DAGVAARDING KANTONRECHTER RECHTBANK LIMBURG, LOCATIE MAASTRICHT
DAGVAARDING KANTONRECHTER RECHTBANK LIMBURG, LOCATIE MAASTRICHT
Dossier 90054579 jwj 14
Info KvK 8-4
Vandaag, de tweeduizend en twintig
op verzoek van
mevrouw ███████████, wonende te Aachen (Duitsland), erfgename van de heer
██████████████, tot diens overlijden wonende te Heerlen, die voor deze zaak woonplaats kiest aan de █████████████████████████████████, woonadres van de xxxx Xxxxx Xxxxxxxx, die in deze zaak door eiser tot gemachtigde wordt gesteld om in rechte voor haar op te treden, zulks met het recht van substitutie,
heb ik
,
GEDAGVAARD:
De naamloze vennootschap AEGON Bank N.V., (voorheen SPAARBELEG), statutair gevestigd te
’s-Gravenhage en kantoorhoudende te Amsterdam aan de Thomas Malthusstraat 1-3, aldaar aan dat adres mijn exploot doende en afschrift hiervan en van de hierna te noemen producties, latende aan:
Die reeds is of nog zal worden gedagvaard bij afzonderlijk exploot;
en
de besloten vennootschap Finalim B.V. (Financieel Adviescentrum Limburg), statutair gevestigd op Xxxx. Xxxxxxxxxxxx 00 xx 0000 XX Xxxxxxx, aldaar aan dat adres mijn exploot doende en afschrift hiervan en van de hierna te noemen producties, latende aan:
die reeds is of nog zal worden gedagvaard bij afzonderlijk exploot;
OM:
Op woensdag dertien mei tweeduizend en twintig, des voormiddags te 10.00 uur in persoon of vertegenwoordigd door een gemachtigde te verschijnen ter terechtzitting in burgerlijke zaken van de rechtbank te Limburg, sector kantonzaken, locatie Maastricht. Deze terechtzitting zal aldaar worden gehouden in een der zalen van het Gerechtsgebouw aan het Xxxx Xxxxxxx 0, 0000 XX Xxxxxxxxxx. Postadres: Xxxxxxx 0000, 0000 XX Xxxxxxxxxx
MET AANZEGGING DAT:
Gedaagde(n) te zijner keuze hetzij op deze terechtzitting mondeling kan antwoorden, hetzij op de terechtzitting een met redenen omkleed schriftelijk antwoord kan verstrekken aan de griffier, dan wel het schriftelijk antwoord voor de datum van de terechtzitting indienen ter griffie van voormeld gerecht.
Indien gedaagde(n) niet op de voorgeschreven wijze in het geding verschijnt en de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen, zal de rechter tegen gedaagde verstek verlenen en de vordering toewijzen, tenzij deze hem onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
Bij verschijning zal van de gedaagde geen griffierecht worden geheven; Bijgevoegd zijn de volgende producties:
1. Verklaring van Erfrecht
2. Brochure SprintPlan via Finalim Fin. Adviescentrum, ‘Van ƒ 0,- naar ƒ 28.588 in 5 jaar!’
3. Relatiegegevens Finalim-███, inschrijfformulier + polis SprintPlan 0743029816
4. 02-02-2005 Brief Aanvullend SprintPlan, met verwijzing naar adviseur Finalim
5. 12-04-2005 Brief einde SprintPlan + Rekeningoverzicht, verwijzing naar adviseur Finalim
6. 07-02-2006 klacht ███-Aegon, ontvangstbevestiging 16-02-2006
7. 21-06-2016 Finalim, uitleg advisering SprintPlan
8. 22-08-2016 Aegon-███, ontvangstbevestiging inzageverzoeken mei-augustus 2016
9. 04-10-2016 Kifid-███, Interne Klachtprocedure Aegon nog niet afgerond
10. 10-10-2016 ███-Aegon-███, inzageverzoek + claim n.a.v. HR:2016:2012
11. 12-05-2017 Aegon-███, overzicht persoonsgegevens
12. 04-12-2017 ███-Aegon, gespecificeerde claim o.g.v. HR:2016:2012
13. 12-12-2017 Aegon-███, definitieve afwijzing individuele vordering
14. 25-05-2018 Finalim-███, alleen inschrijving als cliëntenremisier bij AFM
15. 18-07-2019 Kifid Uitspraak ███-Aegon over SprintPlan, beleidswijziging
16. Berekening inleg + wettelijke rente, peildatum 01-04-2020 xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xxx
TENEINDE:
alsdan namens xxxxx(s), te horen eisen en concluderen als volgt:
Inleiding
Onder meer onder de naam Labouchere (nu Dexia) en Spaarbeleg (nu Aegon Bank), heeft Aegon tussen eind 1997 en eind 2002 vele soorten aandelen-/effectenlease aan de man gebracht, veelal via externe adviseurs. Het SprintPlan van Spaarbeleg was zo’n product, waarbij de deelnemer gedurende vijf jaar een maandelijks een bedrag inlegde voor participaties in het Aegon Garantiefonds.
