Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex)...
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
►B EURO-MEDITERRANE INTERIM-ASSOCIATIEOVEREENKOMST
voor handel en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, anderzijds
(PB L 187 van 16.7.1997, blz. 3)
EURO-MEDITERRANE INTERIM-ASSOCIATIEOVEREEN- KOMST
voor handel en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, anderzijds
De EUROPESE GEMEENSCHAP,
hierna „de Gemeenschap” te noemen, enerzijds,
en de PALESTIJNSE BEVRIJDINGSORGANISATIE (PLO) TEN BEHOEVE VAN DE PALESTIJNSE AUTORITEIT VAN DE WESTELIJKE JORDAAN- OEVER EN DE GAZASTROOK,
hierna „de Palestijnse Autoriteit” te noemen, anderzijds,
GELET OP het belang van de bestaande banden tussen de Gemeenschap en de Palestijnse bevolking van de Westelijke Jordaanoever en de Gaza- strook en hun gemeenschappelijke waarden,
OVERWEGENDE dat de Gemeenschap en de PLO deze banden wensen te versterken en duurzame betrekkingen op basis van wederkerigheid en partnerschap tot stand wensen te brengen,
GELET OP het belang dat de partijen hechten aan de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties, en in het bijzonder aan de eerbie- diging van de mensenrechten, de democratische beginselen en de poli- tieke en economische vrijheden waarop hun betrekkingen zijn gegrond- vest,
VERLANGENDE het kader van de betrekkingen tussen de Europese Ge- meenschap en het Midden-Oosten te versterken en de doelstelling van regionale economische integratie van de landen van het Midden-Oosten te verwezenlijken zodra de omstandigheden dit toelaten,
GELET OP het verschil in economische en sociale ontwikkeling tussen de partijen en de noodzaak de bestaande inspanningen ter bevordering van economische en sociale ontwikkeling van de Westelijke Jordaan- oever en de Gazastrook te intensiveren,
VERLANGENDE samenwerking in te stellen, ondersteund door een re- gelmatige dialoog over economische, culturele, wetenschappelijke en onderwijskwesties, ter bevordering van wederzijdse kennis en begrip,
GELET OP de toezeggingen van de partijen met betrekking tot vrijhan- del, met name in overeenstemming met de bepalingen van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel van 1994,
VERLANGENDE voort te bouwen op de bestaande autonome handels- regelingen tussen de partijen en deze in een overeenkomst op basis van wederkerigheid vast te leggen,
OVERTUIGD van de noodzaak van bevordering van het scheppen van een nieuw klimaat voor hun economische betrekkingen, met het oog op betere voorwaarden voor investeringsstromen,
GELET OP de rechten en verplichtingen van de partijen in het kader van de internationale overeenkomsten die zij hebben ondertekend,
OVERTUIGD dat volledige deelname van de Palestijnse Autoriteit aan het tijdens de conferentie van Barcelona gelanceerde Euro-mediterrane partnerschap een belangrijke stap is voor de normalisering van de be- trekkingen tussen de partijen, hetgeen een interim-overeenkomst in deze fase wenselijk maakt,
ZICH BEWUST VAN het grote politieke belang van de Palestijnse ver- kiezingen op 20 januari 1996 voor het proces dat leidt tot een per- manente regeling op grond van resoluties 242 en 338 van de VN-Vei- ligheidsraad,
ERKENNENDE DAT deze overeenkomst door een Euro-mediterrane as- sociatieovereenkomst vervangen moet worden zodra de omstandigheden dit toelaten,
ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:
Artikel 1
1. Er wordt een interim-associatieovereenkomst inzake handel en sa- menwerking tot stand gebracht tussen de Gemeenschap en de Palestijnse Autoriteit.
2. Deze associatie heeft ten doel:
— een passend kader tot stand te brengen voor een veelomvattende dialoog met het oog op de ontwikkeling van nauwe betrekkingen tussen de partijen;
— de voorwaarden te scheppen voor de geleidelijke liberalisering van de handel;
— de ontwikkeling van evenwichtige economische en sociale betrek- kingen tussen de partijen te bevorderen door dialoog en samenwer- king;
— bij te dragen aan de sociale en economische ontwikkeling van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook;
— de regionale samenwerking te bevorderen met het oog op de con- solidatie van het vreedzaam samenleven en de economische en po- litieke stabiliteit;
— de samenwerking op alle gebieden van wederzijds belang te bevor- deren.
Artikel 2
De betrekkingen tussen de partijen en alle bepalingen van deze over- eenkomst berusten op de eerbiediging van de democratische beginselen en de fundamentele mensenrechten zoals omschreven in de Universele Verklaring van de rechten van de mens, die ten grondslag ligt aan het interne en externe beleid van de partijen en die een essentieel onderdeel van deze overeenkomst vormt.
TITEL I
VRIJ VERKEER VAN GOEDEREN
BASISBEGINSELEN
Artikel 3
De Gemeenschap en de Palestijnse Autoriteit stellen gedurende een overgangsperiode tot uiterlijk 31 december 2001 geleidelijk een vrij- handelszone in overeenkomstig de bepalingen van deze titel en in over- eenstemming met de bepalingen van de Algemene Overeenkomst be- treffende tarieven en handel van 1994 en andere multilaterale overeen- komsten inzake de handel in goederen die opgenomen zijn in de bij- lagen bij de overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorgani- satie (WTO), hierna „GATT” te noemen.
INDUSTRIEPRODUCTEN
Artikel 4
▼M3
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op producten van oorsprong uit de Europese Unie en de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, met uitzondering van de producten die zijn opgenomen in de hoofdstukken 1 tot en met 24 van de gecombineerde nomenclatuur (GN) en van het douanetarief van de Palestijnse Autoriteit, en met uit- zondering van de in bijlage 1, punt 1, ii), bij de Landbouwovereenkomst van de GATT opgenomen producten. Dit hoofdstuk blijft evenwel van toepassing op chemisch zuivere lactose van GN-code 1702 11 00 en glucose en glucosestroop die in droge toestand 99 of meer gewichts- percenten glucose van de GN-codes ex 1702 30 50 en ex 1702 30 90 bevat.
▼B
Artikel 5
Er waren geen douanerechten bij invoer of heffingen van gelijke wer- king ingevoerd in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook.
Artikel 6
De invoer in de Gemeenschap van producten van oorsprong uit de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook is vrij van douanerechten of heffingen van gelijke werking en vrij van kwantitatieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking.
Artikel 7
1. De bepalingen van dit hoofdstuk vormen geen beletsel voor de handhaving door de Gemeenschap van een landbouwelement voor pro- ducten van oorsprong uit de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook en genoemd in bijlage 1.
De voor landbouwproducten geldende bepalingen van hoofdstuk 2 zijn mutatis mutandis van toepassing op het landbouwelement.
2. Voor de in bijlage 2 opgenomen producten van oorsprong uit de Gemeenschap mag de Palestijnse Autoriteit gedurende de looptijd van de overeenkomst douanerechten bij invoer en heffingen van gelijke werking handhaven die niet hoger zijn dan die welke op 1 juli 1996 van kracht waren.
3. Het bij artikel 63 ingestelde Gemengd Comité kan besluiten tot verdere concessies die de partijen elkaar op basis van wederkerigheid toekennen.
Artikel 8
1. De douanerechten en heffingen van gelijke werking die bij invoer op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook van toepassing zijn op producten van oorsprong uit de Gemeenschap, met uitzondering van de in bijlagen 2 en 3 vermelde producten, worden afgeschaft bij de inwerkingtreding van de overeenkomst.
2. Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst mag de Palestijnse Autoriteit voor de in bijlage 3 opgenomen producten van oorsprong uit de Gemeenschap bij invoer op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook fiscale heffingen toepassen die niet hoger zijn dan 25 % van de waarde van het product. Deze heffingen worden geleidelijk afgeschaft volgens het hierna volgende tijd schema:
Een jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle hef- fingen verlaagd tot 90 % van het basisrecht.
Twee jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle heffingen verlaagd tot 80 % van het basisrecht.
Drie jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle heffingen verlaagd tot 70 % van het basisrecht.
Vier jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst worden alle heffingen verlaagd tot 60 % van het basisrecht.
Vijf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst wordt elke res- terende heffing afgeschaft.
3. Indien zich met betrekking tot een bepaald product ernstige pro- blemen voordoen, kan het in lid 2 genoemde tijdschema in overleg worden herzien door het Gemengd Comité, met dien verstande dat het niet verder verlengd kan worden dan de maximale overgangsperiode van vijf jaar. Indien het Gemengd Comité geen besluit heeft genomen binnen 30 dagen na het verzoek om herziening van het tijdschema, kan de Palestijnse Autoriteit het tijdschema voorlopig opschorten voor een periode van maximaal een jaar.
4. Indien de heffing wordt verlaagd erga omnes, treedt de verlaagde heffing in de plaats van de in lid 2 bedoelde basisheffing, met ingang van de datum waarop de verlaging toepassing vindt.
5. De Palestijnse Autoriteit deelt de Gemeenschap zijn basisrechten en -heffingen mede.
Artikel 9
De bepalingen betreffende de afschaffing van de douanerechten bij invoer zijn eveneens van toepassing op de douanerechten van fiscale aard.
Artikel 10
1. In afwijking van de artikelen 5 en 8, mag de Palestijnse Autoriteit buitengewone maatregelen van beperkte duur nemen door douanerech- ten in te stellen, te verhogen of opnieuw in te stellen.
2. Dergelijke maatregelen mogen uitsluitend worden genomen ten behoeve van jonge industrieën of van bepaalde sectoren waarin her- structureringen plaatsvinden of die met grote moeilijkheden te kampen hebben, vooral wanneer deze moeilijkheden ernstige sociale gevolgen hebben.
3. De invoerrechten die krachtens deze buitengewone maatregelen op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook worden toegepast ten aanzien van producten van oorsprong uit de Gemeenschap mogen niet meer dan 25 % ad valorem bedragen en dienen een preferentie voor producten van oorsprong uit de Gemeenschap in te houden. De totale waarde van de ingevoerde producten waarop dergelijke maatregelen van toepassing zijn mag niet meer bedragen dan 15 % van de totale invoer van industrieproducten uit de Gemeenschap gedurende het laatste jaar waarvoor statistische gegevens beschikbaar zijn.
4. Deze maatregelen gelden voor een periode van ten hoogste vijf jaar, tenzij het Gemengd Comité de toepassing ervan over een langere periode toestaat.
5. De Palestijnse Autoriteit stelt het Gemengd Comité in kennis van alle buitengewone maatregelen die het voornemens is te treffen. Op verzoek van de Gemeenschap vindt vooraf overleg plaats over deze maatregelen en de sectoren waarop zij betrekking hebben. Indien het dergelijke maatregelen neemt, legt de Palestijnse Autoriteit aan het Co- mité een tijdschema voor de afschaffing van de overeenkomstig dit artikel ingestelde douanerechten over. Dit tijdschema dient te voorzien in de geleidelijke afschaffing van deze rechten in gelijke jaarlijkse per- centages, beginnende uiterlijk twee jaar nadat zij werden ingesteld. Het Gemengd Comité kan een ander tijdschema vaststellen.
▼M3
▼B
HOOFDSTUK 2
LANDBOUWPRODUCTEN, VERWERKTE LANDBOUWPRODUCTEN, VIS EN VISSERIJPRODUCTEN
Artikel 11
▼M3
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de producten van oorsprong uit de Europese Unie en de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook die zijn opgenomen in de hoofdstukken 1 tot en met 24 van de gecombineerde nomenclatuur (GN) en van het douanetarief van de Palestijnse Autoriteit en op de producten die zijn opgenomen in bijlage 1, punt 1, ii), bij de Landbouwovereenkomst van de GATT, met uitzondering van chemisch zuivere lactose van GN-code 1702 11 00 en van glucose en glucosestroop die in droge toestand 99 of meer gewichtspercenten glucose van de GN-codes ex 1702 30 50 en ex 1702 30 90 bevat, waarvoor al rechtenvrije toegang tot de markt is verleend in hoofdstuk 1.
▼B
Artikel 12
▼M3
De Europese Unie en de Palestijnse Autoriteit stellen geleidelijk een grotere liberalisering in van hun onderlinge handel in landbouwproduc- ten, verwerkte landbouwproducten en vis en visserijproducten die van belang zijn voor beide partijen.
▼B
Artikel 13
▼M3
1. De in Protocol nr. 1 genoemde landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten en vis en visserijproducten van oorsprong uit de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook zijn bij invoer in de Euro- pese Unie onderworpen aan de in dat protocol vastgestelde regelingen.
2. De in Protocol nr. 2 genoemde landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten en vis en visserijproducten van oorsprong uit de Europese Unie zijn bij invoer in de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook onderworpen aan de in dat protocol vastgestelde regelingen.
1. Met ingang van 1 januari 1999 onderzoeken de Gemeenschap en de Palestijnse Autoriteit de situatie met het oog op de vaststelling van de door de Gemeenschap en de Palestijnse Autoriteit met ingang van 1 januari 2000 toe te passen maatregelen overeenkomstig de in artikel 12 omschreven doelstelling.
2. Onverminderd lid 1 en rekening houdend met de omvang van de handel in landbouwproducten tussen de partijen en de bijzondere ge- voeligheid van deze producten, onderzoeken de Gemeenschap en de Palestijnse Autoriteit in het Gemengd Comité, product per product, systematisch en op basis van wederkerigheid, de mogelijkheid om el- kaar verdere concessies toe te staan.
HOOFDSTUK 3
GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN
Artikel 15
1. In het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook worden geen nieuwe kwantitatieve in- voerbeperkingen of maatregelen van gelijke werking ingesteld.
2. In het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook worden kwantitatieve invoerbeperkingen of maatregelen van gelijke werking bij de inwerkingtreding van de overeenkomst afgeschaft.
3. De Gemeenschap en de Palestijnse Autoriteit stellen onderling geen douanerechten bij uitvoer of heffingen van gelijke werking, noch kwantitatieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking in.
Artikel 16
1. Voor producten van oorsprong uit de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook geldt bij invoer in de Gemeenschap geen gunstiger re- geling dan die welke tussen de lidstaten onderling geldt.
2. De bepalingen van deze overeenkomst zijn van toepassing onver- minderd het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 1911/91 van de Raad van 26 juni 1991 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Gemeenschapsrecht op de Canarische Eilanden.
Artikel 17
1. Indien ten gevolge van de tenuitvoerlegging van het landbouwbe- leid van één der partijen een specifieke regeling wordt ingesteld of indien de bestaande regelingen worden gewijzigd of in geval van wij- ziging of uitbreiding van de bepalingen betreffende de tenuitvoerlegging van het landbouwbeleid, kan de betrokken partij voor de betrokken producten de in deze overeenkomst vervatte regelingen wijzigen.
2. De betrokken partij stelt daarvan het Gemengd Comité in kennis. Op verzoek van de andere partij komt het Gemengd Comité bijeen om op passende wijze rekening te houden met de belangen van de andere partij.
3. Ingeval de Gemeenschap of de Palestijnse Autoriteit op grond van lid 1 de in deze overeenkomst vervatte regeling voor landbouwproduc- ten wijzigen, verlenen zij voor de invoer van producten van oorsprong uit de andere partij een voordeel dat vergelijkbaar is met het voordeel waarin deze overeenkomst voorziet.
4. Over de toepassing van dit artikel kan in het Gemengd Comité overleg worden gepleegd.
Artikel 18
1. Beide partijen onthouden zich van alle binnenlandse maatregelen of praktijken van fiscale aard die, rechtstreeks of onrechtstreeks, dis- crimineren tussen de producten van de ene partij en soortgelijke pro- ducten van oorsprong uit de andere partij.
2. Voor producten die naar het grondgebied van één der partijen worden uitgevoerd mogen de terugbetaalde bedragen aan indirecte bin- nenlandse belastingen niet hoger zijn dan de bedragen van de op deze producten rechtstreeks of onrechtstreeks toegepaste indirecte belastin- gen.
Artikel 19
1. Deze overeenkomst vormt geen beletsel voor de handhaving of de oprichting van douane-unies, vrijhandelszones of regelingen voor grens- verkeer, mits de in deze overeenkomst neergelegde handelsregelingen daardoor niet worden gewijzigd.
2. De partijen plegen binnen het Gemengd Comité overleg over de overeenkomsten tot oprichting van douane-unies of vrijhandelszones en desgewenst over andere belangrijke onderwerpen in verband met hun handelsbeleid ten aanzien van derde landen. Dergelijk overleg vindt met name plaats bij de toetreding van een derde land tot de Europese Unie, teneinde rekening te kunnen houden met de onderlinge belangen van de partijen.
Artikel 20
Indien één der partijen constateert dat in het handelsverkeer met de andere partij dumping in de zin van artikel VI van de GATT plaats- vindt, kan zij passende maatregelen nemen tegen deze praktijk over- eenkomstig de overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de GATT en haar nationale wettelijke regeling ter zake, en volgens de voorwaarden en procedures van artikel 23.
Artikel 21
Indien een product wordt ingevoerd in hoeveelheden en onder omstan- digheden die:
— ernstige schade veroorzaken of dreigen te veroorzaken voor binnen- landse producenten van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten op het grondgebied van één der partijen, of
— ernstige verstoringen veroorzaken of dreigen te veroorzaken in enige sector van de economie, of
— aanleiding geven of dreigen te geven tot moeilijkheden die zouden kunnen leiden tot een belangrijke verslechtering van de economische situatie in een bepaald gebied,
kan de desbetreffende partij passende maatregelen nemen volgens de voorwaarden en procedures van artikel 23.
Artikel 22
Wanneer de naleving van artikel 15, lid 3:
i) ertoe leidt dat goederen wederuitgevoerd worden naar een derde land ten aanzien waarvan de exporterende partij voor het betrokken pro- duct kwantitatieve uitvoerbeperkingen, uitvoerrechten of maatregelen van gelijke werking toepast, of
ii) een ernstig tekort veroorzaakt of dreigt te veroorzaken van een pro- duct dat van wezenlijk belang is voor de exporterende partij,
en de bovenbedoelde situaties aanleiding geven of vermoedelijk zullen geven tot ernstige moeilijkheden voor de exporterende partij, kan deze partij passende maatregelen nemen volgens de voorwaarden en procedu- res van artikel 23. Deze maatregelen mogen geen discriminerend karak- ter hebben en dienen te worden ingetrokken zodra zij niet langer ge- rechtvaardigd zijn.
Artikel 23
1. Indien de Gemeenschap of de Palestijnse Autoriteit de invoer van producten die de in artikel 21 bedoelde moeilijkheden zouden kunnen geven, aan een administratieve procedure onderwerpt die ten doel heeft snel informatie te verschaffen over de ontwikkeling van de handels- stromen, dient de andere partij hiervan in kennis te worden gesteld.
2. In de in artikel 20, 21 en 22 bedoelde gevallen doet de betrokken partij het Gemengd Comité, alvorens de in genoemde artikelen bedoelde maatregelen worden genomen of, in de gevallen waarop lid 3, onder d), van toepassing is, zo spoedig mogelijk, alle ter zake dienende informatie die nodig is voor een grondig onderzoek van de situatie toekomen, teneinde een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden.
Bij voorrang moeten die passende maatregelen worden gekozen die de werking van de overeenkomst het minst verstoren.
De vrijwaringsmaatregelen worden onmiddellijk ter kennis gebracht van het Gemengd Comité, dat hierover periodiek overleg pleegt, meer be- paald met het oog op de afschaffing van deze maatregelen zodra de omstandigheden dit toelaten.
3. Voor de toepassing van lid 2 geldt het hierna volgende:
a) de exporterende partij wordt van de in artikel 20 bedoelde dumping in kennis gesteld zodra de autoriteiten van de importerende partij een onderzoek hebben geopend. Indien geen einde is gemaakt aan de dumping in de betekenis van artikel VI van de GATT of geen andere bevredigende oplossing is gevonden binnen dertig dagen na kennis- geving van deze zaak, kan de importerende partij passende maat- regelen nemen.
b) De moeilijkheden welke voortvloeien uit de omstandigheden bedoeld in artikel 21 worden voorgelegd aan het Gemengd Comité dat alle noodzakelijke beslissingen kan nemen om een einde te maken aan deze moeilijkheden.
Indien het Gemengd Comité of de exporterende partij geen beslis- sing heeft genomen die een einde maakt aan de moeilijkheden of geen andere bevredigende oplossing wordt gevonden binnen dertig dagen na kennisgeving van deze zaak, kan de invoerende partij passende maatregelen nemen om het probleem op te lossen. Deze maatregelen mogen niet verder strekken dan hetgeen noodzakelijk is om een oplossing te vinden voor de gerezen moeilijkheden.
