Contract
TRAC T A TENBLAD
VAN HET
K O N I N K R I J K D E R N E D E R L A N D E N
JAARGANG 2022 Nr. 7
A. TITEL
Overeenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Armenië, anderzijds, inzake een gemeenschappelijke luchtvaartruimte (met Bijlagen);
Xxxxxxx, 00 november 2021
Voor een overzicht van de verdragsgegevens, zie verdragsnummer 013681 in de Verdragenbank.
B. TEKST1)
Overeenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Armenië, anderzijds, inzake een gemeenschappelijke luchtvaartruimte
Het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije,
de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken,
de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland,
de Helleense Republiek, het Koninkrijk Xxxxxx, xx Xxxxxx Xxxxxxxxx,
xx Xxxxxxxxx Xxxxxxx, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen,
het Groothertogdom Luxemburg, Hongarije,
de Republiek Malta,
het Koninkrijk Der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk,
de Republiek Polen,
1) De Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Ierse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse en de Armeense tekst zijn niet opgenomen. De tekst van de Over- eenkomst, met Bijlagen, is tevens gepubliceerd in PbEU 2021, X 000, x. 00-00.
xx Xxxxxxxxx Xxxxxxxxx, Xxxxxxxx,
xx Xxxxxxxxx Xxxxxxxx, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden,
verdragsluitende partijen bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de wer- king van de Europese Unie, hierna „de EU-Verdragen” genoemd, en lidstaten van de Europese Unie, hierna gezamenlijk „de EU-lidstaten” en afzonderlijk „de EU-lidstaat” genoemd,
en de Europese Unie, enerzijds,
en de Republiek Armenië, hierna „Armenië” genoemd, anderzijds,
hierna gezamenlijk de „partijen” genoemd,
De EU-lidstaten en Armenië, als partijen bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, voor ondertekening opengesteld te Chicago op 7 december 1944, samen met de Europese Unie;
Wijzend op de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Armenië, anderzijds, gedaan te Luxemburg op 22 april 1996;
De wens uitdrukkend een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tot stand te brengen, gebaseerd op de doel- stelling om de toegang tot de markten van de partijen open te stellen met gelijke concurrentievoorwaarden, non-discriminatie en inachtneming van dezelfde regels, met name op het gebied van veiligheid, beveiliging, luchtverkeersbeheer, concurrentie, sociale aspecten en milieu;
De wens uitdrukkend de luchtdiensten te verbeteren en een internationaal luchtvaartsysteem te bevorderen op basis van non-discriminatie en open en eerlijke concurrentie tussen luchtvaartmaatschappijen;
De wens uitdrukkend hun belangen op het gebied van luchtvervoer te bevorderen;
Erkennend dat efficiënte luchtverbindingen belangrijk zijn om handel, toerisme, investeringen en sociaaleco- nomische ontwikkeling te bevorderen;
Overeenkomend dat het belangrijk is de regels betreffende de gemeenschappelijke luchtvaartruimte te base- ren op de relevante geldende wetgeving in de Europese Unie, zoals vastgesteld in bijlage II bij deze overeen- komst;
Erkennend dat de volledige naleving van de regels van de gemeenschappelijke luchtvaartruimte de partijen in staat stelt alle voordelen van de gemeenschappelijke luchtvaartruimte volledig te benutten, met inbegrip van het openstellen van de toegang tot markten en het maximaliseren van de voordelen voor de consumen- ten, bedrijfssectoren en werknemers van beide partijen;
Erkennend dat de totstandbrenging van de gemeenschappelijke luchtvaartruimte en de toepassing van de regels ervan niet kan worden bereikt zonder, waar nodig, overgangsmaatregelen vast te stellen, en dat het belangrijk is in dit verband adequate bijstand te verlenen;
Geleid door de wens het hoogst mogelijke niveau van veiligheid en beveiliging van het luchtvervoer te garan- deren en bevestigend dat zij zich grote zorgen maken over daden of bedreigingen die gericht zijn tegen lucht- vaartuigen en die de veiligheid van personen of goederen in gevaar brengen, de exploitatie van luchtvaartui- gen nadelig beïnvloeden en het vertrouwen van de reizigers in de veiligheid van de burgerluchtvaart ondermijnen;
Vastberaden om de potentiële voordelen van regelgevende samenwerking en harmonisering van hun wet- en regelgeving op het gebied van de burgerluchtvaart zoveel mogelijk te benutten;
Erkennend dat concurrerende luchtdiensten en een levensvatbare luchtvervoerssector belangrijke voordelen kunnen opleveren;
De wens uitdrukkend vrije, eerlijke en onverstoorde concurrentie te bevorderen, erkennende dat subsidies een nadelig effect kunnen hebben op de concurrentie en de basisdoelstellingen van deze overeenkomst in gevaar kunnen brengen, en erkennende dat de potentiële voordelen mogelijkerwijs niet kunnen worden benut zonder een gelijk speelveld voor luchtvaartmaatschappijen, gekenmerkt door vrije, eerlijke en onver- stoorde concurrentie;
Voornemens voort te bouwen op bestaande overeenkomsten en regelingen tussen de partijen, teneinde te zorgen voor openstelling van de markttoegang en zoveel mogelijk voordelen te creëren voor de consumen- ten, expediteurs, luchtvaartmaatschappijen, luchthavens en hun personeelsleden, de gemeenschap in het algemeen en anderen die daar onrechtstreeks profijt van trekken;
Het belang bevestigend van bescherming van het milieu bij de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van inter- nationaal luchtvaartbeleid;
Bevestigend dat er behoefte is aan dringende maatregelen tegen de klimaatverandering en aan een voortzet- ting van de samenwerking om de broeikasgasemissies van de luchtvaartsector te doen afnemen, op een wijze die in overeenstemming is met multilaterale akkoorden op dit gebied en met name de relevante instru- menten van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (hierna „de ICAO” genoemd) en het in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering gesloten Overeenkomst van Parijs van 12 december 2015;
Het belang bevestigend van de bescherming van de consument, met inbegrip van de bescherming die wordt geboden door het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale lucht- vervoer, gesloten te Montreal op 28 mei 1999, en van het bereiken van een passend niveau van consumen- tenbescherming met betrekking tot luchtdiensten, en erkennende dat er behoefte is aan wederzijdse samen- werking op dit gebied;
Erkennend dat de groei aan commerciële mogelijkheden niet mag leiden tot een afzwakking van hun arbeids- normen, en het belang benadrukkend van de sociale dimensie van de internationale luchtvaart en van een onderzoek naar de gevolgen van de openstelling van markten voor de werknemers, de werkgelegenheid en de arbeidsomstandigheden;
Erop wijzend dat het belangrijk is de toegang tot kapitaal voor de luchtvaartsector te verbeteren, teneinde het luchtvervoer verder te ontwikkelen;
Erkennend dat de mogelijkheid op toetreding van derde landen tot deze overeenkomst voordelen kan inhou- den;
De wens uitdrukkend een overeenkomst inzake luchtvervoer te sluiten, in aanvulling op het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart;
Zijn als volgt overeengekomen:
Artikel 1
Doel
Deze overeenkomst heeft tot doel een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tussen de partijen tot stand te brengen, gebaseerd op geleidelijke openstelling van de markten, liberalisering van de eigendom van en het zeggenschap over luchtvaartmaatschappijen, eerlijke en gelijke concurrentievoorwaarden, non-discriminatie en gemeenschappelijke regels op het gebied van veiligheid, beveiliging, luchtverkeersbeheer, sociale aspec- ten en het milieu. Daartoe worden in deze overeenkomst de tussen de partijen toepasselijke regels uiteenge- zet. Deze regels omvatten de bepalingen die zijn opgenomen in de in bijlage II genoemde wetgeving.
Artikel 2
Definities
Tenzij anders bepaald, wordt met het oog op de toepassing van deze overeenkomst verstaan onder:
1. „overeenkomst”: deze overeenkomst, de bijlagen en aanhangsels daarbij en de eventuele wijzigingen daarvan;
2. „luchtvervoer”: het afzonderlijke of gecombineerde vervoer per luchtvaartuig van passagiers, bagage, goederen en post, tegen vergoeding of betaling van huur, met inbegrip van geregelde en niet-geregelde luchtdiensten;
3. „bepaling van nationaliteit”: de vaststelling dat een luchtvaartmaatschappij die voorstelt om luchtdien- sten te exploiteren in het kader van deze overeenkomst beantwoordt aan de in artikel 4 vermelde eisen met betrekking tot eigendom, effectieve zeggenschap en hoofdvestiging;
4. „bepaling van deugdelijkheid”: de vaststelling dat een luchtvaartmaatschappij die voorstelt om luchtdien- sten te exploiteren in het kader van deze overeenkomst over voldoende financiële draagkracht en passende leidinggevende deskundigheid beschikt om dergelijke diensten te exploiteren, en bereid is de wet- en regel- geving en eisen voor het exploiteren van dergelijke diensten na te leven;
5. „bevoegde autoriteit”: het overheidsagentschap dat of de overheidsentiteit die verantwoordelijk is voor de administratieve taken uit hoofde van deze overeenkomst;
6. „verdrag”: het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, voor ondertekening opengesteld te Chi- cago op 7 december 1944, en omvattende:
b. iedere bijlage of iedere wijziging daarvan die is goedgekeurd krachtens artikel 90 van het verdrag, voor zover deze bijlage of wijziging op een gegeven tijdstip voor zowel Armenië als de EU-lidstaat of -lidstaten van kracht is en ter zake doet;
7. „volledige kosten”: de kosten van de dienstverlening plus een redelijke vergoeding voor vaste beheers- kosten;
8. „internationaal luchtvervoer”: luchtvervoer door het luchtruim boven het grondgebied van meer dan één staat;
9. „hoofdvestiging”: het hoofdkantoor of het geregistreerde kantoor van een luchtvaartmaatschappij op het grondgebied van het land van de partij waar de belangrijkste financiële functies van en de operationele zeg- genschap over de luchtvaartmaatschappij, met inbegrip van het beheer van de blijvende luchtwaardigheid, worden uitgeoefend;
10. „landing voor andere dan verkeersdoeleinden”: een om een andere reden dan voor het aan boord nemen of afzetten van passagiers, bagage, lading of post in het luchtvervoer gemaakte landing;
11. „passagierstarief”: de prijs die aan de luchtvaartmaatschappijen of hun agenten of aan andere ticketver- kopers moet worden betaald voor het vervoer van passagiers via luchtdiensten (met inbegrip van elke andere vervoerswijze die hiermee verband houdt), alsmede de voorwaarden waaronder deze prijs geldt, met inbe- grip van vergoedingen aan agentschappen en andere ondersteunende diensten;
12. „goederentarief”: de prijs die moet worden betaald voor het vervoer van goederen via luchtdiensten (met inbegrip van elke andere vervoerswijze die hiermee verband houdt), alsmede de voorwaarden waaron- der deze prijs geldt, met inbegrip van vergoedingen aan agentschappen en andere ondersteunende diensten;
13. „grondgebied”: wat Armenië betreft, het grondgebied van de Republiek Armenië, en, wat de Europese Unie en de EU-lidstaten betreft, het landoppervlak, de binnenwateren en de territoriale zee van de EU- lidstaten die onder de EU-Verdragen vallen en onderhevig zijn aan de in de EU-Verdragen vastgestelde voor- waarden, alsmede het luchtruim daarboven;
14. „gebruikersheffing”: een aan luchtvaartmaatschappijen opgelegde heffing voor de levering van luchthaven-, luchthavenmilieu-, luchtvaartnavigatie- of luchtvaartbeveiligingsfaciliteiten of -diensten, met inbegrip van aanverwante diensten en faciliteiten;
15. „zelfafhandeling”: situatie waarbij een gebruiker zichzelf rechtstreeks een of meer categorieën afhande- lingsdiensten verleent en met derden geen enkel contract, hoe ook genaamd, dat de verlening van dergelijke diensten tot doel heeft, afsluit; voor de toepassing van deze definitie worden gebruikers onderling niet als derden beschouwd als:
a. de ene een meerderheidsbelang heeft in de andere, of
b. eenzelfde entiteit in elk van beide een meerderheidsbelang heeft;
16. „recht van de vijfde vrijheid”: het recht of voorrecht dat door een staat („de verlenende staat”) aan de luchtvaartmaatschappijen van een andere staat („de ontvangende staat”) wordt verleend om internationale luchtvervoersdiensten uit te voeren tussen het grondgebied van de verlenende staat en het grondgebied van een derde staat, voor zover dergelijke diensten beginnen of eindigen op het grondgebied van de ontvan- gende staat;
17. „derde land”: een land dat geen EU-lidstaat en niet Armenië is.
TITEL I ECONOMISCHE BEPALINGEN
Artikel 3
Toekenning van rechten
1. De overgangsbepalingen van bijlage I van deze overeenkomst zijn van toepassing op de in dit artikel vast- gestelde rechten.
Verkeersrechten en routeschema
2. Elke partij verleent de andere partij op niet-discriminerende basis de hierna vermelde rechten met betrek- king tot de exploitatie van internationale luchtdiensten door luchtvaartmaatschappijen van de andere partij:
a. het recht over haar grondgebied te vliegen zonder te landen;
b. het recht om op haar grondgebied te landen voor andere dan verkeersdoeleinden;
c. het recht geregelde en niet-geregelde internationale passagiersvluchten, gecombineerde vluchten en goederenvluchten uit te voeren tussen punten1) op de volgende routes:
i. in het geval van luchtvaartmaatschappijen uit de Europese Unie:
1) De verwijzing naar punten in dit artikel moet worden opgevat als een verwijzing naar internationaal erkende luchtha- vens.
punten in de Europese Unie – tussenliggende punten op het grondgebied van partnerlanden van het Europees nabuurschapsbeleid2), partijen bij de multilaterale overeenkomst tot oprichting van een Europese gemeenschappelijke luchtvaartruimte3), of lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie4)
– punten in Armenië – verder gelegen punten;
ii. in het geval van luchtvaartmaatschappijen uit Armenië:
punten in Armenië – tussenliggende punten op het grondgebied van partnerlanden van het Europees nabuurschapsbeleid, partijen bij de multilaterale overeenkomst tot oprichting van een Europese ge- meenschappelijke luchtvaartruimte, of lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie – punten in de Europese Unie;
d. de overige in deze overeenkomst gespecificeerde rechten.
Operationele flexibiliteit
3. De luchtvaartmaatschappijen van beide partijen mogen bij een vlucht of alle vluchten en naar keuze op de in lid 2 gespecificeerde routes:
a. vluchten in een van beide of in beide richtingen exploiteren;
b. verschillende vluchtnummers combineren bij één vluchtuitvoering;
c. tussenliggende en verder gelegen punten en punten op het grondgebied van de partijen bedienen, in om het even welke combinatie en volgorde, volgens de bepalingen van lid 2;
d. landingen op een punt of punten overslaan;
e. op ieder willekeurig punt verkeer overbrengen van een van hun luchtvaartuigen naar een ander („change of gauge”);
f. een tussenlanding maken op ieder punt binnen of buiten het grondgebied van een partij;
g. transitvluchten verrichten via het grondgebied van de andere partij;
h. verkeer op hetzelfde luchtvaartuig combineren ongeacht de herkomst van dit verkeer, en
i. meer dan één punt bedienen op dezelfde vlucht (co-terminalisering).
De bij dit lid voorziene operationele flexibiliteit kan worden uitgeoefend zonder richtings- of geografische beperkingen en zonder verlies van rechten om vervoer te verrichten dat anderszins toelaatbaar is krachtens deze overeenkomst, voor zover:
a. de diensten van luchtvaartmaatschappijen uit Armenië een punt in Armenië bedienen;
b. de diensten van luchtvaartmaatschappijen uit de Europese Unie een punt in de Europese Unie bedienen.
4. Elke partij verleent luchtvaartmaatschappijen het recht om de frequentie en capaciteit van het door hen aangeboden internationale luchtvervoer te baseren op commerciële marktgerelateerde overwegingen. Over- eenkomstig dit recht mag geen van beide partijen unilateraal beperkingen opleggen met betrekking tot het verkeersvolume, de frequentie of de regelmaat van de vluchten, de routes, de herkomst of bestemming van het verkeer of de door de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij gebruikte types luchtvaartuigen, behalve om redenen die verband houden met douane, techniek, exploitatie, veiligheid van het luchtverkeers- beheer, milieu of volksgezondheid, of tenzij anders bepaald in deze overeenkomst.
