Verkenningsjaar biodiversiteitsdoelen en beheerdoelen binnen het Natuurnetwerk Nederland
Overeenkomst
Verkenningsjaar biodiversiteitsdoelen en beheerdoelen binnen het Natuurnetwerk Nederland
Stichting Landschap Noord-Holland, Vereniging tot behoud van Natuurmonumenten in Neder- land, Staatsbosbeheer, Agrarische natuur- en landschapsvereniging De Lieuw Texel, Gebiedsco- operatie Noord-Holland Zuid U.A., Vereniging agrarisch natuurbeheer Hollands Noorden, Vereni- ging agrarisch natuur- en landschapsbeheer Water, Land & Dijken, LTO-Noord en Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, hierna te noemen: “partijen”;
hebben kennisgenomen van:
1. Het op 19 november 2018 door Provinciale Staten van Noord-Holland vastgestelde Pro- gramma Natuurontwikkeling 2019-2023, met daarin de volgende relevante passages (pa- gina 15):
o “Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een duurzaam beschermde en beheerde ecologische structuur. In respectievelijk de beheertypen- en ambitiekaart van het Natuurbeheerplan zijn de natuurdoelen opgenomen en is te zien of sprake is van een ambitie naar een ander natuurdoel. De toegekende beheer- en ambitietypen zijn in overeenstemming met het beheer dat nodig is om de doelstellingen van Natura 2000 en/of de Kaderrichtlijn Water te realiseren.”
o “Soms kent de beheertypenkaart binnen het NNN nog een agrarisch beheertype toe. In deze gebieden is sprake van een overgang naar het uiteindelijk beoogde natuurbeheer dat in de ambitiekaart is benoemd. Om deze ambitie te realiseren zal met ingang van het Programma Natuurontwikkeling 2022-2026 niet langer agrarisch natuurbeheer binnen het NNN worden gesubsidieerd, met inachtne- ming van eventueel doorlopende subsidiebeschikkingen.”
2. De inhoud van motie 126, aangenomen door Provinciale Staten van Noord-Holland op 13 november 2017, waarin Xxxxxxxxxxxx Staten wordt verzocht om:
o “in het komende verkenningsjaar in overleg te treden met de agrarische collectie- ven en TBO’s over hoe de biodiversiteitsdoelen en beheerdoelen binnen het NNN gehaald zouden kunnen worden (zoals al door de gedeputeerde toegezegd in de expertbijeenkomst) en daarvoor een neutrale procesbegeleider aan te trekken;
o hiervan regelmatig een terugkoppeling te geven aan de commissie NLM;
o te onderzoeken welke andere werkwijzen en/of financiële of juridische instrumen- ten er nodig zijn om de provinciale doelen op dit gebied te behalen met inzet van
samenwerkende agrarische collectieven en TBO’s en de resultaten van het onder- zoek zo mogelijk in te zetten om de bestaande instrumentenkoffer ten behoeve van de realisatie van NNN te vergroten.”
3. Het coalitieakkoord 2019-2023 van de provincie Noord-Holland, getiteld “Duurzaam doorpakken!”, waarin op pagina 19 staat:
o “Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) levert een grote bijdrage aan dit biodiversi- teitsherstel door nieuwe natuurgebieden te realiseren en bestaande natuurgebie- den te verbinden. Afronding van het NNN in 2027 blijft ons doel. In deze college- periode willen wij 3.000 hectare nieuwe NNN realiseren.”1
o “Agrarisch natuurbeheer past enkel binnen het NNN als sprake is van ‘duurzaam agrarisch natuurbeheer’, waarbij de beheerder zich committeert aan langjarig be- heer van NNN-waardige kwaliteit.”
Constateren dat:
1. Partijen tijdens het op basis van motie 126 gestarte verkenningsjaar met elkaar over het in de motie genoemde vraagstuk hebben gesproken, onder begeleiding van een onaf- hankelijke procesbegeleider. Tijdens gesprekken, presentaties en werkbezoeken in het verkenningsjaar is bevestigd dat:
a. de afronding van het Natuurnetwerk Nederland in Noord-Holland in 2027 een ge- zamenlijke ambitie is, waarin alle partijen een belangrijke rol te spelen hebben;
b. ondanks de daling van de weidevogelpopulatie op provinciaal en nationaal ni- veau, de provincie Noord-Holland van internationaal belang blijft voor het be- houd van weidevogels en alle partijen grote inspanningen leveren om deze daling te keren, welke in enkele gebieden ook tot herstel van de weidevogelpopulatie leidt;
c. duurzaam herstel van de weidevogelpopulatie alleen mogelijk is indien aan alle voorwaarden voor goed weidevogelbeheer is voldaan, zoals voldoende aanwezig- heid van kruidenrijk grasland, openheid van het landschap, een passende water- stand en adequaat beheer van predatoren en zomerganzen;
