PROVINCIAAL SUBSIDIEREGLEMENT VOOR DE AANLEG OF HERINRICHTING VAN FIETSINFRASTRUCTUUR OP TRAJECTEN VAN HET BOVENLOKAAL FUNCTIONEEL FIETSROUTENETWERK KADEREND IN HET FIETSFONDS
PROVINCIAAL SUBSIDIEREGLEMENT VOOR DE AANLEG OF HERINRICHTING VAN FIETSINFRASTRUCTUUR OP TRAJECTEN VAN HET BOVENLOKAAL FUNCTIONEEL FIETSROUTENETWERK KADEREND IN HET FIETSFONDS
Artikel 2 – Doel van het subsidiereglement 2
Artikel 3 – Algemene voorwaarden 3
Artikel 4 – Kansen- en duurzaamheidsclausule 3
Artikel 5 – Technische eisen gesteld aan het fietspad 4
Artikel 6 – Subsidiabele werken en kosten 4
Artikel 7 – Niet-subsidiabele werken en kosten 5
Artikel 9 – Aanvraagprocedure van de subsidie 6
9.1 Voorbereiding via de projectstuurgroep (PSG) 6
9.3 Uitbetaling van de subsidie 8
Artikel 13 – Overgangs- en slotbepaling 10
Artikel 14 – Inwerkingtreding 10
Artikel 1 – Definities
Het Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk (BFF) is het netwerk van fietsroutes dat in opdracht van de Vlaamse overheid is uitgetekend door de provincie Antwerpen in samenwerking met de lokale overheden in de periode 1999-2001 met opeenvolgende aanpassingen volgens de (jaarlijkse) procedure vastgelegd tussen de Vlaamse overheid en de provincie Antwerpen.
Dit reglement regelt de aanleg of herinrichting van fietsinfrastructuur op trajecten van het BFF zoals bepaald in onderstaande besluiten van de Vlaamse regering:
6 SEPTEMBER 2019 - Besluit van de Vlaamse regering tot bepaling van de nadere regels over de projectmethodologie en de projectstuurgroep in het kader van de basisbereikbaarheid (BS 14 oktober 2019)
25 JANUARI 2013. — Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de nadere regels betreffende de financiering en de samenwerking voor het mobiliteitsbeleid, gewijzigd bij besluit van 15 december 2017 (BS 2 maart 2018) en bij het besluit van 6 september 2019 (BS 14 oktober 2019)
Dit omvat:
1° de aanleg van nieuwe fietsinfrastructuur;
2° de verbreding van een eenrichtingsfietspad van minder dan anderhalve meter breed; 3° de verbreding van een tweerichtingsfietspad van minder dan drie meter breed;
4° de vervanging van een tweerichtingsfietspad door de aanleg van eenrichtingsfietspaden per rijrichting van minimaal anderhalve meter breed;
5° de omvorming van een aanliggend fietspad tot een gescheiden fietspad, waar de verkeersomstandigheden dat noodzakelijk maken.
Het woord ‘Fietsfonds’ moet symbolisch beschouwd worden en is niet bedoeld als juridisch- financieel begrip. Het Fietsfonds is de overeenkomst tussen de provincie Antwerpen en de Vlaamse overheid waarbij de vijf Vlaamse provincies de aanleg of herinrichting van fietsinfrastructuur subsidiëren en de Vlaamse overheid haar aandeel van die subsidie aan de provincies terugbetaalt tot een maximum van 50 % van de subsidiabele kosten (zie verder artikel 6).
Onder lokale overheid wordt begrepen: de gemeente, een autonoom gemeentebedrijf, een district van de stad Antwerpen.
Artikel 2 – Doel van het subsidiereglement
Binnen de perken van de daartoe op het budget van de provincie Antwerpen goedgekeurde kredieten en overeenkomstig de bepalingen van dit reglement, kan de deputatie een subsidie toekennen aan de lokale overheid voor de aanleg of herinrichting van fietsinfrastructuur op het BFF. Bij uitputting van het provinciaal budget voor subsidie, zal de gemeente haar subsidievraag rechtstreeks aan de Vlaamse overheid richten.
Met dit reglement wil de provincie Antwerpen de aanleg van kwaliteitsvolle fietsinfrastructuur aanmoedigen om te komen tot een samenhangend bovenlokaal fietsroutenetwerk voor functionele verplaatsingen.
De deputatie behandelt de aanvragen in volgorde van indiening en tot uitputting van het krediet.
