Partijen:
B-141
Green Deal Rapportage Duurzaamheid Vaste Biomassa voor Energie
Partijen:
1. De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, de heer drs. M.J.M. Verhagen en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, de heer J.J. Atsma, ieder handelend in zijn hoedanigheid van bestuursorgaan, samen hierna te noemen: De Rijksoverheid;
2. Energie Nederland, vertegenwoordigd door de de directeur de heer A.B. Jurjus;
3. Stichting Platform Bio-energie, vertegenwoordigd door de vice voorzitter de heer drs. F.A. Goudswaard;
4. Vereniging Afvalbedrijven, vertegenwoordigd door de vicevoorzitter de heer ir. X.X.X.X. xxx Xxxx; Partijen 2 tot en met 4 samen hierna te noemen: De koepels;
5. Vereniging Platform Hout in Nederland, vertegenwoordigd door de voorzitter de heer drs. L.M.L.H.A. Hermans;
6. De bedrijven als genoemd in bijlage 1, vertegenwoordigd door hun respectieve vertegenwoordigers, hierna te noemen: De deelnemende bedrijven;
Hierna samen te noemen: Partijen;
Algemene overwegingen:
1. Het kabinet beoogt een algemene Green Deal met de samenleving, die bijdraagt aan verduurzaming van de maatschappij op korte en langere termijn en die lonend is voor overheid en maatschappij. Doel van de Green Deal is laten zien dat groen en groei hand in hand gaan.
2. Partijen zien publiekprivate samenwerking als de beste manier om verduurzaming van de Nederlandse economie te versnellen en hier ook economisch van te profiteren. Deze unieke gezamenlijke aanpak is in Nederland op andere terreinen zeer succesvol en de Green Deal zal hierop voortbouwen. Creativiteit, ondernemerschap en innovatie zijn onmisbaar om deze verduurzaming mogelijk te maken.
3. Bij de Green Deal gaat het om concrete duurzame initiatieven, waarbij barrières verdwijnen, innovaties ontwikkeld, gefinancierd en toegepast worden en duurzame kansen worden benut. In de praktijk loopt de maatschappij tegen belemmeringen aan die in de weg staan aan initiatieven die leiden tot een verdere verduurzaming.
4. In de Green Deal willen partijen concrete afspraken maken die deze belemmeringen wegnemen, zodat de initiatieven die anders moeilijk van de grond komen ruim baan krijgen. Deze initiatieven kunnen vervolgens ook als voorbeeldfunctie dienen voor andere partijen en daarmee de totale markt in beweging zetten.
5. De voor de Green Deal geïnventariseerde projecten van initiatiefnemers zijn door het wegnemen van de beschreven belemmeringen potentieel succesvol, kunnen op korte termijn resultaten opleveren en kunnen uitmonden in nieuwe economische activiteiten of kostenbesparingen op korte of langere termijn voor het bedrijfsleven. De resultaten van een concrete Green Deal kunnen daarna toepasselijk zijn op andere, vergelijkbare projecten, waardoor de reikwijdte van de Green Deal kan worden vergroot zonder dat daar specifieke ondersteuning vanuit de Rijksoverheid tegenover staat.
Specifieke overwegingen Green Deal Rapportage Duurzaamheid Vaste Biomassa voor Energie:
1. Partijen erkennen de noodzaak voor toepassing van duurzaamheidscriteria op Europees niveau voor vaste biomassa voor energie.
2. Deze Green Deal beperkt zich tot vaste, houtachtige biomassastromen die in installaties worden verstookt om energie op te wekken (hierna te noemen: biomassa).
3. Biomassa levert reeds een wezenlijke bijdrage aan de huidige productie van hernieuwbare energie en om de doelstellingen voor hernieuwbare energie van 14% van Nederland in 2020 te realiseren zal de inzet van biomassa verder toenemen.
