Pensioenreglement Bijsparen AZL N.V.
Pensioenreglement Bijsparen AZL N.V.
Stichting De Nationale Algemeen Pensioenfonds
Versie: 1 januari 2022
Inhoud
2. Deelnemerschap en informatieverstrekking 5
5. Aanwenden kapitaal en Keuzemogelijkheden 10
6. Bijzondere gebeurtenissen en situaties 12
1. Definities
Naast de definities van artikel 1 van de statuten en de definities van artikel 1 van Pensioenreglement CDC AZL. N.V. , die ook gelden voor dit pensioenreglement, wordt verstaan onder:
1.1 Collectiviteitkring DC
Het door het Pensioenfonds beheerde afgescheiden vermogen waar de uitvoering van de premieovereenkomst van de Werkgever is ondergebracht.
1.2 Deelnemer
Deelnemer voor dit reglement is:
a. de werknemer die op 28 februari 2017 beschikt over een kapitaal dat is opgebouwd in het Reglement beschikbare premieregeling van Stichting Pensioenfonds AZL, dat op 1 maart 2017 is overgedragen naar Collectiviteitkring DC van het Pensioenfonds en die zich al dan niet heeft aangemeld voor vrijwillige deelname aan de in dit pensioenreglement vastgelegde pensioenregeling; en
b. de werknemer van 21 jaar of ouder, niet zijnde de werknemer bedoeld onder a, die zich na 1 januari 2020 heeft aangemeld voor vrijwillige deelname aan de in dit pensioenreglement vastgelegde pensioenregeling.
1.3 Gewezen deelnemer
De persoon van wie het Deelnemerschap is beëindigd, anders dan door het bereiken van de Pensioendatum of door overlijden.
1.3 Gezamenlijke huishouding
Hiervan is sprake als:
a. een tussen de (Gewezen) Deelnemer en een ander persoon gesloten samenlevingsovereenkomst die notarieel verleden is voorafgaande aan de feitelijke Pensioendatum en waarvan een kopie wordt overlegd waaruit ten genoegen van het Pensioenfonds de onderhoudsverplichting van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde jegens zijn Partner blijkt samen met overlegging van een uittreksel uit de Basisregistratie Personen wordt aangetoond dat deze andere persoon en de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde voorafgaande aan de feitelijke Pensioendatum tenminste zes maanden onafgebroken zijn ingeschreven in de Basisadministratie Personen op hetzelfde adres; of
b. een uittreksel uit de Basisadministratie Personen wordt overlegd waaruit blijkt dat de (Gewezen) Deelnemer en een ander persoon ten minste vijf jaar onafgebroken zijn ingeschreven in de Basisadministratie Personen op hetzelfde adres en tevens aangetoond wordt ten genoegen van het Pensioenfonds dat de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde voorafgaande aan de feitelijke Pensioendatum een onderhoudsverplichting jegens de partner heeft.
Indien de bedoelde vastlegging van de onderhoudsverplichting ontbreekt dient de onderhoudsverplichting aangetoond te worden door overlegging van ten minste een van de volgende documenten bij het Pensioenfonds :
- een kopie van een recent bankafschrift van de gezamenlijke bankrekening voorafgaande aan de feitelijke Pensioendatum van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde en deze andere persoon;
- een kopie van de polis van de levensverzekering die de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde en deze andere persoon voorafgaande aan de feitelijke Pensioendatum op elkaars leven hebben afgesloten;
- een kopie van het testament van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde waarin deze andere persoon voorafgaande aan de feitelijke Pensioendatum is aangewezen als erfgenaam voor minstens 50% van de nalatenschap;
- een kopie van een verklaring van erfrecht over de nalatenschap van de overleden (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde waaruit blijkt dat deze andere persoon voorafgaande aan de feitelijke Pensioendatum is aangewezen als erfgenaam voor minstens 50% van de nalatenschap;
- een kopie van een huurovereenkomst, koopcontract of hypotheekakte met een ingangsdatum voorafgaande aan de feitelijke Pensioendatum op naam van zowel de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde als deze andere persoon;
- een kopie van de geboorteakte van voor de feitelijke Pensioendatum van het Kind van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde dat door deze andere persoon is erkend of van het Kind van deze andere persoon dat door de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde is erkend;
- een kopie van het bewijs van gezamenlijk ouderlijk gezag voorafgaande aan de feitelijke Pensioendatum;
1.4 Scheiding
Hieronder wordt verstaan:
- beëindiging van het huwelijk door echtscheiding;
- ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed;
- beëindiging van het wettig geregistreerd partnerschap;
- beëindiging van de Gezamenlijke huishouding.
