AANVULLENDE CAO RIJK UITZENDINGEN
AANVULLENDE CAO RIJK UITZENDINGEN
2020 - 2024
Versie geldend met ingang van 1 juli 2022 met de indexatie per die datum van het bedrag van de oudedagsvoorziening partner.
Deze versie is aangemeld bij SZW op 12 september 2022.
Aanvullende CAO Rijk Uitzendingen
Hoofdstuk 2 Algemene bepalingen t.a.v. uitzending 8
Hoofdstuk 3 Voorzieningen i.v.m. uitzending naar een post 14
Afdeling 2. Voorzieningen tijdens plaatsing bij een post 15
§ 2. Tijdelijke beëindiging van uw werkzaamheden bij de post 15
§ 3. Huisvesting en koopkrachtgelijkstelling nettosalaris 17
§ 4. Standplaatsgebonden voorzieningen 19
§ 5. Functiegebonden voorzieningen 25
§ 6. Voorzieningen in verband met niet op de standplaats verblijvende partners 29
§ 7. Voorzieningen in verband met reizen 30
§ 8. Voorzieningen in verband met niet op de standplaats verblijvende kinderen 33
§ 9. Vergoeding van kosten van kinderopvang 35
Afdeling 3. Voorzieningen bij overplaatsing 36
§ 4. Overige voorzieningen tijdens overplaatsing 42
Afdeling 4. Voorzieningen bij plaatsing in Nederland 44
Afdeling 5. Tewerkstellingen van korte duur 47
Afdeling 10. Overgangsbepalingen 56
Hoofdstuk 3A Voorzieningen i.v.m. tewerkstelling van korte duur als trainee 57
Hoofdstuk 5 Afspraken tussen partijen 60
Hoofdstuk 6 Overleg tussen de vakbonden en de werkgever over deze cao 62
Uitleg Aanvullende CAO Rijk Uitzendingen 84
Hoofdstuk 2 Algemene bepalingen t.a.v. uitzending 85
Hoofdstuk 3 Voorzieningen i.v.m. uitzending naar een post 92
Artikelsgewijze toelichting 93
Afdeling 2. Voorzieningen tijdens plaatsing bij een post 94
§ 2. Tijdelijke beëindiging van uw werkzaamheden bij de post 96
§ 3. Huisvesting en koopkrachtgelijkstelling nettosalaris 98
§ 4. Standplaatsgebonden voorzieningen 100
§ 5. Functiegebonden voorzieningen 107
§ 6. Voorzieningen in verband met niet op de standplaats verblijvende partners 111
§ 7. Voorzieningen in verband met reizen 113
§ 8. Voorzieningen in verband met niet op de standplaats verblijvende kinderen 115
Afdeling 3. Voorzieningen bij overplaatsing 118
§ 1. Rechten 118
§ 2. Overplaatsingsreis 120
§ 3. Verhuizing 120
§ 4. Overige voorzieningen tijdens overplaatsing 124
Afdeling 4. Voorzieningen bij plaatsing in Nederland 126
Afdeling 5. Tewerkstellingen van korte duur 130
Afdeling 6. Betalingen 133
Afdeling 7. Dienstwoningen 134
Afdeling 8. Reizen 137
Afdeling 9. Overig 140
Afdeling 10. Overgangsbepalingen 141
Hoofdstuk 3A Voorzieningen i.v.m. tewerkstelling van korte duur als trainee 142
Hoofdstuk 4 Geschillen 143
Hoofdstuk 5 Afspraken tussen partijen 144
Inleiding
Dit is de eerste Aanvullende CAO Rijk Uitzendingen (afgekort met: ACRU). Deze cao regelt uw bijzondere aanspraken voorafgaand aan, tijdens en na afloop van uw uitzending naar een post in het buitenland. Deze aanspraken zijn deels aanvullend op en deels afwijkend van uw aanspraken die zijn geregeld in de CAO Rijk 2021.
Als gevolg van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren vervallen alle rechtspositionele regelingen voor rijksambtenaren per 1 januari 2020. Deze regelingen zijn daarom omgezet in de CAO Rijk 2021 en - bij uitzending naar een post in het buitenland - deze cao. Deze cao vervangt met name het Dienst Buitenlandse Zaken Voorzieningenstelsel 2018 en de op uitzending van ambtenaren naar posten betrekking hebbende delen van het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken. Het is de bedoeling geweest om bij de omzetting geen inhoudelijke wijzigingen door te voeren ten opzichte van wat er al was afgesproken. Mocht dat onbedoeld toch zijn gebeurd, dan zullen partijen dit corrigeren.
Daarnaast vervangt deze cao het rijksbrede en departementale beleid inzake buitenlandvoorzieningen voor trainees die in het kader van hun traineeprogramma dat is gericht op hun persoonlijke ontwikkeling voor korte duur bij een post worden tewerkgesteld. Dat beleid is niet technisch omgezet in bepalingen in deze cao. In plaats daarvan zijn nieuwe voorzieningen opgenomen die voor trainees een verbetering vormen ten opzichte van de situatie voor 1 januari 2020.
Deze cao kan digitaal worden geraadpleegd op xxx.xxxxxxx.xx en daar worden gedownload.
De ondergetekenden:
de minister van Buitenlandse Zaken namens de Staat der Nederlanden, gevestigd te Den Haag
november 2019
en
de vakbonden:
VDBZ, gevestigd te Den Haag november 2019
FNV, gevestigd te Utrecht november 2019
CMHF, gevestigd te Den Haag november 2019
CNV Connectief, gevestigd te Utrecht november 2019
Ambtenarencentrum, gevestigd te Den Haag november 2019
verklaren de volgende collectieve arbeidsovereenkomst (cao) te zijn aangegaan. Deze cao geldt van 1 januari 2020 tot 1 januari 2024.
Tenzij ten minste één partij die deze cao heeft ondertekend uiterlijk zes maanden voor het einde van de looptijd opzegt, wordt de looptijd telkens met een jaar verlengd.
Hoofdstuk 1 Algemeen
Deze cao geldt voor u als:
- u een arbeidsovereenkomst heeft met de Staat der Nederlanden én
- voor die arbeidsovereenkomst de CAO Rijk 2021 geldt én
- u door uw werkgever naar het buitenland wordt uitgezonden om voor een periode van drie maanden of meer werkzaamheden te verrichten bij een vertegenwoordiging van het Koninkrijk in het buitenland (hierna: plaatsing bij een post).
Deze cao geldt dus niet als u:
– wordt uitgezonden naar het Caribisch deel van het Koninkrijk
- wordt uitgezonden naar een volkenrechtelijke internationale organisatie
- civiele expert bent
- verkiezingswaarnemer bent of
- lokale werknemer bent en werkzaamheden verricht in het buitenland.
Deze cao regelt uw bijzondere aanspraken voorafgaand aan, tijdens en na afloop van uw plaatsing bij een post. Deze aanspraken zijn grotendeels aanvullend op en deels afwijkend van de aanspraken die zijn geregeld in de CAO Rijk 2021.
Uw werkgever mag voor groepen werknemers niet aanvullen op of afwijken van de afspraken in deze cao. Uw werkgever mag wel in bijzondere situaties in het voordeel van een werknemer aanvullen op of afwijken van de afspraken in deze cao op grond van de hardheidsclausule in artikel
1.2 Werknemer en werkgever
Voor de toepassing van deze cao is werknemer de natuurlijke persoon voor wie deze cao geldt op grond van artikel 1.1 van deze cao.
De Staat der Nederlanden is voor de toepassing van de bepalingen in het Burgerlijk Wetboek uw werkgever. De Staat kan zich echter laten vertegenwoordigen door verschillende personen. Waar in deze cao wordt gesproken over uw werkgever zijn dat de personen die de Staat voor de toepassing van deze cao kunnen vertegenwoordigen:
• de ministers, met uitzondering van de minister van Defensie
• de Tweede Kamer der Staten-Generaal
• de Eerste Kamer der Staten-Generaal
• de voorzitter van de Hoge Raad van Adel
• de directeur van het Kabinet van de Koning
• de kanselier der Nederlandse Orden
• de vice-president van de Raad van State
• het college van de Algemene Rekenkamer
• de Nationale ombudsman
• de voorzitter van de commissie van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en
• de voorzitter van de toetsingscommissie inzet bevoegdheden.
Dit geldt ook voor de Raad voor de rechtspraak en de besturen van de rechtbanken, de gerechtshoven, de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven, waarbij geldt dat alleen de Raad voor de rechtspraak afspraken met de vakbonden kan maken die afwijken of aanvullen op deze cao voor zover deze cao daarvoor de mogelijkheid geeft.
Waar in deze cao wordt gesproken over uw leidinggevende, wordt bedoeld de persoon die volgens de afspraken binnen uw organisatie rechtens bevoegd is om afspraken met u te maken, beslissingen te nemen en andere handelingen te verrichten waarvan in deze cao is beschreven dat een leidinggevende dat kan doen.
1.4 Aanspraken cao en de wettelijke voorzieningen
Wat al bij wet geregeld is, is niet in deze cao opgenomen. Als tijdens de looptijd van deze cao nieuwe wetten van kracht worden die van invloed zijn op de bepalingen van deze cao, overleggen partijen over de noodzaak van tussentijdse aanpassing. Daarbij is het uitgangspunt dat de huidige afspraken behouden blijven. Als dat niet kan, wordt overlegd over een mogelijke vervangende afspraak.
1.5 Status (uitleg over) cao en wettelijke voorzieningen
Bijlage 3 bij deze cao bevat uitleg over de bepalingen in deze cao en maakt integraal onderdeel uit van deze cao.
Als deze cao onverhoopt afwijkt van wat wettelijk dwingend is geregeld, dan is de wet bepalend.
Op xxx.xxxxxxx.xx vindt u uitleg over de bepalingen in deze cao en in de CAO Rijk 2021. Als die uitleg onbedoeld afwijkt van wat wettelijk of in deze cao en de CAO Rijk 2021 is geregeld, dan zijn de wet en die cao’s bepalend.
1.6 Enkele algemene uitgangspunten
• Begrippen
Als in deze cao begrippen worden gebruikt die ook in de CAO Rijk 2021 worden gebruikt, betekenen ze in deze cao hetzelfde als in de CAO Rijk 2021 tenzij in deze cao expliciet anders is bepaald.
• Aanspraken naar rato volledige arbeidsduur
De aanspraken in deze cao zijn beschreven vanuit een volledige arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week. Als u een andere arbeidsduur heeft, gelden de aanspraken in deze cao voor u alleen naar rato van uw andere arbeidsduur als dat in een cao-bepaling uitdrukkelijk is bepaald.
• Afronding
Als het nodig is om uw aanspraken op grond van deze cao naar rato van een volledige arbeidsduur of naar rato van een volledige periode naar boven of beneden af te ronden, wordt dit rekenkundig gedaan. Dit is alleen anders als in een cao-bepaling expliciet is bepaald dat anders wordt afgerond.
• Bruto en netto betalingen
De bedragen die in deze cao staan vermeld zijn netto bedragen. Uw werkgever houdt daarop bij uitbetaling aan u geen loonbelasting, werknemerspremies of pensioenpremies in. Over een groot deel van deze bedragen, betaalt uw werkgever belasting op basis van eindheffing.
In afwijking hiervan is in de volgende gevallen sprake van bruto bedragen:
- overwerkvergoeding (zie artikel 2.10)
- recuperatievergoeding (zie artikel 2.19, tweede lid).
Of uw werkgever bij uitbetaling aan u van bruto bedragen daar loonbelasting, werknemerspremies of pensioenpremies op inhoud, volgt uit wettelijke voorschriften en het ABP-pensioenreglement.
• Aanpassing bedragen in de cao
In deze cao staat bij veel bedragen, percentages en dergelijke in de bepalingen op welke wijze en wanneer deze worden aangepast.
Hoofdstuk 2 Algemene bepalingen t.a.v. uitzending
Voor een plaatsing bij een post moet u in beginsel de Nederlandse nationaliteit hebben.
Als er geen wetten zijn die zich daartegen verzetten en de autoriteiten van het land waarin u wordt geplaatst dat toelaten, kan uw werkgever van die voorwaarde afwijken.
U wordt voor een vooraf bepaalde periode geplaatst bij een post.
Uw werkgever kan deze plaatsingsperiode verkorten of verlengen op uw verzoek of wegens een zwaarwegend organisatiebelang.
U moet zich er tijdens uw plaatsing bij een post steeds van bewust zijn dat het werken bij een post hoge eisen stelt aan uw integriteit.
2.4 Nevenwerkzaamheden en werkzaamheden van gezinsleden
1. Tijdens uw plaatsing bij een post mag u geen consulaire functie van een ander land aanvaarden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de minister van Buitenlandse Zaken.
2. Als uw gezinsleden u vergezellen tijdens uw plaatsing bij een post spant u zich er voor in dat zij in het land waar u bent geplaatst geen werkzaamheden verrichten die strijdig zijn met de wetten van dan wel overeenkomsten met dat land of schadelijk kunnen zijn voor het functioneren van de post waarbij u bent geplaatst.
Gedurende uw plaatsing bij een post werkt u op basis van een arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week.
Uw werkgever kan u in een bijzonder geval toestemming geven voor een kortere of langere arbeidsduur.
Bij de vaststelling van uw arbeidspatroon houdt uw rekening met bijzondere omstandigheden op uw standplaats zoals:
a. de lokale twee dagen in de week waarop de meeste mensen vrij hebben (weekend)
b. de lokale feestdagen
c. de lokale dienst- en werktijden bij overheidsdiensten en
d. het belang dat de post optimaal bezet of bereikbaar is.
Daarbij zorgt uw leidinggevende ervoor dat de post ononderbroken bezet of bereikbaar is.
2.7 Regeling partiële arbeidsparticipatie senioren (PAS-regeling)
U kunt gedurende uw plaatsing bij een post in de regel geen gebruik maken van de regeling partiële arbeidsdeelname senioren (PAS-regeling) volgens de CAO Rijk 2021 omdat de bedrijfsvoering daardoor in de meeste gevallen ernstig wordt verstoord.
Uw werkgever kan u in een bijzonder geval toestemming geven om wel deel te nemen.
2.9 Inconveniëntenvergoedingen
Gedurende uw plaatsing bij een post heeft u geen recht op een:
a. toelage onregelmatige dienst als bedoeld in de CAO Rijk 2021
b. toelage bezwarende omstandigheden als bedoeld in de CAO Rijk 2021
c. toelage werktijdverschuiving als bedoeld in als bedoeld in de CAO Rijk 2021
d. toelage bereikbaarheid- en beschikbaarheidsdienst als bedoeld in de CAO Rijk 2021.
1. In afwijking van de CAO Rijk 2021 heeft u in geval van overwerk tijdens uw plaatsing bij een post recht op een vergoeding in tijd en een vergoeding in geld volgens dit artikel als u maximaal salarisschaal 10 heeft.
2. Van overwerk is sprake indien u in opdracht van uw leidinggevende op één dag minimaal een uur langer werkt dan volgens het voor u vastgestelde arbeidspatroon is bepaald voor zover daardoor uw voor de berekeningsperiode vastgestelde aantal arbeidsuren is overschreden. De berekeningsperiode is de periode van 1 oktober tot en met 31 maart en de periode van 1 april tot en met 30 september van het betreffende jaar.
Als voor u op grond van bijzondere omstandigheden op de post een arbeidspatroon is vastgesteld op grond waarvan u minder uren hoeft te werken dan u gelet op uw arbeidsduur zou hebben moeten werken, geldt als aanvullende voorwaarde dat slechts van overwerk sprake is voor zover u in de berekeningsperiode meer uren heeft gewerkt dan u zou hebben moeten werken indien die bijzondere omstandigheden niet hadden geleid tot een bijzonder arbeidspatroon.
3. De vergoeding in tijd is in de vorm van verlofuren, gelijk aan de duur van het overwerk. Deze verlofuren worden u zo spoedig mogelijk in de eerstvolgende berekeningsperiode toegekend. Daarbij wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met uw wensen. U kunt deze verlofuren alleen opnemen bij de post waar uw aanspraak daarop is ontstaan
4. Als uw leidinggevende van mening is dat de bedrijfsvoering wordt verstoord als u uw vergoeding in tijd als verlofuren opneemt of als u de post heeft verlaten, is de vergoeding niet in verlof maar in geld.
5. De vergoeding in geld is een percentage van het maximumsalaris van de salarisschaal die voor u gold op 1 januari of 1 juli van de betreffende berekeningsperiode. Wordt uw salarisschaal nadien met terugwerkende kracht aangepast dan leidt dat niet tot herberekening van de vergoeding. Hierbij geldt de waarde van dat maximumsalaris op de datum van uitbetaling van de vergoeding.
Het percentage is afhankelijk van uw gemiddelde aantal uren overwerk per week in de berekeningsperiode:
Gemiddelde aantal uren overwerk per week | Percentage |
2 tot 5 | 37,5% |
5 tot 8 | 62,5% |
8 tot 10 | 87,5% |
Het percentage wordt naar rato verlaagd indien u niet gedurende de gehele berekeningsperiode op de betreffende post was geplaatst.
2.10a Recht op onbereikbaarheid
Gedurende uw plaatsing bij een post heeft u geen recht op onbereikbaarheid als bedoeld in de CAO Rijk 2021.
Gedurende uw plaatsing bij een post heeft u geen recht op een thuiswerkvergoeding als bedoeld in de CAO Rijk 2021.
2.11 Zorgplicht van uw werkgever
1. De Arbeidsomstandighedenwet geldt niet buiten Nederland. Maar ten aanzien van uw arbeid buiten Nederland handelt uw werkgever zo veel mogelijk volgens die wet bij het streven naar een gezonde en veilige werkomgeving waarin u met plezier, energie en vitaliteit kunt werken.
2. Uw werkgever ondersteunt u en uw gezinsleden die u vergezellen tijdens uw plaatsing bij een post bij de voorbereiding op het verblijf in het land waar u wordt geplaatst, tijdens dat verblijf en bij terugkeer naar Nederland. 3W is in het bijzonder met deze ondersteuning belast.
1. Uw werkgever stelt u in de gelegenheid om door middel van een medisch onderzoek inzicht te verwerven in uw geschiktheid voor verblijf in het land waarin u bij een post wordt of bent geplaatst.
Uw werkgever kan u opdracht geven een medisch onderzoek te ondergaan voorafgaand aan, tijdens of na afloop van uw plaatsing bij een post die vanwege de aard van de werkzaamheden of de bijzondere omstandigheden in het gastland een bijzonder risico voor uw lichamelijke of geestelijke gezondheid of veiligheid met zich brengt. Dit is onder andere het geval bij plaatsing in een hoog-risicogebied waarvoor de minister van Buitenlandse Zaken een zorgprotocol heeft vastgesteld.
2. Als u het niet eens bent met het medisch advies kunt u een tweede onderzoek aanvragen bij de bedrijfsarts. Dit moet u binnen drie dagen na ontvangst van het medisch advies schriftelijk aanvragen.
Het tweede onderzoek vindt plaats binnen vier weken nadat u een ontvangstbevestiging heeft ontvangen van uw aanvraag. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door een andere bedrijfsarts die ook werkzaam is bij een andere organisatie dan de bedrijfsarts waar u het niet mee eens bent. Als u dat wilt, kan uw eigen arts haar of zijn mening mondeling of schriftelijk aan de andere bedrijfsarts geven.
3. Een medisch onderzoek volgens het eerste of tweede lid of volgens de XXX Xxxx 2021 kunt u ondergaan wanneer u in Nederland bent.
4. Voor in Nederland gemaakte reis- en verblijfkosten heeft u recht op vergoeding volgens de CAO Rijk 2021.
In bijzondere gevallen kan uw werkgever u toestemming geven voor het medisch onderzoek naar Nederland te reizen. Alleen in dat geval heeft u recht op vergoeding van buiten Nederland gemaakte reiskosten.
2.13 Medisch onderzoek van gezinsleden
1. Uw werkgever stelt uw gezinsleden die u willen vergezellen naar het buitenland in de gelegenheid om door middel van een medisch onderzoek inzicht te verwerven in hun geschiktheid tot verblijf in het land waar u wordt of bent geplaatst.
2. Uw werkgever stelt uw gezinsleden die u vergezellen naar het buitenland in de gelegenheid om medisch onderzoek te ondergaan:
a. periodiek tijdens en kort na afloop van hun verblijf bij u in het buitenland en
b. bij twijfel aan hun goede gezondheidstoestand tijdens hun verblijf bij u in het buitenland.
3. Uw werkgever betaalt de kosten van het medisch onderzoek.
Uw gezinsleden kunnen het medisch onderzoek ondergaan wanneer zij in Nederland zijn. U heeft recht op vergoeding van reiskosten in Nederland volgens de aanspraken bij binnenlandse dienstreizen in de CAO Rijk 2021.
In zeer bijzondere gevallen kan uw werkgever u toestemming geven uw gezinsleden voor het medisch onderzoek naar Nederland te laten reizen. Alleen in dat geval heeft u recht op vergoeding van buiten Nederland gemaakte reiskosten.
4. Uw werkgever kan beslissen dat u ten aanzien van uw gezinsleden die u naar het buitenland vergezellen geen recht heeft op voorzieningen die direct verband houden met hun gezondheidstoestand, waaronder die genoemd in artikel 3.30.
Dit geldt als zij adviezen van een medisch deskundige of bedrijfsarts niet hebben opgevolgd en de voorzieningen niet nodig waren geweest als zij die adviezen wel hadden opgevolgd.
Dit geldt ook als zij hebben afgezien van een medisch onderzoek volgens het eerste of tweede lid en het aannemelijk is dat zo’n onderzoek had geleid tot adviezen van een medisch deskundige of bedrijfsarts die als zij waren opgevolgd, hadden voorkomen dat de voorzieningen nodig waren geweest.
2.14 Terugkeer naar Nederland bij langdurige arbeidsongeschiktheid wegens ziekte
Als u door arbeidsongeschiktheid wegens ziekte naar verwachting langer dan drie maanden niet kunt werken, kan uw werkgever u opdracht geven tot terugkeer met uw gezinsleden naar Nederland.
2.15 Verlaten standplaats door een hoofd van een post
Als u de functie van hoofd van een post vervult, verlaat u uw standplaats niet zonder in de leiding of waarneming van uw post te hebben voorzien volgens de daarvoor door de minister van Buitenlandse Zaken gestelde richtlijnen.
2.16 Bijzonder zware functies van hoofd van een post
1. De minister van Buitenlandse Zaken kan in een bijzonder geval aan een functie van hoofd van een post vanwege de zwaarte van die functie salarisschaal 19 van de CAO Rijk 2021 verbinden. Als u in zo’n functie wordt geplaatst, kan uw werkgever u in salarisschaal 19 indelen.
2. Als u in zo’n functie bent geplaatst en de minister van Buitenlandse Zaken in een uitzonderlijk geval van mening is dat uw functie zwaarder is dan andere functies waaraan salarisschaal 19 is verbonden, kan uw werkgever u voor de periode van uw plaatsing een toelage toekennen van 7,5% van uw salaris.
2.17 Herplaatsing voormalig VWNW-kandidaat
Als u als VWNW-kandidaat bent geplaatst in een functie waarvan de salarisschaal lager is dan de salarisschaal die behoort bij de laatstelijk door u vervulde functie, heeft u volgens de VWNW- bepalingen in de CAO Rijk 2021 voorrang bij vacatures voor functies met dezelfde salarisschaal als de salarisschaal die behoort bij de laatstelijk door u vervulde functie. Als u bij een post bent geplaatst, heeft u deze voorrang bij vacatures in een andere standplaats pas nadat de voor u vastgestelde plaatsingsduur is afgelopen.
2.18 Uitkering bij molest, blijvende invaliditeit of overlijden
1. Als u tijdens uw plaatsing bij een post schade lijdt als gevolg van een redelijkerwijs niet verzekerbaar risico (molest) dat samenhangt met die plaatsing, vergoedt uw werkgever u die schade naar redelijkheid en billijkheid.
Dit is van overeenkomstige toepassing op uw gezinsleden voor wie u een verhoging van uw standplaatsvergoeding ontvangt.
2. Als u blijvend invalide bent geworden als gevolg van een risico dat samenhangt met uw plaatsing bij een post, heeft u recht op een uitkering van maximaal € 170.625.
Als u als gevolg van dat risico overlijdt, heeft uw nabestaande als bedoeld in de CAO Rijk 2021 recht op een uitkering van € 85.312.
Als uw blijvende invaliditeit of overlijden het gevolg is van molest worden deze bedragen verhoogd met € 85.312.
3. Als uw partner voor wie u een verhoging van uw standplaatsvergoeding ontvangt blijvend invalide is geworden als gevolg van een risico dat samenhangt met het verblijf bij u op uw standplaats, heeft u recht op een uitkering van maximaal € 170.625.
Als uw partner overlijdt als gevolg van dat risico, heeft u recht op een uitkering van € 85.312.
4. Als uw afhankelijk kind voor wie u een verhoging van u standplaatsvergoeding ontvangt blijvend invalide is geworden als gevolg van een risico dat samenhangt met het verblijf bij u op uw standplaats, heeft u recht op een uitkering van maximaal € 85.312.
Als uw afhankelijk kind overlijdt als gevolg van dat risico, heeft u recht op een uitkering van
€ 21.562.
5. Voorwaarden voor een uitkering zijn dat de schade, de blijvende invaliditeit of het overlijden:
- het gevolg is van omstandigheden die zich in Nederland niet of in veel mindere mate voordoen zoals ernstige ongeregeldheden, natuurrampen, tropische infectieziekten, ernstige luchtverontreiniging en beperkte medische voorzieningen en
- redelijkerwijs niet had kunnen worden voorkomen.
6. Van een risico dat samenhangt met uw plaatsing bij een post of het verblijf bij u op uw standplaats kan sprake zijn tijdens verblijf op uw standplaats en tijdens reizen buiten uw standplaats die door uw werkgever worden betaald zoals een overplaatsings-, dienst-, scholings-, gezinsherenigings- of recuperatiereis.
7. De hoogte van de uitkering bij blijvende invaliditeit is afhankelijk van de mate van invaliditeit. Deze wordt vastgesteld volgens de criteria van de American Medical Association Guides to the Evaluation of Permanent Impairment (AMA-guides).
8. Op de uitkering bij blijvende invaliditeit of overlijden worden in mindering gebracht uitkeringen die u, uw partner, uw kind of uw nabestaande ontvangt volgens een door of op kosten van uw werkgever gesloten verzekering.
9. Bij een in dit artikel bedoeld overlijden van u, uw partner of uw kind kan aan u of uw nabestaande naar redelijkheid en billijkheid een aanvullende uitkering worden toegekend:
- voor zover een op het leven van de overledene gesloten levensverzekering niet tot uitbetaling komt in verband met een molestclausule en
- voor zover het verzekerde bedrag van die verzekering hoger is dan de uitkering die wordt toegekend volgens dit artikel of een door of op kosten van uw werkgever gesloten verzekering.
2.19 Verlof en vergoeding in geval van gijzeling
1. Als u of uw gezinslid tijdens uw plaatsing bij een post in samenhang met uw functie onwettig wordt gegijzeld, heeft u na afloop daarvan naar redelijkheid en billijkheid recht op recuperatieverlof met behoud van uw maandinkomen.
2. Daarnaast ontvangt u een recuperatievergoeding. De hoogte daarvan verhoudt zich tot uw brutosalaris als de duur van het recuperatieverlof zich verhoudt tot de duur van uw jaarlijkse recht op vakantie-uren. Deze uitkering is een brutobedrag.
3. Daarnaast kan u in bijzondere gevallen ook naar redelijkheid en billijkheid een vergoeding worden toegekend voor:
a. uw kosten voor gezinshereniging
b. andere in samenhang met de onwettige vrijheidsberoving gemaakte kosten en
c. schade die redelijkerwijs niet verzekerbaar was.
2.20 Financiële voorzieningen bij overlijden
1. Als u overlijdt tijdens uw plaatsing bij een post wordt de vergoeding die u in verband met die plaatsing volgens deze cao ontving, doorbetaald ten behoeve van uw nagelaten gezinsleden, voor zover deze vergoeding verband houdt met uw verblijf buiten Nederland.
De doorbetaling duurt maximaal drie maanden of zoveel langer als onvermijdelijk blijkt.
2. Vanaf het moment dat uw nagelaten gezinsleden in de in het eerste lid bedoelde situatie zijn teruggekeerd in Nederland, hebben zij recht op een vergoeding ter hoogte van de vergoeding die u op grond van hoofdstuk 3 van deze cao zou hebben ontvangen tijdens een plaatsing in Nederland die zou zijn gevolgd op uw plaatsing bij een post gedurende welke u overleed.
Dit geldt voor zolang de bijzondere kosten waarvoor die vergoeding was bedoeld ten aanzien van hen doorlopen. Daarbij geldt als maximum de maximale periode dat u recht zou hebben gehad op die vergoeding. Deze periode wordt verkort met de periode dat uw nagelaten gezinsleden na uw overlijden hun verblijf in het buitenland hebben voortgezet met een vergoeding volgens het eerste lid.
3. Als u overlijdt tijdens een plaatsing in Nederland die volgt op een plaatsing bij een post wordt de vergoeding die u in verband met die plaatsing in Nederland ontving, doorbetaald ten behoeve van uw nagelaten gezinsleden.
1. Vanwege uw plaatsing bij een post kan de minister van Buitenlandse Zaken u een titel toekennen. Daarbij houdt hij rekening met de door u beklede functie en de diplomatieke gebruiken in het land waar u wordt geplaatst.
2.22 Hardheidsclausule
Uw werkgever kan in uw voordeel afwijken van deze cao als naar zijn mening als gevolg van uw zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden toepassing van deze cao onvoorzien zou leiden tot onevenredig nadeel voor u.
Hoofdstuk 3 Voorzieningen i.v.m. uitzending naar een post
Afdeling 1. Algemeen
1. Dit hoofdstuk beschrijft de voorzieningen waarop u vanwege uw plaatsing bij een post recht heeft voorafgaande aan, tijdens en na afloop van uw uitzending naar het buitenland.
2. Met deze voorzieningen wordt u een passende vergoeding verstrekt in de noodzakelijke extra kosten die voortvloeien uit uw plaatsing bij een post die werknemers van gelijk niveau die in Nederland werkzaam zijn niet hoeven te maken.
3.2 Algemene bepalingen
1. Voorzieningen die u volgens deze cao worden toegekend, zijn gebaseerd op het voor u tijdens uw plaatsing geldende functieniveau, tenzij in deze cao anders is bepaald.
2. Als het niveau van uw functie op de post niet is vastgesteld, deelt uw werkgever u vóór uw plaatsing schriftelijk het functieniveau mee dat voor de toepassing van deze cao gedurende uw plaatsing voor u zal gelden.
3. Als het niveau van uw functie bij de post gedurende uw plaatsingsperiode op een hoger niveau wordt vastgesteld, geldt voor de berekening van de hoogte van uw voorzieningen het hogere functieniveau vanaf de dag waarop dat hogere functieniveau ingaat.
Als het niveau van uw functie bij de post gedurende uw plaatsingsperiode op een lager niveau wordt vastgesteld, blijft voor de berekening van de hoogte van uw voorzieningen het functieniveau gelden dat bij het begin van uw plaatsing voor u gold.
4. Als u en een andere werknemer voor hetzelfde afhankelijk kind een beroep doen op toepassing van deze cao, wijst uw werkgever van u beiden degene aan die ten aanzien van dat kind als enige in aanmerking komt voor voorzieningen als bedoeld in deze cao.
5. Voor zover u of uw gezinslid op basis van een andere regeling dan deze cao een voorziening krijgt of kan krijgen met betrekking tot extra kosten waarvoor in deze cao voorzieningen zijn vastgesteld, heeft u voor die kosten geen recht op voorzieningen volgens deze cao.
6. Voor de berekening van vergoedingen of inhoudingen over een gedeelte van een maand, wordt de maand op het aantal dagen van die maand gesteld, tenzij in een artikel anders is bepaald.
7. Als een vergoeding of inhouding in deze cao rekenkundig is gerelateerd aan uw bruto- of nettosalaris, is de berekeningsgrondslag uw bruto- of nettosalaris dat op het betaalmoment van de betreffende maand van toepassing is.
Als dat salaris daarna met terugwerkende kracht wordt gewijzigd, wordt de hoogte van uw vergoeding of inhouding op basis van het gewijzigde salaris opnieuw vastgesteld.
8. Voor de voorlichting over en de vaststelling, verstrekking en betaalbaarstelling van de voorzieningen waarop u volgens dit hoofdstuk recht heeft, maakt uw werkgever gebruik van de shared service organisatie WereldWijd Werken (3W).
Afdeling 2. Voorzieningen tijdens plaatsing bij een post
3.3 Toepasselijkheid van deze afdeling
1. Deze afdeling is op u van toepassing als de duur van uw plaatsing bij een post bij het begin daarvan is bepaald op een periode van minimaal twaalf maanden.
2. Als u eerste of tweede tandempartner bent, wordt u voor de toepassing van de artikelen 3.14 en 3.36 beschouwd als werknemer zonder partner.
Als u tweede tandempartner bent, wordt u voor de toepassing van de artikelen 3.8, 3.9, 3.15, 3.20, 3.26, 3.28, 3.29, 3.32, 3.33, 3.34, 3.55 en 3.56 niet beschouwd als werknemer maar als partner van degene die ten aanzien van u eerste tandempartner is.
3. Als uw arbeidsduur tijdens uw plaatsing bij een post op uw verzoek op minder uren wordt vastgesteld dan gemiddeld 36 uur per week, wordt uw recht op de in de artikelen 3.13, 3.14, 3.15, 3.27, derde lid, 3.32, 3.35, 3.36 en 3.39 bedoelde voorzieningen naar evenredigheid verlaagd.
4. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing als:
a. aan u voor een deel van uw arbeidsduur bijzonder verlof in persoonlijk belang voor langer dan een maand is verleend of
b. u 58 jaar of ouder bent en deelneemt aan de regeling partiële arbeidsdeelname senioren als bedoeld in de CAO Rijk 2021.
5. Als bijzonder verlof in persoonlijk belang dat aan u is verleend voor een periode van een maand of korter aansluitend wordt verlengd waardoor de totale duur van uw bijzonder verlof meer bedraagt dan een maand, is het derde lid van overeenkomstige toepassing vanaf het moment waarop de beslissing tot verlenging aan u is bekendgemaakt.
3.4 Begin en einde van rechten
1. a. Uw recht op de in deze afdeling bedoelde voorzieningen gaat in op de dag waarop u uw werkzaamheden bij de post aanvangt en eindigt op de dag waarop u uw werkzaamheden bij de post beëindigt, tenzij in een artikel van deze cao anders is bepaald.
b. Als tussen de dag van uw eerste aankomst op of uw definitief vertrek van uw standplaats en de dag waarop u uw werkzaamheden bij de post aanvangt respectievelijk beëindigt een aaneengesloten periode is gelegen waarin de post voor het publiek is gesloten, vangt uw onder a bedoelde recht aan respectievelijk eindigt uw onder a bedoelde recht op de dag van uw eerste aankomst op respectievelijk uw definitief vertrek van uw standplaats.
2. a. Uw recht op de in de artikelen 3.21 tot en met 3.25, 3.44, 3.45, 3.47 en 3.51 tot en met
3.54 bedoelde voorzieningen gaat bij een overplaatsing vanuit Nederland in op een naar billijkheid vast te stellen datum. Deze datum is op zijn vroegst 91 dagen gelegen voor de dag waarop u uw werkzaamheden bij de post aanvangt.
b. Uw onder a bedoelde recht loopt door bij uw overplaatsing naar een andere post en eindigt bij uw overplaatsing naar Nederland en bij beëindiging van uw arbeidsovereenkomst. De dag waarop uw recht eindigt wordt, tenzij in deze cao anders is bepaald, daarbij vastgesteld op: 1°. als uw afhankelijk kind primair Nederlandstalig onderwijs volgt: de dag waarop u uw
werkzaamheden bij de post beëindigt en
2°. in overige gevallen: de dag volgend op het einde van het semester waarin u uw werkzaamheden bij de post beëindigt.
§ 2. Tijdelijke beëindiging van uw werkzaamheden bij de post
3.5 Tijdelijke beëindiging van uw werkzaamheden bij de post; algemeen
1. Als u uw werkzaamheden bij de post tijdelijk beëindigt vanwege:
a. ziekte langer dan drie maanden
b. scholingsverlof langer dan één maand
c. evacuatie of
d. andere dan de onder a tot en met c genoemde redenen langer dan één maand, met uitzondering van vakantie, recuperatieverlof en zwangerschaps- en bevallingsverlof,
zijn voor de duur van de tijdelijke beëindiging van uw werkzaamheden bij de post de artikelen
3.6 en 3.7 van toepassing met ingang van de dag waarop die tijdelijke beëindiging aanvangt. In afwijking hiervan zijn als u langer dan drie maanden ziek bent de artikelen 3.6 en 3.7 pas van toepassing met ingang van de eerste dag na afloop van de periode van drie maanden ziekte.
2. Het eerste lid is niet van toepassing als u gelijktijdig tijdelijk wordt tewerkgesteld bij een andere post of in Nederland. Dan geldt artikel 3.87 of 3.88.
3. Als u uw werkzaamheden bij de post tijdelijk beëindigt vanwege bijzonder verlof in persoonlijk belang langer dan een maand, is artikel 3.3, derde lid, van overeenkomstige toepassing.