4. Momenteel gelden verplichte duurzaamheidscriteria in Europese regelgeving alleen voor biotransportbrandstoffen en vloeibare biomassastromen voor energie en uitbreiding van duurzaamheidseisen naar vaste biomassa is nodig om de duurzaamheid te borgen, de handel te bevorderen en ontwikkeling van de biobased economy te faciliteren.
5. Geharmoniseerde duurzaamheidseisen aan biomassa worden bij voorkeur op Europees niveau gesteld.
6. Energiebedrijven, maatschappelijke organisaties, de Commissie Duurzaamheidsvraagstukken Biomassa (hierna te noemen: Commissie Corbey), wetenschap en Tweede Kamer hebben de afgelopen tijd verzocht om in navolging van de duurzaamheidseisen voor biobrandstoffen soortgelijke eisen te stellen aan de inzet van biomassa.
7. Deze Green Deal geeft verdere invulling aan de Green Deal Energie van 3 oktober 2011 met betrekking tot de borging en transparantie van de duurzaamheid van biomassa. Ook bouwt deze Green Deal voort op het Manifest Biobased Economy.
8. De Commissie Xxxxxx heeft in januari 2012 advies uitgebracht om een vrijwillige afspraak met de energiesector te realiseren en daarmee te waarborgen dat alle biomassa die ingezet wordt in de energiesector duurzaam is.
9. Het is wenselijk om te anticiperen op wettelijke verankering van de duurzaamheidseisen van biomassa voor energie en andere sectoren in Europees verband. Met het oog op toekomstige regelgeving is het in het belang van zowel het bedrijfsleven als de overheid dat ervaring wordt opgedaan met het verzamelen en geaggregeerd publiceren van gegevens over karakteristieken van biomassa.
10. Verduurzaming van biomassa kan het beste worden verwezenlijkt door een vrijwillige inspanning door het bedrijfsleven waar zoveel mogelijk partijen bij betrokken zijn en die zo min mogelijk extra administratieve lasten met zich mee brengt.
11. Een openbare, gestandaardiseerde rapportage verhoogt de transparantie en verschaft meer inzicht over het gebruik van biomassa én over de wijze waarop het duurzame karakter is aangetoond.
12. Bedrijven die in Nederland biomassa gebruiken, verrichten reeds vrijwillige inspanningen in het kader van verduurzaming, willen voorop lopen om de aantoonbaarheid van de duurzaamheid van biomassa te bevorderen en zijn daarom bereid om rapportages over de duurzaamheid van biomassa openbaar te maken.
13. De duurzaamheid van biomassa is voor alle toepassingen een randvoorwaarde voor de transitie naar een biobased economy en dit initiatief dient als voorbeeld voor andere sectoren.
komen het volgende overeen:
1. Green Deal initiatief
Art. 1. Doel van deze Green Deal is het in onderlinge samenwerking komen tot rapportages over specifieke karakteristieken van biomassa voor energie die in Nederland wordt omgezet.
Inzet en acties alle partijen
Art. 2. Partijen zullen bevorderen dat het aandeel duurzame biomassa voor energieopwekking toeneemt en dat op termijn enkel aantoonbaar duurzame biomassa wordt ingezet.
Art. 3. Partijen streven ernaar dat bij de energieopwekking met biomassa minimaal een broeikasgasemissiereductie van 60% wordt gerealiseerd in vergelijking met het gebruik van fossiele energie. Art. 4. Door het loket als bedoeld in artikel 7 zullen op jaarlijkse basis publieke rapportages worden opgesteld waarvoor uiterlijk 31 maart door de deelnemende bedrijven gegevens worden aangeleverd over het voorgaande kalenderjaar. De eerste rapportage zal informatie verstrekken over het kalenderjaar 2012 dat als overgangsjaar zal worden beschouwd.