1 Het gaat hier om het afronden van het reeds begrensde Natuurnetwerk Nederland; niet om een aanvullende taak- stelling.
d. bij het huidige agrarisch natuurbeheer niet de natuurdoelen van het NNN en Na- tura2000 leidend zijn, maar agrarische doelen, waardoor op die percelen (circa 1.835 hectare binnen het Noord-Hollandse deel van het Natuurnetwerk Neder- land) momenteel niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat het Natuurnetwerk Nederland een ‘duurzaam beschermde en beheerde ecologische structuur’ is;
e. een indrukwekkende hoeveelheid kennis beschikbaar is over succesvolle vormen van natuurontwikkeling en -beheer, de bijbehorende instrumenten en middelen, zowel in Noord-Holland als in andere provincies, waaruit blijkt dat goede beheer- resultaten bij zowel terreinbeherende organisaties, agrarische collectieven als particuliere natuurbeheerders te vinden zijn;
f. er goede voorbeelden zijn van samenwerking tussen agrarische ondernemers, terreinbeherende organisaties en overheden, en het van belang is dat deze sa- menwerking en afstemming van activiteiten worden voortgezet, inclusief een open dialoog tussen pachters en verpachters over de wijze van uitvoering van het beheer en de daaraan verbonden kosten en vergoedingen, zoals betaalrechten;
g. natuurdoelen in het Natuurnetwerk Nederland overigens breder zijn dan weide- vogels en bijvoorbeeld ook botanische doelen of doelen, voortvloeiend uit Na- tura2000 kunnen betreffen.
2. de afspraken die in deze overeenkomst worden gemaakt goed passen binnen en als uit- werking kunnen worden beschouwd van:
a. het op 19 december 2018 gepresenteerde Deltaplan Biodiversiteitsherstel;
b. het in maart 2019 door een coalitie van terreinbeherende organisaties, natuur- en milieuorganisaties, landbouworganisaties en onderwijsinstellingen gepresen- teerde plan ‘Groen Goud’.
Komen overeen:
3. In de volgende drie gebieden, met inzet van alle betrokkenen, pilots te starten om het Natuurnetwerk Nederland te voltooien, de Natura 2000-doelen (indien van toepassing) te realiseren en het beheer te optimaliseren:
a. Mijzenpolder. De Mijzenpolder is een open landschap met een grote NNN-op- gave (totale NNN-begrenzing: circa 325 hectare), een gezonde weidevogelpopu- latie, een relatief hoog waterpeil en weinig predatie. Het gebied is deels in eigen- dom van Staatsbosbeheer. Het eigendom van Staatsbosbeheer is voor het mee- rendeel verpacht op basis van pachtovereenkomsten van vóór 1977.
b. Eilandspolder-West. De Eilandspolder-West (totale NNN-begrenzing gehele Ei- landspolder: circa 1.260 hectare) kent een mozaïek van verschillende eigenaren en vormen van beheer (zowel natuurbeheer als agrarisch natuurbeheer, vaak met pachtovereenkomsten van vóór 1977). Het gebied is grotendeels in eigen- dom van Landschap Noord-Holland.
c. Wormer- en Jisperveld. Ook in het Wormer- en Jisperveld (totale NNN-begren- zing: circa 1.455 hectare) zijn alle vormen van beheer aanwezig (zowel natuurbe- heer door terreinbeherende organisaties en particuliere natuurbeheerders, als agrarisch natuurbeheer) en komen veel verschillende pachtvormen voor. De hui- dige samenwerkingsovereenkomst tussen Water, Land & Dijken, Natuurmonu- menten en de agrariërs loopt af en het gebied kent veel nieuwe initiatieven.