Onder meer Stichting Gedupeerden Spaarconstructie (GeSp), Vereniging Consument & Geldzaken (VCG) en Stichting Platform Aandelen Lease (PAL) hebben (collectieve) actie gevoerd tegen Aegon.
Onderwerp van geschil in deze procedures, in essentie: de aansprakelijkheid van Aegon wegens schending van de op haar rustende zorgplicht tegenover de personen met wie zij een effectenlease, in casu SprintPlan, heeft gesloten. De gronden zijn zeer divers, evenals de uitwerking ervan.
De collectieve actie van PAL over SprintPlan loopt anno 2020 nog steeds, terwijl VCG haar activiteiten sinds 26 februari 2019 op een laag pitje heeft gezet en haar leden heeft doorverwezen naar PAL.
Belanghebbenden die individueel hun recht proberen te halen, konden tot voor kort terecht bij Klachteninstituut Financiële Dienstverlening Kifid. Deze heeft op verweer van Aegon echter in 2019 een algemene beleidswijziging doorgevoerd, waardoor individuele belanghebbenden inmiddels geheel zijn aangewezen op de kantonrechter.
Xxxxx is van mening dat vele gronden van toepassing zijn, waaronder misleiding en dwaling. De meeste onderwerpen zijn echter al tot aan de Hoge Raad uitvoerig de revue gepasseerd, wij zullen ons hier dan ook beperken tot de meest relevante individuele omstandigheden van het geval.
De feiten plus juridische merites
1. De contractant op het onderhavige SprintPlan 000.00.00.000, de heer ███ ███, blijkt helaas op 12 september 2015 te zijn overleden. Zijn Duitse dochter mevrouw ███ ███ is zijn enige erfgename en als zodanig belanghebbende bij deze procedure (productie 1).
Onbevoegde tussenpersoon/adviseur
2. In maart 2000 heeft de adviseur van Spaarbeleg – xxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxxx-Bal van Finalim
B.V. (Financieel Adviescentrum Limburg, hierna: Finalim) - aan de heer ███ het SprintPlan als het ultieme spaarplan geadviseerd (productie 2 brochure) zonder ook maar te reppen over de kans op 0 of zelfs verlies van de volledige spaarinleg: Van ƒ 0,- naar ƒ 28.588 in 5 jaar!
3. Op 08-03-2000 heeft Finalim bij Spaarbeleg een order geplaatst voor het SprintPlan. Finalim heeft hiertoe het inschrijfformulier SprintPlan aan Spaarbeleg gestuurd en bij de uitreiking van SprintPlan 000.00.00.000 (productie 3) nogmaals de fraaie vooruitzichten benadrukt.
4. Dit SprintPlan had een looptijd van vijf jaar (zestig maanden). Begin- en einddatum van 03-04- 2000 tot 31-03-2005 staan vermeld in de overeenkomst.
5. De maandelijkse inleg bedroeg vanaf aanvang 600 gulden ofwel € 272,27 gedurende 60 maanden. In totaal is € 13.068,96 betaald.
6. Finalim trad niet slechts op als cliëntenremisier, maar ook als zelfstandig beleggingsadviseur van wie Aegon dus ook orders accepteerde. Aegon zelf bestempelt Xxxxxxx in alle correspondentie steevast als “adviseur ”.
7. Gedurende de hele looptijd verwijst Aegon ook voor vragen telkens nadrukkelijk naar “uw adviseur: Finalim Financieel Adviescentrum, telefoonnummer (045) 5600422”, zoals op 2 februari 2005 met een mailing over een Aanvullend SprintPlan (productie 4).