Inzet en acties van de Rijksoverheid
Art. 5. De Rijksoverheid blijft streven naar wettelijke verankering in Europa van geharmoniseerde duurzaamheidseisen voor biomassa. Hiervoor zal gebruik worden gemaakt van zowel de ervaring opgedaan bij biobrandstoffen als bestaande en in ontwikkeling zijnde certificering -en verificatiesystemen voor biomassa;
Art. 6. De Rijksoverheid zal richting een breed publiek communiceren over de duurzaamheid van bio-energie en het belang daarvan voor een klimaatneutrale economie.
Inzet en acties van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu (hierna te noemen: de Staatssecretaris)
Art. 7. De Staatssecretaris wijst een loket aan waar de deelnemende bedrijven hun gegevens over biomassa conform het rapportagemodel in de bijlage 2 kunnen indienen.
Art. 8. Het loket zal informatie verstrekken aan bedrijven met betrekking tot verduurzaming van biomassa en certificering- en verificatiesystemen.
Art. 9. De Staatssecretaris draagt zorg voor anonieme en geaggregeerde publieke rapportage, waarbij gegevens niet herleidbaar zijn tot individuele bedrijven en toeleveranciers.
Art. 10. De Staatssecretaris maakt de namen van individuele bedrijven die gegevens hebben aangeleverd niet openbaar, tenzij een uitspraak van de rechter hem tot bekendmaking verplicht.
Art. 11. Het loket stelt op jaarlijkse basis publieke rapportages op waarvoor uiterlijk 31 maart door de deelnemende bedrijven gegevens worden aangeleverd. De eerste rapportage zal informatie verstrekken over het kalenderjaar 2012 dat als overgangsjaar zal worden beschouwd.
Inzet en acties van de koepels
Art. 12. De koepels stimuleren hun leden, voor zover die niet reeds partij zijn, actief deel te nemen aan deze Green Deal en te streven naar de inzet van, op termijn, alleen aantoonbaar duurzame biomassa voor energieopwekking.
Art. 13. De koepels zien er, met de hen ter beschikking staande middelen, op toe dat de aangesloten bedrijven voor 31 maart de benodigde gegevens hebben aangeleverd aan het loket conform het rapportagemodel in bijlage 2.
Inzet en acties van de deelnemende bedrijven
Art. 14. De deelnemende bedrijven zullen vrijwillig en vertrouwelijk inzicht bieden in de karakteristieken van biomassa door te rapporteren over o.a. de hoeveelheden, type, herkomst en duurzaamheid van biomassa ingezet in Nederlandse installaties met een capaciteit van meer dan 1 MW elektrisch of 5 MW thermisch (primaire energie) op basis van het rapportagemodel in bijlage 2.
Art. 15. De deelnemende bedrijven zullen deze informatie aanleveren aan een nader door de Staatssecretaris aan te wijzen loket.
Art. 16. In het kader van deze Green Deal voor verwerkt hout, stro en restproducten hoeft alleen informatie te worden aangeleverd over het percentage broeikasgasemissiereductie, aangezien daarvan de duurzaamheidsrisico’s gering zijn.
Art. 17. De deelnemende bedrijven maken gebruik van bestaande of in ontwikkeling zijnde internationaal geaccepteerde certificering- of verificatiesystemen om de duurzaamheid van biomassa aan te tonen gebruik te maken, waarbij in beide gevallen wordt gestreefd naar controle door een onafhankelijke, geaccrediteerde partij.
2. Slotbepalingen
Art. 18. De afspraken van deze Green Deal zullen in overeenstemming met het Unierecht worden uitgevoerd in het bijzonder voor zover de afspraken vallen onder de werking van de Europese regels met betrekking tot aanbesteding, staatssteun en technisch normen en voorschriften.
Art. 19. Partijen komen overeen dat de Green Deal-afspraken niet in rechte afdwingbaar zijn.