3.6. Tijdelijke beëindiging van uw werkzaamheden bij de post zonder verlaten van de standplaats
Gedurende de tijd dat u uw werkzaamheden bij de post tijdelijk heeft beëindigd vanwege een omstandigheid als bedoeld in artikel 3.5, eerste lid, en u uw standplaats niet verlaat, behoudt u recht op voorzieningen als bedoeld in deze afdeling naar de situatie zoals deze gold direct voorafgaande aan die beëindiging maar wordt:
a. uw vergoeding passieve representatie vastgesteld op 30% daarvan en
b. uw transportvergoeding vastgesteld op 15% daarvan.
3.7. Tijdelijke beëindiging van uw werkzaamheden bij de post met verlaten van de standplaats
1. Gedurende de tijd dat u uw werkzaamheden bij de post tijdelijk heeft beëindigd vanwege een omstandigheid als bedoeld in artikel 3.5, eerste lid, en u uw standplaats verlaat, behoudt u recht op voorzieningen als bedoeld in deze afdeling naar de situatie zoals deze gold direct voorafgaande aan die beëindiging maar wordt:
a. uw koopkrachtcorrectie op basis van het nettosalaris op nihil vastgesteld
b. uw standplaatsvergoeding vastgesteld op 85% daarvan
c. uw vergoeding huispersoneel op nihil vastgesteld. Maar de door u werkelijk gemaakte kosten voor huispersoneel worden u vergoed tot maximaal het voor u geldende bedrag zoals vermeld in Bijlage 2B, onder 10 en
d. uw vergoeding passieve representatie vastgesteld op 30% daarvan.
2. In aanvulling op het eerste lid kan uw werkgever beslissen dat u voor de tijd dat u uw werkzaamheden bij de post tijdelijk heeft beëindigd recht heeft op:
a. een vergoeding tijdelijke huisvesting als bedoeld in artikel 3.69. Op de dag dat u een vergoeding tijdelijke huisvesting is toegekend, vervalt uw recht op een vergoeding van de kosten van dubbele huishouding als bedoeld in artikel 3.44
b. vergoeding van de kosten van het vervoeren van uw bagage als bedoeld in artikel 3.61 en/of
c. vergoeding van uw reiskosten volgens de aanspraken bij buitenlandse dienstreizen in de CAO Rijk 2021 voor zover u daarop elders volgens deze cao al geen recht heeft.
3. Als uw gezinsleden achterblijven op uw standplaats wordt in afwijking van het eerste lid, onderdeel a, uw koopkrachtcorrectie op basis van het nettosalaris vastgesteld op 50%.
4. Als een op uw standplaats verblijvend gezinslid waarvoor u direct voorafgaande aan een in artikel 3.5, eerste lid, bedoelde omstandigheid recht heeft op een verhoging van uw standplaatsvergoeding, u vooruit reist, u na reist dan wel met u meereist:
a. kan uw werkgever in aanvulling op het eerste lid beslissen dat:
1°. het voor uw gezinslid toegekende deel van uw standplaatsvergoeding wordt vastgesteld op 85% daarvan
2°. uw onderwijskosten als bedoeld in artikel 3.81 aan u worden vergoed
3°. u recht heeft op tickets of een vergoeding als bedoeld in artikel 3.60 voor maximaal het traject van uw standplaats naar Nederland volgens de CAO Rijk 2021 voor zover u daarop volgens deze cao al geen recht heeft en/of
4°. u recht heeft op vergoeding van uw kosten van het vervoeren van uw bagage als
bedoeld in artikel 3.61 en
b. vervalt uw vergoeding passieve representatie.
5. Bij evacuatie van uw standplaats ontvangt u voor uzelf en uw op uw standplaats verblijvende gezinsleden waarvoor u een verhoging van uw standplaatsvergoeding ontvangt, tickets of een vergoeding als bedoeld in artikel 3.60 voor maximaal het traject van uw standplaats naar Nederland. Dit geldt niet als reeds op andere wijze voor rekening van uw werkgever in dat vervoer wordt voorzien.
§ 3. Huisvesting en koopkrachtgelijkstelling nettosalaris
3.8 Dienstwoning en tijdelijke huisvesting
1. In verband met de verstrekking aan u van een dienstwoning of tijdelijke huisvesting wordt maandelijks een bedrag ingehouden op het totaal aan vergoedingen dat u volgens deze cao ontvangt.
2. Dit bedrag, de inhouding huisvesting, is een percentage van uw nettosalaris.
3. Dit percentage is gelijk aan de rekenkundig op één decimaal afgeronde som van de in de CBS- bestedingsindex opgenomen indexen betreffende huisvesting, water en energie (elementen woninghuur hoofdwoning, huur garage, toegerekende huur eigen woning, toegerekende huur gratis woning).
Dit percentage is vermeld in Bijlage 2B, onder 1.
3.9 Bijkomende kosten huisvesting
1. De volgende kosten die betrekking hebben op de u ter beschikking gestelde huisvesting worden door uw werkgever betaald:
a. kosten van water- en energieverbruik
b. servicekosten als bedoeld in de artikelen 237, derde lid, en 259 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en het Besluit servicekosten
c. kosten van lokale heffingen verband houdende met uw dienstwoning onder welke benaming dan ook zoals rioolheffing, reinigingsheffing, zuiveringsheffing en watersysteemheffing.
2. In verband met de verstrekking van de in het eerste lid bedoelde voorzieningen wordt maandelijks een bedrag ingehouden op het totaal aan vergoedingen dat volgens deze cao aan u wordt betaald. Dit bedrag, de inhouding bijkomende kosten huisvesting, is een percentage van uw nettosalaris. Dit percentage is gelijk aan de rekenkundig op één decimaal afgeronde som van de in de CBS-bestedingsindex opgenomen indexen betreffende:
a. water en energie (elementen elektriciteit, stadsgas en aardgas, vaste en vloeibare brandstoffen, compensatie energiebelasting en water)
b. diensten i.v.m. de woning
c. rioolrecht, reinigingsrecht, zuiveringsheffing en watersysteemheffing ingezetenen (consumptiegebonden belastingen).
3. Het in het tweede lid bedoelde percentage is vermeld in Bijlage 2B, onder 2.
Dit percentage wordt jaarlijks per 1 januari vastgesteld volgens de recentste door het CBS beschikbaar gestelde gegevens betreffende bestedingen van huishoudens.
3.10 Koopkrachtcorrectie nettosalaris
1. Een bedrag ter grootte van het percentage van het voor u geldende nettosalaris waarvan wordt aangenomen dat u dat besteedt op uw standplaats, wordt gecorrigeerd voor de meer of
mindere koopkracht daarvan op uw standplaats.
Dit percentage is het rekenkundig op een geheel getal afgeronde verschil van het getal 100 en het getal dat volgens de CBS-bestedingsindex het percentage aangeeft van de bestedingen waarvan wordt aangenomen dat u die in Nederland doet. Deze bestedingen zijn vermeld in Bijlage 2C, onder 1.
2. Het bedrag van uw koopkrachtcorrectie wordt berekend door het in het eerste lid bedoelde bedrag te vermenigvuldigen met het verschil van de koopkrachtcorrectiefactor en het getal 1. Uw koopkrachtcorrectie nettosalaris wordt verrekend met het totaal aan vergoedingen dat op grond van deze cao aan u wordt uitbetaald.
3. Het in het eerste lid bedoelde percentage is vermeld in Bijlage 2B, onder 3.
Dit percentage wordt jaarlijks per 1 januari vastgesteld volgens de recentste door het CBS beschikbaar gestelde gegevens betreffende bestedingen van huishoudens.
3.11 Koopkrachtcorrectiefactor
1. Per standplaats wordt een koopkrachtcorrectiefactor vastgesteld volgens de door het onafhankelijk instituut berekende index.
De koopkrachtcorrectiefactor is niet hoger dan 3,5 en niet lager dan 0,7.
2. a. De in het eerste lid bedoelde index wordt door het onafhankelijk instituut berekend aan de hand van het verschil tussen het prijspeil in Nederland en het prijspeil op de standplaats betreffende de bestedingen, bedoeld in artikel 3.10, eerste lid, waarvan wordt aangenomen dat uitgezonden werknemers die op de standplaats doen.
b. Als op een standplaats een schaarste aan goederen is ontstaan waardoor uitgezonden werknemers genoodzaakt zijn meer goederen buiten het land van plaatsing aan te schaffen, kan uw werkgever het onafhankelijk instituut vragen een koopkrachtcorrectiefactor te berekenen op basis van aankopen op die standplaats en elders op de naar zijn oordeel meest voor de hand liggende plaats van besteding.
3. a. De koopkrachtcorrectiefactor wordt per 1 februari van ieder jaar vastgesteld volgens: 1°. de ontwikkeling van het prijspeil in Nederland
2°. de ontwikkeling van het prijspeil op de standplaats
3°. de ontwikkeling van de koersverhouding tussen de euro en de op de standplaats officieel gangbare valuta en
4°. de ontwikkeling van het aanbod van goederen en diensten op de standplaats en als toepassing is gegeven aan het tweede lid, onder b, tevens volgens:
5°. de ontwikkeling van het prijspeil in de in het tweede lid, onder b, bedoelde meest voor de hand liggende plaats van besteding en
6°. de ontwikkeling van de koersverhouding tussen de euro en de in het tweede lid, onder b, bedoelde meest voor de hand liggende plaats van besteding officieel gangbare valuta.
b. De koopkrachtcorrectiefactor wordt per 1 augustus van ieder jaar vastgesteld volgens de onder a, ten 1° tot en met 3°, bedoelde ontwikkelingen. Als toepassing is gegeven aan het tweede lid, onder b, vindt vaststelling ook plaats volgens de onder a, ten 5° en 6°, bedoelde ontwikkelingen.
c. Als door prijs- of koersontwikkelingen een stijging of daling van 7 procent of meer optreedt in de koopkrachtsituatie op de standplaats kan uw werkgever beslissen dat de onder b bedoelde aanpassing bovendien per 1 mei of 1 november plaatsvindt.
4. Voor de in Bijlage 2C, onder 5, vermelde landen wordt de koopkrachtcorrectiefactor bovendien maandelijks per de eerste dag van de maand vastgesteld, met uitzondering van de maanden februari en augustus, volgens:
1°. de ontwikkeling van de koersverhouding tussen de euro en de op de standplaats officieel gangbare valuta en
2°. de ontwikkeling van de koersverhouding tussen de euro en de in of bij de in het derde lid, onder ten 5°, bedoelde plaats van besteding officieel gangbare valuta.
5. De in Bijlage 2C, onder 5, opgenomen lijst met landen wordt jaarlijks per 1 januari vastgesteld volgens de meest recente gegevens.
§ 4. Standplaatsgebonden voorzieningen
3.12 Zone-indeling standplaats
1. Elke standplaats is ingedeeld in een zone volgens de door het onafhankelijk instituut berekende indeling. Deze zone-indeling is afhankelijk van de basisindeling en de correctie op de basindeling.
a. De basisindeling is afhankelijk van de afstand in een rechte lijn gemeten van de standplaats tot Den Haag, uitgedrukt in punten:
1o. tot 650 kilometer: 1 punt
2o. 650 tot 1300 kilometer: 2 punten
3o. 1300 tot 2000 kilometer: 3 punten 4o. 2000 kilometer en meer: 4 punten.
Voor standplaatsen in Australië en Nieuw-Zeeland worden 5 punten toegekend.
Voor standplaatsen met 1 of 2 punten wordt een extra punt toegekend als zij niet of slechts via grote omwegen over land bereikbaar zijn.
b. De correctie op de basisindeling is afhankelijk van de specifieke omstandigheden op de standplaats zoals bepaald door het onafhankelijk instituut.
De correctie wordt bepaald door de aan de in Bijlage 2A, onder 1, opgenomen (sub) categorieën toegekende standaardscore om te zetten in een aantal punten volgens Bijlage 2A, onder 2.
2. De som van de in het eerste lid bedoelde punten geeft aan in welke zone de standplaats is ingedeeld.
3. De zone-indeling is vermeld in Bijlage 2A, onder 4. Deze indeling wordt jaarlijks per 1 januari vastgesteld volgens de meest recente indeling van het onafhankelijk instituut.
4. Als in het land waarbinnen de standplaats is gelegen een oorlogssituatie of andere extreme omstandigheid ontstaat, wordt het onafhankelijk instituut verzocht om een tussentijdse evaluatie van de omstandigheden op de standplaats. In het geval deze evaluatie leidt tot een andere zone-indeling zal deze indeling gelden vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de oorlogssituatie of andere extreme omstandigheid ontstond.
3.13 Standplaatsvergoeding werknemer
1. U ontvangt een standplaatsvergoeding ter bestrijding van:
a. kosten die het gevolg zijn van de specifieke omstandigheden van en op uw standplaats
b. kosten voor het onderhouden van contact met uw thuisbasis en
c. de uit uw overplaatsbaarheid in het algemeen voortvloeiende extra uitgaven.
2. De hoogte van uw standplaatsvergoeding is afhankelijk van de zone waarin uw standplaats is ingedeeld en van het voor u geldende functieniveau.
De standplaatsvergoeding wordt op de volgende wijze berekend: X + ((Y-1) x 0,175 x X). Daarbij staat:
- X voor het bij uw functieniveau vermelde bedrag in Bijlage 2B, onder 4, en
- Y voor de zone waarin uw standplaats is ingedeeld.
3. De in Bijlage 2B, onder 4, vermelde bedragen worden jaarlijks per 1 januari vastgesteld volgens de ontwikkeling in de daaraan voorafgaande periode van medio november tot medio november van de voor het deel ‘huisvesting, water en energie’ geschoonde CBS- consumentenprijsindex, reeks alle huishoudens.
4. Als u bent aangemerkt als tweede tandempartner, ontvangt u een standplaatsvergoeding ter grootte van 55% van de standplaatsvergoeding van degene die als uw eerste tandempartner is aangemerkt.
3.14 Verhoging standplaatsvergoeding met partnerdeel
1. Uw standplaatsvergoeding wordt met 70% verhoogd als uw partner in een aaneengesloten periode van zes maanden, gerekend vanaf de dag van eerste aankomst van uw partner op uw standplaats, minimaal 120 dagen op uw standplaats verblijft en deel uitmaakt van uw gezin of met u gezamenlijk doorbrengt buiten uw standplaats in verband met vakantie en andere
gezinsactiviteiten.
2. Uw recht op de verhoging begint op de dag van eerste aankomst van uw partner op uw standplaats en eindigt op de dag dat uw partner definitief van uw standplaats vertrekt. Bij definitief vertrek van uw standplaats ontvangt u de verhoging naar rato.
3.15 Verhoging standplaatsvergoeding met kinddeel
1. Uw standplaatsvergoeding wordt verhoogd als uw afhankelijk kind in een aaneengesloten periode van zes maanden, gerekend vanaf de dag van eerste aankomst van uw kind op de standplaats, minimaal 120 dagen op uw standplaats verblijft en deel uitmaakt van uw gezin of met u gezamenlijk doorbrengt buiten de standplaats in verband met vakantie en andere gezinsactiviteiten.
De verhoging is een percentage van de standplaatsvergoeding die geldt voor functieniveau 11 op uw standplaats. Dit percentage is voor elk kind:
a. jonger dan twaalf jaar: 12,5% en
b. vanaf twaalf jaar: 25%.
2. Uw recht op de verhoging begint op de dag van eerste aankomst van uw kind op uw standplaats en eindigt op de dag dat uw kind definitief van uw standplaats vertrekt. Bij definitief vertrek van uw standplaats ontvangt u de verhoging naar rato.
3.16 Oudedagsvoorziening op de standplaats verblijvende partner
1. Zolang u voor uw partner recht heeft op een verhoging van uw standplaatsvergoeding heeft u recht op het in bijlage 2B, onder 24, vermelde bedrag per maand als vergoeding van de kosten voor het treffen van een oudedagsvoorziening voor uw partner.
2. Dit bedrag wordt telkens aangepast aan de algemene aanpassingen van de salarissen in de CAO Rijk 2021.
3.17 Vergoeding alleenstaande ouder met kind op de post
1. Als u geen partner heeft en uw afhankelijk kind dat jonger is dan 18 jaar in een aaneengesloten periode van zes maanden, gerekend vanaf de dag van eerste aankomst van uw kind op uw standplaats, minimaal 120 dagen op uw standplaats verblijft en deel uitmaakt van uw gezin of met u gezamenlijk doorbrengt buiten uw standplaats in verband met vakantie en andere gezinsactiviteiten, heeft u recht op een vergoeding van de daarmee verband houdende extra kosten. Deze vergoeding bedraagt het in artikel 3.15, eerste lid, onderdeel b, bedoelde bedrag.
2. Uw recht op de vergoeding eindigt op de dag dat:
a. u een partner krijgt
b. er geen afhankelijk kind jonger dan 18 jaar meer op de standplaats deel uitmaakt van uw gezin.
3. Uw recht op de vergoeding begint op de dag van eerste aankomst van uw kind op uw standplaats en eindigt op de dag dat uw kind definitief van uw standplaats vertrekt. Bij definitief vertrek van uw standplaats ontvangt u de vergoeding naar rato.
3.18 Categorie-indeling standplaats
1. Elke standplaats is ingedeeld in een categorie. Deze indeling vindt plaats volgens de door het onafhankelijk instituut berekende indeling en is afhankelijk van de mate van lokale verkrijgbaarheid van goederen en diensten en van de lokale ontspanningsmogelijkheden.
2. De criteria voor deze indeling zijn opgenomen in Bijlage 2A, onder 3. Daarin staat:
- categorie A voor min of meer met Nederland vergelijkbare omstandigheden
- categorie B voor omstandigheden die in vergelijking met Nederland tekortschieten en
- categorie C voor omstandigheden die in vergelijking met Nederland substantieel tekortschieten.
3. De categorie-indeling is vermeld in Bijlage 2A, onder 4. Deze wordt jaarlijks per 1 januari vastgesteld volgens de meest recente indeling van het onafhankelijk instituut.
3.19 Koopkrachtcorrectie standplaatsvergoeding
1. Uw standplaatsvergoeding en uw vergoeding alleenstaande ouder met kind op de post worden voor een deel voor koopkrachtverschillen gecorrigeerd. Dit kan leiden tot een verhoging of verlaging van het totaal aan vergoedingen waarop u volgens deze cao recht heeft.
2. Het deel dat wordt gecorrigeerd is afhankelijk van de categorie waarin uw standplaats is ingedeeld en de persoon op wie de standplaatsvergoeding betrekking heeft. Daarbij geldt de volgende tabel.
Xxxxxxxxx | Xxxx u | Voor uw partner | Voor uw kind |
A | 50% | 65% | 50% |
B | 30% | 40% | 30% |
C | 10% | 15% | 10% |
3. Uw koopkrachtcorrectie wordt berekend door de som van de volgens het tweede lid vastgestelde delen te vermenigvuldigen met het verschil van uw koopkrachtcorrectiefactor en het getal 1.
3.20 Vergoeding in verband met hotelverblijf
1. Als u in een geval als bedoeld in artikel 3.8, eerste lid, bent ondergebracht in een hotel, ontvangt u gedurende dit verblijf een vergoeding van de buitengewone kosten van hotelverblijf.
Onder hotel wordt niet verstaan een appartementenhotel of daarmee vergelijkbare gelegenheid.
2. De vergoeding bedraagt per vol etmaal een percentage van de voor uw plaats van verblijf geldende verblijfkostenvergoeding bij buitenlandse dienstreizen als bedoeld in de CAO Rijk 2021.
Dit percentage is voor:
a. u: 10%
b. uw partner: 10%
c. uw afhankelijk kind vanaf twaalf jaar: 10% en
d. uw afhankelijk kind jonger dan twaalf jaar: 5%.
3.21 Primair en secundair onderwijs van uw afhankelijk kind; algemeen
1. Kosten die u maakt in verband met het volgen van onderwijs van uw afhankelijk kind aan een erkende instelling voor primair of secundair onderwijs worden aan u vergoed.
2. Uw volgende kosten komen voor vergoeding in aanmerking:
a. door de onderwijsinstelling voorgeschreven entree-, registratie-, inschrijf-, les- en examengeld en de kosten van een door de onderwijsinstelling verplicht gestelde toelatingstest. Het inschrijfgeld en de kosten van een verplicht gestelde toelatingstest worden voor twee onderwijsinstellingen vergoed als er een gerede kans is dat uw kind niet zal worden toegelaten tot de onderwijsinstelling die uw voorkeur geniet
b. de kosten van door de onderwijsinstelling voorgeschreven schoolboeken voor primair of secundair onderwijs
c. de kosten van een door de onderwijsinstelling voorgeschreven aansprakelijkheidsverzekering en
d. de kosten van door de onderwijsinstelling apart in rekening gebrachte lesvakken in het kader van primair of secundair onderwijs die in Nederland tot het standaard curriculum van door de overheid geheel of gedeeltelijk bekostigde onderwijsinstellingen voor primair of secundair onderwijs behoren.
3. Aan u worden ook de kosten vergoed die u voor uw in het eerste lid bedoelde afhankelijk kind maakt voor noodzakelijke extra onderwijsbegeleiding op de standplaats. De noodzaak moet blijken uit een door u betaald en overgelegd psychologisch rapport.
Deze kosten worden aan u vergoed volgens het Besluit Leerlinggebonden Financiering zoals dat luidde op 31 juli 2014 tot maximaal de in Bijlage 2B, onder 5, vermelde bedragen.
Het maximale bedrag van de betreffende vergoeding per schooljaar wordt jaarlijks per
1 januari verhoogd volgens de recentste door het CBS beschikbaar gestelde gegevens van het deel ‘onderwijs’ van de CBS-consumentenprijsindex, reeks alle huishoudens.
4. Als u en uw partner vanwege een duurzame ontwrichting van uw relatie geen gezamenlijke huishouding meer voeren dan wel zullen voeren en uw afhankelijk kind tot de huishouding van uw (gewezen) partner behoort dan wel zonder erkende reden niet bij u op de standplaats verblijft, eindigt uw recht op de in het eerste lid bedoelde vergoeding.
Daarbij geldt dat als uw afhankelijk kind:
a. primair onderwijs volgt, aan u worden vergoed de kosten voor het afronden van het reeds aangevangen schooljaar aan de betreffende onderwijsinstelling
b. secundair onderwijs volgt, aan u worden vergoed de kosten voor het afronden van het reeds aangevangen secundair onderwijs in het betreffende curriculum in de betreffende taal.
5. Kosten voor het in Nederland volgen van primair of secundair onderwijs in het Nederlands komen niet voor vergoeding in aanmerking.
6. Bij gehele of gedeeltelijke restitutie door de onderwijsinstelling van kosten waarvoor u een vergoeding heeft ontvangen, moet u het gerestitueerde bedrag terugbetalen aan uw werkgever.
3.22 Vergoeding kosten van primair en secundair onderwijs
1. Als uw afhankelijk kind op of in de directe nabijheid van uw standplaats primair of secundair onderwijs volgt en u voor dat kind recht heeft op een verhoging van uw standplaatsvergoeding, worden aan u vergoed de door een erkende instelling voor primair of secundair onderwijs in rekening gebrachte kosten als bedoeld in artikel 3.21, tweede en derde lid.
2. Als uw afhankelijk kind primair of secundair onderwijs volgt en het eerste lid niet van toepassing is, worden aan u vergoed de door de onderwijsinstelling in rekening gebrachte kosten als bedoeld in artikel 3.21, tweede en derde lid, tot maximaal de kosten die volgens artikel 3.81 vergoed zouden worden als uw kind in Nederland primair of secundair onderwijs volgt of zou hebben gevolgd.
3. Als u een vergoeding van internaatkosten ontvangt die lager is dan het tarief dat is vermeld in Bijlage 2B, onder 16, wordt het in het tweede lid bedoelde maximum verhoogd met het verschil tussen de ontvangen vergoeding van internaatkosten en het in Bijlage 2B, onder 16, vermelde tarief.
1. Uw kosten van vervoer van en naar school van uw afhankelijk kind dat primair of secundair onderwijs volgt, worden aan u vergoed als door of namens de onderwijsinstelling in dat vervoer wordt voorzien en uw kind tot uw huishouding op uw standplaats behoort.
2. Op de vergoeding wordt per kind een eigen bijdrage in mindering gebracht. De hoogte daarvan is vermeld in Bijlage 2B, onder 6.
3. De in Bijlage 2B, onder 6, vermelde bedragen worden jaarlijks per 1 januari vastgesteld volgens de ontwikkeling in de daaraan voorafgaande periode van medio november tot medio november van het totaal van de delen ‘Vervoer’ en ‘Motorrijtuigverzekeringen’ van de CBS- consumentenprijsindex, reeks alle huishoudens.
4. Voor het vervoer van en naar school van uw afhankelijk kind dat niet tot uw huishouding op uw standplaats behoort, is artikel 3.82 van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van het tweede lid.
1. Als uw afhankelijk kind primair of secundair onderwijs volgt en door een wisseling van school als gevolg van uw overplaatsing bijlessen behoeft in één of meer vakken die behoren tot het curriculum van de onderwijsinstelling op uw standplaats, worden de kosten daarvan aan u vergoed.
2. De bijlessen moeten worden gegeven door een tot lesgeven in het betreffende vak bevoegde persoon of moeten worden gevolgd aan een passende onderwijsinstelling. Vergoeding vindt
plaats tot maximaal het in Bijlage 2B, onder 7, vermelde bedrag voor de duur van uw plaatsing op de standplaats.
3. Het in Bijlage 2B, onder 7, vermelde bedrag wordt jaarlijks per 1 januari vastgesteld volgens de ontwikkeling in de daaraan voorafgaande periode van medio november tot medio november van het deel ‘Onderwijs’ van de CBS-consumentenprijsindex, reeks alle huishoudens.
4. Uw recht op de vergoeding vervalt als u deze niet heeft aangevraagd binnen twaalf maanden na de dag van eerste aankomst van uw kind op uw standplaats.
3.25 Lessen in de Nederlandse taal
1. Als uw afhankelijk kind dat niet-Nederlandstalig primair of secundair onderwijs volgt lessen in de Nederlandse taal volgt, worden de kosten daarvan aan u vergoed.
2. De lessen moeten worden gegeven door een tot lesgeven in de Nederlandse taal bevoegde persoon of moeten worden gevolgd aan een passende onderwijsinstelling.
Vergoeding vindt plaats tot maximaal het in Bijlage 2B, onder 8, vermelde bedrag per periode van twaalf maanden gedurende welke de lessen worden gevolgd.
3. Het in Bijlage 2B, onder 8, vermelde bedrag wordt jaarlijks per 1 januari vastgesteld volgens de ontwikkeling in de daaraan voorafgaande periode van medio november tot medio november van het deel ‘Onderwijs’ van de CBS-consumentenprijsindex, reeks alle huishoudens.
3.26 Twaalfmaandelijkse verlofreis naar Nederland
1. Per periode van twaalf maanden, gerekend vanaf de dag van uw eerste aankomst op uw standplaats, wordt u een vliegticket of een treinticket verstrekt voor een reis, te ondernemen in die periode van twaalf maanden, van uw standplaats naar Nederland vice versa voor u en uw gezinsleden waarvoor u in die periode een verhoging van uw standplaatsvergoeding ontvangt als bedoeld in artikel 3.14 of artikel 3.15.
2. Op uw verzoek kan uw werkgever de periode van twaalf maanden verlengen met maximaal drie maanden als het organisatiebelang zich daartegen niet verzet.
Ook bij verlenging vindt vaststelling van de volgende periode(n) van twaalf maanden plaats op de in het eerste lid genoemde wijze.
3. Als u voor de reis een vliegticket wordt verstrekt, worden u ook de kosten vergoed van het vervoeren van ruimbagage.
De vergoeding betreft maximaal 23 kilogram. En als het aantal stuks ruimbagage bepalend is, maximaal één stuk bagage met een maximum van 23 kilogram of zoveel meer als de luchtvaartmaatschappij zonder meerkosten toestaat. In dat maximum is begrepen de door de luchtvaartmaatschappij op het ticket vermelde maximale ruimbagage.
4. Als u en/of uw gezinslid de reis geheel met de auto maakt, wordt u vergoed:
- per persoon een bedrag van € 0,28 per gereden kilometer voor maximaal de snelste route tussen uw standplaats en Den Haag vice versa en
- de noodzakelijk gemaakte kosten voor tolwegen, veerdiensten en de Kanaaltunnel of daarmee vergelijkbare kosten.
Deze vergoeding wordt u toegekend voor het reizen met maximaal twee auto’s.
De reisafstand wordt vastgesteld met gebruikmaking van de Google Maps routeplanner.
5. De vergoeding bij reizen met de auto is voor iedere persoon niet hoger dan het voor uw standplaats vermelde bedrag in Bijlage 2B, onder 9.
De in Bijlage 2B, onder 9, vermelde bedragen worden jaarlijks per 1 januari vastgesteld op basis van een schatting van de kosten van een vliegticket in economy klasse van de standplaats naar Amsterdam vice versa dat minimaal 12 weken voor aanvang van de reis is aangeschaft. Die bedragen hebben betrekking op de posten gelegen binnen 2000 kilometer gemeten over de weg via de snelste route vanaf Den Haag met gebruikmaking van de Google Maps routeplanner. Voor de overige posten geldt het hoogste in Bijlage 2B, onder 9, vermelde bedrag.
6. U heeft geen recht op de in dit artikel bedoelde voorzieningen als uw plaatsing binnen de
betreffende periode van twaalf maanden wordt of is beëindigd.
7. Als aan u volgens dit artikel een ticket is verstrekt of een vergoeding is toegekend en daarna blijkt dat u daarop volgens het zesde lid geen recht heeft, moet u de hierop betrekking hebbende bedragen terugbetalen.
U hoeft deze niet terug te betalen als:
a. u op het moment van het verstrekken van het ticket of bij het begin van de reis per auto in redelijkheid niet op de hoogte kon zijn van de beëindiging van uw plaatsing binnen de periode van twaalf maanden of
3.27 Extra verlof
1. Als de basisindeling voor uw standplaats vier punten of meer bedraagt, wordt u bij een twaalfmaandelijkse verlofreis 14,4 uren extra verlof verleend.
2. Als u tijdens een twaalfmaandelijkse verlofreis voor organisatieredenen uw kantoor in Nederland bezoekt, wordt u eenmalig 7,2 uren extra verlof verleend.
3. Als de correctie op de basisindeling voor uw standplaats zeven punten of meer bedraagt, wordt u per punt 4 uren extra verlof verleend per geheel kalenderjaar dat u bij de post bent geplaatst.
4. Dit extra verlof vervalt als u het niet heeft opgenomen:
3.28 Verhuizing tijdens uw plaatsing
1. Als uw werkgever beslist dat u tijdens uw plaatsing moet verhuizen naar een andere dienstwoning, komen de kosten van het overbrengen van uw boedel naar uw nieuwe dienstwoning rechtstreeks voor rekening van uw werkgever.
2. Als uw nieuwe dienstwoning onvoldoende ruimte biedt om uw gehele inboedel daarin onder te brengen, kunt u het deel dat niet in die woning kan worden ondergebracht voor rekening van uw werkgever op de standplaats in opslag geven.
3. Met betrekking tot de maximaal voor rekening van uw werkgever over te brengen en in opslag te geven volumen en de verzekeringswaarden daarvan gelden dezelfde bepalingen als bij overplaatsing.
3.29 Herinrichtingskosten bij verhuizing tijdens plaatsing
1. Bij een verhuizing als bedoeld in artikel 3.28, eerste lid, ontvangt u een vergoeding van de kosten verbonden aan het verlaten van uw oude en het betrekken van uw nieuwe dienstwoning.
2. De vergoeding bedraagt 35% van het volgens artikel 3.71, tweede en derde lid, berekende bedrag.
1. Als u of uw partner of kind waarvoor u een verhoging van uw standplaatsvergoeding ontvangt buiten uw standplaats een ingrijpende of langdurige medische behandeling moet ondergaan of moet bevallen, worden u maximaal de kosten van de reis van uw standplaats naar Nederland vice versa vergoed als de door uw werkgever aangewezen arts de medische noodzaak bevestigt van een behandeling of bevalling buiten uw standplaats.
2. Als in een geval als bedoeld in het eerste lid, na advies van de door uw werkgever aangewezen arts, uw werkgever van mening is dat de toestand van de patiënt zodanig is dat overkomst van u of één of meer van uw in het eerste lid bedoelde gezinsleden wenselijk is, worden u ook vergoed de aan deze overkomst verbonden reiskosten tot maximaal de kosten van een reis
naar Nederland vice versa.
3. Bij een bevalling van u of uw partner worden u naast de in het eerste lid bedoelde reiskosten ook de reiskosten van uw partner respectievelijk u en van uw kinderen jonger dan 13 jaar vergoed tot maximaal de kosten van een reis naar Nederland vice versa, voor zover u voor deze gezinsleden een verhoging van uw standplaatsvergoeding ontvangt.
4. Als op uw standplaats een epidemie uitbreekt worden u de kosten vergoed van daarmee verband houdende vaccinaties van:
- u
- uw tot uw huishouding op de standplaats behorende gezinsleden waarvoor u een verhoging van uw standplaatsvergoeding ontvangt en
- uw huispersoneelsleden op uw standplaats.
1. Bij overlijden van u of uw gezinslid waarvoor u een verhoging van uw standplaatsvergoeding ontvangt, komen de volgende kosten, zo mogelijk rechtstreeks, voor rekening van uw werkgever:
a. als de nabestaanden hulp behoeven bij het afwikkelen van met het overlijden verband houdende formaliteiten: de reiskosten van overkomst van een bijstand verlenende derde tot maximaal de kosten van een reis van Nederland naar uw standplaats vice versa en
b. de kosten van:
1°. bij een begrafenis of crematie anders dan ter plaatse van het overlijden:
o het vervoer van het stoffelijk overschot tot maximaal de kosten van vervoer van uw standplaats naar Nederland, inclusief de kosten van afleggen, bekisten, bewaring en vrijgifte en
o de reiskosten naar de plaats van de begrafenis of crematie vice versa tot maximaal de reiskosten naar Nederland vice versa, van u en uw gezinsleden voor wie volgens deze cao een vergoeding is toegekend of
2°. bij een begrafenis of crematie ter plaatse van het overlijden: de reiskosten naar de plaats van de begrafenis of crematie vice versa van u, uw gezinsleden en uw bloed- en aanverwanten in de eerste en tweede graad tot maximaal de reiskosten naar Nederland vice versa.
2. Het recht op vergoeding van de reiskosten wordt vastgesteld volgens de bepalingen over buitenlandse dienstreizen in de CAO Rijk 2021 en de artikelen 3.100 en 3.101.
3. Als u ten tijde van uw overlijden om organisatieredenen op een andere plaats dan uw standplaats verblijft, wordt in het eerste lid, onder a en onder b, ten 1°, voor ‘uw standplaats’ telkens gelezen ‘uw plaats van het overlijden’.
§ 5. Functiegebonden voorzieningen
1. Ter bestrijding van de kosten van het in persoonlijke dienst nemen of inhuren van huispersoneel wordt aan u een vergoeding huispersoneel toegekend.
2. Dit artikel is niet op u van toepassing als u hoofd van een post bent of plaatsvervangend hoofd van een post voor wie functieniveau 16 of hoger geldt en u bent gehuisvest in een door uw werkgever voor representatieve doeleinden ingerichte dienstwoning.
3. Als u hoofd van een post bent of plaatsvervangend hoofd van een post voor wie functieniveau 16 of hoger geldt en u niet bent gehuisvest in een door uw werkgever voor representatieve doeleinden ingerichte dienstwoning, kunt u in aanmerking komen voor een aanvullende vergoeding huispersoneel die wordt berekend volgens artikel 3.33.
Voorwaarde hiervoor is dat u vanwege uw functie-uitoefening meer kosten moet maken voor het in persoonlijke dienst nemen of inhuren van huispersoneel dan de vergoeding huispersoneel volgens het eerste lid.
Deze vergoeding wordt berekend per periode van twaalf opeenvolgende maanden, gerekend
vanaf de dag van uw eerste aankomst op uw standplaats.
4. De hoogte van uw vergoeding huispersoneel wordt vastgesteld met toepassing van Bijlage 2B, onder 10, volgens het daarin voor uw functieniveau vermelde bedrag.
Dit bedrag wordt verhoogd met het in Bijlage 2B, onder 10, vermelde bedrag voor ieder kind waarvoor u een verhoging van uw standplaatsvergoeding ontvangt met een maximum van drie kinderen.
5. De in Bijlage 2B, onder 10, vermelde bedragen worden jaarlijks per 1 januari vastgesteld volgens de ontwikkeling in de daaraan voorafgaande periode van medio november tot medio november van het element ‘Huishoudelijke diensten’ van de CBS-consumentenprijsindex, reeks alle huishoudens.
6. Als u vanwege de beëindiging van uw arbeidsrelatie met een lid van uw huispersoneel dat door u persoonlijk in dienst is genomen of ingehuurd een ontslaguitkering of daarmee vergelijkbare uitkering heeft betaald, wordt deze aan u vergoed voor zover het ter plaatse verplicht of gebruikelijk is deze uitkering te betalen.
3.33 Vergoeding huispersoneel hoofd post of plaatsvervanger functieniveau 16 of hoger)
1. Als u hoofd van een post bent of een plaatsvervangend hoofd van een post voor wie functieniveau 16 of hoger geldt en u voor uw functie-uitoefening huispersoneel in persoonlijke dienst neemt of inhuurt en u bent gehuisvest in een door uw werkgever voor representatieve doeleinden ingerichte dienstwoning, worden de hieruit voortvloeiende noodzakelijke kosten aan u vergoed.