De scheidingsdatum bij gehuwden en wettig geregistreerden is de inschrijvingsdatum van de Scheiding in de registers van de Basisregistratie Personen.
Het einde van de Gezamenlijke huishouding moet binnen zes maanden na het eindigen ervan door ofwel de (Gewezen) Deelnemer of Pensioengerechtigde ofwel door de Gewezen Partner aan het Pensioenfonds worden gemeld. Bij de melding moet een kopie van het aangetekende schrijven aan de andere Partner of aan de notaris worden overlegd waarmee de Gezamenlijke huishouding wordt beëindigd. Als datum voor het einde van de Gezamenlijke huishouding wordt aangemerkt de datum van het aangetekende schrijven waarmee de beëindiging een feit is geworden. Indien geen eenduidigheid bestaat over de beëindigingsdatum, wordt als beëindigingsdatum aangehouden de datum waarop volgens de Basisregistratie Personen de inschrijving op hetzelfde adres is geëindigd.
2. Deelnemerschap en informatieverstrekking
2.1 Deelnemerschap
1. Het Deelnemerschap vangt aan op de datum waarop de Werknemer van 21 jaar of ouder zich na 1 januari 2020 heeft aangemeld voor vrijwillige deelname aan de in dit pensioenreglement vastgelegde pensioenregeling.
2. Het Deelnemerschap eindigt:
a. bij overlijden van xx Xxxxxxxxx;
b. bij het bereiken van de Pensioendatum met inachtneming van het bepaalde in artikel 6.2 van van Pensioenreglement CDC AZL. N.V. inzake deeltijdpensionering; en
c. bij uitdiensttreding voordat het ouderdomspensioen in gaat.
2.2 Informatieverstrekking
Het artikel 2.2 van Pensioenreglement CDC AZL N.V. inzake de informatieverstrekking is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat de informatie betrekking heeft op Collectiviteitkring DC in plaats van Collectiviteitkring A.
2.3 Informatieverstrekking bij doorbeleggen
1. Het Pensioenfonds informeert de (Gewezen) Deelnemer 15 jaar voor de Pensioenrichtdatum over de mogelijkheid om het kapitaal op de Pensioendatum aan te wenden voor een vaste uitkering of voor een variabele uitkering. De keuze van de (Gewezen) Xxxxxxxxx heeft gevolgen voor het LifeCycle beleggen, zoals beschreven in artikel 4.2 lid 3.
2. Het Pensioenfonds informeert de (Gewezen) Deelnemer 6 maanden voor de Pensioenrichtdatum nogmaals over de keuze of het kapitaal wordt aangewend voor aankoop van Pensioen bij het Pensioenfonds of van een variabele uitkering bij een andere pensioenuitvoerder.
3. Berekeningsgrondslagen
3.1 Deelnemersjaren
Deelnemersjaren zijn de jaren die liggen tussen de datum van aanvang van het deelnemerschap en de Pensioendatum.
3.2 Pensioengevend salaris
1. Voor iedere Deelnemer wordt per de datum van aanvang van het deelnemerschap en verder jaarlijks per 1 januari het pensioengevend salaris vastgesteld. Het pensioengevend salaris wordt, indien van toepassing, gedurende het jaar, per de eerste van de maand, aangepast bijvoorbeeld als gevolg van een algemene structurele salarisverhoging (CAO-verhoging) bij de Werkgever, een individuele structurele salarisverhoging, een bonusuitkering of een andere eenmalige uitkering. Het pensioengevend salaris wordt door de Werkgever vastgesteld en aan het Pensioenfonds doorgegeven.
2. Het pensioengevend salaris bestaat uit:
- het vaste jaarsalaris: dit is de som van 12 vaste maandsalarissen op fulltimebasis vermeerderd met de jaaruitkeringen;
- ontvangen bonussen en/of variabele beloning in het betreffende jaar; en
- eenmalige uitkeringen die tot het pensioengevend salaris behoren en in het betreffende jaar aan de Deelnemer zijn uitbetaald.