Art. 20. Deze Green Deal treedt in werking met ingang van de dag na ondertekening en loopt tot en met
31 december 2015. Partijen treden uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van de looptijd van deze Green Deel in overleg over voortzetting van deze Green Deal. Alle in deze Green Deal genoemde afspraken worden zo snel mogelijk ter hand genomen.
Art. 21. Deze Green Deal zal samen met andere afgesloten Green Deals openbaar worden gemaakt, waardoor anderen kennis kunnen nemen van de gesloten Green Deals, zodat navolging hiervan kan worden bevorderd. Dit laat onverlet de mogelijkheid voor elk der partijen om deze Green Deal onmiddellijk na de ondertekening openbaar te maken.
Art. 22. Teneinde de werking van deze Green Deal te vergroten kan een individueel bedrijf dat, geen partij is bij deze Green Deal, via een adhesiebetuiging aangeven de doelstelling, als bedoeld in artikel 1 en de inzet en acties als bedoeld in de artikelen 2 tot en met 4 en 14 tot en met 17 te onderschrijven.
Bedrijven kunnen deze adhesiebetuigingen schriftelijk bekend maken aan het loket, zoals bedoeld in artikel 7.
Aldus overeengekomen en in tweevoud ondertekend te ’s-Gravenhage op
Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
......................................................................
de heer drs. M.J.M. Verhagen
Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu
......................................................................
de heer J.J. Atsma
Energie Nederland
......................................................................
vertegenwoordigd door
de directeur de heer drs. A.B. Jurjus
Stichting Platform Bio-energie
......................................................................
vertegenwoordigd door
de vicevoorzitter de heer drs. F.A. Goudswaard
Vereniging Afvalbedrijven
......................................................................
vertegenwoordigd door
de vicevoorzitter de heer ir. X. X. X. X. xxx Xxxx
Vereniging Platform Hout in Nederland
......................................................................
vertegenwoordigd door
de voorzitter de heer drs. L.M.L.H.A. Hermans
Bijlage 1 Deelnemende bedrijven
Eneco B.V.
......................................................................
op
......................................................................
vertegenwoordigd door Directeur Eneco Solar, Bio en Hydro de heer X.X.X. xxx xx Xxxxx
X.ON Benelux Holding NV
......................................................................
op
......................................................................
vertegenwoordigd door
Senior Manager Corporate Office de heer drs. X.X. xxx Xxxxxxx MBA
Essent Energie Productie B.V.
......................................................................
op
......................................................................
vertegenwoordigd door de directeur
Essent New Energy B.V. xxxxxxx xx. X. Xxxxxxx MBA
NV Elektriciteits-Produktiemaatschappij Zuid Nederland EPZ
......................................................................
op
......................................................................
vertegenwoordigd door
de bedrijfsdirecteur de heer ing X. Xxxxxxxx
GDF SUEZ Energie Nederland N.V.
......................................................................
op
......................................................................
vertegenwoordigd door de directeur Strategie en Business Development de heer dr. W.Th.X. Xxxxxxx
NV NUON Energy
......................................................................
op
......................................................................
vertegenwoordigd door
de CEO de xxxx xx. X. Xxxxxxxxx MBA
Bijlage 2 bij de Green Deal Rapportage Duurzaamheid Vaste Biomassa Voor Energie
De indiener wordt verzocht gegevens aan te leveren conform het onderstaande rapportagemodel.
Deze gegevens hebben betrekking op afzonderlijke biomassastromen ingezet over een heel kalenderjaar en dienen uiterlijk 31 maart te worden aangeleverd bij het aangewezen loket.
De cijfers en gegevens aangeleverd door bedrijven zullen zodanig geaggregeerd worden gepubliceerd dat deze niet herleidbaar zijn tot individuele bedrijven en/of toeleveranciers.