4. Dat in elk van de pilotgebieden een gebiedsanalyse wordt uitgevoerd, waarin de natuur- doelen – inclusief de Natura2000-doelen – worden uitgewerkt in concrete inrichtings- en beheermaatregelen. De provincie financiert deze gebiedsanalyses. Op basis van de ge- biedsanalyse wordt uitgewerkt welke van de hierna genoemde instrumenten kunnen worden ingezet. Dit betreft maatwerk en kan per gebied en per perceel verschillen, naar gelang de plaatselijke omstandigheden. Partijen zetten zich gezamenlijk en afzonderlijk in voor oplossingen per gebied.
5. Dat het gewenst is dat - naast de reguliere beheersubsidies die via het Stelsel Natuur- en Landschapbeheer (SNL) kunnen worden verstrekt - bij de uitvoering van de pilots gebruik te kunnen maken van een goed gevulde instrumentenkoffer en dat het van belang is dat de volgende instrumenten in Noord-Holland beschikbaar blijven, c.q. worden ontwik- keld:
a. verwerving van gronden op vrijwillige basis en continuering van de provinciale koopplicht, waarbij een financiële bijdrage van de provincie mogelijk kan zijn con- form het vigerende provinciale grond- en natuurbeleid en subsidieregelingen;
b. zelfrealisatie door de grondeigenaar, waarbij een financiële bijdrage van de pro- vincie mogelijk kan zijn conform de provinciale Uitvoeringsregeling Kwaliteitsim- puls Noord-Holland (SKNL-regeling);
c. kavelruil of bedrijfsverplaatsing, waarbij een financiële bijdrage van de provincie of de inzet van provinciale ruilgronden mogelijk kunnen zijn conform het vige- rende provinciale grond- en natuurbeleid en subsidieregelingen;
d. het omzetten van reguliere pachtovereenkomsten in erfpachtovereenkomsten inclusief functiewijziging en subsidiëring van natuurbeheer, waar nodig met aan- vullende afspraken tussen (erf)pachter en (erf)verpachter over zowel inrichtings- maatregelen, beheermaatregelen als de verdeling van kosten en vergoedingen;
e. ontpachting, waarbij financiële ondersteuning van de provincie beschikbaar kan komen conform een nader op te stellen regeling, zoals aangekondigd in het Pro- gramma Natuurontwikkeling 2019-2023;
f. verwerving op basis van volledige schadeloosstelling en, indien dat niet tot resul- taat leidt, onteigening, waarbij een financiële bijdrage van de provincie – na se- parate besluitvorming hierover door Gedeputeerde Staten – mogelijk kan zijn conform de wettelijke kaders en het vigerende provinciale grond- en natuurbe- leid en subsidieregelingen. Hierbij wordt de werkwijze uit de grondstrategie Oos- telijke Vechtplassen als uitgangspunt genomen;
g. Een nieuwe vorm van agrarisch natuurbeheer, genaamd ‘duurzaam agrarisch na- tuurbeheer’, waarbij naast het bestaande instrument van subsidiebeschikkingen voor agrarisch natuurbeheer, in een aparte overeenkomst (met een looptijd van 12 jaar) aanvullende afspraken voor kwalitatief NNN-waardig beheer worden ge- maakt. Uitgangspunt bij duurzaam agrarisch natuurbeheer is dat de natuurdoe- len voorop staan en de agrarische bedrijfsvoering ten dienste hiervan staat. Het opstellen van een natuurbedrijfsplan dat aansluit bij de gebiedsanalyse is ver- plicht bij deelname aan de pilot. In de bijlage staan de ecologische randvoorwaar- den van duurzaam agrarisch natuurbeheer binnen het NNN;
h. herbegrenzing van NNN, conform het provinciaal beleid dat is vastgelegd in de Provinciale Ruimtelijke Verordening (straks: Omgevingsverordening). De in het Programma Natuurontwikkeling 2019-2023 aangekondigde optimalisatie van het Natuurnetwerk Nederland kan hiervoor een kader bieden;
i. opleiding van agrarische beheerders, het opstellen van natuurbedrijfsplannen en het voeren van beheerregie. Een financiële bijdrage van de provincie is bespreek- baar en vraagt nadere uitwerking;
j. inrichtingsmaatregelen, waarbij een financiële bijdrage van de provincie mogelijk kan zijn conform de provinciale Uitvoeringsregeling Kwaliteitsimpuls Noord-Hol- land (SKNL-regeling) en de Uitvoeringsregeling Groen, paragraaf weidevogelbio- topen;
k. nieuwe instrumenten kunnen bij gezamenlijke overeenstemming worden toege- voegd.
