De ondergetekenden:
Bestuursovereenkomst generiek interbestuurlijk toezicht 2022 Versie GS 20 -9-2021
De ondergetekenden:
Het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, gevestigd te Den Haag, vertegenwoordigd door de Commissaris van de Koning, de xxxx X. Xxxx, handelend ter uitvoering van het besluit van het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 21 september 2021, hierna te noemen ‘provincie’,
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente x, vertegenwoordigd door de voorzitter,
,
handelend ter uitvoering van het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente x van
2021:
hierna te noemen ‘gemeente’; samen te noemen ‘partijen’, hebben het navolgende overwogen en afgesproken:
Overwegende dat:
- Partijen de intentie hebben om verdere inhoud en vorm te geven aan het generieke interbestuurlijk toezicht (hierna toezicht), zoals verwoord in de Wet revitalisering generiek toezicht (Stb. 2012, 233), die op 1 oktober 2012 in werking is getreden.
- De uitwerking van deze bestuursovereenkomst plaats vindt in het Uitvoeringsprogramma generiek toezicht Zuid-Holland (hierna Uitvoeringsprogramma).
- De provincie het bevoegd gezag is als het gaat om het toezicht op de naleving en uitvoering door de gemeente van de wet- en regelgeving voor de medebewindstaken.
- De gemeente zelf verantwoordelijk is voor de kwaliteit van de uitvoering van de medebewindstaken.
- Voor de provincie het vertrouwen in de eigen verantwoordelijkheid en het zelfsturende vermogen van de gemeente centraal staat.
- Partijen het toezicht gestalte willen geven door de onderlinge relatie te baseren op transparantie, wederzijds begrip en vertrouwen.
- De provincie haar toezicht op de wettelijke taakuitoefening door gemeenten sober en proportioneel zal uitoefenen.
- Partijen de intentie hebben om inhoud en vorm te geven aan het toezicht op basis van de vijf actielijnen uit de Agenda Toekomst (interbestuurlijk) Toezicht, te weten:
1. het versterken van de verbinding tussen de horizontale controle en het verticaal toezicht,
2. het versterken van de dialoog,
3. het leren via toezicht,
4. het uniformeren van de uitvoering van het toezicht,
5. het toezicht richten op (gedeelde) risico’s.
- De provincie in haar rol als toezichthouder op een verantwoorde manier zal omgaan met haar bevoegdheden om indien nodig in te grijpen.
Artikel 1. Doel
Het doel van deze overeenkomst is om afspraken vast te leggen over samenwerking, rollen, belangen en verantwoordelijkheden binnen het interbestuurlijk toezicht tussen de provincie als toezichthouder en de gemeente als toezichtontvanger.
Artikel 2 Belangen
Partijen onderkennen de volgende belangen van elkaar:
2.1 Het belang van de provincie is het op een zorgvuldige manier uitvoeren van haar wettelijke taak als toezichthouder zoals bedoeld in de Wet revitalisering generiek toezicht en zo bij te dragen aan een goed openbaar bestuur en daarmee aan het maatschappelijk belang.
2.2 Het belang van de gemeente is dat het interbestuurlijk toezicht bijdraagt aan een beter inzicht in de naleving van haar wettelijke medebewindstaken en zo bijdraagt aan een goed openbaar bestuur en daarmee aan het maatschappelijk belang.
Artikel 3. Uitvoeringsprogramma
3.1 Het Uitvoeringsprogramma is onlosmakelijk verbonden aan deze bestuursovereenkomst en bevat een nadere uitwerking van de volgende onderdelen van het toezicht:
- De toezichtgebieden
- De toetsingscriteria
- Het proces
- De samenwerking, escalatie en de interventie (IBT-ladder)
- Thema onderzoeken
3.2 Het uitvoeringsprogramma kan gewijzigd worden bij wijzigingen van wet- en regelgeving of andere significante ontwikkelingen binnen het interbestuurlijk toezicht.
3.3 Wijzigingen zoals bedoel in artikel 3.2 treden niet eerder in werking dan 8 weken nadat de provincie alle gemeenten hiervan in kennis heeft gesteld.
3.4 De bovenstaande termijn van 8 weken wordt 6 weken opgeschort indien een of meerdere gemeenten binnen deze termijn gemotiveerd schriftelijk op de wijzigingen hebben gereageerd. Binnen 6 weken neemt de provincie hierover een besluit en maak dit kenbaar aan de gemeenten.
Artikel 4. Afspraken
4.1 Partijen spannen zich in om een goede uitvoering van de wettelijke medebewindstaken te bevorderen:
a. Door het versterken van het verbinden van horizontale controle door de gemeenteraad en verticaal toezicht door de provincie.
b. Door met begrip voor elkaars belangen en omstandigheden te communiceren.
c. Door via het delen van voorbeelden te leren van het toezicht.
d. Door het zodanig uniformeren van de uitvoering van het toezicht dat dit goed aan blijft sluiten bij de landelijke afspraken hierover.
e. Door het toezicht proportioneel te houden en de intensiteit ervan zoveel mogelijk te baseren op de maatschappelijke risico’s.
Artikel 5. Looptijd
5.1 Deze bestuursovereenkomst is van kracht na ondertekening door partijen en de bestuursovereenkomst tussen partijen ter uitvoering van de Wet revitalisering generiek toezicht van september 2013 komt daarmee te vervallen.
5.2 Deze bestuursovereenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
5.3 Als de bepalingen uit deze bestuursovereenkomst bij één partij of beide partijen op bezwaren stuit zullen partijen in overleg treden om te bepalen in hoeverre deze bestuursovereenkomst moet worden aangepast of hoe partijen voortaan op een andere manier met elkaar willen omgaan. Partijen zullen de uitkomst van dit overleg vastleggen en ondertekenen.
5.4 In alle gevallen waarin deze overeenkomst niet voorziet, treden de deelnemers met elkaar in overleg.
Aldus door partijen voor akkoord ondertekend Op 2021:
te [plaatsnaam]
Namens het college van burgemeester en wethouders van de gemeente,
[gemeentenaam]
.
Burgemeester
Namens het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
.
X. Xxxx Xxxxxxxxxx
4
Uitvoeringsprogramma generiek interbestuurlijk toezicht 2022
Versie GS 20-9-2021
Inhoud
2. Samenwerking, dialoog en kennisdeling 3
6. Monumentenzorg en archeologie 14
7. Archief- en informatiebeheer 17
8. Huisvesting vergunninghouders 19
10. Overige onderwerpen en ontwikkelingen 22
1. Inleiding
1.1 Doel en wettelijk kader
In het Actieplan Agenda Toekomst van het Toezicht is het doel van interbestuurlijk toezicht als volgt geformuleerd: “Interbestuurlijk toezicht is er omdat de overheid haar taken blijvend goed wil uitvoeren en dat inwoners en bedrijven erop kunnen vertrouwen dat dit beschermd en geborgd is.”
Het generieke interbestuurlijk toezicht is een wettelijke taak van de provincie. Het vindt zijn basis in de Wet revitalisering generiek toezicht (Stb. 2012, 233), die op 1 oktober 2012 in werking trad. Provincies kunnen binnen dit wettelijk kader zelf invulling geven aan het interbestuurlijk toezicht. Het beleid van Zuid-Holland is vastgelegd in de GS-notitie ‘Generiek interbestuurlijk toezicht – van reactief naar proactief’ van 19 juni 2021. Hierin is bepaald dat Gedeputeerde Staten met alle Zuid-Hollandse gemeenten een nieuwe bestuursovereenkomst afsluiten.
1.2 Bestuursovereenkomst en Uitvoeringsprogramma
Met ingang van 1 januari 2022 treedt, na ondertekening door de provincie en de gemeente, de ‘Bestuursovereenkomst generiek interbestuurlijk toezicht 2022’ (hierna Bestuursovereenkomst) in werking. De oude Bestuursovereenkomst uit 2013 komt hiermee te vervallen. In de Bestuursovereenkomst is afgesproken dat de nadere uitwerking van het generieke interbestuurlijk toezicht (hierna IBT) wordt vastgelegd in het ‘Uitvoeringsprogramma generiek interbestuurlijk toezicht Provincie Zuid-Holland 2022’ (hierna Uitvoeringsprogramma).
Figuur 1 van beleidsnotitie tot uitvoeringsprogramma
Beleidsnotitie
Generiek interbestuurlijk toezicht - van reactief naar proactief
Bestuursovereenkomst
generiek interbestuurlijk toezicht 2022
Uitvoeringsprogramma
generiek interbestuurlijk toezicht 2022
In 2020 is het interbestuurlijk toezicht in Zuid-Holland mede op basis van de input van de gemeenten geëvalueerd. Na de evaluatie organiseerde de provincie ambtelijke sessies en een bestuurlijke bijeenkomst met de gemeenten. De uitkomsten van de evaluatie en de input van de gemeenten zijn verwerkt in de Bestuursovereenkomst en betrokken bij de totstandkoming van dit Uitvoeringsprogramma. De Bestuursovereenkomst vormt de fundering voor het Uitvoeringsprogramma. Dit Uitvoeringsprogramma treedt in werking op 1 januari 2022 en blijft voor onbepaalde tijd van kracht totdat Xxxxxxxxxxxx Staten hebben besloten tot de wijziging ervan. Het Uitvoeringsprogramma bevat informatie over:
- Samenwerking en afstemming met de gemeenten
- Het IBT-proces (toetsingscriteria, escalatie en interventie)
- De toezichtgebieden
- De themaonderzoeken
- Overige onderwerpen en ontwikkelingen
1.3 Overgangsjaar
De verwachting is dat de overgang van het oude IBT naar de nieuwe werkwijze enige tijd zal vergen. Daarom geldt 2022 als een overgangsjaar. De gemeenten en de provincie zullen dit jaar samenwerken om deze nieuwe werkwijze tot een succes te maken. Het vergt nog enige tijd om bepaalde onderdelen verder te ontwikkelen. Denk daarbij aan data-gedreven toezicht en doorontwikkeling van de informatievoorziening in het IBT- dashboard. In de loop van 2022, als ook de Omgevingswet van kracht is wordt, zullen partijen gezamenlijk kijken of dit uitvoeringsprogramma aanpassing behoeft.