Rapportage-model
Periode I 1 januari 2012 t/m 31 december 2012 | ||||||||||||
1. producent | 2. soort biomassa | 3. hoeveelheid (ton) | 4. herkomst grondstof (land) | 5. ingezet als | 6. ingezet in | 7. Stook-waarde in GJ/ton | 8. Ingezet voor (E,W,E+W) | 9. Duurzaamheid aangetoond (ja/nee) | 10. Certificering / Verificatie | 11. % CO2 reductie | 12. CO2 rekentool of standaard- waarde | 13. Fossiele referentie |
bedrijf X | vers hout | 25.000 | Zweden | getorrificeerd houtpellets | Amer -9 | 18 | E+W | ja | IWPB | 65 | IWPB | [getalGbron] |
7 | Green Deal
Toelichting
1 Producent
Gevraagd wordt de naam van het bedrijf dat de biomassa in installaties toepast. De cijfers en gegevens uit deze rapportage zullen anoniem en geaggregeerd worden gepubliceerd zodat deze niet herleidbaar zijn tot individuele bedrijven en/of toeleveranciers.
2 Soort biomassa
Gevraagd wordt de code van de categorie waar de biomassa onder valt conform de typologie op subgroepniveau zoals gehanteerd in de NTA 8003 (december 2008, tabel 1). Bij voorkeur worden de biomassastromen in categorie 110 en 150 nader gespecificeerd tot het laagste niveau. Men kan hierbij kiezen uit de volgende categorieën:
1. Vers hout (110)
- Mengsel vers hout (111)
- Schors (112)
- Snoeihout (park en plantsoen) (113)
- Dunningshout (114)
- Zaagsel (115)
- Overig vers hout (119)
2. Loofhout (120)
3. Naaldhout (130)
4. Verwerkt hout (150)
- Onbehandeld hout (A-hout) (160)
- Geverfd/verlijmd hout (B-hout) (170)
- Geïmpregneerd hout (C-hout) (180)
- Hout uit verwerking (190) 5. Stro (220)
6. Restproducten (doppen) (230)
7. Overige: …
3 Hoeveelheid (ton)
Gevraagd wordt om de absolute hoeveelheid verse of bewerkte biomassa in tonnen per jaar die in de betreffende installatie wordt ingezet.
4 Herkomst grondstof (land)
Gevraagd wordt het land van herkomst, namelijk het land waar de verse biomassa uit afkomstig is, dus niet waar de bewerking heeft plaatsgevonden. Dus voor pellets afkomstig uit de Verenigde Staten geproduceerd uit Canadees hout wordt de aanduiding Canada gevraagd. Indien deze informatie niet beschikbaar is kan in dit veld “onbekend” worden opgegeven.
5 Ingezet als
Gevraagd wordt de verschijningsvorm zoals gehanteerd in de NTA 8003 (december 2008, hoofdstuk 4.4). Voorbeelden zijn o.a. (getorrificeerde) pellets, chips, zaagsel, etc.
6 Ingezet in
Gevraagd wordt de aanduiding van de installatie en locatie van de centrale, desgewenst aangevuld met de omzettingseenheid die van toepassing is (Amer-8, Borssele BS12, etc.).
7 Ingezet voor (E,W,E+W)
Gevraagd wordt de aard van de energievorm, die uiteindelijk aan de eindgebruiker beschikbaar wordt gesteld, dat wil zeggen elektriciteit en/of warmte.
8 Stookwaarde
Onderste verbrandingswaarde in GJ/ton voor de biomassastroom op totaalbasis (‘zoals ontvangen’), dus inclusief as en vocht (volgens NTA 8003).
9 Duurzaamheid biomassa aangetoond (ja/nee)
Gevraagd wordt aan te geven of de duurzaamheid van de biomassa is aangetoond. Hierbij moet worden opgemerkt dat voor verwerkt hout, stro en restproducten alleen informatie hoeft te worden aangeleverd over het percentage broeikasgasemissiereductie om deze stromen als duurzaam te kunnen aanmerken.