3. Het pensioengevend salaris gaat niet uit boven € 114.866 (2022). Het maximum pensioengevend salaris wordt jaarlijks per 1 januari aangepast aan de wettelijke verhoging. Voor parttimers geldt het maximum pensioengevend salaris naar evenredigheid.
3.3 Franchise
De franchise is het bedrag waarover geen ouderdomspensioen wordt opgebouwd. De hoogte van de franchise is door het Bestuur vastgesteld en gelijk aan € 14.802 (2022). Dit bedrag wordt jaarlijks per 1 januari herzien. Dit gebeurt door aanpassing aan de algemene structurele salarisverhoging (CAO- verhoging) over de periode 2 januari van het voorafgaande jaar tot en met het herzieningsmoment bij de Werkgever en afgerond op een hele euro. De franchise in enig jaar bedraagt nooit minder dan het minimumbedrag zoals omschreven in artikel 18a lid 7 van de Wet op de loonbelasting 1964.
3.4 Pensioengrondslag
1. De pensioengrondslag is het bedrag waarover de beschikbare premie wordt berekend. De hoogte van de pensioengrondslag is het pensioengevend salaris verminderd met de franchise.
2. De pensioengrondslag wordt bij opname in de pensioenregeling vastgesteld. Vervolgens wordt de pensioengrondslag jaarlijks per 1 januari opnieuw vastgesteld. Aanpassing van de pensioengrondslag gedurende het jaar vindt per de eerste van een maand plaats indien de
franchise en/of het pensioengevend salaris tussentijds worden aangepast. Indien de berekening leidt tot een negatieve uitkomst wordt de pensioengrondslag op 0 gesteld.
3.5 Beschikbare Premie
1. De maximaal in te leggen beschikbare premie als percentage van de Pensioengrondslag is opgenomen in onderstaande tabel. Het premiepercentage is berekend door de maximaal in te leggen premie volgens de staffel te verminderen met een premiepercentage dat correspondeert met de opbouw die reeds plaatsvindt volgens het Pensioenreglement CDC AZL N.V. Dit resulteert in onderstaande staffel en komt overeen met 51% van de fiscaal maximale 4% staffel,1
Staffel (% van de pensioengrondslag) | ||
Leeftijd van | Leeftijd tot | Opbouw pensioenkapitaal |
21 | 24 | 2,58% |
25 | 29 | 3,09% |
30 | 34 | 3,74% |
35 | 39 | 4,50% |
40 | 44 | 5,46% |
45 | 49 | 6,58% |
50 | 54 | 7,94% |
55 | 59 | 9,66% |
60 | 64 | 11,74% |
65 | 68 | 13,81% |
2. De beschikbare premie wordt vastgesteld bij aanvang van het deelnemerschap en nadien telkens op 1 januari van een kalenderjaar dan wel bij een verlaging van het salaris van de deelnemer gedurende het kalenderjaar. De beschikbare premie wordt vastgesteld voor een heel kalenderjaar. Als in het betreffende kalenderjaar de deelname aanvangt of eindigt dan wordt de beschikbare premie naar evenredigheid van het gedeelte van het jaar dat de deelneming duurt vastgesteld.
3. Met inachtneming van het bepaalde in lid 1 van dit artikel kan de Deelnemer bij opname in de pensioenregeling zelf de inleg bepalen, onder de voorwaarde dat er een minimale maandelijkse inleg van € 30,- plaatsvindt of jaarlijks een minimale eenmalige inleg van € 350,-. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten;
- Indien de Deelnemer de jaarlijkse mei en/of november uitkering wenst aan te wenden voor de eenmalige storting geeft de Deelnemer deze keuze door aan de werkgever vóór respectievelijk 1 april en 1 oktober.
- Bij een maandelijkse inleg geeft de Deelnemer vóór 1 januari van het daaropvolgende jaar de keuze voor het maandbedrag door aan de werkgever. De Deelnemer kan tijdens enig jaar
1 Staffelbesluit pensioenen d.d. 20-12-2019; Bijlage I, tabel 1, kolom ‘OP en direct ingaand opgebouwd PP’
éénmalig tussentijds de maandelijkse inleg voor de resterende maanden van het jaar stopzetten.
4. Voor een Deelnemer die parttime werkt, wordt de beschikbare premie naar evenredigheid vastgesteld. Bij een wijziging van de arbeidsduur van een Deelnemer wordt de beschikbare premie opnieuw vastgesteld voor het resterende deel van het betreffende kalenderjaar.
