorrigeerd. In dit geval blijft de student de opleiding volgen zoals vermeld in artikel 1. Als de student niet binnen de afgesproken termijn reageert, worden de gewijzigde opleidingsgegevens een onlosmakelijk onderdeel van de onderwijsovereenkomst.
ARTIKEL 12. Procedure voor geschillen en klachten
1. Als de student vindt dat deze overeenkomst onjuist of onzorgvuldig is toegepast, kan hij zich in eerste instantie wenden tot de opleidingsmanager.
3. Indien de behandeling van de klacht niet naar tevredenheid van de student verlopen is, kan de student een klacht indienen bij de Landelijke Klachtencommissie Onderwijs (lkc).
ARTIKEL 13. Einde overeenkomst
Deze overeenkomst eindigt:
a) door het verstrijken van de opleidingstijd van de opleiding genoemd onder 1. van het inschrijfformulier ‘keuze opleiding’ waarop deze overeenkomst van toepassing is;
b) doordat de student de opleiding met een diploma dan wel met certifica(a)t(e)n van de instelling heeft afgerond;
c) indien de inschrijving voor de opleiding na een intakegesprek niet resulteert in een definitieve plaatsing;
d) indien de student de instelling binnen de termijn waarop deze overeenkomst betrekking heeft, op eigen initiatief kennelijk definitief heeft verlaten, na het niet reageren op een herhaalde schriftelijke oproep van de instelling. Het aldus eindigen van de overeenkomst laat onverlet de verplichting van de student de in artikel 8, ‘kosten opleiding’ genoemde kosten, geheel te voldoen rekening houdend met de keuzen die de student gemaakt heeft op basis van lid 4 van artikel 8;
e) door de definitieve verwijdering van de student als bedoeld in artikel 10, ‘schorsing en verwijdering’. Het aldus eindigen van de overeenkomst laat onverlet de verplichting van de student de in artikel 8, ‘kosten opleiding’ genoemde kosten geheel te voldoen rekening houdend met de keuzen die de student gemaakt heeft op basis van lid 4 van artikel 8;
f) met wederzijds goedvinden van de student en de instelling;
g) in geval het gestelde in artikel 5 ‘begeleiding en voortgang’, lid 3 van toepassing is;
h) in het geval de instelling door aantoonbare overmacht niet langer in staat is de opleiding aan te bieden;
i) door het overlijden van de student.
ARTIKEL 14. Verlenging overeenkomst
Indien de student niet binnen de gestelde tijd de opleiding met succes blijkt te (hebben) kunnen afronden, ondanks maximale inspanningen van beide partijen, kunnen de student en de instelling een nieuw opleidingstraject overeenkomen. Het afgesproken opleidingstraject en daarbij behorende prestatieafspraken worden in een bijlage bij deze overeenkomst gevoegd. Daartoe wordt de duur van deze onderwijsovereenkomst stilzwijgend met de benodigde termijn verlengd.
ARTIKEL 15. Aansprakelijkheid instelling
1. In het geval de overheid de bekostiging beëindigt of de instelling haar rechten ontneemt, zoals in artikel 6.1.4. van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs, kan de student aanspraak maken op schadevergoeding.
2. De instelling is niet aansprakelijk voor schade die de student lijdt indien hij/zij met toepassing van artikel 10, ‘schorsing en verwijdering’ definitief van de instelling wordt verwijderd. De student heeft alsdan geen recht op terugbetaling van de door hem/haar reeds betaalde kosten als bedoeld in artikel 8, ‘kosten opleiding’.
3. Met uitzondering van opzet en grove schuld is de instelling niet aansprakelijk voor diefstal, verduistering, verlies en/of beschadiging van eigendommen of bezittingen van de student.
4. De instelling is niet aansprakelijk voor schade die de student lijdt indien de instelling door aantoonbare overmacht niet langer in staat is de opleiding aan te bieden.
5. De maximale hoogte van een eventuele schadevergoeding wordt gesteld op het bedrag gelijk aan het cursusgeld over de periode waarover geen les is gegeven.
ARTIKEL 16. Toepasselijke regelingen
1. Naast de bepalingen in deze overeenkomst en voor zover niet in strijd met deze overeenkomst zijn de volgende regelingen van toepassing, zoals luidend en aan de student bekend gemaakt op de datum van ondertekening van de onderwijsovereenkomst:
− Het Programma van Toetsing en Afsluiting behorend bij de opleiding die de student onder ‘1. keuze opleiding’ van het inschrijfformulier heeft aangegeven
− Het studentenstatuut
− De klachtenregeling
2. Het studentenstatuut en de klachtenregeling zijn gepubliceerd op de website (xxx.xxxxxxxx.xx). Het Programma van Toetsing en Afsluiting kan ingezien worden via xx@xxxxxxxx.xx
ARTIKEL 17. Privacy
1. De verwerking van gegevens van studenten geschiedt met inachtneming van de Algemene Verordening Gegevensbescherming en de daarmee samenhangende regelgeving.
2. De student heeft recht op inzage in zijn inschrijvingsgegevens. De procedure voor het opvragen van deze gegevens staat beschreven in het Privacyreglement op de website xxx.xxxxxxxx.xx.
ARTIKEL 18. Slotbepaling
1. De studentenraad van het ROC Kop van Noord-Holland heeft ingestemd met de model onderwijsovereenkomst van het ROC Kop van Noord-Holland
2. In gevallen waarin deze overeenkomst niet voorziet, beslist het bevoegd gezag van de instelling.
3. Geschillen voortvloeiend uit deze overeenkomst worden voorgelegd aan de bevoegde rechter te Den Helder/Alkmaar.
4. Op deze overeenkomst is uitsluitend het Nederlandse recht van toepassing.