Het Gemengd Comité kan elke beslissing nemen die nodig is om een einde te maken aan de moeilijkheden. Indien het geen beslissing heeft genomen binnen dertig dagen nadat de zaak aan het Comité is voorgelegd, kan de exporterende partij passende maatregelen ne- men ten aanzien van de uitvoer van het betrokken product.
d) Wanneer uitzonderlijke omstandigheden die tot onmiddellijk optre- den nopen, voorafgaande kennisgeving of onderzoek, al naar gelang van het geval,onmogelijk maken, kan de betrokken partij in de in artikel 20, 21 en 22 bedoelde omstandigheden onverwijld de voor- zorgsmaatregelen treffen die strikt noodzakelijk zijn om het pro- bleem op te lossen. De andere partij wordt hiervan onmiddellijk in kennis gesteld.
▼M3
Artikel 23 bis
Tijdelijke intrekking van de preferenties
1. De partijen zijn van oordeel dat administratieve samenwerking en bijstand cruciaal zijn voor de tenuitvoerlegging van en de controle op de preferenties die krachtens deze overeenkomst worden toegekend. Zij verbinden zich ertoe onregelmatigheden en fraude in verband met dou- anekwesties en aanverwante zaken te bestrijden.
2. Wanneer een partij op basis van objectieve informatie tot de con- clusie is gekomen dat geen administratieve medewerking/bijstand is verleend en/of dat zich in het kader van deze overeenkomst onregelma- tigheden of gevallen van fraude hebben voorgedaan, kan de betrokken partij de preferentiële regeling ten aanzien van de producten in kwestie overeenkomstig dit artikel tijdelijk schorsen.
3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder niet-verlening van administratieve medewerking/bijstand onder meer verstaan:
a) herhaaldelijke niet-nakoming van de verplichting om de oorsprong van de producten in kwestie te controleren;
b) herhaaldelijke weigering om de daaropvolgende controle van het bewijs van oorsprong uit te voeren en/of de resultaten daarvan mee te delen, of onnodige vertraging daarbij;
c) herhaaldelijke weigering om toestemming te verlenen voor het uit- voeren van onderzoeksmissies om de authenticiteit van documenten of de juistheid van gegevens vast te stellen die van belang zijn voor de desbetreffende preferentiële regeling, of onnodige vertraging daar- bij.
4. Voor de toepassing van dit artikel is onder andere sprake van onregelmatigheden of fraude wanneer de invoer van goederen, zonder dat daar een bevredigende verklaring voor is, snel stijgt tot boven het gebruikelijke niveau van de productie- en uitvoercapaciteit van de an- dere partij, en de stijging in verband kan worden gebracht met objec- tieve informatie betreffende onregelmatigheden of fraude.
▼M3
▼B
5. Voor een tijdelijke schorsing moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
a) De partij die op basis van objectieve informatie heeft geconstateerd dat er geen administratieve samenwerking/bijstand is verleend en/of dat er zich onregelmatigheden of gevallen van fraude hebben voor- gedaan, stelt het Gemengd Comité onverwijld in kennis van haar constatering en van de objectieve informatie en treedt, op basis van alle relevante informatie en feitelijke constateringen, in het kader van het Gemengd Comité in overleg om tot een vergelijk te komen.
b) Wanneer de partijen in overleg zijn getreden in het kader van het Gemengd Comité en zij niet binnen drie maanden na de kennisge- ving tot een vergelijk zijn gekomen, kan de betrokken partij de preferentiële regeling voor de desbetreffende producten tijdelijk schorsen. Het Gemengd Comité wordt van een tijdelijke schorsing onverwijld in kennis gesteld.
c) Een tijdelijke schorsing op grond van dit artikel mag niet verder gaan dan nodig is om de financiële belangen van de betrokken partij te vrijwaren. De schorsingstermijn bedraagt maximaal zes maanden en kan worden verlengd indien de omstandigheden die aanleiding gaven tot de aanvankelijke schorsing, op de vervaldatum van de termijn niet zijn gewijzigd. In het Gemengd Comité vindt regelmatig overleg plaats over tijdelijke schorsingen, met name om ervoor te zorgen dat deze worden beëindigd zodra de schorsingsvoorwaarden niet meer zijn vervuld.
Elke partij publiceert volgens haar interne procedures, in het geval van de Europese Unie in het Publicatieblad van de Europese Unie, bekend- makingen aan importeurs over alle: in lid 5, onder a), bedoelde kennis- gevingen; in lid 5, onder b), bedoelde besluiten; en in lid 5, onder c), bedoelde verlengingen of beëindigingen.
Artikel 24
De bepalingen van deze overeenkomst vormen geen beletsel voor ver- boden of beperkingen op de invoer, uitvoer of doorvoer die gerecht- vaardigd zijn uit hoofde van de bescherming van de openbare zedelijk- heid, de openbare orde, de openbare veiligheid, de gezondheid en het leven van personen, dieren of planten, en de bescherming van het nationaal artistiek, historisch en architectonisch erfgoed, of uit hoofde van de bescherming van de intellectuele, industriële en commerciële eigendom, noch voor voorschriften betreffende goud en zilver. Deze verboden of beperkingen mogen echter geen middel tot willekeurige discriminatie of een verkapte beperking van de handel tussen de partijen vormen.
Artikel 25
Het begrip „producten van oorsprong” voor de toepassing van de be- palingen van deze titel en de desbetreffende methoden van administra- tieve samenwerking worden gedefinieerd in Protocol nr. 3. Het Ge- mengd Comité kan besluiten de nodige aanpassingen aan te brengen op dit protocol met het oog op de toepassing van de cumulatie van oorsprong zoals overeengekomen in de tijdens de conferentie van Bar- celona vastgestelde verklaring.
Artikel 26
In het handelsverkeer tussen de partijen worden de goederen ingedeeld overeenkomstig de gecombineerde nomenclatuur.
BETALINGSVERKEER, KAPITAALVERKEER, MEDEDINGING, INTELLECTUELE EIGENDOM EN OVERHEIDSOPDRACHTEN
HOOFDSTUK I
BETALINGS- EN KAPITAALVERKEER
Artikel 27
Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 29 verbinden de partijen zich ertoe geen beperkingen op te leggen aan lopende betalingen die verband houden met lopende transacties.
Artikel 28
1. Met betrekking tot de verrichtingen op de kapitaalrekening van de betalingsbalans verbinden de partijen zich ertoe geen beperkingen op te leggen aan het vrije verkeer van kapitaal met betrekking tot directe investeringen op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook in vennootschappen die in overeenstemming met de van kracht zijnde wetten zijn opgericht, alsook de liquidatie of de repatriëring van die investeringen en van alle opbrengsten daarvan.
2. De partijen raadplegen elkaar met het oog op de vergemakkelij- king van het kapitaalverkeer tussen de Gemeenschap en de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook.
Artikel 29
Indien zich met betrekking tot de betalingsbalans van één of meer lid- staten van de Gemeenschap of van de Palestijnse Autoriteit ernstige moeilijkheden voordoen of hiervoor onmiddellijk gevaar bestaat, kan de Gemeenschap of de Palestijnse Autoriteit, al naar gelang van het geval, in overeenstemming met de in de GATT en met de artikelen VIII en XIV van de Statuten van het Internationaal Monetair Fonds bepaalde voorwaarden beperkende maatregelen treffen met betrekking tot lopende transacties. Deze maatregelen zijn van beperkte duur en mogen niet verder reiken dan wat noodzakelijk is om de situatie van de betalingsbalans recht te trekken. De Gemeenschap of de Palestijnse Autoriteit, al naar gelang van het geval, brengen deze onverwijld ter kennis van de andere partij, en doet deze partij zo spoedig mogelijk een tijdschema toekomen voor de opheffing van deze maatregelen.
HOOFDSTUK II
MEDEDINGING, INTELLECTUELE EIGENDOM EN OVERHEIDSOPDRACHTEN
Artikel 30
1. Onverenigbaar met de goede werking van deze overeenkomst, voor zover van invloed op de handel tussen de Gemeenschap en de Palestijnse Autoriteit zijn:
i) alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van on- dernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke ge- dragingen van ondernemingen welke ertoe strekken of die ten ge- volge hebben dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst;
ii) het misbruik maken van een machtspositie door een of meer onder- nemingen op het gehele grondgebied van de Gemeenschap of de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook of op een wezenlijk deel daarvan;
iii) alle staatssteun die door begunstiging van bepaalde ondernemingen of de productie van bepaalde goederen de mededinging vervalsen of dreigen te vervalsen.
2. De partijen beoordelen waar nodig alle praktijken die met dit artikel in strijd zijn op grond van de criteria die voortvloeien uit de toepassing van de medingingsregels van de Gemeenschap.
3. Het Gemengd Comité stelt voor 31 december 2001 bij besluit de nodige voorschriften vast voor de tenuitvoerlegging van de leden 1 en 2.
In afwachting van de vaststelling van deze voorschriften worden de bepalingen van de overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen toegepast als regels voor de tenuitvoerlegging van lid 1, onder iii), en de desbetreffende delen van lid 2.
4. Voor de toepassing van het bepaalde onder lid 1, onder iii), komen de partijen overeen dat de Palestijnse Autoriteit gedurende de periode tot 31 december 2001 overheidssteun aan ondernemingen mag verlenen als instrument om specifieke ontwikkelingsproblemen aan te pakken.
5. Elke partij garandeert doorzichtigheid ten aanzien van de over- heidssteun, onder andere door ieder jaar aan de andere partij mededeling te doen van het totale bedrag en de verdeling van de verstrekte steun en door op verzoek informatie over steunprogramma’s te verstrekken. Op verzoek van de ene partij verstrekt de andere partij informatie over bepaalde afzonderlijke steunmaatregelen van de overheid.
6. Met betrekking tot de producten vermeld in titel I, hoofdstuk 2:
— is lid 1, onder iii) niet van toepassing;
— dienen alle praktijken die in strijd zijn met lid 1, onder i), te worden beoordeeld aan de hand van de criteria welke door de Gemeenschap zijn vastgesteld op grond van de artikelen 42 en 43 van het Verdrag tot oprichting van de Economische Gemeenschap en in het bijzonder bij Verordening nr. 26/62 van de Raad.
7. Indien de Gemeenschap of de Palestijnse Autoriteit van mening is dat een bepaalde praktijk onverenigbaar is met lid 1 van dit artikel en:
— deze met de in lid 3 bedoelde uitvoeringsmaatregelen niet afdoende kan worden tegengegaan, of dat
— bij ontstentenis van dergelijke voorschriften, de praktijk de belangen van de andere partij ernstig schaadt of dreigt te schaden of haar nationale industrie, met inbegrip van de dienstverlenende sector, aanmerkelijke schade toebrengt of dreigt toe te brengen,
kunnen zij na overleg binnen het Gemengd Comité of na een termijn van dertig werkdagen volgende op het verzoek om dergelijk overleg passende maatregelen nemen.
Met betrekking tot praktijken die onverenigbaar zijn met lid 1, onder iii), van dit artikel kunnen, indien de GATT erop van toepassing is, deze passende maatregelen alleen worden vastgesteld overeenkomstig de pro- cedures en onder de voorwaarden bepaald in de GATT of in een ander in het kader daarvan tot stand gekomen instrument dat op beide partijen van toepassing is.
8. Niettegenstaande eventueel daarmee strijdige bepalingen die over- eenkomstig lid 3 zijn vastgesteld, wisselen de partijen informatie uit met inachtneming van de beperkingen welke voortvloeien uit het beroeps- of zakengeheim.
Artikel 31
De lidstaten en de Palestijnse Autoriteit passen, onverminderd de in het kader van de GATT aangegane verplichtingen, alle staatsmonopolies van commerciële aard geleidelijk aan, zodanig dat op 31 december 2001 tussen onderdanen van de lidstaten en de Palestijnse bevolking van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook geen discriminatie meer bestaat wat de voorwaarden voor de levering en afzet van goede- ren betreft. Het Gemengd Comité wordt in kennis gesteld van de maat- regelen welke te dien einde worden genomen.
Artikel 32
Met betrekking tot overheidsondernemingen en ondernemingen waaraan speciale of exclusieve rechten zijn toegekend, ziet het Gemengd Comité erop toe dat op 31 december 2001 geen maatregelen worden vastgesteld of gehandhaafd die het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en de Palestijnse Autoriteit verstoren of strijdig zijn met de belangen van de partijen. Deze bepaling vormt geen beletsel voor de uitvoering, de jure of de facto, van bijzondere taken die aan deze ondernemingen zijn opgedragen.
Artikel 33
1. De partijen waarborgen een adequate en effectieve bescherming van intellectuele, industriële en commerciële eigendomsrechten, over- eenkomstig de hoogste internationale normen, met inbegrip van effec- tieve middelen om deze rechten te doen gelden.
2. De tenuitvoerlegging van dit artikel wordt regelmatig door de partijen onderzocht. In geval van problemen op het gebied van intellec- tuele, industriële en commerciële eigendomsrechten die het handelsver- keer beïnvloeden wordt op verzoek van een partij dringend overleg gevoerd in het kader van het Gemengd Comité, teneinde tot wederzijds bevredigende oplossingen te komen.
Artikel 34
1. De partijen stellen zich een wederzijdse en geleidelijke liberalise- ring van de overheidsopdrachten ten doel.
2. Het Gemengd Comité neemt de nodige maatregelen voor de uit- voering van lid 1.
TITEL III
ECONOMISCHE SAMENWERKING EN SOCIALE ONTWIKKELING
Artikel 35
Doelstellingen
1. De partijen komen overeen de economische samenwerking verder uit te breiden ten voordele van beide partijen en overeenkomstig de algemene doelstellingen van deze overeenkomst.
2. Doel van de samenwerking is het ondersteunen van de inspannin- gen van de Palestijnse Autoriteit om duurzame economische en sociale ontwikkeling te bereiken.
Artikel 36
Toepassingsbereik
1. De samenwerking is voornamelijk gericht op sectoren die te lijden hebben van interne problemen of de gevolgen ondervinden van het algemene liberaliseringsproces van de economie van de Westelijke Jor- daanoever en de Gazastrook, in het bijzonder de liberalisering van de handel tussen de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook en de Ge- meenschap.
2. Voorts wordt bij de samenwerking prioriteit gegeven aan sectoren die de economieën van de Gemeenschap en de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook dichter bij elkaar brengen, met name sectoren die duurzame groei en werkgelegenheid scheppen.
3. De samenwerking moet de uitvoering van maatregelen ter ontwik- keling van de intraregionale samenwerking bevorderen.
4. In het kader van de uitvoering van de verschillende terreinen van de economische samenwerking wordt, waar dit van toepassing is, reke- ning gehouden met de bescherming van milieu en ecologisch evenwicht.
5. De partijen kunnen overeenkomen de economische samenwerking uit te breiden tot andere sectoren die niet vallen onder de in deze titel genoemde bepalingen.
Artikel 37
Methoden en modaliteiten
De economische samenwerking wordt met name ten uitvoer gelegd door:
a) een regelmatige economische dialoog tussen de partijen, waarbij alle sectoren van het macro-economisch beleid worden bestreken, meer bepaald het budgettair beleid, het beleid ten aanzien van de beta- lingsbalans en het monetair beleid;
b) de regelmatige uitwisseling van informatie en ideeën in elke sector waarin wordt samengewerkt, inclusief vergaderingen van ambtenaren en deskundigen;
c) de overdracht van advies, expertise en opleiding;
d) de tenuitvoerlegging van gezamenlijke acties, zoals seminars en workshops;
e) technische bijstand en bijstand op administratief en regelgevend ge- bied;
f) de aanmoediging van joint ventures;
g) de verspreiding van informatie over samenwerking.
Artikel 38
Industriële samenwerking
De samenwerking heeft als belangrijkste doelstelling:
— de Palestijnse Autoriteit te steunen bij de inspanningen de industrie te moderniseren en te diversifiëren, en in het bijzonder gunstige voorwaarden te scheppen voor de ontwikkeling van de particuliere sector en de industrie;
— de samenwerking te bevorderen tussen de economische operatoren van de partijen;
— de samenwerking te bevorderen op het gebied van industriebeleid, mededinging in een open economie en de modernisering en ontwik- keling van de industrie;
— beleid te steunen voor diversifiëring van productie, uitvoer, en bui- tenlandse afzetmarkten;
— onderzoek en ontwikkeling, innovatie en technologieoverdracht ten behoeve van de industrie te bevorderen;
— ontwikkeling en versterking van de menselijke hulpbronnen waaraan de industrie behoefte heeft;
— het vergemakkelijken van de toegang tot risicokapitaal ten behoeve van de Palestijnse industrie.
Artikel 39
Bevordering van investeringen
Doel van de samenwerking is het scheppen van gunstige en stabiele voorwaarden voor investeringen op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook.
De samenwerking neemt de vorm aan van bevordering van investerin- gen. Hiervoor moeten worden ontwikkeld:
— geharmoniseerde en vereenvoudigde administratieve procedures;
— regelingen voor gezamenlijke investeringen, met name in het mid- den- en kleinbedrijf van beide partijen;
— informatiekanalen en methoden om investeringsmogelijkheden te bepalen;
— voorwaarden die investeringen op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook bevorderen.
De samenwerking kan tevens omvatten: opzet en uitvoering van projec- ten die blijk geven van daadwerkelijke verwerving en toepassing van basistechnologieën, toepassing van normen, ontwikkeling van menselijk potentieel (bijv. in technologie en management) en het scheppen van banen.
Artikel 40
Normalisatie en conformiteitsbeoordeling
Doel van de samenwerking is het verkleinen van de verschillen op het gebied van normen en certificering.
In praktische termen betekent dit:
— het bevorderen van het gebruik van communautaire technische voor- schriften, en van Europese normen en procedures voor conformi- teitsbeoordeling;
— het op niveau brengen van de conformiteitsbeoordeling door Pales- tijnse certificerende en erkenning verlenende instanties;
— eventueel het bespreken van regelingen voor wederzijdse erkenning;
— samenwerking op het gebied van kwaliteitsbeheer;
— het ontwikkelen van structuren op het gebied van de bescherming van intellectuele, individuele en commerciële eigendom, voor nor- malisatie en voor het instellen van kwaliteitsnormen.
Artikel 41
Harmonisatie van wetgeving
De samenwerking is erop gericht de wetgeving van de Palestijnse Raad aan te passen aan die van de Gemeenschap op de door de overeenkomst bestreken terreinen.
Artikel 42
Midden- en kleinbedrijf
Doel van de samenwerking is het scheppen van omstandigheden die de ontwikkeling van het MKB op lokale en exportmarkten bevorderen, o.a. door:
— bevordering van contacten tussen bedrijven, in het bijzonder via de netwerken en instrumenten voor de bevordering van industriële sa- menwerking en partnerschap van de Gemeenschap;
— gemakkelijker toegang tot financieringsbronnen met het oog op in- vesteringen;
— diensten voor informatie en ondersteuning;
— versterking van de menselijke hulpbronnen met als doel het stimu- leren van innovatie en het opzetten van projecten en ondernemingen.
Artikel 43
Financiële diensten
Doel van de samenwerking is het verbeteren en ontwikkelen van de financiële diensten.
Dit houdt in:
— versterking en herstructurering van de Palestijnse financiële sector;
— verbetering van de Palestijnse systemen op boekhoudkundig gebied en de controle- en regelgevingsstelsels in de banksector, de ver- zekeringsbranche en andere financiële sectoren.
Artikel 44
Landbouw en visserij
Belangrijkste doel van de samenwerking op dit gebied is de moderni- sering en, waar nodig, herstructurering van de landbouw en visserij.
Hieronder vallen modernisering van infrastructuren en uitrusting en de ontwikkeling van technieken voor verpakking, opslag, en afzet, en de verbetering van distributiekanalen.
De samenwerking is meer in het bijzonder gericht op:
— ontwikkeling van stabiele markten;
— steun voor beleid voor diversificatie van productie, export en buiten- landse markten;
— vergroten van de zelfvoorziening op voedselgebied;
— bevordering van milieuvriendelijke landbouw en visserij, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak van behoud en rationeel beheer van de visserij;
— nauwere banden op vrijwillige basis tussen groepen bedrijven en handels- en beroepsorganisaties;
— technische bijstand en opleiding;
— harmonisatie van fytosanitaire en veterinaire normen;
— geïntegreerde plattelandsontwikkeling waaronder verbetering van ba- sisdienstverlening en de ontwikkeling van de bijbehorende economi- sche activiteiten;
— samenwerking tussen plattelandsgebieden en uitwisseling van kennis en ervaring op het gebied van plattelandsontwikkeling.
Artikel 45
Sociale ontwikkeling
De partijen erkennen het belang van de sociale ontwikkeling die hand in hand dient te gaan met economische ontwikkeling. Zij geven bijzondere prioriteit aan sociale basisrechten.