5. De luchtvaartmaatschappijen van elke partij mogen, binnen het kader van codesharingovereenkomsten, elk punt in een derde land bedienen dat niet is opgenomen in de gespecificeerde routes, voor zover ze geen rechten van de vijfde vrijheid uitoefenen.
6. Niets in deze overeenkomst verleent:
a. de luchtvaartmaatschappijen van Armenië het recht op het grondgebied van een EU-lidstaat tegen ver- goeding passagiers, bagage, goederen of post aan boord te nemen die bestemd zijn voor een ander punt op het grondgebied van diezelfde EU-lidstaat;
b. de luchtvaartmaatschappijen van de Europese Unie het recht in Armenië tegen vergoeding passagiers, bagage, goederen of post aan boord te nemen die bestemd zijn voor een ander punt in Armenië.
7. Bij de uitoefening van hun rechten en plichten uit hoofde van deze overeenkomst maken de partijen geen onderscheid tussen luchtvaartmaatschappijen van de andere partij, met name op basis van nationaliteit.
8. Niettegenstaande andere bepalingen van deze overeenkomst heeft elke partij het recht te weigeren inter- nationaal luchtvervoer uit te voeren naar, van of via het grondgebied van een derde land waarmee deze par- tij geen diplomatieke betrekkingen onderhoudt.
2) Zie de conclusies van de Raad van 16 juni 2003, samen met de mededeling van de Commissie over het Europees nabuur- schapsbeleid van 12 mei 2004, door de Raad bekrachtigd in zijn conclusies van 14 juni 2004.
3) Multilaterale Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, de Republiek Albanië, Bosnië en Herze- govina, de Republiek Bulgarije, de Republiek Kroatië, de Republiek IJsland, de Republiek Montenegro, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Servië, Roemenië en de Missie van de Verenigde Naties voor interim-bestuur in Kosovo (UNMIK) (1) betreffende de totstandbrenging van een Europese Ge- meenschappelijke Luchtvaartruimte (PB L 285 van 16.10.2006, blz. 3) Op grond van Resolutie 1244 van de VN-Veilig- heidsraad van 10 juni 1999).
4) De Republiek IJsland, het Vorstendom Liechtenstein, het Koninkrijk Noorwegen en de Zwitserse Bondsstaat.
Exploitatievergunning en technische vergunning
1. Bij ontvangst van een aanvraag voor een exploitatievergunning van een luchtvaartmaatschappij van een partij, verleent de andere partij zo spoedig mogelijk de exploitatievergunningen en passende technische ver- gunningen, voor zover:
a. in het geval van een luchtvaartmaatschappij uit Armenië:
i. de hoofdvestiging van de luchtvaartmaatschappij zich in Armenië bevindt en de maatschappij houder is van een geldige exploitatievergunning overeenkomstig het recht van Armenië;
ii. het regelgevend toezicht op de luchtvaartmaatschappij daadwerkelijk wordt uitgeoefend en gehand- haafd door Armenië, dat het Air Operator Certificate van de luchtvaartmaatschappij heeft afgegeven, en de bevoegde autoriteit duidelijk is vermeld; en
iii. tenzij anders bepaald in artikel 6, de eigendom van de luchtvaartmaatschappij, hetzij rechtstreeks het- zij via één meerderheidsparticipatie, en de feitelijke zeggenschap over die maatschappij berust bij Armenië of bij onderdanen van Armenië, of bij beide;
b. in het geval van een luchtvaartmaatschappij uit de Europese Unie:
i. de hoofdvestiging van de luchtvaartmaatschappij zich op het grondgebied van de Europese Unie bevindt en de luchtvaartmaatschappij houder is van een geldige exploitatievergunning overeenkom- stig het recht van de Europese Unie;
ii. de EU-lidstaat die verantwoordelijk is voor de afgifte van het Air Operator Certificate daadwerkelijk regelgevend toezicht houdt op de luchtvaartmaatschappij, en de bevoegde autoriteit duidelijk is ver- meld; en
iii. tenzij anders bepaald in artikel 6, de eigendom van de luchtvaartmaatschappij, hetzij rechtstreeks het- zij via een meerderheidsparticipatie, en de feitelijke zeggenschap over die maatschappij berust bij een of meer lidstaten van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie of bij hun onderda- nen, of bij beide;
c. de artikelen 14 en 15 worden nageleefd; en
d. de luchtvaartmaatschappij voldoet aan de in wet- en regelgeving voorgeschreven voorwaarden die ge- woonlijk worden toegepast op de exploitatie van internationaal luchtvervoer door de partij die de aan- vraag behandelt.
2. Wanneer de partijen exploitatievergunningen en technische vergunningen afgeven, behandelen zij alle luchtvaartmaatschappijen van de andere partij op niet-discriminerende wijze.
3. Als een partij een aanvraag voor een exploitatievergunning ontvangt van een luchtvaartmaatschappij van de andere partij, erkent zij de door de eerste partij gedane vaststellingen met betrekking tot de deugdelijkheid of nationaliteit van die luchtvaartmaatschappij alsof die vaststellingen door haar eigen bevoegde autoriteiten zijn gedaan, en voert zij verder geen onderzoek naar deze kwesties, behalve zoals bepaald in de tweede en derde alinea.
Indien, na ontvangst van een aanvraag voor een exploitatievergunning van een luchtvaartmaatschappij of na het verlenen van een dergelijke vergunning, de bevoegde autoriteiten van de ontvangende partij een speci- fieke reden hebben om bezorgd te zijn over het feit dat, ondanks de door de andere partij gedane vaststelling, de in lid 1 vermelde voorwaarden voor het verlenen van passende exploitatievergunningen of technische ver- gunningen niet zijn nageleefd, dient de ontvangende partij de andere partij daar onmiddellijk van in kennis te stellen en haar bezorgdheid te motiveren. In dat geval mag elke partij om overleg verzoeken, inclusief met vertegenwoordigers van de relevante bevoegde autoriteiten van beide partijen, of aanvullende informatie over deze redenen tot bezorgdheid vragen; op een dergelijk verzoek om overleg moet zo snel als praktisch uitvoerbaar worden ingegaan. Als geen oplossing wordt gevonden, mag elke partij de kwestie voorleggen aan het in artikel 23 bedoelde gemengd comité („het gemengd comité”).
Dit lid heeft geen betrekking op de erkenning van vaststellingen die verband houden met veiligheidscertifi- caten of -vergunningen, beveiligingsregelingen of verzekeringsdekking.
Artikel 5
Weigering, intrekking, schorsing of beperking van exploitatievergunningen en technische vergunningen
1. Elke partij mag de exploitatievergunningen of technische vergunningen weigeren, intrekken, schorsen, aan voorwaarden onderwerpen of beperken of de activiteiten van een luchtvaartmaatschappij van de andere partij op een andere wijze weigeren, schorsen, aan voorwaarden onderwerpen of beperken als:
a. in het geval van een luchtvaartmaatschappij uit Armenië:
i. de hoofdvestiging van de luchtvaartmaatschappij zich niet in Armenië bevindt of de maatschappij niet over een geldige exploitatievergunning overeenkomstig het recht van Armenië beschikt;
ii. het regelgevend toezicht op de luchtvaartmaatschappij niet effectief wordt uitgeoefend of gehand- haafd door Armenië, indien Armenië verantwoordelijk is voor de afgifte van het Air Operator Certifi- cate, of de bevoegde luchtvaartautoriteit niet duidelijk is vermeld; of
iii. tenzij anders bepaald in artikel 6, de eigendom van de luchtvaartmaatschappij, hetzij rechtstreeks het- zij via een meerderheidsparticipatie, of de feitelijke zeggenschap over die maatschappij berust niet bij Armenië of bij onderdanen van Armenië, of niet bij beide;
b. in het geval van een luchtvaartmaatschappij uit de Europese Unie:
i. de hoofdvestiging van de luchtvaartmaatschappij zich niet op het grondgebied van de Europese Unie bevindt of de luchtvaartmaatschappij geen houder is van een geldige exploitatievergunning overeen- komstig het recht van de Europese Unie;
ii. het regelgevend toezicht op de luchtvaartmaatschappij niet wordt uitgeoefend of gehandhaafd door de EU-lidstaat die verantwoordelijk is voor de afgifte van het Air Operator Certificate, of de bevoegde autoriteit niet duidelijk is vermeld; of
iii. tenzij anders bepaald in artikel 6, de eigendom van de luchtvaartmaatschappij, hetzij rechtstreeks het- zij via een meerderheidsparticipatie, en de feitelijke zeggenschap over die maatschappij berust niet bij een of meer lidstaten van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie of bij hun onder- danen, of niet bij beide;
c. de artikelen 8, 14 en 15 niet zijn nageleefd; of
d. de luchtvaartmaatschappij de in artikel 7 vermelde wet- en regelgeving of de wet- en regelgeving die nor- maal wordt toegepast op de exploitatie van internationaal luchtvervoer door de partij die de aanvraag behandelt, niet heeft nageleefd.
2. Tenzij onmiddellijke maatregelen noodzakelijk zijn om verdere niet-naleving van lid 1, punt c) of d), te voor- komen, worden de in dit artikel vastgestelde rechten pas uitgeoefend na overleg met de andere partij.
3. Dit artikel houdt geen beperking in van de rechten van de partijen om de exploitatievergunning of techni- sche vergunning van een luchtvaartmaatschappij of luchtvaartmaatschappijen van de andere partij te weige- ren, in te trekken, te schorsen, aan voorwaarden te onderwerpen of te beperken overeenkomstig artikel 14 of 15.
Artikel 6
Investeringen in luchtvaartmaatschappijen
1. Niettegenstaande de artikelen 4 en 5, en nadat het gemengd comité overeenkomstig artikel 23, lid 8, heeft gecontroleerd of elke partij of haar onderdelen volgens haar wetgeving een meerderheidsbelang in of feite- lijke zeggenschap over een luchtvaartmaatschappij van de andere partij mag verwerven, kunnen de partijen toestaan dat EU-lidstaten of hun onderdanen meerderheidseigenaar worden van of effectieve zeggenschap verwerven over een luchtvaartmaatschappij uit Armenië, of dat Armenië of onderdanen van Armenië meer- derheidseigenaar worden van of effectieve zeggenschap verwerven over een luchtvaartmaatschappij uit de Europese Unie, overeenkomstig lid 2 van dit artikel.
2. Met betrekking tot lid 1 van dit artikel worden investeringen in luchtvaartmaatschappijen door de partijen of hun onderdanen afzonderlijk toegestaan krachtens een voorafgaande beslissing van het gemengd comité, overeenkomstig artikel 23, lid 2.
In die beslissing worden de voorwaarden gespecificeerd voor de exploitatie van de in deze overeenkomst overeengekomen diensten en van de diensten tussen derde landen en de partijen. Artikel 23, lid 11, is niet van toepassing op die beslissing.
Artikel 7
Naleving van wet- en regelgeving
1. Als luchtvaartmaatschappijen van de ene partij het grondgebied van de andere partij binnenkomen of ver- laten, moeten zij zich houden aan de op dat grondgebied toepasselijke wet- en regelgeving inzake binnen- komst op en vertrek uit het grondgebied door luchtvaartuigen die internationaal luchtvervoer uitvoeren en inzake de exploitatie van luchtvaartuigen.
2. Bij binnenkomst in, verblijf op of vertrek uit het grondgebied van een partij moet de wet- en regelgeving die op dat grondgebied geldt met betrekking tot de toelating tot of het vertrek uit dat grondgebied van pas- sagiers, bemanningen, bagage, goederen of post aan boord van het luchtvaartuig (met inbegrip van de for- maliteiten verbonden aan binnenkomst, inklaring, immigratie, paspoorten, douane en quarantaine of, in het geval van post, postvoorschriften) door of namens deze passagiers, bemanningen, bagage, goederen en post, van de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij worden nageleefd.
3. De partijen staan op hun grondgebied toe dat de luchtvaartmaatschappij van de andere partij maatrege- len neemt om te garanderen dat alleen personen worden vervoerd die beschikken over de vereiste reisdocu- menten voor binnenkomst op hun grondgebied of voor transit via het grondgebied van de andere partij.
Eerlijke concurrentie
1. De partijen erkennen dat het hun gezamenlijke doelstelling is een eerlijk concurrentieklimaat te scheppen en aan de bedrijven van beide partijen die actief zijn in de luchtvervoerssector eerlijke en gelijke kansen te bieden om de concurrentie aan te gaan voor de exploitatie van overeengekomen diensten op de gespecifi- ceerde routes. De partijen nemen dan ook alle passende maatregelen om ervoor te zorgen dat deze doelstel- ling wordt bereikt.
2. De partijen bevestigen dat vrije concurrentie zonder verstoringen belangrijk is om de doelstellingen van deze overeenkomst te helpen bereiken en merken op dat het bestaan van een uitgebreide concurrentiewet- geving en een onafhankelijke concurrentieautoriteit, alsook de gezonde en effectieve handhaving van hun nationale concurrentiewetgeving, belangrijk zijn voor het efficiënt verlenen van luchtvervoersdiensten. Het concurrentierecht van elke partij dat betrekking heeft op de kwesties die onder dit artikel vallen, zoals perio- diek gewijzigd, is van toepassing op de activiteiten van de luchtvaartmaatschappijen binnen het rechtsgebied van elke partij. De partijen delen de doelstelling van verenigbaarheid en convergentie van de concurrentie- wetgeving en de effectieve toepassing ervan. Ze werken samen indien nodig en als de effectieve toepassing van de concurrentiewetgeving dit rechtvaardigt, met name door hun luchtvaartmaatschappij(en) of andere onderdanen toestemming te geven om, overeenkomstig hun respectieve regels en rechtspraak, relevante informatie mee te delen met betrekking tot een onder de concurrentiewetgeving vallende actie van de con- currentieautoriteiten van de andere partij.
3. Niets in deze overeenkomst kan de autoriteit en de rechten van de bevoegde concurrentieautoriteiten en de rechtbanken van de partijen (en de Europese Commissie) beïnvloeden, beperken of schaden, en alle vra- gen met betrekking tot de toepassing van de concurrentiewetgeving blijven onder de exclusieve bevoegd- heid van deze autoriteiten en rechtbanken vallen. Alle maatregelen van een partij op grond van dit artikel laten eventuele maatregelen van deze autoriteiten en rechtbanken dus onverlet.
4. Alle op grond van dit artikel genomen maatregelen vallen onder de exclusieve bevoegdheid van de par- tijen en zijn uitsluitend gericht tot de andere partij of de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij die luchtvervoersdiensten leveren naar/van de partijen. Deze maatregelen vallen niet onder de geschillenbe- slechtingsprocedure van artikel 24.
5. De partijen vermijden elke vorm van discriminatie of oneerlijke praktijken die nadelige gevolgen hebben voor de kansen van de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij om eerlijke en gelijke concurrentie aan te gaan voor de verlening van luchtvervoerdiensten.
6. De partijen mogen geen overheidssubsidies of -steun verstrekken aan een bedrijf of daarvoor toestem- ming geven als dit nadelige gevolgen heeft voor de eerlijke en gelijke kansen van de luchtvaartmaatschap- pijen van de andere partij om de concurrentie aan te gaan voor de verlening van luchtvervoerdiensten. Der- gelijke overheidssubsidies of -steun kunnen bestaan uit, maar zijn niet beperkt zijn tot: kruissubsidiëring; vergoeding van bedrijfsverliezen; kapitaalinbreng of dotatie; subsidies; garanties; bevoorrechte leningen of verzekeringen; bescherming tegen faillissement; het afzien van de invordering van verschuldigde bedragen; het afzien van een normale winst op geïnvesteerde overheidsmiddelen; belastingverlaging of -vrijstelling; vergoeding van door overheden opgelegde lasten, en toegang, op discriminerende of niet-commerciële basis, tot luchtvaartnavigatie- of luchthavenfaciliteiten en -diensten, brandstof, grondafhandeling, beveili- ging, geautomatiseerde boekingssystemen, slottoewijzing of andere faciliteiten en diensten die nodig zijn voor de exploitatie van luchtdiensten.
7. Als een partij overheidssubsidies of -steun verstrekt of een bedrijf ondersteunt, moet zij de transparantie van dergelijke maatregelen garanderen met passende middelen, bijvoorbeeld door van de luchtvaartmaat- schappij te eisen dat zij deze subsidie of staatssteun duidelijk en afzonderlijk in haar rekeningen vermeldt.