2. Samenwerking, dialoog en kennisdeling
2.1 Klankbordgroep
De provincie vormt een klankbordgroep met deelnemers uit de gemeenten. De klankbordgroep bestaat uit de IBT-coördinator van de provincie, IBT-coördinatoren of deskundigen van een aantal gemeenten. De secretaris van de Vereniging van Zuid-Hollandse Gemeenten (VZHG) is agenda-lid. Gemeenten kunnen zich bij de IBT- coördinator van de provincie aanmelden voor deelname aan de klankbordgroep.
De klankbordgroep is een adviesorgaan voor Gedeputeerde Staten. In de klankbordgroep worden ideeën en ontwikkelingen besproken, die gevolgen kunnen hebben voor het interbestuurlijk toezicht. Zo worden ook alle initiatieven tot wijziging van dit uitvoeringsprogramma besproken. Zowel de provincie als de gemeenten kunnen hier onderwerpen voor agenderen. De klankbordgroep zal minimaal één keer per kwartaal vergaderen of zoveel meer als waaraan behoefte is bij de leden.
2.2 Provinciaal IBT-coördinatorenoverleg
Minimaal een keer per jaar organiseert de provincie een bijeenkomst voor de IBT-coördinatoren van alle Zuid- Hollandse gemeenten. Het doel van deze bijeenkomsten is om de dialoog te bevorderen en te leren van het toezicht. Tijdens deze bijeenkomsten kunnen ontwikkelingen en praktijkvoorbeelden die betrekking hebben op de medebewindstaken en het interbestuurlijk toezicht worden besproken. Ook kunnen onderdelen van het Uitvoeringsprogramma worden geëvalueerd. Zowel de provincie als de gemeenten kunnen agendapunten aandragen. De agenda wordt vooraf besproken of voorbereid in de klankbordgroep.
2.3 Themabijeenkomsten
De provincie faciliteert - afhankelijk van de behoefte – zogenaamde themabijeenkomsten. Zowel de provincie als de gemeenten kunnen onderwerpen aandragen voor deze bijeenkomsten, die vooral bedoeld zijn om te leren van het toezicht en zich toespitsen op specifieke toezichtgebieden.
2.4 Jaarlijkse IBT-brief
Iedere gemeente krijgt jaarlijks een IBT-brief van de provincie waarin wordt ingegaan op de voor de gemeente relevante aandachtspunten met betrekking tot de medebewindstaken waarop de provincie toezicht houdt. Ook kan worden ingegaan op algemene ontwikkelingen die gevolgen hebben voor het IBT.
2.5 Dialoog
Een goede dialoog tussen de toezichthouder en de toezichtontvanger kan bijdragen aan een betere uitvoering van medebewindstaken. Naast afstemming in de eerdergenoemde klankbordgroep en tijdens het provinciale IBT-coördinatorenoverleg, is het daarom belangrijk dat over individuele situaties afstemming plaatsvindt. Dit betreft bijvoorbeeld overleg tussen vakspecialisten van de gemeente en de provincie. In de Bestuursovereenkomst is afgesproken dat beide partijen zich hiervoor inspannen.
2.6 Landelijk coördinatorenoverleg IBT
Er zijn diverse landelijk overleggremia waarin het interbestuurlijk toezicht wordt besproken. Overkoepelend ambtelijk overleg vindt plaats in het landelijke coördinatorenoverleg IBT, waarin naast de IBT-coördinator van elke provincie ook de VNG en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) zijn vertegenwoordigd.
In het coördinatorenoverleg worden diverse onderwerpen en ontwikkelingen besproken, waaronder de acties die volgen uit de Agenda Toekomst van het (interbestuurlijk) Toezicht (ATT). Het coördinatorenoverleg dient ook als adviesorgaan richting de Bestuurlijke Adviescommissie Kwaliteit Openbaar Bestuur (BAC KOB) van het IPO. Hier vindt bijvoorbeeld afstemming plaats over door de provincie in te nemen standpunten met betrekking tot onderzoeken die vanuit het Rijk worden geïnitieerd.
3. Systematisch toezicht
3.1 Periodieke toets
Systematisch toezicht houdt in dat de toezichthouder op basis van data periodiek toetst of er signalen zijn van mogelijke taakverwaarlozing. Naast de beschikbare data kan de toezichthouder daarbij ook andere signalen betrekken. Denk daarbij aan berichtgeving in de pers of meldingen van inwoners.
3.2 Uniformiteit en maatwerk
Bij het systematisch toezicht wordt zoveel mogelijk gestreefd naar een uniforme werkwijze voor alle toezichtgebieden. Daarnaast kan er per toezichtgebied sprake zijn van maatwerk, bijvoorbeeld omdat gebruik wordt gemaakt van specifieke informatiebronnen. De uitwerking per toezichtgebied is onderdeel van dit Uitvoeringsprogramma.
3.3 Toezichtgebieden
Het systematisch onderzoek richt zich op taken met een grote maatschappelijke impact op het moment dat het in de uitvoering fout gaat. Denk daarbij aan een goede en veilige leefomgeving of het borgen van een transparante en toegankelijke overheid. Op basis van dit uitgangspunt is in 2012, bij de invoering van de Wet revitalisering generiek toezicht, gekozen voor de volgende toezichtgebieden:
- Ruimtelijke ordening
- Omgevingsrecht
- Monumentenzorg en archeologie
- Archief- en informatiebeheer
- Huisvesting vergunninghouders
3.4 De IBT-ladder
De aandacht die een gemeente krijgt is afhankelijk van het toezichtgebied, maar ook van de mate waarin er (mogelijk) sprake is van taakverwaarlozing binnen het toezichtgebied. Om dit te bepalen wordt gebruik gemaakt van de IBT-ladder. Ieder periodiek IBT-onderzoek start met een data-analyse. Op basis van (aan de provinciale toezichthouder beschikbaar gestelde) informatie kijkt de toezichthouder of er mogelijk sprake is van onvoldoende taakuitvoering door de gemeente. Als op basis van de data-analyse geen sprake is van vermoedelijke taakachterstand of taakverwaarlozing, is het onderzoek afgerond.
Als er twijfels zijn over de taakuitvoering wordt de zogenaamde IBT-ladder als instrument toegepast. De IBT- ladder bestaat uit een aantal stappen met als doel eventuele misstanden op te sporen en gezamenlijk op zoek te gaan naar oplossingen en zo op termijn te komen tot een goede taakuitvoering door de gemeente. Alles is gericht op het oplossen van knelpunten die een risico vormen voor inwoners. De stappen op de ladder bestaan onder andere uit het delen van informatie, voeren van dialoog en zo nodig maken van afspraken voor verbetering. Hoe hoger de trede op de ladder, hoe meer aandacht de provincie voor de gemeente zal hebben.
3.5 Het IBT-oordeel
Om inzicht te geven in hoeverre de gemeenten in Zuid-Holland hun taken in medebewind goed uitvoeren, geeft de provincie vanuit het systematisch onderzoek een oordeel. Het betreft een oordeel per toezichtgebied en een overkoepelend oordeel per gemeente. Het oordeel is direct gekoppeld aan de trede op de IBT-ladder, zoals hierboven geschetst.
3.6 Het IBT-dashboard
Het provinciale oordeel publiceert de provincie in het IBT-dashboard. Het dashboard wordt regelmatig bijgewerkt, zodat het actuele informatie bevat. raadpleeg het dashboard IBT via deze link
Figuur 2 Stroomschema IBT-ladder
Trede IBT-ladder Actie
ja
akkoord
Einde
nee
Starten dialoog.
Uitvoeren tweede data-
analyse / vervolgonderzoek
akkoord
ja
nee
Beoordelen of taak volledig
wordt of is uitgevoerd
akkoord
ja
nee
nee
taakver-
waarlozing
ja
Afspraken maken met termijnen (ambtelijk)
Verbeterplan
ja
akkoord
nee
Verbeterplan
ja
akkoord
nee
Voor-
aankondiging
Starten laatste bestuurlijke traject om sanctie te voorkomen (maatwerk)
Beoordelen verbeterplan
Afspraken maken met termijnen (bestuurlijk)
Beoordelen verbeterplan
Voeren van ambtelijke dialoog en opvragen aanvullende informatie
Uitvoeren data-analyse/
beoordelen indicator
0. Data-analyse 1. Signaleren |
2. Informatie opvragen en beoordelen |
3a Actief toezicht (ambtelijk) |
3b Actief toezicht (bestuurlijk) 4 Juridische vooraankondiging |
5 Besluit tot indeplaatsstelling 6 Sanctie en indeplaatsstelling |
4. Ruimtelijke ordening
4.1 Wet- en regelgeving
Het systematische toezicht op het domein ruimtelijke ordening ziet toe op naleving van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De Wro heeft als doel om te komen tot een goede ruimtelijke ordening waarbij het enerzijds gaat om bescherming van de kwaliteit van de ruimte en anderzijds om het benutten van nieuwe planologische ontwikkelingen.