De partijen geven prioriteit aan maatregelen gericht op:
— emancipatie van vrouwen en een evenwichtige deelname in het besluitvormingsproces in de economische en sociale sfeer, vooral door onderwijs en via de media;
— de ontwikkeling van gezinsplanning en bescherming van moeders en kinderen;
— verbetering van het stelsel van sociale zekerheid;
— verbetering van de gezondheidszorg;
— verbetering van de leefomstandigheden in dichtbevolkte gebieden in armere streken;
— bevordering van de eerbiediging van de mensenrechten en de demo- cratie, o.a. via maatschappelijke dialoog en dialoog op het niveau van het bedrijfsleven.
Artikel 46
Vervoer
De samenwerking is gericht op:
— de herstructurering en modernisering van wegen, havens en lucht- havens;
— verbetering van passagiers- en vrachtvervoer zowel bilateraal als regionaal;
— opstellen en toepassen van operationele normen die vergelijkbaar zijn met die van de Gemeenschap;
Prioriteit hebben:
— wegtransport, inclusief een geleidelijke versoepeling van de voor- waarden voor doorvoer;
— beheer van spoorwegen, havens en luchthavens, waaronder naviga- tiesystemen en samenwerking tussen de betrokken nationale instel- lingen;
— modernisering van de weg-, spoor-, haven- en luchthaveninfrastruc- tuur bij belangrijke verbindingen van gemeenschappelijk belang;
— trans-Europese verbindingen en trajecten van regionaal belang;
— verbetering van de technische uitrusting tot door de Gemeenschap gehanteerde normen voor weg- en spoorvervoer, containervervoer en
-overslag.
Artikel 47
Informatie-infrastructuur en telecommunicatie
De samenwerking is gericht op bevordering van economische en sociale ontwikkeling en de ontwikkeling van een informatiemaatschappij.
Prioritaire samenwerkingsgebieden zijn:
— bevordering van de samenwerking op het gebied van telecommuni- catiebeleid, ontwikkeling van netwerken en infrastructuren voor een informatiemaatschappij;
— ontwikkeling van een dialoog over de informatiemaatschappij, en bevordering van informatie-uitwisseling, en de organisatie van se- minars en congressen;
— bevordering en uitvoering van gezamenlijke projecten voor de in- voering van nieuwe telecommunicatiediensten en -toepassingen die verband houden met de informatiemaatschappij;
— uitwisseling van informatie over normalisering, conformiteitsbeoor- deling, en certificering op het gebied van informatie- en communi- catietechnologieën;
— onderlinge verbinding en interoperabiliteit van netwerken en telema- ticadiensten.
Artikel 48
Energie
Doelstelling van de energiesamenwerking is de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook te helpen bij het verwerven van de voor ontwikkeling noodzakelijke technologieën en infrastructuren, vooral met het oog op het vergemakkelijken van verbindingen tussen de economieën van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook en de Gemeenschap.
Prioriteit hebben:
— bevordering van duurzame energie;
— bevordering van energiebesparing en energie-efficiëntie;
— operaties ter bevordering van de doorvoer van gas, olie en elektri- citeit, toegepast onderzoek op het gebied van databanknetwerken in de economische en sociale sector, in het bijzonder door het leggen van contacten tussen Palestijnse en communautaire operatoren;
— steun voor modernisering en ontwikkeling van energienetwerken en verbinding ervan met de netwerken van de Europese Gemeenschap.
Artikel 49
Wetenschappelijke en technologische samenwerking
De partijen streven naar samenwerking op wetenschappelijk en techno- logisch gebied.
De samenwerking is gericht op:
a) het bevorderen van permanente banden tussen de wetenschappelijke milieus van de partijen, met name door:
— Palestijnse instellingen toegang te geven tot communautaire pro- gramma’s voor onderzoek en technologische ontwikkeling over- eenkomstig de communautaire bepalingen inzake de deelname van derde landen aan deze programma’s;
— Palestijnse deelname aan gedecentraliseerde samenwerkingsnet- werken;
— bevordering van synergie tussen opleiding en onderzoek;
b) het vergroten van de Palestijnse onderzoekscapaciteit;
c) het stimuleren van technologische innovatie, de uitwisseling van nieuwe technologieën en know-how;
d) het bevorderen van activiteiten die gericht zijn op het creëren van synergie met regionaal effect.
Artikel 50
Milieu
Doelstellingen van de samenwerking zijn voorkoming van milieubederf, beperking van verontreiniging, bescherming van de volksgezondheid, en verzekering van het rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen met het oog op duurzame ontwikkeling.
De samenwerking wordt met name toegespitst op: woestijnvorming; waterbeheer; verzilting; de invloed van de landbouw op grond- en wa- terkwaliteit; goed energiegebruik; het effect van de industriële ontwik- keling op het milieu in het algemeen en de veiligheid van industriële installaties in het bijzonder; afvalbeheer, geïntegreerd beheer van gevoe- lige gebieden; de kwaliteit van zeewater en de controle op en preventie van zeevervuiling; voorlichting en bewustmaking op milieugebied.
De samenwerking wordt bevorderd door het gebruik van geavanceerde milieubeheerinstrumenten, milieucontrolemethoden en milieutoezicht, inclusief het gebruik van milieu-informatiesystemen (EIS) en milieu- effectrapportage (EIA).
Artikel 51
Toerisme
Prioriteiten voor de samenwerking zijn:
— bevordering van investeringen in toerisme;
— vergroting van kennis in de toerisme-industrie en bevordering van een grotere samenhang van beleid dat van invloed is op het toeris- me;
— bevordering van seizoenspreiding in het toerisme;
— bevordering van samenwerking tussen regio’s en steden in naburige landen;
— het benadrukken van het belang van het culturele erfgoed voor toerisme;
— zorgen dat het toerisme concurrerender wordt door een grotere pro- fessionaliteit, die leidt tot een evenwichtige en duurzame ontwikke- ling van het toerisme.
Artikel 52
Samenwerking op douanegebied
De douanesamenwerking is erop gericht de eerbiediging van de handels- bepalingen en een eerlijk handelsverkeer te waarborgen.
Hieruit kunnen de volgende soorten samenwerking voortvloeien:
— diverse vormen van informatie-uitwisseling en opleidingsprogram- ma’s;
— de vereenvoudiging van de controles en de procedures voor de in- en uitklaring van goederen;
— de invoering van het enig administratief document en de aansluiting van de transitoregelingen van de Gemeenschap en de Palestijnse Autoriteit;
— technische bijstand door deskundigen uit de Gemeenschap.
Onverminderd de andere vormen van samenwerking waarin deze over- eenkomst voorziet, vindt wederzijdse bijstand op douanegebied tussen de administratieve autoriteiten van de partijen plaats.
Artikel 53
Statistische samenwerking
Hoofddoel van de samenwerking is te zorgen voor de vergelijkbaarheid en het nut van de statistische gegevens over buitenlandse handel, finan- ciën en betalingsbalans, bevolking, migratie, vervoer en communicatie en in het algemeen over alle door deze overeenkomst bestreken terrei- nen die zich lenen voor het opstellen van statistieken.
Samenwerking op het gebied van economisch beleid
De samenwerking is gericht op:
— uitwisseling van informatie over de macro-economische situatie, vooruitzichten en ontwikkelingsstrategieën;
— gezamenlijke analyse van economische kwesties van wederzijds be- lang;
— bevordering van samenwerking tussen economen en beleidsmakers op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook en in de Ge- meenschap.
Artikel 55
Regionale samenwerking
Als onderdeel van de uitvoering van de economische samenwerking op diverse gebieden bevorderen de partijen activiteiten die gericht zijn op de ontwikkeling van samenwerking tussen de Palestijnse Autoriteit en andere mediterrane partners, door middel van technische bijstand.
Deze samenwerking is een belangrijk element van de steun van de Gemeenschap aan de ontwikkeling van de regio als geheel.
De volgende activiteiten hebben prioriteit:
— bevordering van intraregionale handel;
— ontwikkeling van regionale samenwerking op milieugebied;
— ontwikkeling van de communicatie-infrastructuur die nodig is voor de economische ontwikkeling van de regio;
— ontwikkeling van de samenwerking met jongeren uit buurlanden.
De partijen versterken de samenwerking op het gebied van regionale ontwikkeling en planning van landgebruik.
Hiertoe kunnen zij de volgende maatregelen nemen:
— gemeenschappelijke activiteiten door regionale en lokale autoriteiten op het gebied van economische ontwikkeling;
— instellen van mechanismen voor de uitwisseling van informatie en ervaring.
TITEL IV
SAMENWERKING OP AUDIOVISUEEL EN CULTUREEL GEBIED EN OP HET GEBIED VAN INFORMATIE EN COMMUNICATIE
Artikel 56
De partijen bevorderen samenwerking in de audiovisuele sector in hun wederzijds voordeel. De partijen streven naar het betrekken van de Palestijnse Autoriteit bij communautaire initiatieven in deze sector waar- door samenwerking op terreinen zoals coproductie, opleiding, ontwik- keling en distributie mogelijk wordt.
De partijen bevorderen culturele samenwerking. De samenwerkingster- reinen kunnen met name omvatten vertalingen, de uitwisseling van kunstwerken en kunstenaars, het conserveren en restaureren van histo- rische en culturele monumenten en plaatsen, de opleiding van op cul- tureel gebied werkzame personen, de organisatie van culturele manifes- taties met een Europees karakter, de verhoging van het wederzijds begrip en het leveren van een bijdrage aan de verspreiding van infor- matie over bijzondere culturele evenementen.
Artikel 58
De partijen verplichten zich te bepalen hoe onderwijs en beroepsoplei- ding significant kunnen worden verbeterd. Bijzondere aandacht gaat hierbij uit naar de toegang van vrouwen tot technisch onderwijs, hoger onderwijs en beroepsonderwijs.
Om het niveau van de deskundigheid van leidinggevend personeel in de openbare en de particuliere sector te ontwikkelen wordt intensiever samengewerkt op het gebied van onderwijs en beroepsopleiding en de samenwerking tussen universiteiten en bedrijven.
jonge mensen moeten worden voorbereid op een actieve rol als burger in een democratische maatschappij. Jongerensamenwerking, waaronder de opleiding van jeugdwerkers, uitwisseling van jongeren en vrijwillige dienstverlening zouden kunnen worden gesteund en ontwikkeld.
Bijzondere aandacht wordt besteed aan activiteiten en programma’s die kunnen leiden tot permanente banden (Med-Campus,...) tussen gespeci- aliseerde instellingen in de Gemeenschap en in de Westelijke Jordaan- oever en de Gazastrook, en die het verzamelen en uitwisselen van informatie bevorderen.
Artikel 59
De partijen bevorderen activiteiten van wederzijds belang op het gebied van informatie en communicatie.
Artikel 60
De samenwerking wordt met name verwezenlijkt via:
a) een regelmatige dialoog tussen de partijen;
b) regelmatige uitwisseling van informatie en ideeën in iedere sector van de samenwerking, waaronder bijeenkomsten van ambtenaren en deskundigen;
c) adviesverlening, de overdracht van ervaring, opleiding van jonge Palestijnse afgestudeerden;
d) gezamenlijke activiteiten, zoals seminars en workshops;
e) technische en administratieve bijstand en bijstand op regelgevend gebied;
f) de verspreiding van informatie over samenwerkingsinitiatieven.
TITEL V
FINANCIËLE SAMENWERKING
Artikel 61
Teneinde de doelstellingen van deze overeenkomst te verwezenlijken wordt een financieel samenwerkingspakket ter beschikking gesteld van de Palestijnse Autoriteit volgens de passende procedures en met de vereiste financiële middelen.
Deze procedures worden in overleg tussen de partijen vastgesteld met behulp van de meest geschikte instrumenten na de inwerkingtreding van de overeenkomst.
De financiële samenwerking heeft vooral betrekking op:
— het opvangen van de economische gevolgen voor de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook van de geleidelijke invoering van een vrijhandelszone, door verbetering en herstructurering van de industrie;
— handelsinstellingen die handelsbetrekkingen met buitenlandse mark- ten bevorderen;
— begeleidende maatregelen voor uitgevoerd beleid in de sociale sec- tor;
— verbetering van de economische en sociale infrastructuur;
— bevordering van particuliere investeringen en activiteiten die leiden tot een groei van de werkgelegenheid in de productiesectoren;
— het bevorderen van hervormingen die gericht zijn op de modernise- ring van de economie;
— diensten;
— stedelijke en plattelandsontwikkeling;
— milieu;
— het opzetten en verbeteren van instellingen voor een goed functio- neren van de Palestijnse overheidsdiensten en de bevordering van democratie en mensenrechten.
Artikel 62
Met het oog op een gecoördineerde benadering van de bijzondere ma- cro-economische en financiële problemen die zouden kunnen voort- vloeien uit de geleidelijke uitvoering van de bepalingen van deze over- eenkomst besteden de partijen bijzondere aandacht aan de ontwikkelin- gen in het handelsverkeer en de financiële stromen tussen de partijen in het kader van de krachtens titel III ingestelde regelmatige economische dialoog.
INSTITUTIONELE, ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 63
1. Hierbij wordt een Gemengd Comité voor handel en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en de Palestijnse Autoriteit, in deze overeenkomst „Gemengd Comité” genoemd, opgericht. Het Comité is bevoegd besluiten te nemen in gevallen waarin de overeenkomst voor- ziet en in andere gevallen wanneer dit noodzakelijk is voor de ver- wezenlijking van de doelstellingen van de overeenkomst.
De besluiten zijn bindend voor de partijen, die de nodige maatregelen treffen voor de uitvoering ervan.
2. Het Gemengd Comité kan ook resoluties en aanbevelingen opstel- len, of adviezen geven, die het wenselijk acht voor het bereiken van de gemeenschappelijke doelstellingen en een soepel functioneren van de overeenkomst.
3. Het Gemengd Comité stelt zijn eigen reglement van orde vast.
Artikel 64
1. Het Gemengd Comité bestaat uit vertegenwoordigers van de Ge- meenschap en van de Palestijnse Autoriteit.
2. De besluiten en aanbevelingen van het Gemengd Comité worden vastgesteld in onderlinge overeenstemming tussen de Gemeenschap en van de Palestijnse Autoriteit.
Artikel 65
1. Het voorzitterschap van het Gemengd Comité wordt beurtelings vervuld door de Gemeenschap en door de Palestijnse Autoriteit over- eenkomstig de bepalingen van zijn reglement van orde.
2. Het Gemengd Comité vergadert eens per jaar en telkens wanneer de omstandigheden zulks vereisen, op initiatief van zijn voorzitter.
Artikel 66
1. Het Gemengd Comité kan besluiten andere comités in te stellen om bijstand te verlenen bij de vervulling van zijn taken.
2. Het Gemengd Comité bepaalt de samenstelling en taken van der- gelijke comités en de wijze van functioneren.
Artikel 67
1. Iedere partij mag geschillen die verband houden met de toepassing of de interpretatie van deze overeenkomst aan het Gemengd Comité voorleggen.
2. Het Gemengd Comité kan het geschil bij besluit beslechten.
3. Iedere partij is verplicht de maatregelen te treffen die nodig zijn in verband met de uitvoering van het in lid 2 bedoelde besluit.
4. Indien het geschil niet overeenkomstig lid 2 van dit artikel kan worden beslecht, kan iedere partij de andere ervan in kennis stellen dat zij een scheidsrechter heeft aangewezen. De andere partij moet dan binnen twee maanden een tweede scheidsrechter aanwijzen.
Het Gemengd Comité wijst een derde scheidsrechter aan. De scheidsrechters beslissen bij meerderheid van stemmen.
Iedere partij bij het geschil moet het nodige doen om de beslissing van de scheidsrechter ten uitvoer te leggen.
Artikel 68
Niets in de overeenkomst belet een partij maatregelen te nemen:
a) die zij nodig acht om de onthulling van informatie te voorkomen die tegen haar vitale veiligheidsbelangen indruist;
b) die verband houden met de productie van of de handel in wapens, munitie of oorlogsmateriaal of met onderzoek, ontwikkeling of pro- ductie die absoluut vereist zijn voor defensiedoeleinden, mits deze maatregelen geen afbreuk doen aan de concurrentievoorwaarden voor producten die niet voor specifiek militaire doeleinden bestemd zijn;
c) die zij van vitaal belang voor haar eigen veiligheid acht, in geval van ernstige binnenlandse problemen die de openbare orde bedreigen, in tijden van oorlog of ernstige internationale spanningen die een oor- logsdreiging inhouden of om verplichtingen na te komen die zij voor de handhaving van de vrede en de internationale veiligheid is aange- gaan.
Artikel 69
Op de door deze overeenkomst bestreken terreinen en onverminderd daarin neergelegde bijzondere bepalingen, geldt het volgende:
— de regelingen die de Palestijnse Autoriteit ten opzichte van de Ge- meenschap toepast mogen geen aanleiding geven tot discriminatie tussen de lidstaten, hun onderdanen dan wel hun vennootschappen;
— de regelingen die de Gemeenschap ten opzichte van de Palestijnse Autoriteit toepast mogen geen aanleiding geven tot discriminatie tussen leden van de Palestijnse bevolking of bedrijven of vennoot- schappen op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook.
Artikel 70
1. De partijen treffen alle algemene of bijzondere maatregelen die vereist zijn om aan hun verplichtingen krachtens de overeenkomst te voldoen. Zij zien erop toe dat de in de overeenkomst aangegeven doel- stellingen worden bereikt.
2. Indien een van de partijen van mening is dat de andere partij een verplichting van de overeenkomst niet is nagekomen, kan zij passende maatregelen treffen. Alvorens dit te doen, behalve in bijzonder drin- gende gevallen, verstrekt zij het Gemengd Comité alle ter zake doende informatie die nodig is voor een grondig onderzoek van de situatie, teneinde een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden.
Bij voorrang moeten die maatregelen worden gekozen die de goede werking van de overeenkomst het minst verstoren. Deze maatregelen worden onmiddellijk ter kennis van het Gemengd Comité gebracht; op verzoek van de andere partij wordt daaromtrent in het Gemengd Comité overleg gepleegd.
Artikel 71
De bijlagen 1 tot en met 3 en de Protocollen nrs. 1 tot en met 3 vormen een integrerend onderdeel van de overeenkomst.
De verklaringen worden opgenomen in de slotakte, die een integrerend onderdeel van de overeenkomst vormt.
Artikel 72
Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt met de term „partij- en” bedoeld de PLO ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit en de Gemeenschap, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden.
Artikel 73
Deze overeenkomst is van toepassing, enerzijds, op de gebieden waar het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van toepas- sing is en onder de in dat Verdrag neergelegde voorwaarden, en, an- derzijds, op het grondgebied van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook.
Artikel 74
Deze overeenkomst, die is opgesteld in tweevoud in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse, de Zweedse en de Arabische taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek, wordt neergelegd bij het Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie.
Artikel 75
1. Deze overeenkomst wordt door de partijen volgens hun eigen procedures goedgekeurd.
Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de maand na de datum waarop de partijen elkaar kennisgeving doen van het feit dat de in de eerste alinea bedoelde procedures zijn voltooid.
2. Niet later dan 4 mei 1999 beginnen de onderhandelingen met het oog op de sluiting van een Euro-mediterrane associatieovereenkomst. Tot een dergelijke overeenkomst is gesloten, blijft deze overeenkomst van kracht, eventueel met door de partijen overeengekomen wijzigingen.
3. Elk van beide partijen kan deze overeenkomst door kennisgeving aan de andere partij opzeggen. Deze overeenkomst houdt op van toe- passing te zijn zes maanden na de datum van die kennisgeving.
Hecho en Bruselas, el veinticuatro de febrero de mil novecientos no- venta y siete.
Udfærdiget i Bruxelles den fireogtyvende februar nitten hundrede og syv og halvfems.
Geschehen zu Brüssel am vierundzwanzigsten Februar neunzehnhun- dertsiebenundneunzig.
Έγινε στις Βρυξέλλες, στις είκοσι τέσσερις Φεβρουαρίου χίλια εννια- κόσια ενενήντα επτά.
Done at Brussels on the twenty-fourth day of February in the year one thousand nine hundred and ninety-seven.
Fait à Bruxelles, le vingt-quatre février mil neuf cent quatre-vingt-dix- sept.
Fatto a Bruxelles, addì ventiquattro febbraio millenovecentonovantaset- te.
Gedaan te Brussel, de vierentwintigste februari negentienhonderd zeven- ennegentig.
Feito em Bruxelas, em vinte e quatro de Fevereiro de mil novecentos e noventa e sete.
Tehty Brysselissä kahdentenakymmenentenäneljäntenä päivänä helmi- kuuta vuonna tuhatyhdeksänsataayhdeksänkymmentäseitsemän.
Som skedde i Bryssel den tjugofjärde februari nittonhundranittiosju.