8. Elke partij verleent de andere partij, op haar verzoek, binnen een redelijke termijn financiële verslagen over de entiteiten die onder haar rechtsbevoegdheid vallen, alsook alle andere informatie waar de andere partij redelijkerwijs om kan verzoeken om de naleving van de bepalingen van dit artikel te waarborgen. Dit kan gedetailleerde informatie over subsidies en steun omvatten. Het is mogelijk dat de partij die toegang tot de informatie vraagt, deze informatie vertrouwelijk moet behandelen.
9. Onverminderd alle maatregelen die worden genomen door de bevoegde concurrentieautoriteit of recht- bank die bevoegd is voor de toepassing van de in leden 5 en 6 bedoelde regels:
a. kan een partij, als zij van mening is dat een luchtvaartmaatschappij slachtoffer is van discriminatie of oneerlijke praktijken in de zin van lid 5 of 6 en voor zover dit kan worden bewezen, schriftelijke opmerkin- gen indienen bij de andere partij. Elke partij mag, na kennisgeving aan de andere partij, verantwoordelijke overheidsinstanties op het grondgebied van de andere partij benaderen, inclusief instanties op centraal, regionaal of lokaal niveau, om de onder dit artikel vallende kwesties te bespreken. Om het probleem op
b. als de partijen er niet in slagen om het probleem binnen 30 dagen na het begin van het overleg op te los- sen of als het overleg niet binnen 30 dagen na de ontvangst van het verzoek betreffende een vermeende inbreuk tegen lid 5 of 6 van start gaat, heeft de partij die om overleg heeft gevraagd het recht om de uit hoofde van deze overeenkomst aan de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij toegekende rech- ten te schorsen door de exploitatievergunning van deze luchtvaartmaatschappijen te weigeren, in te trek- ken of te schorsen, door de uitoefening van die rechten te onderwerpen aan de door haar nodig geachte voorwaarden, door heffingen op te leggen of door andere maatregelen te nemen. Op grond van dit lid genomen maatregelen moeten passend en evenredig zijn en inzake toepassingsgebied en duur beperkt zijn tot hetgeen strikt noodzakelijk is.
10. Elke partij past de antitrustwetgeving effectief toe overeenkomstig lid 2 en verbiedt luchtvaartmaatschap- pijen om:
a. ten aanzien van alle andere luchtvaartmaatschappijen, overeenkomsten te sluiten, besluiten te nemen of feitelijke gedragingen te vertonen die gevolgen kunnen hebben voor de luchtvervoersdiensten naar/van deze partij, en die tot doel of als gevolg hebben dat de concurrentie wordt belemmerd, beperkt of verstoord. Dit verbod kan worden opgeheven als die overeenkomsten, besluiten of feitelijke gedragingen de verlening of verspreiding van de diensten helpen verbeteren of de technische of economische vooruit- gang helpen bevorderen, waarbij een billijk aandeel in de daaruit voortvloeiende winsten wordt voorbe- houden aan de consumenten, en zonder: i) aan de betrokken ondernemingen beperkingen op te leggen welke voor het bereiken van deze doelstellingen niet onmisbaar zijn; ii) de betrokken ondernemingen de mogelijkheid te geven voor een wezenlijk deel van de desbetreffende diensten de mededinging uit te schakelen, en
b. misbruik te maken van een dominante positie die gevolgen kan hebben voor de luchtvervoersdiensten naar/van deze partij.
11. Elke partij wijst de toepassing van de in lid 10 bedoelde antitrustwetgeving exclusief toe aan haar onaf- hankelijke bevoegde concurrentieautoriteit of rechtbank.
12. Onverminderd alle maatregelen die worden genomen door de onafhankelijke bevoegde concurrentie- autoriteit of rechtbank die bevoegd is voor de toepassing van de in lid 10 bedoelde regels, kan een partij, als zij van oordeel is dat een luchtvaartmaatschappij slachtoffer is van een vermeende inbreuk tegen lid 10 en voor zover dat kan worden bewezen, schriftelijke opmerkingen indienen bij de andere partij. Elke partij mag, na kennisgeving aan de andere partij, verantwoordelijke overheidsinstanties op het grondgebied van de andere partij benaderen, inclusief instanties op centraal, regionaal of lokaal niveau, om de onder dit artikel vallende kwesties te bespreken. Om het probleem op te lossen, kan een partij bovendien om overleg met de andere partij verzoeken. Dit overleg gaat van start binnen 30 dagen na ontvangst van het verzoek. In de tus- sentijd wisselen de partijen voldoende informatie uit om een volledig onderzoek van het door een van de par- tijen gemelde probleem mogelijk te maken.
13. Als de partijen er niet in slagen om het probleem binnen 30 dagen na het begin van het overleg op te los- sen of als het overleg niet binnen 30 dagen na de ontvangst van het verzoek betreffende een vermeende inbreuk tegen lid 10 van start gaat, en voor zover de bevoegde concurrentieautoriteit of rechtbank een schen- ding van de antitrustwetgeving heeft vastgesteld, heeft de partij die om overleg heeft gevraagd het recht om de uit hoofde van deze overeenkomst aan de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij toegekende rechten te schorsen door de exploitatievergunning van deze luchtvaartmaatschappijen te weigeren, in te trek- ken of te schorsen, door de uitoefening van die rechten te onderwerpen aan de door haar nodig geachte voor- waarden, door heffingen op te leggen of door andere maatregelen te nemen. Op grond van dit lid genomen maatregelen moeten passend en evenredig zijn en inzake toepassingsgebied en duur beperkt zijn tot hetgeen strikt noodzakelijk is.
Artikel 9
Commerciële opportuniteiten
1. Met inachtneming van de overgangsbepalingen in bijlage I zien de partijen erop toe dat hun relevante wet- ten, regels en procedures beantwoorden aan de regelgevende eisen en normen op het gebied van luchtver- voer, zoals gespecificeerd bijlage II, deel A.
2. De partijen zijn het erover eens dat de voordelen van deze overeenkomst niet kunnen worden verwezen- lijkt wanneer commerciële exploitanten worden gehinderd in hun bedrijfsvoering. De partijen komen dan ook overeen om dergelijke hinderpalen voor de bedrijfsvoering van de luchtvaartmaatschappijen van beide par- tijen, die commerciële activiteiten belemmeren, concurrentieverstoringen veroorzaken of de totstandbren- ging van een gelijk speelveld verhinderen, effectief en wederzijds uit de weg te ruimen.
3. De luchtvaartmaatschappijen van beide partijen zijn niet verplicht een plaatselijke partner te hebben.
4. Het gemengd comité ontwikkelt een proces van samenwerking met betrekking tot bedrijfsvoering en com- merciële opportuniteiten, ziet toe op de vooruitgang die wordt geboekt bij het effectief uit de weg ruimen van hinderpalen voor de bedrijfsvoering en beoordeelt regelmatig de ontwikkelingen, waaronder ontwikkelingen in de richting van wetgevende en regelgevende wijzigingen. Overeenkomstig artikel 23 mag een partij ver- zoeken om een vergadering van het gemengd comité teneinde alle vragen met betrekking tot de toepassing van dit artikel te bespreken.
5. De luchtvaartmaatschappijen van beide partijen hebben het recht op het grondgebied van de andere par- tij kantoren en faciliteiten te openen, indien dergelijke kantoren en faciliteiten nodig zijn voor de verlening van luchtvervoersdiensten en voor de promotie en verkoop van luchtvervoer en aanverwante activiteiten en heb- ben het recht zowel hun eigen tickets of luchtvrachtbrieven als die van alle andere luchtvaartmaatschappijen te verkopen en af te geven.
6. De luchtvaartmaatschappijen van beide partijen hebben het recht om leidinggevend, verkoops-, technisch, operationeel en ander gespecialiseerd personeel dat nodig is om de luchtvervoersactiviteiten te ondersteu- nen, op het grondgebied van de andere partij binnen te brengen en er te handhaven, overeenkomstig de wet- en regelgeving van de andere partij met betrekking tot toegang, verblijf en werk. Beide partijen zorgen voor de gemakkelijke en snelle verlening van werkvergunningen voor het personeel dat in dienst is bij de in dit artikel bedoelde kantoren, inclusief het personeel dat tijdelijke taken uitvoert gedurende hoogstens 90 dagen, met inachtneming van de relevante geldende wet- en regelgeving.
7. Onverminderd de tweede alinea heeft elke luchtvaartmaatschappij met betrekking tot grondafhandeling op het grondgebied van de andere partij het recht:
a. haar eigen grondafhandeling te verzorgen („zelfafhandeling”); of
b. het recht een selectie te maken tussen concurrerende leveranciers van volledige of gedeeltelijke grondaf- handelingsdiensten, met inbegrip van andere luchtvaartmaatschappijen, voor zover deze leveranciers krachtens de wet- en regelgeving van elke partij toegang hebben tot de markt en dergelijke leveranciers aanwezig zijn op de markt.
Met betrekking tot de rechten uit hoofde van de eerste alinea, punten a) en b), gelden uitsluitend specifieke beperkingen inzake beschikbare ruimte of capaciteit die nodig zijn voor de veilige exploitatie van de luchtha- ven. Indien dit tot gevolg heeft dat zelfafhandeling wordt beperkt, verhinderd of uitgesloten en indien er geen daadwerkelijke mededinging tussen leveranciers van grondafhandelingsdiensten bestaat, ziet de desbetref- fende partij erop toe dat deze diensten op gelijke en niet-discriminerende basis ter beschikking worden gesteld van alle luchtvaartmaatschappijen; de prijzen van dergelijke diensten worden vastgesteld op basis van relevante, objectieve, transparante en niet-discriminerende criteria.
8. Elk grondafhandelingsbedrijf, ongeacht of het een luchtvaartmaatschappij betreft of niet, heeft met betrek- king tot grondafhandeling op het grondgebied van de andere partij het recht om grondafhandelingsdiensten te verlenen aan luchtvaartmaatschappijen die actief zijn op dezelfde luchthaven, voor zover dit toegestaan is door en in overeenstemming is met de toepasselijke wet- en regelgeving.
9. Elke partij ziet erop toe dat haar procedures, richtsnoeren en regels voor de toekenning van de slots op de luchthavens op haar grondgebied op onafhankelijke, transparante, doeltreffende, niet-discriminerende en tij- dige wijze worden toegepast.
10. Een partij mag de aanmelding van operationele plannen, programma’s of dienstregelingen voor krach- tens deze overeenkomst geëxploiteerde diensten enkel vereisen om te kunnen nagaan of de uit hoofde van deze overeenkomst verleende rechten in acht worden genomen. Wanneer een partij dergelijke aanmelding vereist, beperkt zij de administratieve lasten procedures voor tussenpersonen en voor de luchtvaartmaat- schappijen van de andere partij tot een minimum.
11. Elke luchtvaartmaatschappij van elke partij mag luchtvervoersdiensten verkopen op het grondgebied van de andere partij, hetzij rechtstreeks, hetzij, naar keuze van de luchtvaartmaatschappij, via verkoopagenten of andere tussenpersonen die door de luchtvaartmaatschappij zijn aangesteld, of via het internet of elk ander beschikbaar kanaal. Elke luchtvaartmaatschappij heeft het recht dergelijk vervoer te verkopen en het staat iedereen vrij dergelijk vervoer en bijbehorende diensten te kopen, in de munteenheid van dat grondgebied of in vrij converteerbare valuta.
12. De luchtvaartmaatschappijen van beide partijen mogen lokale uitgaven op het grondgebied van de andere partij, met inbegrip van de aankoop van brandstof en de betaling van luchthavengelden, in lokale munt betalen. Het staat de luchtvaartmaatschappijen ook vrij dergelijke uitgaven op het grondgebied van de andere partij te betalen in vrij converteerbare valuta tegen de geldende wisselkoers.
13. Elke luchtvaartmaatschappij heeft het recht om, op verzoek, op welk ogenblik en welke wijze dan ook, lokale inkomsten om te wisselen in om het even welke vrij converteerbare munteenheid en over te maken.
14. Bij het exploiteren of aanbieden van diensten in het kader van deze overeenkomst mag een luchtvaart- maatschappij van een partij op het gebied van marketing samenwerkingsregelingen, zoals overeenkomsten inzake voorbehouden capaciteit of codesharingregelingen, sluiten met:
a. alle luchtvaartmaatschappijen van de partijen;
b. alle luchtvaartmaatschappijen van een derde land’; en
c. een aanbieder van oppervlaktevervoer (op land of op zee) in een willekeurig land,
voor zover i) de exploiterende luchtvaartmaatschappij houder is van de passende verkeersrechten; ii) de luchtvaartmaatschappij waarmee de marketingovereenkomst wordt gesloten houder is van de passende rechten met betrekking tot de onderliggende route, en iii) de overeenkomst voldoet aan de eisen inzake vei- ligheid en mededinging die gewoonlijk van toepassing zijn op dergelijke overeenkomsten.
15. Wanneer passagiersvervoer met coöperatieve marketingregelingen wordt verkocht, moet in het verkoop- punt of in elk geval bij de check-in of, indien geen check-in vereist is voor een aansluitende vlucht, alvorens aan boord te gaan aan de koper worden meegedeeld welke vervoerders elk deel van de dienst zullen uitvoe- ren.
16. Wanneer luchtvaartmaatschappijen in eigen naam oppervlaktevervoer van passagiers aanbieden, zijn deze diensten niet onderworpen aan de wet- en regelgeving inzake luchtvervoer.
17. Niettegenstaande enige andere bepaling van deze overeenkomst is het de luchtvaartmaatschappijen en indirecte aanbieders van vrachtvervoer van de partijen zonder beperking toegestaan om in verband met inter- nationaal luchtvervoer gebruik te maken van alle oppervlaktevervoer voor vracht van en naar willekeurige punten op de grondgebieden van de partijen of in derde landen, met inbegrip van het vervoer naar en van alle internationaal erkende luchthavens met douanefaciliteiten, en inclusief, indien van toepassing, het recht op douanevervoer van vracht in het kader van de geldende wet- en regelgeving. Deze vracht heeft, ongeacht of het oppervlaktevervoer dan wel luchtvervoer betreft, toegang tot de douaneprocedures en -faciliteiten op de luchthaven. Luchtvaartmaatschappijen kunnen verkiezen hun oppervlaktevervoer zelf te verzorgen of hier- voor regelingen te treffen met andere aanbieders van oppervlaktevervoer; ze mogen bijvoorbeeld een beroep doen op andere luchtvaartmaatschappijen die oppervlaktevervoer aanbieden en op indirecte aanbieders van luchtvrachtvervoer. Dergelijke intermodale vrachtvervoersdiensten kunnen worden aangeboden tegen een prijs waarin zowel het luchtvervoer als het oppervlaktevervoer is inbegrepen, voor zover de expediteurs cor- recte feitelijke informatie krijgen met betrekking tot dergelijk vervoer.
18. De luchtvaartmaatschappijen van elke partij hebben het recht franchising- of brandingovereenkomsten te sluiten met ondernemingen, met inbegrip van luchtvaartmaatschappijen, van beide partijen of van derde landen, mits de luchtvaartmaatschappijen de vereiste vergunningen hebben en voldoen aan de voorwaarden die worden gesteld volgens de wet- en regelgeving die gewoonlijk door de partijen op dergelijke overeen- komsten wordt toegepast, met name die welke de vrijgave vereisen van de identiteit van de luchtvaartmaat- schappij die de dienst exploiteert.
19. De luchtvaartmaatschappijen van elke partij mogen, met het oog op de exploitatie van internationale luchtdiensten, overeenkomsten sluiten voor de terbeschikkingstelling van luchtvaartuigen, met of zonder bemanning, met:
a. alle luchtvaartmaatschappijen van de partijen; en
b. alle luchtvaartmaatschappijen van een derde land,
mits alle deelnemers aan die overeenkomsten het vereiste gezag hebben en voldoen aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in de wet- en regelgeving die door de partijen op dergelijke overeenkomsten wordt toege- past. Geen van beide partijen eist van de luchtvaartmaatschappij die de luchtvaartuigen ter beschikking stelt dat zij krachtens deze overeenkomst moet beschikken over verkeersrechten voor de routes waarop de lucht- vaartuigen zullen worden ingezet. De partijen mogen eisen dat deze overeenkomsten worden goedgekeurd door hun bevoegde autoriteiten. Als een partij een dergelijke goedkeuring eist, beperkt zij de administratieve lasten van de goedkeuringsprocedures voor de luchtvaartmaatschappijen tot een minimum.