2. Onder noodzakelijke kosten van het in persoonlijke dienst nemen van huispersoneel, worden in ieder geval verstaan:
a. het nettoloon, als u verantwoordelijk bent voor afdracht van loonbelasting, pensioenpremies en socialeverzekeringspremies, dan wel het brutoloon, als het betrokken lid van het huispersoneel geheel of gedeeltelijk zelf verantwoordelijk is voor afdracht van loonbelasting, pensioenpremies en socialeverzekeringspremies tot maximaal het ter plaatse gangbare loon voor gelijkwaardige arbeid
b. de lokaal voorgeschreven belastingen, pensioenpremies en socialeverzekeringspremies voor zover u verantwoordelijk bent voor de afdracht daarvan
c. een bijdrage in de kosten van een ziektekostenverzekering voor zover het ter plaatse verplicht of gebruikelijk is deze bijdrage te betalen
d. de kosten van verplichte kleding en
e. een vanwege de beëindiging van de overeenkomst met een lid van het huispersoneel betaalde ontslaguitkering of daarmee vergelijkbare uitkering, voor zover het ter plaatse verplicht of gebruikelijk is deze uitkering te betalen.
3.34 Vergoeding bij overname huispersoneel door opvolger
1. Als een lid van het huispersoneel dat in persoonlijke dienst is van u, na uw definitief vertrek van de post in persoonlijke dienst van uw opvolger wordt genomen, worden de hieruit voortvloeiende noodzakelijke kosten namens uw opvolger gedurende de interim-periode vergoed door uw werkgever. De vergoeding wordt toegekend voor een tijdvak van maximaal twee maanden. In bijzondere gevallen kan uw werkgever dit tijdvak verlengen.
2. Onder de noodzakelijke kosten worden verstaan: de in artikel 3.33, tweede lid, onder a, b en c, genoemde kosten.
Onder de interim-periode wordt verstaan: de periode gelegen tussen de dag waarop de arbeidsovereenkomst tussen het betrokken lid van uw huispersoneel en uw opvolger ingaat, maar niet eerder dan de dag waarop de arbeidsovereenkomst met u is geëindigd, en de dag waarop uw opvolger zijn werkzaamheden bij de post aanvangt.
3. De kosten worden uitsluitend vergoed voor zover het loon gedurende de interim-periode niet
hoger is dan het loon dat daarvoor door u werd betaald.
3.35 Vergoeding passieve representatie
1. Ter bestrijding van de kosten van passieve representatie ontvangt u een vergoeding passieve representatie. U ontvangt geen representatiekostenvergoeding volgens de XXX Xxxx 2021.
2. De hoogte van de vergoeding wordt vastgesteld met toepassing van Bijlage 2B, onder 11, volgens het voor uw functieniveau geldende bedrag.
Daarbij is bepalend of:
a. u de functie vervult van hoofd van een post en bent gehuisvest in een dienstwoning die door uw werkgever voor representatieve doeleinden is ingericht
b. u de functie vervult van hoofd van een post en bent gehuisvest in een dienstwoning die niet door uw werkgever voor representatieve doeleinden is ingericht of u de functie vervult van plaatsvervangend hoofd van een post of
c. u een andere functie vervult.
3. De in Bijlage 2B, onder 11, vermelde bedragen worden jaarlijks per 1 januari opnieuw vastgesteld volgens de ontwikkeling in de daaraan voorafgaande periode van medio november tot medio november van de voor het deel ‘huisvesting, water en energie’ geschoonde CBS- consumentenprijsindex, reeks alle huishoudens.
4. Als u bent aangemerkt als tweede tandempartner, ontvangt u in afwijking van het tweede lid een vergoeding passieve representatie ter grootte van 45% van de vergoeding passieve representatie van degene die als uw eerste tandempartner is aangemerkt.
3.36 Verhoging passieve representatie met partnerdeel
Uw vergoeding passieve representatie wordt verhoogd met 35% als u voor uw partner recht heeft op een verhoging van uw standplaatsvergoeding.
Artikel 3.14, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
3.37 Koopkrachtcorrectie vergoeding passieve representatie
1. Van uw vergoeding passieve representatie wordt 25% voor koopkrachtverschillen gecorrigeerd. Het deel van die vergoeding dat betrekking heeft op uw partner wordt voor 40% gecorrigeerd. Als u als tweede tandempartner bent aangemerkt, wordt uw vergoeding passieve representatie voor 40% voor koopkrachtverschillen gecorrigeerd.
2. Uw koopkrachtcorrectie wordt berekend door de som van de volgens het eerste lid vastgestelde delen te vermenigvuldigen met het verschil van de koopkrachtcorrectiefactor en het getal 1.
De berekende koopkrachtcorrectie wordt verrekend met het totaal aan vergoedingen dat u volgens deze cao wordt uitbetaald.
Aan u worden met inachtneming van de daartoe door de minister van Buitenlandse Zaken gestelde richtlijnen vergoed uw kosten die verbonden zijn aan het opbouwen en onderhouden van uw extern gerichte functionele relatie- en informatienetwerk die u niet hoeft te bestrijden uit uw vergoeding passieve representatie.
1. Ter bestrijding van uw kosten van het woon-werkverkeer en van uw met uw functie-uitoefening verband houdend vervoer binnen uw standplaats ontvangt u een transportvergoeding.
2. De hoogte van uw transportvergoeding wordt vastgesteld met toepassing van Bijlage 2B, onder 12, volgens het voor uw functieniveau geldende bedrag.
Als u de functie van hoofd van een post vervult, geldt het vermelde hogere bedrag.
3. De in Bijlage 2B, onder 12, vermelde bedragen worden jaarlijks per 1 januari opnieuw
vastgesteld volgens de ontwikkeling in de daaraan voorafgaande periode van medio november tot medio november van het totaal van de delen ‘Vervoer’ en ‘Motorrijtuigzekeringen’ van de CBS-consumentenprijsindex, reeks alle huishoudens.
4. Ter bestrijding van de kosten van uw met uw functie-uitoefening verband houdend vervoer buiten uw standplaats ontvangt u een vergoeding van uw kosten van gebruik van:
a. openbaar vervoer: de werkelijke kosten in de door uw werkgever vanwege de lokale omstandigheden passend geachte klasse onder overlegging van bewijsstukken en
b. eigen vervoer: € 0,28 per afgelegde kilometer
3.40 Gevolgen beschikbaarstelling dienstauto en regeling privégebruik dienstauto
1. Als u voor uw woon-werkverkeer en met uw functie-uitoefening verband houdend vervoer binnen uw standplaats voor minimaal de helft van het aantal af te leggen kilometers gebruik kan maken van een door uw werkgever ter beschikking gestelde dienstauto, ontvangt u geen transportvergoeding.
2. Als u geen transportvergoeding ontvangt, worden de kosten die u maakt voor uw woon- werkverkeer en uw met uw functie-uitoefening verband houdend vervoer binnen uw standplaats, als volgt aan u vergoed:
a. woon-werkverkeer:
1o. per openbaar vervoer: de werkelijke kosten in de door uw werkgever vanwege de lokale omstandigheden passend geachte klasse onder overlegging van bewijsstukken en
2o. met eigen vervoer: € 0,28 per afgelegde kilometer
b. met uw functie-uitoefening verband houdend vervoer binnen uw standplaats:
1o. openbaar vervoer: de werkelijke kosten in de door uw werkgever vanwege de lokale omstandigheden passend geachte klasse onder overlegging van bewijsstukken
2o. met eigen vervoer: € 0,28 per afgelegde kilometer en
3 o. taxi: de kosten van een taxi als het gebruik van openbaar vervoer en eigen vervoer redelijkerwijs niet mogelijk is onder overlegging van bewijsstukken.
3. Als u een transportvergoeding ontvangt en incidenteel voor met uw functie-uitoefening verband houdend vervoer binnen de standplaats gebruik maakt van een dienstauto, moet u daarvoor per afgelegde kilometer € 0,28 betalen.
4. Als aan u vanwege bijzondere omstandigheden toestemming is verleend een dienstauto te gebruiken anders dan voor een met uw functie-uitoefening verband houdende reis, moet u daarvoor per afgelegde kilometer € 0,28 betalen.
Als het wenselijk is dat u lessen volgt in een officiële taal of een lokaal gebruikelijke voertaal van uw land van plaatsing komen de kosten daarvan rechtstreeks voor rekening van uw werkgever. De lessen moeten worden gevolgd bij een persoon die tot lesgeven in de betreffende taal bevoegd is of bij een passende onderwijsinstelling.
3.42 Professionele ontwikkeling partner
1. U ontvangt ten behoeve van uw partner voor wie u een verhoging van uw standplaatsvergoeding ontvangt als bedoeld in artikel 3.14 of artikel 3.43, derde lid, onder a, ten 1o en 2o, een vergoeding professionele ontwikkeling partner.
Deze is bedoeld voor de kosten die uw partner maakt voor:
a. een dienst of activiteit gericht op de professionele ontwikkeling ten behoeve van het verwerven of behouden van de positie op de arbeidsmarkt op de standplaats of elders
b. het volgen van taallessen in een officiële taal of een lokaal gebruikelijke voertaal van het land van plaatsing en
c. het volgen van taallessen Nederlands.
Per periode van twaalf maanden bedraagt de vergoeding maximaal € 3350.
2. De vergoeding geldt voor iedere door u gekozen periode van twaalf maanden. De eerste periode kan niet eerder ingaan dan de dag waarop u de beslissing tot plaatsing van uw werkgever heeft ontvangen.
3. U ontvangt de vergoeding op basis van door u overgelegde bewijstukken waaruit blijkt dat de kosten zijn gemaakt voor diensten of activiteiten van een ter zake deskundige persoon of passende instelling.
4. Als uw plaatsing tijdens een gekozen periode van twaalf maanden eindigt en u terugkeert naar Nederland, wordt de maximale vergoeding voor die periode naar rato verlaagd. Het u als gevolg daarvan teveel betaalde wordt van u teruggevorderd.
Terugvordering vindt niet plaats als u op het moment dat u of uw partner de verplichtingen aanging in redelijkheid niet op de hoogte kon zijn van de beëindiging van uw plaatsing binnen de periode van twaalf maanden.
5. Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing bij beëindiging van uw gezamenlijke huishouding op de post, uw huwelijk, uw geregistreerd partnerschap dan wel uw notarieel verleden samenlevingsovereenkomst, bij uw ontslag en bij overlijden van u of uw partner.
§ 6. Voorzieningen in verband met niet op de standplaats verblijvende partners
3.43 Verminderde inhoudingen bij gescheiden gezinssituatie
1. Voor de duur dat u geen verhoging van uw standplaatsvergoeding ontvangt èn niet op kosten van uw werkgever wordt voorzien in de huisvesting van uw partner, worden op het totaal aan vergoedingen dat u volgens deze cao wordt uitbetaald, geen bedragen ingehouden aan inhouding huisvesting en inhouding bijkomende kosten huisvesting.
2. Als u vanwege een erkende reden geen verhoging van uw standplaatsvergoeding ontvangt, heeft u recht op de in de artikelen 3.44 en 3.45 bedoelde voorzieningen.
3. Van een erkende reden is sprake als:
1
a. uw afhankelijk kind dat primair of secundair onderwijs volgt en de leeftijd van 20 jaar nog niet heeft bereikt de zorg van uw partner behoeft en uw kind:
.
o op uw vorige standplaats is achtergebleven ter afronding van het schooljaar
2o. is vooruit gereisd naar uw volgende standplaats om vanaf de aanvang van het nieuwe schooljaar het onderwijs daar te volgen
3o. niet op uw standplaats verblijft vanwege het ontbreken daar van passende onderwijsmogelijkheden, rekening houdend met het tot dan toe gevolgde onderwijs of
4o. niet op uw standplaats verblijft omdat medische redenen of de veiligheidssituatie een langdurig verblijf daar niet toelaten of een langdurig verblijf daar door de autoriteiten van het gastland niet wordt toegestaan of
b. uw partner niet op uw standplaats verblijft omdat medische redenen of de veiligheidssituatie een langdurig verblijf daar niet toelaten of een langdurig verblijf daar door de autoriteiten van het gastland niet wordt toegestaan.
4. Als u en uw partner beiden op een verschillende standplaats zijn geplaatst met toepassing van deze cao, blijft voor u:
a. het eerste lid buiten toepassing als voor u het hoogste brutosalaris van u beiden geldt of, bij gelijke brutosalarissen, u het oudste van u beiden bent en
b. het tweede lid buiten toepassing.
5. Onder medische redenen wordt verstaan: een ziekte als bedoeld in de recentste versie van de Internationale statistische classificatie van ziekten en met gezondheid verband houdende problemen (ICD-10) van de Wereldgezondheidsorganisatie.
3.44 Vergoeding dubbele huishouding bij gescheiden gezinssituatie
1. Als uw partner vanwege een erkende reden als bedoeld in artikel 3.43, derde lid, zodanig
langdurig in Nederland of een ander niet in het tweede lid bedoeld land verblijft dat u voor uw partner geen verhoging van de standplaatsvergoeding als bedoeld in artikel 3.14 ontvangt, ontvangt u een vergoeding van de kosten van dubbele huishouding ter grootte van een percentage van het voor u geldende nettosalaris. Dit percentage bedraagt de rekenkundig op één decimaal afgeronde som van de indexen betreffende de in Bijlage 2C, onder 2, vermelde elementen van de CBS-bestedingsindex.
2. Als uw partner vanwege een erkende reden als bedoeld in artikel 3.43, derde lid, is achtergebleven op uw vorige standplaats of vooruit is gereisd naar uw volgende standplaats ontvangt u een vergoeding van de kosten van dubbele huishouding ter grootte van een percentage van het voor u geldende nettosalaris. Dit percentage bedraagt de rekenkundig op één decimaal afgeronde som van de indexen betreffende de in Bijlage 2C, onder 3, vermelde elementen van de CBS-bestedingsindex.
Een deel van deze vergoeding wordt voor koopkrachtverschillen gecorrigeerd. Dat deel is gelijk aan een percentage van het voor u geldende nettosalaris. Dit percentage bedraagt de rekenkundig op één decimaal afgeronde som van de indexen betreffende de in Bijlage 2C, onder 4, vermelde elementen van de CBS-bestedingsindex.
De koopkrachtcorrectie wordt berekend door het voor koopkrachtcorrectie in aanmerking komende deel te vermenigvuldigen met het verschil van de voor de verblijfplaats van uw partner geldende koopkrachtcorrectiefactor en het getal 1.
3. De in het eerste en tweede lid bedoelde percentages zijn vermeld in Bijlage 2B, onder 13 en 14 respectievelijk 15.
Deze percentages worden jaarlijks per 1 januari vastgesteld volgens de beschikbaar gestelde meest recente relevante gegevens van het CBS betreffende bestedingen van huishoudens.
3.45 Overige kosten van dubbele huishouding bij gescheiden gezinssituatie
Als uw partner vanwege een erkende reden als bedoeld in artikel 3.43, derde lid, is achtergebleven op uw vorige standplaats of vooruit is gereisd naar uw volgende standplaats ontvangt u voor een periode van maximaal zes maanden tevens het partnerdeel van de standplaatsvergoeding dat u zou hebben ontvangen als u als standplaats had waar uw partner verblijf houdt en de daarvoor geldende koopkrachtcorrectie standplaatsvergoeding.
Bovendien zijn artikel 3.8, eerste lid, en artikel 3.20 dan van overeenkomstige toepassing op uw achtergebleven of vooruit gereisde partner. Daarbij geldt dat als in de huisvesting van uw partner wordt voorzien op kosten van uw werkgever, de eventuele ter zake van de huisvesting apart in rekening gebrachte bijkomende kosten huisvesting voor rekening van uw werkgever komen voor zover deze kosten niet worden veroorzaakt door als onredelijk aan te merken verbruik.
§ 7. Voorzieningen in verband met reizen
1. Als u voor uw partner geen verhoging van uw standplaatsvergoeding ontvangt, wordt u per aaneengesloten periode van twaalf maanden de gelegenheid geboden voor hereniging met uw partner. Die periode wordt gerekend vanaf de dag van uw eerste aankomst op uw standplaats.
2. U ontvangt trein- of vliegtickets voor drie reizen per periode van twaalf maanden.
U bent vrij in de verdeling van de reizen over die periode en of uw partner of u de reizen onderneemt.
3. Als u en uw partner in een verschillende standplaats zijn geplaatst, hebben u en uw partner recht op voor uw beiden in totaal tickets voor drie reizen per periode van twaalf maanden.
4. Een ticket heeft betrekking op het rechtstreekse traject tussen de vaste verblijfplaats van uw partner en uw standplaats vice versa.
5. Als u en uw partner in een verschillende standplaats zijn geplaatst, heeft een ticket betrekking
op het rechtstreekse traject tussen de standplaatsen van u en uw partner vice versa.
Als u en uw partner in een verschillende standplaats zijn geplaatst met zone-indeling 14 of hoger of in een door de minister van Buitenlandse Zaken aangewezen andere standplaats waarvoor een bijzonder plaatsingsregime geldt, heeft het ticket onder de daarbij vastgestelde voorwaarden betrekking op het traject:
a. tussen uw standplaats en Nederland vice versa of
b. tussen uw beider standplaatsen naar een gezamenlijke andere bestemming dan Nederland tot maximaal de ticketkosten die betrekking hebben op het traject van uw beider standplaatsen naar Nederland vice versa.
6. U of uw partner mag de reis ook geheel met de auto maken. U ontvangt dan een vergoeding volgens artikel 3.26, vierde en vijfde lid.
7. Uw recht op tickets of een vergoeding vervalt na afloop van de periode van twaalf maanden.
8. Uw recht op tickets of een vergoeding vervalt als uw plaatsing binnen vier maanden na aanvang van de reis wordt of is beëindigd.
9. Als u een ticket is verstrekt of een vergoeding is toegekend en daarna blijkt dat u daarop volgens het achtste lid geen recht heeft, wordt het hierop betrekking hebbende bedrag van u teruggevorderd.
Van terugvordering wordt afgezien als u op het tijdstip van het verstrekken van het ticket of de aanvang van de reis per auto in redelijkheid niet kon weten dat snel daarna uw plaatsing zou aflopen.
1. Als u voor uw afhankelijk kind geen verhoging van uw standplaatsvergoeding ontvangt, wordt u per aaneengesloten periode van twaalf maanden de gelegenheid geboden voor hereniging met uw kind. Die periode wordt gerekend vanaf de dag van uw eerste aankomst op uw standplaats.
2. U ontvangt trein- of vliegtickets voor twee reizen per periode van twaalf maanden.
U bent vrij in de verdeling van de reizen over die periode en of u of uw kind de reizen onderneemt.
3. Als u de reis onderneemt en u meer dan één afhankelijk kind heeft dat niet op uw standplaats verblijft, bezoekt u tijdens die reis zo mogelijk ook uw andere afhankelijke kinderen.
Als uw kinderen binnen een redelijke afstand van elkaar wonen, worden de reiskosten die u of uw kind of kinderen lokaal moeten maken om herenigd te worden aan u vergoed volgens de bepalingen in de CAO Rijk 2021 voor binnenlandse dienstreizen.
4. Voor uw in het derde lid bedoelde kind waarvoor de reiskosten volgens de XXX Xxxx 2021 zijn vergoed, heeft u in die periode geen recht meer op een ticket als bedoeld in het tweede lid.
5. Een ticket heeft betrekking op het rechtstreekse traject van de vaste verblijfsplaats van uw kind naar uw standplaats vice versa.
6. Als u en een andere werknemer voor hetzelfde afhankelijk kind een beroep doen op toepassing van deze cao en u voor dit kind op grond van artikel 3.2, vierde lid, als enig rechthebbende bent aangewezen, kunt u afstand doen van uw recht op een reis ten gunste van die andere werknemer als die ook bij een post is geplaatst.
7. Als het door u gekozen reisschema tot onevenredig hoge kosten leidt in vergelijking met alternatieve reisschema’s, kan uw werkgever beslissen dat u maximaal worden vergoed de kosten van een passend alternatief reisschema.
8. U of uw kind mag de reis ook geheel per auto maken. U ontvangt dan een vergoeding volgens artikel 3.26, vierde en vijfde lid.
9. Uw recht op tickets of een vergoeding vervalt:
a. na afloop van de periode van twaalf maanden
b. als uw plaatsing binnen vier maanden na begin van de reis wordt of is beëindigd of
c. als uw kind binnen vier maanden na afloop van de reis de leeftijd van 25 jaar bereikt of om andere redenen geen afhankelijk kind meer is.
10. Als u een ticket is verstrekt of een vergoeding is toegekend en daarna blijkt dat u daarop volgens het negende lid, onder b en c, geen recht heeft, wordt het hierop betrekking hebbende bedrag van u teruggevorderd.
Van terugvordering wordt afgezien als u op het tijdstip van het verstrekken van het ticket of de aanvang van de reis per auto in redelijkheid niet kon weten dat snel daarna uw plaatsing zou aflopen of uw kind geen afhankelijk kind meer zou zijn.
1. Als u alleenstaand bent, ontvangt u per aaneengesloten periode van twaalf maanden een ticket voor een reis naar Nederland vice versa. Die periode wordt gerekend vanaf de dag van uw eerste aankomst op uw standplaats,
2. U ontvangt een trein- of vliegticket.
U mag de reis ook geheel met de auto maken. U ontvangt dan een vergoeding volgens artikel 3.26, vierde en vijfde lid.
3. Uw recht op een ticket of een vergoeding vervalt:
a. na afloop van de periode van twaalf maanden of
b. als uw plaatsing binnen vier maanden na aanvang van de reis wordt of is beëindigd.
4. Als u een ticket is verstrekt of een vergoeding is toegekend en daarna blijkt dat u daarop volgens het derde lid geen recht heeft, wordt het hierop betrekking hebbende bedrag van u teruggevorderd.
Van terugvordering wordt afgezien als u op het tijdstip van het verstrekken van het ticket of de aanvang van de reis per auto in redelijkheid niet kon weten dat snel daarna uw plaatsing zou aflopen.
1. Als u bent geplaatst bij een hardshippost ontvangt u per aaneengesloten periode van twaalf maanden het door de minister van Buitenlandse Zaken voor uw standplaats vastgestelde aantal extra vliegtickets voor een recuperatiereis. Die periode wordt gerekend vanaf de dag van uw eerste aankomst op uw standplaats.
2. Uw recht op een ticket vervalt:
a. na afloop van de periode van twaalf maanden of
b. als uw plaatsing binnen vier weken na aanvang van de reis wordt of is beëindigd.
3. Als u een ticket is verstrekt en daarna blijkt dat u daarop volgens het tweede lid geen recht heeft, wordt het hierop betrekking hebbende bedrag van u teruggevorderd.
Van terugvordering wordt afgezien als u op het tijdstip van het verstrekken van het ticket in redelijkheid niet kon weten dat snel daarna uw plaatsing zou aflopen.
4. Maximaal worden vergoed de kosten voor een vliegticket dat betrekking heeft op het rechtstreekste traject van uw standplaats naar Nederland. Deze beperking geldt niet als u met het vliegticket de vaste verblijfplaats bezoekt van uw partner die niet rechtmatig in Nederland mag verblijven of met toepassing van deze cao bij een andere post is geplaatst.
5. Per recuperatiereis heeft u recht op het door de minister van Buitenlandse Zaken voor uw standplaats vastgestelde aantal uren recuperatieverlof.
6. Als u alleenstaand bent, heeft u per recuperaties naar Nederland recht op een vergoeding van de kosten van huisvesting tijdens die reis.
Deze wordt als volgt berekend. Het voor logies bestemde deel van de dagvergoeding die volgens de CAO Rijk 2021 geldt voor dienstreizen in Nederland, wordt vermenigvuldigd met het door de minister van Buitenlandse Zaken voor uw standplaats vastgestelde aantal dagen per recuperatiereis. Op dat bedrag wordt een bedrag in mindering gebracht ter hoogte van de in artikel 3.8, tweede lid, bedoelde inhouding huisvesting, berekend over het hiervoor
genoemde aantal dagen.
§ 8. Voorzieningen in verband met niet op de standplaats verblijvende kinderen
1. Op de in de artikelen 3.51 tot en met 3.54 bedoelde voorzieningen heeft u recht als u voor uw afhankelijk kind vanwege een erkende reden geen verhoging van de standplaatsvergoeding ontvangt.
2. Van een erkende reden is slechts sprake als uw kind:
a. op uw vorige standplaats voor het volgen van onderwijs is achtergebleven ter afronding van het schooljaar
b. is vooruit gereisd naar uw volgende standplaats om vanaf de aanvang van het nieuwe schooljaar het onderwijs daar te volgen
c. niet op uw standplaats verblijft in verband met het ontbreken van passende onderwijsmogelijkheden daar, rekening houdende met het door het kind tot dan toe gevolgde onderwijs of
d. niet op uw standplaats verblijft omdat medische redenen of de veiligheidssituatie een langdurig verblijf daar niet toelaten of een langdurig verblijf daar door de autoriteiten van het gastland niet wordt toegestaan.
Artikel 3.43, vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3. Het in het eerste lid bedoelde recht bestaat niet als:
a. uw partner niet tot uw huishouding behoort of
b. uw kind uit een eerder huwelijk of eerdere andere relatie is voortgekomen en uw kind niet voor meer dan de helft ten laste van u komt.
4. U heeft voor uw afhankelijk kind, in afwijking van artikel 3.15, eerste en tweede lid, recht op de in het eerste lid van dat artikel bedoelde verhoging van uw standplaatsvergoeding, inclusief het in artikel 3.19 bedoelde gedeelte van uw standplaatsvergoeding dat voor koopkracht wordt gecorrigeerd voor zover dit betrekking heeft op uw kind, als:
a. u in aanmerking komt voor voorzieningen volgens artikel 3.45 en uw kind bij uw partner verblijft of
3.51 Kosten van internaat
1. Als uw afhankelijk kind vanwege een erkende reden als bedoeld in artikel 3.50, tweede lid, in een internaat verblijft, ontvangt u een vergoeding van de u voor dat verblijf door het internaat in rekening gebrachte kosten. Voorwaarde hiervoor is dat uw kind de leeftijd van 20 jaar nog niet heeft bereikt en primair of secundair onderwijs volgt.
2. De vergoeding van internaatkosten bedraagt voor een schooljaar maximaal het bedrag van het door Xxx Xxxxxxxx te Den Haag voor dat schooljaar vastgestelde internaattarief, welk tarief is vermeld in Bijlage 2B, onder 16.
Als u voor uw kind een vergoeding voor de kosten van het volgen van primair of secundair onderwijs ontvangt die lager is dan de in artikel 3.81, eerste tot en met derde lid, bedoelde voor uw kind geldende maximum vergoeding, wordt het in de eerste volzin bedoelde maximum van de vergoeding van internaatkosten verhoogd met het verschil tussen de door u ontvangen vergoeding voor de kosten van het volgen van primair of secundair onderwijs en de in artikel 3.81, eerste tot en met derde lid, bedoelde maximum vergoeding.
3. Ingeval van gehele of gedeeltelijke restitutie door het internaat van kosten waarvoor u een vergoeding heeft ontvangen, wordt het gerestitueerde bedrag door u terugbetaald aan uw werkgever.
4. U heeft u geen recht op de vergoeding zolang een andere persoon die als ouder in een familierechtelijke betrekking staat tot uw kind niet tot uw huishouding op uw standplaats
behoort, tenzij u bent gescheiden en uw niet op uw standplaats verblijvende kind financieel voor meer dan de helft ten laste van u komt.
1. Als uw afhankelijk kind vanwege een erkende reden als bedoeld in artikel 3.50, tweede lid, in een gastgezin verblijft, wordt aan u een vergoeding toegekend.
2. Onder gastgezin wordt niet verstaan de huishouding van uw partner, uw gewezen partner of van een ander kind van u of uw (gewezen) partner.
3. De vergoeding bedraagt voor uw kind dat primair of secundair onderwijs volgt het in Bijlage 2B, onder 17, vermelde bedrag per maand.
Dit bedrag wordt jaarlijks per 1 januari vastgesteld volgens de ontwikkeling in de daaraan voorafgaande periode van medio november tot medio november van het totaal van de delen ‘voedingsmiddelen & alcoholvrije dranken, alcoholhoudende dranken & tabak’ en ‘huisvesting, water en energie’ van de CBS-consumentenprijsindex, reeks alle huishoudens.
4. De vergoeding wordt u toegekend met ingang van de dag dat uw kind het verblijf in een gastgezin aanvangt en eindigt met ingang van de dag dat uw kind het verblijf in een gastgezin definitief heeft beëindigd.
5. U heeft geen recht op de vergoeding zolang een andere persoon die als ouder in een familierechtelijke betrekking staat tot uw kind niet tot uw huishouding op uw standplaats behoort, tenzij u gescheiden bent en uw niet op uw standplaats verblijvende kind financieel voor meer dan de helft ten laste van u komt.
3.53 Kosten van zelfstandige huisvesting
1. Als uw afhankelijk kind vanwege een erkende reden als bedoeld in artikel 3.50, tweede lid, zelfstandig is gehuisvest, wordt aan u een vergoeding van de kosten daarvan toegekend.
2. Van zelfstandig gehuisvest zijn, is sprake als uw kind woont:
a. in een gehuurde kamer die zich niet bevindt in de woning van uw partner, van uw gewezen partner of van een kind van u of van uw (gewezen) partner
b. op de campus van de instelling waarbij uw kind onderwijs volgt
c. in een appartement of andere woning of
d. in andere als zelfstandig aangemerkte huisvesting.
3. De vergoeding bedraagt het in Bijlage 2B, onder 18, vermelde bedrag per kind per maand.
4. Het bedrag wordt jaarlijks per 1 januari vastgesteld volgens de ontwikkeling in de daaraan voorafgaande periode van medio november tot medio november van het deel ‘huisvesting, water en energie’ van de CBS-consumentenprijsindex, reeks alle huishoudens.
5. De vergoeding wordt toegekend met ingang van de dag dat de zelfstandige huisvesting van uw kind begint en eindigt met ingang van de dag dat uw kind de zelfstandige huisvesting definitief heeft beëindigd.
3.54 Eigen bijdrage vergoeding kosten internaat en vergoeding kosten gastgezin
1. Als u voor uw afhankelijk kind een vergoeding van internaatkosten of een vergoeding van de kosten van verblijf in een gastgezin ontvangt, wordt daarop een eigen bijdrage in mindering gebracht volgens de in Bijlage 2B, onder 19, vermelde bedragen.
Deze bedragen worden jaarlijks per 1 januari vastgesteld op basis van het verschil tussen kinderbijslag voor een uitwonend en voor een thuiswonend kind.
2. De vermindering vindt tijdsevenredig plaats met de periode waarop de toekenning van de vergoeding of de vergoeding betrekking heeft.
§ 9. Vergoeding van kosten van kinderopvang
3.55 Vergoeding kosten van kinderopvang
1. U heeft voor uw afhankelijk kind dat nog geen secundair onderwijs volgt recht op een vergoeding van de door u of uw partner betaalde kosten van de voor uw functievervulling redelijkerwijs noodzakelijke kinderopvang.
Het moet betreffen:
a. kinderopvang buiten Nederland in een kindercentrum dat verantwoorde kinderopvang biedt in een veilige en gezonde omgeving
b. kinderopvang buiten Nederland door een persoon van 18 jaar of ouder, niet zijnde een familielid van u, uw partner of uw kind, die verantwoorde kinderopvang biedt aan maximaal zes kinderen in een veilige en gezonde omgeving en die tijdens het bieden van de kinderopvang niet of slechts in zeer beperkte mate is belast met andere werkzaamheden
c. kinderopvang in Nederland in een geregistreerd kindercentrum of
d. gastouderopvang in Nederland die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.
2. Als u een partner heeft, heeft u slechts recht op een vergoeding gedurende de periode waarin uw partner:
a. arbeid verricht waaruit inkomen wordt genoten of
b. arbeid als vrijwilliger verricht of scholing volgt gericht op de bevordering van de inschakeling in het arbeidsproces op de huidige of volgende standplaats of in Nederland.
3. Het tweede lid geldt niet als uw kind tijdelijk of structureel op uw standplaats verblijft en uw partner tijdelijk of structureel elders verblijft.
4. Als u of uw partner in verband met de kinderopvang van uw kind recht heeft op een kinderopvangtoeslag, heeft u geen recht op een vergoeding tenzij voor het land waarin de kinderopvang plaatsvindt de koopkrachtcorrectie als bedoeld in artikel 3.11 meer dan 1 bedraagt.
1. De vergoeding bedraagt 55% van de aan u of uw partner in rekening gebrachte kosten van kinderopvang.
2. Bij het vaststellen van de hoogte van de vergoeding wordt een uurprijs in aanmerking genomen die niet hoger is dan de volgens artikel 1.7 van de Wet kinderopvang vastgestelde uurprijs.
3. Als voor het land waar de kinderopvang plaatsvindt de koopkrachtcorrectie meer dan 1 bedraagt, wordt de in het tweede lid bedoelde uurprijs verhoogd met de voor dat land geldende koopkrachtcorrectie.
4. U kan eens per drie maanden een aanvraag indienen tot toekenning van een vergoeding van de kosten van kinderopvang die u heeft gemaakt in een aaneengesloten tijdvak van maximaal twaalf maanden direct voorafgaande aan de datum van indiening van uw aanvraag.
5. Bij uw aanvraag moet u gespecificeerd per kind bijvoegen:
a. bewijsstukken waaruit blijkt: 1o. de soort genoten opvang
2o. de uurprijs van de genoten opvang en
3o. het aantal uren van de genoten opvang en
b. de schriftelijke overeenkomst met de houder van het kindercentrum of de persoon die de kinderopvang verleent of enig ander bewijsstuk waaruit de genoten kinderopvang blijkt.
6. Als u een partner heeft, moet u bij uw aanvraag ook bewijsstukken voegen waaruit blijkt dat uw partner gedurende de periode waarop uw aanvraag betrekking heeft voldoet aan de eisen in artikel 3.55, tweede en derde lid.
7. Bij uw eerste aanvraag betreffende kinderopvang in Nederland moet u ook bewijsstukken voegen waaruit blijkt dat de kinderopvang plaatsvindt bij een geregistreerd kindercentrum of door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.
8. Bij uw eerste aanvraag betreffende kinderopvang buiten Nederland moet u ook informatie voegen die aannemelijk maakt dat de kinderopvang plaatsvindt bij een kindercentrum dat of door een persoon van 18 jaar of ouder die verantwoorde kinderopvang biedt die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving.
9. Uw werkgever kan nadere voorschriften stellen omtrent de wijze waarop u een aanvraag moet indienen.
10. In afwijking van het eerste tot en met derde lid bedraagt uw vergoeding voor de in artikel 3.55, vierde lid, bedoelde situatie 55% van de aan u of uw partner in rekening gebrachte kosten van kinderopvang voor zover die kosten hoger zijn dan de volgens artikel 1.7 van de Wet kinderopvang vastgestelde uurprijs tot maximaal die uurprijs verhoogd met de koopkrachtcorrectie die geldt voor het land waarin de kinderopvang plaatsvindt.
Afdeling 3. Voorzieningen bij overplaatsing
3.57 Toepasselijkheid van deze afdeling
1. Deze afdeling is op u van toepassing wanneer uw plaatsing:
a. bij een post wordt of is beëindigd en de duur van die plaatsing bij het begin daarvan werd bepaald op minimaal twaalf maanden tenzij de in het tweede lid onder a of b bedoelde situatie van toepassing is of
b. in Nederland wordt of is beëindigd vanwege een beslissing tot plaatsing bij een post en de duur van die plaatsing bij het begin daarvan wordt bepaald op minimaal twaalf maanden.
2. De artikelen 3.58, 3.60, 3.61, 3.62, 3.63, 3.66, 3.67, 3.68, 3.69, 3.70 en 3.71 zijn van
overeenkomstige toepassing wanneer:
a. uw plaatsing bij een post wordt of is beëindigd en de duur van die plaatsing bij het begin daarvan werd bepaald op minimaal twaalf maanden en u na beëindiging van uw plaatsing langdurig ouderschapsverlof of langdurig onbetaald verlof in uw persoonlijk belang geniet of
b. uw arbeidsovereenkomst eindigt direct na beëindiging van uw plaatsing bij een post.
3. Als u als tweede tandempartner bent aangemerkt, geldt u voor de toepassing van de artikelen 3.60, 3.61, 3.62, 3.63, 3.64, 3.65, 3.68, 3.69, 3.70 en 3.71 niet als werknemer maar als partner van degene die als uw eerste tandempartner is aangemerkt.
4. Uw recht op de in de artikelen 3.60 en 3.61 bedoelde voorzieningen ontstaat op de dag waarop u uw werkzaamheden bij de post eindigt als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onderdeel a, en vervalt als uw in artikel 3.60 bedoelde overplaatsingsreis niet binnen een redelijk korte termijn heeft plaatsgevonden.
5. Uw recht op de in de artikelen 3.63 tot en met 3.67 bedoelde voorzieningen ontstaat op de dag waarop u uw werkzaamheden bij de post eindigt als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onderdeel a, en vervalt als u van dat recht binnen drie maanden na die dag geen gebruik heeft gemaakt. Uw recht op transport en aflevering van uw boedel als bedoeld in artikel 3.62 vervalt als het transport en de aflevering niet hebben plaatsgevonden binnen twaalf maanden na de dag waarop uw recht is ontstaan.
De kosten van de tijdelijke opslag van uw boedel komen voor rekening van uw werkgever gedurende maximaal negen maanden, gerekend vanaf de dag waarop dat recht is ontstaan. De kosten verbonden aan de tijdelijke opslag na negen maanden voldoet u rechtstreeks aan de in artikel 3.63, tiende lid, bedoelde organisatie.