6. Dat elk van de partijen naar eigen inzicht bepaalt of zij medewerking verleent aan de toepassing van de hierboven genoemde instrumenten. Wanneer bij de inzet van een in- strument een financiële bijdrage van de provincie nodig is, onderzoekt en beslist de pro- vincie over de mogelijkheid en hoogte van deze financiële bijdrage.
7. Dat de provincie onverkort vasthoudt aan de systematiek en de vergoedingen van het Stelsel Natuur- en Landschapsbeheer (SNL), aangezien dit landelijk uniforme stelsel in nauw overleg tussen Rijk, provincies en beheerders tot stand is gekomen en het SNL is getoetst door de Europese Commissie, opdat de subsidie geen ongeoorloofde staats- steun oplevert.
8. Dat de pilots zullen plaatsvinden onder regie van de provincie Noord-Holland en worden begeleid door procesbegeleiders die door de provincie worden aangewezen en bekos- tigd. Voor elk van de drie pilots wordt een compacte werkgroep samengesteld (bij voor- keur bestaand uit minimaal vier en maximaal zeven personen, elk van hen minimaal een halve dag per week beschikbaar), die aan de slag gaan met de gebiedsanalyse, consulta- tie, het (laten) opstellen van natuurbedrijfsplannen, enzovoorts. De gebiedsanalyses van elk van de drie pilotgebieden worden uiterlijk 31 januari 2020 ter goedkeuring voorge- legd aan de portefeuillehouder natuur van Gedeputeerde Staten.
9. Dat in elk van de pilotgebieden een beheerregisseur wordt aangewezen, die beschikt over ruime kennis van het gebied en de voorliggende vraagstukken. De beheerregisseur geeft, voor percelen binnen het NNN, na overleg met betrokken partijen, bindende aan- wijzingen aan de beheerders. Voor maatregelen zoals de inzet van chemische bestrij-
dingsmiddelen, rollen, slepen, eggen, beweiding en verstorende activiteiten is toestem- ming van de terreinbeherende organisatie (wanneer deze grondeigenaar is) nodig. De beheerregisseur wordt, na het inwinnen van advies bij de terreinbeherende organisaties en de agrarische collectieven, aangesteld en gefinancierd door de provincie. De beheer- regisseur stelt een jaarlijks verslag op en stuurt dat aan alle betrokken partijen.
10. Dat partijen met de portefeuillehouder natuur van Gedeputeerde Staten tenminste tweemaal per jaar gezamenlijk de voortgang van de drie pilots zullen bespreken. Gede- puteerde Staten rapporteren hierover aan Provinciale Staten via het Programma Natuur- ontwikkeling.
11. Dat partijen ernaar streven uiterlijk 31 december 2020 de pilots te hebben afgerond door voor het gehele pilotgebied op perceelniveau te hebben vastgesteld op welke wijze het Natuurnetwerk Nederland zal worden gerealiseerd en welke instrumenten, inclusief financiering hiervan, worden ingezet.
12. Dat de ervaringen die in de pilots worden opgedaan en de instrumenten die daarbij wor- den ingezet, zullen worden geëvalueerd en benut om ook in andere gebieden het Na- tuurnetwerk Nederland te realiseren.
13. Dat ten aanzien van de Hoge Berg op Texel de werkwijze zal worden gevolgd zoals deze is beschreven in de brief d.d. 5 juni 2018 (kenmerk: 1084200/1084205) van Gedepu- teerde Staten aan het bestuur van het Streekfonds Texel.
Bijlage bij artikel 4 lid g: kenmerken van duurzaam agrarisch natuurbeheer binnen NNN (uitsluitend van toepassing voor de in de overeenkomst genoemde pilotgebieden)
- Voor duurzaam agrarisch natuurbeheer binnen NNN komen uitsluitend in aanmerking:
o agrarische ondernemers met eigen grond;
o agrarische ondernemers die een reguliere pachtovereenkomst hebben met een terreinbeherende organisatie of andere eigenaren.
- Aanvullend op de beschikking voor agrarisch natuurbeheer sluiten de provincie, het agra- risch collectief, de grondeigenaar en (indien daarvan sprake is) de pachter een natuurover- eenkomst, waarin zij afspraken maken om een NNN-waardige inrichting en beheer van de desbetreffende percelen te garanderen. In de natuurovereenkomst worden tenminste af- spraken gemaakt over de onderwerpen die in deze bijlage worden genoemd.