Het toezicht op de naleving van de Wro richt zich op de bestemmingsplannen waarbij bestemmingen aan locaties worden toegekend, die door de gemeenteraden zijn vastgesteld op grond van artikel 3.1 Wro en waartegen geen beroep meer mogelijk is. Bij de toetsing van de bestemmingsplannen wordt rekening gehouden met het actuele Omgevingsbeleid.
4.2 Indicatoren
Met ingang van 1 januari 2022 vindt de toetsing of er mogelijk sprake is van taakverwaarlozing plaats op basis van de volgende indicatoren:
1. De gemeente beschikt over grondgebied-dekkende bestemmingsplannen.
2. De bestemmingsplannen voldoen binnen de door de Omgevingsverordening gestelde implementatietermijn aan de instructieregels van het ruimtelijk deel van de Omgevingsverordening (afdeling 6.2).
De volgende strijdige gevallen worden niet als signaal van mogelijke taakverwaarlozing aangemerkt:
- Bestemmingsplannen die nog niet onherroepelijk zijn en waarbij het preventieve ruimtelijk instrumentarium (vooroverleg, zienswijze, reactieve aanwijzing/ beroep) is ingezet of nog inzetbaar is;
- (Postzegel)-bestemmingsplannen die betrekking hebben op een concreet bouw- of kadastraal perceel. Dit betreft bestemmingsplannen voor kleine projecten waar een adres aan gekoppeld is;
- Er is geen sprake van onevenredige inbreuk op de doelstellingen achter de provinciale instructieregels uit de Omgevingsverordening.
Te denken valt aan glastuinbouwlocaties die voor sanering in aanmerking komen, of transformatielocaties van werken en wonen, of gevallen die weliswaar in strijd zijn met de Omgevingsverordening maar die al wel zijn vastgelegd in de ambities van de provinciale Omgevingsvisie of programma (reserveringen
e.d.), waarbij maatwerkafspraken gemaakt kunnen worden in het kader van de algemene afwijkingsbepalingen voor maatwerk in artikel 6.33, 6.34 en 6.35 van de Omgevingsverordening.
De volgende strijdige gevallen worden in elk geval als signaal van mogelijke taakverwaarlozing beoordeeld:
- Er is sprake van een strijdigheid met een instructieregel met gevolgen voor het gehele grondgebied of deelgebieden (zoals natuurgebieden, buitengebieden of stedelijke gebieden).
- Er is sprake van een onevenredige inbreuk op de doelstellingen achter de instructieregels uit de Omgevingsverordening.
4.3 Het proces
Bovenstaande indicator wordt beoordeeld op basis van de gegevens die de gemeenten over de bestemmingsplannen en worden verder getoetst aan de bestemmingsplannen die op de website xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx zijn gepubliceerd. Op basis van de resultaten over de afgelopen jaren kan worden vastgesteld dat de beoordelingen binnen de reikwijdte van groen en oranje (of rood) plaatsvinden.
zie voor meer informatie de website xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/
Aan het begin van het jaar (Q1, 2022) wordt een nulmeting uitgevoerd volgens bovenstaande IBT-ladder. De gemeenten die als (geel, nieuw) worden beoordeeld worden benaderd om een maatwerkafspraak te maken. De gemeenten dienen zelf aan te geven wanneer zij voornemens de bestemmingsplannen te actualiseren.
Indien het verbeterplan als redelijk wordt beoordeeld, verwerken wij de gestelde termijn op het dashboard. Nadien kan het IBT-proces doorlopend plaatsvinden. De gemeenten kunnen zelf voorstellen het dashboard aan te passen waarna opnieuw een beoordeling plaatsvindt. Ook vindt een herbeoordeling plaats als een termijn uit een verbeterplan niet wordt gehaald.
In 2022 wordt verder gewerkt aan een meer proactief en data-gedreven IBT-proces. Hierover vindt overleg plaats met externe partijen, waaronder de gemeenten en andere provincies.
Tabel 1, op de volgende pagina, geeft het IBT-proces voor ruimtelijke ordening weer, met de daarbij behorende stappen op de IBT-ladder en het oordeel zoals dat zal worden gepubliceerd op het IBT-dashboard.
Verbeterplan
Een verbeterplan, zoals bedoeld in onderstaand processchema, is vormvrij. Het is wel van belang dat verbeteracties concreet zijn geformuleerd, met termijnen. Denk bijvoorbeeld aan een raadsinformatiebrief, of een passage in de begroting of programmaplan. Binnen het ruimtelijk domein zijn er vaak ambtelijke periodieke overleggen waarbij informeel planningsafspraken worden gemaakt over actualisering van de bestemmingsplannen vanwege IBT. Waar het om gaat is dat de toezichthouder voldoende informatie krijgt om te kunnen beoordelen dat het om een tijdelijke achterstand gaat en dat er vertrouwen is dat er adequate maatregelen worden genomen om binnen een afgesproken termijn de achterstand weg te werken en het proces op orde te hebben.
Tabel 1, Proces en beoordeling IBT Ruimtelijke ordening
IBT-ladder en -oordeel | Toelichting / acties | |
0 | De gemeente staat niet op de IBT- ladder, het oordeel is groen. | Periodiek toetst de provincie op basis van data en indicatoren of er mogelijk sprake is van onvoldoende taakuitvoering. |
1 | De gemeente staat op trede 1 van de IBT-ladder (signaleren), het oordeel is groen. Op basis van data-analyse is er mogelijk sprake van taakverwaarlozing | De provincie kijkt of meer informatie beschikbaar is en stemt dit zo nodig af met de gemeente. Blijkt dat de taak structureel goed wordt uitgevoerd, dan is er geen signaal van taakverwaarlozing en gaat de gemeente van de IBT-ladder af en blijft het oordeel ‘groen’. |
2 | De gemeente staat op trede 2 van de IBT-ladder (informatie opvragen en beoordelen), het oordeel is geel. De provincie heeft meer informatie nodig om goed te kunnen beoordelen in hoeverre er sprake is van taakverwaarlozing. | Tijdens deze stap vindt ambtelijke dialoog plaats. Op basis van aanvullende informatie kan worden vastgesteld of de taak (structureel) goed wordt uitgevoerd. Als dat zo is, dan is er geen sprake van taakverwaarlozing (‘groen’). Als dat niet zo is en de achterstand is verwijtbaar, dan stijgt de gemeente een trede op de ladder en wordt het oordeel ‘oranje’. Als blijkt dat er al een verbeterplan is (zie de toelichting onder deze tabel), of als er sprake is van een tijdelijke situatie, dan is er mogelijk geen sprake van taakverwaarlozing, maar slechts van een tijdelijke achterstand in de taakuitvoering. In dat geval kan de toezichthouder besluiten dat de gemeente op trede 2 van de ladder blijft (geel). De gemeente blijft op deze trede van de ladder staan zolang de achterstand niet is opgelost en de termijnen van het ‘verbeterplan’ nog niet zijn overschreden. Als binnen de termijnen van het ‘verbeterplan’ de achterstand niet is opgelost, dan wordt het oordeel ‘oranje’. |
3a | De gemeente staat op trede 3a van de IBT-ladder (ambtelijk afsrpaken maken met termijn), het oordeel is oranje. Er is sprake van taakverwaarlozing en er lijkt onvoldoende voortgang te zijn in het oplossen van de achterstand. | Er vindt ambtelijke dialoog plaats. Dit moet binnen één jaar na de constatering resulteren in een (aangepast) verbeterplan (afspraken) waarin de gemeente concrete acties zijn vastgelegd met daarbij behorende met de toezichthouder afgestemde termijnen. Op basis van deze concrete afspraken kan de gemeente een stap terug op de ladder en wordt het oordeel weer ‘geel’. |
3b | De gemeente staat op trede 3b van de IBT-ladder (bestuurlijk afsrpaken maken met termijn), het oordeel is rood. De ambtelijke dialoog resulteert binnen één jaar na plaatsing op trede 3a niet in verbeteringen. | Er wordt bestuurlijk opgeschaald. Zo nodig of desgewenst kan ook eerder al een bestuurlijke dialoog worden gestart. |
4 | De gemeente staat op trede 4 van de IBT-ladder (vooraankondiging sanctie), het oordeel is rood. De gemeente geeft onvoldoende invulling aan de in de vorige stap gemaakte afspraken. | Er vindt bestuurlijk overleg plaats. De provincie stuurt een vooraankondiging van de geplande interventie (indeplaatsstelling) en geeft de gemeenten de gelegenheid om binnen een in die brief gestelde termijn alsnog een concreet verbeterplan in te dienen. |
5. Omgevingsrecht
5.1 Wet- en regelgeving
Op grond van de volgende wetten houdt de provincie toezicht op de uitvoering van wettelijke taken door gemeenten op het gebied van omgevingsrecht:
- Wet Vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH)
- Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
- Besluit omgevingsrecht (Bor)
- Ministeriële richtlijn omgevingsrecht (Mor)
Met ingang van 1 juli 2022 ziet het IBT voor het toezichtgebied omgevingsrecht toe op de medebewindstaken en naleving van wet- en regelgeving, gebaseerd op de Omgevingswet. Omdat de inhoud met de Omgevingswet niet wezenlijk veranderd zijn de kaders in dit uitvoeringsprogramma al gebaseerd op de Omgevingswet.