8. Bij brief van 12 april 2005 volgt het resultaat van SprintPlan: “EUR 0,00 ”, vergezeld van een
‘Rekeningoverzicht RenteRekening ’, wrang genoeg voorzien van de tekst:
“80% van Nederland heeft een pensioengat. Grote kans dat u daar ook bij hoort. Wilt u weten of u een pensioengat heeft en wat u er aan kunt doen? Neem dan snel contact op met uw adviseur Finalim Financieel Adviescentrum, Xxx.xx (000) 0000000” (productie 5)
9. ███ is in 2005 lid geworden van de Vereniging Consument & Geldzaken, die tussen eind 2003 en maart 2019 een collectieve actie tegen Aegon heeft gevoerd. ███ heeft daarnaast AEGON op 7 februari 2006 ook individueel aangeschreven, door Aegon bevestigd op 16 februari 2006 (productie 6).
Jurisprudentie
10. In de procedure van Stichting Gedupeerden Spaarconstructie (GeSp) oordeelde Rechtbank Utrecht in ECLI:NL:RBUTR:2004:AR7916 op 22 december 2004 reeds dat de zorgplicht met zich mee brengt dat Aegon gehouden is om enerzijds informatie te verstrekken over het aangeboden product, en anderzijds informatie in te winnen bij haar potentiële cliënt omtrent hun financiële positie, ervaring en (beleggings-) doelstellingen.
11. Rechtbank Utrecht heeft in rov. 4.36 voor recht verklaard dat Aegon onrechtmatig heeft gehandeld jegens de personen, die met Spaarbeleg een SprintPlan-overeenkomst hebben gesloten en dientengevolge schade hebben geleden of nog zullen lijden. In het individuele geval kan een eventueel inschakelde tussenpersoon een rol spelen.
12. Tegen dit vonnis heeft Aegon hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Bij arrest ECLI:NL:GHAMS:2007:BB7971 van 15 november 2007 heeft dit hof in het principaal beroep het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Ook in cassatie heeft de Hoge Raad in ECLI:NL:HR:2009:2822 van 5 juni 2009 het incidentele beroep van Aegon verworpen.
13. In de procedure van Vereniging Consument & Geldzaken (VCG) heeft Rechtbank Utrecht in ECLI:NL:RBUTR:2006:AU8964 op 4 januari 2006 voor recht verklaard dat Aegon onrechtmatig heeft gehandeld door het niet doen van onderzoek naar de bekendheid van de deelnemers - die in de periode 1 januari 1997 tot en met 1 juli 2002 SprintPlan-overeenkomsten hebben gesloten met Spaarbeleg - met de risico's van het SprintPlan;
14. Gerechtshof Amsterdam heeft in ECLI:NL:GHAMS:2015:1229 van 7 april 2015 de toegewezen verklaring voor recht op verzoek van Aegon geherformuleerd, zodat het dictum gelijk is aan dat in de zaak van XxXx teneinde te voorkomen dat tussen deelnemers aan het SprintPlan rechtsonzekerheid ontstaat door tegenstrijdige uitspraken in twee identieke collectieve acties.
15. Op 2 september 2016 heeft de Hoge Raad in ECLI:NL:HR:2016:2012 rov. 6.2.3 geoordeeld dat indien de cliënt bij de aanbieder is aangebracht door een cliëntenremisier die, in strijd met de Wte 1995, tevens beleggingsadvieswerkzaamheden heeft verricht zonder over de daarvoor noodzakelijke vergunning te beschikken - en de aanbieder hiervan op de hoogte was of
behoorde te zijn - de vergoedingsplicht van de aanbieder geheel in stand blijft, zowel wat betreft een eventuele restschuld als wat de door de consument reeds betaalde rente, aflossing en kosten aangaat.
16. De Hoge Raad grijpt daarbij in rov. 4.6.4 terug op de door de gedelegeerd toezichthouder Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE) opgestelde Nadere Regelgeving 1995 en 1999:
“Indien een cliëntenremisier klanten die bij effecteninstellingen worden of zijn aangebracht, tevens beroeps- of bedrijfsmatig adviseert over (specifieke) effectentransacties, dan verricht hij feitelijk orderremisier - dan wel vermogensbeheeractiviteiten en is hij vergunningplichtig. Het is daarbij niet relevant of de klanten effectenorders zelf doorgeven aan de betrokken effecteninstelling.