- De looptijd van de natuurovereenkomst is 12 jaar. In de natuurovereenkomst garandeert de provincie Noord-Holland voor een periode van 12 jaar een beschikking voor agrarisch na- tuurbeheer, op voorwaarde van goede naleving door alle partijen die de natuurovereen- komst ondertekenen.
- Indien sprake is van strijdigheid tussen afspraken in de natuurovereenkomst, de beschikking voor agrarisch natuurbeheer en een eventuele pachtovereenkomst, prevaleren de afspra- ken in de natuurovereenkomst.
- Elke drie jaar vindt een evaluatie plaats, op basis waarvan de afspraken in de natuurover- eenkomst in onderling overleg kunnen worden aangepast. Bij wijziging van relevante Rijks- of provinciale wet- en regelgeving worden de afspraken in de natuurovereenkomst hierop aangepast.
- Enkel bij eerstelijns-overdracht van het agrarisch bedrijf gaat ook de natuurovereenkomst over. In alle andere gevallen van overdracht is de natuurovereenkomst niet overdraagbaar, tenzij hiervoor toestemming wordt gegeven door alle betrokken partijen.
- Onderwerpen waarover in de natuurovereenkomst tenminste afspraken worden gemaakt zijn:
Bemesting
Om te bevorderen dat weidevogels en kuikens kunnen broeden, schuilen en foerageren, en het gras niet te snel groeit en kruidenrijk is, is enkel beperkte bemesting toegestaan, ten behoeve
van de bodemstructuur en een rijk bodemleven. De bemesting moet voldoen aan de volgende eisen:
- afhankelijk van de uitkomsten van de gebiedsanalyse wordt de maximale mestgift be- paald. Deze wordt vastgesteld op basis van de ecologische ruimte die blijkt uit de ge- biedsanalyse en is in geen geval meer dan 170 kg stikstof en 70 kg fosfaat per hectare (mest plus beweiding);
- uitrijden van mest: uitsluitend xxxxx xxxxxxxx (van eigen runderen) en/of mengvormen (composteren, bokashi);
- Het gebruik van drijfmest is niet toegestaan. Voor bedrijven die geen ruige mest hebben is echter een overgangsperiode van twee jaar mogelijk. Agrarische bedrijven die nage- noeg volledig in het NNN zijn gelegen mogen op maximaal 50% van hun oppervlakte drijfmest gebruiken, mits de grondeigenaar hiervoor toestemming verleent. Daarbij mo- gen de hiervoor genoemde normen voor stikstof en fosfaat per hectare niet overschre- den worden. In deze gevallen voelen de provincie, de agrarische collectieven en terrein- beherende organisaties een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid om met de des- betreffende agrarische ondernemer een oplossing te vinden om het gebruik van drijf- mest geheel af te bouwen.
Waterpeil
De bodem moet voldoende vochtig zijn en het waterpeil moet passen bij de te behalen natuur- doelstellingen. Water in de greppels in vooral april en mei is van groot belang. Daarbij gaan wij uit van een slootwaterpeil tussen 20 en 40 centimeter, maar blijft, indien dit de natuurdoelstel- lingen niet aantast, ruimte voor maatwerk in de vorm van hoogwatergreppels en plasdras, vast te leggen in het natuurbedrijfsplan. Indien er sprake is van hogere waterpeilen, worden deze niet verlaagd. Waar nodig voor het behalen van een Natura2000-doelstelling is het slootwater- peil 0-40 centimeter (lokaal).
Beweiding
Voor agrarische bedrijven die slechts voor een beperkt gedeelte in het NNN zijn gelegen is het uitgangspunt dat alle NNN-hectares worden ingezet ten behoeve van natuurdoelen. Voor agra- rische bedrijven die nagenoeg volledig in het NNN zijn gelegen geldt op bedrijfsniveau dat 60- 80% van de oppervlakte van het bedrijf maailand is, en 20-40% van de oppervlakte van het be- drijf voor beweiding gebruikt wordt. De beheerregisseur bepaalt, na overleg met de betrokke- nen, welke hectares worden ingezet voor maailand en/of beweiding en wat de maaidata zijn. Dit wordt vastgelegd in het natuurbedrijfsplan. Gedurende het jaar is bijstelling mogelijk, mits de beheerregisseur hiervoor toestemming geeft. Het uitgangspunt is behoud van oneffenheden in het land voor dekking en nestgelegenheid. Niet toegestaan zijn: het scheuren, egaliseren (door rollen en slepen) of ploegen van grasland.