Het doel van IBT Omgevingsrecht is gemeenten ertoe te bewegen de beleidscyclus voor vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) op orde te krijgen. De procescriteria zijn momenteel nog opgenomen in het Besluit Omgevingsrecht en worden onder de Omgevingswet opgenomen in het Omgevingsbesluit. De procescriteria zijn de eisen die worden gesteld aan de beleidscyclus bij de taken van vergunningverlening, toezicht en handhaving en kunnen worden gevonden in de artikelen 13.5 tot en met 13.11 van het Omgevingsbesluit. Ze geven de elementen aan die minimaal aanwezig moeten zijn. Daarnaast moeten de criteria worden gebruikt bij het inrichten van de organisatie. De volgende procescriteria worden onderscheiden:
- de uitvoeringsstrategie (artikel 13.5 en 13.6)
- de handhavingsstrategie (artikel 13.5 en 13.6)
- het uitvoeringsprogramma VTH (artikel 13.8)
- de uitvoeringsagenda (artikel 13.6)
- de uitvoeringsorganisatie (artikel 13.9)
- de borging van middelen (artikel 13.10)
- de evaluatierapportage (artikel 13.11)
5.2 Indicatoren
Uit bovenstaande procescriteria zijn een viertal documenten geselecteerd waarover een gemeente in ieder geval moet beschikken:
- Uitvoeringsstrategie
- Handhavingsstrategie
- Uitvoeringsprogramma
- Evaluatierapportage
De beschikbaarheid van deze documenten is daarom opgenomen in de IBT-indicatoren van Omgevingsrecht:
1) Uitvoerings- en handhavingsstrategie
a) De uitvoerings- en handhavingsstrategie kan een meerjarig document zijn met een langere looptijd. Het is actueel, dus vigerend.
b) Binnen twee maanden na vaststelling is de raad geïnformeerd. Dit geldt ook bij verlenging van de huidige beleidskaders.
c) Binnen twee maanden na vaststelling is de provincie geïnformeerd door toezending van de raadsinformatiebrief over de vaststelling of de verlening.
2) Uitvoeringsprogramma VTH
a) Het uitvoeringsprogramma is voor 1 februari van het jaar waarop het programma betrekking heeft door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld.
b) Voor 15 juli van het jaar waarop het programma betrekking heeft is de raad geïnformeerd.
c) Voor 15 juli van het jaar waarop het programma betrekking heeft is de provincie geïnformeerd door toezending van het collegebesluit en de raadsinformatiebrief over de vaststelling.
3) Evaluatierapportage
a) De evaluatierapportage is voor 15 juli van het jaar dat volgt op het jaar waarop de rapportage betrekking heeft door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld.
b) Voor 1 oktober van het jaar dat volgt op het jaar waarop de evaluatierapportage betrekking heeft is de raad geïnformeerd.
c) Voor 1 oktober van het jaar dat volgt op het jaar waarop de evaluatierapportage betrekking heeft is de provincie geïnformeerd door toezending van het collegebesluit en de raadsinformatiebrief over de vaststelling.
5.3 Toelichting op de indicatoren
De provincie hecht er groot belang aan dat de gemeenteraad tijdig wordt geïnformeerd over de beleidscyclus VTH. Om dit vast te stellen vraagt de provincie om desbetreffende raadsinformatie brieven en/of collegebesluiten aan haar toe te zenden. Op basis van de hierin vermelde informatie kan de provincie beoordelen in hoeverre de gemeente voldoet aan de wet- en regelgeving. Vervolgens kan de provincie het IBT- dashboard actualiseren.
De wet schrijft voor dat een gemeente altijd dient te beschikken over een vigerende uitvoerings- en handhavingsstrategie. Vanuit hun controlerende en toezichthoudende rol is het daarom van belang dat de gemeenteraad en de provincie hierover geïnformeerd worden.
Het jaarlijkse uitvoeringsprogramma VTH is van belang omdat hierin wordt beschreven hoe de visie en prioriteiten, die zijn opgenomen in de uitvoerings- en handhavingsstrategie, concreet worden vertaald naar uitvoeringsgerichte acties. Het is belangrijk dat het uitvoeringsprogramma aan het begin van het kalenderjaar door het college wordt vastgesteld omdat er dan gedurende het jaar voldoende tijd is voor de realisatie daarvan. Daarom moet het programma vóór 1 februari zijn vastgesteld. Met deze datum wordt ook aangesloten bij de andere provincies die veelal een vergelijkbare termijn hanteren. Het college informeert de gemeenteraad vóór 15 juli over het uitvoeringsplan. De datum van 15 juli sluit aan bij de datum waarop de jaarstukken door de raad moeten zijn vastgesteld. Het is aan de individuele gemeente om het uitvoeringsprogramma gelijktijdig met de jaarstukken aan te bieden aan de raad, of om hiervoor een ander traject te doorlopen.
Nagenoeg alle gemeenten rapporteren aan de gemeenteraad over de behaalde (VTH) resultaten. Xxxx voorheen nog werd gevraagd om een jaarverslag is dit nu losgelaten. Een evaluatierapportage, waarbij wordt ingegaan op de behaalde resultaten van het afgelopen jaar en wat er verbeterd zou kunnen worden in het nieuwe jaar, ontbreekt echter vaak. Om de gemeenten te stimuleren een evaluatierapportage te maken en hier aandacht aan te besteden wordt de evaluatierapportage expliciet benoemd als indicator. Voor wat betreft de termijnstelling is ook hier de datum van 15 juli opgenomen. Ditmaal om de gemeente voldoende tijd te geven om een evaluatierapportage te maken aan de hand van de beschikbare (VTH) informatie van het voorgaande jaar. Het college informeert na vaststelling de gemeenteraad vóór 1 oktober.
5.4 Landelijk afstemming en uniformering
Vier keer per jaar komt een ambtelijke landelijke werkgroep IBT voor het domein Omgevingsrecht samen waarbij kennis en ervaring uitgewisseld worden. Het doel van deze overleggen is om bij te dragen aan een goed interbestuurlijk toezicht op basis van de uitgangspunten van de Wet revitalisering generiek toezicht en de Agenda Toekomst van het (interbestuurlijk) Toezicht. Ook wordt in de werkgroep besproken en onderzocht in welke mate de provincies de uitvoering van IBT op het domein Omgevingsrecht op elkaar af kunnen stemmen en uniformeren.
We zien dat de decentralisatie van IBT-taken naar provincies en gemeenten gepaard gaat met grote mate van beleidsvrijheid. Hierdoor is er sprake van differentiatie tussen prioriteitstelling en de uitvoeringspraktijk.
Hoewel er verschillen tussen provincies zijn, wordt gestreefd naar uniformiteit in de toegepaste methodiek en de indicatoren die worden gebruikt. De landelijke overleggen dragen ook bij aan reflectie op de Zuid-Hollandse IBT-uitvoeringspraktijk.
5.5 Het proces
Tabel 2 geeft het IBT-proces voor omgevingsrecht weer, met de daarbij behorende stappen op de IBT-ladder en het oordeel zoals dat zal worden gepubliceerd op het IBT-dashboard.
Proportioneel toezicht
Het toezicht is proportioneel. Dit houdt onder andere in dat het te laat informeren van de raad op zichzelf niet kan resulteren in de sanctie indeplaatsstelling bij taakverwaarlozing. De gemeente kan wel op trede 2 van de IBT-ladder (geel) worden geplaatst. Voor verdere escalatie is de tekortkoming niet ernstig genoeg. Ook als stukken wel aanwezig zijn, maar te laat werden vastgesteld, leidt dit niet tot indeplaatsstelling. Wel kan de gemeente op trede 3 (oranje) van de IBT-ladder worden geplaatst. Als een gemeente de beleidscyclus voor langere tijd niet op orde heeft en de stukken zijn niet aanwezig, dan is verdere escalatie wel een mogelijkheid. Tijdens dit hele proces zoeken de gemeente en de provincie samen naar oplossingen.
Verbeterplan
In een verbeterplan, zoals bedoeld in onderstaande processchema, geeft een gemeente aan hoe wordt toegewerkt naar het op orde krijgen van de beleidscyclus. In dit plan staan concrete maatregelen, afspraken en termijnen die zijn afgestemd met de toezichthouder. De toezichthouder wordt door de gemeente actief geïnformeerd over de voortgang van de gemaakte afspraken.