Artikel 3 – Algemene voorwaarden
De projecten zijn subsidiabel op voorwaarde dat:
1° de fietsinfrastructuur in kwestie ligt op een traject van het bovenlokale functionele fietsroutenetwerk dat beheerd zal worden door de gemeente;
2° de route binnen het netwerk werd goedgekeurd door de deputatie van de provincie Antwerpen;
3° er voor de fietsinfrastructuur in kwestie aan de gemeente geen subsidie toegekend is op basis van de subsidieregeling, vermeld in artikel 48/31 (rechtstreekse subsidievraag aan de Vlaamse overheid).
4° de lokale overheid kan het eigenaarschap, gebruiksrecht of zakelijk recht van de gronden waarop de fietsinfrastructuur zal worden aangelegd aantonen op één van onderstaande wijzen:
• de lokale overheid is eigenaar van de gronden waarop de fietsinfrastructuur zal worden aangelegd
• de lokale overheid kan een onteigeningsplan ter verwerving ervan voorleggen
• de lokale overheid kan aan de hand van een overeenkomst bewijzen dat zij een zakelijk recht heeft op de grond waarop de fietsinfrastructuur zal worden aangelegd
• de lokale overheid kan een verklaring voorleggen waaruit blijkt dat de toekomstige beheerder van de fietsinfrastructuur eigenaar is van de grond waarop de fietsinfrastructuur wordt aangelegd
• de lokale overheid kan een bewijs voorleggen dat de gemeente of de provincie gebruiksrechten bezit op de gronden.
Artikel 4 – Kansen- en duurzaamheidsclausule
§1. De provincie Antwerpen bestrijdt discriminatie en bevordert gelijke kansen en rechten voor alle burgers. Bovendien hecht de provincie veel belang aan duurzaamheid. Daarom kan je bij ons pas een subsidie aanvragen na aanvaarding van de onderstaande clausule.
1 Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van de nadere regels betreffende de financiering en de samenwerking voor het mobiliteitsbeleid, gewijzigd bij besluit van 15 december 2017 (BS 2 maart 2018) en bij het besluit van 6 september 2019 (BS 14 oktober 2019)
§2. De aanvrager verbindt zich er toe om geen enkele vorm van discriminatie te dulden en om aandacht te hebben voor ‘gelijke kansen voor iedereen’ in alle beleidsaspecten (organisatieontwikkeling, personeel, communicatie, aanbod en klanten).
§3. Als de aanvrager tegen deze clausule handelt kan de provincie de subsidie weigeren of terugvorderen. De provincie kan ook melding maken bij Unia, het Interfederaal Gelijkekansencentrum.
Artikel 5 – Technische eisen gesteld aan het fietspad
De fietsinfrastructuur moet voldoen aan de richtlijnen van het Vademecum Fietsvoorzieningen van de Vlaamse overheid.
De lokale overheid kan gemotiveerd voorstellen om van deze richtlijnen af te wijken. De deputatie zal oordelen, op basis van het advies van de dienst Mobiliteit, of deze afwijking toegestaan wordt.
Artikel 6 – Subsidiabele werken en kosten
§ 1. De subsidiabele kosten
• de kosten die voortvloeien uit de werken van artikel 6 § 2;
• de btw op de subsidiabele werken;
• de prijsherzieningen, eventuele verrekeningen, bijakten of bijwerken op de subsidiabele werken rekening houdend met de limiet zoals bepaald in de voorwaarden onder artikel 9.3 § 2.
§ 2. De subsidiabele werken
de kosten voor de werken volgens de inschrijvingsprijs van de aannemer voor de uitvoering van de volgende werken:
• de voorbereidende werken, de opbraakwerken en de grondwerken aan de bermlichamen waarin de fietsinfrastructuur wordt aangelegd, in voorkomend geval met inbegrip van de bouwkundige verbetering van de ondergrond, met uitsluiting van eventuele meerkosten die verbonden zijn aan een bodemsanering;
• de aanleg en de uitrusting van de fietsinfrastructuur: onderfundering, fundering, verharding en signalisatie;
o Voor fietsstraten komen de kosten voor de voorbereidende werken, de opbraakwerken, de onderfundering en de fundering niet in aanmerking voor subsidiëring.