3.58 Beëindiging plaatsing in verband met bijzondere omstandigheden
1. Als u ontslagen wordt vanwege aan u verwijtbare ernstige redenen of uw plaatsing op de standplaats binnen de plaatsingsduur uitsluitend om persoonlijke redenen wordt beëindigd, al dan niet in samenhang met opzegging van uw arbeidsovereenkomst door u zelf, kan uw werkgever beslissen dat:
a. aan u en tot uw huishouding op de standplaats behorende gezinsleden een ticket of vergoeding voor de overplaatsingsreis als bedoeld in artikel 3.60 niet of slechts gedeeltelijk wordt verstrekt
b. u de kosten van het transport van uw boedel en auto geheel of gedeeltelijk zelf dient te dragen of
c. u geheel of gedeeltelijk geen vergoeding van de kosten van tijdelijke huisvesting of herinrichtingskosten als bedoeld in de artikelen 3.69 tot en met 3.71 wordt verstrekt.
2. Uw werkgever houdt rekening met alle omstandigheden, waaronder de duur van de periode dat u bij de post werkzaam bent geweest.
3.59 Wijziging samenstelling huishouding
1. Als uw (gewezen) partner of uw met uw (gewezen) partner meeverhuizend afhankelijk kind uw standplaats verlaat, kan uw werkgever beslissen dat aan u ten behoeve van die (gewezen) partner of dat kind op een ander tijdstip dan bedoeld in artikel 3.57, eerste lid, een ticket of vergoeding wordt verstrekt als bedoeld in artikel 3.60 voor een reis tot maximaal de kosten van een reis naar Nederland.
2. Als uw afhankelijk kind vanwege een erkende reden als bedoeld in artikel 3.50, tweede lid, uw standplaats verlaat en het eerste lid niet van toepassing is, kan uw werkgever beslissen dat aan u ten behoeve van uw kind op een ander tijdstip dan bedoeld in artikel 3.57, eerste lid, een ticket of vergoeding wordt verstrekt als bedoeld in artikel 3.60 voor een reis naar de plaats van vestiging van de onderwijsinstelling van uw kind tot maximaal de kosten van een reis naar Nederland.
3. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op uw in artikel 3.15 bedoelde kind dat door een wijziging van omstandigheden niet langer meer wordt aangemerkt als uw afhankelijk kind. In dat geval wordt u een ticket of vergoeding verstrekt als bedoeld in artikel 3.60 voor een reis tot maximaal de kosten van een reis naar Nederland.
4. Als uw werkgever u een ticket of vergoeding als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid verstrekt, wordt in de resterende periode van uw plaatsing bij de betreffende post of bij de beëindiging van deze plaatsing, niet nogmaals een dergelijke voorziening verstrekt.
1. Voor een reis die in verband met een in artikel 3.57, eerste lid, bedoelde omstandigheid wordt gemaakt, worden aan u ten behoeve van u en uw gezinsleden waarvoor u een verhoging van uw standplaatsvergoeding ontvangt, waaronder begrepen uw in artikel 3.59, derde lid, bedoelde kind, vliegtickets of treintickets verstrekt voor het reistraject naar:
a. Nederland als u wordt overgeplaatst van een post naar Nederland
b. uw volgende standplaats als u wordt overgeplaatst van Nederland naar een post
c. uw volgende standplaats via Nederland als u wordt overgeplaatst van een post naar een andere post, tenzij uw werkgever anders beslist of
d. Nederland als uw plaatsing bij een post eindigt door beëindiging van uw arbeidsovereenkomst, tenzij uw werkgever anders beslist.
In het onder d bedoelde geval worden maximaal de kosten vergoed van een reis naar Nederland.
De reiskosten in het land van bestemming dan wel herkomst die betrekking hebben op het traject van en naar de luchthaven of het station worden u vergoed op basis van:
- € 0,28 per kilometer als de reis met de auto wordt gemaakt of
- de werkelijke kosten als de reis op andere wijze wordt gemaakt.
Als Nederland het land van bestemming dan wel herkomst is, worden de in de vorige volzin
bedoelde kosten binnen Nederland vergoed volgens de bepalingen in de CAO Rijk 2021 over binnenlandse dienstreizen.
2. Als u en/of uw gezinslid de reis geheel met de auto maakt is artikel 3.26, vierde lid, van overeenkomstige toepassing.
Het aantal gereden kilometers dat voor vergoeding in aanmerking komt betreft maximaal het traject tussen:
a. als de reis tussen uw vorige standplaats en uw volgende standplaats geheel per auto wordt afgelegd: uw vorige en uw volgende standplaats
b. voor zover de reis tussen uw vorige standplaats en Nederland geheel per auto wordt afgelegd: uw vorige standplaats en Den Haag of
c. voor zover de reis tussen Nederland en uw volgende standplaats per auto wordt afgelegd: Den Haag en uw volgende standplaats.
3. Als uw partner niet tot uw huishouding op uw standplaats behoort, maar wel tot uw huishouding op uw volgende standplaats zal gaan behoren, wordt u ten behoeve van uw partner volgens het eerste en tweede lid een ticket verstrekt, dan wel een vergoeding van reiskosten toegekend, tot maximaal het traject van Den Haag naar uw volgende standplaats.
4. Als uw afhankelijk kind niet tot uw huishouding op uw standplaats behoort, maar wel tot uw huishouding op uw volgende standplaats zal gaan behoren, wordt u ten behoeve van uw kind een ticket verstrekt, dan wel een vergoeding van reiskosten toegekend, tot maximaal het traject:
a. als uw kind onderwijs volgt buiten Nederland en de kosten van dat onderwijs volgens deze cao worden vergoed: van de verblijfplaats van uw kind naar uw volgende standplaats
b. in overige gevallen: van Den Haag naar uw volgende standplaats.
3.61 Bagage bij overplaatsingsreis
Als u voor de overplaatsingsreis een vliegticket wordt verstrekt, worden u tevens de eventuele kosten vergoed van het vervoeren van ruimbagage met een maximum van 40 kilogram.
Als voor de vliegtuigmaatschappij het aantal stuks ruimbagage bepalend is, worden u twee stuks met een maximumgewicht van in totaal 40 kilogram vergoed.
In dat maximum is begrepen de door de vliegtuigmaatschappij op het ticket vermelde maximale ruimbagage.
Onder het transport van uw boedel wordt in deze paragraaf ook begrepen:
a. het in- en uitpakken van uw boedel
b. de noodzakelijke tijdelijke opslag van uw ingepakte boedel direct voorafgaand aan en direct volgend op het transport daarvan en
c. het afleveren van uw boedel.
3.63 Bij overplaatsing en einde dienstverband over te brengen boedel
1. Bij overplaatsing wordt uw boedel over zee of over land getransporteerd naar Nederland of naar uw nieuwe standplaats als aan u op die standplaats een dienstwoning ter beschikking wordt gesteld.
2. Als u tijdens uw plaatsing bij een post in een niet door uw werkgever ingerichte dienstwoning wordt gehuisvest, vindt het transport van uw boedel plaats in een 20 voet container of, als de omvang van uw boedel dit niet toelaat, in een 40 voet container.
3. Als u tijdens uw plaatsing bij een post in een door uw werkgever ingerichte dienstwoning wordt gehuisvest, vindt het transport van uw boedel plaats in een 20 voet container.
Als u bij uw overplaatsing over een boedel beschikt met een grotere omvang, wordt het meerdere met een maximum van 30 m3 naar Nederland getransporteerd.
4. Als u tijdens uw plaatsing bij een post in een door uw werkgever ingerichte dienstwoning wordt gehuisvest, kunt u verzoeken om in afwijking van het derde lid meer of minder boedel dan past in een 20 voet container naar uw nieuwe standplaats te laten transporteren voor zover:
a. de omvang en de inrichting van uw dienstwoning dat naar het oordeel van uw werkgever mogelijk maakt en
b. het totaal van uw te transporteren en in Nederland in opslag te geven boedel niet meer bedraagt dan 70 m3.
Na afloop van uw plaatsing kan u bij uw vervolgplaatsing uw boedel volgens het tweede of derde lid laten transporteren of opnieuw verzoeken om een afwijking als bedoeld in dit lid.
5. Als u tijdens uw plaatsing bij een post niet wordt gehuisvest in een dienstwoning, wordt maximaal 4 m3 van uw boedel naar uw nieuwe standplaats getransporteerd.
Als u bij uw overplaatsing naar deze standplaats een verhuisboedel heeft met een grotere omvang dan 4 m3, wordt het meerdere naar Nederland getransporteerd met een maximum van het aantal m3 dat voor u zou hebben gegolden bij een overplaatsing naar Nederland.
6. a. In bijzondere gevallen kan in afwijking van het eerste lid, het transport van uw boedel door de lucht plaatsvinden. In dat geval wordt maximaal 30 m3 boedel getransporteerd met een maximumgewicht van 167 kilogram per m3 boedel.
b. In afwijking van onderdeel a kan uw werkgever op uw verzoek toestaan dat een gecombineerd transport plaatsvindt waarbij een deel van uw boedel volgens het eerste lid wordt getransporteerd in een 20 voet container en maximaal 10 m3 van de rest van uw boedel met een maximumgewicht van 167 kilogram per m3 boedel door de lucht. Daarbij mag de totale omvang van uw te transporteren boedel niet meer bedragen dan 30 m3.
c. Als u in deze situatie bij uw overplaatsing een verhuisboedel heeft met een grotere omvang dan 30 m3, wordt het meerdere tot een maximum van 30 m3 naar Nederland getransporteerd.
7. Als u wordt geplaatst bij een post met zware klimatologische omstandigheden die is opgenomen in Bijlage 2D, onder 1, wordt op uw verzoek maximaal 2 m3 van tot uw boedel behorende kostbaarheden die niet goed bestand zijn tegen die omstandigheden naar Nederland getransporteerd.
Dit geldt voor een post die bij de categorie-indeling voor het onderwerp ‘natuurverschijnselen’ 20 punten of meer scoort.
8. Als tijdens uw plaatsing bij een post volgens dit artikel een deel van uw boedel naar Nederland is getransporteerd, heeft u bij uw vervolgplaatsing naar een post naast het in het tweede dan wel derde lid bedoelde transport zo mogelijk tevens recht op transport van het hiervoor bedoelde deel van uw boedel vanuit Nederland naar die post.
9. Als een deel van uw boedel volgens het achtste lid naar Nederland wordt getransporteerd, kan op uw verzoek die boedel in plaats van in opslag te worden gegeven geheel of gedeeltelijk bij een privéadres in Nederland worden afgeleverd tot maximaal het aantal m3 dat voor rekening van uw werkgever in opslag kan worden genomen.
De volgende kosten komen in dat geval voor rekening van uw werkgever:
a. de kosten van het transport en de aflevering
b. alle invoerheffingen tot maximaal het bedrag van de verwachte opslagkosten in Nederland gedurende uw resterende plaatsingsduur.
U voldoet de in onderdeel b bedoelde heffingen rechtstreeks aan de autoriteiten en kunt ze daarna bij uw werkgever declareren.
10. Het transport van uw boedel vindt plaats door of in opdracht van een door uw werkgever aangewezen organisatie op de voor uw werkgever meest economische wijze.
11. Als u met de in het tiende lid bedoelde organisatie afspreekt meer boedel te transporteren of uw boedel op andere wijze of volgens een andere route te transporteren dan waarop u volgens dit artikel recht heeft, betaalt u de daarmee verband houdende extra kosten rechtstreeks aan die organisatie.
12. Als uw plaatsing bij een post eindigt door het eindigen van uw arbeidsovereenkomst wordt uw boedel met inachtneming van dit artikel getransporteerd naar Nederland.
Op uw verzoek kan uw boedel naar een ander land worden getransporteerd. De eventuele meerkosten van dat transport ten opzichte van een transport naar Nederland komen voor uw
rekening en betaalt u rechtstreeks aan de in het tiende lid bedoelde organisatie.
13. Voor de toepassing van deze paragraaf kan bij vervoer over land voor een 20 voet container en een 40 voet container ook worden gelezen “een verhuiscombinatie met de capaciteit van minimaal een 20 voet respectievelijk een 40 voet container”.
3.64 Tussentijdse wijziging van de gezamenlijke huishouding
1. Als het aantal personen voor wie u een verhoging van uw standplaatsvergoeding ontvangt tussentijds wijzigt, heeft u in de volgende gevallen en tot maximaal het daarbij aangegeven volume recht op tussentijds transport van een deel van uw boedel.
a. Bij geboorte van uw afhankelijk kind of aankomst van uw afhankelijk kind jonger dan 1 jaar op uw standplaats die is opgenomen in Bijlage 2D, onder 2, wordt naar uw keuze vanuit Nederland:
- 4 m3 boedel vervoerd over zee of over land of
- 2 m3 boedel vervoerd door de lucht.
Dit geldt voor standplaatsen die bij de categorie-indeling als bedoeld in artikel 3.18 voor het onderwerp “goederen en diensten” 10 punten of meer scoren voor het onderdeel goederen. Het transport van de extra boedel kan plaatsvinden vanaf drie maanden voorafgaande aan de vermoedelijke bevallingsdatum zoals die blijkt uit een door u overgelegde verklaring van een geneeskundige of verloskundige.
b. Bij aankomst op of definitief vertrek van uw standplaats van uw afhankelijk kind van 1 jaar of ouder of van uw partner wordt vanuit respectievelijk naar Nederland 2 m3 boedel vervoerd over zee of over land. In bijzondere gevallen kan uw werkgever vervoer door de lucht toestaan.
2. Als u bij uw verhuizing naar uw standplaats recht had op transport van uw boedel in een 40 voet container, wordt op uw verzoek, in afwijking van het eerste lid, onderdeel b, ten behoeve van uw definitief van uw standplaats vertrekkende partner of uw partner met één of meer van uw afhankelijke kinderen een deel van uw boedel in een 20 voet container naar Nederland getransporteerd.
Als u gebruik heeft gemaakt van deze mogelijkheid heeft u bij uw definitieve vertrek van uw standplaats, in afwijking van artikel 3.63, tweede lid, nog slechts recht op transport over zee of over land van uw resterende boedel in een 20 voet container.
3. Als bij uw verhuizing naar uw standplaats uw boedel voor rekening van uw werkgever door de lucht is getransporteerd, wordt op uw verzoek, in afwijking van het eerste lid, onderdeel b, ten behoeve van uw definitief van uw standplaats vertrekkende partner dan wel uw partner met één of meer van uw afhankelijke kinderen een deel van uw boedel tot maximaal 15 m3 met een maximum gewicht van 167 kilogram per m3 boedel door de lucht naar Nederland getransporteerd.
Als u gebruik maakt van deze mogelijkheid, heeft u bij uw definitieve vertrek van uw standplaats, in afwijking van artikel 3.63, zesde lid, nog slechts recht op transport door de lucht van het resterende deel van het in dat lid genoemde maximale volume van de boedel.
4. Het eerste tot en met derde lid zijn niet van toepassing als de resterende duur van uw plaatsing zes maanden of korter is.
5. Artikel 3.63, zesde, negende, tiende, elfde en dertiende lid, is van overeenkomstige toepassing.
3.65 Opslag boedel tijdens plaatsing bij een post
1. Tijdens uw plaatsing bij een post wordt uw boedel door of in opdracht van een door uw werkgever aangewezen organisatie in Nederland op de voor uw werkgever meest economische wijze opgeslagen.
Hierbij geldt een maximaal volume van:
a. bij verhuizing van uw boedel voor rekening van uw werkgever in een 40 voet container: 10 m3 en
b. bij verhuizing van uw boedel voor rekening van uw werkgever in een 20 voet container of door de lucht of als u op uw standplaats niet in een dienstwoning wordt gehuisvest: 40 m3.
2. Tijdens uw plaatsing bij een post wordt op uw verzoek uw in het eerste lid bedoelde boedel tussentijds in één keer volledig bij uw privéadres in Nederland afgeleverd. Voorwaarde
daarvoor is dat die plaatsing op het moment van afleveren van uw boedel naar verwachting nog minimaal twee jaren zal voortduren.
Artikel 3.63, negende en tiende lid, is van overeenkomstige toepassing.
1. Als de snelste route tussen uw vorige en uw nieuwe standplaats over land of over zee gemeten 2000 kilometer of meer bedraagt, wordt bij uw overplaatsing uw auto of de auto van een tot uw huishouding behorend gezinslid op uw verzoek naar uw nieuwe standplaats getransporteerd.
De auto wordt samen met uw boedel getransporteerd op de voor uw werkgever meest economische wijze door of in opdracht van de door uw werkgever aangewezen organisatie. De inklaringskosten worden door uw werkgever betaald.
De afstand wordt vastgesteld met gebruikmaking van de Google Maps routeplanner.
2. Als de in het eerste lid bedoelde route minder dan 2000 kilometer bedraagt, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing als het met de auto afleggen van die route om veiligheidsredenen of om andere bijzondere redenen niet in redelijkheid verlangd kan worden.
3. Als in een geval als bedoeld in het eerste of tweede lid de auto niet samen met uw boedel wordt getransporteerd, worden de kosten van transport van de auto naar uw nieuwe standplaats, de kosten van verzekering tijdens het transport en de inklaringskosten aan u vergoed tot maximaal de meerkosten die voor rekening van uw werkgever waren gekomen als de auto samen met uw boedel was getransporteerd volgens het eerste lid.
De auto moet binnen twaalf maanden gerekend vanaf de dag van uw eerste aankomst op uw standplaats zijn afgeleverd.
4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing bij een overplaatsing van of naar Nederland.
3.67 Transport- en opslagverzekering boedel en auto
1. Uw in de artikelen 3.63, 3.64, 3.65 en 3.79 bedoelde boedel wordt door uw werkgever ten behoeve van u verzekerd tegen schade, verlies en diefstal tijdens:
a. het transport naar uw volgende standplaats of naar Nederland
b. de direct daaraan voorafgaande of daaropvolgende tijdelijke opslag en
c. de opslag in Nederland,
volgens de polisvoorwaarden van de door uw werkgever aangewezen verzekeringsmaatschappij.
Uw boedel wordt verzekerd voor de vervangingswaarde tot maximaal het in Bijlage 2D, onder 3, sub a, vermelde bedrag per m3.
2. De in artikel 3.66 bedoelde auto wordt door uw werkgever ten behoeve van u verzekerd tegen schade, verlies en diefstal tijdens het transport naar uw volgende standplaats of naar Nederland volgens de polisvoorwaarden van de door uw werkgever aangewezen verzekeringsmaatschappij.
Uw auto wordt verzekerd tot het door u blijkens een aankoopfactuur voor de auto betaalde bedrag tot maximaal het in Bijlage 2D, onder 3, sub b, vermelde bedrag.
3. Als u met de door uw werkgever aangewezen verzekeringsmaatschappij afspreekt uw boedel of uw auto voor een hoger bedrag of tegen andere voorwaarden te verzekeren dan waarop u volgens dit artikel recht heeft, betaalt u de daarmee verband houdende kosten rechtstreeks aan die maatschappij.
4. Het in Bijlage 2D, onder 3, sub b, vermelde bedrag wordt jaarlijks per 1 januari vastgesteld volgens de ontwikkeling in de daaraan voorafgaande periode van medio november tot medio november van het element ‘aankoop voertuigen’ van de CBS-consumentenprijsindex, reeks alle huishoudens.
3.68 Door u te betalen kosten verband houdende met uw verhuizing
U betaalt alle kosten die het gevolg zijn van:
a. een bijzondere behandeling bij de verpakking, het transport of de aflevering van goederen die niet kunnen worden gerekend tot gangbare boedel voor werknemers
b. vertraging van het transport van uw boedel, inclusief de in- of uitklaring, als die vertraging wordt veroorzaakt doordat zich in uw boedel goederen bevinden:
1°. die niet op de inhoudsopgave staan
2°. waarvan de uitvoer, doorvoer of invoer is verboden of
3°. waarvoor u niet tijdig heeft voldaan aan de door het land van uitvoer, doorvoer of invoer gestelde uitvoer-, doorvoer- respectievelijk invoervoorwaarden en
c. vertraging van het transport van uw auto, inclusief de in- of uitklaring, als de vertraging wordt veroorzaakt doordat:
1°. door u niet tijdig is voldaan aan de door het land van uitvoer, doorvoer of invoer gestelde uitvoer-, doorvoer- respectievelijk invoervoorwaarden
2°. de technische specificaties van uw auto niet voldoen aan de wettelijke eisen die worden gesteld in het land van bestemming of
3°. zich daarin goederen bevinden als bedoeld onder b.
§ 4. Overige voorzieningen tijdens overplaatsing
3.69 Vergoeding van de kosten van tijdelijke huisvesting
1. Aan u worden in uw overplaatsingsperiode de kosten van tijdelijke huisvesting vergoed.
Kosten die u maakt voor uw privéwoning of de woning van één van uw gezinsleden worden niet vergoed.
2. Uw overplaatsingsperiode betreft het volgende tijdvak:
a. bij overplaatsing van een post naar een post: vanaf de dag volgende op de dag waarop u uw werkzaamheden bij uw post heeft beëindigd tot de dag waarop u uw werkzaamheden bij uw volgende post heeft aangevangen, met een maximum van 42 opeenvolgende dagen
b. bij overplaatsing van Nederland naar een post: vanaf de dag waarop u uw woning heeft verlaten, tot de dag waarop u uw werkzaamheden bij uw post aanvangt, met een maximum van 21 opeenvolgende dagen en
c. bij overplaatsing van een post naar Nederland of als uw arbeidsovereenkomst is of wordt beëindigd: vanaf de dag waarop u van uw standplaats vertrekt tot de dag waarop uw boedel is afgeleverd in uw woning, anders dan voor tijdelijke huisvesting, met een maximum van 91 opeenvolgende dagen.
3. Uw maximale vergoeding wordt op de volgende wijze berekend:
a. het voor logies bestemde deel van de dagvergoeding die volgens de XXX Xxxx 2021 geldt voor dienstreizen in Nederland, wordt vermenigvuldigd met het aantal dagen van uw overplaatsingsperiode
b. op het onder a berekende bedrag wordt een bedrag in mindering gebracht ter grootte van de in artikel 3.8, tweede lid, bedoelde inhouding huisvesting, berekend over het aantal dagen van uw overplaatsingsperiode.
4. Als aan u voorafgaande aan uw overplaatsingsperiode een vergoeding van de kosten van dubbele huishouding als bedoeld in artikel 3.44, eerste lid, is toegekend:
a. komt u bij uw overplaatsing naar Nederland niet in aanmerking voor een vergoeding van de kosten van tijdelijke huisvesting en
b. komt u bij overplaatsing naar een andere post uitsluitend in aanmerking voor een vergoeding van de kosten van tijdelijke huisvesting als uw partner vanaf de dag van uw aankomst op uw volgende standplaats tot uw huishouding daar gaat behoren.
In het onder b bedoelde geval wordt als uw overplaatsingsperiode aangemerkt: vanaf de dag waarop uw partner zijn woning heeft verlaten, tot de dag waarop u uw werkzaamheden bij uw post aanvangt, met een maximum van 21 opeenvolgende dagen.
3.70 Verhoging vergoeding van de kosten van tijdelijke huisvesting met een gezinsdeel
1. Als tijdens uw overplaatsingsperiode één of meer gezinsleden tot uw huishouding behoren, wordt het in artikel 3.69, derde lid, onder a, berekende bedrag verhoogd met:
a. bij één gezinslid: 30%
b. bij twee gezinsleden: 50% en
c. bij drie of meer gezinsleden: 60%.
2. Tijdens uw overplaatsingsperiode behoren niet tot uw huishouding:
a. uw partner, als aan u een vergoeding van de kosten van dubbele huishouding als bedoeld in artikel 3.44, eerste lid, wordt toegekend en
b. uw afhankelijke kinderen, als aan u tijdens uw overplaatsingsperiode ten behoeve van hen een vergoeding als bedoeld in de artikelen 3.51, 3.52 of 3.53 wordt toegekend.
3. Als uw partner in verband met een erkende reden als bedoeld in artikel 3.43, derde lid, onder b, uw standplaats eerder heeft moeten verlaten dan u, wordt aan u een vergoeding van de kosten van tijdelijke huisvesting toegekend. Dit voor maximaal de in artikel 3.69, tweede lid, bedoelde periode.
De vergoeding ten behoeve van uw partner is gelijk aan het volgens artikel 3.69, derde lid, onder a, berekende bedrag.
Ten behoeve van met uw partner in overplaatsing zijnde afhankelijke kinderen de vergoeding verhoogd met:
1°. bij één kind: 30%
2°. bij twee kinderen: 50% en
3°. bij drie of meer kinderen: 60%.
3.71 Vergoeding van de herinrichtingskosten
1. Als u een woning verlaat ontvangt u na het betrekken van een nieuwe woning een vergoeding van de daaruit voortvloeiende kosten.
2. De vergoeding bedraagt een percentage van het voor u geldende brutosalaris, vermenigvuldigd met achtereenvolgens 12 en 1,08.
Voor de vaststelling van de vergoeding bedraagt uw brutosalaris minimaal het maximumsalaris van schaal 6 en maximaal het maximumsalaris van schaal 14 van de CAO Rijk 2021.
Het bedrag wordt per afhankelijk kind verhoogd met het in Bijlage 2B, onder 20, vermelde bedrag als u ten behoeve van dat kind op uw volgende standplaats een vergoeding als bedoeld in artikel 3.15, 3.51, 3.52 of 3.53 wordt toegekend.
3. Het in het tweede lid bedoelde percentage bedraagt:
a. bij uw overplaatsing naar Nederland of bij beëindiging van uw arbeidsovereenkomst: 12% of als uw partner in Nederland verbleef: 3%
b. bij uw overplaatsing naar een post:
1o. als uw dienstwoning daar niet is ingericht: 10% 2o. als uw dienstwoning daar is ingericht: 3% en
3o. als u daar geen dienstwoning krijgt maar uw werkgever op andere wijze in uw huisvesting voorziet: 3%.
4. Uw recht op de vergoeding ontstaat op het volgende tijdstip:
a. bij uw overplaatsing naar een post: op de dag waarop u op uw standplaats aankomt
b. bij uw overplaatsing naar Nederland: op de dag waarop u in Nederland aankomt en uw intrek neemt in een privéwoning en
c. bij beëindiging van uw arbeidsovereenkomst aansluitend op uw plaatsing bij een post: 1°.bij terugkeer naar Nederland: als onder b en
2°.bij vestiging buiten Nederland: op de dag die volgt op de dag waarop u uw werkzaamheden bij uw post definitief beëindigt.
3.72 Vergoeding kosten vaccinaties en bevolkingsonderzoeken
1. Voorafgaand aan en tijdens een plaatsing bij een post:
a. moet u zich laten vaccineren volgens de eisen die de autoriteiten van het land van uw plaatsing stellen voor uw binnenkomst in hun land en
b. kunt u zich laten vaccineren volgens de aanbevelingen van de medisch deskundige of arbodienst van uw werkgever of de door uw werkgever aangewezen medische instelling.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op uw gezinsleden die u vergezellen naar of bezoeken op uw standplaats.
3. U heeft recht op vergoeding van de kosten van de in het eerste en tweede lid bedoelde vaccinaties.
4. U heeft recht op vergoeding van de kosten verbonden aan vaccinaties voor uw kinderen volgens het Rijksvaccinatieprogramma en de kosten van bevolkingsonderzoeken die tijdens uw plaatsing op een post voor rekening van u of uw gezinsleden blijven als u en uw gezinsleden daarvoor bij inschrijving in een gemeente in Nederland geen kosten zouden hoeven te maken.
1. U heeft recht op vergoeding van de kosten die de autoriteiten van het land van uw plaatsing in rekening brengen voor visa voor:
a. u
b. uw gezinsleden waarvoor u recht heeft op een verhoging van uw standplaatsvergoeding en
c. uw gezinsleden die een gezinsherenigingsreis naar uw standplaats ondernemen.
2. Als u of uw gezinslid een vliegreis in de economy klasse of vergelijkbare klasse maakt en daarbij onderweg een overnachting maakt als bedoeld in artikel 3.101, derde lid, onder a, heeft u recht op vergoeding van de kosten die de autoriteiten van het land van de overnachting in rekening brengen voor visa.
1. Als het wenselijk is dat u voorafgaand aan uw plaatsing bij een post een cursus volgt in een officiële taal of een lokaal gebruikelijke voertaal van het land van uw aanstaande plaatsing, worden uw volgende kosten vergoed:
a. inschrijf-, les- en examenkosten
b. door de onderwijsinstelling voorgeschreven lesboeken, met uitzondering van woordenboeken en
c. vervoer tussen uw verblijfplaats en de plaats waar de lessen worden gegeven, volgens de bepalingen die voor dienstreizen gelden.
2. Vooraf bepaalt uw werkgever bij welke instelling u de cursus moet volgen.
Als u naar een post wordt overgeplaatst, heeft u overeenkomstig artikel 3.24 recht op vergoeding van kosten van bijlessen voor uw afhankelijke kind.
Als het wenselijk is dat u, uw partner of uw afhankelijk kind van twaalf jaar of ouder voorafgaand aan uw plaatsing bij een post een acculturatiecursus betreffende het land van uw aanstaande plaatsing volgt, heeft u recht op vergoeding van de kosten daarvan overeenkomstig artikel 3.74.
Afdeling 4. Voorzieningen bij plaatsing in Nederland
3.77 Toepasselijkheid van deze afdeling
Deze afdeling is op u van toepassing als u in Nederland bent geplaatst of daar verblijft in afwachting van herplaatsing als:
a. uw plaatsing of uw verblijf volgt op uw plaatsing bij een post waarvan de duur bij begin daarvan was bepaald op minimaal twaalf maanden en
b. de duur van uw plaatsing bij het begin daarvan is bepaald op minimaal zes maanden of bij begin van dat verblijf uw werkgever verwacht dat uw verblijf minimaal zes maanden zal duren.
3.78 Voorzieningen in verband met op de standplaats achterblijvende partner of kind
Als uw partner en uw kind zijn achtergebleven of uw kind zelfstandig is achtergebleven op uw vorige standplaats in verband met de afronding daar van het schooljaar van uw kind, zijn de artikelen 3.44, tweede en derde lid, 3.45 en 3.50, vierde lid, van overeenkomstige toepassing.
1. In de in artikel 3.77 bedoelde situaties wordt uw boedel door of in opdracht van een door uw werkgever aangewezen organisatie in Nederland op de voor uw werkgever meest economische wijze opgeslagen tot een volume van maximaal 10 m3.
Deze opslag is voor de duur van uw verblijf in Nederland maar maximaal zes jaar gerekend vanaf de dag volgend op de dag waarop u uw werkzaamheden op de post heeft beëindigd.
2. Als tijdens uw verblijf in Nederland komt vast te staan dat u niet meer voor meer dan twaalf maanden bij een post zal worden geplaatst, kan uw werkgever naar redelijkheid een datum vaststellen waarop uw recht op opslag voortijdig eindigt.
3. Bij beëindiging van uw arbeidsovereenkomst eindigt uw recht op opslag voortijdig.
4. Kosten die de in het eerste lid bedoelde organisatie in rekening brengt voor het aanbrengen van wijzigingen in de samenstelling van het in het eerste lid genoemde volume, komen gedurende de eerste drie maanden voor rekening van uw werkgever. Die termijn wordt gerekend vanaf de dag waarop uw boedel in Nederland is afgeleverd.
5. Als u na afloop van de eerste drie maanden uw gehele in opslag gegeven boedel in één keer op een adres in Nederland laat afleveren en u op dat moment naar verwachting nog minimaal twee jaar recht zou hebben op vergoeding van de kosten van opslag van uw boedel komen de transport- en afleverkosten van uw boedel bij het door u opgegeven adres in Nederland voor rekening van uw werkgever.
6. Als u met de in het eerste lid bedoelde organisatie afspreekt meer boedel op te slaan of op andere wijze boedel op te slaan of meer wijziging aan te brengen in uw boedel dan waarop u volgens dit artikel recht heeft, betaalt u de daarmee verband houdende kosten rechtstreeks aan die organisatie.
1. Als u een voor permanente bewoning geschikte huurwoning in Nederland betrekt, heeft u recht op een maandelijkse vergoeding van de huurlasten.
2. Het recht ontstaat:
a. als u een vergoeding van de kosten van tijdelijke huisvesting ontvangt volgens artikel 3.69: op de dag na afloop van uw recht op die vergoeding of
b. als u geen vergoeding van de kosten van tijdelijke huisvesting ontvangt volgens artikel 3.69: op de dag dat u in Nederland bent aangekomen.
3. De hoogte van uw vergoeding wordt berekend door uw maandelijkse kale huur te verminderen met 25% van uw brutosalaris. Daarbij wordt maximaal het in Bijlage 2B, onder 21, vermelde bedrag als kale huur in aanmerking genomen.
4. Het in Bijlage 2B, onder 21, vermelde bedrag wordt jaarlijks per 1 januari vastgesteld volgens de meest recente gegevens van het CBS met betrekking tot de gemiddelde verhoging van de woninghuur in Nederland.
5. Uw vergoeding wordt opnieuw berekend zodra één van de voor toekenning noodzakelijke gegevens daartoe noodzaakt.
6. U heeft geen recht op de vergoeding als de huurwoning door u of één van uw gezinsleden tijdens uw plaatsing bij een post is aangehouden of gehuurd, tenzij de woning is gehuurd binnen een periode van 6 maanden voorafgaande aan de dag van uw aankomst in Nederland. De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing als u niet in de hiervoor bedoelde huurwoning maar in een andere huurwoning gaat wonen.
7. Uw recht op de vergoeding vervalt:
a. zes jaar na de dag van uw aankomst in Nederland
b. als u in een andere woning gaat wonen dan de woning waarvoor uw vergoeding is toegekend
c. bij uw ontslag en
d. xxxxx het bedrag van uw vergoeding voor een periode van twaalf maanden minder bedraagt dan € 200.
8. Als u een arbeidsduur heeft van meer dan gemiddeld 36 uur per week wordt voor de toepassing van dit artikel uitgegaan van uw salaris bij de voor u geldende arbeidsduur.
9. Als u als tweede tandempartner bent aangemerkt, geldt u voor de toepassing van dit artikel niet als werknemer maar als partner van degene die als uw eerste tandempartner is aangemerkt.
3.81 Vergoeding kosten van niet-Nederlandstalig primair en secundair onderwijs
1. Als uw afhankelijk kind direct voorafgaande aan uw overplaatsing naar Nederland gedurende minimaal één volledig schooljaar voor rekening van uw werkgever primair of secundair niet- Nederlandstalig onderwijs heeft gevolgd en dat onderwijs in dezelfde taal in Nederland voortzet, heeft u recht op vergoeding van de daarmee verband houdende kosten.
2. Uw kosten worden maximaal vergoed tot het niveau van de door de International School of The Hague of een daarmee vergelijkbare door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gesubsidieerde onderwijsinstelling in Nederland voor het volgen van dat onderwijs in rekening gebrachte kosten als bedoeld in artikel 3.21, tweede lid.
3. Als door uw kind onderwijs is gevolgd in een Amerikaans of Brits curriculum of uw kind Frans-, Duits- of Spaanstalig onderwijs heeft gevolgd en dat onderwijs in hetzelfde curriculum respectievelijk in dezelfde taal in Nederland voortzet, heeft u recht op vergoeding van de daarvoor door die onderwijsinstelling aan u in rekening gebrachte kosten als bedoeld in artikel 3.21, tweede lid.
De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing als uw in het eerste lid bedoelde kind niet wordt toegelaten op een in het eerste lid bedoelde school.
4. Als uw in het eerste lid bedoelde kind in Nederland tweetalig onderwijs gaat volgen bij een door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gesubsidieerde onderwijsinstelling, heeft u recht op vergoeding van de daarvoor door die onderwijsinstelling aan u in rekening gebrachte kosten als bedoeld in artikel 3.21, tweede lid.
5. U heeft recht op de vergoeding gedurende maximaal zes jaar. Deze periode wordt gerekend vanaf de dag van uw aankomst in Nederland. Uw recht vervalt bij uw ontslag.
6. Artikel 3.21, vierde, vijfde en zesde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
1. Als uw afhankelijk kind dat de leeftijd van 14 jaar nog niet heeft bereikt primair of secundair onderwijs volgt aan een in artikel 3.81, tweede en derde lid, bedoelde onderwijsinstelling en de enkele reisafstand tussen uw woning en de onderwijsinstelling meer bedraagt dan 15 kilometer, heeft u recht op vergoeding van de reiskosten tussen uw woning en de onderwijsinstelling vice versa.
Deze vergoeding heeft betrekking op de kosten van het gebruik:
a. van een transportdienst van de onderwijsinstelling
b. door uw kind van openbaar vervoer in de tweede klasse als geen gebruik kan worden gemaakt van een transportdienst van de onderwijsinstelling en
c. door u of uw partner van gemotoriseerd eigen vervoer als geen gebruik kan worden gemaakt van een transportdienst van de onderwijsinstelling of van openbaar vervoer.
De onder c bedoelde vergoeding:
- vindt plaats volgens het lage tarief voor de vergoeding van dienstreizen per eigen auto volgens de XXX Xxxx 2021 en
- heeft betrekking op één reis van uw woning naar de onderwijsinstelling vice versa per schooldag.
2. Uw recht op de vergoeding bestaat voor een periode van maximaal zes jaar gerekend vanaf de dag van uw aankomst in Nederland. Uw recht vervalt bij uw ontslag.
3. Op de vergoeding wordt per kind een eigen bijdrage in mindering gebracht. De hoogte daarvan
is vermeld in Bijlage 2B, onder 6.
Met betrekking tot de vergoeding van uw kosten voor bijlessen van uw afhankelijk kind is artikel
3.24 van overeenkomstige toepassing.