De cliëntenremisier mag (potentiële) klanten wel informeren over kenmerken van beleggingscategorieën (informatie over wat een aandeel is, wat een obligatie is of wat effectenleaseproducten zijn), omdat dit geen adviezen over effectentransacties of beheeractiviteiten betreffen.
De cliëntenremisier mag dus niet beroeps- of bedrijfsmatig adviseren c.q. aanprijzen om bijvoorbeeld een specifiek aandeel, een specifiek beleggingsfonds of een bepaalde obligatie of een specifiek effectenleaseproduct te kopen.
Indien de cliëntenremisier een transactie gerelateerde vergoeding (bijvoorbeeld provisie, commissie of een andersoortige vergoeding) ontvangt van de uitvoerende effecteninstelling, gaat de STE er van uit dat de cliëntenremisier beroeps- of bedrijfsmatig adviseert en derhalve vergunningplichtig is, tenzij de cliëntenremisier aantoont dat hij geen adviezen over effectentransacties verstrekt aan betrokken klanten. De cliëntenremisier kan dit bijvoorbeeld aantonen door middel van schriftelijke stukken waarin aan de klant wordt gecommuniceerd dat de cliëntenremisier de klant niet mag adviseren over effectentransacties.”
17. Ten overvloede heeft de Hoge Raad op 12 oktober 2018 in ECLI:NL:HR:2018:1935 deze eerdere visie nader gespecifieerd en verder aangescherpt:
3.6.4 De kern van het arrest [B]/Dexia betreft echter niet de hiervoor in 3.6.3 bedoelde positie van de afnemer, maar de omstandigheid dat art. 41 NR 1999 Dexia verbood om een leaseovereenkomst met een afnemer aan te gaan indien zij wist of behoorde te weten dat de daarbij optredende tussenpersoon, zonder te beschikken over de daarvoor benodigde vergunning, tevens als financieel adviseur is opgetreden (zie hiervoor in 3.4.2).
In zo’n geval staat niet voorop dat Dexia ten aanzien van de hier bedoelde afnemer tekortschoot in haar hiervoor in 3.3.3 en 3.3.4 genoemde zorgplicht, maar dat zij contracteerde in weerwil van een wettelijk verbod dat juist ertoe strekt om de afnemer te beschermen tegen het aangaan van een beleggingsovereenkomst na advies door een adviseur zonder de benodigde vergunning.
Het is deze laatste omstandigheid – het contracteren in weerwil van dit verbod – die Dexia bij de toepassing van art. 6:101 BW zwaar moet worden aangerekend (zie hiervoor in 3.4.4). Bij effectenleaseovereenkomsten die tot stand zijn gekomen op een wijze als hier aan de orde, is de inhoud van het advies niet meer van belang, evenmin als een
eventueel eigen inzicht van de afnemer in het aan te schaffen product. Dexia had de afnemer immers hoe dan ook moeten weigeren. (onderstreping JT)
18. Op grond hiervan oordeelde Gerechtshof Den Haag onlangs in ECLI:NL:GHDHA:2019:216 op 19- 02-2019 in rov. 6.3 dat “namens en voor rekening van een client door de tussenpersoon insturen van een aanvraagformulier is aan te merken als het doorgeven van een order.”
19. Rechtbank Den Haag gaat op 4 maart 2020 in ECLI:NL:RBDHA:2020:1817 verder op die lijn met een gedetailleerde omschrijving over het aankoopprocedure, in casu bij Aegon:
“De kantonrechter merkt de werkwijze van de tussenpersoon aan als a) bemiddeling bij de totstandkoming van een beleggingsovereenkomst, b) het doorgeven van een effectenorder (door het insturen van het aanvraagformulier) en c) advisering over de aanschaf van een concreet aandelenleaseproduct. Uitgelegd wordt waarom in dit geval een direct verband bestaat tussen het insturen van het aanvraagformulier en het aankopen van de aandelen.”