• de afdekking van de strook tussen het fietspad en de rijbaan, inclusief de verharding, de levering en aanplanting van het groen en de levering en plaatsing van noodzakelijke scheidende veiligheidselementen in die strook;
• de herstelling van de strook tussen de fietsinfrastructuur en de rooilijn, met uitzondering van bomen en struiken;
• de constructie van kantopsluitingen, de straatgoten en de waterslikkers in de straatgoten inbegrepen;
• de aanpassing, verplaatsing of aanleg van een waterafvoersysteem voor hemelwater dat kan bestaan uit bermsloten, daarin begrepen de duikers, draineersleuven of RWA-rioolleidingen, met inbegrip van toebehoren. In geval van nieuw aan te leggen RWA-rioolleidingen komt alleen het deel van de kosten in aanmerking in verhouding tot de waterafvoer die afkomstig is van de fietsinfrastructuur;
• de vernieuwing of de aanpassing van de DWA-riolering is niet subsidiabel, met uitzondering van de kostprijs voor het op de juiste hoogte brengen van de bovenbouw van bestaande inspectieputten in de verharding van de fietsinfrastructuur en de levering en plaatsing van geschikte riooldeksels;
• de verlenging van dwarse duikers of onderbruggingen onder de fietsinfrastructuur;
• kunstwerken langs, over of onder gemeentewegen, verlaten spoorwegen en onbevaarbare waterlopen;
• beschermmiddelen, zoals paaltjes en hekken die dienen om oneigenlijk gebruik van de fietsinfrastructuur te voorkomen;
• het aanbrengen van de bovenlaag van de fietssuggestiestrook over een beperkte lengte en alleen als projectonderdeel van de aanleg van een volwaardig fietspad;
• werfsignalisatie en omleidingssignalisatie tijdens de uitvoering van de werken;
• de aanpassing van de kruispunten, ingevolge de aanleg van de fietsinfrastructuur, ter hoogte van uitmondende zijstraten. Het betreft de heraanleg van de verharding of de ophoging van de verharding ter hoogte van de kruispunten;
• de aanleg en de uitrusting, waar nodig, van gelijkvloerse fietsoversteekplaatsen;
• het voorzien in functionele verlichting van wegen die voorbehouden zijn voor fietsverkeer.
§ 3. De aanvrager is verplicht de subsidiabele werken en kosten in een afzonderlijk hoofdstuk in de raming, samenvattende opmetingsstaat, offerte en eindafrekening onder te brengen.
Artikel 7 – Niet-subsidiabele werken en kosten
De volgende werken en kosten komen uitdrukkelijk niet in aanmerking voor financiële tussenkomst in het kader van het Fietsfonds.
§ 1. De niet-subsidiabele kosten
• de erelonen, studiekosten en toezichtkosten
• de proefkosten
• de kosten voor grondverwervingen
• de werkuren van het personeel van de lokale overheid
• de bezettingsvergoeding voor het gebruik van gronden van de NMBS-groep
• de reinigingskosten of stortkosten van bodem als gevolg van eventuele verontreiniging van de aanwezige bodem
§ 2. De niet-subsidiabele werken
• de verplaatsing van nutsleidingen
• de aanleg van rioolleidingen die gesubsidieerd worden door de Vlaamse overheid en/of andere instanties
• de aanleg van verhoogde inrichtingen buiten de fietsoversteken
• de herstelling van de wegbermen en de bermverhardingen gelegen tussen het nieuwe fietspad en de rooilijn bij de gelijktijdige aanleg van voetpaden
• onderhoudswerken
• het planten van hoogstammen indien zij niet in de veiligheidsstrook worden aangeplant
• het onderhoud van groenaanleg tijdens de waarborgtermijn
• de aanleg van stoepen en straatmeubilair
Artikel 8 – Subsidiebedrag
§ 1. Het bedrag van de subsidie bedraagt maximaal 90 % van de subsidiabele kosten en werken voor de aanleg van fietsinfrastructuur op bovenlokale functionele fietsroutes of alternatieve functionele fietsroutes. Waarbij de provincie Antwerpen 90% van de kosten betaalt en hiervan 50% terugvordert bij de Vlaamse overheid.
§ 2. Het gecumuleerde bedrag van deze subsidie en andere subsidies mag niet meer bedragen dan 100 % van het gunningsbedrag inclusief btw. In voorkomend geval zal de subsidie verminderd worden.
Artikel 9 – Aanvraagprocedure van de subsidie
9.1 Voorbereiding via de projectstuurgroep (PSG)
§ 1. De lokale overheid maakt elk project op in overleg met de PSG. De lokale overheid organiseert de PSG en de provincie Antwerpen maakt er verplicht deel van uit. Het positief advies van de provincie Antwerpen op de PSG is een bindende voorwaarde voor het verkrijgen van subsidie.
§ 2. De lokale overheid stelt een startnota over het project op. De startnota omvat minstens: de probleem- en doelstellingen, de ruimtelijke en verkeerskundige analyse met de resultaten van verkeers- en fietstellingen, de randvoorwaarden, de visie van de partners en actoren, de mogelijke oplossingsrichtingen met hun effecten, de kostenraming, de afweging en de keuze van de oplossing en verdere procedure.