Por la Comunidad Europea
For Det Europæiske Fællesskab Für die Europäische Gemeinschaft Για την Ευρωπαϊκή Κοινότητα For the European Community Pour la Communauté européenne Per la Comunità europea
Voor de Europese Gemeenschap Pela Comunidade Europeia Euroopan yhteisön puolesta
På Europeiska gemenskapens vägnar
Lijst van bijlagen
Bijlage 1: Producten bedoeld in artikel 7, lid 1
Bijlage 2: Producten bedoeld in artikel 7, lid 2
Bijlage 3: Producten bedoeld in artikel 8, lid 2
LIJST VAN IN ARTIKEL 7, LID 1, BEDOELDE PRODUCTEN
GN-Code | Omschrijving |
0403 | Karnemelk, gestremde melk en room, kefir en andere gegiste of aangezuurde melk en room, ook |
indien ingedikt, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, gearomatiseerd of met toegevoegde | |
vruchten of cacao | |
0403 10 51 tot | Yoghurt, gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao |
0403 10 99 | |
0403 90 71 tot 0403 90 99 | Yoghurt, andere, gearomatiseerd of bevattende toegevoegde vruchten of cacao |
0710 40 00 | Suikermaïs (ook indien gestoomd of in water gekookt), bevroren |
0711 90 30 | Suikermaïs, voorlopig verduurzaamd, bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxyde of in water |
waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd, doch | |
als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie | |
ex 1517 | Maxxxxxxx, mengsels en bereidingen van dierlijke of plantaardige vetten of oliën of van fracties van verschillende vetten en oliën bedoeld bij dit hoofdstuk, andere dan vetten en oliën of fracties daarvan bedoeld bij post 1516 |
1517 10 10 An 1517 90 10 15 | Margarine, andere dan vloeibare margarine, met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van meer dan 10 doch niet meer dan 15 gewichtspercenten dere margarine met een gehalte aan van melk afkomstige vetstoffen van > 10 doch niet meer dan gewichtspercenten |
ex 1704 | Suikerwerk zonder cacao, (inclusief witte chocolade) met uitzondering van zoethoutextract „drop”, bevattende > 10 gewichtspercenten saccharose (met uitzondering van die met andere toegevoegde stoffen) als bedoeld bij code 1704 90 10 |
1806 | Chocolade en andere bereidingen voor menselijke consumptie die cacao bevatten |
ex 1901 | Moutextract; bereidingen voor menselijke consumptie van meel, gries, griesmeel, zetmeel of mout- extract, geen of < 50 gewichtspercenten cacao bevattend, elders genoemd noch elders onder begrepen; bereidingen bedoeld bij de posten 0401 tot en met 0404, geen of < 10 gewichtsper- centen cacao bevattend, elders genoemd noch elders onder begrepen, en met uitzondering van bereidingen bedoeld bij post 1901 90 91 |
ex 1902 | Deegwaren met uitzondering van gevulde deegwaren bedoeld bij de posten 1902 20 10 en 1920 30; koeskoes, ook indien bereid |
1903 | Tapioca en soortgelijke producten bereid uit zetmeel in de vorm van vlokken, korrels, parels en dergelijke |
1904 | Graanpreparaten verkregen door poffen of door roosteren bijvoorbeeld „corn flakes”, alsmede granen (met uitzondering van maïs) in de vorm van korrels, voorgekookt of op andere wijze bereid |
1905 | Brood, gebak, biscuits en andere bakkerswaren, ook indien deze producten cacao bevatten, als- mede ouwel in bladen, hosties, ouwels voor geneesmiddelen, plakouwels en dergelijke producten van meel of van zetmeel |
2001 90 30 | Suikermaïs „zea mays var. saccharata”, bereid of verduurzaamd in azijn of in azijnzuur |
2001 90 40 | Broodwortelen, zoete aardappelen „bataten” en dergelijke eetbare plantendelen met een zetmeel- gehalte van 5 of meer gewichtspercenten, bereid of verduurzaamd in azijn of in azijnzuur |
2004 10 91 | Aardappelen in de vorm van meel, gries of vlokken (op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, bevroren) |
2004 90 10 | Suikermaïs (zea mays var. saccharata), op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, bevroren |
GN-Code | Omschrijving |
2005 20 10 | Aardappelen in de vorm van meel, gries of vlokken (op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren) |
2005 80 00 | Suikermaïs (zea mays var. saccharata), op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur, niet bevroren |
2008 92 45 | Bereidingen van de soort „müsli”, op basis van niet-geroosterde graanvlokken |
2008 99 85 | Maïs (met uitzondering van suikermaïs „zea mays var. saccharata”), bereid of verduurzaamd zonder toegevoegde alcohol of toegevoegde suiker |
2008 99 91 | Broodwortelen, zoete aardappelen „bataten” en dergelijke eetbare plantendelen met een zetmeel- gehalte van 5 of meer gewichtspercenten, bereid of verduurzaamd zonder toegevoegde alcohol of toegevoegde suiker |
2101 10 98 | Preparaten op basis van koffie |
2101 20 98 | Preparaten op basis van thee of van maté |
2101 30 19 | Koffiesurrogaten, gebrand (met uitzondering van gebrande cichorei) |
2101 30 99 | Extracten, essences en concentraten, van gebrande koffiesurrogaten (met uitzondering van ge- brande cichorei) |
2102 10 31 tot 2102 10 39 | Bakkersgist |
ex 2103 | Sausen en preparaten voor sausen: — — — mayonaise |
2105 | Consumptie-ijs, ook indien cacao bevattend |
ex 2106 | Producten voor menselijke consumptie, niet elders genoemd met uitzondering van de posten 2106 10 20 en 2106 90 92 en met uitzondering van gekleurde of gearomatiseerde suikerstroop |
22 029 091 22 029 095 22 029 099 | Dranken, alcoholvrij (met uitzondering van vruchten- en groentensappen van post 2009) bevat- tende producten bedoeld bij posten 0401 tot 0404 of vetstoffen afkomstig van producten bedoeld bij posten 0401 tot 0404 |
2905 43 00 | Mannitol |
2905 44 | d-Glucitol (sorbitol) |
ex 3505 10 | Dextrine en ander gewijzigd zetmeel met uitzondering van door ethervorming of verestering gewijzigd zetmeel bedoeld bij post 3505 10 50 |
3505 20 | Lijm op basis van zetmeel, van dextrine of van ander gewijzigd zetmeel |
3809 10 | Appreteermiddelen, middelen voor het versnellen van het verfproces of van het fixeren van kleur- stoffen, alsmede andere producten en preparaten (bijvoorbeeld preparaten voor het beitsen), van de soort gebruikt in de textielindustrie, de papierindustrie, de lederindustrie of dergelijke industrieën, niet elders genoemd noch elders onder begrepen |
3823 60 | Sorbitol met uitzondering van post 2905 44 |
LIJST VAN IN ARTIKEL 7, LID 2, BEDOELDE PRODUCTEN
GN-code | Omschrijving |
1902 Α Β 1905 10 1905 20 90 Α Β | Deegwaren en couscous — van harde tarwe — andere Bros gebakken brood, zgn. „knäckebröd” Ontbijtkoek niet speciaal voor diabetici — bevattende meer dan 15 gewichtspercenten bloem van granen (met uitzondering van tarwe) op het totale bloemgehalte — andere |
ex 3000 Α A1 A1a A1b A2 A2a A2b | — Wafels en wafeltjes — niet gevuld, ook indien omgeven — bevattend meer dan 15 gewichtspercenten bloem van granen (met uitzondering van tarwe) op het totale bloemgehalte — andere — andere — bevattende 1,5 of meer gewichtspercenten van melk afkomstige vetstoffen of > = 2,5 ge- wichtspercenten melkeiwitten — andere |
1905 40 10 Α Β | Beschuit waaraan suiker, honing, andere zoetstoffen, eieren, vetstoffen, kaas, vruchten, cacao of dergelijke zijn toegevoegd: — bevattende meer dan 15 gewichtspercenten bloem van granen (met uitzondering van tarwe) op het totale bloemgehalte — andere |
1905 ex 3000) Β + 9019) B1 B2 B2a B2b B3 | Andere bakkerswaren waaraan suiker, honing, andere zoetstoffen, eieren, vetstoffen, kaas, vruch- ten, cacao of dergelijke zijn toegevoegd: — waarvan > = 2,5 gewichtsprocent eieren zijn toegevoegd — met toegevoegde vruchten — bevattende > = 1,5 gewichtsprocent van melk afkomstige vetstoffen of > = 2,5 gewichts- procent melkeiwitten; zie bijlage V — overige — bevattende > = 10 gewichtsprocent suiker met uitzondering van eieren of gedroogde vruchten |
LIJST VAN IN ARTIKEL 8, LID 2, BEDOELDE PRODUCTEN
GN-Code | Omschrijving |
1704 90 39/05 | Snoep en lollies |
1806 32 00/2 | Chocolade |
1905 90 90/7 | Koekjes en wafeltjes |
2005 20 90/6 | Chips en versnaperingen |
6208 51 00/2 | Badjassen van badstof |
6302 60 00 | Handdoeken |
Lijst van protocollen
Protocol nr. 1: betreffende de voorlopige regelingen voor de invoer in de Europese Unie van landbouwproducten, verwerkte land- bouwproducten en vis en visserijproducten van oorsprong uit de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook
Protocol nr. 2: betreffende de regelingen voor de invoer in de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook van landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten en vis en visserijproducten van oorsprong uit de Europese Unie
Protocol nr. 3: betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwer- king
▼M3
PROTOCOL Nr. 1
betreffende de voorlopige regelingen voor de invoer in de Europese Unie van landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten en vis en visserijproducten van oorsprong uit de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook
1. De douanerechten en heffingen van gelijke werking (met inbegrip van hun landbouwelement) die van toepassing zijn op de invoer in de Europese Unie van producten van oorsprong uit de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook die zijn opgenomen in de hoofdstuk- ken 1 tot en met 24 van de gecombineerde nomenclatuur (GN) en van het douanetarief van de Palestijnse Autoriteit en op de producten die zijn opgenomen in bijlage 1, punt 1, ii), bij de Landbouwover- eenkomst van de GATT, met uitzondering van de onder hoofdstuk 1 vallende chemisch zuivere lactose van GN-code 1702 11 00 en glu- cose en glucosestroop die in droge toestand 99 of meer gewichts- percenten glucose van de GN-codes ex 1702 30 50 en ex 1702 30 90 bevat, worden tijdelijk opgeheven overeenkomstig de bepalingen van punt C.1, onder a), van de in 2011 ondertekende Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Unie en de Pales- tijnse Autoriteit inzake verdere liberalisering van landbouwproduc- ten, verwerkte landbouwproducten en vis en visserijproducten en tot wijziging van deze overeenkomst.
2. Onverminderd de in punt 1 van dit protocol vastgestelde voorwaar- den, geldt met betrekking tot de producten waarop, enerzijds, invoer- prijzen overeenkomstig artikel 140 bis van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1) en, anderzijds, ad-valoremdouanerechten en specifieke douanerechten overeenkomstig het gemeenschappelijk douanetarief van toepassing zijn, dat de afschaffing alleen van toe- passing is op het ad-valoremgedeelte van het recht.
(1) PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1.
▼M1
BIJLAGE BIJ PROTOCOL Nr. 1
GN-code (1) | Omschrijving (2) | Verlaging van het douanerecht meestbegun- stigde na- tie (3) (%) | Tariefcontin- gent (ton, tenzij anders aange- geven) | Verlaging van het douanerecht meestbegun- stigde natie buiten huidig of mogelijk tarief- contingent (3) (%) | Referentiehoe- veelheid (ton, tenzij anders aangegeven) | Specifieke bepalingen |
a | b | c | d | e | ||
0409 00 00 | Natuurhonig | 100 | 500 | 0 | Punt 4 — jaarlijkse verhoging met 250 t | |
ex 0603 10 | Afgesneden bloemen en bloemknoppen, vers | 100 | 2 000 | 0 | Punt 4 — jaarlijkse verhoging met 250 t | |
0702 00 00 | Tomaten, vers of gekoeld, van 1 december tot en met 31 maart | 100 | 60 | 2 000 | ||
ex 0703 10 | Uien, vers of gekoeld, van 15 februari tot en met 15 mei | 100 | 60 | |||
0709 30 00 | Aubergines, vers of gekoeld, van 15 januari tot en met 30 april | 100 | 60 | 3 000 | ||
ex 0709 60 | Vruchten van de geslachten „Capsicum” en „Pimenta”, vers of gekoeld: | |||||
0709 60 10 | Niet-scherpsmakende pepers | 100 | 40 | 1 000 | ||
0709 60 99 | Andere | 100 | 80 | |||
0709 90 70 | Kleine pompoenen (zo- genaamde courgettes), vers of gekoeld, van 1 december tot en met eind februari | 100 | 60 | 300 | ||
ex 0709 90 90 | Wilde uien van de soort Mus- cari comosum, vers of gekoeld, van 15 februari tot en met 15 mei | 100 | 60 | |||
0710 80 59 | Vruchten van de geslachten „Capsicum” en „Pimenta”, an- dere dan niet-scherpsmakende pepers, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren | 100 | 80 | |||
0711 90 10 | Vruchten van de geslachten „Capsicum” en „Pimenta”, an- dere dan niet-scherpsmakende pepers, voorlopig verduur- zaamd, doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke con- sumptie | 100 | 80 | |||
0712 31 00 | Paddestoelen, judasoren (Auri- | 100 | 500 | 0 | ||
0712 32 00 | cularia spp.), trilzwammen (Tremella spp.) en truffels, ge- | |||||
0712 33 00 | droogd | |||||
0712 39 00 | ||||||
ex 0805 10 | Sinaasappelen, vers | 100 | 60 | 25 000 | ||
ex 0805 20 | Mandarijnen (tangerines en sat- suma's daaronder begrepen); clementines, wilkings en der- gelijke kruisingen van citrus- vruchten, vers | 100 | 60 | 500 |
▼M1
GN-code (1) | Omschrijving (2) | Verlaging van het douanerecht meestbegun- stigde na- tie (3) (%) | Tariefcontin- gent (ton, tenzij anders aange- geven) | Verlaging van het douanerecht meestbegun- stigde natie buiten huidig of mogelijk tarief- contingent (3) (%) | Referentiehoe- veelheid (ton, tenzij anders aangegeven) | Specifieke bepalingen |
a | b | c | d | e | ||
0805 40 00 | Pompelmoezen en pomelo’s | 100 | 80 | |||
ex 0805 50 10 | Citroenen (Citrus limon, Citrus limonum), vers | 100 | 40 | 800 | ||
0806 10 10 | Tafeldruiven, vers, van 1 fe- bruari tot en met 14 juli | 100 | 1 000 | 0 | Punt 4 — jaarlijkse verhoging met 500 t | |
0807 19 00 | Meloenen (met uitzondering van watermeloenen), vers, van 1 november tot en met 31 mei | 100 | 50 | 10 000 | ||
0810 10 00 | Aardbeien, vers, van 1 novem- ber tot en met 31 maart | 100 | 2 000 | 0 | Punt 4 — jaarlijkse verhoging met 500 t | |
0812 90 20 | Sinaasappelen, voorlopig ver- duurzaamd, doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie | 100 | 80 | |||
0904 20 30 | Vruchten van de geslachten „Capsicum” en „Pimenta”, an- dere dan niet-scherpsmakende pepers, niet fijngemaakt en niet gemalen | 100 | 80 | |||
1509 10 | Olijfolie verkregen bij de eer- ste persing | 100 | 2 000 | 0 | Punt 4 — jaarlijkse verhoging met 500 t | |
2001 90 20 | Scherpsmakende vruchten van het geslacht „Capsicum”, be- reid of verduurzaamd in azijn of azijnzuur | 100 | 80 | |||
2005 90 10 | Scherpsmakende vruchten van het geslacht „Capsicum”, op andere wijze bereid of verduur- zaamd dan in azijn of azijn- zuur, niet bevroren | 100 | 80 |
(1) GN-codes overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1789/2003 van de Commissie (PB L 281 van 30.10.2003, blz. 1).
(2) Onverminderd de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur heeft de omschrijving van de producten een louter indicatieve waarde; in het kader van deze bijlage is voor de preferentiële regeling de omschrijving van de GN-code bepalend. Wanneer ex-GN- codes zijn vermeld, is de GN-code tezamen met de daarbij behorende omschrijving bepalend voor de toepassing van de preferentiële regeling.
(3) De vermindering van het recht geldt uitsluitend voor ad-valoremdouanerechten. Voor de producten van GN-code 1509 10 geldt de vermindering van het recht evenwel ook voor het specifieke douanerecht.
▼M3
PROTOCOL Nr. 2
betreffende de regelingen voor de invoer in de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook van landbouwproducten, verwerkte landbouwproducten en vis en visserijproducten van oorsprong uit de Europese Unie
1. De in de bijlagen vermelde producten van oorsprong uit de Europese Unie mogen op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook worden ingevoerd onder de hierna en in de bijlagen vastgestelde voorwaarden.
2. De invoerrechten worden afgeschaft of verlaagd tot het in kolom „a” vermelde niveau, binnen de grenzen van de in kolom „b” vermelde jaarlijkse tariefcontingenten en overeenkomstig de specifieke bepa- lingen van kolom „c”.
3. Voor de ingevoerde hoeveelheden die de tariefcontingenten over- schrijden, gelden de algemene douanerechten die ten aanzien van derde landen van toepassing zijn, onverminderd de specifieke bepa- lingen van kolom „c”.
4. Voor het eerste jaar wordt de omvang van de tariefcontingenten en van de referentiehoeveelheden berekend door de basishoeveelheid te verlagen naar rato van het gedeelte van de termijn dat reeds is ver- streken vóór de datum van inwerkingtreding van dit protocol.
GN-code | Omschrijving | Recht (%) | Tariefcontingent (ton, tenzij anders aangegeven) | Specifieke bepalin- gen |
a | b | c | ||
0102 90 71 | Slachtrunderen, levend, met een gewicht van meer dan 300 kg, andere dan vaarzen en koeien | 0 | 300 | |
0202 30 90 | Vlees van runderen, zonder been, met uitzon- dering van voorvoeten, zogenaamde „compensa- ted” quarters, als „crops”, „chucks and blades” en „briskets” aangeduide delen, bevroren | 0 | 200 | |
0206 22 00 | Eetbare levers van runderen, bevroren | 0 | 100 | |
0406 | Kaas en wrongel | 0 | 200 | |
0407 00 19 | Broedeieren van pluimvee, andere dan van kal- koenen of ganzen | 0 | 120 000 stuks | |
1101 00 15 | Meel van zaxxxx xxxxx xn spelt | 0 | 13 000 | |
2309 90 99 | Andere bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren | 2 | 100 |
PRODUCTEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 7, LID 2, VAN DE EURO-MEDITERRANE INTERIM- ASSOCIATIEOVEREENKOMST
GN-code | Omschrijving |
1902 A B | Deegwaren en couscous: — van durumtarwe — andere |
1905 10 1905 20 90 A B ex 1905 32 A Al A1a A1b A2 A2a A2b 1905 40 10 A B 1905 ex 31) B + ex 90) Bl B2 B2a B2b ВЗ | Bros gebakken brood, zogenaamd knäckebröd Ontbijtkoek, niet speciaal voor diabetici: — met meer dan 15 gewichtspercenten bloem van andere granen dan tarwe ten opzichte van het totale bloemgehalte — andere Wafels en wafeltjes — niet gevuld, al dan niet bedekt — met meer dan 15 gewichtspercenten bloem van andere granen dan tarwe ten opzichte van het totale bloemgehalte — andere — andere — met een melkvetgehalte van niet minder dan 1,5 % of een melkeiwitgehalte van niet minder dan 2,5 % — andere Beschuit, met toegevoegde suiker, honing, andere zoetstoffen, eieren, vet, kaas, fruit, cacao of dergelijke: — met meer dan 15 gewichtspercenten bloem van andere granen dan tarwe ten opzichte van het totale bloemgehalte — andere Andere bakkerswaren met toegevoegde suiker, honing, andere zoetstoffen, eieren, vet, kaas, fruit, cacao of dergelijke: — met niet minder dan 2,5 gewichtspercenten toegevoegde eieren — met toegevoegde gedroogde vruchten of noten: — met een melkvetgehalte van niet minder dan 1,5 % en een melkeiwitgehalte van niet minder dan 2,5 %; zie bijlage V. — andere — met minder dan 10 gewichtspercenten toegevoegde suiker en zonder toegevoegde eieren, gedroogde vruchten of noten |
▼M6
PROTOCOL Nr. 3
BETREFFENDE DE DEFINITIE VAN HET BEGRIP “PRODUCTEN VAN OORSPRONG” EN METHODEN VAN ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING
Artikel 1
Toepasselijke regels van oorsprong
1. Voor de toepassing van de overeenkomst zijn aanhangsel I en de relevante bepalingen van aanhangsel II bij de Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels (1) (“de conventie”), zoals laatstelijk gewijzigd en gepubliceerd in het Pu blicatieblad van de Europese Unie, van toepassing.