4. Beleggen
4.1 Algemeen
Deze pensioenregeling heeft het karakter van een premieovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat de hoogte van de premie vaststaat, maar de hoogte van de pensioenuitkering nog niet. De vanaf 1 januari 2020 ingelegde pensioenpremies worden belegd, evenals de eventueel uit waardeoverdracht ingebrachte kapitalen. Met de opgebouwde waarde van de beleggingen koopt het Pensioenfonds op de Pensioendatum van de (Gewezen) Deelnemer bij Collectiviteitkring CDC-A waar de Werkgever het Pensioenreglement CDC AZL N.V. heeft ondergebracht het pensioen voor hem aan.
4.2 LifeCycle Beleggen
1. Het op 1 maart 2017 overgedragen kapitaal van de (Gewezen) Deelnemer en/of de nadien vanaf 1 januari 2020 ingebrachte beschikbare premie wordt, rekening houdend met het in artikel 4.5 bepaalde, door het Pensioenfonds standaard belegd door middel van het beleggingsconcept
‘LifeCycle Beleggen’. Met LifeCycle Beleggen wordt het kapitaal in een breed gespreide fondsenportefeuille belegd. Naarmate de pensioenrichtdatum dichterbij komt, wordt steeds minder risicovol belegd om de kans op waardevermindering te verkleinen.
2. LifeCycle beleggen kent in deze pensioenregeling één variant, LifeCycle Beleggen Neutraal, waarin de pensioenpremie wordt belegd.
3. Indien de Deelnemer voorafgaand aan de Pensioendatum de keuze maakt om op de Pensioendatum een variabele uitkering aan te kopen, wordt de standaard LifeCycle mix aangepast naar de standaard variabele aankoop opbouw LifeCycle. In het kader van de keuze voor een variabele uitkering informeert het Pensioenfonds de Deelnemer met inachtneming van de eisen van de wettelijke zorgplicht.
4.3 Beleggingskosten
1. Met de beschikbare premie van de Deelnemer en de eventueel uit waardeoverdracht ingebrachte kapitalen, koopt het Pensioenfonds ten behoeve van die Deelnemer participaties in een beleggingsfonds. Anders dan de kosten zoals opgenomen in lid 3 van dit artikel worden hiervoor door het Pensioenfonds geen kosten in rekening gebracht bij de Deelnemer.
2. Het Pensioenfonds verkoopt participaties in een beleggingsfonds als de (Gewezen) Deelnemer:
- voorafgaand aan de Pensioendatum de keuze maakt om op de Pensioendatum een variabele uitkering aan te kopen;
- pensioen aankoopt of de waardeoverdracht naar een andere pensioenregeling.
Hiervoor worden door het Pensioenfonds geen kosten in rekening gebracht bij de (Gewezen) Deelnemer, anders dan de kosten zoals opgenomen in lid 3 van dit artikel.
3. Bij de (Gewezen) Deelnemer wordt mogelijk door de fondsaanbieder een instap- en uitstapvergoeding in rekening gebracht. De hoogte van de kosten is afhankelijk van het saldo aan- of verkopen op de betreffende dag.
4. Het Pensioenfonds administreert en beheert de beleggingen van de (Gewezen) Deelnemer en communiceert hierover. Hiervoor wordt een jaarlijkse servicefee van 0,04% van de waarde van de beleggingen in rekening gebracht. De jaarlijkse servicefee wordt in vier termijnen na afloop van ieder kwartaal in rekening gebracht. Hiervoor worden beleggingen van de (Gewezen) Deelnemer verkocht.
5. Bij de (Gewezen) Deelnemer worden kosten van de beheerder van de beleggingsfondsen in rekening gebracht. Dit zijn de zogenaamde ‘lopende kosten’, welke zijn opgenomen in de volgende tabel.
LifeCycle Beleggen
Fonds | ISIN code | Lopende kosten2 |
NN First Class Selective Passive Return Fund | NL0011327549 | 0,40% |
NN Liability Matching Fund (M) | NL0010290540 | 0,25% |
NN Liability Matching Fund (L) | NL0010290557 | 0,25% |
NN Liability Matching Fund (XL) | NL0010290565 | 0,25% |
4.4 Administratiekosten
Voor het uitvoeren van deze pensioenregeling worden jaarlijks administratiekosten in rekening gebracht bij de Werkgever. De Werkgever neemt deze voor zijn rekening gedurende de duur van de uitvoeringsovereenkomst, op grond waarvan het Pensioenfonds deze pensioenregeling uitvoert, en de nadien overeengekomen verlengingen. Bij beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst, worden vanaf dat moment de administratiekosten ten laste gebracht van het rendement op de beleggingen van de Gewezen Deelnemer.