Over die startnota dient binnen de PSG naar een consensus gestreefd, de provincie Antwerpen geeft een bindend advies.
§ 3. Daarna stelt de lokale overheid een projectnota op. Over de projectnota moet binnen de PSG naar een consensus gestreefd worden, de provincie Antwerpen geeft een bindend advies. De projectnota omvat minstens: korte recapitulatie van de startnota met de eventuele gewijzigde elementen, een detaillering en verantwoording van de gekozen oplossing met ontwerpplan(nen), te nemen flankerende maatregelen ter ondersteuning van het project, een evaluatieplan voor het project, een kostenraming en een financieringsplan.
§ 4. Indien de PSG van oordeel is dat voor de uitvoering van het project geen redelijke alternatieven aanwezig zijn, kan gewerkt worden met een unieke verantwoordingsnota in de plaats van een start- en projectnota. Deze omvat minstens:
• de situering en doelstelling
• de planningscontext
• een analyse met beschrijving van het actuele aanbod
• de kernpunten en de beschrijving van het project
• een motivatie van het project in het licht van de vooropgestelde doelstelling en de analyse
• de verwachte impact van het project
• de doorstroming van het geregeld vervoer en halte-infrastructuur
• een omschrijving van de communicatie en de promotie
• het flankerend beleid
• een kostenraming
§ 5. Indien er geen consensus bereikt wordt op de PSG en de provincie Antwerpen negatief adviseert, is er geen recht op subsidie.
§ 1. De aanvrager dient de subsidieaanvraag en alle documenten digitaal in via het subsidieloket van de provincie Antwerpen. Het dossier bevat:
• het definitieve ontwerpdossier voor de werken waarin het fietspad vervat zit. Het ontwerpdossier bestaat uit het bestek, de raming en de plannen;
• het gemeenteraadsbesluit betreffende de goedkeuring van het ontwerpdossier;
• de fietstellingen die de lokale overheid gedurende twee weken verzamelde ter voorbereiding van de start- en/of projectnota.
§ 2. Op basis van de ingediende subsidieaanvraag beslist de dienst Mobiliteit (DMOB) van de provincie Antwerpen of het dossier in aanmerking komt voor subsidie. Hierbij kunnen bindende voorwaarden voor de uitvoering bepaald worden.
De aanvraag vervalt indien de lokale overheid binnen de 12 maanden na de beslissing van de provincie Antwerpen, geen aanbestedingsdossier instuurt.
§ 3. Op basis van het aanbestedingsdossier keurt de deputatie de maximale subsidie goed. Het aanbestedingsdossier bestaat uit een kopie van de laagste of voordeligste regelmatige offerte, het aanbestedingsverslag en het gunningsbesluit.
Het maximale subsidiebedrag wordt berekend op basis van het gunningsbedrag, btw inbegrepen. De maximale subsidie is beperkt tot de raming in de projectnota/unieke verantwoordingsnota verhoogd met 10%.
9.3 Uitbetaling van de subsidie
De uitbetaling van de subsidie gebeurt in twee fasen, alle documenten worden via het subsidieloket aangeleverd.
§ 1. Betaling van de eerste schijf
De lokale overheid bezorgt de provincie Antwerpen volgende documenten:
• het bevel tot aanvang der werken
• een foto van het werfbord (met daarop vermelding van de subsidiërende overheden: provincie Antwerpen en Vlaamse overheid zowel in tekst als met het logo).
Na ontvangst van de beide documenten betaalt de provincie Antwerpen een eerste schijf van 50 % van het maximale subsidiebedrag.
§ 2. Betaling van de tweede schijf
De lokale overheid bezorgt de provincie Antwerpen de eindafrekening en de bewijzen van de gevoerde communicatie met vermelding van de provincie Antwerpen en de Vlaamse overheid als subsidiërende instanties (cfr. artikel 10).
Na ontvangst van de eindafrekening betaalt de provincie Antwerpen het saldo van de subsidie. Het bedrag wordt berekend op basis van de door de lokale overheid goedgekeurde eindafrekening.
De eindafrekening bestaat uit:
• een cumulatieve eindstaat
• een overzicht van alle vorderingsstaten
• het proces-verbaal van voorlopige oplevering
• een college- of gemeenteraadsbeslissing houdende goedkeuring van de eindafrekening
• een overzicht van de ontvangen en nog te ontvangen subsidies van andere instanties.
Bij de eindafrekening van de subsidie kunnen verrekeningen en herzieningen mee in rekening gebracht worden tot het oorspronkelijk vastgelegde maximale subsidiebedrag bereikt is. Enkel indien bij de eindafrekening de vastgestelde subsidiabele werken en kosten lager zijn dan bepaald bij de gunning, wordt de subsidie herberekend.