2. Alle verwijzingen naar de “desbetreffende overeenkomst” in aan- hangsel I en in de relevante bepalingen van aanhangsel II bij de con- ventie gelden als verwijzingen naar de overeenkomst.
Artikel 2
Alternatieve toepasselijke regels van oorsprong
1. Niettegenstaande artikel 1 van dit protocol, worden producten die preferentiële oorsprong verkrijgen overeenkomstig de alternatieve toe- passelijke regels van oorsprong van aanhangsel A bij dit protocol (“overgangsregels”) voor de toepassing van de overeenkomst ook be- schouwd als van oorsprong uit de Europese Unie of de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook.
2. De overgangsregels zijn van toepassing totdat de wijziging van de conventie waarop de overgangsregels gebaseerd zijn, in werking treedt.
Artikel 3
Geschillenregeling
1. Indien er een geschil ontstaat in verband met de in artikel 32 van aanhangsel I bij de conventie of artikel 34 van aanhangsel A bij dit protocol beschreven controleprocedures dat niet kan worden opgelost door de douaneautoriteit die de controle heeft aangevraagd en de dou- aneautoriteit die deze controle moet uitvoeren, wordt dit aan het Ge- mengd Comité voorgelegd.
2. In alle gevallen is de wetgeving van het land van invoer van toepassing op de regeling van geschillen tussen een importeur en de douaneautoriteiten van het land van invoer.
Artikel 4
Wijzigingen van het protocol
Het Gemengd Comité kan besluiten de bepalingen van dit protocol te wijzigen.
(1) PB L 54 van 26.2.2013, blz. 4.
▼M6
Artikel 5
Opzegging van de conventie
1. Indien ofwel de Europese Unie ofwel de Palestijnse Bevrijdings- organisatie (PLO) ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook de depositaris van de con- ventie schriftelijk te kennen geeft de conventie op grond van artikel 9 van de conventie te willen opzeggen, openen de Europese Unie en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook onmiddel- lijk onderhandelingen over oorsprongsregels voor de toepassing van de overeenkomst.
2. Tot de inwerkingtreding van deze nieuw overeengekomen oor- sprongsregels blijven de op het moment van opzegging geldende oor- sprongsregels in aanhangsel I en, in voorkomend geval, de relevante bepalingen van aanhangsel II bij de conventie van toepassing op de overeenkomst. Vanaf de opzegging worden de oorsprongsregels in aan- hangsel I en, in voorkomend geval, de relevante bepalingen van aan- hangsel II bij de conventie evenwel zo uitgelegd dat zij uitsluitend bilaterale cumulatie tussen de Europese Unie en de Palestijnse Bevrij- dingsorganisatie (PLO) ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook toestaan.
▼M6
AANHANGSEL A
ALTERNATIEVE TOEPASSELIJKE REGELS VAN OORSPRONG
Regels voor facultatieve toepassing tussen de overeenkomstsluitende partijen bij de Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediterrane preferentiële oorsprongsregels, in afwachting van de sluiting en de inwerkingtreding van de wijziging van de conventie
(“de regels” of “de overgangsregels”)
DEFINITIE VAN HET BEGRIP “PRODUCTEN VAN OORSPRONG” EN METHODEN VAN ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING
INHOUDSOPGAVE
TITEL II DEFINITIE VAN HET BEGRIP “PRODUCTEN VAN OORSPRONG”
Artikel 3 Geheel en al verkregen producten Artikel 4 Toereikende be- of verwerking Artikel 5 Tolerantieregel
Artikel 6 Ontoereikende be- of verwerking
Artikel 7 Cumulatie van oorsprong
Artikel 8 Toepassingsvoorwaarden van de cumulatie van oor- sprong
Artikel 9 Determinerende eenheid Artikel 10 Stellen en assortimenten Artikel 11 Neutrale elementen Artikel 12 Gescheiden boekhouding
TITEL III TERRITORIALITEITSVEREISTEN
Artikel 13 Territorialiteitsbeginsel
TITEL IV TERUGGAVE OF VRIJSTELLING VAN RECH- TEN
Artikel 16 Teruggave of vrijstelling van douanerechten
Artikel 18 Voorwaarden voor het opstellen van een oorsprongs- verklaring
Artikel 19 Toegelaten exporteur
Artikel 20 Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
Artikel 21 Afgifte achteraf van het certificaat inzake goederen- verkeer EUR.1
Artikel 22 Afgifte van een duplicaat van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
Artikel 23 Geldigheid van het bewijs van oorsprong
▼M6
Artikel 25 Vereisten bij invoer
Artikel 26 Invoer in deelzendingen
Artikel 27 Vrijstelling van het bewijs van oorsprong
Artikel 28 Verschillen en vormfouten Artikel 29 Leveranciersverklaring Artikel 30 Bedragen in euro
TITEL VI SAMENWERKINGSBEGINSELEN EN BEWIJS- STUKKEN
Artikel 31 Bewijsstukken, bewaring van de bewijzen van oor- sprong en andere stukken
TITEL VII ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING
Artikel 33 Kennisgeving en samenwerking
Artikel 34 Controle van de bewijzen van oorsprong Artikel 35 Controle van de leveranciersverklaring Artikel 36 Sancties
TITEL VIII TOEPASSING VAN AANHANGSEL A
Artikel 37 Europese Economische Ruimte
Artikel 39 Republiek San Xxxxxx Artikel 40 Vorstendom Andorra Artikel 41 Ceuta en Melilla
BIJLAGE I: Aantekeningen bij de lijst in bijlage II
BIJLAGE II: Lijst van be- of verwerkingen van materialen die niet van oorsprong zijn waardoor het ver- vaardigde product het karakter van product van oorsprong verkrijgt
BIJLAGE III: Tekst van de oorsprongsverklaring
BIJLAGE IV: Model van het certificaat inzake goederenver- keer EUR.1 en aanvraag van een certificaat in- zake goederenverkeer EUR.1
BIJLAGE V: Bijzondere voorwaarden met betrekking tot producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla
BIJLAGE VI: Leveranciersverklaring
BIJLAGE VII: Langlopende leveranciersverklaring
▼M6
DOELSTELLINGEN
Deze regels zijn optioneel. Zij zijn bedoeld om voorlopig, te worden toegepast, in afwachting van de sluiting en de inwerkingtreding van de wijziging van de Regionale Conventie betreffende de pan-Euro-mediter- rane preferentiële oorsprongsregels (“de PEM-conventie” of “de con- ventie”). Deze regels zijn bilateraal van toepassing op de handel tussen die overeenkomstsluitende partijen die overeenkomen ernaar te verwij- zen of ze op te nemen in hun bilaterale preferentiële handelsovereen- komsten. Deze regels zijn bedoeld om te worden toegepast als alterna- tief voor de regels van de conventie, die overeenkomstig de conventie geen afbreuk doen aan de beginselen die zijn neergelegd in de des- betreffende overeenkomsten en andere daarmee samenhangende bilate- rale overeenkomsten tussen de overeenkomstsluitende partijen. Deze regels zullen dus niet verplicht zijn maar optioneel. Zij kunnen faculta- tief worden toegepast door marktdeelnemers die aanspraak wensen te maken op preferenties die op deze regels zijn gebaseerd in plaats van op de regels van de conventie te zijn gebaseerd.
Deze regels zijn niet bedoeld om de conventie te wijzigen. De conventie blijft volledig van toepassing tussen de overeenkomstsluitende partijen bij de conventie. Deze regels zullen de rechten en plichten van de overeenkomstsluitende partijen bij de conventie niet wijzigen.
TITEL I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Definities
Voor de toepassing van deze regels wordt verstaan onder:
a) “toepassende overeenkomstsluitende partij”: een overeenkomstslui- tende partij bij de PEM-conventie die deze regels opneemt in haar bilaterale preferentiële handelsovereenkomsten met een andere over- eenkomstsluitende partij bij de PEM-conventie; hieronder vallen ook de partijen bij deze overeenkomst;.
b) “hoofdstukken”, “posten” en “onderverdelingen”: de hoofdstukken, posten en onderverdelingen (vier- of zescijfercodes) van de nomen- clatuur die het Verdrag over het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen (“geharmoniseerde sys- teem”) vormt met de wijzigingen ingevolge de aanbeveling van de Internationale Douaneraad van 26 juni 2004;
c) “ingedeeld”: de indeling van een goed onder een bepaalde post of onderverdeling van het geharmoniseerde systeem;
d) “zending”: producten die ofwel
i) gelijktijdig van één exporteur naar één geadresseerde worden gezonden, of
ii) vergezeld gaan van één enkel vervoersdocument vanaf de ver- zending bij de exporteur tot de aankomst bij de geadresseerde of, in afwezigheid van een dergelijk document, van één enkele fac- tuur;
e) “douaneautoriteiten van de partij of toepassende overeenkomstslui- tende partij” voor de Europese Unie: een douaneautoriteit van een lidstaat van de Europese Unie;
f) “douanewaarde”: de waarde zoals bepaald volgens de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeen- komst inzake tarieven en handel van 1994 (WTO-overeenkomst inzake douanewaarde);
▼M6
g) “prijs af fabriek”: de prijs die voor het product af fabriek is betaald aan de fabrikant in de partij in wiens bedrijf de laatste be- of ver- werking is verricht, voor zover in die prijs de waarde is begrepen van alle gebruikte materialen en alle andere aan de vervaardiging verbonden kosten, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen pro- duct wordt uitgevoerd. Wanneer de laatste be- of verwerking aan een fabrikant is uitbesteed, verwijst de term “fabrikant” naar het bedrijf dat de be- of verwerking heeft uitbesteed.
Wanneer de betaalde prijs niet alle kosten dekt die verbonden zijn aan de vervaardiging van het product in de partij, is de prijs af fabriek de som van al die kosten, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd;
h) “onderling vervangbaar materiaal” of “onderling vervangbaar pro- duct”: materiaal of product van dezelfde soort en handelskwaliteit, met dezelfde technische en fysieke kenmerken en waartussen geen onderscheid mogelijk is;
i) “goederen”: zowel materialen als producten;
j) “vervaardiging”: elke soort be- of verwerking, met inbegrip van assemblage;
k) “materiaal”: alle ingrediënten, grondstoffen, componenten, delen enz., die bij de vervaardiging van het product worden gebruikt;
l) “maximuminhoud van niet van oorsprong zijnde materialen”: de maximale hoeveelheid niet van oorsprong zijnde materialen die is toegestaan om een vervaardiging te beschouwen als een toereikende be- of verwerking om de oorsprong te verlenen. Deze hoeveelheid kan worden uitgedrukt in procenten van de prijs af fabriek van het product of in procenten van het nettogewicht van de gebruikte materialen van een bepaalde groep hoofdstukken, een hoofdstuk, post of onderverdeling;
m) “product”: het product dat wordt vervaardigd, zelfs indien dit be- stemd is om later bij de vervaardiging van een ander product te worden gebruikt;
n) “gebied”: het grondgebied, de binnenwateren en de territoriale zee van een partij;
o) “toegevoegde waarde”: de prijs af fabriek van het product vermin- derd met de douanewaarde van alle gebruikte materialen van oor- sprong uit de andere toepassende overeenkomstsluitende partijen waarmee cumulatie van toepassing is of, indien de douanewaarde niet bekend is of niet kan worden vastgesteld, de eerste controleer- bare prijs die in de partij van uitvoer voor deze materialen werd betaald;
p) “waarde van de materialen”: de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is of niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in de partij van uitvoer is betaald. Wanneer de waarde van de gebruikte materialen van oorsprong moet worden vastgesteld, is dit punt van overeen- komstige toepassing.
▼M6
TITEL II
DEFINITIE VAN HET BEGRIP “PRODUCTEN VAN OORSPRONG”
Artikel 2
Algemene eisen
Voor de toepassing van de overeenkomst worden de volgende produc- ten beschouwd van oorsprong te zijn uit een partij wanneer zij naar een andere partij worden uitgevoerd:
a) geheel en al in een partij verkregen producten, in de zin van arti- kel 3;
b) in een partij verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in die partij een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan in de zin van artikel 4.
Artikel 3
Geheel en al verkregen producten
1. De volgende producten worden, bij uitvoer naar de andere partij, beschouwd geheel en al verkregen te zijn in een partij:
a) uit de zeebodem of de ondergrond ervan gewonnen minerale pro- ducten en mineraal water;
b) aldaar gekweekte of geoogste producten van het plantenrijk, met inbegrip van waterplanten;
c) aldaar geboren en gehouden levende dieren;
d) producten afkomstig van aldaar gehouden levende dieren;
e) producten afkomstig van aldaar geboren en gehouden geslachte die- ren;
f) producten van de aldaar bedreven jacht en visserij;
g) producten van de aquacultuur, wanneer de vis, schaaldieren, week- dieren en andere ongewervelde waterdieren aldaar zijn geboren of uit eieren, larven, jonge vis of visbroed zijn gekweekt;
h) producten van de zeevisserij en andere buiten een territoriale zee door haar schepen uit de zee gewonnen producten;
i) uitsluitend uit de onder h) bedoelde producten aan boord van haar fabrieksschepen vervaardigde producten;
j) aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de terugwin- ning van grondstoffen kunnen dienen;
k) resten en afval afkomstig van aldaar verrichte fabricagehandelingen;
l) producten gewonnen uit de buiten haar territoriale zee gelegen zee- bodem of de ondergrond ervan, mits de partij exclusieve rechten heeft op de exploitatie van deze zeebodem of de ondergrond ervan;
▼M6
m) goederen die aldaar uitsluitend uit de onder a) tot en met l) bedoelde producten zijn vervaardigd.
2. De termen “haar schepen” en “haar fabrieksschepen” in lid 1, onder h) respectievelijk i), zijn slechts van toepassing op schepen en fabrieksschepen die aan elk van de volgende vereisten voldoen:
a) zij zijn geregistreerd in de partij van uitvoer of de partij van invoer;
b) zij voeren de vlag van de partij van uitvoer of de partij van invoer;
c) zij voldoen aan een van de volgende voorwaarden:
i) zij behoren voor ten minste 50 % toe aan onderdanen van de partij van uitvoer of de partij van invoer, of
ii) zij behoren toe aan vennootschappen die:
— hun hoofdkantoor en hun belangrijkste economische activitei- ten in de partij van uitvoer of de partij van invoer hebben, en
— voor ten minste 50 % toebehoren aan de partij van uitvoer of de partij van invoer of aan openbare lichamen of onderdanen van deze partijen.
3. Wanneer de partij van uitvoer of de partij van invoer de Europese Unie is, wordt voor de toepassing van lid 2 een lidstaat van de Europese Unie verstaan.
4. Voor de toepassing van lid 2 worden de EVA-staten geacht één toepassende overeenkomstsluitende partij te vormen.
Artikel 4
Toereikende be- of verwerking
1. Onverminderd lid 3 van dit artikel en artikel 6 worden producten die niet geheel en al zijn verkregen in een partij, geacht een toereikende be- of verwerking te hebben ondergaan wanneer aan de in lijst in bijlage II genoemde voorwaarden is voldaan.
2. Indien een product dat overeenkomstig lid 1 de oorsprong van een partij heeft verkregen, als materiaal wordt gebruikt bij de vervaardiging van een ander product, wordt geen rekening gehouden met de niet- oorsprongsmaterialen die bij de vervaardiging ervan kunnen zijn ge- bruikt.
3. Voor elk product wordt bepaald of aan de eisen van lid 1 is voldaan.
Wanneer de relevante regel evenwel gebaseerd is op een maximum- inhoud van niet-oorsprongsmaterialen, kunnen de douaneautoriteiten van de partijen exporteurs toestemming verlenen om overeenkomstig lid 4 een gemiddelde te berekenen van de prijs af fabriek van het product en de waarde van de niet-oorsprongsmaterialen om rekening te houden met schommelingen in kosten en wisselkoersen.
4. Indien het in lid 3, tweede alinea bedoelde geval van toepassing is, worden een gemiddelde prijs van het product af fabriek en een gemid- delde waarde van de gebruikte niet-oorsprongsmaterialen berekend res- pectievelijk op basis van de som van de prijzen af fabriek van de gehele verkoop van hetzelfde product in het voorgaande boekjaar en de som van de waarde van alle niet-oorsprongsmaterialen die gebruikt zijn bij de vervaardiging van hetzelfde product in het voorgaande boekjaar, zoals gedefinieerd in de partij van uitvoer of, wanneer cijfers voor een geheel boekjaar ontbreken, een kortere periode die echter niet min- der dan drie maanden kan zijn.
▼M6
5. Exporteurs die gekozen hebben voor een berekening op basis van gemiddelden, moeten deze methode consistent toepassen in het jaar volgende op het referentieboekjaar dan wel, indien van toepassing, in het jaar volgende op de kortere periode die als referentieperiode is gebruikt. Zij mogen ophouden deze methode toe te passen wanneer zij vaststellen dat in een bepaald boekjaar, of in een bepaalde kortere representatieve periode van niet minder dan drie maanden, de schom- melingen in de kosten of wisselkoersen die de toepassing van die me- thode rechtvaardigden, hebben opgehouden.
6. De in lid 4 bedoelde gemiddelden worden gebruikt als respectie- velijk de prijs af fabriek en de waarde van niet van oorsprong zijnde materialen, om vast te stellen of voldaan is aan de voorwaarde van de maximuminhoud van niet van oorsprong zijnde materialen.
Artikel 5
Tolerantieregel
1. In afwijking van artikel 4 en behoudens de leden 2 en 3 mogen niet-oorsprongsmaterialen die volgens de in de lijst in bijlage II opge- nomen voorwaarden bij de vervaardiging van een bepaald product niet mogen worden gebruikt, toch worden gebruikt, mits het totale netto- gewicht of de totale waarde niet hoger is dan:
a) 15 % van het nettogewicht van het product voor producten die onder de hoofdstukken 2 en 4 tot en met 24 vallen, met uitzondering van verwerkte visserijproducten van hoofdstuk 16;
b) 15 % van de prijs af fabriek van het product voor andere dan onder
a) vallende producten.
Dit lid is niet van toepassing op producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerde systeem vallen, waarvoor de afwijkingen gelden die in de aantekeningen 6 en 7 van bijlage I vermeld zijn.
2. Lid 1 staat niet toe dat de percentages voor de maximuminhoud van niet van oorsprong zijnde materialen zoals vastgesteld in de regels in de lijst in bijlage II worden overschreden.
3. De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op producten die geheel en al zijn verkregen in een partij in de zin van artikel 3. Onverminderd artikel 6 en artikel 9, lid 1, is de in die bepalingen vastgestelde afwij- king toch van toepassing op producten waarvoor de regel in de lijst in bijlage II vereist dat de bij de vervaardiging van het product gebruikte materialen geheel en al zijn verkregen.
Artikel 6
Ontoereikende be- of verwerking
1. Onverminderd lid 2 worden de volgende behandelingen als ontoe- reikend beschouwd om de oorsprong te verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 4 wordt voldaan:
a) behandelingen om de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren;
▼M6
b) splitsen en samenvoegen van colli;
c) wassen, schoonmaken; stofvrij maken, verwijderen van roest, olie, verf of dergelijke;
d) strijken of persen van textiel;
e) eenvoudig schilderen en polijsten;
f) ontvliezen of doppen en geheel of gedeeltelijk vermalen van rijst; polijsten en glanzen van granen en rijst;
g) kleuren of aromatiseren van suiker of vormen van suikerklonten; geheel of gedeeltelijk vermalen van kristalsuiker;
h) pellen, ontpitten en schillen van noten, vruchten en groenten;
i) aanscherpen, eenvoudig vermalen of versnijden;
j) zeven, sorteren, classificeren, assorteren (daaronder begrepen het samenstellen van stellen of assortimenten van artikelen);
k) eenvoudig plaatsen in flessen, flacons, blikken, zakken, kratten of dozen, bevestigen op kaarten of platen en alle andere eenvoudige handelingen in verband met de opmaak;
l) aanbrengen of opdrukken van merken, etiketten, beeldmerken of andere soortgelijke onderscheidingstekens op de producten zelf of op de verpakking;
m) eenvoudig mengen van producten, ook van verschillende soorten;
n) mengen van suiker met enige stof;
o) eenvoudig toevoegen van water of verdunnen, drogen of denature- ren van producten;
p) eenvoudig samenvoegen van delen van artikelen tot een volledig artikel en het uit elkaar nemen van producten;
q) slachten van dieren;
r) twee of meer van de onder a) tot en met q) genoemde handelingen tezamen.
2. Om te bepalen of de be- of verwerkingen die een bepaald product heeft ondergaan, ontoereikend zijn in de zin van lid 1 worden alle behandelingen die dit product in de partij van uitvoer heeft ondergaan, samen in aanmerking genomen.