2 De berekening van het cijfer voor de 'lopende kosten' is wettelijk voorgeschreven. De daadwerkelijke lopende kosten zijn onder andere gebaseerd op de looptijd en de hoogte van het kapitaal en kunnen dus afwijken. De in dit overzicht opgenomen lopende kosten zijn de percentages van maart 2017 en kunnen wijzigen.
4.5 Minimaal vereist eigen vermogen en weerstandsvermogen
1. Het Pensioenfonds is voor de onderbrenging van deze pensioenregeling in Collectiviteitkring DC verplicht 25% van de uitvoeringskosten aan te houden als minimaal vereist eigen vermogen. Er wordt daarom van de eerste premie € 10,- ingehouden. Bij toekomstige stijgingen van de uitvoeringskosten wordt de verhoging ten laste van het kapitaal van de (Gewezen) Deelnemer gebracht.
2. Het Pensioenfonds dient te beschikken over een weerstandsvermogen. Het weerstandsvermogen is bedoeld om bedrijfsrisico’s van het Pensioenfonds te dekken en zo de continuïteit van het Pensioenfonds te waarborgen. Voor de bijdrage aan het weerstandsvermogen wordt bij de Deelnemer een jaarlijkse fee van 0,04% van het kapitaal van de (Gewezen) Deelnemer in rekening gebracht.
3. Bij aanwending als bedoeld in artikel 5.1 en bij overdracht naar een andere pensioenuitvoerder in het kader van een verzoek om waardeoverdracht zijn de door de (Gewezen) Deelnemer gedane bijdragen aan het weerstandsvermogen niet meer nodig. In voornoemde situaties wordt 0,2% van het tot dan opgebouwde kapitaal van de (Gewezen) Deelnemer toegevoegd aan het kapitaal van de (Gewezen) Deelnemer voor aanwending of waardeoverdracht.
5. Aanwenden kapitaal en Keuzemogelijkheden
5.1 Aanwenden kapitaal
1. De (Gewezen) Deelnemer wendt het opgebouwde kapitaal aan voor een ouderdomspensioen en een meeverzekerd partnerpensioen en wezenpensioen in de CDC-pensioenregeling van de Werkgever. Het kapitaal wordt aangewend bij het bereiken van de Pensioenrichtdatum en bij eerdere of latere ingang van het ouderdomspensioen.
2. Het meeverzekerd partnerpensioen bedraagt 70% van het ingegane ouderdomspensioen. Na aanwending van het opgebouwde kapitaal in de CDC-pensioenregeling van de Werkgever bestaat binnen deze regeling de mogelijkheid om partnerpensioen uit te ruilen naar ouderdomspensioen.
3. In geval van overlijden van een (Gewezen) Deelnemer met Partner, wordt diens waarde van de beleggingen gebruikt om een partnerpensioen en wezenpensioen in te kopen in de CDC- pensioenregeling van de Werkgever.
4. De hoogte van het aan te kopen pensioen wordt bepaald door:
a. de keuze van de pensioensoort door de (Gewezen) Deelnemer;
b. de ingangsdatum van het pensioen;
c. de waarde van de beleggingen aan het eind van de maand voorafgaand aan het moment van ingang van het pensioen, met inbegrip van het bepaalde in artikel 4.5 lid 3;
d. de op het moment van aankoop geldende actuariële grondslagen en tarieven van de in het eerste lid genoemde pensioenreglement;
e. de hoogte van de dekkingsgraad in de collectiviteitkring waar het in het eerste lid genoemde pensioenreglement is ondergebracht.
5. Onverminderd lid 1 tot en met 5, wordt de hoogte van het aan te kopen pensioen mede bepaald door de fiscale voorschriften met betrekking tot de maximaal toelaatbare pensioenen.
6. De aankoop van pensioen vindt plaats:
a. in geval van overlijden van de Deelnemer voor de pensioenrichtdatum: op de datum van overlijden;
b. op de al dan niet vervroegde of uitgestelde pensioendatum.