Tabel 2, Proces en beoordeling IBT Omgevingsrecht
IBT-ladder en -oordeel | Toelichting / acties | |
0 | De gemeente staat niet op de IBT- ladder, het oordeel is groen. | Op basis van bij de provincie beschikbare gegevens wordt periodiek beoordeeld of de stukken aanwezig zijn en tijdig zijn vastgesteld en aangeleverd aan de gemeenteraad. De provincie houdt dit bij in een database. |
1 | De gemeente staat op trede 1 van de IBT-ladder (signaleren), het oordeel is groen. Niet alle stukken zijn toegestuurd, of uit de gegevens kan niet worden vastgesteld of aan de termijnen is voldaan. | Als stukken ontbreken kijkt de provincie of meer informatie beschikbaar is en stemt dit zo nodig af met de gemeente. Indien informatie nog ontbreekt wordt de gemeente in kwestie verzocht om ontbrekende collegebesluiten en/of raadsinformatiebrieven binnen één maand alsnog aan te leveren. Als niet voldaan is aan de termijnen wordt nagevraagd waarom de stukken niet tijdig waren vastgesteld en/of waarom de raad niet tijdig is geïnformeerd, en of dit volgend jaar wel binnen de termijnen mogelijk is. Blijkt dat het aanleveren van informatie structureel voldoende wordt uitgevoerd, waarbij ook wordt teruggekeken naar het afgelopen jaar, dan is er geen signaal van taakverwaarlozing en blijft het oordeel ‘groen’. |
2 | De gemeente staat op trede 2 van de IBT-ladder (informatie opvragen en beoordelen), het oordeel is geel. Na een maand is de nodige informatie nog niet aanwezig, of er is geen goede reden om de documenten buiten de termijnen vast te stellen en/of de raad te informeren. | Tijdens deze stap wordt contact gezocht met de gemeente. Op basis van aangeleverde aanvullende informatie kan worden vastgesteld of de taak (structureel) goed wordt uitgevoerd. Als er naar het oordeel van de provincie geen sprake is van een structureel probleem, dan blijft de gemeente op deze trede van de ladder totdat volledig aan de indicatoren is voldaan, dan staat de gemeente niet meer op de IBT-ladder (dit is 'groen'). Er is geen sprake van een structureel probleem als bijvoorbeeld termijnen eenmalig niet zijn gehaald. In dit laatste geval kan er ook voor gekozen worden de gemeente op trede 1 van de IBT-ladder (groen signaleren) te plaatsen, het aannemelijk is gemaakt door de gemeente dat de termijnen volgend jaar wel gehaald zullen worden. Als er naar het oordeel van de provincie sprake is van een verwijtbaar structureel probleem bij het vaststellen van de beleidsstukken, omdat deze helemaal niet zijn vastgesteld en/of veel te laat worden vastgesteld, dan wordt de gemeente op de volgende trede van de IBT-ladder (trede 3a oranje) geplaatst en daarover geïnformeerd. Wanneer de stukken wel aanwezig zijn en vastgesteld zijn, maar de raad wordt keer op keer te laat geïnformeerd, is er sprake van een structureel probleem. De gemeente blijft dan op trede 2 van de IBT-ladder (geel), totdat de raad tijdig is geïnformeerd. |
3a | De gemeente staat op trede 3a van de IBT-ladder (ambtelijk afsrpaken maken met termijn), het oordeel is oranje. De stukken worden structureel niet tijdig vastgesteld of ontbreken. | Er vindt ambtelijke dialoog plaats. Als stukken ontbreken wordt de gemeente geacht een verbeterplan vast te stellen. Afhankelijk van het verbeterplan en de ernst van de situatie besluit de toezichthouder of de gemeente op trede 3a (oranje) blijft of teruggeplaatst wordt op 2 (geel), totdat alle stukken wel aanwezig zijn. Bij het ontbreken van een concreet verbeterplan of als er na één jaar op plaatsing van trede 3a geen verbeterplan is vastgesteld, dan wordt er bestuurlijk opgeschaald (trede 3b IBT-ladder/ rood). Ook in geval dat de vaststellingstermijnen structureel worden overschreden wordt er van de gemeente verwacht dat ze een verbeterplan vaststelt. Als de gemeente met het verbeterplan aannemelijk maaktn dat het vaststellen van de documenten volgend jaar wel aan de termijnen voldoet, kan de toezichthouder de gemeente terugplaatsen op trede 2 (geel) van de IBT-ladder. |
IBT-ladder en -oordeel | Toelichting / acties | |
3b | De gemeente staat op trede 3b van de IBT-ladder (bestuurlijk afsrpaken maken met termijn), het oordeel is rood. De ambtelijke dialoog resulteert binnen één jaar na plaatsing op trede 3a niet in verbeteringen. | Als ambtelijke dialoog binnen één jaar na plaatsing op trede 3a (oranje) op de IBT-ladder niet resulteert in verbeteringen wordt er bestuurlijk opgeschaald. Zo nodig of desgewenst kan ook eerder al een bestuurlijke dialoog worden gestart. |
4 | De gemeente staat op trede 4 van de IBT-ladder (vooraankondiging sanctie), het oordeel is rood. De gemeente geeft onvoldoende invulling aan de in de vorige stap gemaakte afspraken. | Er vindt bestuurlijk overleg plaats. De provincie stuurt een vooraankondiging van de geplande interventie (indeplaatsstelling) en geeft de gemeenten de gelegenheid om binnen een in die brief gestelde termijn alsnog een concreet verbeterplan in te dienen. |
6. Monumentenzorg en archeologie
6.1 Inleiding IBT op monumentenzorg en archeologische monumentenzorg
Overgangsjaar
Het jaar 2022 moet worden gezien als een overgangsjaar. Of onderstaande werkwijze werkt moet immers nog blijken. Samen met de gemeenten wordt de komende tijd onderzocht op welke manier het beste kan worden vastgesteld of er sprake is van voldoende taakuitoefening. Nadat hiermee ervaring is opgedaan in 2022 zal een evaluatiebijeenkomst worden georganiseerd met de gemeenten, waarna wordt besloten of de werkwijze nog aanpassing behoeft. Ook andere onderdelen van de Omgevingswet kunnen hierbij worden betrokken.
Beleidsdoel
Het beleidsdoel van monumentenzorg is om te voorkomen dat monumenten worden beschadigd of verwaarloosd dan wel om corrigerend op te treden als dit al heeft plaatsgevonden. Voor archeologische monumentenzorg is het beleidsdoel om te voorkomen dat archeologische waarden en monumenten ongezien worden vernietigd, beschadigd of verwaarloosd dan wel om corrigerend op te treden indien dit al heeft plaats gevonden.
Risicogericht en proportioneel
Bij monumentenzorg hebben de gemeenten tot taak om te zorgen voor de vergunningverlening met relevante voorwaarden wat gepaard gaat met deskundig toezicht en handhaving zodat monumentale waarden niet verloren gaan, dan wel hersteld worden. Hierbij is een belangrijke randvoorwaarde dat er zicht is op de staat van de monumenten in de gemeente, waarbij de kwetsbare en verwaarloosde monumenten in beeld zijn. Dit vergt beleidsmatige inzet.
Uit gesprekken met gemeenten blijkt dat het grootste risico zit in het voldoende uitvoeren van toezicht en handhaving op monumentenzorg en archeologische monumentenzorg. Dit vergt immers een pro-actieve houding, deels gericht op preventie. Bij onvoldoende invulling bestaat een kans dat waardevolle monumenten en archeologisch erfgoed verloren gaan. De provincie zal bij het interbestuurlijk toezicht kijken naar de taakuitvoering in brede zin maar het accent leggen op de uitvoering van toezicht en handhaving.
6.2 Wet- en regelgeving
Erfgoedwet (Ew, 2016), Monumentenwet 1988 (Monwet ’88), Wet ruimtelijke ordening (Wro 2008), Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo, 2008).
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor vergunningverlening, toezicht op en de bestuurlijke handhaving van het verbod op beschadiging van gebouwde monumenten. Hiervoor dient men gegevens te verzamelen, te registreren en klachten te behandelen over de naleving. Men dient te beschikken over een toezichts- en handhavingsbeleid, een uitvoeringsprogramma en een uitvoeringsorganisatie met de borging van middelen, monitoring en een rapportage (evaluatie). Ook zijn gemeenten verantwoordelijk voor toezicht en handhaving op in omgevingsvergunningen voorgeschreven archeologische onderzoeksverplichtingen.
6.3 Indicatoren
Voldoende taakuitvoering valt of staat met voldoende deskundige handen aan het bed die in redelijke verhouding staan tot de werklast, in dit geval het aantal monumenten in de gemeente. Als indicator hanteren we het totaal aantal monumenten gedeeld door de totale capaciteit uitgedrukt in het aantal FTE’s op beleid, vergunningverlening, toezicht en handhaving. Als de uitkomst van de indicator ver afstaat van het provinciale gemiddelde dan geeft dat een indicatie dat de werklast hoog is voor de beschikbare capaciteit wat reden is om te kijken wat er aan de hand is.
Deze indicator moet niet worden gezien als een norm, maar slechts als risicofactor voor mogelijke mankementen in de taakuitvoering. Het zegt dus nog niets over de inhoud. Op basis van een aflopende lijst kiest de provincie een aantal gemeente(n) om nader onderzoek naar te doen. Daarna kijkt de provincie bij deze gemeenten naar de inhoud, dus hoe het met de taakuitvoering gesteld is. Het kan zijn dat deze gemeenten met veel minder capaciteit dan andere gemeenten het toch lukt om de taakuitvoering voldoende uit te voeren door efficiënte werkwijzen. Dit kan interessant zijn om van te leren en kan als inspirerend voorbeeld naar andere gemeenten worden gecommuniceerd.
Eén keer in de twee jaar laat de provincie een beperkte set data van de Inspectie door de gemeenten valideren. Dit betreft de volgende vragen:
1. Hoeveel capaciteit (uitgedrukt in FTE) zet uw gemeente daadwerkelijk in op beleid, vergunningverlening, toezicht en handhaving op monumentenzorg in het jaar van onderzoek? De capaciteit kan bestaan uit eigen formatie, omgevingsdiensten of andere externe partijen.
2. Hoeveel capaciteit (uitgedrukt in FTE) zet uw gemeente daadwerkelijk in op beleid, vergunningverlening, toezicht en handhaving op archeologische monumentenzorg in het jaar van onderzoek? De capaciteit kan bestaan uit eigen formatie, omgevingsdiensten of andere externe partijen.
3. Hoeveel rijks-en gemeentelijke monumenten en beschermde rijks-en gemeentelijke gezichten heeft uw gemeente in het jaar van onderzoek?