1. Om uw afhankelijk kind dat primair of secundair onderwijs volgt aan een Nederlandstalige onderwijsinstelling in staat te stellen de taal bij te houden waarin uw kind direct voorafgaande aan uw overplaatsing naar Nederland minimaal twee achtereenvolgende schooljaren voor rekening van uw werkgever onderwijs heeft gevolgd, heeft u recht op vergoeding van de kosten van het volgen van lessen in die taal.
Vergoeding vindt plaats gedurende maximaal zes jaar vanaf de dag van uw aankomst in Nederland.
De lessen moeten worden gegeven door een tot lesgeven in de betreffende taal bevoegde persoon of worden gevolgd aan een passende onderwijsinstelling.
2. Vergoeding vindt plaats tot maximaal het in Bijlage 2B, onder 22, vermelde bedrag per aaneengesloten periode van twaalf maanden waarin de lessen worden gevolgd.
Dit bedrag wordt jaarlijks per 1 januari vastgesteld volgens artikel 3.24, derde lid.
3. Om uw afhankelijk kind dat primair of secundair niet-Nederlandstalig onderwijs volgt in staat te stellen aanvullende lessen in de Nederlandse taal te volgen, heeft u recht op vergoeding van de kosten van het volgen van lessen in de Nederlandse taal volgens het eerste lid.
De vergoeding vindt plaats tot maximaal 50% van het in Bijlage 2B, onder 8, vermelde bedrag.
4. Als u op een post wordt geplaatst, blijft u voor uw in Nederland achterblijvend afhankelijk kind recht hebben op vergoeding volgens dit artikel.
Afdeling 5. Tewerkstellingen van korte duur
1. Deze afdeling is op u van toepassing als u:
a. in Nederland bent geplaatst met het oogmerk om telkens tijdelijk bij een post tewerkgesteld te worden al dan niet afgewisseld met tijdelijke tewerkstellingen in Nederland
b. in Nederland bent geplaatst of daar verblijft in afwachting van herplaatsing en tijdelijk bij een post wordt tewerkgesteld voor een periode die bij het begin daarvan naar verwachting langer dan drie maanden maar korter dan twaalf maanden zal duren
c. bij een post bent geplaatst en tijdelijk bij een andere post wordt tewerkgesteld
d. bij een post bent geplaatst en tijdelijk in Nederland wordt tewerkgesteld of
e. in tijdelijke dienst bent met het oogmerk om tijdelijk bij een post te worden tewerkgesteld voor een periode die bij het begin daarvan naar verwachting langer dan drie maanden maar korter dan twaalf maanden zal duren.
2. Uw recht op de in de artikelen 3.86 en 3.87 bedoelde voorzieningen ontstaat op de dag waarop u uw tijdelijke werkzaamheden bij de post begint en eindigt op de dag waarop u deze werkzaamheden beëindigt.
Artikel 3.4, eerste lid, onderdeel b, is van overeenkomstige toepassing.
3. Als een tijdelijke tewerkstelling als bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en e, voor een periode die bij het begin daarvan naar verwachting drie maanden of korter zou duren, wordt verlengd waardoor de totale periode van deze tewerkstelling langer zal duren dan drie maanden, eindigt op de dag waarop tot die verlenging is besloten de toepasselijkheid van de artikelen over buitenlandse dienstreizen in de CAO Rijk 2021. U heeft dan vanaf die dag voor de resterende duur van uw tijdelijke tewerkstelling op die post recht op de in artikel 3.86 genoemde voorzieningen.
3.86 Tijdelijke tewerkstelling bij een post, vanuit Nederland
1. Als u in Nederland bent geplaatst of daar verblijft in afwachting van herplaatsing en tijdelijk bij een post wordt tewerkgesteld, blijft afdeling 4 op u van toepassing.
2. In een situatie als genoemd in artikel 3.85, eerste lid, onder a, b en e, heeft u vanwege uw tijdelijke tewerkstelling bij een post voor uw reis naar uw tijdelijke standplaats vice versa recht op een ticket of vergoeding als bedoeld in artikel 3.60.
Als u een vliegticket wordt verstrekt, heeft u ook recht op vergoeding van de kosten van het vervoeren van ruimbagage met een maximum van 80 kilogram. In dat maximum is begrepen de door de vliegtuigmaatschappij op het ticket vermelde maximale ruimbagage.
3. In een situatie als genoemd in artikel 3.85, eerste lid, onder a, b en e, zijn voor de duur van uw tijdelijke tewerkstelling bij een post de onderstaande artikelen op u van overeenkomstige toepassing.
Daarbij geldt dat voor vergoedingen die gerelateerd zijn aan het functieniveau, voor u het niveau van uw tijdelijk vervulde functie geldt. Als echter voor u een hogere salarisschaal geldt dan overeenkomt met het functieniveau van uw tijdelijk vervulde functie, is uw salarisschaal van toepassing bij de berekening van de vergoedingen.
De artikelen zijn:
a. artikelen 3.8, eerste lid, en 3.93, tweede lid (huisvesting)
b. artikel 3.9, eerste en vierde lid (bijkomende kosten huisvesting)
c. artikel 3.10 (koopkrachtcorrectie nettosalaris)
d. artikel 3.13 (standplaatsvergoeding)
e. artikel 3.19 (koopkrachtcorrectie standplaatsvergoeding)
f. artikel 3.20 (vergoeding in verband met hotelverblijf), waarbij het percentage dat voor u geldt 12,5% bedraagt
g. artikel 3.27, derde lid (extra verlof)
h. artikel 3.30 (medische zorg)
i. artikel 3.31 (voorzieningen bij overlijden)
j. artikel 3.32 (vergoeding huispersoneel), als u gedurende uw tijdelijke tewerkstelling een dienstwoning bewoont en ten behoeve van deze woning geen huispersoneel beschikbaar is dat direct of indirect door uw werkgever wordt betaald
k. artikel 3.35 (vergoeding passieve representatie)
l. artikel 3.37, eerste lid (koopkrachtcorrectie passieve representatie), waarbij het percentage waarmee uw vergoeding passieve representatie voor koopkrachtverschillen wordt gecorrigeerd voor u 40% bedraagt
m. artikel 3.39 (transportvergoeding)
n. artikel 3.40 (gevolgen beschikbaarstelling dienstauto en regeling privégebruik dienstauto)
o. artikel 3.46 (herenigingsreis partner)
p. artikel 3.47 (herenigingsreis kind) en
q. artikelen 3.99 tot en met 3.103 (reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen).
4. Als u als gevolg van uw tijdelijke tewerkstelling bij een post moet worden aangemerkt als eerste of tweede tandempartner, is
a. het derde lid, onder a, b en j, niet op u van toepassing en
b. de eerste volzin van artikel 3.3, tweede lid, op u van toepassing.
3.87 Tijdelijke tewerkstelling bij een post, vanaf een post
1. Als u tijdens uw plaatsing bij een post tijdelijk bij een andere post wordt tewerkgesteld, behoudt u voor de duur van die tijdelijke tewerkstelling uw recht op de in afdeling 2 bedoelde voorzieningen.
2. Vanwege uw tijdelijke tewerkstelling bij een andere post heeft u voor uw reis naar uw tijdelijke standplaats vice versa recht op een ticket of vergoeding als bedoeld in artikel 3.60.
Als u een vliegticket wordt verstrekt, heeft u ook recht op vergoeding van de kosten van het vervoeren van ruimbagage met een maximum van 80 kilogram. In dat maximum is begrepen de door de vliegtuigmaatschappij op het ticket vermelde maximale ruimbagage.
3. Voor de duur van uw tijdelijke tewerkstelling bij een andere post:
a. zijn de artikelen 3.8, eerste lid, en 3.93, tweede lid (huisvesting), 3.9, eerste en vierde lid (bijkomende kosten huisvesting) en 3.20 (vergoeding in verband met hotelverblijf) op u
van overeenkomstige toepassing. Daarbij geldt dat voor de toepassing van artikel 3.20 het percentage dat voor u geldt op 12,5% wordt gesteld
b. wordt als de voor uw tijdelijke standplaats geldende koopkrachtcorrectiefactor hoger is dan de voor uw eigenlijke standplaats geldende koopkrachtcorrectiefactor, de koopkrachtcorrectie nettosalaris voor u berekend met gebruikmaking van de hogere koopkrachtcorrectiefactor
c. heeft u als de voor uw tijdelijke standplaats geldende zone-indeling hoger is dan de voor uw eigenlijke standplaats geldende zone-indeling, recht op een aanvullende standplaatsvergoeding. Deze bedraagt het verschil tussen de op basis van de hogere zone- indeling berekende standplaatsvergoeding en de op basis van de zone-indeling van uw eigenlijke standplaats berekende standplaatsvergoeding en
d. wordt de in onderdeel c bedoelde aanvullende standplaatsvergoeding voor koopkrachtverschillen gecorrigeerd op de in artikel 3.19, tweede en derde lid aangegeven wijze.
4. Als u als gevolg van uw tijdelijke tewerkstelling bij een andere post moet worden aangemerkt als eerste of tweede tandempartner, is
a. het derde lid, onder a, niet op u van toepassing en
b. artikel 3.3, tweede lid, onder b, op u van toepassing.
3.88 Tijdelijke tewerkstelling in Nederland, vanaf een post
1. Als u tijdens uw plaatsing bij een post tijdelijk in Nederland wordt tewerkgesteld, behoudt u voor de duur van uw tijdelijke tewerkstelling recht op de in afdeling 2 bedoelde voorzieningen.
2. Vanwege uw tijdelijke tewerkstelling in Nederland heeft u voor uw reis naar Nederland vice versa recht op een ticket of vergoeding als bedoeld in artikel 3.60.
Als u een vliegticket wordt verstrekt, heeft u ook recht op vergoeding van de kosten van het vervoeren van ruimbagage met een maximum van 80 kilogram. In dat maximum is begrepen de door de vliegtuigmaatschappij op het ticket vermelde maximale ruimbagage.
3. Voor de duur van uw tijdelijke tewerkstelling in Nederland heeft u recht op:
a. een vergoeding van de kosten van tijdelijke huisvesting volgens artikel 3.69, met inachtneming van het vierde lid van dat artikel en
b. een vergoeding voor uw reiskosten woon-werkverkeer volgens de XXX Xxxx 2021 van uw tijdelijke verblijfadres in Nederland naar en van uw tijdelijke plaats van tewerkstelling in Nederland.
Afdeling 6. Betalingen
1. Betaling van de in de artikelen 3.21 tot en met 3.26, 3.28, 3.30, 3.31, 3.33, 3.34, 3.38, 3.41,
3.46, 3.47, 3.51, 3.52, 3.53, 3.61, 3.72, 3.73, 3.74, 3.75, 3.76, 3.86, tweede lid, en 3.87,
tweede lid, en 3.99 tot en met 3.103 bedoelde vergoedingen vindt plaats in de valuta waarin u de kosten maakt, tenzij dat naar het oordeel van uw werkgever niet mogelijk of niet redelijk is.
2. In andere gevallen vindt de betaling plaats in euro.
1. Als u voor een periode van minimaal twaalf maanden bij een post bent geplaatst, heeft u recht op een aanloopvoorschot.
U kunt een aanloopvoorschot aanvragen in de periode gelegen tussen drie maanden voorafgaande aan de verwachte dag van uw aankomst op uw standplaats en een maand na de dag van uw eerste aankomst op uw standplaats.
2. Het aanloopvoorschot bedraagt maximaal de som van:
a. de vergoedingen waarop u in een periode van drie maanden recht heeft volgens:
- artikel 3.10 (koopkrachtcorrectie nettosalaris)
- de artikelen 3.13 tot en met 3.15 (standplaatsvergoeding)
- artikel 3.19 (koopkrachtcorrectie standplaatsvergoeding)
- artikel 3.32 (huispersoneel)
- de artikelen 3.35 en 3.36 (passieve representatie)
- artikel 3.37 (koopkrachtcorrectie passieve representatie) en
- artikel 3.39 (transportvergoeding) en
b. uw nettosalaris in een periode van drie maanden.
3. Uw aanloopvoorschot bedraagt maximaal het bedrag dat is vermeld in Bijlage 2B, onder 23. Dit bedrag wordt jaarlijks per 1 januari vastgesteld volgens artikel 3.13, derde lid.
4. Uw aanloopvoorschot is rentevrij en wordt verrekend met het totaal aan vergoedingen dat aan u volgens deze cao wordt betaald.
De verrekening vindt plaats in 24 gelijke maandelijkse termijnen en start vanaf de eerste dag van de maand volgend op de dag van uw eerste aankomst op uw standplaats.
5. Als u voor de eerste keer een aanloopvoorschot ontvangt, geldt het volgende:
a. het bedrag van het aanloopvoorschot bedraagt maximaal 150% van het in het tweede lid bedoelde maximum en
b. de verrekening vindt plaats in 36 gelijke maandelijkse termijnen.
3.91 Ten onrechte verstrekt of niet gebruikt vliegticket of treinticket
1. Als na het gebruik van een u volgens deze cao verstrekt vliegticket of treinticket komt vast te staan dat u op dat ticket geen recht had om een andere reden dan die is vermeld in de artikelen 3.26, zesde lid, 3.46, achtste lid, 3.47, negende lid, en 3.48, derde lid, moet u het door uw werkgever voor dit ticket betaalde aankoopbedrag aan uw werkgever terugbetalen. U hoeft niet terug te betalen als u op het moment van het verstrekken van het ticket in redelijkheid niet op de hoogte kon zijn van het feit dat u op het moment van het gebruik van het ticket daarop geen recht zou hebben.
2. Als een u volgens deze cao verstrekt ticket niet door u wordt gebruikt, geeft u dit ticket zo spoedig mogelijk terug. U doet dit zo mogelijk op een zodanig tijdstip dat het ter restitutie aan de vervoermaatschappij kan worden aangeboden binnen de door die maatschappij gestelde termijn.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing als u zonder geldige reden het ticket na afloop van de in de vorige volzin bedoelde termijn teruggeeft en de vervoermaatschappij om die reden weigert tot restitutie over te gaan.
3.92 Indienen van een declaratie
1. Uw werkgever kan vaststellen op welke wijze u declaraties kunt indienen voor vergoedingen waarop u op declaratiebasis recht heeft.
2. U moet een declaratie zo spoedig mogelijk indienen. Tenzij in deze cao anders is aangegeven moet u dat doen uiterlijk binnen zes maanden nadat uw recht op de vergoeding is ontstaan.
3. Als u een declaratie niet tijdig indient, vervalt uw recht op de vergoeding.
Afdeling 7. Dienstwoningen
1. Tijdens uw plaatsing bij een post moet u wonen in of nabij de plaats waar de post is gevestigd.
2. Uw werkgever stelt u voor de duur van uw plaatsing bij een post een dienstwoning beschikbaar. Zolang u niet over een dienstwoning beschikt, stelt uw werkgever u tijdelijke huisvesting beschikbaar.
Uw dienstwoning of tijdelijke huisvesting wordt afgestemd op uw functieniveau, uw langdurig op uw standplaats verblijvende gezinsleden en de omstandigheden op uw standplaats.
3. Uw werkgever kan de duur van de terbeschikkingstelling van uw dienstwoning verlengen als uw partner vanwege het onderwijs van uw kind(eren):
a. eerder op uw standplaats aankomt dan u of
b. later uw standplaats verlaat dan u.
4. Bent u hoofd van een post of plaatsvervangend hoofd van een post voor wie functieniveau 16 of hoger geldt, dan kan uw werkgever uw dienstwoning ook afstemmen op het daarin verrichten van representatieve activiteiten door u en uw medewerkers. In bijzondere gevallen kan uw werkgever dat ook doen als u een andere functie vervult.
1. Zolang u of uw vooruit gereisde partner de u beschikbaar gestelde dienstwoning zonder toestemming van uw werkgever nog niet bewoont, vervallen:
a. uw recht op een voorziening voor (tijdelijke) huisvesting en
b. de in de artikelen 3.8 en 3.9 bedoelde inhoudingen op uw salaris voor de verstrekking van een dienstwoning of tijdelijke huisvesting en van betaling van bijkomende kosten huisvesting.
2. Uw werkgever zorgt ervoor dat uw dienstwoning bij het begin van de bewoning in goede staat verkeert met inachtneming van de lokale maatstaven.
3. Een door uw werkgever aangewezen persoon inspecteert kort vóór het begin van de bewoning of de dienstwoning schoon en in goede staat is. Hij legt zijn bevindingen vast in een staat van intree. U wordt tijdig uitgenodigd om bij deze inspectie aanwezig te zijn of een door u aangewezen persoon daarbij aanwezig te laten zijn.
4. Als u niet binnen 30 dagen na ontvangst van de staat van intree uw werkgever schriftelijk mee- deelt dat en waarom u het niet eens bent met de inhoud van deze staat, wordt aangenomen dat u daarmee akkoord bent waarmee de staat van intree is vastgesteld.
5. Als u uw werkgever tijdig meedeelt dat en waarom u het niet eens bent met de inhoud van de staat van intree, beslist uw werkgever schriftelijk en gemotiveerd over de vaststelling van deze staat binnen 30 dagen na ontvangst van uw mededeling.
1. Uw dienstwoning is bedoeld om u en uw langdurig op uw standplaats verblijvende gezinsleden woonruimte te bieden.
2. In uw dienstwoning mag u ook onderdak bieden aan uw gezinsleden die u tijdelijk bezoeken, uw tijdelijke gasten en uw huispersoneel.
3. In uw dienstwoning mag u uit uw functie voortvloeiende representatieve activiteiten verrichten.
4. Zonder schriftelijke toestemming van uw werkgever mag u uw dienstwoning niet voor een ander doel gebruiken.
3.96 Zorgvuldig gebruik en onderhoud van de dienstwoning
1. U en uw gezinsleden, gasten en huispersoneel moeten uw dienstwoning en de daarbij behorende tuin en gemeenschappelijke ruimten zorgvuldig en volgens de bestemming gebruiken.
2. U moet uw dienstwoning, een daarbij behorende tuin en een daarbij behorend erf zorgvuldig onderhouden inclusief het doen van kleine herstellingen voor zover u daartoe verplicht zou zijn volgens artikel 217 en 240 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en het Besluit kleine herstellingen als u in Nederland huurder van de woning was. Uw werkgever kan deze onderhoudsplicht matigen als die gelet op uw situatie onredelijk bezwarend is.
Als u hoofd van een post bent of plaatsvervangend hoofd van een post voor wie functieniveau 16 of hoger geldt en u gehuisvest bent in een door uw werkgever voor representatieve doeleinden ingerichte dienstwoning, is uw werkgever verantwoordelijk voor het onderhoud van de bij uw dienstwoning behorende tuin en het daarbij behorende erf.
3. U bent aansprakelijk voor schade die door u en uw gezinsleden, huisdieren, gasten en huisper- soneel is toegebracht aan uw dienstwoning en gemeenschappelijke ruimten daarbij tenzij deze schade niet in redelijkheid aan u kan worden toegerekend.
4. U bent aansprakelijk voor schade aan uw dienstwoning, een daarbij behorende tuin, een daarbij behorend erf of de daarbij behorende gemeenschappelijke ruimten veroorzaakt door van buiten komend onheil zoals storm, bliksem, overstroming, aardbeving, inbraak, molest of brand als de schade niet was opgetreden als u en uw gezinsleden, gasten en huispersoneel deze zorgvuldig en volgens de bestemming hadden gebruikt en onderhouden.
5. Als u of uw vooruit gereisde partner de bewoning van uw dienstwoning begint voordat een staat van intree is opgemaakt, bent u aansprakelijk voor tijdens of bij het einde van uw bewoning geconstateerd achterstallig onderhoud of schade. Dit is niet het geval als u aannemelijk maakt dat het achterstallig onderhoud of de schade reeds bestond voordat u de bewoning begon.
6. Als uw werkgever of de verhuurder van uw dienstwoning door handelingen of nalaten van u of uw gezinsleden, gasten of huispersoneel wordt beperkt in zijn mogelijkheden om schade te beperken of aan derden toe te rekenen schade te verhalen, bent u voor deze schade aansprakelijk.
7. U mag geen wijzigingen aan uw dienstwoning, een daarbij behorende tuin, een daarbij behorend erf en daarbij behorende gemeenschappelijke ruimten aanbrengen zonder voorafgaande schrif- telijke toestemming van uw werkgever.
U heeft geen recht op vergoeding voor wijzigingen die u heeft aangebracht en bent aansprakelijk voor kosten voor herstel daarvan tenzij uw werkgever in zijn hiervoor bedoelde schriftelijke toestemming anders heeft beslist.
8. U moet personen die zijn aangewezen door uw werkgever of de verhuurder van uw dienstwoning in redelijkheid toelaten tot uw dienstwoning, een daarbij behorende tuin en een daarbij behorend erf om de staat daarvan op te nemen of daarin onderhoudswerkzaamheden te verrichten.
3.97 Beveiliging, ongediertebestrijding, telefoon, televisie en internet
1. Als de omstandigheden op uw standplaats dat naar mening van uw werkgever vereisen, treft uw werkgever passende maatregelen voor de beveiliging en bewaking van uw dienstwoning.
2. Uw werkgever betaalt de kosten van noodzakelijke ongediertebestrijding in en rondom uw dienstwoning voor zover:
- deze naar lokaal gebruik niet gratis kan geschieden
- hierin niet is voorzien in de huurovereenkomst en
- deze geschiedt door een daarin gespecialiseerde organisatie.
3. Ongeacht de inhoud van de huurovereenkomst voor uw dienstwoning komen voor uw rekening de exploitatie- en abonnementskosten van telefoon, televisie en internet, waaronder begrepen wifi.
1. Het recht op bewoning van uw dienstwoning eindigt:
a. als uw plaatsing of arbeidsovereenkomst eindigt: op de dag na de dag waarop u uw werkzaamheden bij de post heeft beëindigd tenzij uw partner vanwege scholing van uw kind(eren) tijdelijk op de standplaats is achtergebleven, in welk geval de dag van beëindiging door uw werkgever in redelijkheid wordt vastgesteld
b. als uw werkgever daartoe beslist vanwege onder meer:
1o. aan uw dienstwoning noodzakelijk te verrichten groot onderhoud 2o. afloop van de huurovereenkomst
3o. opzegging van de huurovereenkomst door de verhuurder
4o. opzegging van de huurovereenkomst door uw werkgever in verband met:
- de hoogte van de door de verhuurder verlangde huur
- nalatigheid van de verhuurder in het nakomen van zijn verplichtingen
- verplaatsing van de post naar een andere stad of
5o. verkoop van uw dienstwoning die eigendom is van uw werkgever en
c. als u bent overleden.
2. Als u overlijdt mogen uw achterblijvende gezinsleden uw dienstwoning waarin zij met u woonden, blijven gebruiken gedurende de kalendermaand van uw overlijden en de volgende drie kalendermaanden. De inhoudingen en vergoedingen die u voor uw dienstwoning verschuldigd was, voldoen uw achtergebleven gezinsleden gedurende de tijd dat zij uw dienstwoning blijven gebruiken.
Uw werkgever kan de periode verkorten als het organisatiebelang dat noodzakelijk maakt. In dat geval geeft uw werkgever uw achterblijvende gezinsleden naar billijkheid een vergoeding voor tijdelijke huisvesting.
3. Als u uw dienstwoning buiten uw wil of schuld moet verlaten zal u een aanzegtermijn genieten van minimaal drie maanden tenzij dat niet mogelijk is.
4. Op de dag waarop u de bewoning beëindigt, inspecteert een door uw werkgever aangewezen persoon of u uw dienstwoning schoon en in goede staat met inachtneming van de lokale maatstaven achter laat. Hij legt zijn bevindingen vast in een staat van vertrek. U wordt tijdig uitgenodigd om bij deze inspectie aanwezig te zijn of een door u aangewezen persoon daarbij aanwezig te laten zijn.
5. Tenzij u binnen 30 dagen na ontvangst van de staat van vertrek uw werkgever schriftelijk mee- deelt dat en waarom u niet akkoord bent met de inhoud daarvan, wordt aangenomen dat u daar- mee akkoord bent waarmee de staat van vertrek is vastgesteld.
6. Als u uw werkgever tijdig meedeelt dat u niet akkoord bent met de inhoud van de staat van vertrek, beslist uw werkgever schriftelijk en gemotiveerd over de vaststelling van die staat binnen 30 dagen na ontvangst van uw mededeling.
7. Als uit de vastgestelde staat van vertrek blijkt dat u uw onderhoudsplicht niet bent nagekomen, kan uw werkgever u aansprakelijk stellen voor de daardoor door uw werkgever of de verhuurder noodzakelijk te maken kosten van het uitvoeren van het achterstallig onderhoud.
Afdeling 8. Reizen
1. Deze afdeling bevat ten aanzien van uw buitenlandse dienstreizen afwijkingen van en aanvullingen op de bepalingen in de CAO Rijk 2021 ten aanzien van vergoeding van reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen.
2. Ten aanzien van uw buitenlandse reizen die geen buitenlandse dienstreis zijn, worden de bepalingen in de CAO Rijk 2021 ten aanzien van vergoeding van reiskosten bij binnen- en buitenlandse dienstreizen overeenkomstig toegepast voor zover in deze cao niet anders is bepaald.
3. Ten aanzien van binnen- en buitenlandse reizen van uw gezinsleden waarvoor u volgens deze cao recht heeft op een vergoeding van reiskosten worden de bepalingen in de CAO Rijk 2021 ten aanzien van vergoeding van reiskosten bij binnen- en buitenlandse dienstreizen overeenkomstig toegepast voor zover in deze cao niet anders is bepaald.
4. Als u tijdens een buitenlandse dienstreis kosten heeft moeten maken vanwege verlies, diefstal of beschadiging van noodzakelijk meegenomen bagage, dan kan uw werkgever deze kosten vergoeden. Hierbij geldt:
- dat u moet kunnen aantonen dat u deze kosten heeft gemaakt en
- een maximum vergoeding van € 4000 per gebeurtenis waarvan maximaal € 500 voor verlies of diefstal van geld.
3.100 Buitenlandse reizen per openbaar vervoer of eigen auto
1. U en uw gezinsleden maken een buitenlandse reis per openbaar vervoer indien:
a. dat mogelijk is
b. de reistijd per openbaar vervoer maximaal 8 uur is of de reistijd per openbaar vervoer meer dan 8 uur is en de reistijd per openbaar vervoer minder dan anderhalf keer de reistijd per vliegtuig is en
c. uw werkgever dat niet vanwege de bijzondere lokale omstandigheden of uw persoonlijke omstandigheden onredelijk bezwarend vindt.
Hierbij geldt dat de reistijd per openbaar vervoer voor u en uw gezinsleden met wie u op uw standplaats een gemeenschappelijke huishouding voert, wordt berekend vanaf uw werklocatie tot de plek van bestemming. Voor uw andere gezinsleden vindt die berekening plaats vanaf de woning van uw gezinslid tot de plek van bestemming. Die berekening is inclusief het voor- en natransport naar station of vliegveld en inclusief wachttijd (inchecktijd).
2. Per trein mogen u en uw gezinsleden, als voor die reis een vervoersbewijs in die klasse beschikbaar is, reizen in:
a. eerste klasse of vergelijkbare klasse als het een dienstreis, overplaatsingsreis of verlofreis betreft en
b. tweede klasse of vergelijkbare klasse als het een scholingsreis betreft.
3. Als u een buitenlandse dienstreis met de eigen auto mag ondernemen, heeft u recht op een vergoeding van € 0,28 per kilometer.
4. Als u een dienstreis of scholingsreis maakt naar Nederland heeft u recht op een vergoeding van kosten van verblijf in Nederland volgens de regels in de CAO Rijk 2021 voor binnenlandse dienstreizen.
3.101 Buitenlandse reizen per vliegtuig
1. Uw werkgever beslist of u en uw gezinsleden een buitenlandse reis die niet per openbaar vervoer kan of hoeft te worden afgelegd, per dienstvervoer, eigen vervoer of vliegtuig mag afleggen. Daarbij houdt uw werkgever rekening met de lokale omstandigheden.
2. U en uw gezinsleden mogen per vliegtuig reizen in economy klasse of vergelijkbare klasse.
In afwijking hiervan mogen u en uw gezinsleden in business klasse of vergelijkbare klasse reizen als de totale vliegtijd van een vlucht 6 uur of meer bedraagt en voor de reis een vervoersbewijs in die klasse beschikbaar is. Dit geldt alleen voor:
a. een dienstreis
b. een overplaatsingsreis als u bent geplaatst als hoofd van een post en het naar het oordeel van de minister van Buitenlandse Zaken vanwege zeer bijzondere omstandigheden is gewenst dat u in business klasse reist:
1o. om protocollaire redenen of
2o. omdat u direct na aankomst op uw standplaats moet beginnen met uw werkzaamheden op de post
c. een reis in het kader van bedrijfsgeneeskundige begeleiding als reizen in business klasse of vergelijkbare klasse naar het oordeel van uw werkgever om medische redenen wenselijk is en
d. een recuperatiereis van een standplaats met zone-indeling 14 of hoger of een door de minister van Buitenlandse Zaken aangewezen andere standplaats onder de daarbij vastgestelde voorwaarden.
Dit geldt in de onder b bedoelde situatie alleen voor uw gezinsleden als zij samen met u reizen.
3. U en uw gezinsleden mogen als de totale vliegtijd van een vlucht minimaal 21 uur bedraagt kiezen voor:
a. vliegen in economy klasse of vergelijkbare klasse en de vlucht tussentijds onderbreken met één overnachting met recht op een vergoeding van de logieskosten volgens de bepalingen over buitenlandse dienstreizen in de CAO Rijk 2021 of
b. vliegen in economy plus of vergelijkbare klasse. Dit geldt alleen voor:
a. een twaalfmaandelijkse verlofreis
b. een reis voor bedrijfsgeneeskundige begeleiding
c. een scholingsreis en
d. een overplaatsingsreis.
4. Vervoersbewijzen voor de twaalfmaandelijkse verlofreizen, de herenigingsreizen van uw partner of kind en de extra reizen naar Nederland als u alleenstaande bent, moet u zo spoedig mogelijk op de door uw werkgever voorgeschreven wijze aanvragen. Als u toestemming heeft van uw werkgever kunt u de vervoersbewijzen ook zelf regelen.
Dit moet u uiterlijk 12 weken voor vertrek doen. Als dit naar uw mening niet mogelijk is, kunt u uw werkgever voor afloop van die termijn schriftelijk en gemotiveerd verzoeken om die termijn
te verkorten.
3.102 Extra reisdagen in het belang van de dienst
1. Als u een dienstreis of scholingsreis maakt kan uw werkgever u toestaan maximaal 24 uur eerder op de plaats van bestemming aan te komen dan gelet op de aanvang van de te verrichten werkzaamheden of te volgen scholing noodzakelijk is. Dit als dat noodzakelijk is om te acclimatiseren.
2. Als bij uw dienstreis of scholingsreis een reisalternatief tot een aanzienlijke financiële besparing leidt voor uw werkgever, kan uw werkgever u toestaan uw reis te verlengen. Gedurende de periode van verlenging verricht u werkzaamheden of neemt u verlof op.
3. De extra logies- en overige verblijfkosten als gevolg van de verlenging worden u vergoed volgens de CAO Rijk 2021.
Als u of uw gezinsleden op kosten van uw werkgever een buitenlandse reis maken, heeft u recht op vergoeding van de kosten van vaccinatie en medicijnen die door de bedrijfsarts vanwege die reis zijn geadviseerd. Dit geldt niet voor kosten die op grond van een ziektekostenverzekering of anderszins worden vergoed.
Afdeling 9. Overig
Als zich omstandigheden of wijzigingen voordoen die van invloed zijn of kunnen zijn op uw recht op een voorziening als bedoeld in deze cao, moet u uw werkgever daarvan schriftelijk op de hoogte stellen.
Dit doet u uiterlijk binnen zeven dagen gerekend vanaf de dag waarop de omstandigheid of wijziging zich voordoet.
3.105 Verplichting tot beperking van de kosten
U bent naar redelijkheid en billijkheid verplicht uw kosten te beperken waarvoor u volgens deze cao op declaratiebasis een voorziening kunt ontvangen.
3.106 Uitzonderingen bij een niet-internationale loopbaan
Als uw werkgever u niet schriftelijk heeft meegedeeld dat u in dienst bent met de bedoeling om afwisselend in Nederland en in het buitenland werkzaam te zijn, zijn de volgende voorzieningen niet of niet geheel op u van toepassing als u na afloop van uw plaatsing bij een post terugkeert in Nederland:
Vergoeding opslag boedel in Nederland (artikel 3.79) | Voorziening is niet van toepassing |
Vergoeding huurlasten in Nederland (artikel 3.80) | Voorziening is beperkt tot 90 dagen |
Vergoeding niet-Nederlandstalig onderwijs in Nederland (artikel 3.81) | Voorziening is beperkt tot uw inwonende kinderen die binnen 2 jaar na uw aankomst in Nederland eindexamen zullen doen in het secundair onderwijs |
Vergoeding schooltransport in Nederland (artikel 3.82) | Voorziening is niet van toepassing |
Bijlessen in Nederland (artikel 3.83) | Voorziening is beperkt tot 2 jaar na uw aankomst in Nederland |
Taallessen in Nederland (artikel 3.84) | Voorziening is niet van toepassing |
Afdeling 10. Overgangsbepalingen
3.107 Overgangsbepalingen DBZV 2018
Als u op het moment van inwerkingtreding van het Dienst Buitenlandse Zaken Voorzieningenstelsel 2018 recht had op toepassing van de overgangsmaatregelen die in de artikelen 99 tot en met 104 van die regeling waren opgenomen, dan blijft uw werkgever die maatregelen op u toepassen alsof deze niet waren vervallen door de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren.
3.108 Hernieuwen bijlagen per 1 januari 2020
Bijlagen 2A tot en met 2D in hoofdstuk 6 worden in het eerste kwartaal van 2020 opnieuw volgens deze cao vastgesteld per 1 januari 2020 op basis van de recentste gegevens per die datum.
3.109 Hernieuwen inhouding bijkomende kosten huisvesting
In afwijking van artikel 3.9, derde lid, wordt bij het jaarlijks aanpassen van het in Bijlage 2B, onder 2, vermelde percentage van de inhouding bijkomende kosten huisvesting voor de in artikel 3,9, eerste lid, onder b en c, bedoelde onderdelen tot en met de aanpassing per 1 januari 2023 gebruik gemaakt van de door het CBS beschikbaar gestelde gegevens per 1 juli 2019.
Hoofdstuk 3A Voorzieningen i.v.m. tewerkstelling van korte duur als trainee
1. Dit hoofdstuk beschrijft de voorzieningen waarop u recht heeft indien u in het kader van een traineeprogramma dat gericht is op uw persoonlijke ontwikkeling voor korte duur wordt tewerkgesteld bij een post. In dat geval is hoofdstuk 3 niet op u van toepassing en heeft u geen recht op in deze cao genoemde voorzieningen voor gezinsleden.
2. Met deze voorzieningen wordt u een passende tegemoetkoming verstrekt in de noodzakelijke extra kosten die voor u als trainee voortvloeien uit uw tijdelijke tewerkstelling bij een post die trainees die zich in Nederland verder persoonlijk ontwikkelen niet hoeven te maken.
Vanwege uw tijdelijke tewerkstelling bij een post heeft u voor uw reis naar uw tijdelijke standplaats vice versa recht op een ticket of vergoeding als bedoeld in artikel 3.60.
Als u een vliegticket wordt verstrekt, heeft u ook recht op vergoeding van de kosten van het vervoeren van ruimbagage met een maximum van 80 kilogram. In dat maximum is begrepen de door de vliegtuigmaatschappij op het ticket vermelde maximale ruimbagage.
3.112 Standplaatsvergoeding trainee
1. U ontvangt een standplaatsvergoeding trainee ter hoogte van het in Bijlage 2B, onder 25, vermelde bedrag per maand als tegemoetkoming in uw kosten die het gevolg zijn van uw tijdelijke tewerkstelling bij een post.
2. Als voor uw tijdelijke standplaats de in artikel 3.11 bedoelde koopkrachtcorrectiefactor op meer dan 1 is vastgesteld, wordt uw standplaatsvergoeding trainee verhoogd door deze te vermenigvuldigen met die koopkrachtcorrectiefactor.
3. Het in Bijlage 2B, onder 25, vermelde bedrag wordt jaarlijks per 1 januari vastgesteld volgens de ontwikkeling in de daaraan voorafgaande periode van medio november tot medio november van de voor het deel ‘huisvesting, water en energie’ geschoonde CBS-consumentenprijsindex, reeks alle huishoudens.
3.113 Huisvestingsvergoeding trainee
U ontvangt een huisvestingsvergoeding trainee als tegemoetkoming in uw kosten voor huisvesting op uw tijdelijke standplaats ter hoogte van 10% van het maximumbedrag logieskosten voor uw tijdelijke standplaats in de Tarieflijst verblijfkosten buitenlandse dienstreizen in bijlage 7 van de CAO Rijk 2021.
3.114 Transportvergoeding trainee
1. U ontvangt een transportvergoeding trainee als tegemoetkoming in uw kosten van het woon- werkverkeer en van uw met uw functie-uitoefening verband houdend vervoer binnen uw tijdelijke standplaats ter hoogte van het in Bijlage 2B, onder 26, vermelde bedrag per maand.
2. Het in Bijlage 2B, onder 26, vermelde bedrag wordt jaarlijks per 1 januari opnieuw vastgesteld volgens de ontwikkeling in de daaraan voorafgaande periode van medio november tot medio november van het totaal van de delen ‘Vervoer’ en ‘Motorrijtuigzekeringen’ van de CBS- consumentenprijsindex, reeks alle huishoudens.