Onbevoegde tussenpersoon/adviseur
20. Vertaald naar het onderhavige geval: Aegon had ███ hoe dan ook moeten weigeren. Finalim Financieel Adviescentrum hééft ███ geadviseerd c.q. aangeprezen om het effectenleaseproduct SprintPlan te kopen. Finalim Financieel Adviescentrum hééft Aegon het orderformulier toegezonden en na de totstandkoming een transactie gerelateerde vergoeding ontvangen van Aegon (zie productie 3).
21. Voor deze verdergaande dienstverlening (het adviseren en aanbrengen, laat staan het doorgeven van de order) was cliëntenremisier Finalim Financieel Adviescentrum niet bevoegd. Sterker nog, Finalim Financieel Adviescentrum fungeerde voor het SprintPlan daarnaast zelfs als tussenschakel tussen Aegon en een aantal andere cliëntenremisiers in Limburg en Brabant.
22. Aegon zette juichende mailings uit, Finalim belde er achteraan en maakte ook bezoekafspraken voor die andere zelfstandige tussenpersonen. Die vervolgens de mensen thuis bezochten om ze te bewegen een Sprintplan af te sluiten, en waarvoor men een transactiegerelateerde vergoeding ontving. Allemaal stuk voor stuk door Aegon geïnitieerde overtredingen van NR 1995 en 1999, zo blijkt uit een vrijwel identieke zaak (productie 7).
23. ███ heeft logischerwijs eerst de uitkomst van de collectieve acties afgewacht. Na zijn voortijdig overlijden echter is zijn dochter ███ in 2016 door de Vereniging Consument & Geldzaken doorverwezen naar de huidige gemachtigde, die eerst op grond van de toenmalige Wet bescherming persoonsgegevens diverse vruchteloze pogingen gedaan om bij Aegon inzage te krijgen in het individuele klachtdossier (productie 8).
24. Dochter ███ ███ heeft vervolgens op 4 oktober 2016 getracht bij Klachteninstituut Financiële Dienstverlening Kifid te klagen over het stilzwijgen van Aegon. Kifid oordeelde echter dat eerst de interne klachtprocedure moet zijn afgerond voordat men bij Kifid kan klagen over (het uitblijven van) de reactie van Aegon (productie 9).
25. Gemachtigde heeft daarop Aegon op 6 oktober 2016 opnieuw aangeschreven (productie 10), waarna Aegon op 12 mei 2017 eindelijk toch reageerde op ons inzageverzoek (productie 11).
26. Gecombineerd met informatie afkomstig van Xxxxxxx, heeft gemachtigde op 4 december 2017 Aegon een claim geformuleerd die is gebaseerd op de Hoge Raad (productie 12).
27. Aegon heeft de klacht afgewezen op 12 december 2017 (productie 13), waarna de klacht op 31 januari 2018 hernieuwd aan Kifid is voorgelegd. Het verweer is tevens aan Finalim gestuurd, met op 25 mei 2018 de bevestiging dat deze uitsluitend bij de AFM als cliëntenremisier was ingeschreven (productie 14).
28. De voorlopige apotheose: op 18 juli 2019 oordeelde Kifid dat zij na een recente beleidswijziging de klacht van mevrouw ███ - als lid van Vereniging Consument & Geldzaken - niet kan behandelen, met doorverwijzing naar de rechter (productie 15).
Verjaring
29. Op verschillende manieren kan verjaring wettelijk kan worden gestuit: - door een rechtsvordering in te stellen (3:316 BW); - door een schriftelijke aanmaning of mededeling (3:317 lid 1 BW); - en verder door erkenning van recht van de schuldeiser (3:318 BW).
30. Daarvan is hier sprake. Er is door verscheidene belangenbehartigers collectieve actie gevoerd, vanaf eind 2003 tot aan maart 2019 door Vereniging Consument & Geldzaken en vanaf mei 2014 tot heden door Stichting PAL/ConsumentenClaim voor alle belanghebbenden van de Sprintplanovereenkomsten (conform 3:305a BW). De wet stelt uitdrukkelijk dat de rechtsvervolging niet door een belanghebbende zelf hoeft te worden/zijn ingesteld. Vereist is slechts dat deze daad/handeling aan de schuldeiser kan worden toegerekend, in casu dat deze procedure namens de schuldeiser is uitgevoerd. Daarvan is sprake: eiser is lid van VCG en belanghebbende bij PAL.