4. Hoeveel van deze monumenten en gezichten zijn in het jaar van onderzoek in beschadigde of verwaarloosde staat? Deze vraag geeft inkleuring over de effectiviteit van het huidige beleid.
Wat nog moet gebeuren is om samen met de gemeenten een manier uit te werken om een oordeel te kunnen vellen over voldoende taakuitvoering. Dit zal de komende tijd worden opgepakt.
6.4 Het Proces
Uit de landelijke database (Erfgoedmonitor) van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed (O&E) blijkt dat een aantal gemeenten aangeeft onbekend te zijn met de staat van onderhoud van monumenten alsmede op de formatie op toezicht en handhaving. Dit kan het geval zijn, of er is onvoldoende aandacht besteed aan het invullen van de vragenlijst. Deze data kunnen derhalve (nog) niet dienen als basis voor het toezicht zonder validering. De provincie geeft daarom de data die de Inspectie O&E heeft verzameld terug aan de gemeenten met het verzoek deze te corrigeren en aan te vullen.
Tabel 3, op de volgende pagina, geeft het IBT-proces voor monumentenzorg en archeologie weer, met de daarbij behorende stappen op de IBT-ladder en het oordeel zoals dat zal worden gepubliceerd op het IBT- dashboard.
Verbeterplan
In een verbeterplan, zoals bedoeld in onderstaand processchema, wordt primair aangegeven hoe een gemeente ernaar toewerkt om uitvoering te geven aan de wettelijke taak. In het verbeterplan neemt de gemeente concrete maatregelen op, waarbij de termijnen zijn afgestemd met de toezichthouder. Ook moet uit het verbeterplan blijken hoe de gemeente zicht houdt of krijgt op de staat van onderhoud van (archeologische) monumenten.
Tabel 3, proces en beoordeling IBT Monumentenzorg en archeologie
IBT-ladder en -oordeel | Toelichting / acties | |
0 | De gemeente staat niet op de IBT- ladder, het oordeel is groen. | Tweejaarlijks toetst de provincie op basis van door de gemeente gevalideerde data van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed of er mogelijk sprake is van onvoldoende taakuitvoering. |
1 | De gemeenten met de laagste scores worden op trede 1 van de IBT-ladder (signaleren) geplaatst. Het oordeel is groen | De provincie voert een nadere analyse uit op basis van voornoemde data en toetst dit bij de gemeente in kwestie. Blijkt dat de taak toch structureel voldoende wordt uitgevoerd, dan is er geen signaal van taakverwaarlozing en staat de gemeente niet meer op de IBT-ladder (score blijft groen). Anders wordt de gemeente op trede 2 van de IBT-ladder geplaatst. |
2 | De gemeente staat op trede 2 van de IBT-ladder (informatie opvragen en beoordelen), het oordeel is geel. De provincie heeft meer informatie nodig om goed te kunnen beoordelen in hoeverre er sprake is van taakverwaarlozing. | Tijdens deze stap vindt ambtelijke dialoog plaats. Op basis van aanvullende informatie van de gemeente kan worden vastgesteld of de taak (structureel) goed wordt uitgevoerd. Als dat zo is, dan is er geen sprake van taakverwaarlozing (‘groen’). Als dat niet zo is, dan stijgt de gemeente een trede op de ladder en wordt het oordeel ‘oranje’. (structureel en verwijtbaar) Als blijkt dat er al een verbeterplan is, of als er sprake is van een tijdelijke situatie, dan is er mogelijk geen sprake van taakverwaarlozing, maar slechts van een tijdelijke achterstand in de taakuitvoering. In dat geval kan de toezichthouder besluiten dat de gemeente op trede 2 van de ladder blijft, totdat de achterstand is weggewerkt. Dit is maatwerk. Als de achterstand verwijtbaar is of er onvoldoende verbetering optreedt, dan is er sprake van taakverwaarlozing en stijgt de gemeente op de ladder. De gemeente blijft op deze trede van de ladder staan zolang de geconstateerde achterstand niet is opgelost en de termijnen uit het ‘verbeterplan’ nog niet zijn overschreden. Als binnen de termijnen van het ‘verbeterplan’ de achterstand niet is opgelost, dan wordt het oordeel ‘oranje’. |
3a | De gemeente staat op trede 3a van de IBT-ladder (ambtelijk afspraken maken met termijn), het oordeel is oranje. Er is sprake van taakverwaarlozing en er lijkt onvoldoende voortgang te zijn in het oplossen van de achterstand. | Er vindt ambtelijke dialoog plaats waarbij gezamenlijk wordt gezocht naar oplossingen. Dit moet binnen één jaar na plaatsing op trede 3a van de IBT- ladder resulteren in een (aangepast) verbeterplan (afspraken) waarin door de gemeente concrete acties zijn vastgelegd met daarbij behorende met de toezichthouder afgestemde termijnen. Op basis van deze concrete afspraken kan de gemeente een stap terug op de ladder en wordt het oordeel weer ‘geel’. |
3b | De gemeente staat op trede 3a van de IBT-ladder (bestuurlijk afspraken maken met termijn), het oordeel is oranje. De ambtelijke dialoog resulteert binnen één jaar na plaatsing op trede 3a niet in verbeteringen. | Als ambtelijke dialoog niet binnen één jaar resulteert in een oplossing wordt er bestuurlijk opgeschaald. Zo nodig of desgewenst kan ook eerder al een bestuurlijke dialoog worden gestart. |
4 | De gemeente staat op trede 4 van de IBT-ladder (vooraankondiging sanctie), het oordeel is rood. De gemeente geeft onvoldoende invulling aan de in de vorige stap gemaakte afspraken. | Er vindt bestuurlijk overleg plaats. De provincie stuurt een vooraankondiging van de geplande interventie (indeplaatsstelling) en geeft de gemeenten de gelegenheid om binnen een in die brief gestelde termijn alsnog een concreet verbeterplan in te dienen. |
7. Archief- en informatiebeheer
7.1 Wet- en regelgeving
Het IBT voor het domein Archief- en informatiebeheer ziet toe op de naleving van de Archiefwet 1995 en de daarop gebaseerde regelgeving door gemeenten, waterschappen en gemeenschappelijke regelingen.
Toegankelijke en betrouwbare informatievoorziening is immers essentieel voor een goede taakuitvoering en goed bestuur.
7.2 Indicatoren
De indicator die aangeeft of de gemeente haar taken op grond van de Archiefwet goed uitvoert is de (twee)jaarlijkse verantwoording van het college van burgemeester en wethouders aan de gemeenteraad. Op grond van een door de gemeenteraad verplicht vast te stellen archiefverordening dienen burgemeester en wethouders de gemeenteraad [twee]jaarlijks te informeren over de uitoefening van de aan hen opgedragen zorg voor de archiefbescheiden en daarbij in ieder geval het inspectieverslag van de gemeentearchivaris te voegen.
De provincie toetst of het college van B&W daadwerkelijk (twee)jaarlijks de gemeenteraad informeert en of het de in het inspectieverslag genoemde verbeterpunten ook daadwerkelijk oppakt. Als het verslag geen actie door de gemeente vereist zal dit laatste achterwege kunnen blijven.
7.3 Landelijk afstemming en uniformering
Vier keer per jaar komt de vereniging van provinciale toezichthouders op informatie- en archiefbeheer bij gemeenten, waterschappen en gemeenschappelijke regelingen (LOPAI) bijeen voor het uitwisselen van kennis en ervaring. Het doel van deze overleggen is om bij te dragen aan een goed interbestuurlijk toezicht op basis van de uitgangspunten van de Wet revitalisering generiek toezicht en de Agenda Toekomst van het (interbestuurlijk) Toezicht. Ook wordt besproken in hoeverre de provincies de uitvoering van IBT op dit domein op elkaar af kunnen stemmen en uniformeren.
7.4 Het proces
Tabel 4, op de volgende pagina, geeft het IBT-proces voor archief- en informatiebeheer weer, met de daarbij behorende stappen op de IBT-ladder en het oordeel zoals dat zal worden gepubliceerd op het IBT-dashboard.
De informatiebronnen voor het IBT Archief- en informatiebeheer zijn:
- Het inspectieverslag van de gemeentearchivaris;
- Het KPI-verslag over het archief- en informatiebeheer van de gemeente;
- Het verbeterplan van de gemeente (indien inspectieverslag daar aanleiding toe geeft).
De provincie maakt afspraken met de gemeente over de momenten in het jaar en de wijze waarop deze informatiebronnen worden gedeeld.