§ 3. Het saldo van de subsidie vervalt indien de lokale overheid het eindafrekeningsdossier niet binnen een maximumtermijn van één jaar na de voorlopige oplevering instuurt. Indien deze periode wordt overschreden door uitzonderlijke of onvoorziene omstandigheden, kan de deputatie verlening van deze termijn toestaan.
§ 4. Bij de uitbetaling van het saldo van de subsidie zal de deputatie de uitvoering toetsen aan de goedgekeurde plannen. De deputatie zal enkel uitbetalen voor:
• de conform uitgevoerde delen
• de delen waarvoor ze een afwijking expliciet goedkeurt.
Artikel 10 – Evaluatienota
De lokale overheid bezorgt de evaluatienota, opgesteld conform het evaluatieplan dat bij de projectnota/unieke verantwoordingsnota werd gevoegd, aan de dienst Mobiliteit van de provincie Antwerpen. De evaluatienota omvat ten minste:
• een analyse van het proces
• een analyse van het project en de effecten ervan in het licht van de probleemstelling en doelstelling
• analyse van de tellingen die voor en na de aanleg werden verzameld gedurende twee weken met een technologie die een betrouwbaarheid van 95% of meer kan aantonen, zoals een slangteltoestel
• een conclusie, met onder meer:
o een omschrijving van de maatregelen die in voorkomend geval vereist zijn om het betrokken project te optimaliseren
o een omschrijving van de belangrijkste succesfactoren en leerpunten met betrekking tot gelijkaardige projecten.
De lokale overheid kan beslissen om de evaluatienota op te maken voor een cluster van samenhangende projecten. De lokale overheid beslist daartoe op basis van de volgende criteria:
• de ruimtelijke samenhang van de betrokken projecten
• het gelijkaardige karakter van de betrokken projecten.
De lokale overheid legt de evaluatienota ten laatste 2 jaar na de voorlopige oplevering voor aan de PSG.
Artikel 11 – Verbintenissen
De lokale overheid verbindt zich ertoe om:
• alle maatregelen te treffen om het onderhoud van de fietspaden te garanderen. Dit omvat ook het uitvoeren van een veiligheidsmaaibeurt in het voorjaar en het uitvoeren van prioritaire winterdienst in de winter.
• alle externe communicatie voorafgaand aan de publicatie voor te leggen aan de provincie Antwerpen
• publiciteit te voeren omtrent deze werken, zowel op de werf als via verschillende kanalen (gemeentelijk infoblad, gemeentelijke website, in de media, …) en hierbij steeds melding te maken van de steun die zij daarvoor ontvangt van de provincie Antwerpen en van de Vlaamse overheid
• het plaatsen van een werfbord bij voorkeur volgens het sjabloon van de provincie Antwerpen.
• elke daartoe gemachtigde afgevaardigde van de provincie Antwerpen de toestemming te geven om ter plaatse het gebruik van de toegekende subsidie te controleren, toegang tot de werf te verlenen en deel te nemen aan werfvergaderingen
• de provincie Antwerpen ruim vooraf op de hoogte te brengen van het einde van de werken en de mogelijke openstelling voor de gebruikers. De lokale overheid en de provincie Antwerpen beslissen samen over de wijze waarop de opening wordt gecommuniceerd en georganiseerd (bv. persbericht, officieel infietsen, …)
• de kansen- en duurzaamheidsclausule te aanvaarden en na te leven.
Artikel 12 – Maatregelen
Ingeval de lokale overheid één of meer bepalingen van dit reglement niet naleeft, onjuiste of onvolledige gegevens meedeelt aan de provinciale administratie of de voorgeschreven termijnen niet respecteert, kan de deputatie één of meer van de volgende sancties opleggen:
• de provincie Antwerpen vordert de subsidie geheel of gedeeltelijk terug
• de provincie Antwerpen zet de uitbetaling van reeds toegekende, maar nog niet of slechts gedeeltelijk uitbetaalde subsidies stop
• de provincie Antwerpen sluit de lokale overheid uit van verdere subsidiëring gedurende een door de provincie Antwerpen bepaalde periode.
Artikel 13 – Overgangs- en slotbepaling
Het reglement voor het toekennen van subsidies voor de aanleg en de verbetering van fietsinfrastructuur op het Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk van 31 maart 2018 wordt opgeheven. Voor dossiers ingediend tot en met 31 december 2019 blijft dit reglement geldig.
Artikel 14 – Inwerkingtreding
Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2020.