Artikel 10
Douanerechten en belastingen
1. Bij aankomst op het grondgebied van de ene partij worden luchtvaartuigen die door luchtvaartmaatschap- pijen van de andere partij worden ingezet voor internationaal luchtvervoer, hun gebruikelijke apparatuur, brandstof, smeermiddelen, technische verbruiksgoederen, grondapparatuur, reserveonderdelen (inclusief motoren), boordproviand (inclusief voedsel, drank en alcoholhoudende dranken, tabak en andere producten
die bestemd zijn om tijdens de vlucht in beperkte hoeveelheden aan passagiers te worden verkocht of door passagiers te worden verbruikt) en andere voorwerpen die bestemd zijn voor of uitsluitend worden gebruikt in verband met de exploitatie of het onderhoud van voor internationaal luchtvervoer ingezette luchtvaartui- gen, voor zover zij aan boord van het luchtvaartuig blijven, op basis van wederkerigheid vrijgesteld van alle invoerbeperkingen, eigendomstaksen en heffingen op activa, douanerechten, accijnzen en soortgelijke ver- goedingen en rechten die:
a. worden opgelegd door de nationale of lokale autoriteiten of de Europese Unie; en
b. niet gebaseerd zijn op de kosten van de verleende dienst.
2. Worden eveneens op basis van wederkerigheid vrijgesteld van de belastingen, heffingen, rechten, kosten en lasten als bedoeld in lid 1, met uitzondering van de lasten die gebaseerd zijn op de kosten van de dienst- verlening:
a. boordvoorraden die worden ingevoerd in of geleverd op het grondgebied van een partij en in redelijke hoeveelheden aan boord worden genomen voor gebruik op voor internationaal luchtvervoer gebruikte uitgaande luchtvaartuigen van een luchtvaartmaatschappij van de andere partij, inclusief in gevallen waarin deze voorraden zullen worden gebruikt gedurende het deel van de reis over dat grondgebied;
b. grondapparatuur en reserveonderdelen (inclusief motoren) die op het grondgebied van een partij worden binnengebracht met het oog op onderhoud of herstelling van een voor internationaal luchtvervoer inge- zet luchtvaartuig van de andere partij;
c. motorbrandstof, smeermiddelen en verbruikbare technische voorraden die worden ingevoerd of geleverd op het grondgebied van een partij voor gebruik door of in een voor internationaal luchtvervoer gebruikt luchtvaartuig van een luchtvaartmaatschappij van de andere partij, inclusief in gevallen waarin deze voor- raden zullen worden gebruikt gedurende het deel van de reis over dat grondgebied; en
d. gedrukt materiaal, zoals gedefinieerd in de douanewetgeving van elke partij, dat op het grondgebied van een partij wordt binnengebracht of wordt geleverd en aan boord genomen voor gebruik op een voor inter- nationaal luchtvervoer ingezet vertrekkend luchtvaartuig van een luchtvaartmaatschappij van de andere partij, inclusief in gevallen waarin dit materiaal wordt gebruikt tijdens het gedeelte van de reis dat plaats- vindt boven dat grondgebied;
3. Niets in deze overeenkomst verhindert een partij om belastingen, heffingen, taksen of vergoedingen in rekening te brengen voor brandstof die op haar grondgebied op niet-discriminerende basis wordt geleverd voor gebruik in een luchtvaartuig of door een luchtvaartmaatschappij die vluchten exploiteert tussen twee punten op haar grondgebied.
4. De normale boordapparatuur van een luchtvaartuig, alsook de in de leden 1 en 2 vermelde benodigdhe- den, voorraden en reserveonderdelen die normaal worden meegenomen aan boord van een luchtvaartuig dat wordt gebruikt door een luchtvaartmaatschappij van een partij mogen alleen met toestemming van de douaneautoriteiten van de andere partij op het grondgebied van die andere partij worden uitgeladen; boven- dien kan worden vereist dat ze onder toezicht of controle van die autoriteiten blijven tot ze opnieuw worden uitgevoerd of op een andere wijze worden verwijderd overeenkomstig de douaneregels.
5. De in dit artikel vermelde vrijstellingen gelden eveneens wanneer de luchtvaartmaatschappijen van de ene partij met een andere luchtvaartmaatschappij, die ook dergelijke vrijstellingen geniet van de andere partij, is overeengekomen de in de leden 1 en 2 gespecificeerde artikelen te lenen of over te dragen naar het grond- gebied van de andere partij.
6. Niets in deze overeenkomst belet een partij om belastingen, heffingen, accijnzen, kosten of lasten in reke- ning te brengen bij de verkoop van artikelen voor andere doeleinden dan voor verbruik aan boord gedurende een deel van een luchtdienst tussen twee zich op haar grondgebied bevindende punten waar in- of uitstap- pen is toegestaan.
7. Bagage en vracht in directe transit op het grondgebied van een partij worden vrijgesteld van belastingen, douaneheffingen, vergoedingen en andere vergelijkbare heffingen die niet op de prijs van de dienstverlening zijn gebaseerd.
8. De verplichting mag worden opgelegd om de in de leden 1 en 2 vermelde apparatuur en benodigdheden onder toezicht of controle van de bevoegde autoriteiten te bewaren.
9. De bepalingen van deze overeenkomst hebben geen gevolgen voor de belastingen over de toegevoegde waarde (btw).
10. Deze overeenkomst doet geen afbreuk aan de bepalingen van de tussen EU-lidstaten en Armenië geslo- ten verdragen inzake het vermijden van dubbele belasting op inkomsten en kapitaal.
Gebruikersheffingen
1. Met inachtneming van de overgangsbepalingen in bijlage I zien de partijen erop toe dat hun relevante wet- ten, regels en procedures beantwoorden aan de regelgevende eisen en normen op het gebied van luchtver- voer, zoals gespecificeerd in bijlage II, deel A.
2. Elke partij ziet erop toe dat gebruikersheffingen die door haar bevoegde heffingsautoriteiten of -organen aan de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij worden opgelegd voor het gebruik van luchtvaartna- vigatie en luchtverkeersleiding kostengerelateerd en niet-discriminerend zijn. In ieder geval moeten derge- lijke gebruikersheffingen aan de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij worden opgelegd volgens voorwaarden die niet minder gunstig zijn dan de gunstigste voorwaarden die iedere andere luchtvaartmaat- schappij kan verkrijgen.
3. Elke partij ziet erop toe dat gebruikersheffingen die door haar bevoegde heffingsautoriteiten of -organen aan de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij kunnen worden opgelegd voor het gebruik van lucht- havendiensten en -infrastructuur, luchtvaartbeveiliging en bijbehorende infrastructuur en diensten, met uit- zondering van de rechten die worden opgelegd voor de levering van de in artikel 9, lid 7, bedoelde diensten, eerlijk, redelijk, en niet ten onrechte discriminerend zijn, geen discriminatie op basis van nationaliteit inhou- den en billijk gespreid zijn over de categorieën gebruikers. Onverminderd artikel 16, lid 1, moeten dergelijke gebruikersheffingen in verhouding staan tot de volledige kosten die de bevoegde heffingsautoriteiten of
-organen maken voor het verlenen van de passende luchthaven- en luchtvaartbeveilingsvoorzieningen en
-diensten op die luchthaven of op de luchthavens waarop een gemeenschappelijke heffingsregeling van toe- passing is, maar mogen ze deze niet overschrijden. Dergelijke gebruikersheffingen mogen een redelijke winst na afschrijving omvatten. De voorzieningen en diensten waarover gebruikersheffingen worden geheven, moeten op efficiënte en economische wijze worden verleend. In ieder geval worden dergelijke gebruikershef- fingen aan de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij opgelegd volgens voorwaarden die niet minder gunstig zijn dan de gunstigste voorwaarden die iedere andere luchtvaartmaatschappij kan verkrijgen op het tijdstip dat de heffingen worden opgelegd.
4. Elke partij eist dat de bevoegde heffingsautoriteiten of -organen op haar grondgebied en de luchtvaart- maatschappijen die gebruik maken van de diensten en installaties overleg plegen en de informatie uitwisse- len die nodig is om nauwkeurig te kunnen nagaan of de gebruikersheffingen redelijk zijn, overeenkomstig de beginselen van de leden 2 en 3. Elke partij ziet erop toe dat de bevoegde heffingsautoriteiten of -organen de gebruikers binnen een redelijke termijn in kennis stellen van ieder voorstel tot wijziging van de gebruikers- heffingen, zodat de gebruikers hun mening en opmerkingen kunnen geven alvorens wijzigingen worden doorgevoerd.
Artikel 12
Passagiers- en goederentarieven
1. Elke partij staat toe dat de luchtvaartmaatschappijen van de partijen hun passagiers- en goederentarieven vrij vaststellen op basis van vrije en eerlijke mededinging.
2. Elke partij mag op niet-discriminerende basiseisen dat de luchtvaartmaatschappijen van beide partijen hun bevoegde autoriteiten, op vereenvoudigde wijze en uitsluitend voor informatiedoeleinden, in kennis stel- len van de passagiers- en goederentarieven voor diensten die op haar grondgebied vertrekken. Deze kennis- geving mag ten vroegste van de luchtvaartmaatschappijen worden gevraagd op het ogenblik dat het passagiers- of goederentarief voor het eerst wordt aangeboden.
3. De bevoegde autoriteiten kunnen onderling overleg plegen over kwesties als de eisen en procedures voor de aanmelding van passagiers- en goederentarieven en passagiers- en goederentarieven die mogelijkerwijs oneerlijk, onredelijk, discriminerend of gesubsidieerd zijn.
Artikel 13
Statistieken
1. Elke partij verstrekt de andere partij op niet-discriminerende basis de beschikbare statistieken over lucht- diensten die in het kader van deze overeenkomst worden geëxploiteerd, zoals vereist uit hoofde van hun wet- en regelgeving, en die redelijkerwijze kan worden gevraagd.
2. De partijen werken samen, ook in het kader van het gemengd comité, teneinde de onderlinge uitwisseling van statistische informatie, die nodig is om toezicht te kunnen houden op de ontwikkeling van het in het kader van deze overeenkomst geëxploiteerde luchtvervoer, te vergemakkelijken.
SAMENWERKING OP REGELGEVINGSGEBIED
Artikel 14
Veiligheid van de luchtvaart
1. Met inachtneming van de overgangsbepalingen in bijlage I zien de partijen erop toe dat hun relevante wet- ten, regels en procedures beantwoorden aan de regelgevende eisen en normen op het gebied van luchtver- voer, zoals gespecificeerd in bijlage II, deel B.
2. Teneinde te garanderen dat de partijen de bepalingen van dit artikel en de regelgevende eisen en normen van lid 1 toepassen, wordt Armenië vanaf de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst als waar- nemer betrokken bij de werkzaamheden van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart. De overgang van Armenië naar de naleving van de in bijlage II, deel B, gespecificeerde regelgevende eisen en normen op het gebied van luchtvervoer wordt permanent gemonitord en periodiek beoordeeld door de Europese Unie, in samenwerking met Armenië.
Wanneer Armenië denkt te voldoen aan de in bijlage II, deel B, vermelde regelgevende eisen en normen op het gebied van luchtvervoer, deelt het de Europese Unie mee dat een beoordeling moet worden uitgevoerd. Wanneer Armenië de in bijlage II, deel B, vermelde regelgevende eisen en normen volledig ten uitvoer heeft gelegd, bepaalt het gemengd comité de precieze status en voorwaarden waaraan Armenië moet voldoen om te mogen deelnemen aan de werkzaamheden van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de lucht- vaart en om de status van waarnemer te mogen vervullen.
3. De partijen zien erop toe dat in de ene partij geregistreerde luchtvaartuigen die worden verdacht van niet- naleving van de op grond van het Verdrag vastgestelde internationale veiligheidsnormen bij landing op lucht- havens op het grondgebied van de andere partij die openstaan voor internationaal luchtverkeer, door de bevoegde autoriteiten van die andere partij worden onderworpen aan platforminspecties, zowel aan boord als rond het luchtvaartuig, teneinde de geldigheid van de documenten van het luchtvaartuig en van de bemanning en de kennelijke staat van het luchtvaartuig en de apparatuur te controleren.
4. De bevoegde autoriteiten van een partij kunnen op elk ogenblik om overleg vragen over de door de andere partij gehanteerde veiligheidsnormen.
5. De bevoegde autoriteiten van een partij nemen onmiddellijk alle passende maatregelen als zij vaststellen dat:
a. een luchtvaartuig, product of activiteit niet voldoet aan de minimumnormen die zijn vastgesteld op grond van het Verdrag of de in bijlage II, deel B, vermelde regelgevende eisen en normen inzake luchtvervoer, al naargelang van toepassing;
b. er ernstige vermoedens bestaan dat een luchtvaartuig, product of activiteit niet voldoet aan de minimum- normen die zijn vastgesteld op grond van het Verdrag of de in bijlage II, deel B, vermelde regelgevende eisen en normen inzake luchtvervoer, al naargelang van toepassing; of
c. er ernstige vermoedens bestaan dat de op grond van het Verdrag vastgestelde minimumnormen of, al naargelang van toepassing, de in bijlage II, deel B, vermelde regelgevende eisen en normen, niet daad- werkelijk worden toegepast en gehandhaafd.
6. Wanneer een partij maatregelen neemt uit hoofde van lid 5 stelt zij de andere partij daar onmiddellijk van in kennis, met opgave van de redenen voor die maatregelen.
7. Alle overeenkomstig lid 5 door een partij genomen maatregelen worden stopgezet zodra de aanleiding voor het nemen van die maatregelen is weggevallen.
Artikel 15
Beveiliging van de luchtvaart
1. Met inachtneming van de overgangsbepalingen in bijlage I zien de partijen erop toe dat hun relevante wet- ten, regels en procedures beantwoorden aan de regelgevende eisen en normen op het gebied van de bevei- liging van de luchtvaart, zoals gespecificeerd in bijlage II, deel C.
2. Armenië kan worden onderworpen aan een inspectie van de Europese Commissie overeenkomstig de relevante wetgeving van de Europese Unie inzake beveiliging van de luchtvaart, zoals vermeld in bijlage II, deel C. De partijen stellen het mechanisme vast dat nodig is voor de uitwisseling van informatie over de resul- taten van dergelijke beveiligingsinspecties.
3. Aangezien de veiligheid van burgerluchtvaartuigen, hun passagiers en hun bemanning een fundamentele voorwaarde is voor het exploiteren van internationale luchtdiensten, bevestigen beide partijen dat hun ver- plichtingen tegenover elkaar ook de beveiliging van de burgerluchtvaart tegen wederrechtelijke daden om- vatten, met name hun verplichtingen uit hoofde van het Verdrag, het Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen, ondertekend in Tokio op 14 september 1963, het Verdrag tot bestrijding van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen, onderte- kend in Den Haag op 16 december 1970, het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de burgerluchtvaart, ondertekend in Montreal op 23 september 1971, het Protocol tot bestrijding van wederrechtelijke daden van geweld op luchthavens voor de internationale burgerluchtvaart, ondertekend te Montreal op 24 februari 1988, en het Verdrag inzake het merken van kneedspringstoffen ten behoeve van de opsporing ervan, ondertekend te Montreal op 1 maart 1991, voor zover beide partijen ook partij zijn bij deze verdragen, en alle andere verdragen en protocollen inzake de beveiliging van de burger- luchtvaart waartoe de partijen zijn toegetreden.
4. Op verzoek verlenen de partijen elkaar alle nodige bijstand om het wederrechtelijk in zijn macht brengen van burgerluchtvaartuigen en andere wederrechtelijke daden tegen de veiligheid van dergelijke luchtvaartui- gen, hun passagiers en bemanning, luchthavens en luchtvaartnavigatiefaciliteiten, en alle andere dreigingen tegen de beveiliging van de burgerluchtvaart te voorkomen.
5. Voor zover dit niet bepaald is in de in bijlage II, deel C, vermelde regelgevende eisen en normen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart, handelen de partijen in hun wederzijdse betrekkingen overeen- komstig de internationale normen voor luchtvaartbeveiliging en de passende aanbevolen praktijken van de ICAO. Beide partijen eisen dat exploitanten van luchtvaartuigen die in hun register zijn opgenomen, exploi- tanten die hun hoofdkantoor of permanente verblijfplaats op hun grondgebied hebben gevestigd en exploi- tanten van luchthavens op hun grondgebied handelen overeenkomstig deze normen voor de beveiliging van de luchtvaart.