7. In geval van overlijden van een (Gewezen) Deelnemer zonder partner, wordt diens waarde van de beleggingen verdeeld onder alle (Gewezen) Deelnemers van Collectiviteitkring DC door voor hen extra beleggingen te kopen.
8. Het Pensioenfonds biedt niet de mogelijkheid om de waarde van de beleggingen aan te wenden voor een variabele pensioenuitkering als bedoeld in de Wet verbeterde premieregeling waarbij doorbelegd wordt na pensioeningang. Op verzoek van de Deelnemer draagt het pensioenfonds op de pensioendatum de waarde van de beleggingen over aan een pensioenuitvoerder die een variabele pensioenuitkering aanbiedt. Indien de ontvangende pensioenuitvoerder een pensioenfonds is, geldt de aanvullende voorwaarde dat de (Gewezen) Deelnemer reeds pensioenaanspraken heeft jegens dat pensioenfonds. De overdracht kan alleen plaatsvinden met instemming van een eventuele Partner van de (Gewezen) Deelnemer.
9. Bij een verzoek om het kapitaal aan te wenden voor aankoop van Xxxxxxxx bij een andere pensioenuitvoerder zal het Pensioenfonds na ontvangst van dit verzoek en na goedkeuring door de (Gewezen) Deelnemer van de in verband met de aankoop opgestelde offerte tot overdracht van het kapitaal overgaan. Het verzoek tot inkoop van Xxxxxxxx bij een andere pensioenuitvoerder dient uiterlijk twee maanden voor de beoogde Pensioeningangsdatum door de (Gewezen) Deelnemer te zijn neergelegd bij het Pensioenfonds.
10. Indien de (Gewezen) Xxxxxxxxx geen verzoek heeft ingediend om elders een variabele pensioenuitkering in te kopen of diens Partner met een overdracht naar een andere pensioenuitvoerder niet heeft ingestemd, wordt voor de (Gewezen) Deelnemer en diens partner Xxxxxxxx aangekocht bij het Pensioenfonds zoals bepaald in lid 1, 2, 5 en 7 van dit artikel.
5.2 Keuzemogelijkheden
De (Gewezen) Deelnemer kan gebruik maken van de keuzemogelijkheden zoals opgenomen in de CDC-pensioenregeling van de Werkgever. Na aanwending van het kapitaal in de CDC- pensioenregeling van de Werkgever, zoals gesteld in artikel 5.1, wordt de hoogte van het aan te kopen pensioen mede bepaald door de fiscale voorschriften met betrekking tot de maximaal toelaatbare pensioenen voor een pensioenregeling in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964.
5.3 Algemene bepalingen over keuzemogelijkheden
1. De vaststelling van het Pensioen op basis van één of meer van de genoemde keuzemogelijkheden vindt plaats conform door het Bestuur vastgestelde rekenregels welke zijn vastgelegd in het Tabellenboek Pensioenreglement CDC AZL N.V.. Uitgangspunt voor de rekenregels is de collectieve actuariële gelijkwaardigheid. Het Bestuur houdt zich het recht voor de rekenregels periodiek te herzien.
2. Indien sprake is van een conform artikel 6.3 vastgesteld recht op uitbetaling van een te verevenen Pensioen ten behoeve van een Gewezen Partner, is het eerder en later ingaan van het ouderdomspensioen van de (Gewezen) Deelnemer als bedoeld in de CDC-pensioenregeling van de Werkgever van overeenkomstige toepassing op het recht op uitbetaling van een te verevenen Pensioen ten behoeve van een Gewezen Partner.
3. De pensioenkeuzes moeten ten minste binnen de in artikel 2.2.8 van het Pensioenreglement CDC AZL N.V. genoemde termijnen bekend worden gemaakt aan het Pensioenfonds. Eenmaal gemaakte keuzes kunnen vanaf de Pensioendatum niet meer ongedaan worden gemaakt.
6. Bijzondere gebeurtenissen en situaties
6.1 Tussentijdse beëindiging van het Deelnemerschap
1. Als het Deelnemerschap - anders dan door overlijden - eindigt vóór de Pensioenrichtdatum stopt de premiebetaling op de dag dat het Deelnemerschap eindigt. Vanaf dit moment worden geen pensioenpremies meer gestort en worden geen beleggingen meer aangekocht.