Tabel 4, proces en beoordeling IBT Archief- en informatiebeheer
IBT-ladder en -oordeel | Toelichting / acties | |
0 | De gemeente staat niet op de IBT- ladder, het oordeel is groen. | De gemeente stuurt (twee)jaarlijks het inspectieverslag naar de provincie. De provincie toetst of het verslag bestuurlijk is behandeld in het college van burgemeester en wethouders en de raad is geïnformeerd. De provincie kijkt ook of er gevolg is/wordt gegeven aan de in het inspectieverslag opgenomen actie- en verbeterpunten. |
1 | De gemeente staat op trede 1 van de IBT-ladder (signaleren), het oordeel is groen. Het inspectieverslagis niet bestuurlijk behandeld en/of er worden geen acties ondernomen. | De provincie kijkt of meer informatie beschikbaar is en stemt dit zo nodig af met de gemeente. Blijkt dat de taak structureel goed wordt uitgevoerd, dan is er geen signaal van taakverwaarlozing en blijft het oordeel ‘groen’. Zo niet, dan stijgt de gemeente op de IBT-ladder en wordt het oordeel ‘geel’. |
2 | De gemeente staat op trede 2 van de IBT-ladder (informatie opvragen en beoordelen), het oordeel is geel. De provincie heeft meer informatie nodig om goed te kunnen beoordelen in hoeverre er sprake is van verwijtbare en structurele taakverwaarlozing. | Tijdens deze stap vindt ambtelijke dialoog plaats. Op basis van aanvullende informatie kan worden vastgesteld of de taak (structureel) goed wordt uitgevoerd. Als dat zo is, dan is er geen sprake van taakverwaarlozing en wordt het oordeel weer groen. De gemeente staat niet meer op de IBT-ladder. Als blijkt dat er een verbeterplan is of sprake is van een tijdelijke situatie, dan is er mogelijk geen sprake van taakverwaarlozing, maar slechts van een tijdelijke achterstand in de taakuitvoering. In dat geval kan de toezichthouder besluiten dat de gemeente op trede 2 van de ladder blijft, totdat de achterstand is weggewerkt of de verbetering gerealiseerd. De gemeente blijft op deze trede van de ladder staan zolang de achterstand niet is opgelost en de termijnen van het ‘verbeterplan’ niet zijn overschreden. Als binnen de termijnen van het ‘verbeterplan’ de achterstand niet is opgelost, wordt het oordeel ‘oranje’ en komt de gemeente op trede 3. Als de achterstand verwijtbaar is of een verbeterplan ontbreekt of niet wordt uitgevoerd, is er sowieso sprake van taakverwaarlozing en stijgt de gemeente op de ladder naar trede 3. |
3a | De gemeente staat op trede 3a van de IBT-ladder (ambtelijk afspraken maken met termijn), het oordeel is oranje. Er is sprake van taakverwaarlozing en er lijkt onvoldoende voortgang te zijn in het oplossen van de achterstand. | Er vindt ambtelijke dialoog plaats. Dit moet binnen één jaar na de constatering van de achterstand resulteren in een (aangepast) verbeterplan (of afspraken) waarin de gemeente concrete acties heeft vastgelegd met daarbij behorende met de provinciaal toezichthouder afgestemde termijnen. Op basis van deze concrete afspraken kan de gemeente een stap terug op de ladder en wordt het oordeel weer ‘geel’. |
3b | De gemeente staat op trede 3a van de IBT-ladder (bestuurlijk afspraken maken met termijn), het oordeel is oranje. De ambtelijke dialoog resulteert binnen één jaar na plaatsing op trede 3a niet in verbeteringen. | Als de ambtelijke dialoog niet binnen één jaar (of een andere afgesproken termijn) resulteert in een oplossing volgt het oordeel ‘rood’ en wordt er bestuurlijk opgeschaald. Zo nodig kan ook al eerder een bestuurlijk overleg worden gestart. |
4 | De gemeente staat op trede 4 van de IBT-ladder (vooraankondiging sanctie), het oordeel is rood. De gemeente geeft onvoldoende invulling aan de in de vorige stap gemaakte afspraken. | Er vindt bestuurlijk overleg plaats. De provincie stuurt een vooraankondiging van de geplande interventie (indeplaatsstelling) en geeft de gemeenten de gelegenheid om binnen een in die brief gestelde termijn alsnog een concreet verbeterplan in te dienen of al eerder afgesproken verbeteringen te realiseren. |
8. Huisvesting vergunninghouders
8.1 Wet- en regelgeving
Dat gemeenten vergunninghouders moeten huisvesten is geregeld in artikel 28 van de Huisvestingswet. Dit artikel luidt: ‘Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de voorziening in de huisvesting van vergunninghouders in de gemeente overeenkomstig de voor de gemeente geldende taakstelling.’
Verder is in de Huisvestingswet geregeld dat:
- de gemeentelijke taakstelling wordt berekend naar rato van het inwoneraantal van de gemeente ten opzichte van Nederland (artikel 29, lid 1),
- twee of meer gemeenten hun taakstellingen onderling kunnen herverdelen, mits de som van de taakstelling van de gemeenten gelijk blijft (artikel 29, lid 2),
- gemeenten een huisvestingsverordening kunnen vaststellen.
8.2 Indicatoren
De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bepaalt elk half jaar de taakstelling voor geheel Nederland. Deze taakstelling wordt ten minste dertien weken voor aanvang bekend gemaakt in de Staatscourant. De taakstellingsperiode loopt van 1 januari tot en met 30 juni en van 1 juli tot en met 31 december. Het bekendmaken van de taakstellingen voor deze twee perioden vindt respectievelijk op 1 oktober en 1 april plaats. De provincie krijgt van het ministerie een brief met onder andere de taakstelling per gemeente. De gemeenten dienen deze taakstelling te realiseren. Hier wordt toezicht op gehouden door middel van het aanvullend beleidskader huisvesting vergunninghouders. Voor de uitgangspunten voor het toezicht en het gebruik van de bestuurlijke interventieladder (IBT-ladder) wordt naar dit beleidskader verwezen.
De beoordeling van de taakstelling vindt plaats in januari en juli, waarna de gemeenten een brief ontvangen en vervolgens de informatie op het IBT-dashboard wordt geactualiseerd. In april en oktober wordt beoordeeld of de gemeente op schema ligt voor de taakstelling.
8.3 Landelijk en regionale afstemming en uniformering
De Huisvesting van vergunninghouders wordt landelijk en regionaal afgestemd in onder andere de volgende overlegstructuren:
- PHV: Landelijk Platform Huisvesting Vergunninghouders. Dit is een ambtelijk overleg van de coördinatoren IBT, voorgezeten door de secretaris van het IPO.
- IVO: Ambtelijk Interdepartementaal vergunninghouders overleg. Hierbij zijn ook de secretaris van het IPO en de toezichthouder van de provincie Zuid-Holland aanwezig.
- Landelijke regietafel. De voorzitter van dit bestuurlijke overleg is is de minister van BZK. Deze regietafel werkt aan gezamenlijke opgaven op het gebied van huisvesting statushouders, integratie en participatie. De deelnemers zijn de minister van SZW, de staatssercetaris JenV, de burgemeester van Tilburg, de XxX xxx Xxxxxxx (als vertegenwoordiger van de Rijksheren) en bestuursleden van VNG, IPO en COA.
- Provinciale regietafels. In dit oveleg bespreken bestuurders de uitvoering van de afspraken van de landelijke regietafel. Voorzitter is de commissaris van de koning van Zuid-Holland (als Rijksheer). Vaste deelnemers zijn: gedeputeerde wonen, bestuursvoorzitter COA en voorzitters van de veiligheidsregio’s.
- Regionale regietafel. In dit overleg bespreken bestuurderls regionaal (veiligheids- of woonregio’s) de uitvoering van de afspraken van de landelijke en provinciale regietafels. De deelnemers zijn burgemeesters en wethouders die zich kunnen aanmelden bij de secretaris van de regionale regietafel.
8.4 Het proces
Tabel 5, op de volgende pagina, geeft het IBT-proces voor huisvesting vergunninghouders weer, met de daarbij behorende stappen op de IBT-ladder en het oordeel zoals dat zal worden gepubliceerd op het IBT-dashboard.
Tabel 5, proces en beoordeling IBT Huisvesting vergunninghouders
IBT-ladder en -oordeel | Toelichting / acties | |
0 | De gemeente staat niet op de IBT- ladder, het oordeel is groen. | N.v.t. |
1 | De gemeente staat op trede 1 van de IBT-ladder (signaleren), het oordeel is groen. Op basis van data-analyse blijkt dat de taakstelling niet gerealiseerd is. | Het toezicht begint met het signaleren van een achterstand in het realiseren van de opgave en/of het niet op schema lopen bij het realiseren van de opgave. |
2 | De gemeente staat op trede 2 van de IBT-ladder (informatie opvragen en beoordelen), het oordeel is geel. De achterstand is nog niet volledig ingelopen. | Als de achterstand in het realiseren van de opgave aanhoudt, volgt een ambtelijk gesprek met de gemeente en de regievoerder van het COA en eventueel de in de gemeente werkzame corporaties. |
3a | De gemeente staat op trede 3a van de IBT-ladder (ambtelijk afspraken maken met termijn), het oordeel is oranje. Er is structureel sprake van een achterstand. | Er vindt ambtelijke dialoog plaats. Dit moet binnen 3 maanden na de constatering resulteren in een (aangepast) plan van aanpak (afspraken) waarin de gemeente concrete acties zijn vastgelegd met daarbij behorende met de toezichthouder afgestemde termijnen. |
3b | De gemeente staat op trede 3a van de IBT-ladder (bestuurlijk afspraken maken met termijn), het oordeel is oranje. Het plan van aanpak heeft niet geresulteerd in het realiseren van de taakstelling. | Als het plan van aanpak niet binnen een half jaar resulteert in het realiseren van de taakstelling wordt er bestuurlijk opgeschaald. Het plan van aanpak uit trede 3a wordt bestuurlijk vastgesteld door de gemeente. |
4 | De gemeente staat op trede 4 van de IBT-ladder (vooraankondiging sanctie), het oordeel is rood. De gemeente heeft ondanks bestuurlijke interventie de taakstelling niet gerealiseerd. | Er vindt bestuurlijk overleg plaats. De provincie stuurt een vooraankondiging van de geplande interventie (indeplaatsstelling) en geeft de gemeenten de gelegenheid om binnen een in die brief gestelde termijn alsnog de taakstelling zelf te realiseren. |
Voor het beoordelen van de realisatie van de taakstelling wordt gebruik gemaakt van gegevens van het Centraal Orgaan opvang asieszoekers (COA)
9. Thema-onderzoeken
Themaonderzoeken hebben betrekking op een specifiek onderwerp wat actueel is binnen de provincie of in Nederland en wat betrekking heeft op een van de toezichtgebieden waarop de provincie systematisch toezicht houdt of gaat houden. Het kan bijvoorbeeld gaan om nieuwe wetgeving of andere ontwikkelingen en gebeurtenissen. Aanleiding voor themaonderzoeken kunnen signalen uit de maatschappij zijn, bijvoorbeeld uit de media, of meldingen van burgers.