6. Elke partij ziet erop toe dat op haar grondgebied effectieve maatregelen worden genomen om de burger- luchtvaart te beschermen tegen wederrechtelijke daden, inclusief, maar niet beperkt tot, screening van pas- sagiers en hun handbagage, screening van ruimbagage, screening en beveiligingscontroles van andere per- sonen dan passagiers, daaronder begrepen bemanningsleden, en de voorwerpen die zij bij zich dragen, screening en beveiligingscontroles van goederen, post, boordbenodigdheden en luchthavenbenodigdheden en controles van de toegang tot de luchtzijde en tot om beveiligingsredenen beperkt toegankelijke zones. Deze maatregelen worden aangepast aan een eventuele toename van de dreiging tegen de beveiliging van de burgerluchtvaart. Elke partij stemt ermee in dat haar luchtvaartmaatschappijen door de andere partij kun- nen worden verplicht de in de leden 1 en 5 vermelde voorschriften inzake beveiliging van de luchtvaart en andere beveiligingsvoorschriften in acht te nemen voor de toegang tot, het vertrek uit of het verblijf op het grondgebied van die andere partij.
7. Met volle achting en wederzijds respect voor elkaars soevereiniteit kunnen de partijen beveiligingsmaat- regelen treffen met betrekking tot de binnenkomst op hun grondgebied, alsook noodmaatregelen om het hoofd te bieden aan een specifieke bedreiging van de beveiliging; deze maatregelen moeten onverwijld aan de andere partij worden meegedeeld. Iedere partij geeft ook gunstig gevolg aan elk verzoek van de andere partij om bijzondere doch redelijke beveiligingsmaatregelen te nemen, en de eerste partij houdt rekening met de reeds door de andere partij toegepaste beveiligingsmaatregelen en met het door die partij uitgedrukte standpunt. Elke partij erkent echter dat niets in dit artikel een beperking vormt van de bevoegdheid van een partij om een vlucht of vluchten die zij als een bedreiging voor haar veiligheid beschouwt de toegang tot haar grondgebied te ontzeggen. Elke partij stelt de andere partij van tevoren in kennis van de bijzondere beveili- gingsmaatregelen die zij wenst in te voeren en die aanzienlijke financiële of operationele gevolgen kunnen hebben voor de luchtvervoersdiensten die uit hoofde van deze overeenkomst worden verleend, tenzij dit in noodgevallen redelijkerwijs niet mogelijk is. Bovendien mag elke partij verzoeken om een vergadering van het gemengd comité, zoals ingesteld bij artikel 23, om dergelijke beveiligingsmaatregelen te bespreken.
8. Wanneer een geval van wederrechtelijk in zijn macht brengen van burgerluchtvaartuigen of een andere wederrechtelijke daad tegen de veiligheid van dergelijke luchtvaartuigen, hun passagiers en bemanning, luchthavens en luchtvaartnavigatiefaciliteiten zich voordoet of dreigt voor te doen, staan de partijen elkaar bij door de communicatie te vergemakkelijken en andere passende maatregelen te nemen om snel en veilig een eind te maken aan het incident of de dreiging.
9. Elke partij neemt alle maatregelen die zij praktisch haalbaar acht om te garanderen dat een luchtvaartuig dat zich op haar grondgebied op de grond bevindt en waartegen een daad van wederrechtelijk in zijn macht brengen of een andere wederrechtelijke daad is gesteld, aan de grond wordt gehouden, tenzij het vertrek van het luchtvaartuig noodzakelijk is om mensenlevens te beschermen. Dergelijke maatregelen worden zoveel mogelijk op basis van wederzijds overleg genomen.
10. Wanneer een partij aannemelijke redenen heeft om te geloven dat de andere partij afwijkt van de in dit artikel vastgestelde voorschriften inzake luchtvaartbeveiliging, vraagt zij onmiddellijk om overleg met de andere partij. Dit overleg gaat van start binnen 30 dagen na ontvangst van het verzoek.
11. Onverminderd artikel 5 wordt de exploitatievergunning van een of meer luchtvaartmaatschappijen van de andere partij ingehouden, ingetrokken, beperkt of aan voorwaarden onderworpen wanneer niet binnen 30 dagen na de aanvangsdatum van dit overleg, of een langere periode, indien overeengekomen, een bevre- digende oplossing wordt gevonden.
12. Wanneer een onmiddellijke en buitengewone dreiging dit vereist, mag een partij onmiddellijk voorlopige maatregelen treffen.
13. Alle overeenkomstig lid 11 genomen maatregelen worden stopgezet zodra de andere partij de bepalin- gen van dit artikel naleeft.
Artikel 16
Luchtverkeersbeheer
1. Met inachtneming van de overgangsbepalingen in bijlage I zien de partijen erop toe dat hun relevante wet- ten, regels en procedures beantwoorden aan de regelgevende eisen en normen op het gebied van luchtver- voer, zoals gespecificeerd in bijlage II, deel D, en indien niet voorzien bij het EU-regelgevingskader, minstens aan de relevante normen en aanbevolen praktijken van de ICAO, onder de in dit artikel vermelde voor- waarden.
2. De partijen werken samen op het gebied van het luchtverkeersbeheer met het doel het gemeenschappe- lijk Europees luchtruim uit te breiden tot Armenië, teneinde de huidige veiligheidsnormen en de algehele effi- ciëntie van de algemene luchtverkeersactiviteiten in Europa te verhogen, de luchtverkeersleidingscapaciteit te optimaliseren, vertragingen tot een minimum te beperken en de milieuefficiëntie te vergroten. Om dit doel te verwezenlijken wordt Armenië met ingang van de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst als waarnemer betrokken bij het Comité voor het gemeenschappelijk Europees luchtruim en andere organen die verband houden met het gemeenschappelijk Europees luchtruim. Het gemengd comité wordt verantwoorde- lijk voor het toezicht op en de facilitering van de samenwerking op het gebied van luchtverkeersbeheer.
3. Teneinde de toepassing van de wetgeving inzake het gemeenschappelijk Europees luchtruim op hun res- pectieve grondgebied te vergemakkelijken:
a. neemt Armenië alle nodig maatregelen om zijn institutionele en toezichtsstructuren op het gebied van luchtvaartnavigatiediensten en luchtverkeersbeheer aan te passen aan de eisen van het gemeenschappe- lijk Europees luchtruim;
b. richt Armenië met name een permanente toezichthoudende instantie op die minstens functioneel onaf- hankelijk is van de verlener(s) van luchtvaartnavigatiediensten;
c. betrekt de Europese Unie Armenië bij relevante en uit het gemeenschappelijk Europees luchtruim voort- vloeiende operationele initiatieven op het gebied van luchtvaartnavigatiediensten, luchtruim en interope- rabiliteit, met name door:
i. te onderzoeken of het mogelijk is samen te werken met of deel te nemen aan een bestaand functioneel luchtruimblok of een nieuw op te richten;
ii. deel te nemen aan de netwerkfuncties van het gemeenschappel(k Europees luchtruim;
iii. te zorgen voor afstemming op de plannen voor de uitrol van Sesar;
iv. de interoperabiliteit te versterken; en
d. neemt Armenië de nodige maatregelen om de prestatieregeling van de Europese Unie toe te passen met als doel de algemene vluchtefficiëntie te optimaliseren, de kosten te beperken en de veiligheid en capaci- teit van de bestaande systemen te vergroten.
Artikel 17
Milieu
1. Met inachtneming van de overgangsbepalingen in bijlage I zien de partijen erop toe dat hun relevante wet- ten, regels en procedures beantwoorden aan de regelgevende eisen en normen op het gebied van luchtver- voer, zoals gespecificeerd in bijlage II, deel E.
2. De partijen ondersteunen de noodzaak aan milieubescherming door duurzame ontwikkeling van de lucht- vaart te bevorderen. De partijen nemen zich voor samen te werken om na te gaan welke gevolgen de lucht- vaart heeft voor het milieu.
3. De partijen erkennen dat het belangrijk is samen te werken om de gevolgen van de luchtvaart voor het milieu te bestuderen en tot een minimum te beperken, op een wijze die in overeenstemming is met de doel- stellingen van deze overeenkomst.
4. De partijen erkennen dat het belangrijk is de klimaatverandering te bestrijden en derhalve de uitstoot van broeikasgassen door de luchtvaart, zowel op nationaal als op internationaal niveau, aan te pakken. Zij komen overeen om intensiever samen te werken met betrekking tot deze kwesties, onder meer via relevante multi- laterale akkoorden, met name de tenuitvoerlegging van de mondiale marktgebaseerde maatregel die is over- eengekomen op de 39e vergadering van de ICAO, en het gebruik van het mechanisme dat is ingesteld bij arti- kel 6, lid 4, van de in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering gesloten Overeenkomst van Parijs met het oog op de ontwikkeling van mondiale marktgebaseerde maatre- gelen voor de beperking van broeikasgasemissies van de luchtvaart en alle andere bij dat artikel voorziene aspecten die van bijzonder belang zijn voor de internationale luchtvaart.
5. De partijen verbinden zich ertoe informatie uit te wisselen en regelmatig rechtstreeks overleg te houden tussen deskundigen teneinde beter samen te werken met het oog op de beperking van de gevolgen van de luchtvaart voor het milieu; dit heeft onder meer betrekking op:
a. onderzoek en ontwikkeling met betrekking tot milieuvriendelijke luchtvaarttechnologie;
b. innovatie in het luchtverkeersbeheer, teneinde de gevolgen van de luchtvaart voor het milieu te beperken;
c. onderzoek naar en ontwikkeling van duurzame alternatieve brandstoffen voor de luchtvaart;
x. xxxxxxxx die verband houden met de gevolgen van de luchtvaart voor het milieu en de beperking van de emissies van de luchtvaart die gevolgen hebben voor het klimaat; en
e. beperking van en toezicht op geluidsoverlast, teneinde de gevolgen van de luchtvaart voor het milieu te beperken.
6. Overeenkomstig hun multilaterale milieurechten en -plichten zullen de partijen ook effectief de samenwer- king verbeteren, ook op financieel en technologisch gebied, met betrekking tot maatregelen die tot doel heb- ben de broeikasgasemissies van de internationale luchtvaart aan te pakken.
7. De partijen erkennen dat het noodzakelijk is passende maatregelen te nemen om de gevolgen van de luchtvaart voor het milieu te voorkomen of te beperken, voor zover deze maatregelen volledig verenigbaar zijn met hun rechten en plichten uit hoofde van het internationaal recht.
Artikel 18
Aansprakelijkheid van luchtvaartmaatschappijen
De partijen bevestigen hun verplichtingen uit hoofde van het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer, dat op 28 mei 1999 in Montreal is opgesteld (het Verdrag van Montreal).
Artikel 19
Bescherming van de consument
Met inachtneming van de overgangsbepalingen in bijlage I zien de partijen erop toe dat hun relevante wet- ten, regels en procedures beantwoorden aan de regelgevende eisen en normen op het gebied van luchtver- voer, zoals gespecificeerd in bijlage II, deel F.
Artikel 20
Geautomatiseerde boekingssystemen
1. Met inachtneming van de overgangsbepalingen in bijlage I zien de partijen erop toe dat hun relevante wet- ten, regels en procedures beantwoorden aan de regelgevende eisen en normen op het gebied van luchtver- voer, zoals gespecificeerd in bijlage II, deel A.
2. Op het grondgebied van een partij opererende verkopers van geautomatiseerde boekingssystemen (com- puterised reservation systems, CRS) zijn gerechtigd om hun CRS’en in te voeren, in stand te houden en vrij ter beschikking te stellen van reisbureaus of touroperators wier belangrijkste activiteit bestaat in de distribu- tie van reisproducten op het grondgebied van de andere partij, mits elke CRS voldoet aan de desbetreffende wettelijke voorschriften van de andere partij.
3. Elke partij schrapt alle bestaande eisen die de vrije toegang van de geautomatiseerde boekingssystemen van een partij tot de markt van de andere partij beperken of op een andere wijze de concurrentie belemme- ren. De partijen weerhouden zich ervan dergelijke eisen vast te stellen.
4. Geen enkele partij mag op haar grondgebied aan de verkopers van geautomatiseerde boekingssystemen andere eisen met betrekking tot de schermen van die systemen opleggen, of toestemming geven voor de oplegging daarvan, dan die welke aan haar eigen verkopers of andere op haar markt gebruikte geautomati- seerde boekingssystemen worden opgelegd. Geen enkele partij mag verhinderen dat tussen verkopers van geautomatiseerde boekingssystemen, dienstverleners die gebruik maken van deze systemen en abonnees daarvan, overeenkomsten worden gesloten met betrekking tot de uitwisseling van informatie over reisdien- sten, voor zover die overeenkomsten het gemakkelijker maken om uitgebreide en neutrale informatie te ver- strekken aan de consumenten of te voldoen aan regelgevende voorschriften inzake neutrale schermen.
5. De partijen zorgen ervoor dat eigenaars en exploitanten van geautomatiseerde boekingssystemen van een partij die voldoet aan de relevante regelgevende voorschriften van de andere partij dezelfde mogelijkheden krijgen om eigenaar te worden van geautomatiseerde boekingssystemen op het grondgebied van de andere partij als de eigenaars en exploitanten van andere geautomatiseerde boekingssystemen hebben op de markt van die partij.
Artikel 21
Sociale aspecten
1. Met inachtneming van de overgangsbepalingen in bijlage I zien de partijen erop toe dat hun relevante wet- ten, regels en procedures beantwoorden aan de regelgevende eisen en normen op het gebied van luchtver- voer, zoals gespecificeerd in bijlage II, deel G.
2. De partijen erkennen dat het belangrijk is rekening te houden met het effect van deze overeenkomst op de werkgelegenheid en de arbeidsomstandigheden. De partijen verbinden zich ertoe samen te werken met betrekking tot arbeidskwesties die onder het toepassingsgebied van deze overeenkomst vallen, onder meer wat betreft de gevolgen voor de werkgelegenheid, de fundamentele rechten op de werkplek, de arbeidsom- standigheden, de sociale bescherming en de sociale dialoog.
3. Via hun wet- en regelgeving en praktijken bevorderen de partijen een hoog niveau van bescherming op het gebied van arbeidsomstandigheden en sociale bescherming in de burgerluchtvaartsector.
4. De partijen erkennen het belang van de voordelen die ontstaan wanneer aanzienlijke economische win- sten van open en concurrerende markten gepaard gaan met hoge arbeidsnormen voor werknemers. De par- tijen passen deze overeenkomst zodanig toe dat ze bijdraagt tot hoge arbeidsnormen, ongeacht de eigendom of de aard van de betrokken luchtvaartmaatschappijen, en zien erop toe dat de rechten en beginselen in hun respectieve wet- en regelgeving niet worden ondermijnd maar effectief ten uitvoer worden gelegd.
5. Elke partij verbindt zich ertoe om internationaal erkende fundamentele arbeidsnormen, zoals vervat in de basisverdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie, welke door Armenië zijn geratificeerd, in haar wet- geving en praktijk te bevorderen en effectief ten uitvoer te leggen.
6. De partijen verbinden zich er ook toe andere internationaal overeengekomen normen en overeenkomsten op sociaal en arbeidsgebied die relevant zijn voor de burgerluchtvaartsector te bevorderen en effectief ten uitvoer te leggen en te handhaven in hun nationale wetgeving.
7. Elke partij mag vragen dat het gemengd comité bijeenkomt om de door haar belangrijk geachte arbeids- kwesties te bespreken.
TITEL III INSTITUTIONELE EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 22
Interpretatie en tenuitvoerlegging
1. De partijen treffen alle passende algemene en specifieke maatregelen om de naleving van de uit deze over- eenkomst voortvloeiende verplichtingen te garanderen en onthouden zich van maatregelen die de verwezen- lijking van de doelstellingen van deze overeenkomst in gevaar kunnen brengen.
2. Elke partij is op haar eigen grondgebied verantwoordelijk voor de handhaving van deze overeenkomst.
3. Elke partij verstrekt de andere partij alle nodige informatie en bijstand, met inachtneming van de toepas- selijke wet- en regelgeving van de respectieve partij, met betrekking tot onderzoeken naar mogelijke inbreu- ken die door de andere partij worden begaan overeenkomstig deze overeenkomst vastgestelde bevoegdhe- den.
5. Voor zover de bepalingen van deze overeenkomst en de bepalingen van de in bijlage II genoemde beslui- ten inhoudelijk identiek zijn aan de overeenkomstige regels van de EU-Verdragen en op grond van de EU-Verdragen genomen handelingen, worden deze bepalingen, wat hun uitvoering en toepassing betreft, in overeenstemming met de toepasselijke uitspraken en besluiten van het Hof van Justitie en de Europese Com- missie uitgelegd.