Artikel 7
Cumulatie van oorsprong
1. Onverminderd artikel 2 worden producten, bij uitvoer naar de andere partij, beschouwd als van oorsprong uit de partij van uitvoer indien zij aldaar zijn verkregen uit materialen van oorsprong uit een andere toepassende overeenkomstsluitende partij, op voorwaarde dat de in de partij van uitvoer verrichte be- of verwerkingen meer inhouden dan de in artikel 6 beschreven handelingen. De materialen hoeven geen toereikende be- of verwerking te hebben ondergaan.
▼M6
2. Indien de in de partij van uitvoer verrichte be- of verwerkingen niet meer inhouden dan de in artikel 6 beschreven behandelingen, wordt het product dat is verkregen uit materialen van oorsprong uit een andere toepassende overeenkomstsluitende partij, alleen als van oorsprong uit de partij van uitvoer beschouwd indien de aldaar toegevoegde waarde groter is dan die van de gebruikte materialen van oorsprong uit een andere toepassende overeenkomstsluitende partij. Is dit niet het geval, dan wordt het verkregen product beschouwd als van oorsprong uit de toepassende overeenkomstsluitende partij die de hoogste waarde ver- tegenwoordigt van bij de vervaardiging van het eindproduct in de partij van uitvoer gebruikte oorsprongsmaterialen vertegenwoordigt.
3. Onverminderd artikel 2 en met uitzondering van producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 vallen, worden in een andere toepassende overeenkomstsluitende partij dan de partij van uitvoer ver- richte be- of verwerkingen geacht te zijn verricht in de partij van uitvoer wanneer de daarbij verkregen producten verdere be- of verwerkingen ondergaan in deze partij van uitvoer.
4. Onverminderd artikel 2 worden, uitsluitend voor de bilaterale han- del tussen de partijen voor producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 vallen, in de partij van invoer verrichte be- of verwerkingen geacht te zijn verricht in de partij van uitvoer wanneer de producten verdere be- of verwerkingen ondergaan in deze partij van uitvoer.
Voor de toepassing van dit lid worden de deelnemers aan het stabilisa- tie- en associatieproces van de Europese Unie en de Republiek Molda- vië als één toepassende overeenkomstsluitende partij beschouwd.
5. Partijen kunnen er eenzijdig voor kiezen om de toepassing van lid 3 betreffende de invoer van producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 vallen, te verlengen. Een partij die voor een dergelijke ver- lenging kiest, stelt de andere partij van die beslissing in kennis en informeert de Europese Commissie overeenkomstig artikel 8, lid 2.
6. Met het oog op de cumulatie in de zin van de leden 3 tot en met 5 worden oorsprongsproducten uitsluitend geacht van oorsprong te zijn uit de partij van uitvoer indien de be- of verwerkingen die zij daar hebben ondergaan, meer inhouden dan de in artikel 6 beschreven handelingen.
7. Producten van oorsprong uit de toepassende overeenkomstslui- tende partijen als bedoeld in lid 1 die in de partij van uitvoer geen be- of verwerking ondergaan, behouden hun oorsprong wanneer zij naar een van de andere toepassende overeenkomstsluitende partijen worden uitgevoerd.
Artikel 8
Toepassingsvoorwaarden van de cumulatie van oorsprong
1. De cumulatie waarin artikel 7 voorziet, kan slechts worden toege- past indien:
a) een preferentiële handelsovereenkomst overeenkomstig artikel XXIV van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel 1994 (GATT) van toepassing is tussen de toepassende overeenkomstslui- tende partijen die betrokken zijn bij het verkrijgen van de oorsprong, en de toepassende overeenkomstsluitende partij van bestemming, en
b) goederen de oorsprong hebben verkregen door toepassing van oor- sprongsregels die gelijk zijn aan die in deze regels.
▼M6
2. Kennisgevingen waaruit blijkt dat is voldaan aan de vereisten voor de toepassing van cumulatie, worden gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (C-reeks) en in een officiële publicatie in de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, overeenkomstig hun eigen procedures.
De cumulatie waarin artikel 7 voorziet, is van toepassing met ingang van de datum die in deze kennisgevingen is vermeld.
De partijen verstrekken de Europese Commissie de bijzonderheden over de relevante overeenkomsten die zijn gesloten met andere toepassende overeenkomstsluitende partijen met inbegrip van de datum van inwer- kingtreding van deze regels.
3. Op het bewijs van oorsprong wordt in het Engels de vermelding “CUMULATION APPLIED WITH (naam van de desbetreffende toe- passende overeenkomstsluitende partij/partijen in het Engels)” wanneer producten de oorsprong hebben verkregen door toepassing van cumu- latie van oorsprong in overeenstemming met artikel 7.
Indien een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt gebruikt als bewijs van oorsprong, wordt die vermelding aangebracht in vak 7 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.
4. Partijen kunnen besluiten om voor de naar hen uitgevoerde pro- ducten die de oorsprong in de partij van uitvoer hebben verkregen door toepassing van cumulatie van oorsprong in overeenstemming met arti- kel 7, af te zien van de eis om de in lid 3 bedoelde vermelding in het bewijs van oorsprong op te nemen (1).
De partijen verstrekken de Europese Commissie overeenkomstig arti- kel 8, lid 2, een kennisgeving van de ontheffing.
Artikel 9
Determinerende eenheid
1. De determinerende eenheid voor de toepassing van deze regels is het product dat bij de bepaling van de indeling volgens de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem als de basiseenheid wordt beschouwd. Hieruit volgt dat:
a) wanneer een product, bestaande uit een groep of verzameling van artikelen, onder één enkele post van het geharmoniseerde systeem wordt ingedeeld, het geheel de in aanmerking te nemen eenheid vormt;
b) wanneer een zending uit een aantal identieke producten bestaat die onder dezelfde post van het geharmoniseerde systeem worden in- gedeeld, elk product voor de toepassing van deze regels afzonderlijk moet worden genomen.
2. Wanneer volgens algemene regel 5 van het geharmoniseerde sys- teem de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling, telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong.
(1) De partijen komen overeen af te zien van de eis om de in artikel 8, lid 3, bedoelde vermelding in het bewijs van oorsprong op te nemen.
▼M6
3. Toebehoren, reserveonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden verzonden en deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs af fabriek zijn begrepen, worden geacht één geheel te vormen met het materieel res- pectievelijk de machines, apparaten of voertuigen in kwestie.
Artikel 10
Stellen en assortimenten
Stellen of assortimenten in de zin van algemene regel 3 van het gehar- moniseerde systeem worden als van oorsprong beschouwd indien alle samenstellende delen van oorsprong zijn.
Een stel of assortiment bestaande uit producten van oorsprong en pro- ducten die niet van oorsprong zijn, wordt toch als van oorsprong be- schouwd indien de waarde van de producten die niet van oorsprong zijn, niet hoger is dan 15 % van de prijs af fabriek van het stel of assortiment.
Artikel 11
Neutrale elementen
Om te bepalen of een product een product van oorsprong is, hoeft niet te worden nagegaan wat de oorsprong is van bij de vervaardiging van dat product gebruikte:
a) energie en brandstof;
b) fabrieksuitrusting;
c) machines en werktuigen;
d) goederen die in de uiteindelijke samenstelling van het product niet voorkomen en waarvan het ook niet de bedoeling is dat zij daarin voorkomen.
Artikel 12
Gescheiden boekhouding
1. Indien zowel van oorsprong als niet van oorsprong zijnde onder- ling vervangbare materialen worden gebruikt bij de be- of verwerking van een product, mogen marktdeelnemers deze materialen beheren met behulp van een gescheiden boekhouding zonder dat zij apart moeten worden opgeslagen.
2. Marktdeelnemers mogen zowel van oorsprong als niet van oor- sprong zijnde onderling vervangbare producten van post 1701 beheren met behulp van een gescheiden boekhouding zonder dat de producten apart moeten worden opgeslagen.
3. De partijen mogen eisen dat voor de toepassing van een geschei- den boekhouding vooraf een vergunning moet worden aangevraagd bij de douaneautoriteiten. De douaneautoriteiten mogen het verlenen van de vergunning afhankelijk stellen van alle door hen passend geachte voor- waarden en houden toezicht op het gebruik van de vergunning. De douaneautoriteiten kunnen de vergunning te allen tijde intrekken wan- neer de houder er op enigerlei wijze oneigenlijk gebruik van maakt of niet aan een van de andere in deze regels vastgestelde voorwaarden voldoet.
Door middel van een gescheiden boekhouding moet worden gegaran- deerd dat er te allen tijde niet meer producten als “van oorsprong uit de partij van uitvoer” kunnen worden beschouwd dan het geval zou zijn geweest bij een methode van fysieke scheiding van de voorraden.
▼M6
De methode van de gescheiden boekhouding wordt toegepast en de toepassing van die methode wordt geregistreerd overeenkomstig de al- gemeen aanvaarde boekhoudkundige beginselen die in de partij van uitvoer van toepassing zijn.
4. De gebruiker van de in de leden 1 en 2 bedoelde methode stelt bewijzen van oorsprong op of vraagt om de afgifte ervan voor de hoe- veelheid producten die als van oorsprong uit de partij van uitvoer kun- nen worden beschouwd. De begunstigde geeft op verzoek van de dou- aneautoriteiten een verklaring af over de wijze waarop de hoeveelheden zijn beheerd.
TITEL III
TERRITORIALITEITSVEREISTEN
Artikel 13
Territorialiteitsbeginsel
1. Aan de in titel II beschreven voorwaarden moet ononderbroken zijn voldaan in een betrokken partij.
2. Indien producten van oorsprong uit een partij naar een ander land zijn uitgevoerd en vervolgens terugkeren, worden zij als niet van oor- sprong beschouwd tenzij ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat:
a) de teruggekeerde producten dezelfde zijn als de eerder uitgevoerde producten, en
b) zij tijdens de periode dat ze in dat land waren of waren uitgevoerd, geen andere behandelingen hebben ondergaan dan die welke nood- zakelijk waren om ze in goede staat te bewaren.
3. Het verkrijgen van de oorsprong overeenkomstig de voorwaarden van titel II wordt niet beïnvloed door buiten de partij van uitvoer ver- richte be- of verwerkingen van uit die partij van uitvoer uitgevoerde en vervolgens wederingevoerde materialen, mits:
a) die materialen geheel en al in de partij van uitvoer zijn verkregen dan wel, voorafgaand aan de uitvoer, be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer inhouden dan de in artikel 6 beschreven han- delingen, en
b) ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat:
i) de wederingevoerde producten het resultaat zijn van de be- of verwerking van de uitgevoerde materialen, en
ii) de totale, door de toepassing van dit artikel buiten de partij van uitvoer verkregen toegevoegde waarde niet meer dan 10 % be- draagt van de prijs af fabriek van het als product van oorsprong aangemerkte eindproduct.
4. Voor de toepassing van lid 3 zijn de voorwaarden in titel II voor het verkrijgen van de oorsprong niet van toepassing op buiten de partij van uitvoer verrichte be- of verwerkingen. Wanneer evenwel in de lijst in bijlage II een regel is opgenomen met een maximumwaarde voor alle gebruikte niet-oorsprongsmaterialen om de oorsprong van het eindpro- duct te bepalen, mag de totale waarde van de niet-oorsprongsmaterialen die in het gebied van de partij van uitvoer zijn verwerkt, samen met de totale, door de toepassing van dit artikel buiten deze partij verkregen toegevoegde waarde, het vermelde percentage niet overschrijden.
▼M6
5. Voor de toepassing van de leden 3 en 4 wordt onder “totale toegevoegde waarde” verstaan alle buiten de partij van uitvoer gemaakte kosten, met inbegrip van de waarde van de aldaar toegevoegde materi- alen.
6. De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op producten die niet aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II voldoen of die slechts door toepassing van de algemene tolerantieregel van artikel 5 als in toerei- kende mate be- of verwerkt kunnen worden aangemerkt.
7. Alle buiten de partij van uitvoer verrichte be- of verwerkingen die onder dit artikel vallen, vinden plaats in het kader van de regeling passieve veredeling of een soortgelijke regeling.
Artikel 14
Niet-wijziging
1. De bij de overeenkomst vastgestelde preferentiële behandeling is uitsluitend van toepassing op producten die aan de eisen van deze regels voldoen en bij invoer zijn aangegeven in een partij op voorwaarde dat die producten dezelfde zijn als die welke uit de partij van uitvoer zijn uitgevoerd. Zij mogen op geen enkele wijze gewijzigd zijn en ook geen andere behandelingen hebben ondergaan dan die welke noodzakelijk zijn om ze in goede staat te bewaren, of dan de toevoeging of het aanbrengen van merken, etiketten, verzegelingen of documentatie ter naleving van specifieke binnenlandse vereisten van de partij van invoer, welke behandelingen zijn verricht onder douanetoezicht in het derde land of de derde landen van doorvoer of splitsing, voordat zij tot ver- bruik worden aangegeven.
2. De producten of zendingen mogen worden opgeslagen op voor- waarde dat zij in het derde land of de derde landen van doorvoer onder douanetoezicht blijven.
3. Onverminderd titel V van dit aanhangsel mogen zendingen wor- den gesplitst op voorwaarde dat zij in het derde land of de derde landen van splitsing onder douanetoezicht blijven.
4. In geval van twijfel kan de partij van invoer de importeur of diens vertegenwoordiger steeds vragen de nodige documenten voor te leggen waaruit blijkt dat aan de bepalingen van dit artikel is voldaan, welk bewijs op enigerlei wijze kan worden geleverd en met name door:
a) vervoersovereenkomsten zoals cognossementen;
b) feitelijk of concreet bewijsmateriaal zoals merktekens of nummers van colli;
c) een certificaat waarin wordt bevestigt dat de goederen geen behan- deling hebben ondergaan, afgegeven door de douaneautoriteiten van het land of de landen van doorvoer of splitsing, of andere stukken waaruit blijkt dat de goederen onder douanetoezicht zijn gebleven in het land of de landen voor doorvoer of splitsing, of
▼M6
d) ander bewijsmateriaal betreffende de goederen zelf.
Artikel 15
Tentoonstellingen
1. Op oorsprongsproducten die zijn verzonden naar een tentoonstel- ling in een ander land dan dat waarmee cumulatie van toepassing is overeenkomstig de artikelen 7 en 8, en die na de tentoonstelling zijn verkocht voor invoer in een partij, zijn bij invoer van de desbetreffende overeenkomst van toepassing mits ten genoegen van de douaneautori- teiten wordt aangetoond dat:
a) een exporteur de producten vanuit een partij naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en deze daar heeft tentoongesteld;
b) de exporteur de producten heeft verkocht of op andere wijze heeft afgestaan aan een persoon in een andere partij;
c) de producten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling in de- zelfde staat als waarin zij naar de tentoonstelling zijn gegaan, zijn verzonden, en
d) de producten, vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling wer- den verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op die tentoonstelling te worden vertoond.
2. Een bewijs van oorsprong wordt afgegeven of opgesteld overeen- komstig titel V van dit aanhangsel, en op de normale wijze bij de douaneautoriteiten van de partij van invoer worden ingediend. Op dit bewijs moeten de naam en het adres van de tentoonstelling zijn ver- meld. Indien nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden verlangd ten aanzien van de voorwaarden waarop de producten waren tentoon- gesteld.
3. Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, beurzen of soort- gelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agra- risch of ambachtelijk karakter die niet voor particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse producten worden gehouden, en gedurende welke de producten onder douanetoezicht zijn gebleven.
TITEL IV
TERUGGAVE OF VRIJSTELLING VAN RECHTEN
Artikel 16
Teruggave of vrijstelling van douanerechten
1. Niet-oorsprongsmaterialen die gebruikt zijn bij de vervaardiging van onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 vallende producten van oorsprong uit een partij waarvoor overeenkomstig titel V van dit aan- hangsel een bewijs van oorsprong is afgegeven of opgesteld, komen in de partij van uitvoer niet in aanmerking voor teruggave of vrijstelling van douanerechten in welke vorm dan ook.
2. Het verbod in lid 1 is van toepassing op elke regeling voor vol- ledige of gedeeltelijke terugbetaling, kwijtschelding of niet-betaling van douanerechten of heffingen van gelijke werking die in de partij van uitvoer van toepassing is op bij de vervaardiging gebruikte materialen, indien een dergelijke terugbetaling, kwijtschelding of niet-betaling uit- drukkelijk of feitelijk toepassing vindt wanneer uit de bovenbedoelde materialen verkregen producten worden uitgevoerd, maar niet wanneer deze producten aldaar tot verbruik worden bestemd.
▼M6
3. De exporteur van producten die door een bewijs van oorsprong zijn gedekt, moet steeds op verzoek van de douaneautoriteiten de nodige documenten kunnen voorleggen waaruit blijkt dat geen teruggave van rechten is verkregen ten aanzien van de bij de vervaardiging van de betrokken producten gebruikte niet-oorsprongsmaterialen en dat alle douanerechten of heffingen van gelijke werking die op deze materialen van toepassing zijn, daadwerkelijk zijn betaald.
4. Het verbod in lid 1 is niet van toepassing op de handel tussen partijen voor producten die de oorsprong hebben verkregen door toe- passing van cumulatie van oorsprong overeenkomstig artikel 7, lid 4 of lid 5.
5. Het verbod in lid 1 is niet van toepassing op de bilaterale handel tussen de partijen zonder toepassing van cumulatie met materialen van oorsprong uit een andere toepassende overeenkomstsluitende partij.
TITEL V
BEWIJS VAN OORSPRONG
Artikel 17
Algemene eisen
1. Producten van oorsprong uit een van de partijen komen bij invoer in een andere partij in aanmerking voor de bepalingen van de over- eenkomst bij indiening van een van de volgende bewijzen van oor- sprong:
a) een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, waarvan een model in bijlage IV bij dit aanhangsel is opgenomen;
b) in de in artikel 18, lid 1, bedoelde gevallen, een verklaring van de exporteur op een factuur, pakbon of ander handelsdocument waarin de producten voldoende nauwkeurig zijn omschreven om ze te kun- nen identificeren (hierna “oorsprongsverklaring” genoemd); de tekst van de oorsprongsverklaring is opgenomen in bijlage III bij dit aan- hangsel.
2. Niettegenstaande lid 1 komen oorsprongsproducten in de zin van deze regels in de in artikel 27 bedoelde gevallen in aanmerking voor de bepalingen van de overeenkomst zonder dat een van de in lid 1 be- doelde bewijzen van oorsprong hoeft te worden voorgelegd.
3. Onverminderd lid 1 kunnen de partijen overeenkomen dat voor de onderlinge preferentiële handel de in lid 1, onder a) en b), genoemde bewijzen van oorsprong worden vervangen door attesten van oorsprong die zijn opgesteld door in een elektronische databank geregistreerde exporteurs overeenkomstig de interne wetgeving van de partijen.
Het gebruik van attesten van oorsprong die zijn opgesteld door in een elektronische databank geregistreerde exporteurs dat door twee of meer toepassende overeenkomstsluitende partijen is overeengekomen, mag het gebruik van diagonale cumulatie met andere toepassende overeen- komstsluitende partijen niet belemmeren.
4. Voor de toepassing van lid 1 kunnen de partijen overeenkomen om een systeem op te zetten waarmee de in lid 1, onder a) en b), genoemde bewijzen van oorsprong elektronisch kunnen worden afgege- ven en/of ingediend.
▼M6
5. Voor de toepassing van artikel 7, indien artikel 8, lid 4 van toe- passing is, moet de exporteur die is gevestigd in een toepassende over- eenkomstsluitende partij die een bewijs van oorsprong afgeeft of vraagt om afgifte van een bewijs van oorsprong op basis van een ander bewijs van oorsprong waarvoor is afgezien van de eis om de in artikel 8, lid 3, bedoelde vermelding op te nemen, alle nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat aan de voorwaarden voor toepassing van cumulatie is voldaan en moet hij alle relevante documenten aan de douaneautori- teiten kunnen voorleggen.
Artikel 18
Voorwaarden voor het opstellen van een oorsprongsverklaring
1. Een oorsprongsverklaring als bedoeld in artikel 17, lid 1, onder b), mag worden opgesteld:
a) door een toegelaten exporteur in de zin van artikel 19, of
b) door andere exporteurs, voor zendingen bestaande uit een of meer colli die oorsprongsproducten waarvan de totale waarde niet meer dan 6 000 EUR bedraagt.
2. Een oorsprongsverklaring mag worden opgesteld indien de pro- ducten als van oorsprong uit een toepassende overeenkomstsluitende partij kunnen worden beschouwd en aan de andere voorwaarden van deze regels voldoen.
3. De exporteur die een oorsprongsverklaring opstelt, moet op ver- zoek van de douaneautoriteiten van de partij van uitvoer steeds de nodige documenten kunnen voorleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en aan de andere voorwaarden van deze regels voldoen.
4. Deze oorsprongsverklaring, waarvan de tekst in bijlage III bij dit aanhangsel is opgenomen, wordt door de exporteur op de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument getypt, gestempeld of gedrukt in een van de in die bijlage opgenomen taalversies, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van de partij van uitvoer. Indien de verklaring met de hand wordt geschreven, moet dit met inkt en in blokletters gebeuren.