Ten aanzien van zowel voorbeweiding als maaidata is het uitgangspunt dat weidevogels onge- stoord hun kuikens moeten kunnen grootbrengen.
- Binnen dit uitgangspunt is voorbeweiding mogelijk, waarbij een noodzakelijke aanvul- lende rustperiode van minimaal 6 weken (1 mei - 15 juni of 8 mei - 22 juni) wordt gehan- teerd.
- Binnen dit uitgangspunt is extensief beweiden mogelijk vanaf 1 april tot 15 juni. De maxi- male veedichtheid per hectare bedraagt 1,5 GVE met rustig vee of droge koeien, niet met paarden of schapen. Ten behoeve van het vervolg na de pilots wordt in het najaar van 2019 gestart met een onderzoek naar de ecologische consequenties van beweiden met schapen en wordt verkend onder welke voorwaarden beweiding met schapen mo- gelijk zou kunnen zijn. Indien kemphaan of watersnip aanwezig zijn is geen beweiding toegestaan.
- Binnen dit uitgangspunt wordt terughoudend omgegaan met nabeweiden. Nabeweiding gebeurt met oog voor de draagkracht van de bodem, alleen met runderen.
Maaien
Niet toegestaan zijn in het donker of in de schemer maaien.
Geen verstorende activiteiten
Activiteiten die weidevogels verstoren zijn niet toegestaan. Het bewerken van het land tussen 15 maart en 15 juni is niet toegestaan, tenzij met toestemming van de beheerregisseur en de terreinbeherende organisatie.
Bufferstroken
Bufferstroken langs sloten en rietkragen zijn tenminste twee meter breed en er worden niet be- mest.
Bestrijdingsmiddelen
Het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen is niet toegestaan, tenzij in bijzondere gevallen en met toestemming van de beheerregisseur en terreinbeherende organisatie (wanneer deze grondeigenaar is).
Opleiding
In de natuurovereenkomst worden afspraken gemaakt over opleiding van de beheerder(s) ten behoeve van natuurbeheer.
Ondertekening door partijen:
Datum, plaats,
• Stichting Landschap Noord-Holland, gevestigd te Heiloo, ten deze rechtsgeldig vertegenwoor- digd door xxx. X. Xxxxx
…………………………………………………..
• Vereniging tot behoud van Natuurmonumenten in Nederland, gevestigd te ’s-Graveland, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door dhr. W.J. Hellevoort
…………………………………………………..
• Staatsbosbeheer, gevestigd te Amersfoort, ten deze op grond van de geldende mandaatregeling Staatsbosbeheer rechtsgeldig vertegenwoordigd door mevr. S. Tienkamp
…………………………………………………..
• Agrarische natuur- en landschapsvereniging De Lieuw Texel, gevestigd te Oudeschild, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door mw. X. Xxxxxxxxxx
…………………………………………………..
• Vereniging agrarisch natuurbeheer Hollands Noorden, gevestigd te Aartswoud, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door dhr. K.W. Jonker
…………………………………………………..
• Gebiedscoöperatie Noord-Holland-Zuid, gevestigd te Amstelveen, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door xxx. X. Xxxx
…………………………………………………..
• Vereniging agrarisch natuur- en landschapsbeheer Water, Land & Dijken, gevestigd te Purme- rend, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door dhr. J.W.C. Hoogendoorn
…………………………………………………..
• Land en Tuinbouw Organisatie Nederland, gevestigd te Zwolle, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door xxx. X. Xxxxxxx
…………………………………………………..
• Provincie Noord-Holland, zetelend te Haarlem, ten deze ingevolge artikel 176 van de Provin- ciewet rechtsgeldig vertegenwoordigd door de Commissaris van de koning, xxx.xx. X.Xx.X. xxx Xxxx, die ingevolge artikel 176 lid 2 van die wet deze vertegenwoordigingsbevoegdheid krach- tens volmacht heeft opgedragen aan mw. E.A.S. Xxxxxx, gedeputeerde Xxxxxx, Landschap en Bodemdaling, handelend ter uitvoering van het besluit van gedeputeerde staten van Noord-Hol- land, d.d….;
…………………………………………………..