10 Certificering/verificatie
Indien in de vorige kolom “ja” is aangegeven, wordt hier gevraagd te vermelden middels welk internationaal geaccepteerde certificering-/verificatiesysteem de duurzaamheid is aangetoond. Voor verwerkt hout, stro en restproducten hoeft deze kolom niet te worden ingevuld (zie 9).
Voorbeelden van systemen die gebruikt kunnen worden om de duurzaamheid aan te tonen zijn:
1. Initiative Wood Pellets Buyers (IWPB)
2. Green Gold Label 3. NTA8080/8081
4. FSC
5. PEFC
6. SFI
7. CSA
8. Overige, namelijk…
11 % CO2 reductie
Gevraagd wordt de procentuele reductie van broeikasgasemissies ten gevolge van de inzet van biomassa ten opzichte van fossiele energie. Het gaat hier om broeikasgasemissies berekend over de gehele keten: productie, verwerking, transport en eindgebruik voor energie- en/of warmte-opwekking. Voor verwerkt hout, stro en restproducten wordt de emissiereductie berekend voor enkel transport en eindgebruik.
12 CO2 rekentool of standaardwaarde
Gevraagd wordt aan te geven op welke wijze de broeikasgasemissiereductie is vastgesteld. Dit kan op twee manieren, namelijk met behulp van een CO2 rekentool (kan evt. ook onderdeel zijn van een certificering- of verificatiesysteem) of op basis van standaardwaarden (in gCO2/MJe). Bij voorkeur voldoet de rekentool aan
de methodiek voorgesteld door de Europese Commissie in het Verslag aan de Raad en het Europees Parlement d.d. 25-02-2010 betreffende “de duurzaamheidseisen voor het gebruik van vaste en gasvormige biomassa bij elektriciteitsproductie, verwarming en koeling” (COM(2010)11 definitief, xxxx://xxx-xxx.xxxxxx. eu/LexUriServ/XxxXxxXxxx.xx?uri=COM:2010:0011:FIN:NL:PDF).
Indien een bedrijf uitgaat van standaardwaarden dan dient hij bij voorkeur gebruik te maken van de standaardwaarden in de rechterkolom van Bijlage II van het verslag van de Europese Commissie. Omdat in deze standwaarden het eindgebruik nog niet meegerekend is, moeten deze standaardwaarden worden gedeeld door het feitelijke energieomzettingsrendement van de elektriciteitsproductie- of verwarmings-/ koelingsinstallatie om de totale broeikasgasemissies over de gehele keten verkrijgen.
Indien een andere standaardwaarde is gehanteerd dan bovengenoemde, dan dient tevens een referentie te worden opgenomen naar het brondocument.
13 Fossiele referentie
Gevraagd wordt aan te geven welke fossiele referentie is gehanteerd om de broeikasgasemissiereductie te bepalen. Om de vergelijkbaarheid van de uitkomsten te bevorderen worden bij voorkeur de referentiewaarden gebruikt in bijlage I van het Verslag aan de Raad en het Europees Parlement d.d.
25-02-2010 betreffende de “duurzaamheidseisen voor het gebruik van vaste en gasvormige biomassa bij elektriciteitsproductie, verwarming en koeling” (COM(2010)11 definitief, xxxx://xxx-xxx.xxxxxx.xx/ LexUriServ/XxxXxxXxxx.xx?uri=COM:2010:0011:FIN:NL:PDF):
- ECF(el): 198 gCO2eq/MJ elektriciteit voor vaste en gasvormige biomassa voor elektriciteitsproductie
- ECF(h): 87 gCO2eq/MJ warmte voor vaste en gasvormige biomassa voor warmteopwekking gebruikt
- ECF(c): 57 gCO2eq/MJ koeling voor vaste en gasvormige biomassa ten behoeve van koeling via absorptie-warmtepompen
Indien andere fossiele referenties zijn gehanteerd dient dit hier te worden opgegeven met referentie naar het brondocument.