5. De oorsprongsverklaring wordt door de exporteur met de hand ondertekend. Een toegelaten exporteur in de zin van artikel 19 hoeft deze verklaring echter niet te ondertekenen, mits hij de douaneautori- teiten van de partij van uitvoer een schriftelijke verklaring doet toeko- men waarin hij de volle verantwoordelijkheid op zich neemt voor alle oorsprongsverklaringen waaruit zijn identiteit blijkt alsof hij deze met de hand had ondertekend.
6. Een oorsprongsverklaring kan door de exporteur worden opgesteld bij of na de uitvoer van de producten waarop zij betrekking heeft (“de oorsprongsverklaring achteraf”), maar moet binnen twee jaar na de in- voer van de producten waarop zij betrekking heeft, in het land van invoer worden aangeboden.
Wanneer een zending overeenkomstig artikel 14, lid 3, wordt gesplitst en op voorwaarde dat dezelfde termijn van twee jaar wordt nagekomen, wordt de oorsprongsverklaring achteraf opgesteld door de toegelaten exporteur van de partij van uitvoer van de producten.
▼M6
Artikel 19
Toegelaten exporteur
1. De douaneautoriteiten van de partij van uitvoer mogen, met in- achtneming van de nationale voorschriften, een in die partij gevestigde exporteur (“de toegelaten exporteur”) vergunning verlenen om oor- sprongsverklaringen op te stellen, ongeacht de waarde van de betrokken producten.
2. Een exporteur die een dergelijke vergunning aanvraagt, moet ten genoegen van de douaneautoriteiten alle nodige garanties bieden met betrekking tot de controle van de oorsprong van de producten en de naleving van de andere voorwaarden van deze regels.
3. De douaneautoriteiten kennen de toegelaten exporteur een vergun- ningnummer toe dat op de oorsprongsverklaring moet worden vermeld.
4. De douaneautoriteiten zien toe op het juiste gebruik van de ver- gunning. Zij kunnen de vergunning intrekken als de toegelaten expor- teur er oneigenlijk gebruik van maakt en trekken deze in als de toege- laten exporteur niet langer de in lid 2 bedoelde garanties biedt.
Artikel 20
Procedure voor de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
1. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de dou- aneautoriteiten van het land van uitvoer afgegeven op schriftelijke aan- vraag van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, van zijn daartoe gemachtigde vertegenwoordiger.
2. Te dien einde vult de exporteur of zijn daartoe gemachtigde ver- tegenwoordiger zowel het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 als het aanvraagformulier in, waarvan de modellen in bijlage IV bij dit aanhangsel zijn opgenomen. Die formulieren worden ingevuld in een van de talen waarin de overeenkomst is opgesteld en in overeenstem- ming met de bepalingen van het nationale recht van het land van uit- voer. Worden zij met de hand ingevuld, dan moet dit met inkt en in blokletters gebeuren. De producten worden omschreven in het daartoe bestemde zonder dat regels worden opengelaten. Indien dit vak niet volledig wordt ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale lijn getrokken en wordt het niet-ingevulde gedeelte doorgehaald.
3. Het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 bevat in vak 7 de verklaring in het Engels “TRANSITIONAL RULES”.
4. Exporteurs die om de afgifte van een certificaat inzake goederen- verkeer EUR.1 verzoeken, moeten op verzoek van de douaneautoriteiten van de partij van uitvoer waar dit certificaat wordt afgegeven, steeds de nodige documenten kunnen voorleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en aan de andere voorwaarden van deze regels voldoen.
5. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van de partij van uitvoer indien de betrokken producten beschouwd kunnen worden als producten van oorsprong en aan de andere eisen van deze regels voldoen.
▼M6
6. De met de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 belaste douaneautoriteiten nemen de nodige maatregelen om de oor- sprong van de producten te controleren en om na te gaan of aan alle andere eisen van deze regels is voldaan. Met het oog hierop hebben zij het recht alle bewijsstukken op te vragen, de administratie van de ex- porteur in te zien en elke andere controle te verrichten die zij nodig achten. Zij zien er ook op toe dat de in lid 2 bedoelde formulieren naar behoren zijn ingevuld. Zij gaan met name na of het voor de omschrij- ving van de producten bestemde vak zodanig is ingevuld dat fraudu- leuze toevoegingen niet mogelijk zijn.
7. De datum van afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt vermeld in vak 11 van het certificaat inzake goederen- verkeer EUR.1.
8. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de dou- aneautoriteiten afgegeven en ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de uitvoer van de goederen heeft plaatsgevonden of het gewaar- borgd is dat dat zal gebeuren.
Artikel 21
Afgifte achteraf van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
1. Niettegenstaande artikel 20, lid 8, kan een certificaat inzake goe- derenverkeer EUR.1 worden afgegeven na de uitvoer van de producten waarop het betrekking heeft, indien:
a) dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstan- digheden niet bij de uitvoer is afgegeven;
b) ten genoegen van de douaneautoriteiten is aangetoond dat een certi- ficaat inzake goederenverkeer EUR.1 is afgegeven, maar dat dit bij de invoer om technische redenen niet is aanvaard;
c) de eindbestemming van de betrokken producten niet bekend was op het tijdstip van uitvoer en pas werd bepaald tijdens het vervoer of de opslag en na een mogelijke splitsing van een zending, overeenkom- stig artikel 14, lid 3;
d) een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of EUR-MED is af- gegeven overeenkomstig de regels van de PEM-conventie voor pro- ducten die overeenkomstig deze regels ook van oorsprong zijn. De exporteur neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat aan de voorwaarden voor toepassing van cumulatie is voldaan en moet alle relevante documenten waaruit blijkt dat het product overeenkom- stig deze regels van oorsprong is, aan de douaneautoriteiten kunnen voorleggen, of
e) een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 is afgegeven op basis van artikel 8, lid 4, en bij invoer in een andere toepassende over- eenkomstsluitende partij moet artikel 8, lid 3, worden toegepast.
2. Voor de toepassing van lid 1 vermeldt de exporteur in zijn aan- vraag de plaats en de datum van uitvoer van de producten waarop het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 betrekking heeft, alsmede de redenen voor zijn aanvraag.
3. De douaneautoriteiten kunnen tot twee jaar na de datum van uit- voer tot afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 overgaan, maar pas nadat zij hebben vastgesteld dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur overeenstemmen met die in het des- betreffende dossier.
▼M6
4. In aanvulling op het vereiste krachtens artikel 20, lid 3, wordt op een achteraf afgegeven certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 in het Engels de volgende vermelding aangebracht: “ISSUED RETROSPEC- TIVELY”
5. De in lid 4 bedoelde vermelding wordt aangebracht in vak 7 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.
Artikel 22
Afgifte van een duplicaat van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1
1. In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 kan de exporteur de douaneautoriteiten die dit certificaat hebben afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn.
2. In aanvulling op het vereiste krachtens artikel 20, lid 3, wordt op het overeenkomstig lid 1 afgegeven duplicaat de volgende vermelding in het Engels aangebracht: “DUPLICATE”.
3. De in lid 2 bedoelde vermelding wordt aangebracht in vak 7 van het duplicaat van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.
4. Het duplicaat draagt dezelfde datum van afgifte als het oorspron- kelijke certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 en is vanaf die datum geldig.
Artikel 23
Geldigheid van het bewijs van oorsprong
1. Een bewijs van oorsprong is tien maanden geldig vanaf de datum van afgifte of opstelling in de partij van uitvoer en moet binnen deze periode aan de douaneautoriteiten van de partij van invoer worden voor- gelegd.
2. Bewijzen van oorsprong die na afloop van de in lid 1 genoemde geldigheidsduur aan de douaneautoriteiten van de partij van invoer worden voorgelegd, kunnen met het oog op de toepassing van de tarief- preferenties worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van buitengewone omstandigheden.
3. In andere gevallen van verlate indiening kunnen de douaneautori- teiten van de partij van invoer de bewijzen van oorsprong aanvaarden wanneer de producten vóór afloop van voornoemde termijn bij hen zijn aangebracht.
Artikel 24
Vrije zones
1. De partijen nemen alle nodige maatregelen om te garanderen dat producten die onder dekking van een bewijs van oorsprong worden verhandeld en die tijdens het vervoer in een op hun grondgebied gele- gen vrije zone verblijven, niet door andere goederen worden vervangen en geen andere behandelingen ondergaan dan die welke gebruikelijk zijn om ze in goede staat te bewaren.
▼M6
2. Wanneer, in afwijking van lid 1, producten van oorsprong uit een toepassende overeenkomstsluitende partij onder dekking van een bewijs van oorsprong in een vrije zone worden ingevoerd en daar een be- of verwerking ondergaan, mag een nieuw bewijs van oorsprong worden afgegeven of opgesteld, mits deze be- of verwerking in overeenstem- ming is met deze regels.
Artikel 25
Vereisten bij invoer
Bewijzen van oorsprong worden bij de douaneautoriteiten van de partij van invoer ingediend overeenkomstig de aldaar geldende procedures.
Artikel 26
Invoer in deelzendingen
Wanneer, op verzoek van de importeur en op de door de douaneauto- riteiten van de partij van invoer vastgestelde voorwaarden, gedemon- teerde of niet-gemonteerde producten in de zin van algemene regel 2 a) voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem, vallende onder de afdelingen XVI en XVII of de posten 7308 en 9406, in deelzendin- gen worden ingevoerd, wordt één enkel bewijs van oorsprong bij de douaneautoriteiten ingediend bij de invoer van de eerste deelzending.
Artikel 27
Vrijstelling van het bewijs van oorsprong
1. Producten die in kleine zendingen door particulieren aan particu- lieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers, worden als oorsprongsproducten toegelaten zonder dat een bewijs van oorsprong hoeft te worden voorgelegd, voor zover het om invoer gaat waaraan elk handelskarakter ontbreekt, er is aange- geven dat de producten aan de voorwaarden voor de toepassing van deze regels voldoen en er geen twijfel bestaat over de juistheid van die aangifte.
2. Onder invoer waaraan elk handelskarakter ontbreekt wordt ver- staan:
a) incidentele invoer;
b) de invoer bestaat uitsluitend uit producten voor het persoonlijk ge- bruik van de ontvangers, de reizigers of de leden van hun gezin;
c) uit de aard en de hoeveelheid van de producten blijkt dat deze geen commerciële doeleinden dienen.
3. De totale waarde van die producten mag niet meer bedragen dan 500 EUR voor kleine zendingen of 1 200 EUR voor producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers.
Artikel 28
Verschillen en vormfouten
1. Geringe verschillen tussen de gegevens op een bewijs van oor- sprong en de gegevens op de documenten die voor het vervullen van de invoerformaliteiten bij het douanekantoor worden ingediend, maken het bewijs van oorsprong niet automatisch ongeldig indien blijkt dat dat document wel degelijk met de aangebrachte producten overeenstemt.
▼M6
2. Kennelijke vormfouten, zoals typefouten op een bewijs van oor- sprong, leiden er niet toe dat de documenten als bedoeld in lid 1 worden geweigerd indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de gegevens in die documenten.
Artikel 29
Leveranciersverklaring
1. Wanneer in een partij een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 is afgegeven of een oorsprongsverklaring is opgesteld voor oor- sprongsproducten bij de vervaardiging waarvan overeenkomstig artikel 7, lid 3, of artikel 7, lid 4, goederen uit een andere toepassende overeen- komstsluitende partij zijn gebruikt die daar een be- of verwerking heb- ben ondergaan zonder de preferentiële oorsprong te hebben verkregen, wordt rekening gehouden met de leveranciersverklaring die voor deze goederen overeenkomstig dit artikel is afgegeven.
2. De in lid 1 bedoelde leveranciersverklaring dient als bewijs van de be- of verwerking die de betrokken goederen in een toepassende over- eenkomstsluitende partij hebben ondergaan, bij de beoordeling of de producten bij de vervaardiging waarvan deze goederen zijn gebruikt, als producten van oorsprong uit de partij van uitvoer kunnen worden beschouwd en aan de andere eisen van deze regels voldoen.
3. Behalve in de in lid 4 bedoelde gevallen stelt de leverancier voor iedere zending goederen een afzonderlijke leveranciersverklaring op in de in bijlage VI omschreven vorm op een blad papier dat aan de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument wordt gehecht waarin de betrokken goederen voldoende nauwkeurig zijn omschreven om ze te kunnen identificeren.
4. Wanneer een leverancier een bepaalde afnemer regelmatig goede- ren toezendt waarvan de be- of verwerking in een toepassende over- eenkomstsluitende partij naar verwachting gedurende een periode con- stant zal blijven, mag hij één enkele leveranciersverklaring opstellen (“langlopende leveranciersverklaring”, elders ook “leveranciersverkla- ring voor herhaald gebruik”) ter dekking van opeenvolgende zendingen van deze goederen. Een langlopende leveranciersverklaring is gewoon- lijk twee jaar geldig vanaf de datum van opstelling. De douaneautori- teiten van de toepassende overeenkomstsluitende partij waar de verkla- ring wordt opgesteld, stellen de voorwaarden vast waaronder verklarin- gen met een langere geldigheidsduur mogen worden opgesteld. De lang- lopende leveranciersverklaring wordt door de leverancier opgesteld in de in bijlage VII omschreven vorm en de goederen worden daarin vol- doende nauwkeurig omschreven om ze te kunnen identificeren. De le- verancier doet de afnemer deze verklaring toekomen voordat de eerste partij goederen waarop zij betrekking heeft, wordt verzonden of tegelijk met deze eerste zending. Indien de langlopende leveranciersverklaring niet langer van toepassing is op de geleverde goederen, stelt de leveran- cier zijn afnemer hiervan onmiddellijk in kennis.
5. De in de leden 3 en 4 bedoelde leveranciersverklaringen worden getypt of gedrukt in een van de talen van de overeenkomst, overeen- komstig het nationale recht van de toepassende overeenkomstsluitende partij waar de verklaring wordt opgesteld, en wordt door de leverancier met de hand ondertekend. De verklaring mag ook met de hand worden geschreven; in dat geval moet dit met inkt en in blokletters gebeuren.
▼M6
6. De leverancier die een verklaring opstelt, moet op verzoek van de douaneautoriteiten van de toepassende overeenkomstsluitende partij waar de verklaring is opgesteld, steeds de nodige documenten kunnen voorleggen waaruit blijkt dat de gegevens in zijn verklaring juist zijn.
Artikel 30
Bedragen in euro
1. Voor de toepassing van artikel 18, lid 1, onder b), en artikel 27, lid 3, wordt, wanneer de producten gefactureerd zijn in een andere valuta dan de euro, de tegenwaarde in euro van de bedragen in de nationale valuta’s van de partijen jaarlijks door elk van de betrokken landen vastgesteld.
2. Artikel 18, lid 1, onder b), of artikel 27, lid 3, is van toepassing op zendingen op basis van de valuta waarin de factuur is opgesteld, over- eenkomstig het bedrag dat door het betrokken land is vastgesteld.
3. De in een bepaalde nationale valuta te gebruiken bedragen zijn de tegenwaarde in die valuta van de bedragen in euro op de eerste werkdag van de maand oktober. De tegenwaarde wordt de Europese Commissie uiterlijk 15 oktober meegedeeld en is van toepassing vanaf 1 januari van het daaropvolgende jaar. De Europese Commissie stelt alle betrokken landen in kennis van de desbetreffende bedragen.
4. Een partij mag het bedrag dat is verkregen door omrekening van een in euro uitgedrukt bedrag in haar nationale valuta, naar boven of naar beneden afronden. Het afgeronde bedrag mag niet meer dan 5 % afwijken van het door omrekening verkregen bedrag. Een partij mag de tegenwaarde in haar nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag ongewijzigd handhaven, indien de omrekening van dit bedrag bij de in lid 3 bedoelde jaarlijkse aanpassing, vóór afronding, tot een stijging van minder dan 15 % van die tegenwaarde leidt. De tegenwaarde in natio- nale valuta mag ongewijzigd blijven indien de omrekening tot een daling van de tegenwaarde leidt.
5. Op verzoek van een partij worden de bedragen in euro door het Gemengd Comité herzien. Bij die herziening onderzoekt het Gemengd Comité of het wenselijk is de effecten van de betrokken limieten in reële termen te handhaven. Het kan te dien einde besluiten de bedragen in euro te wijzigen.
TITEL VI
SAMENWERKINGSBEGINSELEN EN BEWIJSSTUKKEN
Artikel 31
Bewijsstukken, bewaring van het bewijs van oorsprong en andere stukken
1. Een exporteur die een oorsprongsverklaring heeft opgesteld of een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 heeft aangevraagd, bewaart gedurende een periode van ten minste drie jaar na de datum van afgifte of opstelling van de oorsprongsverklaring een papieren of elektronische versie van dit bewijs van oorsprong, alsmede alle stukken waaruit blijkt dat de producten van oorsprong zijn.
▼M6
2. De leverancier die een leveranciersverklaring opstelt, bewaart een kopie van deze verklaring en van alle facturen, pakbonnen of andere handelsdocumenten waaraan zijn verklaring werd gehecht, alsmede de in artikel 29, lid 6, bedoelde documenten, gedurende ten minste drie jaar.
De leverancier die een langlopende leveranciersverklaring opstelt, be- waart een kopie van deze verklaring en van alle facturen, pakbonnen of andere handelsdocumenten betreffende de goederen waarop zijn aan de betrokken afnemer gezonden verklaring betrekking heeft, alsmede de in artikel 29, lid 6, bedoelde documenten, gedurende ten minste drie jaar. Deze periode begint op de dag waarop de langlopende leveranciersver- klaring vervalt.
3. Voor de toepassing van lid 1 vallen onder stukken waaruit blijkt dat de producten van oorsprong zijn onder meer:
a) een rechtstreeks bewijs, bijvoorbeeld aan de hand van de boekhou- ding of de interne administratie van de exporteur of leverancier, van de door hem verrichte be- of verwerkingen om het product te ver- krijgen;
b) in de desbetreffende toepassende overeenkomstsluitende partij in overeenstemming met de nationale wetgeving afgegeven of opge- stelde stukken die de oorsprong van de gebruikte materialen staven;
c) in de desbetreffende partij in overeenstemming met de nationale wetgeving afgegeven of opgestelde stukken die de be- of verwerking van materialen in die partij staven;
d) in de partijen in overeenstemming met deze regels afgegeven of opgestelde oorsprongsverklaringen of certificaten inzake goederen- verkeer EUR.1 die de oorsprong van de gebruikte materialen staven;
e) passende bewijsstukken betreffende de be-of verwerking buiten de partijen door toepassing van artikel 13 en 14 waaruit blijkt dat aan de voorwaarden van deze artikelen is voldaan.
4. De douaneautoriteiten van de partij van uitvoer die een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 afgeven, bewaren het in artikel 20, lid 2, bedoelde aanvraagformulier gedurende ten minste drie jaar.
5. De douaneautoriteiten van de partij van invoer bewaren de oor- sprongsverklaringen en de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 die bij hen werden ingediend, gedurende ten minste drie jaar.
6. Een leveranciersverklaring ten bewijze van de be- of verwerking van gebruikte materialen in een toepassende overeenkomstsluitende par- tij, opgesteld in die toepassende overeenkomstsluitende partij, wordt behandeld als een in artikel 18, lid 3, artikel 20, lid 4, en artikel 29, lid 6, bedoeld document dat moet staven dat producten die door een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of een oorsprongsverklaring zijn gedekt, als van oorsprong uit die toepassende overeenkomstslui- tende partij kunnen worden beschouwd en aan de andere eisen van deze regels voldoen.
▼M6
Artikel 32
Geschillenregeling
Indien er een geschil rijst in verband met de in de artikelen 34 en 35 beschreven controleprocedures, of in verband met de interpretatie van dit aanhangsel, dat niet kan worden geregeld tussen de douaneautoritei- ten die de controle hebben aangevraagd en de douaneautoriteiten die die controle moeten uitvoeren, wordt dit voorgelegd aan het Gemengd Co- mité.
Op de regeling van geschillen tussen de importeur en de douaneautori- teiten van de partij van invoer is in alle gevallen de wetgeving van dat land van toepassing.
TITEL VII
ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING
Artikel 33
Kennisgeving en samenwerking
1. De douaneautoriteiten van de partijen verstrekken elkaar speci- mens van de afdrukken van de stempels die in hun douanekantoren worden gebruikt bij de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1, voorbeelden van de aan toegelaten exporteurs toegekende ver- gunningnummers en de adressen van de douaneautoriteiten die belast zijn met de controle van deze certificaten en oorsprongsverklaringen.
2. Ten behoeve van de correcte toepassing van deze regels verlenen de partijen elkaar, via de bevoegde douaneautoriteiten, bijstand bij het controleren van de echtheid van de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1, de oorsprongsverklaringen of de leveranciersverklaringen en van de juistheid van de daarin vermelde gegevens.