3. Ter bestrijding van de kosten van uw met uw functie-uitoefening verband houdend vervoer buiten uw tijdelijke standplaats ontvangt u een vergoeding van uw kosten van gebruik van:
a. openbaar vervoer: de werkelijke kosten in de door uw werkgever vanwege de lokale omstandigheden passend geachte klasse onder overlegging van bewijsstukken en
b. eigen vervoer: € 0,28 per afgelegde kilometer
c. taxi: de kosten van een taxi als het gebruik van openbaar vervoer en eigen vervoer redelijkerwijs niet mogelijk is onder overlegging van bewijsstukken.
3.115 Grondslag voor vergoedingen
1. Voor de berekening van uw standplaatsvergoeding trainee, huisvestingsvergoeding trainee en transportvergoeding trainee is gedurende uw gehele tijdelijke tewerkstelling bij een post bepalend de hoogte van de in de artikelen 3.112, 3.113 en 3.114 vermelde berekeningsgrondslagen op de dag waarop u uw tijdelijke werkzaamheden op de post begint.
2. Uw recht op de vergoedingen ontstaat op de dag waarop u uw tijdelijke werkzaamheden op de post begint en eindigt op de dag waarop u deze werkzaamheden beëindigt.
3. Voor de berekening van de vergoedingen, wordt een maand op 30 dagen gesteld.
4. Uw recht op de vergoedingen wordt naar evenredigheid verlaagd als tijdens uw tijdelijke tewerkstelling bij een post:
- uw arbeidsduur op minder uren wordt vastgesteld dan gemiddeld 36 uur per week
- u bijzonder verlof in persoonlijk belang voor langer dan een maand is verleend.
Tijdens uw tijdelijke tewerkstelling bij een post zijn de onderstaande artikelen uit hoofdstuk 3 op u van overeenkomstige toepassing. Daarbij geldt dat u geen recht heeft op daarin genoemde voorzieningen voor gezinsleden.
De artikelen zijn:
a. 3.2, vijfde lid (samenloop met voorzieningen op basis van en andere regeling)
b. 3.30 (medische zorg)
c. 3.31 (voorzieningen bij overlijden)
d. 3.40, derde en vierde lid (incidenteel gebruik dienstauto)
e. 3.72 (vaccinaties)
f. 3.73 (visumkosten)
g. 3.89 (valuta van betalingen)
h. 3.92 (indienen van een declaratie)
i. 3.99 tot en met 3.103 (reizen)
j. 3.104 (informatieplicht) en
k. 3.105 (beperking van kosten).
Hoofdstuk 4 Geschillen
Er is een geschillencommissie voor advisering over geschillen betreffende toepassing van deze cao. Deze is onafhankelijk en bestaat uit een voorzitter, enkele plaatsvervangend voorzitters en een gelijk aantal leden namens de vakbonden en uw werkgever. De voorzitter en plaatsvervangend voorzitters behoren tot de Nederlandse rechterlijke macht en zijn niet werkzaam onder het gezagsbereik van uw werkgever of van een vakbond en waren dat de afgelopen twee jaar ook niet. Van deze vereisten kan in bijzondere gevallen door uw werkgever in overeenstemming met de vakbonden worden afgeweken.
Als u dat wenst, kunt u zonder tussenkomst van het in de CAO Rijk 2021 beschreven Rijksloket advies en bemiddeling arbeidszaken (RABA) terecht bij de geschillencommissie als u een verschil van mening heeft met uw werkgever over de toepassing van deze cao.
Als u een verschil van mening voorlegt aan de geschillencommissie kunt u zich laten bijstaan.
Uw keuze om een verschil van mening voor te leggen aan de geschillencommissie heeft geen gevolgen voor uw mogelijkheid om dat geschil voor te leggen aan de kantonrechter. U bent dus niet verplicht een verschil van mening eerst voor te leggen aan de geschillencommissie. Ook nadat de geschillencommissie een uitspraak heeft gedaan, kunt u het meningsverschil nog aan de kantonrechter voorleggen.
De uitspraak van de geschillencommissie is afhankelijk van de aard van het voorgelegde meningsverschil. De uitspraak kan bijvoorbeeld een voorgestelde oplossing zijn, maar ook een oordeel over het geschil in uw voordeel of in het voordeel van uw werkgever. Een uitspraak van de commissie moet uiteraard wel passen binnen de mogelijkheden van deze cao. Het is de bedoeling dat u en uw werkgever de uitspraak van de geschillencommissie zoveel mogelijk volgen. De uitspraak is echter niet bindend. Als uw werkgever een beslissing neemt die afwijkt van de uitspraak van de geschillencommissie dan moet dit gemotiveerd gebeuren.
Hoofdstuk 5 Afspraken tussen partijen
Deze cao vervangt de volgende rechtspositionele regelingen die vervallen vanwege het in werking treden van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren per 1 januari 2020:
- de bepalingen in het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken die specifiek betrekking hebben op het werken bij een post als uitgezonden werknemer
- het Dienst Buitenlandse Zaken Voorzieningenstelsel 2018
- de Regeling dienstwoningen BZ
- het Besluit uitkering ongevallen BZ en
- de bepalingen in de Regeling buitenlandse reizen BZ die specifiek betrekking hebben op het werken bij een post als uitgezonden werknemer.
Deze cao vervangt tevens het rijksbrede en departementale beleid inzake buitenlandvoorzieningen voor trainees die in het kader van traineeprogramma’s die zijn gericht op hun persoonlijke ontwikkeling voor korte duur bij een post worden tewerkgesteld.
5.2 Geen inhoudelijke wijzigingen bij omzetting
De in artikel 5.1 genoemde (onderdelen van) regelingen zijn technisch omgezet in bepalingen in deze cao volgens de uitgangspunten en werkwijze zoals afgesproken in de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk 2018-2020.
Het in artikel 5.1 genoemde beleid is niet technisch omgezet in bepalingen in deze cao. In plaats daarvan zijn nieuwe voorzieningen opgenomen die voor trainees een verbetering vormen ten opzichte van hun situatie voor 1 januari 2020.
5.3 Wijzigingen in formulering bij omzetting
Bij de technische omzetting hebben partijen voor een aantal rechtspositionele begrippen een andere formulering gekozen. Dit betreft:
Rechtspositioneel begrip | Formulering deze cao |
Bevoegd gezag | Werkgever dan wel leidinggevende in de zin van deze cao |
Aanstelling | Arbeidsovereenkomst |
Buitengewoon verlof | Bijzonder verlof |
Tenzij het dienstbelang (ernstig) wordt verstoord | Tenzij de bedrijfsvoering (ernstig) wordt verstoord |
Tegemoetkoming | Vergoeding |
Toelage | Vergoeding |
Hierbij is geen beleidsmatige wijziging beoogd. Daarom kan waar in jurisprudentie de oude begrippen zijn vermeld, de nieuwe formulering worden ingevuld.
5.4 Vangnetbepaling technische omzetting
Bij de technische omzetting hebben partijen beoogd veranderingen in aanspraken (verslechteringen en verbeteringen) zoveel mogelijk te voorkomen. Indien partijen in de toekomst constateren dat bij de technische omzetting aanspraken onbedoeld zijn verbeterd of verslechterd, wordt de betreffende cao-bepaling in lijn gebracht met de inhoud van de bepaling in de vervallen rechtspositionele regeling. Bij het beoordelen of dit aan de orde is, betrekken partijen ook de formele toelichtingen van de vervallen regelingen. Dit is alleen anders waar partijen andere afspraken na de looptijd van deze cao andere afspraken maken in een nieuwe/volgende cao.
5.5 Indexering bedragen, percentages en aantallen in de cao
In deze cao staat bij veel bedragen, percentages en aantallen in de bepalingen dat, wanneer en op welke wijze die worden aangepast. Dat gebeurt vaak in het begin van het jaar met terugwerkende kracht tot 1 januari van dat jaar.
Hoofdstuk 6 Overleg tussen de vakbonden en de werkgever over deze cao
6.1 Deelnemers aan het overleg
Deelnemers aan het overleg
Het overleg over deze cao wordt gevoerd door:
• vertegenwoordigers van de Staat en
• vertegenwoordigers van de Vereniging Dienst Buitenlandse Zaken en de vakbonden die deelnemen aan het Sector Overleg Rijk personeel (SOR) voor zover zij de uitnodiging van de Staat tot deelname aan dit overleg hebben aanvaard. Ook kunnen andere representatieve vakbonden tot het overleg worden toegelaten.
Samenstelling van het overleg
• Het overleg wordt voorgezeten door de minister van Buitenlandse Zaken die deze cao namens de Staat heeft gesloten met de vakbonden. Deze is bevoegd het voorzitterschap van het overleg op te dragen aan de (plaatsvervangend) secretaris-generaal van zijn ministerie.
• De voorzitter wordt in het overleg terzijde gestaan door een werkgeversdelegatie naar eigen keuze.
• Iedere vakbond kan twee vertegenwoordigers en twee plaatsvervangers aanwijzen als deelnemer aan het overleg.
• De voorzitter kan een vertegenwoordiger van de vakbond die tevens werknemer in de zin van deze cao is uitsluiten van deelname aan het overleg als de specifieke werkzaamheden van deze werknemer daartoe aanleiding geven. Voordat deze beslissing genomen kan worden, moet daarvoor eerst met de betreffende vakbond overleg worden gevoerd en aan de overige vakbonden advies worden gevraagd. Nadat een vertegenwoordiger is uitgesloten wijst de betreffende vakbond een nieuwe vertegenwoordiger of plaatsvervanger aan.
Ondersteuning van het overleg
• Het secretariaat van het overleg wordt gevoerd door een door partijen benoemde secretaris. Deze staat ten dienste van beide partijen van het overleg.
• Van het overleg wordt een verslag gemaakt door de secretaris.
• Als de vakbonden verzoeken om gebruik te maken van een ruimte in een gebouw van de rijksoverheid ten behoeve van een overleg zal de voorzitter daaraan zijn medewerking verlenen.
Onderwerpen van overleg
Zowel de voorzitter als de vakbonden kunnen onderwerpen agenderen en voorstellen doen. Zij overleggen in ieder geval over:
• onderwerpen van algemeen belang voor de rechtstoestand van werknemers die vallen onder de werkingssfeer van deze cao
• (de regels van) het personeelsbeleid voor deze werknemers en mogelijke aanpassingen daarvan
• de invoering van een nieuwe collectieve afspraak, een wijziging van een bestaande collectieve afspraak of het afschaffen van een collectieve afspraak voor deze werknemers
• wetswijzigingen die gevolgen hebben voor werknemers die vallen onder de werkingssfeer van deze cao en/of gevolgen hebben voor bestaande afspraken uit deze cao. Uitgangspunt is dat de huidige aanspraken behouden blijven. Als dat niet kan, wordt overlegd over een mogelijke vervangende afspraak.
Het overleg heeft uitsluitend betrekking op onderwerpen die specifiek verband houden met een plaatsing bij een post. Het overleg heeft geen betrekking op onderwerpen die zijn voorbehouden aan het overleg in het SOR of in de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid.
Besluitvorming in het overleg
• Over onderwerpen waarover is bepaald dat daarover overleg moet plaatsvinden, kan pas een beslissing worden genomen nadat daarover door partijen is overlegd.
• Voor invoering, wijziging of afschaffing van een collectieve afspraak is overeenstemming nodig tussen partijen. Alleen collectieve afspraken, waarover met de vakbonden in het overleg overeenstemming is bereikt, kunnen worden uitgevoerd.
• Het standpunt en de overeenstemming met de vakbonden in het overleg wordt bepaald bij meerderheid van stemmen van de vakbonden. Iedere vakbond heeft één stem. Als de stemmen van de vakbonden staken beslist de voorzitter.
• Als het overleg niet ziet op een collectieve afspraak en de vakbonden daarover een standpunt innemen, bevestigen zij dat schriftelijk aan de voorzitter. Hierbij wordt desgewenst ook een samenvatting van de argumenten bij het standpunt gegeven. Als een minderheid van de vakbonden een ander standpunt inneemt, kunnen zij dat desgewenst ook vermelden. Als de voorzitter het standpunt van de vakbonden niet overneemt, dan worden de vakbonden daarover beargumenteerd op de hoogte gebracht.
• Bij een geschil tussen de partijen in het overleg gelden de bepalingen in deze cao over omgang met collectieve geschillen.
Organisatorische afspraken
• De plaats, dag en uur van het overleg worden door de voorzitter in overleg met de vakbonden bepaald. De overleggen vinden gebruikelijk in Den Haag plaats.
• Als vertegenwoordigers van ten minste twee vakbonden in het overleg daarom verzoeken, moet binnen twee weken overleg plaatsvinden. Deze vertegenwoordigers geven bij hun verzoek het onderwerp van bespreking aan.
• Bij de behandeling van bepaalde onderwerpen kan op uitnodiging of met instemming van de voorzitter ook door andere (deskundige) personen aan het overleg worden deelgenomen.
• De vertegenwoordigers van de vakbonden in het overleg kunnen zich na overleg met de voorzitter in de vergadering voor de behandeling van een bepaald onderwerp laten bijstaan door een deskundige.
• Indien partijen het wenselijk vinden om voorbereidende besprekingen te voeren of om genomen besluiten uit te werken zal dit plaatsvinden in (een) werkgroep(en) met vertegenwoordigers van beide partijen in het overleg. De ondersteuning van het overleg en de mogelijkheden voor deelname door deskundigen gelden ook voor deze werkgroepen.
• Soms kan geheimhouding van hetgeen in het overleg wordt besproken nodig zijn. Als dat zo is zal de voorzitter dit overleggen met de vakbonden.
Verplichtingen vakbonden vanwege deelname aan het overleg
• De vakbonden die deelnemen aan het overleg maken hun statuten en huishoudelijke reglementen en de daarin aangebrachte wijzigingen bekend aan de werkgever.
• De vakbonden en de aangesloten verenigingen die deelnemen aan het overleg melden jaarlijks hun ledental onder de werknemers op wie deze cao van toepassing is aan de werkgever.
6.2 Omgang met collectieve geschillen
Partijen streven naar een overlegklimaat waarin partijen constructief overleg voeren en daarbij ingaan op elkaars argumenten en rekening houden met elkaars belangen. Het overleg is gericht op het bereiken van overeenstemming met een evenwichtige uitkomst voor beide partijen. Dit streven sluit niet uit dat er toch geschillen ontstaan. Om het overlegklimaat daaronder zo min mogelijk te laten lijden, zijn de volgende afspraken gemaakt over de omgang met dergelijke geschillen.
Interpretatiecommissie
De tekst van deze cao kan aanleiding geven tot een verschil van mening over de juiste toepassing van de daarin opgenomen afspraken. Vakbonden en werkgever kunnen dergelijke verschillen van mening voorleggen aan de interpretatiecommissie.
De interpretatiecommissie bestaat uit een gelijk aantal leden namens vakbonden en werkgever en wordt voorgezeten door een onafhankelijke voorzitter.
De interpretatiecommissie brengt jaarlijks een verslag uit over de werkzaamheden en aard van de behandelde zaken en publiceert de uitspraken over voorgelegde zaken geanonimiseerd.
Collectieve geschillen over arbeidsvoorwaardenvorming
Vakbonden en werkgever kunnen op het terrein van collectieve arbeidsvoorwaarden ook een verschil van mening hebben over andere onderwerpen dan de juiste toepassing van de cao- afspraken. Dit kan aan de orde zijn bij overleg over het realiseren van een nieuwe arbeidsvoorwaarde of over aanpassing van een bestaande arbeidsvoorwaarde. Voor geschillen die hierbij ontstaan zijn de volgende opties beschikbaar. De keuze voor een optie zal afhankelijk zal zijn van de aard van het geschil en de inschatting van partijen over de beste werkwijze:
• Geschillen kunnen door partijen in het geschil gezamenlijk worden voorgelegd aan een individuele bemiddelaar
• Geschillen kunnen door een of beide partijen bij het geschil worden voorgelegd aan de Advies- en Arbitragecommissie (AAC) voor een adviesaanvraag, of door partijen gezamenlijk voor een bindende uitspraak
• Geschillen kunnen door een partij bij het geschil ook worden voorgelegd aan de kantonrechter. Dit kan zowel nadat andere opties voor het oplossen van het geschil niet tot resultaat hebben geleid maar ook direct als de beste route worden gekozen.
Bijlage 1
In deze cao wordt verstaan onder:
Post: een vertegenwoordiging van het Koninkrijk in het buitenland zoals een:
a. ambassade
b. permanente vertegenwoordiging bij een internationale organisatie en
c. consulaat-generaal.
Hardshippost: een post die door uw werkgever als hardhippost is aangewezen vanwege zodanig zware leef- en werkomstandigheden op de standplaats dat werknemers zich tijdens hun plaatsing niet mogen laten vergezellen door gezinsleden en het redelijk is hen voor extra verlofreizen en/of extra verlof in aanmerking te laten komen.
Functieniveau: het volgens de XXX Xxxx 2021 vastgestelde niveau van uw functie.
Brutosalaris: uw volgens de CAO Rijk 2021 vastgestelde salaris gebaseerd op een arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week. Als uw salaris volgens de CAO Rijk 2021 is verlaagd omdat u gebruik maakt van de in die cao bedoelde PAS-regeling, geldt uw verlaagde salaris gebaseerd op een arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week verhoogd met uw PAS-aanvulling gebaseerd op die arbeidsduur.
Nettosalaris: uw brutosalaris verminderd met loonbelasting, werknemerspremies en pensioenpremies volgens wettelijke voorschriften en het ABP-pensioenreglement waarbij geen rekening is gehouden met uw persoonlijke omstandigheden.
Partner:
a. uw huwelijkspartner of geregistreerde partner met wie u een gemeenschappelijke huishouding voert en met wie u samenwoont of zou hebben samengewoond als u niet buiten Nederland was geplaatst of
b. als u geen huwelijkspartner of geregistreerde partner heeft, uw levenspartner met wie u met het oogmerk duurzaam samen te leven een gemeenschappelijke huishouding voert op basis van een notarieel verleden samenlevingscontract bevattende de wederzijdse rechten en verplichtingen betreffende die samenwoning en gemeenschappelijke huishouding en met wie u samenwoont of zou hebben samengewoond als u niet buiten Nederland was geplaatst.
Tegelijkertijd kan slechts één persoon als uw partner worden aangemerkt.
Tandempartners: u en een andere werknemer in de zin van deze cao als u:
a. elkaars partner bent in de zin van deze cao en u beiden: 1°. op dezelfde standplaats bent geplaatst
2°. in overplaatsing bent als bedoeld in afdeling 3 of 3°. in Nederland bent geplaatst of
b. niet elkaars partner xxxx in de zin van deze cao en u beiden op dezelfde standplaats een gezamenlijke huishouding met elkaar voert.
Eerste tandempartner: de tandempartner die:
1°. is geplaatst in een functie waarvoor een hogere niveau geldt dan voor de functie van zijn tandempartner of bij gelijke functieniveaus
2°. wordt beloond volgens een hogere salarisschaal dan zijn tandempartner of bij gelijke salarisschalen
3°. voor wie een hoger brutosalaris geldt dan voor zijn tandempartner of bij gelijke brutosalarissen 4°. in leeftijd ouder is dan zijn tandempartner.
Tweede tandempartner: de tandempartner die niet als eerste tandempartner wordt aangemerkt.
Kind:
a. uw minderjarige kinderen, adoptief- of stiefkinderen die ten laste van u komen
b. door uw werkgever als uw gezinslid beschouwde andere minderjarige kinderen, adoptief- of
stiefkinderen of pleegkinderen van u of van uw huwelijkspartner en
c. door uw werkgever als uw gezinslid beschouwde meerderjarige studerende of invalide kinderen, adoptief-, stief- of pleegkinderen van u of uw huwelijkspartner.
Afhankelijk kind:
a. uw kind dat primair, secundair of tertiair onderwijs volgt of nog te jong is om primair onderwijs te volgen, dan wel jonggehandicapt is als bedoeld in de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten op voorwaarde dat:
1°. ten behoeve van dat kind recht bestaat op kinderbijslag volgens de Algemene Kinderbijslagwet of recht daarop zou bestaan als het kind in Nederland zou wonen
2°. dat kind de leeftijd van 25 jaar nog niet heeft bereikt en recht heeft op een vergoeding volgens de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten of op studiefinanciering volgens de Wet studiefinanciering 2000 of daarop recht zou hebben als het zijn studie in Nederland zou volgen
3°. dat kind de leeftijd van 25 jaar nog niet heeft bereikt en recht heeft op een uitkering volgens de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten of daarop recht zou hebben als het kind in Nederland zou wonen en
b. een kind van uw partner dat deel uitmaakt van uw huishouding of in het verleden minimaal twee jaar deel heeft uitgemaakt van uw huishouding en dat kind overigens voldoet aan de in onder a gestelde voorwaarden.
Gezinsleden: uw partner en uw afhankelijke kinderen.
Standplaats: de plaats van vestiging van de post waarbij u bent geplaatst.
CBS-bestedingsindex: de door het Centraal bureau voor de statistiek gepubliceerde index betreffende de consumptie van huishoudens, reeks totale bevolking.
Onafhankelijk instituut: de door de minister van Buitenlandse Zaken aangewezen onafhankelijke deskundige organisatie die belast is met het aanleveren van statische gegevens die de basis vormen voor het vaststellen van vergoedingen of inhoudingen, percentages en budgetten met betrekking tot de kosten van levensonderhoud en werk- en leefomstandigheden van een bij een post geplaatste werknemer.
Primair onderwijs: basisonderwijs in Nederland of daarmee vergelijkbaar voltijds onderwijs in het buitenland.
Secundair onderwijs: voltijds voortgezet dagonderwijs in Nederland op grond waarvan recht bestaat op kinderbijslag volgens de Algemene Kinderbijslagwet, op een vergoeding volgens de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten of op studiefinanciering volgens de Wet studiefinanciering 2000 of daarmee vergelijkbaar voltijds onderwijs in het buitenland.
Tertiair onderwijs: een voltijds bacheloropleiding of masteropleiding als bedoeld in artikel 7.3a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in Nederland of daarmee vergelijkbaar voltijds onderwijs in het buitenland.
Erkende instelling voor primair of secundair onderwijs: een in Nederland door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap geheel of gedeeltelijk bekostigde instelling of daarmee gelijk te stellen instelling in of buiten Nederland voor primair of secundair onderwijs.
Schooljaar: een aaneengesloten periode van twaalf maanden die begint met de maand waarin het ter plaatse gebruikelijke onderwijs begint.
Auto: een personenauto of motorrijwiel.
Boedel: het geheel van alle roerende zaken in eigendom, bruikleen of vruchtgebruik van u, uw partner en uw afhankelijke kinderen met uitzondering van auto’s.
Kinderopvang, gastouderopvang, kindercentrum, gastouderbureau, ouder en kinderopvangtoeslag: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang.
Geregistreerd kindercentrum en geregistreerd gastouderbureau: een kindercentrum
respectievelijk gastouderbureau dat is opgenomen in een register als bedoeld in de artikelen 1.46 en 1.48 van de Wet kinderopvang.
Dienstreis: een reis die u in opdracht van uw werkgever geheel of gedeeltelijk buiten Nederland maakt in verband met het verrichten van uw werkzaamheden.
Scholingsreis: een reis die u met instemming van uw werkgever geheel of gedeeltelijk buiten Nederland maakt in het kader van scholing waarvoor uw werkgever u scholingsfaciliteiten geeft.
Overplaatsingsreis: de reis die u en uw gezinsleden met instemming van uw werkgever maken in verband met uw verhuizing naar het buitenland in verband met uw plaatsing bij een post of uw verhuizing naar Nederland vanwege afloop van uw plaatsing bij een post.
Verlofreis:
- een twaalfmaandelijkse verlofreis als bedoeld in artikel 3.26
- een reis voor medische zorg als bedoeld in artikel 3.30
- een herenigingsreis partner als bedoeld in artikel 3.46
- een herenigingsreis kind als bedoeld in artikel 3.47
- een extra reis alleenstaande als bedoeld in artikel 3.48 en
- een recuperatiereis als bedoeld in artikel 3.49.
Buitenlandse reis: een dienstreis, scholingsreis, overplaatsingsreis of verlofreis.
Tuin: een tuin, erf, oprit of erfafscheiding bij een dienstwoning.
Bijlage 2A
Bedragen en percentages met ingang van 1 januari 2022
1. De in artikel 3.12, eerste lid, onder b, bedoelde (sub)categorieën zijn:
Categorie | Element |
Klimaat | Natuurverschijnselen Luchtverontreiniging |
Gezondheid | Gezondheidsvoorzieningen en –risico’s |
Taal | Taal |
Cultuur | Cultuur |
Goederen en diensten | Kwaliteit en verkrijgbaarheid |
Infrastructuur | Infrastructuur |
Sociaal netwerk en ontspanning | Nieuws en media Buitenlandse gemeenschap Ontspanningsmogelijkheden |
Nutsvoorzieningen | Nutsvoorzieningen |
Persoonlijke veiligheid en socio- politieke spanningen | Persoonlijke veiligheid Socio-politieke spanningen |
2. De in artikel 3.12, eerste lid, onder b, bedoelde omzetting geschiedt als volgt:
Aantal punten standaardscore | Aantal punten ten behoeve van de correctie op de basis-indeling |
0 tot 30 | 0 |
30 tot 50 | 1 |
50 tot 70 | 2 |
70 tot 90 | 3 |
90 tot 110 | 4 |
110 tot 130 | 5 |
130 tot 150 | 6 |
150 tot 170 | 7 |
170 tot 190 | 8 |
190 tot 210 | 9 |
210 tot 230 | 10 |
230 of meer | 11 |
3. De in artikel 3.18, tweede lid, bedoelde criteria zijn:
Standaardscore voor de categorieën ‘goederen en diensten’ | Categorie |
minder dan 10 punten | A |
10 of meer, maar minder dan 20 punten | B |
20 of meer punten | C |
4. De in de artikelen 3.12, derde lid, en 3.18, derde lid, bedoelde zone- en categorie-indeling is:
Standplaats | Basis- indeling (artikel 3.12, eerste lid, onder a) | Correctie op basis- indeling (artikel 3.12, eerste lid, onder b) | Zone- indeling (artikel 3.12, derde lid) | Categorie- indeling (artikel 3.18, derde lid) |
Abidjan | 4 | 8 | 12 | B |
Abu Dhabi | 4 | 4 | 8 | A |
Abuja | 4 | 9 | 13 | C |
Accra | 4 | 7 | 11 | B |
Addis Ababa | 4 | 8 | 12 | C |
Algiers | 4 | 8 | 12 | C |
Almaty | 4 | 6 | 10 | A |
Amman | 4 | 5 | 9 | B |
Ankara | 4 | 5 | 9 | A |
Antwerp | 1 | 0 | 1 | A |
Athens | 4 | 3 | 7 | A |
Atlanta | 4 | 1 | 5 | A |
Baghdad | 4 | 11 | 15 | C |
Baku | 4 | 6 | 10 | B |
Bamako | 4 | 10 | 14 | C |
Bangkok | 4 | 5 | 9 | A |
Beijing | 4 | 5 | 9 | A |
Beirut | 4 | 7 | 11 | B |
Belgrade | 3 | 4 | 7 | A |
Bengaluru | 4 | 6 | 10 | B |
Berlin | 2 | 1 | 3 | A |
Bern | 2 | 0 | 2 | A |
Bogota | 4 | 5 | 9 | A |
Boston | 4 | 0 | 4 | A |
Brasilia | 4 | 5 | 9 | A |
Bratislava | 2 | 2 | 4 | A |
Brussels | 1 | 0 | 1 | A |
Bucharest | 4 | 3 | 7 | A |
Budapest | 3 | 1 | 4 | A |
Buenos Aires | 4 | 4 | 8 | A |
Bujumbura | 4 | 9 | 13 | C |
Cairo | 4 | 8 | 12 | B |
Canberra | 5 | 0 | 5 | A |
Cape Town | 4 | 4 | 8 | A |
Caracas | 4 | 9 | 13 | C |
Chicago | 4 | 1 | 5 | A |
Chisinau | 4 | 5 | 9 | B |
Chongqing | 4 | 6 | 10 | B |
Colombo | 4 | 7 | 11 | B |
Copenhagen | 4 | 0 | 4 | A |
Cotonou | 4 | 8 | 12 | C |
Dakar | 4 | 7 | 11 | B |
Damascus | 4 | 9 | 13 | C |
Dar es Salaam | 4 | 7 | 11 | B |
Dhaka | 4 | 10 | 14 | C |
Doha | 4 | 4 | 8 | B |
Dubai | 4 | 4 | 8 | A |
Standplaats | Basis- indeling (artikel 3.12, eerste lid, onder a) | Correctie op basis- indeling (artikel 3.12, eerste lid, onder b) | Zone- indeling (artikel 3.12, derde lid) | Categorie- indeling (artikel 3.18, derde lid) |
Dublin | 3 | 0 | 3 | A |
Dusseldorf | 1 | 0 | 1 | A |
Erbil | 4 | 9 | 13 | C |
Florence | 3 | 1 | 4 | A |
Geneva | 2 | 0 | 2 | A |
Guangzhou | 4 | 5 | 9 | A |
Guatemala City | 4 | 7 | 11 | B |
Hanoi | 4 | 6 | 10 | B |
Harare | 4 | 8 | 12 | C |
Havana | 4 | 7 | 11 | C |
Helsinki | 3 | 0 | 3 | A |
Ho Chi Minh City | 4 | 7 | 11 | B |
Hong Kong | 4 | 3 | 7 | A |
Islamabad | 4 | 10 | 14 | C |
Istanbul | 4 | 4 | 8 | A |
Jakarta | 4 | 8 | 12 | B |
Jerusalem | 4 | 4 | 8 | A |
Juba | 4 | 10 | 14 | C |
Kabul | 4 | 11 | 15 | C |
Kampala | 4 | 8 | 12 | C |
Khartoum | 4 | 10 | 14 | C |
Kiev | 4 | 6 | 10 | B |
Kigali | 4 | 6 | 10 | C |
Kinshasa | 4 | 9 | 13 | C |
Kuala Lumpur | 4 | 5 | 9 | A |
Kuwait City | 4 | 5 | 9 | B |
Lagos | 4 | 9 | 13 | C |
Lima | 4 | 6 | 10 | A |
Lisbon | 4 | 0 | 4 | A |
Ljubljana | 2 | 1 | 3 | A |
London | 2 | 0 | 2 | A |
Los Angeles CA | 4 | 1 | 5 | A |
Luanda | 4 | 9 | 13 | C |
Luxembourg City | 1 | 0 | 1 | A |
Madrid | 3 | 1 | 4 | A |
Maputo | 4 | 8 | 12 | C |
Metro-Manila | 4 | 7 | 11 | B |
Mexico City | 4 | 5 | 9 | A |
Miami FL | 4 | 1 | 5 | A |
Milan | 2 | 1 | 3 | A |
Minsk | 3 | 6 | 9 | B |
Moscow | 4 | 5 | 9 | A |
Mumbai | 4 | 8 | 12 | B |
Munich | 2 | 0 | 2 | A |
Muscat | 4 | 5 | 9 | B |
Nairobi | 4 | 7 | 11 | B |
N'Djamena | 4 | 10 | 14 | C |
New Delhi | 4 | 7 | 11 | B |
New York | 4 | 1 | 5 | A |
Niamey | 4 | 10 | 14 | C |
Nicosia | 4 | 1 | 5 | A |
Nur-Sultan | 4 | 5 | 9 | B |
Standplaats | Basis- indeling (artikel 3.12, eerste lid, onder a) | Correctie op basis- indeling (artikel 3.12, eerste lid, onder b) | Zone- indeling (artikel 3.12, derde lid) | Categorie- indeling (artikel 3.18, derde lid) |
Osaka | 4 | 2 | 6 | A |
Oslo | 3 | 0 | 3 | A |
Ottawa | 4 | 0 | 4 | A |
Ouagadougou | 4 | 9 | 13 | C |
Panama City | 4 | 5 | 9 | A |
Paramaribo | 4 | 6 | 10 | B |
Paris | 1 | 0 | 1 | A |
Port of Spain | 4 | 6 | 10 | B |
Prague | 2 | 1 | 3 | A |
Pretoria | 4 | 4 | 8 | A |
Pristina | 4 | 6 | 10 | C |
Rabat | 4 | 5 | 9 | B |
Ramallah | 4 | 8 | 12 | C |
Ramallah | 4 | 6 | 10 | A |
Riga | 3 | 3 | 6 | A |
Rio de Janeiro | 4 | 5 | 9 | A |
Riyadh | 4 | 7 | 11 | B |
Rome | 3 | 1 | 4 | A |
San Francisco | 4 | 0 | 4 | A |
San Jose | 4 | 4 | 8 | A |
Sana'a | 4 | 11 | 15 | C |
Santiago | 4 | 4 | 8 | A |
Xxxxx Xxxxxxx | 4 | 6 | 10 | A |
Sao Paulo | 4 | 5 | 9 | A |
Sarajevo | 3 | 5 | 8 | B |
Seoul | 4 | 2 | 6 | A |
Shanghai | 4 | 4 | 8 | A |
Singapore | 4 | 2 | 6 | A |
Skopje | 4 | 3 | 7 | A |
Sofia | 4 | 4 | 8 | A |
St Petersburg | 4 | 5 | 9 | A |
Stockholm | 3 | 0 | 3 | A |
Strasbourg | 1 | 0 | 1 | A |
Sydney | 5 | 1 | 6 | A |
Taipei | 4 | 3 | 7 | A |
Tallinn | 4 | 1 | 5 | A |
Tbilisi | 4 | 5 | 9 | B |
Tehran | 4 | 9 | 13 | C |
Tel Aviv | 4 | 2 | 6 | A |
Tirana | 4 | 6 | 10 | B |
Tokyo | 4 | 2 | 6 | A |
Toronto | 4 | 0 | 4 | A |
Tripoli | 4 | 10 | 14 | C |
Tunis | 4 | 5 | 9 | B |
Valletta | 4 | 1 | 5 | A |
Vancouver | 4 | 0 | 4 | A |
Vienna | 2 | 0 | 2 | A |
Vilnius | 3 | 2 | 5 | A |
Warsaw | 3 | 2 | 5 | X |
Xxxxxxxxxx | 4 | 1 | 5 | A |
Wellington | 5 | 0 | 5 | A |
Yangon | 4 | 9 | 13 | C |
Standplaats | Basis- indeling (artikel 3.12, eerste lid, onder a) | Correctie op basis- indeling (artikel 3.12, eerste lid, onder b) | Zone- indeling (artikel 3.12, derde lid) | Categorie- indeling (artikel 3.18, derde lid) |
Yerevan | 4 | 6 | 10 | B |
Zagreb | 3 | 1 | 4 | A |
Bijlage 2B
Bedragen en percentages met ingang van 1 januari 2022
Het in artikel 3.8, derde lid, bedoelde percentage is: 23,4%.
2. Inhouding bijkomende kosten huisvesting
Het in artikel 3.9, derde lid, bedoelde percentage is: 7,7%.
3. Koopkrachtcorrectie nettosalaris
Het in artikel 3.10, derde lid, bedoelde percentage is: 49%.
Het in artikel 3.13, tweede en derde lid, bedoelde bedrag is per maand:
Functieniveau | Bedrag |
20 | € 1.227 |
19 | € 1.159 |
18 | € 1.097 |
17 | € 1.037 |
16 | € 983 |
15 | € 932 |
14 | € 885 |
13 | € 832 |
12 | € 784 |
11 | € 705 |
10 | € 645 |
9 | € 605 |
8 | € 550 |
7 | € 493 |
6 | € 458 |
De in artikel 3.21, derde lid, bedoelde bedragen zijn, afhankelijk van het gevolgde onderwijs: voor het schooljaar 2022 – 2023:
Leerlinggebonden budget voor basisonderwijs | |||
Indicatie voor: | Personele en materiële deel | Ambulante begeleiding | Totaal per schooljaar |
Cluster 2: slechthorende en slechtziende kinderen | € 7.743 | € 5.992 | € 13.736 |
Cluster 2: kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden | € 7.743 | € 5.992 | € 13.736 |
Cluster 3: lichamelijk gehandicapte kinderen | € 7.744 | € 5.232 | € 12.976 |
Cluster 3: langdurig zieke kinderen met een lichamelijke handicap | € 7.743 | € 5.176 | € 12.919 |
Cluster 3: zeer moeilijk lerende kinderen | € 7.786 | € 5.008 | € 12.794 |
Cluster 4: kinderen met gedragsproblemen en/of psychiatrische problematiek | € 7.743 | € 5.176 | € 12.919 |
Leerlinggebonden budget voor speciaal onderwijs | |||
Indicatie voor: | Personele en materiële deel | Ambulante begeleiding | Totaal per schooljaar |
Cluster 2: slechthorende en slechtziende kinderen | € 3.109 | € 5.992 | € 9.101 |
Cluster 2: kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden | € 3.109 | € 5.992 | € 9.101 |
Cluster 3: lichamelijk gehandicapte kinderen | € 3.110 | € 5.233 | € 8.342 |
Cluster 3: langdurig zieke kinderen met een lichamelijke handicap | € 3.109 | € 5.176 | € 8.285 |
Cluster 3: zeer moeilijk lerende kinderen | € 3.046 | € 5.008 | € 8.053 |
Cluster 4: kinderen met gedragsproblemen en/of psychiatrische problematiek | € 3.109 | € 5.176 | € 8.285 |
Leerlinggebonden budget voor speciaal onderwijs (tot 20 jaar) | |||||
Indicatie voor: | Personele en materiële deel PRO/LWOO | Personele en materiële deel overig WO | Ambulante begeleiding | Totaal per schooljaar PRO/LWO O | Totaal per schooljaar Overig WO |
Cluster 2: slechthorende en slechtziende kinderen | € 1.728 | € 3.493 | € 3.960 | € 5.688 | € 7.452 |
Cluster 3: lichamelijk gehandicapte kinderen | € 1.761 | € 3.493 | € 5.424 | € 7.185 | € 8.917 |
Cluster 3: langdurig zieke kinderen met een lichamelijke handicap | € 1.728 | € 3.493 | € 3.474 | € 5.202 | € 6.966 |
Cluster 3: zeer moeilijk lerende kinderen | € 1.728 | € 3.493 | € 3.355 | € 5.083 | € 6.847 |
Cluster 4: kinderen met gedragsproblemen en/of psychiatrische problematiek | € 1.728 | € 3.493 | € 3.477 | € 5.205 | € 6.970 |
PRO = praktijkonderwijs; LWOO = leerwegondersteunend onderwijs
Het in artikel 3.23, tweede lid, bedoelde bedrag is:
Aantal afhankelijke kinderen dat van schooltransport gebruik maakt | Bedrag per schooljaar |
1 | € 338 |
2 | € 580 |
3 | € 725 |
4 of meer | € 774 |
7. Bijlessen afhankelijke kinderen
Het in artikel 3.24, tweede lid, bedoelde bedrag is: € 1.891.