Artikel 23
Gemengd comité
1. Er wordt een gemengd comité van vertegenwoordigers van de partijen opgericht. Het is verantwoordelijk voor het toezicht op het beheer van deze overeenkomst en het zorgt voor de correcte uitvoering ervan. Het doet aanbevelingen en neemt beslissingen in de gevallen waarin deze overeenkomst uitdrukkelijk voorziet.
2. Het gemengd comité werkt en neemt besluiten op basis van consensus. De besluiten van het gemengd comité zijn bindend voor de partijen.
3. Het gemengd comité stelt zijn reglement van orde vast.
4. Het gemengd comité komt bijeen wanneer dat nodig is, doch minstens eenmaal per jaar. Elke partij kan een verzoek indienen om een vergadering van het gemengd comité te beleggen.
5. Een partij kan om een vergadering van het gemengd comité verzoeken om een probleem met betrekking tot de interpretatie of toepassing van deze overeenkomst op te lossen. Een dergelijke vergadering wordt zo snel mogelijk belegd, uiterlijk twee maanden na de datum waarop het verzoek is ontvangen, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen.
6. Met het oog op de correcte toepassing van deze overeenkomst wisselen de partijen informatie uit en ple- gen zij op verzoek van een hunner overleg in het gemengd comité.
7. Op grond van de bij artikel 3 verleende rechten valideert het gemengd comité bij besluit de door de Euro- pese Unie uitgevoerde beoordeling van de tenuitvoerlegging en toepassing van de bepalingen van de EU- wetgeving, zoals uiteengezet in bijlage I, lid 1, door Armenië.
8. Overeenkomstig artikel 6 onderzoekt het gemengd comité vragen met betrekking tot investeringen in luchtvaartmaatschappijen van de partijen en of wijzigingen in de feitelijke zeggenschap over luchtvaartmaat- schappijen van de partijen.
9. Overeenkomstig artikel 14 houdt het gemengd comité toezicht op de geleidelijke uitfasering, tijdens de in bijlage I vermelde overgangsfase, van luchtvaartuigen die in Armenië zijn geregistreerd, worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen die onder het regelgevend toezicht van Armenië staan, en niet beschikken over een typecertificaat dat is afgegeven overeenkomstig de in bijlage II, deel B, vermelde EU-wetgeving, ten- einde te garanderen dat dergelijke luchtvaartuigen worden uitgefaseerd overeenkomstig bijlage I, lid 7.
10. Het gemengd comité zorgt ook voor samenwerking door met name:
a. marktvoorwaarden voor de onder deze overeenkomst vallende luchtdiensten te beoordelen;
b. een antwoord te geven, met het oog op een effectieve oplossing, op vragen in verband met de bedrijfs- voering en commerciële mogelijkheden zoals bedoeld in artikel 9, die een belemmering kunnen vormen voor de toegang tot de markt en voor de harmonieuze werking van de onder deze overeenkomst vallende luchtdiensten, als middel om te zorgen voor billijke concurrentie, onderlinge afstemming van de regelge- ving en vermindering van de regeldruk met betrekking tot de exploitatie van luchtdiensten;
c. informatie uit te wisselen die gevolgen kan hebben voor de luchtdiensten, bijvoorbeeld over wijzigingen van de wet- en regelgeving en het beleid van de partijen;
d. mogelijke gebieden voor verdere uitbreiding van deze overeenkomst in overweging te nemen, met inbe- grip van aanbevelingen voor wijzigingen van de overeenkomst of van de voorwaarden en procedures voor de toetreding van derde landen tot de overeenkomst;
e. algemene vragen in verband met investeringen, eigendom en zeggenschap te onderzoeken;
f. regelgevende samenwerking en wederzijds engagement te ontwikkelen teneinde de wederzijdse erken- ning en convergentie van regels en maatregelen tot stand te brengen;
h. de onderlinge uitwisseling van statistische informatie tussen de partijen te vergemakkelijken, teneinde toezicht te kunnen houden op de ontwikkeling van de luchtdiensten die onder deze overeenkomst vallen; en
i. de sociale gevolgen van de uitvoering van deze overeenkomst te bestuderen en passende antwoorden op terecht bevonden bezwaren te formuleren;
11. Als het gemengd comité de kwestie niet binnen zes maanden na de doorverwijzing behandelt, kunnen de partijen passende vrijwaringsmaatregelen nemen uit hoofde van artikel 25.
12. Deze overeenkomst belet de verantwoordelijke autoriteiten van de partijen niet om buiten het gemengd comité samen te werken en besprekingen te voeren, onder meer op het gebied van beveiliging, veiligheid, milieu, luchtverkeersbeheer, luchtvaartinfrastructuur, mededinging en consumentenbescherming. De par- tijen houden het gemengd comité op de hoogte van de resultaten van deze samenwerking en besprekingen die een effect kunnen hebben op de toepassing van deze verordening.
Artikel 24
Geschillenbeslechting en arbitrage
1. Ieder geschil met betrekking tot de toepassing of interpretatie van deze overeenkomst, behalve in het kader van artikel 8 ontstane kwesties, dat niet door een bijeenkomst van het gemengd comité wordt opge- lost, kan op verzoek van een partij worden doorverwezen naar arbitrage overeenkomstig de procedures van dit artikel.
2. Het arbitrageverzoek moet schriftelijk tot de andere partij worden gericht. De klagende partij vermeldt in haar verzoek welke maatregel in het geding is en legt duidelijk uit waarom die maatregel volgens haar onver- enigbaar is met deze overeenkomst.
3. Tenzij de partijen anders overeenkomen, wordt de arbitrage uitgevoerd door een als volgt samen te stel- len scheidsgerecht van drie scheidsrechters:
a. binnen 20 dagen na ontvangst van een verzoek om arbitrage stelt elke partij een scheidsrechter aan. Bin- nen 30 dagen na hun benoeming wijzen deze twee scheidsrechters gezamenlijk een derde scheidsrechter aan, die als voorzitter van het scheidsgerecht zal optreden;
b. indien een partij verzuimt een scheidsrechter aan te stellen, of indien de derde scheidsrechter niet wordt aangesteld overeenkomstig punt a), kan elke partij de voorzitter van de ICAO-Raad verzoeken de nodige scheidsrechter of scheidsrechters aan te stellen binnen 30 dagen na ontvangst van dat verzoek. Als de voorzitter van de ICAO-Raad een onderdaan is van Armenië of van een EU-lidstaat gaat de oudste vice- voorzitter van de ICAO-Raad die geen onderdaan is van Armenië of van een EU-lidstaat over tot aanstel- ling.
4. Het scheidsgerecht wordt opgericht op de datum waarop de laatste van de drie scheidsrechters zijn aan- stelling aanvaardt volgens de door het gemengd comité vast te stellen procedures.
5. Indien een partij daarom verzoekt, doet het scheidsgerecht binnen tien dagen na zijn oprichting een voor- lopige uitspraak over de vraag of het de zaak dringend acht.
6. Op verzoek van een partij kan het scheidsgerecht de andere partij verplichten om, in afwachting van de einduitspraak, voorlopige verzachtende maatregelen te nemen.
7. Uiterlijk 90 dagen na de datum van oprichting stelt het scheidsgerecht de partijen in kennis van een tus- sentijds verslag waarin de resultaten van het feitenonderzoek, de toepasselijkheid van de desbetreffende bepalingen alsmede de aan zijn bevindingen en aanbevelingen ten grondslag liggende beweegredenen zijn uiteengezet. Wanneer het scheidsgerecht van oordeel is dat deze termijn niet kan worden gehaald, stelt de voorzitter van het scheidsgerecht de partijen hiervan schriftelijk in kennis, met opgave van de redenen voor de vertraging en de datum waarop het scheidsgerecht de partijen in kennis denkt te kunnen stellen van zijn tussentijds verslag. In geen geval mogen de partijen later dan 120 dagen na de datum van oprichting van het scheidsgerecht in kennis worden gesteld van het tussentijds verslag.
8. Een partij kan binnen veertien dagen nadat zij van het verslag in kennis is gesteld het scheidsgerecht schriftelijk verzoeken bepaalde aspecten van het tussentijdse verslag te heroverwegen.
9. In geval van hoogdringendheid stelt het scheidsgerecht alles in het werk om de partijen binnen 45 dagen, en uiterlijk binnen 60 dagen, na de oprichting in kennis te stellen van zijn tussentijds verslag. Een partij kan binnen zeven dagen nadat zij van het verslag in kennis is gesteld het scheidsgerecht schriftelijk verzoeken
bepaalde aspecten van het tussentijds verslag te heroverwegen. Het scheidsgerecht kan het tussentijds ver- slag naar aanleiding van schriftelijke opmerkingen van de partijen wijzigen, en wanneer het dat zinvol acht, de zaak nader onderzoeken. In de definitieve uitspraak van het scheidsgerecht worden de in de tussentijdse fase naar voren gebrachte argumenten afdoende besproken en wordt duidelijk ingegaan op de vragen en opmerkingen van de partijen.
10. Het scheidsgerecht stelt de partijen uiterlijk 120 dagen na de oprichting in kennis van zijn definitieve beslissing. Wanneer het scheidsgerecht van oordeel is dat deze termijn niet kan worden gehaald, stelt de voorzitter van het scheidsgerecht de partijen hiervan schriftelijk in kennis, met opgave van de redenen voor de vertraging en de datum waarop het scheidsgerecht de partijen in kennis denkt te kunnen stellen van zijn definitieve beslissing. In geen geval mogen de partijen later dan 150 dagen na de datum van oprichting van het scheidsgerecht in kennis worden gesteld van de definitieve beslissing.
11. In geval van hoogdringendheid stelt het scheidsgerecht alles in het werk om de partijen binnen 60 dagen na de oprichting in kennis te stellen van zijn definitieve beslissing. Wanneer het scheidsgerecht van oordeel is dat deze termijn niet kan worden gehaald, stelt de voorzitter van het scheidsgerecht de partijen hiervan schriftelijk in kennis, met opgave van de redenen voor de vertraging en de datum waarop het scheidsgerecht de partijen in kennis denkt te kunnen stellen van zijn definitieve beslissing. In geen geval mogen de partijen later dan 75 dagen na de datum van oprichting van het scheidsgerecht in kennis worden gesteld van de defi- nitieve beslissing.
12. De partijen kunnen binnen tien dagen nadat de beslissing is genomen om toelichting verzoeken; toelich- tingen worden binnen 15 dagen na het verzoek gegeven.
13. Als het scheidsgerecht een schending van deze overeenkomst vaststelt en de verantwoordelijke partij zich niet aan de definitieve beslissing van het scheidsgerecht houdt of niet binnen 40 dagen na de kennisge- ving van de definitieve beslissing van het scheidsgerecht met de andere partij overeenstemming bereikt over een voor beide partijen aanvaardbare oplossing, dan kan de andere partij de toepassing van vergelijkbare uit deze overeenkomst voortvloeiende rechten schorsen of, indien nodig, de toepassing van deze overeenkomst volledig schorsen tot de verantwoordelijke partij voldoet aan de definitieve beslissing van het scheidsgerecht of tot de partijen overeenstemming hebben bereikt over een voor beide partijen aanvaardbare oplossing.
Artikel 25
Vrijwaringsmaatregelen
1. Indien een van de partijen van mening is dat de andere partij een uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichting niet is nagekomen, kan zij passende vrijwaringsmaatregelen nemen. De werkingssfeer en de duur van deze vrijwaringsmaatregelen worden beperkt tot hetgeen strikt noodzakelijk is om het probleem te verhelpen of om het evenwicht in het kader van deze overeenkomst te herstellen. Voorrang wordt gegeven aan maatregelen die de werking van deze overeenkomst zo weinig mogelijk verstoren.
2. Als een partij overweegt om vrijwaringsmaatregelen te nemen, stelt zij de andere partijen daarvan in ken- nis via het gemengd comité en verstrekt zij alle relevante informatie.
3. De partijen plegen onmiddellijk overleg in het gemengd comité teneinde een voor elke partij aanvaardbare oplossing te vinden.
4. Onverminderd artikel 4, lid 1, punt c), en artikel 5, lid 1, punt c), mag de betrokken partij geen vrijwarings- maatregelen nemen binnen één maand na de datum van kennisgeving overeenkomstig lid 2 van dit artikel, tenzij de in lid 3 voorgeschreven overlegprocedure vóór het verstrijken van de gestelde termijn is beëindigd.
5. De betrokken partij stelt het gemengd comité onverwijld in kennis van de getroffen maatregelen en ver- strekt alle relevante inlichtingen.
6. De overeenkomstig dit artikel genomen maatregelen worden stopgezet zodra de in gebreke blijvende par- tij voldoet aan de bepalingen van deze overeenkomst.
Artikel 26
Verhouding met andere overeenkomsten
1. Tijdens de periode van voorlopige toepassing op grond van artikel 30 worden de bilaterale overeenkom- sten en regelingen tussen Armenië en EU-lidstaten die bestaan op het ogenblik van de ondertekening van deze overeenkomst geschorst, tenzij anders bepaald in lid 2 van dit artikel.
a. mogen op het tijdstip van de ondertekening van deze overeenkomst bestaande rechten en in bilaterale overeenkomsten of regelingen tussen Armenië en EU-lidstaten vastgelegde gunstiger bepalingen of behandelingen inzake eigendom, verkeersrechten, capaciteit, frequentie, type of verandering van lucht- vaartuig, code-sharing en tarifiëring, die niet onder deze overeenkomst vallen of die, wat de vrijheid voor de betrokken luchtvaartmaatschappijen betreft, gunstiger of flexibeler zijn dan in het kader van deze over- eenkomst, verder worden uitgeoefend;
b. moeten geschillen tussen de partijen met betrekking tot de vraag of de bepalingen of behandelingen van bilaterale overeenkomsten of regelingen tussen Armenië en EU-lidstaten gunstiger of flexibeler zijn, wor- den beslecht in het kader van het bij artikel 24 voorziene mechanisme voor geschillenbeslechting. Geschil- len die betrekking hebben op de verhouding tussen tegenstrijdige bepalingen of behandelingen moeten eveneens worden beslecht in het kader van het bij artikel 24 voorziene mechanisme voor geschillenbe- slechting.
3. Vanaf haar inwerkingtreding op grond van artikel 30 en met inachtneming van lid 2 van dit artikel, heeft deze overeenkomst voorrang op de relevante bepalingen van de bilaterale overeenkomsten en regelingen tussen Armenië en EU-lidstaten die bestaan op het ogenblik van de ondertekening van deze overeenkomst.
4. Indien de partijen toetreden tot een multilaterale overeenkomst of overgaan tot de bekrachtiging van een besluit van de ICAO of een andere internationale organisatie dat betrekking heeft op onder deze overeen- komst vallende aangelegenheden, plegen zij tijdig overleg in het gemengd comité op grond van artikel 23 om te bepalen of deze overeenkomst naar aanleiding hiervan moet worden herzien.
Artikel 27
Wijzigingen
1. Alle wijzigingen van deze overeenkomst kunnen door de partijen worden overeengekomen op grond van overleg overeenkomstig artikel 23. De wijzigingen worden van kracht overeenkomstig de bepalingen van arti- kel 30.
2. Als een van de partijen de bepalingen van deze overeenkomst wenst te wijzigen, moet ze het gemengd comité daarvan in kennis stellen.
3. Het gemengd comité kan, op voorstel van een partij en overeenkomstig dit artikel, bij consensus beslissen de bijlagen bij deze overeenkomst te wijzigen.
4. Deze overeenkomst laat het recht van de partijen onverlet om unilateraal nieuwe wetgeving op het vlak van luchtvervoer of een aanverwant in bijlage II vermeld gebied vast te stellen of bestaande wetgeving te wij- zigen, voor zover de partijen het niet-discriminatiebeginsel en de bepalingen van deze overeenkomst in acht nemen.
5. Wanneer een van de partijen nieuwe wetgeving of een wijziging van bestaande wetgeving op het gebied van luchtvervoer of een aanverwant in bijlage II vermeld gebied overweegt, stelt zij de andere partij daar – voor zover mogelijk en passend – van in kennis. Op verzoek van een van de partijen kan overleg plaatsvinden in het gemengd comité.
6. Elke partij stelt de andere partij regelmatig en zo snel mogelijk in kennis van goedgekeurde nieuwe wet- geving of wijzigingen van bestaande wetgeving op het gebied van luchtvervoer of een aanverwant in bijlage II vermeld gebied. Op verzoek van een partij organiseert het gemengd comité binnen 60 dagen na deze ken- nisgeving een gedachtewisseling over de gevolgen die de nieuwe wetgeving of de wijziging van bestaande wetgeving heeft voor de goede werking van deze overeenkomst.