2. De Gewezen Deelnemer heeft te zijner tijd aanspraak op Pensioen, waarvan de omvang wordt bepaald door de waarde van de opgebouwde beleggingen. Het Pensioenfonds blijft dit beleggen op grond van bepaalde in artikel 4.
3. Bij beëindiging van het Deelnemerschap is artikel 6.3 van Pensioenreglement CDC AZL. N.V. van toepassing en kan een gedeelte van de conform lid 1 vastgestelde waarde van de opgebouwde beleggingen worden uitgeruild voor een nieuw toe te kennen aanspraak op partnerpensioen.
4. Als het deelnemerschap eindigt vóór de Pensioenrichtdatum en de op basis van de tot het tijdstip van beëindiging opgebouwde waarde van de beleggingen tezamen met de aanspraak op ouderdomspensioen uit de CDC-pensioenregeling van de Werkgever de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de pensioenrichtdatum niet meer zal bedragen dan € 2,- per jaar, vervalt de aanspraak aan het Pensioenfonds.
6.2 Waardeoverdracht
Het artikel 8.3 inzake waardeoverdracht van Pensioenreglement CDC AZL N.V. is van overeenkomstige toepassing.
6.3 Gevolgen van beëindiging partnerrelatie voor ouderdomspensioen
1. In geval van echtscheiding, scheiding van tafel en bed of beëindiging van geregistreerd partnerschap, kan de gewezen echtgenote/echtgenoot of de gewezen geregistreerde partner recht hebben op verevening van het ouderdomspensioen volgens de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (WVPS). Pensioenverevening is niet aan de orde bij omzetting van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap of omgekeerd en ook niet bij beëindiging van een Gezamenlijke huishouding.
2. De hoofdregel van de WVPS is dat de gewezen echtgenote/echtgenoot of geregistreerde partner een aanspraak krijgt op uitbetaling van de helft van het ouderdomspensioen dat tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap is opgebouwd. Partijen kunnen hierover afwijkende afspraken maken.
3. Het recht op verevening kan alleen rechtstreeks bij het Pensioenfonds geldend gemaakt worden als het verzoek binnen twee jaar na de scheidingsdatum bij het Pensioenfonds is ingediend. Dit moet gebeuren met het formulier dat daarvoor wettelijk is voorgeschreven.
4. Het recht op verevening vervalt indien het te verevenen deel minder bedraagt dan het in artikel 66, lid 1 van de PW bedoelde bedrag.
5. Zolang de uitkering aan de Gewezen Partner toekomt wordt deze in mindering gebracht op het in het eerste lid bedoelde te verevenen pensioen van de (Gewezen) Deelnemer of gepensioneerde. De uitkering van het aan de Gewezen Partner toegerekende deel van het in het eerste lid bedoelde te verevenen pensioen vervalt:
a. op de laatste dag van de maand waarin de gepensioneerde overlijdt; dan wel
b. op de laatste dag van de maand waarin de Gewezen Partner overlijdt, indien het overlijden plaatsvindt vóór het overlijden van de gepensioneerde. De uitkering die toekwam aan de Gewezen Partner komt vanaf dat moment weer toe aan de gepensioneerde.
6. Het Pensioenfonds zal voor de verevening kosten in rekening brengen. Deze kosten zijn voor rekening van beide gewezen echtgenoten of geregistreerde partners.
7. Partijen kunnen op grond van artikel 5 van de WVPS er voor kiezen om het vereveningsrecht, samen met het partnerpensioen van de gewezen echtgenote/echtgenoot of gewezen geregistreerde partner, om te zetten naar een eigen ouderdomspensioen voor de gewezen echtgenote/echtgenoot of gewezen geregistreerde partner. Het Pensioenfonds stelt bij deze conversie de eis dat de pensioendatum wordt bepaald volgens de regels van het Pensioenreglement CDC AZL N.V. en ook de overige regels van voornoemd pensioenreglement moeten worden gevolgd.
6.4 Gevolgen van beëindiging partnerrelatie voor partnerpensioen
1. Indien de (Gewezen) Deelnemer één of meer partners heeft gehad, wordt in geval van Scheiding ten behoeve van de Gewezen Partner een bijzonder partnerpensioen toegekend.