Het belangrijkste doel van themaonderzoeken is om kennis te vergaren en te delen. Een ander doel kan zijn om vast te stellen of er belangrijke maatschappelijke risico’s zijn. De provincie kan zelf initiatief nemen om themaonderzoek te starten, maar zal dat altijd in samenspraak met de gemeenten (klankbordgroep en IBT- coördinatorenoverleg) doen. Ook gemeenten kunnen onderwerpen voor themaonderzoeken aandragen, waarna gezamenlijk zal worden bezien of en hoe dit wordt opgepakt.
Op dit moment zijn er voor de komende periode nog geen concrete themaonderzoeken gepland. Prioriteit wordt gegeven aan het in de praktijk brengen van dit Uitvoeringsprogramma en het hierin verwerken van de gevolgen voor het IBT van de Omgevingswet en de Wet digitale overheid. Op onderdelen van het Uitvoeringsprogramma, bijvoorbeeld monumentenzorg, zal tussentijds geëvalueerd worden of de nieuwe werkwijze in de praktijk werkt en of het de gewenste informatie oplevert. Daarnaast zal Zuid-Holland zich samen met gemeenten en ander provincies blijven inspannen voor het ontwikkelen van data-gedreven toezicht.
10. Overige onderwerpen en ontwikkelingen
10.1 Omgevingswet
De Omgevingswet bundelt en vereenvoudigt de regels voor ruimtelijke projecten. Met behulp van 1 digitaal loket wordt het makkelijker om ruimtelijke projecten te starten. Bijvoorbeeld woningbouw op oude bedrijventerreinen of de bouw van windmolenparken.
De beoogde inwerkingtredingsdatum van de Omgevingswet is met een half jaar verplaatst naar 1 juli 2022. Dit geeft het Rijk, gemeenten, provincies, waterschappen en uitvoeringsorganisaties meer ruimte om de implementatie van de wet op een zorgvuldige en verantwoorde wijze af te ronden.
De gemeentelijk bestemmingsplannen worden als gevolg van de Omgevingswet omgezet naar één gemeente- dekkend Omgevingsplan. Dat betekent ook dat de nieuwe Zuid-Hollandse Omgevingsverordening (ZHOV) in werking treedt. De IBT-indicatoren voor het jaar 2023 zullen hierop mogelijk moeten worden aangepast. De ZHOV bevat nieuwe instructieregels voor bodem en water, maar de ZHOV bevat ook een nieuwe implementatietermijn voor het gemeentelijke Omgevingsplan. Voor de wijze waarop de IBT-beoordeling zal plaatsvinden heeft dit nog niet direct gevolgen.
Meer informatie over de Omgevingswet vindt u op Xxxxxxxxxxxxx.xx.
10.2 Wet Digitale Overheid (Wdo)
De Wet digitale overheid (Wdo) heeft als doel het regelen van het veilig en betrouwbaar kunnen inloggen voor Nederlandse burgers en bedrijven bij de (semi-)overheid. Met veilig en betrouwbaar inloggen wordt bedoeld dat burgers elektronische identificatiemiddelen (eID) krijgen met een hogere mate van betrouwbaarheid dan het huidige DigiD. Deze identificatiemiddelen geven publieke dienstverleners meer zekerheid over iemands identiteit. De wet stelt daarnaast open standaarden verplicht. Hiermee implementeert Nederland de EU richtlijn over toegankelijkheid van overheidswebsites en apps.
Door de wetswijziging na vragen van de Eerste Kamer wordt de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding van de wet 1 juli 2022. De daadwerkelijke datum van de inwerkingtreding is afhankelijk van wanneer de Kamer het wetsvoorstel met de wijziging bespreekt.
De Wdo geeft in artikel 17 aan dat provincies toezicht op waterschappen en gemeenten dienen te houden op de naleving van artikelen art 3, 6, 7, 8 lid 1 en 15 van de Wdo. De Wdo verplicht daarbij de minister te informeren over de naleving van deze wet.
De Wdo heeft dus gevolgen voor het interbestuurlijk toezicht op informatieveiligheid en naleving van verplichte standaarden door provincies op en de opvolging hiervan bij gemeenten en waterschappen en hun uitvoeringsorganisaties. Het bestuur zal de naastgelegen overheidslaag moeten informeren over de naleving van de Wdo. Dit betekent logischerwijs dan ook dat het bestuur informatie moet verzamelen over de invoering van de Wdo.
Er is vanuit provincies grote twijfel over de uitvoerbaarheid van het specifieke toezicht dat in de Wdo is opgenomen. Op dit moment is de scope, het detailniveau en de beoogde frequentie van deze rapportages nog niet bekend. Ook speelt hierbij een capaciteitsvraag voor deze (nieuwe) toezichtstaak. Tot slot zijn er vragen hoe artikel 17 zich verhoudt tot de uitgangspunten van de Wet revitalisering generiek toezicht.
Over de uitvoerbaarheid van het interbestuurlijk toezicht op de Wdo zal daarom nog afstemming moeten plaatsvinden tussen de betrokken partijen, die worden vertegenwoordigd door de VNG, het IPO, de UvW en het ministerie van BZK. Als bekend is wat het toezicht op de Wdo concreet gaat inhouden, wordt dit nader uitgewerkt en opgenomen in dit Uitvoeringsprogramma.
Op de website Digitale Overheid van de Rijsoverheid vindt u meer informatie over de Wdo.
10.3 Actieplan Agenda Toekomst van het Toezicht (ATT)
Met de in 2018 opgestelde Agenda Toekomst (interbestuurlijk) Toezicht (ATT) geven gemeenten, provincies en Rijk gezamenlijk invulling aan de afspraak in de ‘Programmastart Interbestuurlijk Programma’ (2018): werken aan vernieuwing van het interbestuurlijk en financieel toezicht.
Het Actieplan Agenda Toekomst van het Toezicht is een concrete uitwerking van de ATT.
In de ATT is aangegeven dat in het nieuwe toezicht het leren en de dialoog voeren centraal staan en dat er langs de volgende 5 actielijnen naar het nieuwe interbestuurlijk toezicht toegewerkt wordt:
1. Versterken verbinden horizontale controle en verticaal toezicht,
2. Beter voeren dialoog,
3. Beter leren via toezicht,
4. Uniformeren uitvoering toezicht en
5. Toezichthouder richt zich op gedeelde risico’s.
In het actieplan Toekomst Toezicht zijn deze actielijnen vertaald naar concretere acties en te bereiken resultaten. Deze acties en resultaten kunnen de komende jaren gevolgen hebben voor dit Uitvoeringsprogramma.
24
Interbestuurlijk toezicht
van reactief naar proactief
15 juli 2021
Systematisch generiek toezicht
Afbakening
• Wettelijke taak (in medebewind) of provinciale regelgeving
• Enkelvoudigheid; alleen eerst hogere overheid, tenzij geen expertise
Uitgangspunten
• Risicogericht
• Op basis van vertrouwen
• Terughoudend en proportioneel
• Uniform met maatwerk
• Beperkte administratieve toezichtlast
Vijf generieke toezichtgebieden
Toezichtgebied |
Ruimtelijke ordening |
Omgevingsrecht |
Monumentenzorg |
Archief- en informatiebeheer |
Huisvesting vergunninghouders |
2
Wat gaan we anders gaan doen?
Bestuursovereenkomst 2012 | Bestuursovereenkomst 2022 en Uitvoeringsprogramma |
Horizontale verantwoording in jaarstukken | Horizontale verantwoording vormvrij |
Oordeel op basis indicatoren in de jaarstukken | Oordeel op basis voortgang / verbeterproces |
Provinciale IBT-rapportage (jaarlijks) | Actueel IBT-dashboard |
Weinig dialoog | Meer dialoog |
Weinig kennisdeling (leren) | Themabijeenkomsten |
IBT-ladder
1. Signaleren
2. Informatie opvragen en beoordelen
3. Actief toezicht: afspraken over acties, termijnen en vervolg
4. Vooraankondiging van juridische interventie
5. Besluit tot indeplaatsstelling met laatste termijn
6. Sanctie indeplaatsstelling
4
Wat levert dit op?
Huidige systematiek | Nieuwe systematiek |
Eén keer per jaar toetsen en rapporteren | Flexibeler proces: Doorlopend proces |
Signalering achteraf op basis indicatoren | Meer naar de voorkant: Signalering op basis van data |
IBT-oordeel op basis van indicatoren | Minder rigide oordeel: IBT-oordeel op basis voortgang/verbeterproces |
Stoplichtenmodel –drie kleuren | Meer nuance in het oordeel: Stoplichtenmodel – vijf kleuren |
Geen consequente opvolging | Transparanter in acties: Meer duidelijkheid over opvolging |
IBT-rapportage (jaarlijks achteraf) | Actuelere informatievoorziening: IBT-dashboard |