7. Naar aanleiding van de in lid 6 bedoelde gedachtewisseling zal het gemengd comité:
a. een beslissing nemen waarbij bijlage II wordt herzien, teneinde daarin, zo nodig op basis van wederkerig- heid, de nieuwe wetgeving of wijziging in kwestie op te nemen;
b. een beslissing nemen waarbij wordt vastgesteld dat de nieuwe wetgeving of wijziging in kwestie wordt beschouwd als zijnde in overeenstemming met deze overeenkomst; of
c. andere maatregelen aanbevelen, die binnen een redelijke termijn moeten worden vastgesteld, teneinde de goede werking van deze overeenkomst te waarborgen.
Beëindiging
Een partij kan te allen tijde de andere partij langs diplomatieke kanalen schriftelijk meedelen dat zij besloten heeft deze overeenkomst te beëindigen. Deze kennisgeving wordt tegelijk ook naar de ICAO en het secretari- aat van de Verenigde Naties gestuurd.
Deze overeenkomst houdt op te bestaan om middernacht GMT aan het einde van het verkeersseizoen van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie dat één jaar na de datum van schriftelijke mededeling van de beëindiging van kracht is, tenzij de mededeling in onderlinge overeenstemming tussen de partijen wordt ingetrokken voordat deze termijn is verstreken.
Artikel 29
Registratie
Deze overeenkomst en alle wijzigingen daarvan worden, zodra ze in werking zijn getreden, geregistreerd bij de ICAO-Raad, overeenkomstig artikel 83 van het ICAO-verdrag, en bij het secretariaat van de Verenigde Naties, overeenkomstig artikel 102 van het Handvest van de Verenigde Naties.
Artikel 30
Inwerkingtreding en voorlopige toepassing
1. Deze overeenkomst dient door de partijen te worden bekrachtigd of goedgekeurd overeenkomstig hun eigen procedures. De instrumenten van bekrachtiging of goedkeuring worden neergelegd bij de depositaris, die de andere partij daarvan in kennis stelt.
2. De secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie is de depositaris van deze overeenkomst.
3. Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum waarop de depositaris aan de partijen heeft meegedeeld dat hij het laatste bekrachtigings- of goedkeurings- instrument heeft ontvangen.
4. Niettegenstaande lid 3 komen de partijen overeen om deze overeenkomst voorlopig toe te passen, zoals uiteengezet in lid 5, overeenkomstig hun toepasselijke interne procedures en binnenlandse wetgeving.
5. Deze overeenkomst wordt voorlopig toegepast vanaf de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum waarop de depositaris aan de partijen heeft meegedeeld dat hij het volgende heeft ontvangen:
a. de kennisgeving van de Europese Unie dat zij de voor de Europese Unie en haar lidstaten relevante en voor dit doel noodzakelijke procedures heeft voltooid, en
b. het door Armenië neergelegde bekrachtigings- of goedkeuringsinstrument, zoals vermeld in lid 1.
Artikel 31
Authentieke teksten
Deze overeenkomst is in tweevoud opgesteld in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Ierse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse en de Armeense taal, waarbij alle teksten gelijkelijk authentiek zijn.
Wanneer er verschillen zijn tussen de taalversies beslist het gemengd comité over de te gebruiken taalversie.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden, daartoe naar behoren gemachtigd, deze over- eenkomst hebben ondertekend.
GEDAAN te Brussel, vijftien november tweeduizend eenentwintig.
Bijlage I Overgangsbepalingen
1. Onder de verantwoordelijkheid van de Europese Unie wordt geëvalueerd of Armenië voldoet aan alle in bijlage II vermelde regelgevende eisen en normen op het gebied van luchtvervoer, met uitzondering van
2. Niettegenstaande artikel 3 hebben de overeengekomen rechten en gespecificeerde routes van deze over- eenkomst tot het ogenblik van de vaststelling van het in lid 1 vermelde besluit geen betrekking op het recht voor de luchtvaartmaatschappijen om andere rechten van de vijfde vrijheid uit te oefenen dan die welke zijn verleend uit hoofde van bilaterale overeenkomsten tussen de Republiek Armenië en EU- lidstaten, met inbegrip van dergelijke rechten voor de luchtvaartmaatschappijen uit Armenië tussen pun- ten op het grondgebied van de Europese Unie.
Na de vaststelling van het in lid 1 vermelde besluit hebben de luchtvaartmaatschappijen van beide par- tijen het recht om rechten van de vijfde vrijheid uit te oefenen, met inbegrip van dergelijke rechten voor de luchtvaartmaatschappijen uit Armenië tussen punten op het grondgebied van de Europese Unie, over- eenkomstig artikel 3.
3. Onder de verantwoordelijkheid van de Europese Unie wordt geëvalueerd of Armenië voldoet aan alle in bijlage II, deel C, vermelde regelgevende eisen en normen op het gebied van beveiliging van de lucht- vaart; deze evaluatie moet worden gevalideerd door een besluit van het gemengd comité. Deze evaluatie wordt uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst uitgevoerd. Ondertussen past Armenië document 30 van de Europese Burgerluchtvaartconferentie toe.
4. Bij de vaststelling van het in lid 3 vermelde besluit wordt het vertrouwelijke deel van de beveiligingswet- geving, zoals vermeld in bijlage II, deel C, ter beschikking gesteld van de bevoegde autoriteit van Arme- nië, voor zover een overeenkomst wordt gesloten over de uitwisseling van gevoelige beveiligingsinfor- matie, inclusief EU-gerubriceerde informatie.
5. De geleidelijke toepassing door Armenië van de volledige, in bijlage II vermelde EU-wetgeving inzake luchtvervoer kan regelmatig worden geëvalueerd. Deze evaluaties worden uitgevoerd door de Europese Commissie, in samenwerking met Armenië.
6. Vanaf de datum van het in lid 1 vermelde besluit, past Armenië regels voor de afgifte van exploitatiever- gunningen toe die in wezen gelijkwaardig zijn aan die van hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap. De bepalingen van artikel 4, lid 3, welke betrekking hebben op de wederzijdse erkenning van de deugdelijkheids- of nationaliteitvaststelling door de be- voegde autoriteiten van Armenië, worden door de bevoegde autoriteiten van de Europese Unie toegepast nadat het gemengd comité heeft bevestigd dat Armenië dergelijke regels met betrekking tot de afgifte van exploitatievergunningen volledig toepast.
7. Onverminderd een beslissing van het gemengd comité of een beslissing overeenkomstig artikel 25, kan de luchtwaardigheid van luchtvaartuigen die in het Armeense luchtvaartregister zijn ingeschreven en worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen die onder regelgevend toezicht van Armenië staan en die niet beschikken over een typecertificaat dat door het Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) is afgegeven overeenkomstig de relevante EU-wetgeving in bijlage II, deel B, tot uiterlijk 1 januari 2023 overeenkomstig de toepasselijke nationale eisen van Armenië worden beheerd onder de verantwoordelijkheid van de bevoegde Armeense autoriteiten, voor zover de luchtvaartuigen voldoen aan de op grond van het verdrag vastgestelde internationale veiligheidsnormen. Dergelijke lucht- vaartuigen genieten geen rechten uit hoofde van deze overeenkomst en worden niet ingezet op routes naar, van of in de Europese Unie.
Bijlage II
(Wordt regelmatig geactualiseerd)
Regels die van toepassing zijn op de burgerluchtvaart
De regelgevende eisen en normen van de toepasselijke bepalingen van de volgende besluiten moeten wor- den nageleefd overeenkomstig deze overeenkomst, tenzij anders gespecificeerd in deze bijlage of in bijlage
I. Zo nodig worden specifieke aanpassingen voor elke afzonderlijke handeling in deze bijlage vermeld:
A. MARKTTOEGANG EN BIJBEHORENDE KWESTIES
Nr. 1008/2008
Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap
Toepasselijke bepalingen: artikel 2, artikel 23, lid 1, artikel 24, bijlage I en hoofdstuk II, overeenkomstig lid 6 van bijlage I bij deze overeenkomst.
Nr. 785/2004
Verordening (EG) nr. 785/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende de ver- zekeringseisen voor luchtvervoerders en exploitanten van luchtvaartuigen, als gewijzigd bij:
– Verordening (EU) nr. 285/2010 van de Commissie van 6 april 2010 Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 8.
Nr. 2009/12
Richtlijn 2009/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 inzake luchthavengelden Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 11.
Nr. 96/67
Richtlijn 96/67/EG van de Raad van 15 oktober 1996 betreffende de toegang tot de grondafhandelingsmarkt op de luchthavens van de Gemeenschap
Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 9, de artikelen 11 tot en met 21 en de bijlage; voor de toe- passing van artikel 20, lid 2, wordt „de Commissie” gelezen als „het gemengd comité”.
Nr. 80/2009
Verordening (EG) nr. 80/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 14 januari 2009 inzake een gedrags- code voor geautomatiseerde boekingssystemen en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2299/89 van de Raad
Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 11 en de bijlagen.
B. VEILIGHEID VAN DE LUCHTVAART De veiligheid van de burgerluchtvaart en de EASA-basisverordening
Nr. 216/2008
Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 0000/00/XX, xxxxxxxxx bij:
– Verordening (EG) nr. 690/2009 van de Commissie van 30 juli 2009
– Verordening (EG) nr. 1108/2009
Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1, 2 en 3 (alleen het eerste lid) en de bijlage
– Verordening (EU) nr. 6/2013 van de Commissie van 8 januari 2013
– Verordening (EU) 2016/4 van de Commissie van 5 januari 2016
Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 68, met uitzondering van artikel 65, artikel 69, lid 1, tweede alinea, artikel 69, lid 4, bijlagen I tot en met XX.
Xx. 000/0000
Xxxxxxxxxxx (XX) nr. 319/2014 van de Commissie van 27 maart 2014 inzake de vergoedingen en rechten die worden geheven door het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 593/2007
Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 17 en de bijlage.
Nr. 646/2012
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 646/2012 van de Commissie van 16 juli 2012 houdende vaststelling van uit- voeringsbepalingen inzake boeten en dwangsommen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad
Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 25.
Nr. 104/2004
Verordening (EG) nr. 104/2004 van de Commissie van 22 januari 2004 tot vaststelling van regels voor de orga- nisatie en de samenstelling van de kamer van beroep van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart
Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 7, en de bijlage.
Xxxxxxxxxxxxxxxxxx
Xx. 000/0000
Xxxxxxxxxxx (XX) nr. 965/2012 van de Commissie van 5 oktober 2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad, als gewijzigd bij:
– Verordening (EU) nr. 800/2013 van de Commissie van 14 augustus 2013
– Verordening (EU) nr. 71/2014 van de Commissie van 27 januari 2014
– Verordening (EU) nr. 83/2014 van de Commissie van 29 januari 2014
– Verordening (EU) nr. 379/2014 van de Commissie van 7 april 2014
– Verordening (EU) 2015/140 van de Commissie van 29 januari 2015
– Verordening (EU) 2015/1329 van de Commissie van 31 juli 2015
– Verordening (EU) 2015/640 van de Commissie van 23 april 2015
– Verordening (EU) 2015/2338 van de Commissie van 11 december 2015
– Verordening (EU) 2016/1199 van de Commissie van 22 juli 2016
– Verordening (EU) 2017/363 van de Commissie van 1 maart 2017
Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 9 bis, de bijlagen I tot en met VIII.
Xxxxxxxxxxx
Xx. 0000/0000
Xxxxxxxxxxx (XX) nr. 1178/2011 van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad, als gewijzigd bij:
– Verordening (EU) nr. 290/2012 van de Commissie van 30 maart 2012
– Verordening (EU) nr. 70/2014 van de Commissie van 27 januari 2014
– Verordening (EU) nr. 245/2014 van de Commissie van 13 maart 2014
– Verordening (EU) 2015/445 van de Commissie van 17 maart 2015
– Verordening (EU) 2016/539 van de Commissie van 6 april 2016 Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 11, bijlagen I tot en met IV.
Onderzoek naar ongevallen
Nr. 996/2010
Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 inzake onderzoek en preventie van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart en houdende intrekking van Richtlijn 94/56/ EG, gewijzigd bij:
– Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014
Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 23, met uitzondering van artikel 7, lid 4, en artikel 19 (inge- trokken bij Verordening (EU) nr. 376/2014).
Nr. 2012/780
Besluit 2012/780/EU van de Commissie van 5 december 2012 inzake toegangsrechten tot het bij artikel 18, lid 5, van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad inzake onderzoek en preventie van ongevallen en incidenten in de burgerluchtvaart en houdende intrekking van Richtlijn 94/56/EG Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 5.
Initiële luchtwaardigheid
Nr. 748/2012
Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie van 3 augustus 2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoor- schriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties, gewijzigd bij:
– Verordening (EU) nr. 7/2013 van de Commissie van 8 januari 2013
– Verordening (EU) nr. 69/2014 van de Commissie van 27 januari 2014
– Verordening (EU) 2015/1039 van de Commissie van 30 juni 2015
– Verordening (EU) 2016/5 van de Commissie van 5 januari 2016 Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 10 en bijlage I.
Permanente luchtwaardigheid
Nr. 1321/2014
Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie van 26 november 2014 betreffende de permanente lucht- waardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van b( voornoemde taken betrokken organisaties en personen, als gewijzigd bij:
– Verordening (EU) 2015/1088 van de Commissie van 3 juli 2015
– Verordening (EU) 2015/1536 van de Commissie van 16 september 2015
– Verordening (EU) 2017/334 van de Commissie van 27 februari 2017 Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 6, bijlagen I tot en met IV.
Aanvullende luchtwaardigheidsspecificaties
Nr. 2015/640
Verordening (EU) 2015/640 van de Commissie van 23 april 2015 betreffende aanvullende luchtwaardigheids- specificaties voor een bepaald soort vluchtuitvoering en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 965/2012 Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 5 en de bijlagen.
Xxxxxxxxxxxxxxxxxxx
Xx. 000/0000
Xxxxxxxxxxx (XX) nr. 139/2014 van de Commissie van 12 februari 2014 tot vaststelling van eisen en adminis- tratieve procedures met betrekking tot luchtvaartterreinen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad.
Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 10, bijlagen I tot en met IV.
Luchtvaartmaatschappijen uit derde landen
Nr. 452/2014
Verordening (EU) nr. 452/2014 van de Commissie van 29 april 2014 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering door exploitanten uit derde landen, overeenkomstig Ver- ordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad
Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 4, en bijlagen 1 en 2.
Luchtverkeersbeheerdiensten en luchtvaartnavigatiediensten
Nr. 2015/340
Verordening (EU) 2015/340 van de Commissie van 20 februari 2015 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot vergunningen en certificaten van luchtverkeersleiders over- eenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad, tot wijziging van Uitvoe- ringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 805/2011 van de Commissie
Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 10, bijlagen I tot en met XX.
Xx. 0000/000
Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx (XX) 2017/373 van de Commissie van 1 maart 2017 tot vaststelling van de gemeen- schappelijke eisen voor verleners van luchtverkeersbeheer-/luchtvaartnavigatiediensten en andere netwerk- functies voor luchtverkeersbeheer en het toezicht daarop, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 482/2008, Uitvoeringsverordeningen (EU) nr. 1034/2011, (EU) nr. 1035/2011 en (EU) 2016/1377 en tot wijziging van Ver- ordening (EU) nr. 677/2011
Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 10 en de bijlagen.
Melding van voorvallen
Nr. 376/2014
Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 inzake het melden, onderzoeken en opvolgen van voorvallen in de burgerluchtvaart en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 996/2010 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2003/42/EG van het Euro- pees Parlement en de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 1321/2007 en (EG) nr. 1330/2007 van de Commissie Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 7, artikel 9, lid 3, artikel 10, leden 2 tot en met 4, artikel 11,
leden 1 en 7, artikel 13, met uitzondering van artikel 13, lid 9; de artikelen 14 tot en met 16; artikel 21 en bijla- gen I tot en met III.
Nr. 2015/1018
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1018 van de Commissie van 29 juni 2015 tot vaststelling van een lijst waar- bij voorvallen in de burgerluchtvaart die verplicht moeten worden gemeld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 376/2014 van het Europees Parlement en de Raad, worden ingedeeld in categorieën
Toepasselijke bepalingen: artikel 1 en bijlagen I tot en met X.
Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx
Xx. 000/0000
Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx (XX) nr. 628/2013 van de Commissie van 28 juni 2013 inzake de werkmethoden van het Europees Agentschap voor de Veiligheid van de luchtvaart voor de uitvoering van normaliseringsinspec- ties en het toezicht op de toepassing van de regels van Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Par- lement en de Raad, en houdende intrekking van Verordening (EG) nr. 736/2006 van de Commissie Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 26.
Lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan om veiligheidsredenen een exploitatieverbod is opgelegd in de Europese Unie
Nr. 2111/2005
Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2005 betreffende de vaststelling van een communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod binnen de Gemeenschap is opgelegd en het informeren van luchtreizigers over de identiteit van de exploite- rende luchtvaartmaatschappij, en tot intrekking van artikel 9 van Richtlijn 2004/36/EG
Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 13, de artikelen 15 en 16 en de bijlage.
Nr. 473/2006
Verordening (EG) nr. 473/2006 van de Commissie van 22 maart 2006 tot vaststelling van uitvoeringsregels voor de in hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Ge- meenschap
Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 6, bijlagen A tot en met X.
Xx. 000/0000
Xxxxxxxxxxx (XX) nr. 474/2006 van de Commissie van 22 maart 2006 tot opstelling van de in hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Gemeenschap, als laatstelijk gewijzigd bij:
– Uitvoeringsverordening (EU) 2016/963 van de Commissie van 16 juni 2016 Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 en 2, de bijlagen I en II.
Technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart
Nr. 3922/91
Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad van 16 december 1991 inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart, gewijzigd bij:
– Verordening (EG) nr. 1899/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006
– Verordening (EG) nr. 1900/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006
– Verordening (EG) nr. 8/2008 van de Commissie van 11 december 2007
– Verordening (EG) nr. 859/2008 van de Commissie van 20 augustus 2008
Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 10, met uitzondering van artikel 4, lid 1, en artikel 8, lid 2 (tweede zin), de artikelen 12 en 13, en bijlagen I tot en met III
C. BEVEILIGING VAN DE LUCHTVAART
Nr. 300/2008
Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake gemeen- schappelijke regels op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en tot intrekking van Verorde- ning (EG) nr. 2320/2002
Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 15, artikel 18, artikel 21 en de bijlage.
Nr. 272/2009
Verordening (EG) nr. 272/2009 van de Commissie van 2 april 2009 ter aanvulling van de in de bijlage bij Ver- ordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde gemeenschappelijke basis- normen voor de beveiliging van de burgerluchtvaart, gewijzigd bij:
– Verordening (EU) nr. 297/2010 van de Commissie van 9 april 2010
– Verordening (EU) nr. 720/2011 van de Commissie van 22 juli 2011
– Verordening (EU) nr. 1141/2011 van de Commissie van 10 november 2011
– Verordening (EU) nr. 245/2013 van de Commissie van 19 maart 2013 Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 en 2 en de bijlage.
Nr. 1254/2009
Verordening (EU) nr. 1254/2009 van de Commissie van 18 december 2009 tot vaststelling van criteria waar- aan lidstaten moeten voldoen om te mogen afwijken van de gemeenschappelijke basisnormen inzake bevei- liging van de burgerluchtvaart en om alternatieve beveiligingsmaatregelen te mogen vaststellen, zoals gewij- zigd bij:
– Verordening (EU) 2016/2096 van de Commissie van 30 november 2016
Nr. 18/2010
Verordening (EU) nr. 18/2010 van de Commissie van 8 januari 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 300/ 2008 van het Europees Parlement en de Raad wat specificaties voor nationale kwaliteitscontroleprogramma’s op het gebied van beveiliging van de burgerluchtvaart betreft
Nr. 2015/1998
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1998 van de Commissie van 5 november 2015 houdende vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de toepassing van de gemeenschappelijke basisnormen op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart, als gewijzigd bij:
– Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2426 van de Commissie van 18 december 2015
– Uitvoeringsverordening (EU) 2017/815 van de Commissie van 12 mei 2017
Nr. 2015/8005
Uitvoeringsbesluit C(2015) 8005 van de Commissie van 16 november 2015 tot vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke basisnormen inzake luchtvaartbeveili- ging, zoals vermeld in artikel 18, punt a), van Verordening (EG) nr. 300/2008, als gewijzigd bij:
– Uitvoeringsbesluit C(2017) 3030 van de Commissie van 15 mei 2017
Nr. 72/2010
Verordening (EU) nr. 72/2010 van de Commissie van 26 januari 2010 tot vaststelling van procedures voor inspecties door de Commissie op het gebied van de beveiliging van de luchtvaart, als gewijzigd bij:
– Uitvoeringsverordening (EU) 2016/472 van de Commissie van 31 maart 2016
D. LUCHTVERKEERSBEHEER
Nr. 549/2004
Verordening (EG) nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 tot vaststelling van het kader voor de totstandbrenging van het gemeenschappel(ke Europese luchtruim („de kaderverorde- ning”), als gewijzigd bij:
– Verordening (EG) nr. 1070/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009* Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 4, artikel 6, en de artikelen 9 tot en met 13.
Nr. 550/2004
Verordening (EG) nr. 550/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de ver- lening van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappel(k Europees luchtruim („de luchtvaartnaviga- tiedienstenverordening”), als gewijzigd bij:
– Verordening (EG) nr. 1070/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009* Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 18 en bijlage I.
Nr. 551/2004
Verordening (EG) nr. 551/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de organisatie en het gebruik van het gemeenschappel(k Europees luchtruim (de luchtruimverordening), als gewijzigd bij:
– Verordening (EG) nr. 1070/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009* Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 9.
Nr. 552/2004
Verordening (EG) nr. 552/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de interoperabiliteit van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging („de interoperabiliteitsverorde- ning”); als gewijzigd bij:
– Verordening (EG) nr. 1070/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009* Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 10, bijlagen I tot en met V.
Prestaties en tarieven
Nr. 390/2013
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 390/2013 van de Commissie van 3 mei 2013 houdende vaststelling van een prestatieregeling voor luchtvaartnavigatiediensten en netwerkfuncties
Nr. 391/2013
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 391/2013 van de Commissie van 3 mei 2013 tot vaststelling van een gemeen- schappelijk heffingenstelsel voor luchtvaartnavigatiediensten
Netwerkfuncties
Nr. 677/2011
Verordening (EU) nr. 677/2011 van de Commissie van 7 juli 2011 tot vaststelling van nadere regels ter uitvoe- ring van de netwerkfuncties voor luchtverkeersbeheer en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 691/2010, gewijzigd bij:
– Uitvoeringsverordening (EU) nr. 970/2014 van de Commissie van 12 september 2014
– Uitvoeringsverordening (EU) 2017/373 van de Commissie van 1 maart 2017 Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 25 en de bijlagen.
Nr. 255/2010
Verordening (EU) nr. 255/2010 van de Commissie van 25 maart 2010 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake de regeling van luchtverkeersstromen, gewijzigd bij:
* Verordening (EG) nr. 1070/2009 – toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 4, met uitzondering van artikel 1, lid 4
– Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie van 26 september 2012
– Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1006 van de Commissie van 22 juni 2016 Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 15 en de bijlagen.
Nr. 2011/4130
Besluit C(2011) 4130 van de Commissie van 7 juli 2011 inzake de aanstelling van de netwerkbeheerder voor de functie luchtverkeersbeheer (ATM) van het gemeenschappelijk Europees luchtruim
Interoperabiliteit
Nr. 1032/2006
Verordening (EG) nr. 1032/2006 van de Commissie van 6 juli 2006 tot vaststelling van de eisen voor automa- tische systemen voor de uitwisseling van vluchtgegevens met het oog op de aanmelding, coördinatie en overdracht van vluchten tussen luchtverkeersleidingseenheden, als gewijzigd bij:
– Verordening (EG) nr. 30/2009 van de Commissie van 16 januari 2009 Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 9, bijlagen I tot en met V.
Nr. 1033/2006
Verordening (EG) nr. 1033/2006 van de Commissie van 4 juli 2006 tot vaststelling van de vereisten inzake de procedures voor vliegplannen in de aan de vlucht voorafgaande fase in het gemeenschappelijke Europese luchtruim, als gewijzigd bij:
– Verordening (EU) nr. 929/2010 van de Commissie van 18 oktober 2010
– Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie van 26 september 2012
– Uitvoeringsverordening (EU) nr. 428/2013 van de Commissie van 8 mei 2013
– Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2120 van de Commissie van 2 december 2016 Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 5, en de bijlage.
Nr. 633/2007
Verordening (EG) nr. 633/2007 van de Commissie van 7 juni 2007 tot vaststelling van de eisen voor de toepas- sing van een protocol voor de overdracht van vluchtberichten met het oog op de aanmelding, coördinatie en overdracht van vluchten tussen luchtverkeersleidingseenheden, gewijzigd bij:
– Verordening (EU) nr. 283/2011 van de Commissie van 22 maart 2011 Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 6, de bijlagen I tot en met XX.
Xx. 00/0000
Xxxxxxxxxxx (XX) nr. 29/2009 van de Commissie van 16 januari 2009 tot vaststelling van de eisen inzake data- linkdiensten voor het gemeenschappelijk Europees luchtruim, als gewijzigd bij:
– Uitvoeringsverordening (EU) 2015/310 van de Commissie van 26 februari 2015 Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 14, bijlagen I tot en met III.
Nr. 262/2009
Verordening (EG) nr. 262/2009 van de Commissie van 30 maart 2009 tot vaststelling van de eisen inzake de gecoördineerde toewijzing en toepassing van Mode S-ondervragingscodes in het gemeenschappelijke Euro- pese luchtruim, als gewijzigd bij:
– Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2345 van de Commissie van 14 december 2016 Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 12, bijlagen I tot en met XX.
Xx. 00/0000
Xxxxxxxxxxx (XX) nr. 73/2010 van de Commissie van 26 januari 2010 tot vaststelling van de kwaliteitseisen voor luchtvaartgegevens en -informatie voor het gemeenschappelijke Europese luchtruim, als gewijzigd bij:
– Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1029/2014 van de Commissie van 26 september 2014 Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 13, bijlagen I tot en met X.
Nr. 1206/2011
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1206/2011 van de Commissie van 22 november 2011 tot vaststelling van de eisen inzake de identificatie van luchtvaartuigen voor de surveillance in het gemeenschappelijk Europees luchtruim
Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 11, bijlagen I tot en met VII.
Nr. 1207/2011
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1207/2011 van de Commissie van 22 november 2011 tot vaststelling van de eisen voor de prestaties en interoperabiliteit van surveillance voor het gemeenschappelijk Europees lucht- ruim, gewijzigd bij:
– Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1028/2014 van de Commissie van 26 september 2014
– Uitvoeringsverordening (EU) 2017/386 van de Commissie van 6 maart 2017 Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 14, bijlagen I tot en met XX.
Xx. 0000/0000
Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx (XX) nr. 1079/2012 van de Commissie van 16 november 2012 tot vaststelling van de eisen voor de kanaalafstand bij mondelinge communicatie in het gemeenschappelijk Europees luchtruim, als gewijzigd bij:
– Uitvoeringsverordening (EU) nr. 657/2013 van de Commissie van 10 juli 2013
– Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2345 van de Commissie van 14 december 2016 Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 14, bijlagen I tot en met X.
Xxxxx
Xx. 000/0000
Xxxxxxxxxxx (XX) nr. 219/2007 van de Raad van 27 februari 2007 betreffende de oprichting van een gemeen- schappelijke onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie luchtverkeersbeveiligings- systeem (SESAR), als gewijzigd bij:
– Verordening (EG) nr. 1361/2008 van de Raad van 16 december 2008
– Verordening (EU) nr. 721/2014 van de Raad van 16 juni 2014
Toepasselijke bepalingen: artikel 1, leden 1, 2, 5 tot en met 7, de artikelen 2 en 3, artikel 4, lid 1, en de bijlage.
Nr. 409/2013
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 409/2013 van de Commissie van 3 mei 2013 inzake de definitie van gemeen- schappelijke projecten, de vaststelling van governance en de identificatie van stimulansen ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van het Europees masterplan inzake luchtverkeersbeheer
Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 15.
Nr. 716/2014
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 716/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 betreffende de vaststelling van het gemeenschappelijk proefproject ter ondersteuning van de tenuitvoerlegging van het Europese master- plan voor luchtverkeersbeheer
Luchtruim
Nr. 2150/2005
Verordening (EG) nr. 2150/2005 van de Commissie van 23 december 2005 tot vaststelling van gemeenschap- pelijke regels voor een flexibel gebruik van het luchtruim.
Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 9 en de bijlage.
Nr. 923/2012
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 van de Commissie van 26 september 2012 tot vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels en operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiedien- sten en -procedures en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1035/2011 en Verordeningen (EG) nr. 1265/2007, (EG) nr. 1794/2006, (EG) nr. 730/2006, (EG) nr. 1033/2006 en (EU) nr. 255/2010, gewijzigd bij:
– Verordening (EU) 2015/340 van de Commissie van 20 februari 2015,
– Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1185 van de Commissie van 20 juli 2016.
Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 10 en de bijlage, met inbegrip van de aanhangsels.
Nr. 1332/2011
Verordening (EU) nr. 1332/2011 van de Commissie van 16 december 2011 tot vaststelling van gemeenschap- pelijke eisen voor het gebruik van het luchtruim en exploitatieprocedures voor het vermijden van botsingen in de lucht, gewijzigd bij:
– Verordening (EU) 2016/583 van de Commissie van 15 april 2016 Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 4 en de bijlage.
E. MILIEU EN GELUID
Nr. 2002/49
Richtlijn 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai, als gewijzigd bij:
– Verordening (EG) nr. 1137/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008
– Richtlijn (EU) 2015/996 van de Commissie van 19 mei 2015
Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 12, bijlagen I tot en met VI.
Nr. 2003/96
Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit
Toepasselijke bepalingen: artikel 14, lid 1, punt b), en artikel 14, lid 2
Richtlijn 2006/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de regule- ring van de exploitatie van de vliegtuigen van bijlage 16 van het Verdrag inzake de internationale burgerlucht- vaart, boekdeel I, deel II, hoofdstuk 3, tweede uitgave (1988)
Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 5, bijlagen I en II.
Nr. 598/2014
Verordening (EG) nr. 598/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 inzake de vaststel- ling van regels en procedures voor de invoering van geluidsgerelateerde exploitatiebeperkingen op luchtha- vens in de Unie binnen het kader van een evenwichtige aanpak, en tot intrekking van Richtl(n 2002/30/EG Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 10, bijlagen I en II.
F. CONSUMENTENBESCHERMING
Nr. 2027/97
Verordening (EG) nr. 2027/97 van de Raad van 9 oktober 1997 betreffende de aansprakelijkheid van luchtver- voerders bij ongevallen, als gewijzigd bij:
– Verordening (EG) nr. 889/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 13 mei 2002 Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 6 en de bijlage.
Nr. 261/2004
Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91 Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 16.
Nr. 1107/2006
Verordening (EG) nr. 1107/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 inzake de rechten van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit die per luchtvervoer reizen
Toepasselijke bepalingen: de artikelen 1 tot en met 16, bijlagen I en II.
G. SOCIALE ASPECTEN
Nr. 89/391
Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk, als gewijzigd bij:
– Richtlijn 2007/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007
Toepasselijke bepalingen – alleen die welke van toepassing zijn op de burgerluchtvaart: de artikelen 1 tot en met 16.
Nr. 2000/79
Richtlijn 2000/79/EG van de Raad van 27 november 2000 inzake de inwerkingstelling van de Europese over- eenkomst betreffende de organisatie van de arbeidstijd van mobiel personeel in de burgerluchtvaart, geslo- ten door de Association of European Airlines (AEA), de European Transport Workers Association (ETF), de European Cockpit Association (ECA), de European Regions Airline Association (ERA) en de International Air Carrier Association (IACA)
Toepasselijke bepalingen: de artikelen 2 en 3 en de bijlage.
Nr. 2003/88
Richtl(n 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidst(d
Toepasselijke bepalingen – alleen die welke van toepassing zijn op de burgerluchtvaart: de artikelen 1 tot en met 20 en artikelen 22 en 23.
D. PARLEMENT
De Overeenkomst, met Bijlagen, behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten- Generaal, alvorens het Koninkrijk aan de Overeenkomst, met Bijlagen, kan worden gebonden.
De bepalingen van de Overeenkomst, met Bijlagen, zullen ingevolge artikel 30, derde lid, van de Overeen- komst in werking treden op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum waarop de deposita- ris aan de partijen heeft meegedeeld dat hij het laatste bekrachtigings- of goedkeuringsinstrument heeft ont- vangen.
Uitgegeven de zesentwintigste januari 2022.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
W.B. HOEKSTRA
trb-2022-7
ISSN 0920 - 2218
’s-Gravenhage 2022