31. De rechtszaken hadden alle zonder uitzondering betrekking op het onrechtmatige karakter van de gesloten Sprintplanovereenkomsten. Voor het stuiten van verjaring wordt niet de eis gesteld dat de exacte feitelijke en juridische grondslagen worden genoemd. Pas bij de schadeafwikkeling wordt in de regel pas bekend op welke toegewezen juridische grondslag de afwikkeling dient plaats te vinden.
32. Xxxxx legt deze kwestie derhalve aan uw rechtbank ter beoordeling voor en vraagt/vordert:
1. een verklaring voor recht en 100% vergoeding van de maandbedragen ad € 13.068,96 vermeerderd met wettelijke rente en uitvoerbaar bij voorraad;
2. Voor het berekenen van de rente gaat eiser uit van ‘samengestelde rente’ en ‘consumententransacties’. Samengestelde rente, waarbij rente over rente wordt berekend, is de rente na een jaar onderdeel van de hoofdsom, waarna opnieuw rente wordt berekend, enz. Het is de standaardmethode, indien er tussen partijen niets is afgesproken. Conform de uitgevoerde berekening op xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xxx met als parameters de inleg per maand, bedraagt op peildatum 1 april 2020 de rente € 12.346,98 (productie 16);
3. Juridische kosten, zijnde 15 jaar x € 25 lidmaatschap van Vereniging VCG + 35% ‘no cure, no pay ’ aan gemachtigde. Naar het oordeel van onder meer gerechtshof Den Haag in ECLI:NL:GHDHA:2019:216 van 19 februari 2019 moet deze overeenkomst in redelijkheid worden uitgelegd in die zin dat het te betalen percentage over het resultaat mede ziet op mogelijke buitengerechtelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW, (Zie ook ECLI:NL:HR:2014:2797);
2. betaling van de kosten van dit geding.
Xxxxx biedt onder protest van gehoudenheid aan al haar stellingen te bewijzen met alle middelen rechtens, onder meer door het doen horen van getuigen, waaronder de xxxx Xxxxxxxxx xxx Xxxxx, eigenaar en bestuurder van Finalim BV.
33. Gezien de bovenvermelde feiten en vorderingen wordt de kantonrechter Limburg verzocht en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te bepalen:
DE EIS:
1. op grond van het in de arresten van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2016:2012 van 2 september 2016 en ECLI:NL:HR:2018:1935 van 12 oktober 2018) genoemde art. 41 NR 1999 - waar het aanbieders van aandelenleaseovereenkomsten verboden is dergelijke overeenkomsten te sluiten met consumenten via een cliëntenremisier die niet bevoegd is om te adviseren en orders te plaatsen
- te verklaren voor recht dat Aegon in strijd met dit verbod heeft gehandeld; en
2. Gedaagden conform de genoemde arresten van de Hoge Raad – die oordeelde dat de billijkheid eist dat de vergoedingsplicht in die gevallen geheel in stand blijft, zowel wat een eventuele restschuld als wat de door de belegger betaalde rente, aflossing en kosten aangaat (rov. 6.2.3 in ECLI:NL:HR:2016:2012),
- te veroordelen in de betaling van 100% van de maandelijkse rentebetalingen, totaal
€13.068,96, vermeerderd met € 12.346,98 (peildatum 1 april 2020) aan wettelijke rente over de betalingen sinds 1 januari 2001 tot op de dag van de uitvoering van het vonnis (conform de wettelijke samengestelde rente consumententransacties); en
3. Gedaagden te veroordelen in de juridische kosten; en
4. Gedaagden te veroordelen in de kosten van dit geding, met inbegrip van alle na het vonnis nog te maken kosten.
De kosten dezes zijn voor mij, deurwaarder: € 81,83 te vermeerderen volgens artikel 10 Btag met € 17,18 plus de kosten van een info KVK € 5,53 oftewel totaal € 104,54
Eiseres kan op grond van de Wet Omzetbelasting 1968 de haar in rekening gebrachte omzetbelasting niet verrekenen. Derhalve verklaart ondergetekende opgemelde kosten te hebben verhoogd met het geldende percentage aan BTW overeenkomstig het bepaalde in art 10 Btag.
w.g. en v.a.c.:
(tgv)gerechtsdeurwaarder