8. Nederlandse taallessen afhankelijke kinderen
Het in artikel 3.25, tweede lid, bedoelde bedrag is: € 1.101.
9. Geschatte ticketkosten jaarlijkse verlofreizen
De in artikel 3.26, vijfde lid, bedoelde geschatte ticketkosten per persoon zijn:
Standplaats | Geschatte ticketkosten per persoon |
Antwerpen (trein) | € 107 |
Belgrado | € 188 |
Berlijn (trein) | € 118 |
Bern | € 207 |
Boedapest | € 148 |
Bratislava | € 118 |
Brussel (trein) | € 84 |
Dublin | € 167 |
Düsseldorf (trein) | € 61 |
Geneve | € 168 |
Helsinki | € 199 |
Kopenhagen | € 177 |
Ljubljana | € 210 |
Londen (trein) | € 227 |
Luxemburg (trein) | € 132 |
Madrid | € 149 |
Milaan | € 147 |
München | € 169 |
Oslo | € 157 |
Parijs (trein) | € 142 |
Praag | € 148 |
Rome | € 169 |
Sarajevo | € 249 |
Stockholm | € 167 |
Straatsburg (trein) | € 225 |
Vaticaanstad (Rome) | € 169 |
Warschau | € 199 |
Wenen | € 169 |
Zagreb | € 219 |
Het in artikel 3.32, vierde lid, bedoelde bedrag is per maand:
Ambtenaren m.u.v. CdP en plv CdP met functieniveau 16 of hoger met een dienstwoning met van rijkswege ingerichte representatieve ruimten | ||
Functie- niveau | Bedrag | Aanvullen bedrag per kind met een maximum van 3 kinderen |
18 | € 670 | € 56 |
17 | € 670 | € 56 |
16 | € 670 | € 56 |
15 | € 670 | € 56 |
14 | € 586 | € 56 |
13 | € 586 | € 56 |
12 | € 586 | € 56 |
11 | € 502 | € 56 |
10 | € 502 | € 56 |
9 | € 502 | € 56 |
8 | € 502 | € 56 |
7 | € 502 | € 56 |
6 | € 502 | € 56 |
11. Vergoeding passieve representatie
Het is artikel 3.35, tweede lid, bedoelde bedrag is per maand:
CdP met dienstwoning met van rijkswege ingerichte representatieve ruimten | CdP met dienstwoning zonder van rijkswege ingerichte representatieve ruimten en plv CdP | Overigen | |||
Functie- niveau | Bedrag | Functie- niveau | Bedrag | Functie- niveau | Bedrag |
20 | € 1.361 | 18 | € 904 | 18 | € 766 |
19 | € 1.225 | 17 | € 828 | 17 | € 701 |
18 | € 1.089 | 16 | € 764 | 16 | € 647 |
17 | € 927 | 15 | € 666 | 15 | € 565 |
16 | € 857 | 14 | € 614 | 14 | € 521 |
15 | € 786 | 13 | € 537 | 13 | € 455 |
14 | € 725 | 12 | € 494 | 12 | € 418 |
13 | € 670 | 11 | € 410 | 11 | € 347 |
12 | € 615 | 10 | € 300 | ||
11 | € 540 | 9 | € 269 | ||
8 | € 221 | ||||
7 | € 195 | ||||
6 | € 165 |
Het in artikel 3.39, tweede lid, bedoelde bedrag is per maand:
CdP | Overigen | |||
Functie- Niveau | Bedrag | Functie- Niveau | Bedrag | |
20 | € 418 | 18 | € 385 | |
19 | € 418 | 17 | € 385 | |
18 | € 418 | 16 | € 385 | |
17 | € 393 | 15 | € 371 | |
16 | € 393 | 14 | € 371 | |
15 | € 393 | 13 | € 355 | |
14 | € 393 | 12 | € 355 | |
13 | € 393 | 11 | € 331 | |
12 | € 393 | 10 | € 331 | |
11 | € 393 | 9 | € 331 | |
8 | € 314 | |||
7 | € 314 | |||
6 | € 299 |
13. Vergoeding van de kosten van dubbele huishouding
Het in artikel 3.44, eerste lid, bedoelde percentage is: 23,1 %.
14. Vergoeding van de kosten van dubbele huishouding bij achterblijven en vooruitreizen
Het in artikel 3.44, tweede lid, eerste alinea, bedoelde percentage is: 9,9 %.
15. Koopkrachtcorrectie vergoeding van de kosten van dubbele huishouding
Het in artikel 3.44, tweede lid, tweede alinea, bedoelde percentage is: 4,8 %.
16. Vergoeding van internaatkosten
Het in artikel 3.51, tweede lid, bedoelde internaattarief is voor het schooljaar 2022 – 2023:
€ 30.700.
17. Vergoeding voor verblijf in een gastgezin
Het in artikel 3.52, derde lid, bedoelde bedrag is: € 404 per maand.
18. Vergoeding voor zelfstandige huisvesting
Het in artikel 3.53, derde lid, bedoelde bedrag is: € 140 per maand.
19. Eigen bijdrage bij vergoeding gastgezin en vergoeding internaatkosten in geval van kinderbijslag
De in artikel 3.54, eerste lid, bedoelde bedragen zijn:
Leeftijd kind | Bedrag |
0 - 6 jaar | € 224,87 |
6 - 12 jaar | € 273,05 |
12 - 18 jaar | € 321,24 |
20. Vergoeding van de herinrichtingskosten
Het in artikel 3.71, tweede lid, bedoelde bedrag is: € 88.
21. Vergoeding van de huurlasten
Het in artikel 3.80, derde lid, bedoelde bedrag is: € 1204.
22. Lessen in een buitenlandse taal
Het in artikel 3.84, tweede lid, bedoelde bedrag is: € 1.891.
Het in artikel 3.90, derde lid, bedoelde bedrag is: € 25.656.
24. Oudedagsvoorziening partner
Het in artikel 3.16, eerste lid, bedoelde bedrag is: € 463,00.
25. Standplaatsvergoeding trainee
Het in artikel 3.112, eerste lid, bedoelde bedrag is: € 629.
26. Transportvergoeding trainee
Het in artikel 3.114, eerste lid, bedoelde bedrag is: € 165.
Bijlage 2C
Bedragen en percentages met ingang van 1 januari 2022
1. De in artikel 3.10, eerste lid, en artikel 3.11, tweede lid, onder a, bedoelde bestedingen van de CBS-bestedingsindex zijn:
Categorie | Besteding | Categorie | Besteding |
Xxxxxx | Xxxxxxxxxx hoofdwoning Huur garage hoofdwoning Toegerekende huur gratis woning | Kleding en schoeisel | Herenkleding |
Dameskleding | |||
Kledingartikelen en toebehoren | |||
Stadsgas en aardgas | |||
Elektriciteit | Herenschoenen | ||
Vaste en vloeibare Brandstoffen | Damesschoenen | ||
Compensatie energiebelasting | Sportschoenen volwassenen | ||
Meubelen Lampen en decoratie Vloerbedekking Reparatie van meubelen Gordijnen, zonwering, horren, e.d. | Andere artikelen voor persoonlijk gebruik (sieraden, tas, koffers) | ||
Hygiëne en geneeskundige verzorging | Watervoorziening | ||
Schoonheidsartikelen, parfums, deo Geneesmiddelen en medische producten Verzekering i.v.m. gezondheid | |||
Beddengoed en huishoudlinnen | |||
Ontwikkeling ontspanning en verkeer | Onderwijs Studie en schoolboeken Boekenfonds College en lesgelden | ||
Muziek-, dans- en sportlessen TV, audio, video, foto, film, (on)bespeelde informatie dragers Reparatie van apparaten | |||
Tabak | |||
Aankoop van voertuigen (Auto’s, fietsen, motorfietsen, scooters en bromfietsen) | |||
Verzekering i.v.m. de woning | Onderdelen toebehoren privé voertuigen Onderhoud en reparatie privé voertuigen Verzekering i.v.m. vervoer |
2. De in artikel 3.44, eerste lid, bedoelde bestedingen van de CBS-bestedingsindex zijn:
Categorie | Besteding | Categorie | Besteding |
Woning | Gereedschappen voor huis en tuin | Verzekering i.v.m. de woning | |
Bloemen, planten en tuinvegetatie | Huishoudelijke diensten Overige schoonmaakmiddelen | ||
Diensten i.v.m. de woning (lift, reiniging e.d.) Meubelen Reparatie meubelen e.d. | |||
Glas, aardewerk, huishoudelijke artikelen | Computerapparatuur Kranten en tijdschriften | ||
Beddengoed Huishoudlinnen | |||
Grote huishoudelijke apparaten exclusief kachels Kleine huishoudelijke apparaten Reparatie huishoudelijke apparaten | Foto, film en optische instrumenten TV, audio en videoapparatuur CD, Video, DVD Reparatie van apparaten | ||
Overige verbruiksartikelen | Auto's Onderdelen en toebehoren auto's Onderhoud en reparatie privé voertuigen Autoverzekering | ||
Lampen en decoratie | |||
Telefoon en internetdiensten | |||
Overige verzekeringen (WA e.d.) | Brandstoffen en smeermiddelen |
3. De in artikel 3.44, tweede lid, eerste alinea, bedoelde bestedingen van de CBS- bestedingsindex zijn:
Categorie | Besteding | Categorie | Besteding |
Woning | Gereedschappen voor huis en tuin Bloemen, planten en tuinvegetatie | Woning | Grote huishoudelijke apparaten exclusief kachels Kleine huishoudelijke apparaten Reparatie huishoudelijke apparaten |
Diensten i.v.m. de woning (lift, reiniging e.d.) | Overige verbruiksartikelen Lampen en decoratie | ||
Meubelen Reparatie meubelen e.d. | Huishoudelijke diensten Overige schoonmaakmiddelen | ||
Glas, aardewerk, huishoudelijke artikelen | Computerapparatuur Kranten en tijdschriften | ||
Beddengoed Huishoudlinnen | Foto, film en optische instrumenten TV, audio en videoapparatuur CD, Video, DVD Reparatie van apparaten | ||
Verzekering i.v.m. de woning | |||
Overige verzekeringen (WA e.d.) |
4. De in artikel 3.44, tweede lid, tweede alinea, bedoelde bestedingen van de CBS- bestedingsindex zijn:
Categorie | Besteding | Categorie | Besteding |
Woning | Gereedschap voor huis en tuin | Huishoudelijke diensten | |
Bloemen, planten, tuinvegetatie | Overige schoonmaakmiddelen | ||
Reparatie van huishoudelijke apparaten (inclusief huur) | Computerapparatuur Kranten en tijdschriften | ||
Foto, film en optische instrumenten | |||
Overige verzekeringen (WA e.d.) |
5. De in artikel 3.11, vierde lid, bedoelde landen waarvan de koopkrachtcorrectie (KKC) als gevolg van de koersfluctuaties maandelijks wordt aangepast, zijn:
OESO-landen m.u.v. Euro-zone | Landen met vaste koersverhouding US$ | Landen met KKC gebaseerd op US$ |
Australië | Cuba | Zimbabwe |
Canada | Hong Kong | |
Chili | Jordanië | |
Denemarken | Libanon | |
Hongarije | Oman | |
Israël | Panama | |
Japan | Qatar | |
Mexico | Saudi-Xxxxxx | |
Nieuw-Zeeland | Verenigde Arabische Emiraten | |
Noorwegen | ||
Polen | ||
Tsjechië | ||
Turkije | ||
Verenigd Koninkrijk | ||
Verenigde Staten van Amerika | ||
Zweden | ||
Zuid-Korea | ||
Zwitserland |
Bijlage 2D
Bedragen en percentages met ingang van 1 januari 2022
1. De standplaatsen met zware klimatologische omstandigheden als bedoeld in artikel 3.63, zevende lid, zijn:
Standplaatsen | |
Abidjan | Manilla |
Abu Dhabi | Maputo |
Almaty | Miami |
Cairo | Mumbai |
Colombo | Muscat |
Cotonou | Niamey |
Dhaka | Ouagadougou |
Doha | Panama-Stad |
Dubai | Paramaribo |
Havanna | Riyadh |
Islamabad | Sao Paulo |
Jakarta | Xxxxx Xxxxxxx |
Xxxxxxxx | Singapore |
Kuala Lumpur | Teheran |
Lagos | Yangon |
Lima |
2. De standplaatsen waar goederen voor kinderen jonger dan 1 jaar onvoldoende kunnen worden verkregen als bedoeld in artikel 3.64, eerste lid, onderdeel a, zijn:
Standplaatsen | |
Xxxxx | Xxxx |
Addis Abeba | Kabul |
Algiers | Khartoem |
Bagdad | Kigali |
Bamako | Kinshasa |
Bujumbura | Lagos |
Cairo | Luanda |
Caracas | Maputo |
Colombo | Ndjamena |
Cotonou | Niamey |
Dakar | Ouagadougou |
Dhaka | Sana'a |
Erbil | Teheran |
Goma | Tripoli |
Harare | Tunis |
Havanna | Yangon |
Islamabad |
3. a. Het in artikel 3.67, eerste lid, bedoelde maximaal verzekerde bedrag per m3 boedel is:
€ 2.500.
b. Het in artikel 3.67, tweede lid, bedoelde maximaal verzekerde bedrag van de auto is:
€ 46.570.
Bijlage 3
Uitleg Aanvullende CAO Rijk Uitzendingen
Partijen bij deze cao
Deze Aanvullende CAO Rijk Uitzendingen is gesloten door de Staat der Nederlanden met de vakbonden VDBZ, FNV, CMHF, CNV Connectief en Ambtenarencentrum. Het overleg namens de Staat is gevoerd door de minister van Buitenlandse Zaken. Deze minister is namelijk verantwoordelijk voor het wereldwijde netwerk van Nederlandse diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen van het Koninkrijk in het buitenland. Dat zijn onder andere Nederlandse ambassades, consulaten-generaal en permanente vertegenwoordiging bij internationale organisaties zoals de VN en de EU. Deze vertegenwoordigingen worden in deze cao “posten” genoemd
Looptijd
Deze cao geldt vanaf 1 januari 2020. Dat is de dag waarop de Ambtenarenwet 2017 in werking treedt waardoor rijksambtenaren voortaan werkzaam zijn op basis van een tweezijdige arbeidsovereenkomst in plaats van een eenzijdige aanstelling. Deze cao loopt tot 1 januari 2024.
Uw werkgever (de Staat) en de vakbonden kunnen afspreken om de cao tijdens de looptijd te wijzigen of na afloop te verlengen.
Hoofdstuk 1 Algemeen
1.1 Werkingssfeer en aard van de cao
Deze cao geldt voor u als de CAO Rijk 2021 voor u geldt en u door uw werkgever naar het buitenland bent uitgezonden om daar ten minste drie maanden te gaan werken bij een post. U bent dan werknemer als bedoeld in deze cao.
Zo’n plaatsing bij een post heeft grote gevolgen voor u en uw eventuele gezin. Daarom bevat deze cao bijzondere voorzieningen ter aanvulling op of afwijking van de CAO Rijk 2021. Deze voorzieningen gelden voor de periode voorafgaand aan, tijdens en na afloop van uw plaatsing bij een post. Deze gelden in veel gevallen niet alleen voor u maar ook voor uw gezinsleden die u vergezellen naar het buitenland of achterblijven in Nederland of elders. U moet dus altijd deze cao in samenhang met de XXX Xxxx 2021 lezen.
Deze cao geldt ook indien u als deelnemer aan een traineeprogramma dat gericht is op uw persoonlijke ontwikkeling voor korte duur bij een post wordt tewerkgesteld. In dat geval gelden de uitzendvoorzieningen uit hoofdstuk 3 echter niet voor u. Vanwege de bijzondere aard van uw korte tewerkstelling bij een post (vaak voor zes maanden maar soms wat korter of langer) geldt een beperkt pakket uitzendvoorzieningen dat is opgenomen in hoofdstuk 3A.
Deze cao geldt onder andere niet als u:
• wordt uitgezonden naar het Caribisch deel van het Koninkrijk. In dat geval gelden de bepalingen uit het Voorzieningenstelsel Uitzendingen Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties en de Regeling vergoedingen bij uitzending deskundigen voor korte duur naar het Caribisch deel van het Koninkrijk 2013
• wordt uitgezonden naar een volkenrechtelijke internationale organisatie. In dat geval geldt:
o wat over die uitzendingen is opgenomen in het personeelsreglement van uw organisatie of
o wat u daarover afspreekt met uw werkgever als in het personeelsreglement van uw organisatie daarover geen bepalingen zijn opgenomen
• tijdens een korte dienstreis een post bezoekt. Dan gelden de bepalingen van de XXX Xxxx 2021 over buitenlandse reizen
• door de minister van Buitenlandse Zaken bent uitgezonden als civiele expert of verkiezingswaarnemer. In dat geval geldt de CAO civiele experts en verkiezingswaarnemers
• lokale werknemer bij een post werkt. In dat geval gelden de arbeidsvoorwaardenregelingen die zijn vastgesteld voor lokale werknemers.
1.6 Enkele algemene uitgangspunten
De in deze cao gebruikte begrippen betekenen hetzelfde als in de CAO Rijk 2021. Zie daarvoor ook de definities die in de bijlage bij de CAO Rijk 2021 zijn opgenomen. Dit is slechts anders als in deze cao expliciet een begrip anders is gedefinieerd dan in de CAO Rijk 2021.
Alle voorzieningen in deze cao zijn er op gebaseerd dat u een volledige arbeidsduur heeft van gemiddeld 36 uur per week. Alleen als dat in een bepaling in deze cao expliciet is vermeld heeft u recht op naar rato aangepaste voorzieningen indien u een arbeidsduur voor gemiddeld minder of meer dan 36 uur per week.
Alle in deze cao vermelde bedragen zijn netto bedragen. U hoeft daarover dus geen loonbelasting, werknemerspremies of pensioenpremies af te dragen. Over veel van deze bedragen moet uw werkgever wel belasting afdragen op basis van zogenaamde eindheffing.
In twee gevallen is sprake van bruto bedragen: de overwerkvergoeding en de recuperatievergoeding na afloop van een gijzeling. Op die vergoedingen houdt uw werkgever loonbelasting, werknemerspremies en pensioenpremies in voor zover wettelijke voorschriften of het ABP-pensioenreglement dat voorschrijven.
De in deze cao vermelde bedragen, percentages en dergelijke worden vaak periodiek aangepast. In de cao is vermeld wanneer en hoe dat gebeurt.
Hoofdstuk 2 Algemene bepalingen t.a.v. uitzending
Voor een plaatsing bij een post moet u in beginsel de Nederlandse nationaliteit hebben. Alleen als de Nederlandse wetten dat toelaten en het gastland daarmee instemt, kan uw werkgever van die voorwaarde afwijken.
Deze eis geldt omdat veel landen alleen diplomaten en consulaire ambtenaren toelaten die de nationaliteit hebben van de staat door wie zij worden uitgezonden, zeker indien zij de functie van hoofd van een post vervullen. Zij vinden daarbij steun in het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer uit 1961 en het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen uit 1963.
Daarnaast geldt dat veel van de functies van door Nederland naar posten uitgezonden werknemers (waaronder alle functies van hoofd van een post) vertrouwensfuncties zijn als bedoeld in artikel 1 van de Wet veiligheidsonderzoeken. Op grond van artikel 12 van de Ambtenarenwet 2017 komt voor de vervulling van zo’n functie slechts in aanmerking degene die Nederlander is. Daarvan kan op grond van dat artikel slechts worden afgeweken indien het dienstbelang dat bepaaldelijk vordert.
Een plaatsing bij een post is altijd voor een vooraf bepaalde periode. Die is meestal vijf jaar. Een plaatsing als hoofd van een post is meestal voor vier jaar. Plaatsing bij een post in een zeer gevaarlijk land - een zogenaamde hardshippost – is altijd voor een kortere periode, soms zelfs maar voor één jaar.
Na afloop van uw plaatsingsduur keert u terug naar Nederland tenzij uw werkgever u aansluitend elders in het buitenland plaatst.
Uw werkgever kan uw plaatsingsduur verkorten of verlengen. Dat kan op uw verzoek. Of wegens een zwaarwegend organisatiebelang. Een verkorting van uw plaatsingsduur kan bijvoorbeeld nodig zijn omdat uw functie wordt opgeheven, u onvoldoende functioneert, u langdurig door ziekte uw functie niet kunt vervullen of de lokale autoriteiten niet toestaan dat u nog langer in het gastland verblijft.
Werken voor een overheidswerkgever stelt hoge eisen aan uw integriteit. Werken op een post stelt daaraan nog hogere eisen. Want als u zich als uitgezonden werknemer niet integer gedraagt, schaadt dat vaak niet alleen de belangen van uw werkgever maar ook de goede naam van Nederland en daarmee de Nederlandse belangen in het buitenland.
Dit betekent dat u zich tijdens uw uitzending extra zorgvuldig dient te gedragen. U moet uiteraard de Nederlandse wetten naleven. Maar ook de wetten en gebruiken van het gastland respecteren, ook als het gastland naleving niet kan afdwingen. Zo mag u bij verkeersovertredingen geen beroep doen op de diplomatieke immuniteit zonder toestemming van de minister van Buitenlandse Zaken. U moet er zich voor inzetten dat ook uw gezinsleden die u naar het gastland vergezellen of u daar komen bezoeken hiermee rekening houden.
Meer informatie vindt u hierover in de gedragscodes die gelden voor het Rijk.
2.4 Nevenwerkzaamheden en werkzaamheden van gezinsleden
Als uitgezonden werknemer mag u geen consulaire functie van een ander land aanvaarden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de minister van Buitenlandse Zaken. Dus ook niet de onbetaalde functie van honoraire consul. Dit om te voorkomen dat de consulaire en andere belangen van Nederland door uw nevenwerkzaamheid geschaad kunnen worden.
Uw partner en kinderen die u tijdens uw uitzending vergezellen, mogen in het gastland alleen werken indien de lokale autoriteiten dat toestaan op grond van lokale wetgeving of een met Nederland gesloten verdrag of Memorandum of Understanding. Soms verlenen de autoriteiten alleen toestemming indien minister van Buitenlandse Zaken de strafrechtelijke immuniteit van uw partner opheft. Dat zal die minister alleen doen indien het opheffen van die immuniteit naar verwachting niet zal leiden tot onverantwoorde risico’s voor Nederland, uw gezinsleden en u.
Van u wordt verwacht dat u zich ervoor inspant dat uw gezinsleden zich hieraan houden. En dat zij ook geen werkzaamheden verrichten die anderszins schadelijk kunnen zijn voor het functioneren van de post waarbij u bent geplaatst en daarmee voor de belangen van Nederland.
Gedurende uw uitzending zal uw arbeidsduur gemiddeld 36 uur per week zijn. Zo nodig wordt uw arbeidsduur voor de periode van uw uitzending verhoogd of verlaagd tot 36 uur per week.
Na afloop van uw uitzending krijgt u dan weer uw oorspronkelijke arbeidsduur terug.
Slechts in zeer bijzondere gevallen zal uw werkgever instemmen met een lagere of hogere arbeidsduur. Bij een lagere arbeidsduur worden veel van uw buitenlandvergoedingen evenredig verlaagd (zie daarvoor artikel 3.3, derde lid). Een hogere arbeidsduur leidt niet tot een verhoging van die vergoedingen.
Posten zijn kleine organisaties die 24/7 de belangen van Nederland en Nederlanders optimaal moeten dienen. In andere landen gelden bovendien vaak heel andere gebruiken dan in Nederland ten aanzien de dagen waarop weekend wordt gevierd, lokale feestdagen en begin- en eindtijden van de werkdagen. Dat stelt hoge eisen aan uw flexibiliteit ten aanzien van de dagen en tijden waarop u werkt.
Daarom bepaalt dit artikel dat uw leidinggevende bij de vaststelling van uw arbeidspatroon rekening houdt met de bijzondere omstandigheden op uw standplaats en uw leidinggevende ervoor zorgt dat de post op elk moment bezet of bereikbaar is.
2.8 Ouderschapsverlof
Vanwege de kleine omvang van posten, de noodzaak dat posten 24/7 optimaal kunnen presteren en de hoge kosten die aan een uitzending zijn verbonden, kunt u tijdens uw uitzending in de regel geen ouderschapsverlof genieten. Slechts in bijzondere gevallen zal uw werkgever hiervoor een uitzondering maken. Veel van uw buitenlandvergoedingen worden in dat geval dan evenredig verlaagd (zie daarvoor artikel 3.3, derde lid).
De beperking van uw recht om tijdens uw uitzending ouderschapsverlof te genieten, is mogelijk op grond van de artikelen 6.1, derde lid, en 6.8 van de Wet arbeid en zorg.
2.9 Inconveniëntenvergoedingen
Gedurende uw uitzending heeft u geen recht op een toelage bezwarende omstandigheden volgens de CAO Rijk 2021. Bezwarende omstandigheden op uw standplaats als gevolg van onder meer de lokale veiligheidssituatie, luchtverontreiniging en klimaat leiden tot een verhoging van uw standplaatsvergoeding. En in zeer bijzondere gevallen tot extra verlof en vliegtickets voor recuperatiereizen.
Ook heeft u tijdens uw uitzending geen recht op een toelage onregelmatige dienst, toelage werktijdverschuiving of toelage bereikbaarheid- en beschikbaarheidsdienst volgens de bepalingen in de CAO Rijk 2021. Flexibel werken is namelijk inherent aan werken bij een post en het stelsel van buitenlandvergoedingen.
U kunt tijdens uw plaatsing bij een post wel recht op hebben op een aflopende toelage onregelmatige dienst volgens de CAO Rijk 2021. Namelijk als u die aflopende toelage al had voordat u bij de post werd geplaatst. Of als u voorafgaand aan uw plaatsing bij de post een toelage onregelmatige dienst ontving en het vervallen van die toelage met ingang van uw plaatsing bij de post leidt tot een inkomstenvermindering van minimaal 3% van uw salaris en u ook overigens voldoet aan de voorwaarden van de CAO Rijk 2021
Tijdens uw plaatsing bij een post geldt een andere regeling voor overwerk dan die in de CAO Rijk 2021 is opgenomen. Deze houdt rekening met het flexibel werken dat inherent is aan werken bij een post.
U heeft recht op compensatie in verlof of geld voor overwerk indien u bent ingedeeld in salarisschaal 10 of lager.
Of u recht heeft op compensatie wordt bepaald over berekeningsperioden van zes maanden. Deze perioden lopen van 1 oktober tot en met 31 maart en van 1 april tot en met 30 september.
Voorwaarde is dat u over een gehele berekeningsperiode berekend in opdracht van uw leidinggevende meer uren heeft gewerkt dan u had moeten werken gelet op het voor u geldende arbeidspatroon. Arbeid die u gedurende korter dan een uur aansluitend aan uw dagelijkse werktijd heeft verricht, wordt niet meegeteld. Ook uw deelname aan sociale en representatieve activiteiten kan overwerk zijn als uw leidinggevende u opdracht gaf om aan die activiteiten deel te nemen.
Van compensatie in geld en tijd zal dus minder sprake zijn naarmate u met uw leidinggevende kunt afspreken dat u in ruil voor de uren die u op een dag meer gewerkt heeft dan u hoefde te werken, binnen de berekeningsperiode van een half jaar op een andere dag minder uren mag werken.
Als aan het einde van een berekeningsperiode van een half jaar blijkt dat sprake is van een aantal uren overwerk krijgt u daarvoor een vergoeding in de vorm van een gelijk aantal
verlofuren. Die verlofuren kunt u in overleg met uw leidinggevende opnemen in de volgende berekeningsperiode.
U krijgt een vergoeding in geld in plaats van in verlofuren als:
- uw leidinggevende van mening is dat de bedrijfsvoering wordt verstoord als u uw vergoeding als verlofuren opneemt of
- u de post verlaat.
De vergoeding in geld bedraagt een percentage van het maximumsalaris van de voor u geldende salarisschaal op 1 januari of 1 juli van de betreffende berekeningsperiode.
Dat percentage is hoger naarmate het gemiddelde aantal uren dat u per week overwerkte in de berekeningsperiode hoger is:
Gemiddelde aantal uren overwerk per week | Percentage |
2 tot 5 | 37,5% |
5 tot 8 | 62,5% |
8 tot 10 | 87,5% |
Indien u in de loop van de berekeningsperiode op de post bent geplaatst of de post heeft verlaten, wordt het percentage naar rato verlaagd.
In uitzonderlijke situaties kan voor u een arbeidspatroon zijn vastgesteld op grond waarvan u minder uren hoeft te werken dan u normaliter zou moeten werken gelet op uw arbeidsduur. Dit kan bijvoorbeeld vanwege bijzondere klimatologische omstandigheden of lokale gebruiken. Dan heeft u slechts recht op een overwerkvergoeding voor zover u in opdracht van uw leidinggevende op de post meer uren heeft gewerkt dan u normaliter in de berekeningsperiode zou hebben moeten werken.
2.10a Recht op onbereikbaarheid
Gedurende uw uitzending heeft u geen recht op onbereikbaarheid als bedoeld in de CAO Rijk 2021. Flexibel werken is namelijk inherent aan werken bij een post met een kleine personele bezetting en de noodzaak om als post permanent bereikbaar te zijn voor spoedeisende situaties. Ook tijdens uw plaatsing bij een post geldt echter dat het voor een gezonde werk-privé balans belangrijk is dat u buiten uw arbeidspatroon zoveel mogelijk kunt beschikken over voldoende ongestoorde vrije tijd. En dat het belangrijk is dat u met uw leidinggevende en collega’s afspraken maakt over uw bereikbaarheid rekening houdend met de bijzondere belangen van de post en uw eigen belangen.
Gedurende uw plaatsing bij een post heeft u geen recht op een thuiswerkvergoeding als bedoeld in de CAO Rijk 2021. Dit omdat tijdens uw uitzending de werkgever u huisvesting verstrekt en de werkgever de op die huisvesting betrekking hebbende kosten voor water, energie, servicekosten en lokale heffingen betaalt zodat u terzake geen meerkosten heeft tijdens thuiswerken. Bovendien heeft u ook over dagen dat u thuiswerkt recht op functiegebonden vergoedingen zoals de vergoeding passieve representatie en (tenzij u een dienstauto ter beschikking is gesteld) een transportvergoeding hoewel u bij thuiswerken minder kosten maakt voor representatie en reizen.
2.11 Zorgplicht van uw werkgever
De Arbeidsomstandighedenwet geldt niet buiten Nederland. Maar uw werkgever zal ten aanzien van uw arbeid buiten Nederland zoveel mogelijk volgens die wet handelen. Dit geldt in het bijzonder wanneer u geplaatst bent in landen met uit klimatologisch of veiligheidsoogpunt bezien ongunstige omstandigheden.
Uw uitzending vergt veel van u en uw gezinsleden. Uw werkgever ondersteunt u en uw gezinsleden daarom voorafgaand aan, tijdens en na afloop van de uitzending. Dit komt in deze cao onder meer tot uitdrukking in regelingen over gezinshereniging, schoolgeld, huisvesting, geneeskundige voorzieningen en professionele ontwikkeling partner. Maar het betreft ook goede voorlichting over alle met uitzending verband houdende aspecten inclusief de mogelijkheden van internationaal of Nederlands onderwijs voor uw kinderen. Ook kan het bijvoorbeeld gaan om
2.12 Medisch onderzoek
De bepalingen in de CAO Rijk 2021 over medische onderzoeken gelden ook bij uw uitzending. Bij uw uitzending gelden de volgende aanvullende bepalingen.
U kunt zich op kosten van uw werkgever voorafgaand aan en tijdens uw uitzending medisch laten onderzoeken om inzicht te verkrijgen in uw geschiktheid voor verblijf in het land waar u wordt of bent geplaatst.
Uw werkgever kan u ook opdracht geven een medisch onderzoek te ondergaan voorafgaand aan, tijdens of na afloop van uw plaatsing bij een post indien die plaatsing vanwege de aard van uw werkzaamheden of de bijzondere omstandigheden in het gastland een bijzonder risico voor uw lichamelijke of geestelijke gezondheid of veiligheid met zich brengt. Hiervan zal in elk geval sprake zijn indien u wordt, bent of was geplaatst in een hoog-risicogebied waarvoor de minister van Buitenlandse Zaken een zorgprotocol heeft vastgesteld. Dat is onder andere het geval bij plaatsing in Bagdad of Kaboel. Van een plaatsing kan worden afgezien of een plaatsing kan voortijdig worden beëindigd indien uit een medisch onderzoek blijkt dat genoemd risico te groot is of als u weigert aan een medisch onderzoek mee te werken.
U kunt zo’n onderzoek ondergaan wanneer u in Nederland bent. Dat geldt ook voor een medisch onderzoek dat u ondergaat volgens de CAO Rijk 2021.
De in Nederland gemaakte reis- en verblijfkosten vergoedt uw werkgever u volgens de CAO Rijk 2021.
De buiten Nederland gemaakte reiskosten worden u alleen vergoed indien uw werkgever dat vooraf heeft besloten. Dan mag u per trein in eerste klasse reizen of per vliegtuig in economy klasse (zie de artikelen 3.100 en 3.101 van deze cao). U mag in business klasse vliegen als dat volgens uw werkgever om medische redenen wenselijk is.
2.13 Medisch onderzoek van gezinsleden
Uw gezinsleden die u willen vergezellen tijdens uw uitzending kunnen zich op kosten van uw werkgever medisch laten onderzoeken om inzicht te verwerven in hun geschiktheid tot verblijf in het gastland. Uw gezinsleden die u vergezellen kunnen zich bovendien op kosten van uw werkgever periodiek medisch laten onderzoeken of wanneer zij twijfelen aan hun goede gezondheidstoestand tijdens of kort na afloop van hun verblijf in het gastland.
Zij kunnen zo’n onderzoek ondergaan wanneer zij in Nederland zijn. De in Nederland gemaakte reiskosten vergoedt uw werkgever volgens de XXX Xxxx 2021.
De buiten Nederland gemaakte reiskosten worden alleen vergoed indien uw werkgever dat vooraf heeft besloten. Dan mogen zij per trein in eerste klasse reizen of per vliegtuig in economy klasse (zie de artikelen 3.100 en 3.101 van deze cao). Zij mogen in business klasse vliegen als dat volgens uw werkgever om medische redenen wenselijk is.
Verblijfkosten worden niet vergoed.
Indien uw gezinsleden zich voordat zij u vergezellen naar het gastland niet medisch laten onderzoeken of dat wel doen maar zij de daaruit voortvloeiende medische adviezen niet opvolgen, kan uw werkgever daar gevolgen aan verbinden.
Uw werkgever kan namelijk beslissen dat u ten aanzien van hen geen recht heeft op voorzieningen die direct verband houden met hun gezondheidstoestand. Dit betreft vergoeding van reiskosten indien uw gezinslid voor medische behandelingen naar Nederland moet reizen (zie artikel 3.30).
Uw werkgever kan dat alleen beslissen indien die voorzieningen niet nodig waren geweest indien uw gezinsleden zich (tijdig) medisch hadden laten onderzoeken én zij de medische adviezen hadden opgevolgd. Bijvoorbeeld indien uw partner in strijd met het advies van de bedrijfsarts ondanks ernstige hartklachten u vergezelt naar uw standplaats waar de medische voorzieningen slecht zijn en repatriëring van uw standplaats na een hartaanval noodzakelijk is.
2.14 Terugkeer naar Nederland bij langdurige arbeidsongeschiktheid wegens ziekte
Als u naar verwachting wegens ziekte uw functie bij de post langer dan drie maanden niet kan vervullen, kan uw werkgever beslissen dat uw plaatsing wordt beëindigd en u met uw gezinsleden moet terugkeren naar Nederland. Dit vanwege de hoge kosten die aan een uitzending zijn
verbonden, de kleine omvang van posten en het grote belang dat posten optimaal kunnen functioneren.
2.15 Verlaten standplaats door een hoofd van een post
Vervult u de functie van hoofd van een post dan mag u uw standplaats pas verlaten nadat u de waarneming van de leiding van uw post formeel heeft geregeld. U moet daarbij de richtlijnen volgen van de minister van Buitenlandse Zaken.
2.16 Bijzonder zware functies van hoofd van een post
Salarisschaal 19 geldt voor de functie van secretaris-generaal, directeur-generaal en enkele andere in de XXX Xxxx 2021 genoemde functies. De minister van Buitenlandse Zaken kan ook aan zeer zware functies van hoofd van een post salarisschaal 19 verbinden.