2. De Gewezen Partner verkrijgt per de datum van Xxxxxxxxx een aanspraak op een bijzonder partnerpensioen bij overlijden van de (Gewezen) Deelnemer dat als volgt wordt vastgesteld. Bij een Scheiding wordt het kapitaal vastgesteld per de datum van Scheiding. Van dit kapitaal wordt dat deel afgesplitst dat bij een ongewijzigde situatie op de Pensioenrichtdatum ter beschikking zou komen voor aankoop van een partnerpensioen. Het deel van het kapitaal ten gunste van de Gewezen Partner is gelijk aan de tegenwaarde in euro’s, op de datum van het overlijden van de (Gewezen) Deelnemer, van het verschil tussen het aantal participaties waaruit dit deel van het kapitaal bestond per de datum van Scheiding is beëindigd en het aantal participaties dat bestemd is voor bijzonder partnerpensioen voor eventuele eerdere Gewezen Partners. Het voor de Gewezen Partner afgesplitste kapitaal wordt belegd in LifeCycle Beleggen Neutraal.
3. Bij overlijden van de Gewezen Partner vóór de pensioendatum wordt het bijzonder partnerpensioen van de betreffende Gewezen Partner weer beschikbaar gesteld voor de huidige of eventuele volgende partner van de (Gewezen) Deelnemer.
7. Financiële bepalingen
7.1 Financiering van de pensioenregeling
De financiering van de Pensioenaanspraken uit hoofde van dit pensioenreglement vindt plaats overeenkomstig de afspraken die zijn vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst.
7.2 Pensioenpremie
De Werkgever houdt de op grond van artikel 3.5 vastgestelde en door de Deelnemer verschuldigde pensioenpremie in op het salaris van de Deelnemer en is deze verschuldigd aan het Pensioenfonds.
8. Overige bepalingen
8.1 Algemene informatieplicht
De (Gewezen) Deelnemer en eventuele andere rechthebbenden zijn verplicht aan de uitvoering van dit pensioenreglement mee te werken. Daartoe verstrekken zij desgevraagd alle inlichtingen aan het Pensioenfonds die voor een juiste uitvoering van dit pensioenreglement nodig of gewenst zijn.
8.2 Fiscale maximering
1. Het Pensioen, inclusief de toeslagverlening, gaat zowel per jaar als in totaal niet uit boven een maximaal middelloonpensioen binnen de kaders van hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964.
2. Restuitkeringen, in welke vorm dan ook, zijn niet mogelijk. Als na het vaststellen van het fiscaal maximale Pensioen, inclusief de toeslagverlening, nog kapitaal overblijft, vervalt dit aan de
Collectiviteitskring DC. De waarde van de dit kapitaal wordt verdeeld onder alle (Gewezen) Deelnemers van Collectiviteitkring DC door voor hen extra beleggingen te kopen.
8.3 Vervreemden van Pensioenaanspraken en Pensioenrechten
De (Gewezen) Deelnemer, de (Gewezen) Partner of de Pensioengerechtigde kan zijn recht op het kapitaal niet afkopen, vervreemden of prijsgeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid stellen, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
8.4 Onvoorziene gevallen
In gevallen waarin dit pensioenreglement niet voorziet, beslist het bestuur.
8.5 Overgangsbepalingen
1. Per 1 maart 2017 heeft een waardeoverdracht plaatsgevonden van Stichting Pensioenfonds AZL. Het Pensioenfonds heeft tot 1 juli 2017 de kapitalen van de Deelnemers collectief belegd volgens de beleggingsmix:
- 40% aandelen via het NN Duurzaam Aandelen Fonds, en
- 60% via DMR fondsen.
Vanaf 1 juli 2017 zijn de kapitalen belegd volgens het bepaalde in dit reglement.
2. Voor de Deelnemers wiens pensioenpremies tot en met 31 december 2019 zijn belegd in de variant LifeCycle Beleggen Defensief of in de variant LifeCycle Beleggen Offensief geldt dat de waarde van de beleggingen per 1 januari 2020 is ingebracht in de variant LifeCycle Beleggen Neutraal.
8.6 Inwerkingtreding
Dit pensioenreglement is in werking getreden op 1 maart 2017 met dien verstande dat de artikelen 4.2 in werking zijn getreden met ingang van 1 juli 2017 en artikel 2.1 met ingang van 1 januari 2020. Dit pensioenreglement is laatstelijk aangepast per 1 januari 2022.