Indien u in zo’n functie wordt geplaatst, kan u naar die schaal bevorderd worden. Dat kan voor onbepaalde tijd maar ook voor de periode dat u die functie vervult. Dat laatste zal vaak het geval zijn indien de verwachting is dat uw volgende functie niet opnieuw op dat niveau zal zijn. In dat geval zal u na afloop van die periode weer worden ingedeeld in uw eerdere salarisschaal tenzij u opnieuw wordt geplaatst in een functie op niveau 19.
Indien u bent geplaatst in een functie van hoofd van een post waaraan salarisschaal 19 is verbonden en de minister van Buitenlandse Zaken in een uitzonderlijk geval van mening is dat uw functie zwaarder is dan andere functies waaraan die schaal 19 is verbonden, dan kan uw werkgever u voor de periode van uw plaatsing een toelage toekennen van 7,5% van uw bruto salaris. Na afloop van uw plaatsing vervalt uw recht op de toelage. Dit geldt momenteel alleen voor de functie van Permanente Vertegenwoordiger van het Koninkrijk der Nederlanden bij de Europese Unie.
2.17 Herplaatsing voormalig VWNW-kandidaat
Als u als VWNW-kandidaat wordt geplaatst in een functie waarvan de salarisschaal lager is dan de salarisschaal die behoort bij de laatstelijk door u vervulde functie, heeft u volgens de XXX Xxxx 2021 recht op VWNW-begeleiding, gericht op de plaatsing in een functie met dezelfde salarisschaal als welke behoort bij de laatstelijk door u vervulde functie. Vanwege de hoge kosten die zijn verbonden aan een uitzending is bij deze cao bepaald dat die bepaling u geen recht geeft op voorrang bij vacatures voor functies buiten uw standplaats zolang uw plaatsingsduur niet is verstreken.
2.18 Uitkering bij molest, blijvende invaliditeit of overlijden
Het Burgerlijk Wetboek en de CAO Rijk 2021 geven u in een aantal gevallen recht op vergoeding door uw werkgever van schade die u lijdt als deze samenhangt met het vervullen van uw functie.
Deze cao voorziet in een uitbreiding voor drie situaties:
- u lijdt uitsluitend materiële schade als gevolg van een redelijkerwijs niet verzekerbaar risico (molest)
- u raakt blijvend invalide als gevolg van een risico dat samenhangt met uw plaatsing bij een post
- u overlijdt als gevolg van een risico dat samenhangt met uw plaatsing bij een post.
Deze uitbreiding ziet ook op uw gezinsleden gedurende de periode dat zij u naar uw standplaats vergezellen en u voor hen een verhoging van uw standplaatsvergoeding ontvangt.
Er is sprake van zogenaamde risicoaansprakelijkheid van uw werkgever. U hoeft dus niet aan te tonen dat uw werkgever niet aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Uw werkgever vergoedt de schade naar redelijkheid en billijkheid.
Voorwaarde is dat de schade, de blijvende invaliditeit of het overlijden het redelijkerwijs niet te voorkomen gevolg is van een risico dat samenhangt met het verblijf op uw standplaats of de werkzaamheden die u verricht en dat risico zich in Nederland niet of in veel mindere mate voordoet. Bijvoorbeeld een burgeroorlog, een aardbeving, ernstige luchtverontreiniging, beperkte medische voorzieningen of een tropische ziekte zoals malaria.
Het risico kan zich voordoen tijdens het verblijf op uw standplaats. Maar ook tijdens reizen daarbuiten die door uw werkgever worden betaald zoals een overplaatsings-, dienst-, scholings-, gezinsherenigings- of recuperatiereis. Bijvoorbeeld als u het slachtoffer bent van ernstige onlusten in of nabij uw standplaats of tijdens een dienstreis. Maar bijvoorbeeld niet als u slachtoffer bent van een tsunami tijdens een vakantie ver buiten uw standplaats.
Bij beschadiging of verlies van goederen zal vergoeding plaatsvinden op basis van de dagwaarde. Hierbij geldt geen maximum.
Voor de uitkering bij blijvende invaliditeit zijn in deze cao maxima vastgesteld. De hoogte van het uit te keren bedrag is afhankelijk van de mate van invaliditeit die wordt vastgesteld volgens de criteria van de zogenaamde AMA-guides (American Medical Association Guides to the Evaluation of Permanent Impairment). Bij overlijden gelden vaste uitkeringen.
Ontvangt u, uw gezinslid of uw nabestaande een vergoeding op grond van een op kosten van of door uw werkgever gesloten verzekering, dan wordt die op de uitkering in mindering gebracht.
De uitkering bij overlijden als gevolg van molest kan onder andere worden gebruikt voor situaties waarin een levensverzekering niet tot uitbetaling komt in verband met een molestclausule. Indien het verzekerde bedrag van die verzekering hoger is dan de uitkeringen volgens deze cao en op kosten van uw werkgever gesloten verzekeringen, dan kan uw werkgever beslissen om voor het meerdere naar redelijkheid en billijkheid een aanvullende uitkering toe te kennen.
De uitkeringen zijn netto bedragen (zie artikel 1.6).
2.19 Verlof en vergoeding in geval van gijzeling
Indien u of uw gezinslid in het buitenland onwettig wordt gegijzeld heeft u recht op een aantal voorzieningen. De gijzeling moet in samenhang zijn geweest met uw functie. Dat is bijvoorbeeld niet het geval indien u in uw vrije tijd toevallig betrokken bent bij een gijzeling zonder dat er enige relatie is met uw functie en op uw standplaats geen sprake is van een risico op een dergelijke gijzeling dat substantieel hoger is dan in Nederland.
De voorzieningen bestaan uit:
a. Betaald recuperatieverlof. Dit is bedoeld om te herstellen. Uw werkgever bepaalt de duur naar redelijkheid en billijkheid.
b. Een recuperatievergoeding. Deze is bedoeld om het ook in financieel opzicht mogelijk te maken te herstellen.
De hoogte van de uitkering is afgestemd op de duur van het recuperatieverlof, het aantal vakantie-uren waarop u jaarlijks recht heeft en uw salaris per maand. Is uw recuperatieverlof bijvoorbeeld even groot als uw jaarlijks vakantieverlof, dan is de recuperatie-uitkering gelijk aan uw salaris per maand.
Dit betreft een brutobedrag. Daarover moet u dus loonbelasting betalen.
c. Een vergoeding van kosten. De kosten moeten in samenhang met de gijzeling zijn gemaakt en redelijkerwijs niet verzekerbaar zijn geweest.
Losprijzen worden nooit door uw werkgever betaald of vergoed want dat zou gijzelingsacties kunnen aanmoedigen.
2.20 Financiële voorzieningen bij overlijden
Als u overlijdt hebben uw nabestaanden recht op uitkering op grond van de CAO Rijk 2021 van driemaal uw maandsalaris. Xxxxxxx van een overlijden als gevolg van een dienstongeval of beroepsziekte wordt die uitkering verhoogd. Bij uw overlijden tijdens of na afloop van uw uitzending geeft deze cao uw nagelaten gezinsleden enkele aanvullende rechten.
Bij uw overlijden tijdens uw uitzending, worden uw buitenlandvergoedingen gedurende maximaal drie maanden doorbetaald voor het gedeelte dat die vergoedingen verband houden met het verblijf van uw nagelaten gezinsleden buiten Nederland. Mocht hun repatriëring binnen die periode niet mogelijk zijn dan kan uw werkgever de periode verlengen.
Na hun terugkeer in Nederland zullen uw nagelaten gezinsleden met extra kosten worden geconfronteerd. Daarom hebben zij dan recht op een vergoeding. De hoogte en duur zal even hoog zijn als de vergoeding die u op grond van hoofdstuk 3 van deze cao zou hebben ontvangen tijdens een plaatsing in Nederland volgend op de uitzending gedurende welke u overleed. De duur
wordt verkort met de duur dat uw nagelaten gezinsleden na uw overlijden nog een vergoeding hebben ontvangen tijdens hun verblijf in het buitenland. De vergoeding dient onder meer voor de kosten in Nederland voor tijdelijke huisvesting of afronding van een opleiding aan een internationale school voor primair of secundair onderwijs.
Aangezien uw arbeidsovereenkomst op grond van de CAO Rijk 2021 zou eindigen bij het bereiken van uw AOW-gerechtigde leeftijd, zal de vergoeding aan uw nagelaten gezinsleden in elk geval eindigen op de datum waarop u die leeftijd zou hebben bereikt.
Bij uw overlijden tijdens een plaatsing in Nederland die volgt op uw plaatsing bij een post zal uw werkgever de vergoeding die u in verband met uw plaatsing in Nederland ontving, doorbetalen aan uw nagelaten gezinsleden. Dit voor de periode dat de bijzondere kosten waarvoor die vergoeding was bedoeld ten aanzien van hen doorlopen. Die periode is niet langer dan de periode dat u recht zou hebben gehad op die vergoeding. Ook hier geldt dus dat de vergoeding in elk geval eindigt op de datum waarop u de AOW-gerechtigde leeftijd zou hebben bereikt.
Bij overlijden van u tijdens uw uitzending of van een gezinslid dat u tijdens die uitzending vergezelt, geeft artikel 3.31 van deze cao recht op vergoeding van bijzondere kosten verband houdende met het afwikkelen van formaliteiten, vervoer van het stoffelijk overschot en overkomst van familie.
In het internationale diplomatieke en consulaire verkeer is het gebruikelijk om medewerkers van posten titels te verlenen als dat de functie-uitoefening vergemakkelijkt. De minister van Buitenlandse Zaken bepaalt of en zo ja welke titel u wordt verleend. Een titel wordt afgestemd op de aard en het niveau van de functie en de diplomatieke gebruiken. Indien u de functie van hoofd van een post gaat vervullen, wordt uw titel u verleend bij koninklijk besluit.
Een titel heeft geen gevolgen voor uw salaris, buitenlandvergoedingen of andere arbeidsvoorwaarden.
Indien uw werkgever van mening is dat toepassing van deze cao voor u tot onevenredig nadeel leidt, kan hij beslissen om in uw voordeel van deze cao af te wijken. Het moet dan gaan om een zeer bijzonder geval dat niet was voorzien bij het sluiten van deze cao. Hierbij wordt uw totale situatie bekeken inclusief het totaal aan buitenlandvergoedingen dat u ontvangt. Uw werkgever zal dan als goed werkgever handelen in de geest van deze cao. Bijvoorbeeld door een vergoeding te verhogen of de periode waarvoor deze wordt toegekend te verlengen.
Hoofdstuk 3 Voorzieningen i.v.m. uitzending naar een post
Als u op een post bent geplaatst, krijgt u te maken met veel kosten die u bij een plaatsing in Nederland niet zou hebben gehad. Zeker als u ook een partner en/of kinderen heeft.
In dit hoofdstuk zijn voorzieningen opgenomen die er voor zorgen dat die extra kosten niet voor uw rekening blijven. Omdat u voor een Nederlandse werkgever werkt, is bij die voorzieningen Nederland steeds als uitgangspunt gekozen. De voorzieningen beogen u voorafgaand aan, tijdens en na afloop van uw uitzending in dezelfde financiële positie te brengen als wanneer u in Nederland was blijven werken.
Bij het toekennen van de voorzieningen wordt rekening gehouden met vele factoren. Zoals het niveau van uw functie op de post, uw gezinssamenstelling, het prijspeil op uw standplaats, de afstand van uw standplaats tot Nederland en de specifieke omstandigheden op uw standplaats (zoals klimaat, veiligheid, luchtverontreiniging en de beschikbaarheid van goederen, diensten en onderwijsvoorzieningen voor uw kinderen).
Om de beheerlasten te beperken, krijgt u voor de meeste onkosten forfaitaire vergoedingen. Over de besteding daarvan hoeft u geen verantwoording af te leggen. Enkele vergoedingen zijn op declaratiebasis voor aantoonbaar gemaakte kosten. Het kan voorkomen dat u tijdens uw plaatsing met de ene vergoeding niet helemaal uitkomt gelet op de door u redelijkerwijs te maken kosten voor het doel waarvoor die vergoeding is bestemd. Terwijl u een andere vergoeding niet volledig voor het daarvoor bestemde doel hoeft in te zetten.
Tijdens uw plaatsing voorziet uw werkgever in uw huisvesting en betaalt uw werkgever de kosten van uw water- en energieverbruik en de lokale heffingen verband houdende met uw huisvesting. In verband daarmee houdt uw werkgever op uw totaal aan buitenlandvergoedingen een forfaitaire inhouding huisvesting en inhouding bijkomende kosten huisvesting in.
De in dit hoofdstuk vermelde voorzieningen worden netto aan u toegekend. De daarover verschuldigde loonbelasting wordt op basis van eindheffing door uw werkgever aan de Belastingdienst afgedragen.
Als uw werkgever u niet schriftelijk heeft meegedeeld dat u in dienst bent met de bedoeling om afwisselend in Nederland en op een post werkzaam te zijn, is niet dit gehele hoofdstuk op u van toepassing. Dan gelden namelijk enkele uitzonderingen voor de periode na afloop van uw plaatsing. Die vindt u in artikel 3.106.
Uw werkgever houdt bij vervulling van vacatures bij posten geen rekening met de hoogte van de buitenlandvergoedingen waarop u aanspraak zal maken. Als alleenstaande of als medewerker met een partner en/of kinderen heeft u dus gelijke kansen om op basis van uw kwaliteiten geselecteerd te worden.
Artikelsgewijze toelichting Afdeling 1. Algemeen
In Hoofdstuk 3 vindt u de voorzieningen waarop u recht heeft vanwege uw plaatsing bij een post. Deze zien op de periode voorafgaande aan, tijdens en na afloop van uw uitzending. Zij zorgen ervoor dat u een passende vergoeding ontvangt in de extra kosten die u als gevolg van uw uitzending moet maken en die u niet had hoeven maken als u voor uw werkgever in Nederland had gewerkt.
Uw voorzieningen worden afgestemd op het niveau van de functie die u op de post vervult. Dus niet op het niveau van uw salaris(schaal). In enkele artikelen wordt daarvan afgeweken.
Bijvoorbeeld indien u in Nederland bent geplaatst en voor korte tijd bij een post wordt tewerkgesteld. Uw voorzieningen worden dan afgestemd op het niveau van uw salarisschaal als dat hoger is dan het niveau van de door u tijdelijk bij een post vervulde functie.
Soms is het niveau van uw functie op de post nog niet vastgesteld. Dan deelt uw werkgever u voorafgaand aan uw plaatsing schriftelijk mee op welk functieniveau uw voorzieningen worden afgestemd.
Tijdens uw plaatsing bij een post kan het niveau van uw functie verhoogd of verlaagd worden. Bij een verhoging van het functieniveau worden uw voorzieningen op dat hogere functieniveau afgestemd vanaf de dag waarop dat hogere functieniveau gaat gelden.
Bij een verlaging van het functieniveau blijven uw voorzieningen afgestemd op het functieniveau dat bij het begin van uw plaatsing voor u gold.
Het kan voorkomen dat niet alleen u maar ook een andere werknemer voor een kind in
aanmerking wil komen voor voorzieningen. Bijvoorbeeld omdat u en uw (voormalig) partner beiden de ouder zijn van het kind en u allebei bent uitgezonden naar een post. Uw werkgever beslist dan wie van u beiden recht heeft op voorzieningen zoals een vergoeding van de kosten van kinderopvang, een verhoging van de standplaatsvergoeding of tickets voor verlofreizen.
U heeft voor uzelf, uw partner of uw kinderen geen recht op voorzieningen voor zover u of uw partner voor de extra kosten waarvoor u die voorziening kunt krijgen al op basis van een andere regeling een voorziening krijgt.
Daarvan is onder meer sprake indien uw partner door een multinational of internationale volkenrechtelijke organisatie is uitgezonden en uw partner van die werkgever voorzieningen ontvangt voor de met de uitzending verband houdende extra kosten. Dat kan als uw partner op dezelfde standplaats werkzaam is als u maar ook als uw partner elders werkzaam is.
In zo’n geval moet u uw werkgever op grond van artikel 3.104 van deze cao inzicht verschaffen in de voorzieningen die uw partner ontvangt. Vervolgens zal uw werkgever beslissen wat dat voor gevolgen heeft voor uw voorzieningen. Als uw beiden op dezelfde standplaats werkt, kan het bijvoorbeeld betekenen dat u voor uw partner geen verhoging van uw standplaatsvergoeding en uw vergoeding passieve representatie met een partnerdeel ontvangt en geen tickets voor twaalfmaandelijkse verlofreizen.
Indien een vergoeding of inhouding gerelateerd is aan uw bruto- of nettosalaris, vindt berekening plaats op basis van uw salaris op het betaalmoment. Als uw salaris daarna met terugwerkende kracht wordt gewijzigd, wordt het bedrag waarop u recht heeft opnieuw berekend en ontvangt u een nabetaling of een terugvordering.
De vaststelling, verstrekking en betaalbaarstelling van de voorzieningen waarop u wegens uw uitzending recht heeft, gebeurt door de rijksbreed werkende shared service organisatie 3W (WereldWijd Werken) die is ondergebracht bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. Bij 3W kunt u terecht met vragen over uw voorzieningen. Maar bijvoorbeeld ook voor informatie over de mogelijkheden voor uw partner om op uw standplaats werkzaamheden te verrichten. Of de mogelijkheden voor uw kinderen om op uw standplaats onderwijs te volgen.
Afdeling 2. Voorzieningen tijdens plaatsing bij een post
3.3 Toepasselijkheid van dit hoofdstuk
Plaatsingsduur
Afdeling 2 van hoofdstuk 3 is op u van toepassing indien u voor twaalf maanden of meer bij een post bent geplaatst. Bij een periode van drie tot twaalf maanden geldt voor u afdeling 5 van dit hoofdstuk (Tewerkstelling van korte duur).
Tandempartners
Bijlage 1 geeft definities van tandempartner, eerste tandempartner en tweede tandempartner. Deze definities zijn nodig omdat een aantal artikelen aanspraken op vergoedingen en verstrekkingen regelt voor de eerste of de tweede tandempartner.
Indien u en uw partner op dezelfde standplaats zijn geplaatst en een gezamenlijke huishouding voeren op de standplaats bent u tandempartner in de zin van deze cao. Dat geldt dan ook gedurende uw beider overplaatsingsperiode en de periode kort nadat u beiden weer in Nederland bent geplaatst.
Dit om te voorkomen dat u allebei een vergoeding krijgt voor dezelfde kosten of dat voor dezelfde verstrekking bij u beiden inhoudingen plaatsvinden.
Bij toepassing van een aantal bepalingen van deze cao geldt de tweede tandempartner als partner van de eerste tandempartner in plaats van als uitgezonden werknemer met zelfstandige rechten en plichten. Bijvoorbeeld bij de inhoudingen voor huisvesting en voor bijkomende kosten
huisvesting en bij de vergoeding in verband met hotelverblijf op de post indien nog geen dienstwoning is betrokken.
Eén van uw beiden wordt als eerste en de ander als tweede tandempartner aangewezen. Indien voor uw beider functies dezelfde schaal geldt, zijn in Bijlage 1 richtlijnen voor deze aanwijzing opgenomen.
Als u eerste of tweede tandempartner bent, heeft u geen recht op verhoging van uw standplaatsvergoeding en uw vergoeding passieve representatie. Voor deze voorzieningen wordt u beiden beschouwd als werknemer zonder partner. U ontvangt dus beiden alleen de vergoeding waarop u voor uzelf recht heeft. Maar als tweede tandempartner ontvangt u niet het volledige bedrag aan vergoeding passieve representatie passende bij uw functieniveau maar 45% van de vergoeding passieve representatie van de eerste tandempartner.
Als u tweede tandempartner bent, wordt u voor de toepassing van een aantal voorzieningen niet beschouwd als werknemer maar als partner van degene die ten aanzien van u eerste tandempartner is. U krijgt dan deze voorzieningen via uw partner die is aangemerkt als eerste tandempartner.
Dit betekent dat u als tweede tandempartner samen met u partner die is aangemerkt als eerste tandempartner op dezelfde standplaats bent geplaatst u:
- geen recht heeft op huisvesting en daarvoor ook geen inhouding krijgt
- geen inhouding krijgt voor bijkomende kosten huisvesting
- geen recht heeft op verhoging van uw standplaatsvergoeding met een kinddeel
- geen vergoeding ontvangt in verband met hotelverblijf zolang uw werkgever op uw standplaats niet zorgt voor huisvesting
- geen vergoeding krijgt bij een verhuizing op uw standplaats
- geen vergoeding huispersoneel krijgt
- geen vergoeding van de kosten van kinderopvang krijgt.
Verlaging aanspraken bij lagere arbeidsduur, PAS en verlof
Indien bij wijze van hoge uitzondering uw arbeidsduur tijdens uw uitzending op uw verzoek op minder uren is vastgesteld dan gemiddeld 36 uur per week, wordt uw recht op een aantal vergoedingen naar evenredigheid van die vermindering vastgesteld. Bij een arbeidsduur van 30 uur krijgt u dus 30/36e deel.
De verlaging ziet op uw:
- standplaatsvergoeding en verhoging daarvan met een partner- en kinddeel
- extra verlof bij uw twaalfmaandelijkse verlofreis
- vergoeding huispersoneel
- vergoeding passieve representatie en verhoging daarvan met een partnerdeel
- transportvergoeding.
Dezelfde verlaging wordt toegepast indien u tijdens uw uitzending bij wijze van hoge uitzondering:
- bijzonder verlof in uw persoonlijk belang geniet voor langer dan een maand of
- deelneemt aan de regeling partiële arbeidsdeelname senioren (PAS).
Die verlaging geldt ook als u bijzonder verlof in uw persoonlijk belang geniet voor een maand of korter dat wordt verlengd tot meer dan een maand. De verlaging gaat dan in vanaf het moment dat tot die verlenging is besloten. Xxx kreeg u twee weken verlof en beslist uw werkgever na uw eerste week verlof om die periode te verlengen tot zes weken dan gaat de verlaging een week na het begin van uw verlof in.
3.4 Begin en einde van rechten
U ontvangt de voorzieningen in deze afdeling vanaf de dag waarop u uw werkzaamheden bij de post feitelijk aanvangt tot en met de dag waarop u uw werkzaamheden bij de post feitelijk beëindigt tenzij in een artikel anders is bepaald.
U krijgt deze voorzieningen dus niet voor de perioden gedurende welke u vóór uw eerste en na uw laatste werkdag op de post op uw standplaats of elders verblijft. Uitzondering daarop is als tussen de dag van uw eerste aankomst op of uw definitief vertrek van uw standplaats en uw eerste respectievelijk laatste werkdag de post de gehele periode voor publiek was gesloten. Bijvoorbeeld vanwege een weekend- of feestdag. Uw recht op voorzieningen begint respectievelijk eindigt dan wel op de dag van uw eerste aankomst of respectievelijk uw definitief vertrek van uw standplaats.
Bij een overplaatsing vanuit Nederland gaat uw recht op onderstaande voorzieningen op een door uw werkgever naar billijkheid te bepalen datum in. Deze datum is op zijn vroegst 91 dagen voor uw eerste werkdag op de post.
Dit betreft uw recht op vergoedingen voor kosten van:
- onderwijs van uw kinderen inclusief schooltransport, bijlessen en taallessen Nederlands
- dubbele huishouding bij gescheiden gezinssituatie
- gezinshereniging met uw kinderen
- een internaat, verblijf in een gastgezin of zelfstandige huisvesting van uw kinderen.
Uw recht op die voorzieningen:
- loopt door als u wordt overgeplaatst naar een andere post
- eindigt bij uw overplaatsing naar Nederland
- eindigt bij beëindiging van uw arbeidsovereenkomst.
Uw recht eindigt dan, tenzij in deze cao anders is bepaald, op de volgende dag:
- als uw kind primair Nederlandstalig onderwijs volgt: uw laatste werkdag bij de post en
- in overige gevallen: de dag volgend op het einde van het semester waarin uw laatste werkdag viel.
§ 2. Tijdelijke beëindiging van uw werkzaamheden bij de post
3.5 Tijdelijke beëindiging van uw werkzaamheden bij de post; algemeen
Wanneer u uw werkzaamheden op de post tijdelijk beëindigt, wordt uw aanspraak op voorzieningen in de in artikel 3.5 genoemde situatie verlaagd. Verlaat u uw standplaats niet dan bepaalt artikel 3.6 welke verlaging plaatsvindt. Verlaat u wel tijdelijk uw standplaats, dan bepaalt artikel 3.7 dat.
Verlaging vindt plaats als u uw werkzaamheden bij de post tijdelijk beëindigt vanwege:
- ziekte langer dan drie maanden
- scholingsverlof langer dan één maand
- evacuatie of
- andere redenen langer dan één maand, met uitzondering van vakantie, recuperatieverlof en zwangerschaps- en bevallingsverlof.
Onder “andere reden” valt bijvoorbeeld de situatie dat u bijzonder verlof in persoonlijk belang van twee maanden heeft gekregen om in Nederland zorg te verlenen aan een ziek familielid.
De verlaging gaat in met ingang van de dag waarop u uw werkzaamheden bij de post tijdelijk beëindigt. Maar bij ziekte gaat de verlaging pas in met ingang van de eerste dag nadat u drie maanden wegens ziekte niet heeft gewerkt.
Dit artikel geldt niet indien u tijdelijk uw werkzaamheden op de post neerlegt omdat u tijdelijk in Nederland of bij een andere post wordt tewerkgesteld. In dat geval regelen de artikelen 3.87 en
3.88 de gevolgen voor uw buitenlandvergoedingen.
Een tijdelijke beëindiging van uw werkzaamheden bij de post vanwege bijzonder verlof in uw persoonlijk belang van langer dan een maand, wordt gelijkgesteld met een tijdelijke verlaging van uw arbeidsduur als bedoeld in artikel 3.3, derde lid. Dat betekent dat een aantal van uw voorzieningen naar evenredigheid worden vastgesteld. Bij bijzonder verlof voor 18 uur per week krijgt u dus 18/36e deel van uw:
- standplaatsvergoeding en verhoging daarvan met een partner- en kinddeel
- extra verlof bij uw twaalfmaandelijkse verlofreis
- vergoeding huispersoneel
- vergoeding passieve representatie en verhoging daarvan met een partnerdeel
- transportvergoeding.
3.6 Tijdelijke beëindiging van uw werkzaamheden bij de post zonder verlaten van de standplaats
Bij het tijdelijk beëindigen van uw werkzaamheden bij de post waarbij u uw standplaats niet verlaat, lopen uw meeste kosten op uw standplaats gewoon door. Daarom worden alleen twee met
uw functie-uitoefening samenhangende vergoedingen verlaagd. Uw vergoeding passieve representatie wordt verlaagd tot 30% en uw vergoeding transportkosten tot 15%.
Maar bij een tijdelijke beëindiging van uw werkzaamheden bij de post vanwege bijzonder verlof in uw persoonlijk belang van langer dan een maand, vindt ook verlaging van vergoedingen plaats overeenkomstig artikel 3.3, derde lid. Zie daarvoor de toelichting bij artikel 3.5.
3.7 Tijdelijke beëindiging van uw werkzaamheden bij de post met verlaten van de standplaats
Bij het tijdelijk beëindigen van uw werkzaamheden bij de post wegens een omstandigheid als bedoeld in artikel 3.5, eerste lid waarbij u tijdelijk uw standplaats verlaat, lopen veel van uw kosten op de standplaats niet door. Gedurende die tijd worden daarom uw volgende buitenlandvergoedingen verlaagd tot:
- koopkrachtcorrectie op basis van het nettosalaris: 0% (of 50% als uw gezinsleden achterblijven op uw standplaats)
- standplaatsvergoeding: 85%
- vergoeding huispersoneel: alleen vergoeding van uw werkelijk gemaakte kosten tot maximaal het voor u geldende forfaitaire bedrag en
- vergoeding passieve representatie: 30%.
Uw werkgever kan beslissen u tijdelijk extra vergoedingen toe te kennen voor de kosten die u voor uzelf of uw op uw standplaats verblijvende gezinsleden moet maken. Dit gebeurt in beginsel alleen als aan het tijdelijk niet uitoefenen van uw werkzaamheden en verlaten van uw standplaats een aan de organisatie gerelateerde reden ten grondslag ligt. Dus wel als u uw standplaats tijdelijk verlaat vanwege lokale onlusten maar niet als u dat doet om een ziek familielid in Nederland te verzorgen.
Uw werkgever kan u toekennen:
- een vergoeding van de kosten van tijdelijke huisvesting (zie artikel 3.69). In dat geval vervalt uw recht op een vergoeding van de kosten van dubbele huishouding (zie artikel 3.44)
- een vergoeding van de kosten van het vervoeren van 40 kilo ruimbagage (zie artikel 3.61) en/of
- een vergoeding van uw reiskosten.
Als een op uw standplaats verblijvend gezinslid u vooruit reist, u na reist of met u meereist, vervalt uw vergoeding passieve representatie volledig. Bovendien kan uw werkgever dan aanvullend beslissen dat:
- het voor uw gezinslid toegekende deel van uw standplaatsvergoeding wordt verlaagd tot 85%
- u recht heeft op vergoeding van uw kosten voor internationaal onderwijs voor uw kinderen in Nederland (zie artikel 3.81)
- u recht heeft op vergoeding van reiskosten voor maximaal het traject van uw standplaats naar Nederland (zie artikel 3.60) en/of
- u recht heeft op vergoeding van de kosten van het vervoeren van 40 kilo ruimbagage (zie artikel 3.61).
Bij evacuatie van uw standplaats, bijvoorbeeld vanwege onlusten of een natuurramp op of nabij uw standplaats, heeft u altijd voor uzelf en uw op uw standplaats verblijvende gezinsleden, recht op vergoeding van reiskosten voor maximaal het traject van uw standplaats naar Nederland (zie artikel 3.60).
Ook hier geldt dat bij een tijdelijke beëindiging van uw werkzaamheden bij de post vanwege bijzonder verlof in uw persoonlijk belang van langer dan een maand, ook verlaging van vergoedingen plaatsvindt overeenkomstig artikel 3.3, derde lid. Zie daarvoor de toelichting bij artikel 3.5.
§ 3. Huisvesting en koopkrachtgelijkstelling nettosalaris
3.8 Dienstwoning en tijdelijke huisvesting
Uw werkgever stelt u tijdens uw plaatsing bij een post een dienstwoning ter beschikking die past bij uw functie en uw gezinssamenstelling op uw standplaats. Zie daarvoor artikel 3.93 en verder. Zolang dat niet mogelijk is, stelt uw werkgever u tijdelijke huisvesting beschikbaar zoals verblijf in een hotel.
Per standplaats stelt uw werkgever huurnormen vast die aangeven wat de totale kosten van een dienstwoning mogen zijn. Dus de kosten van huur, servicekosten en lokale heffingen (zie ook artikel 3.9). Binnen de grenzen van deze normen kunt u een dienstwoning uitzoeken.
In verband met de verstrekking van huisvesting houdt uw werkgever maandelijks een bedrag in op het totaal van uw buitenlandvergoedingen. Dit is de inhouding huisvesting.
Deze inhouding is een percentage van uw nettosalaris. Dat percentage is gebaseerd op CBS- gegevens over het gemiddelde bedrag dat bewoners van Nederland uitgeven aan hun huisvesting. Dit percentage vindt u in Bijlage 2B, onder 1. Het wordt jaarlijks per 1 januari vastgesteld op basis van de recentste CBS-gegevens.
3.9 Bijkomende kosten huisvesting
Uw werkgever betaalt rechtstreeks aan de leverancier alle rekeningen voor uw water- en energieverbruik voor uw dienstwoning.
Ook betaalt uw werkgever servicekosten voor uw dienstwoning. Dit zijn alle kosten voor de bij de woning behorende gemeenschappelijke ruimten, erven en voorzieningen voor zover een verhuurder van een woning in Nederland de huurder voor de kosten daarvan kan laten betalen volgens de artikelen 237, derde lid, en 259 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en het daarop gebaseerde Besluit servicekosten en de daarbij behorende bijlage.
Voorbeelden zijn kosten voor:
- een huismeester, portier of beveiliger
- water en energie voor en onderhoud van gezamenlijke ruimtes (zoals trappen, liften en garages), sportvoorzieningen en binnen- of buitentuinen
- gebruik van roerende zaken, zoals tapijt, gordijnen, lampen, koelkast, wasmachine en meubilair en
- de administratie van deze voorzieningen.
Verder betaalt uw werkgever de kosten van lokale heffingen verband houdende met uw dienstwoning. Zoals gemeentelijke heffingen voor het ophalen en verwerken van huisvuil, rioleringsrechten en milieuheffingen. Als u deze kosten als bewoner zelf aan de lokale autoriteiten moet betalen, worden deze kosten u op declaratiebasis vergoed door uw werkgever.
In verband met deze verstrekkingen houdt uw werkgever maandelijks een bedrag in op het totaal aan vergoedingen dat u volgens deze cao ontvangt. Dat is de inhouding bijkomende kosten huisvesting.
Dit bedrag is een percentage van uw nettosalaris. Dat percentage is gebaseerd op CBS-gegevens over het bedrag dat men in Nederland gemiddeld uitgeeft aan water en energie, servicekosten en lokale heffingen voor hun woning.
Dit percentage vindt u in Bijlage 2B, onder 2. dat percentage wordt jaarlijks per 1 januari vastgesteld op basis van de recentste CBS-gegevens.
Als blijkt dat een deel van deze kosten het gevolg zijn van uw onredelijk hoog verbruik (bijvoorbeeld van water of elektriciteit), kan uw werkgever naar billijkheid een bedrag daarvoor bij u in rekening brengen.
3.10 Koopkrachtcorrectie nettosalaris
Tijdens uw uitzending zult u een deel van uw uitgaven op uw standplaats doen en een deel in Nederland of elders. Het prijspeil kan op uw standplaats (veel) hoger of lager zijn dan in Nederland. Dat wordt gecorrigeerd met de koopkrachtcorrectie nettosalaris die wordt verrekend met uw totaal aan buitenlandvergoedingen. De correctie wordt als volgt berekend.
Allereerst wordt het bedrag vastgesteld waarover de correctie wordt berekend. Dat is uw nettosalaris vermenigvuldigd met het percentage van uw nettosalaris waarvan wordt aangenomen dat u dat besteedt op uw standplaats. Dat percentage vindt u in bijlage 2B, onder 3. Dit percentage wordt jaarlijks per 1 januari vastgesteld op basis van de recentste CBS-gegevens.
Dit bedrag wordt vervolgens vermenigvuldigd met het verschil van de in artikel 3.11 bedoelde koopkrachtcorrectiefactor (KKC) en het getal 1.
Voorbeeld:
o uw nettosalaris is € 2000
o de koopkrachtcorrectiefactor nettosalaris is 49% (het percentage van uw bestedingen waarvan wordt aangenomen dat u die op uw standplaats doet)
o de koopkrachtcorrectiefactor is 1,5 (de prijzen op de standplaats zijn dus anderhalf maal zo hoog als in Nederland).
Uw buitenlandvergoedingen worden dan maandelijks verhoogd met een koopkrachtcorrectie nettosalaris van € 490:
o (€ 2000 x 49%) x (1,5-1) = € 490.
Als de prijzen op uw standplaats veel lager zijn dan in Nederland waardoor de koopkrachtcorrectiefactor 0,75 bedraagt dan worden uw buitenlandvergoedingen in dit voorbeeld maandelijks verlaagd met een koopkrachtcorrectie nettosalaris van € 245:
o (€ 2000 x 49%) x (0,75-1)= - € 245.
3.11. Koopkrachtcorrectiefactor
Voor uw standplaats wordt jaarlijks de koopkrachtcorrectiefactor (KKC) vastgesteld. Dit geschiedt aan de hand van het verschil tussen het prijspeil in Nederland en het prijspeil op uw standplaats betreffende de bestedingen die u geacht wordt te doen op uw standplaats.
Als u op uw standplaats door schaarste aan goederen genoodzaakt bent meer goederen buiten uw gastland te kopen, kan een KKC worden vastgesteld waarbij rekening wordt gehouden met de meest voor de hand liggende plaats van bestedingen.
De KKC wordt door de minister van Buitenlandse Zaken vastgesteld op basis van een index die is berekend door een door hem aangewezen onafhankelijk instituut. Momenteel is dat ECA International (Employment Conditions Abroad Limited).
De KKC is maximaal 3,5 en minimaal 0,7.
De KKC wordt jaarlijks per 1 februari vastgesteld aan de hand van de ontwikkeling van:
- het prijspeil in Nederland
- het prijspeil op uw standplaats
- de koersverhouding tussen de euro en de op uw standplaats officieel gangbare valuta en
- de ontwikkeling van het aanbod van goederen en diensten op uw standplaats.
Indien vanwege schaarste op uw standplaats besloten is rekening te houden met de meest voor de hand liggende plaats van bestedingen wordt ook rekening gehouden met de ontwikkeling van:
- het prijspeil in de meest voor de hand liggende plaats van besteding en
- de koersverhouding tussen de euro en de in de meest voor de hand liggende plaats van bestedingen officieel gangbare valuta.
De KKC wordt ook per 1 augustus van ieder jaar vastgesteld. Dan wordt geen rekening gehouden met de ontwikkeling van het aanbod van goederen en diensten op uw standplaats.
De minister van Buitenlandse Zaken kan beslissen de KKC ook per 1 mei en 1 november aan te passen als door prijs- of koersontwikkelingen een stijging of daling van 7 procent of meer optreedt in de koopkrachtsituatie op uw standplaats.
Indien de KKC in een land per 1 februari is vastgesteld op 2, kan die KKC dus per 1 mei worden verhoogd of verlaagd indien deze dan ten minste verhoogd zou worden tot 2,14 of meer of verlaagd zou worden tot 1,86 of minder.