Artikel 34
Controle van het bewijs van oorsprong
1. Bewijzen van oorsprong worden achteraf steekproefsgewijs gecon- troleerd of ook wanneer de douaneautoriteiten van de partij van invoer gegronde redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken producten of de naleving van de andere voorwaarden van deze regels.
2. Wanneer zij een verzoek om controle achteraf indienen, zenden de douaneautoriteiten van de partij van invoer het certificaat inzake goe- derenverkeer EUR.1, de factuur, indien die is voorgelegd, de oor- sprongsverklaring of een kopie van deze documenten terug aan de dou- aneautoriteiten van de partij van uitvoer, indien van toepassing onder vermelding van de redenen van het verzoek om controle. Zij verstrekken bij dit verzoek alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het bewijs van oorsprong onjuist zijn.
3. De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van de partij van uitvoer. Met het oog hierop hebben zij het recht alle bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en elke andere controle te verrichten die zij nodig achten.
▼M6
4. Indien de douaneautoriteiten van de partij van invoer besluiten de preferentiële behandeling in afwachting van de resultaten van de con- trole niet toe te kennen, bieden zij de importeur aan de producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.
5. De douaneautoriteiten die om de controle hebben verzocht, wor- den zo snel mogelijk over de resultaten geïnformeerd. Hierbij moet duidelijk worden aangegeven of de documenten echt zijn, en of de betrokken producten kunnen worden beschouwd als van oorsprong uit een van de partijen en aan de andere voorwaarden van deze regels voldoen.
6. Wanneer bij gegronde twijfel binnen tien maanden na het verzoek om controle geen antwoord is ontvangen of het antwoord niet vol- doende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de producten vast te stellen, kennen de verzoekende douaneautoriteiten de preferentiële behandeling niet toe, behoudens buitengewone omstandigheden.
Artikel 35
Controle van de leveranciersverklaring
1. Leveranciersverklaringen of langlopende leveranciersverklaringen kunnen achteraf steekproefsgewijs worden gecontroleerd of ook wan- neer de douaneautoriteiten van een partij waar die verklaringen in aan- merking zijn genomen bij de afgifte van een certificaat inzake goederen- verkeer EUR.1 of de opstelling van een oorsprongsverklaring, gegronde redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van het document of de juistheid van de daarin vermelde gegevens.
2. Voor de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten van de in lid 1 bedoelde partij de leveranciersverklaring of de langlopende leveranciersverklaring en de facturen, pakbonnen of andere handels- documenten die betrekking hebben op de goederen die door die ver- klaring zijn gedekt, terug aan de douaneautoriteiten van de toepassende overeenkomstsluitende partij waar de verklaring werd opgesteld, onder vermelding van de materiële of formele redenen van het verzoek om controle.
Zij verstrekken bij dit verzoek om controle achteraf alle documenten en gegevens die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens in de leveranciersverklaring of de langlopende leveranciersverklaring onjuist zijn.
3. De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van de toe- passende overeenkomstsluitende partij waar de leveranciersverklaring of de langlopende leveranciersverklaring werd opgesteld. Met het oog hierop hebben zij het recht alle bewijsstukken op te vragen, de admi- nistratie van de leverancier in te zien en elke andere controle te ver- richten die zij nodig acht.
4. De douaneautoriteiten die om de controle hebben verzocht, wor- den zo snel mogelijk over de resultaten geïnformeerd. Hierbij moet duidelijk worden aangegeven of de gegevens in de leveranciersverkla- ring of de langlopende leveranciersverklaring juist zijn, en de resultaten moeten hen in staat stellen te bepalen of en in hoeverre deze verklaring in aanmerking kon worden genomen bij de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of de opstelling van een oorsprongsver- klaring.
▼M6
Artikel 36
Sancties
Elke partij voorziet in het opleggen van straf-, civiel- of bestuursrech- telijke sancties voor schendingen van haar nationale wetgeving met betrekking tot deze regels.
TITEL VIII
TOEPASSING VAN AANHANGSEL A
Artikel 37
Europese Economische Ruimte
Goederen van oorsprong uit de Europese Economische Ruimte (EER) in de zin van protocol 4 bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte worden geacht van oorsprong te zijn uit de Euro- pese Unie, IJsland, Liechtenstein of Noorwegen (“de EER-partijen”) wanneer zij respectievelijk uit de Europese Unie, IJsland, Liechtenstein of Noorwegen naar de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook wor- den uitgevoerd, op voorwaarde dat er een vrijhandelsovereenkomst waarin deze regels worden gebruikt, van toepassing is tussen de Pales- tijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) ten behoeve van de Palestijnse Au- toriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook en de EER- partijen.
Artikel 38
Liechtenstein
Onverminderd artikel 2 wordt een product van oorsprong uit Liechten- stein als gevolg van de douane-unie tussen Zwitserland en Liechtenstein geacht van oorsprong te zijn uit Zwitserland.
Artikel 39
Republiek San Xxxxxx
Onverminderd artikel 2 wordt een product van oorsprong uit de Repu- bliek San Xxxxxx als gevolg van de douane-unie tussen de Europese Unie en de Republiek San Xxxxxx geacht van oorsprong te zijn uit de Europese Unie.
Artikel 40
Vorstendom Andorra
Onverminderd artikel 2 wordt een product van oorsprong uit het Vor- stendom Andorra dat is ingedeeld onder de hoofdstukken 25 tot en met
97 van het geharmoniseerde systeem, als gevolg van de douane-unie tussen de Europese Unie en het Vorstendom Andorra geacht van oor- sprong te zijn uit de Europese Unie.
Artikel 41
Ceuta en Melilla
1. Voor de toepassing van deze regels heeft de term “Europese Unie” geen betrekking op Ceuta en Melilla.
▼M6
2. Producten van oorsprong uit de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook die in Ceuta of Melilla worden ingevoerd, vallen in elk opzicht onder dezelfde douaneregeling als de regeling die op grond van Protocol nr. 2 bij de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek en de aanpassing van de Verdragen (1) van toepassing is op producten van oorsprong uit het douanegebied van de Europese Unie. De Palestijnse Bevrijdings- organisatie (PLO) ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook past op de invoer van onder de desbetreffende overeenkomst vallende producten die van oorsprong zijn uit Ceuta en Melilla, dezelfde douaneregeling toe als op de invoer van producten die van oorsprong zijn uit de Europese Unie.
3. Voor de toepassing van lid 2 zijn deze regels van overeenkomstige toepassing op de producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla, met inachtneming van de bijzondere voorwaarden van bijlage V.
(1) PB EG L 302 van 15.11.1985, blz. 23.
▼M6
BIJLAGE I
INLEIDENDE AANTEKENINGEN BIJ DE LIJST IN BIJLAGE II
Aantekening 1 — Algemene inleiding
In deze lijst zijn de voorwaarden omschreven waarop producten als voldoende be- of verwerkt worden beschouwd in de zin van artikel 4 van titel II van dit aanhangsel. Er zijn vier verschillende soorten oorsprongsregels, al naargelang van het product:
a) door be- of verwerking, waarbij een maximuminhoud van niet van oorsprong zijnde materialen niet mag worden overschreden;
b) door be- of verwerking, waardoor een product ontstaat dat onder een andere post (viercijfercode) of onderverdeling (zescijfercode) van het geharmoni- seerde systeem valt dan de post (viercijfercode) of onderverdeling (zescijfer- code) van de gebruikte materialen;
c) een specifieke be- of verwerking;
d) een be- of verwerking van geheel en al verkregen materialen.
Aantekening 2 — Structuur van de lijst
2.1. De eerste twee kolommen van de lijst geven het verkregen product aan. In kolom 1 is het nummer van de post of het hoofdstuk volgens het gehar- moniseerd systeem vermeld en kolom 2 bevat de omschrijving van de goederen die volgens dat systeem onder die post of dat hoofdstuk vallen. Voor iedere post of ieder hoofdstuk in de kolommen 1 en 2 wordt in kolom
3 een regel gegeven. Een nummer in kolom 1 voorafgegaan door “ex” betekent dat de regels in kolom 3 alleen gelden voor het gedeelte van de post dat in kolom 2 is omschreven.
2.2. Wanneer in kolom 1 verscheidene postnummers zijn gegroepeerd of wan- neer een hoofdstuknummer is vermeld en de omschrijving van de producten in kolom 2 derhalve in algemene bewoordingen is gesteld, dan zijn de regels daarnaast in kolom 3 van toepassing op alle producten die volgens het geharmoniseerde systeem onder de posten van het hoofdstuk of onder elk van de in kolom 1 gegroepeerde posten zijn ingedeeld.
2.3. Wanneer in de lijst verschillende regels worden gegeven voor verschillende producten die onder dezelfde post vallen, wordt na elk streepje dat deel van de post omschreven waarop de daarnaast in kolom 3 vermelde regels van toepassing zijn.
2.4. Wanneer in kolom 3 twee regels worden gegeven, gescheiden door het woord “of”, kan de exporteur kiezen welke regel hij toepast.
Aantekening 3 — Voorbeelden van toepassing van de regels
3.1. Op producten die de oorsprong hebben verkregen en die bij de vervaardi- ging van andere producten worden gebruikt, is artikel 4 van titel II van dit aanhangsel van toepassing ongeacht het feit of de oorsprong verkregen werd in de fabriek waar deze producten worden gebruikt of in een andere fabriek in een partij.
▼M6
3.2. Overeenkomstig artikel 6 van titel II van dit aanhangsel moet de be- of verwerking meer inhouden dan de behandelingen die in dat artikel zijn genoemd. Indien dit niet het geval is, komen de goederen niet in aanmer- king voor het preferentiële tarief, zelfs indien aan de voorwaarden in onder- staande lijst is voldaan.
Onder voorbehoud van artikel 6 van titel II van dit aanhangsel geven de regels in de lijst de minimumbewerking of -verwerking aan die vereist is; meer be- of verwerking verleent eveneens de oorsprong; omgekeerd kan minder be- of verwerking geen oorsprong verlenen.
Mag volgens een regel een niet van oorsprong zijnd materiaal in een be- paald productiestadium worden gebruikt, dan mag hetzelfde materiaal ook in een vroeger productiestadium worden gebruikt. Hetzelfde materiaal mag evenwel niet worden gebruikt in een later productiestadium.
Mag volgens een regel een niet van oorsprong zijnd materiaal in een be- paald productiestadium niet worden gebruikt, dan mag dat materiaal wel in een vroeger productiestadium worden gebruikt. Hetzelfde materiaal mag evenwel niet worden gebruikt in een later productiestadium.
Voorbeeld: wanneer volgens de regel in de lijst voor hoofdstuk 19 “het gewicht van niet-oorsprongsmaterialen van de posten 1101 tot en met 1108 niet hoger mag zijn dan 20 %”, geldt er geen beperking voor het gebruik (bv. de invoer) van granen van hoofdstuk 10 (materialen in een vroeger productiestadium).
3.3. Onverminderd aantekening 3.2 geldt dat, wanneer in een regel de uitdruk- king “materialen van om het even welke post” wordt gebezigd, materialen van alle posten (zelfs die welke onder dezelfde omschrijving en dezelfde post vallen als het product) mogen worden gebruikt, onder voorbehoud van de specifieke beperkingen die die regel kan bevatten.
Wanneer echter de uitdrukking “vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met inbegrip van andere materialen van post …” of “ver- vaardiging uit materialen van om het even welke post, met inbegrip van andere materialen van dezelfde post als het product” wordt gebezigd, mogen materialen van alle posten worden gebruikt, met uitzondering van die welke onder dezelfde omschrijving in kolom 2 vallen als het product.
3.4. Wanneer volgens een regel in de lijst een product van meer dan één mate- riaal mag worden vervaardigd, betekent dit dat één of meer van deze ma- terialen kunnen worden gebruikt. Het is niet noodzakelijk dat zij alle worden gebruikt.
3.5. Wanneer volgens een regel in de lijst een product van een bepaald materiaal moet worden vervaardigd, betekent dit niet dat geen andere materialen mogen worden gebruikt die vanwege hun aard hieraan niet kunnen voldoen.
3.6. Indien in een regel in de lijst twee percentages worden gegeven als maxi- mumwaarde van niet-oorsprongsmaterialen die kunnen worden gebruikt, dan mogen die percentages niet bij elkaar worden opgeteld. De maximumwaarde van alle gebruikte niet-oorsprongsmaterialen mag het hoogste van de opge- geven percentages nooit overschrijden. Bovendien mogen de afzonderlijke percentages met betrekking tot bepaalde materialen niet worden overschre- den.
▼M6
Aantekening 4 — Algemene bepalingen betreffende bepaalde landbouwpro- ducten
4.1. Landbouwproducten die zijn ingedeeld onder de hoofdstukken 6, 7, 8, 9, 10 en 12 en post 2401 die zijn gekweekt of geoogst op het grondgebied van een partij, worden behandeld als van oorsprong uit dat land, zelfs indien zij zijn gekweekt uit ingevoerde zaden, bollen, wortels, stekken, enten, scheu- ten, knoppen of andere levende delen van planten.
4.2. Wanneer de hoeveelheid niet van oorsprong zijnde suiker in een bepaald product een bepaalde limiet niet mag overschrijden, wordt, bij de berekening van die limiet, rekening gehouden met het gewicht van suiker van post 1701 (sacharose) en 1702 (bv. fructose, glucose, lactose, maltose, isoglucose of invertsuiker) die is gebruikt bij de vervaardiging van het eindproduct en bij de vervaardiging van niet-oorsprongsproducten die in het eindproduct zijn opgenomen.
Aantekening 5 — Terminologie in verband met bepaalde textielproducten
5.1. De term “natuurlijke vezels” in de lijst heeft betrekking op andere dan kunstmatige of synthetische vezels, met inbegrip van afval, in het stadium vóór het spinnen. Tenzij anders vermeld, omvat de term vezels die zijn gekaard, gekamd of anderszins bewerkt, doch niet gesponnen.
5.2. De term “natuurlijke vezels” omvat paardenhaar van post 0511, zijde van de posten 5002 en 5003, wol, fijn of grof haar van de posten 5101 tot en met 5105, katoen van de posten 5201 tot en met 5203 en andere plantaardige vezels van de posten 5301 tot en met 5305.
5.3. De termen “textielmassa”, “chemische stoffen” en “materialen voor het ver- vaardigen van papier” in de lijst hebben betrekking op materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 vallen, maar die gebruikt kunnen worden bij de vervaardiging van kunstmatige, synthetische of papieren ve- zels of garens.
5.4. De term “synthetische of kunstmatige stapelvezels” in de lijst heeft betrek- king op kabel van synthetische of kunstmatige filamenten, op synthetische of kunstmatige stapelvezels en op synthetisch of kunstmatig afval van de posten 5501 tot en met 5507.
5.5. Bedrukken (indien in combinatie met weven, breien/haken, tuften of het aanbrengen van een flockprint) is gedefinieerd als een techniek waarmee een permanente, objectief te beoordelen functie, zoals kleur, design of tech- nische prestaties, aan een textielsubstraat wordt toegevoegd met behulp van digitale, zeef-, wals- of transfertechnieken.
5.6. Bedrukken (als zelfstandige bewerking) is gedefinieerd als een techniek waarmee een permanente, objectief te beoordelen functie, zoals kleur, design of technische prestaties, aan een textielsubstraat wordt toegevoegd met be- hulp van digitale, zeef-, wals- of transfertechnieken, samen met ten minste twee bewerkingen van voorbereiding of afwerking (zoals wassen, bleken, merceriseren, thermofixeren, ruwen, kalanderen, krimpvrij maken, per- manent finish, decatiseren, impregneren, herstellen en noppen), mits de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product.
▼M6
Aantekening 6 — Toegestane afwijkingen voor producten die gemaakt zijn van een mengsel van textielmaterialen
6.1. Indien voor een bepaald product in de lijst naar deze aantekening wordt verwezen, zijn de in kolom 3 van de lijst genoemde voorwaarden niet van toepassing op basistextielmaterialen die bij de vervaardiging van dat product zijn gebruikt en die, samen genomen, ten hoogste 15 % van het totale gewicht van alle gebruikte basistextielmaterialen uitmaken (zie ook de aan- tekeningen 6.3 en 6.4).
6.2. De in aantekening 6.1 genoemde afwijking is evenwel slechts van toepas- sing op gemengde producten die van twee of meer basistextielmaterialen zijn vervaardigd.
Basistextielmaterialen zijn:
— zijde;
— wol;
— grof haar;
— fijn haar;
— paardenhaar (crin);
— katoen;
— papier en materialen voor het vervaardigen van papier;
— vlas;
— hennep;
— jute en andere bastvezels;
— sisal en andere textielvezels van het geslacht “agave”;
— kokosvezels, abaca, ramee en andere plantaardige textielvezels;
— synthetische filamentvezels van polypropyleen;
— synthetische filamentvezels van polyester;
— synthetische filamentvezels van polyamide;
— synthetische filamentvezels van polyacrylonitril;
— synthetische filamentvezels van polyimide;
— synthetische filamentvezels van polytetrafluorethyleen;
— synthetische filamentvezels van poly(fenyleensulfide);
— synthetische filamentvezels van poly(vinylchloride);
— andere synthetische filamentvezels;
— kunstmatige filamentvezels van viscose;
— andere kunstmatige filamentvezels;
— filamenten die elektriciteit geleiden;
— synthetische stapelvezels van polypropyleen;
— synthetische stapelvezels van polyester;
▼M6
— synthetische stapelvezels van polyamide;
— synthetische stapelvezels van polyacrylonitril;
— synthetische stapelvezels van polyimide;
— synthetische stapelvezels van polytetrafluorethyleen;
— synthetische stapelvezels van poly(fenyleensulfide);
— synthetische stapelvezels van poly(vinylchloride);
— andere synthetische stapelvezels;
— kunstmatige stapelvezels van viscose;
— andere kunstmatige stapelvezels;
— garen van polyurethaan met soepele segmenten van polyether, al dan niet omwoeld;
— producten van post 5605 (metaalgarens) met strippen bestaande uit een kern van aluminiumfolie of een kern van kunststoffolie, al dan niet bedekt met aluminiumpoeder, met een breedte van niet meer dan 5 mm, welke kern met behulp van een doorzichtig of gekleurd kleef- middel tussen twee strippen kunststof is aangebracht;
— andere producten van post 5605;
— glasvezels;
— metaalvezels;
— minerale vezels.
6.3. Voor producten bevattende “garen van polyurethaan met soepele segmenten van polyether, ook indien omwoeld” bedraagt de toegestane afwijking voor dit garen ten hoogste 20 %.
6.4. In het geval van producten “met strippen bestaande uit een kern van alu- miniumfolie of van kunststoffolie, al dan niet bedekt met aluminiumpoeder, met een breedte van niet meer dan 5 mm, welke kern met behulp van een doorzichtig of gekleurd kleefmiddel tussen twee strippen kunststof is aange- bracht” bedraagt de toegestane afwijking voor de strippen ten hoogste 30 %.
Aantekening 7 — Andere toegestane afwijkingen voor bepaalde textielpro- ducten
7.1. Voor textielproducten die in de lijst van een voetnoot zijn voorzien die naar deze aantekening verwijst, mogen textielmaterialen, met uitzondering van voeringen en tussenvoeringen, die niet voldoen aan de regel in kolom 3 van de lijst voor het betrokken geconfectioneerde product, worden gebruikt voor zover deze onder een andere post vallen dan het product en de waarde niet hoger is dan 15 % van de prijs af fabriek van het product.
7.2. Onverminderd aantekening 7.3 mogen materialen die niet onder de hoofd- stukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld vrij worden gebruikt bij de ver- vaardiging van textielproducten, ongeacht of zij textiel bevatten.
7.3. Wanneer een percentageregel van toepassing is, moet met de waarde van de niet-oorsprongsmaterialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld, rekening worden gehouden bij de berekening van de waarde van de gebruikte niet-oorsprongsmaterialen.
▼M6
Aantekening 8 — Definitie van specifieke en eenvoudige behandelingen van bepaalde producten van hoofdstuk 27
8.1. Onder “specifieke behandeling” in de zin van de posten ex 2707 en 2713 wordt verstaan:
a) vacuümdistillatie;
b) herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde splitsing;
c) kraken;
d) reforming;
e) extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen;
f) een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen: behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, met rokend zwavelzuur of met zwavel- zuuranhydride; neutraliseren met behulp van alkalische stoffen; ontkleu- ren en zuiveren met behulp van van nature actieve aarde, van geacti- veerde aarde, van actieve koolstof of van bauxiet;
g) polymeriseren;
h) alkyleren;
i) isomeriseren.
8.2. Onder “specifieke behandeling” in de zin van de posten 2710, 2711 en 2712 wordt verstaan:
a) vacuümdistillatie;
b) herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde splitsing;
c) kraken;
d) reforming;
e) extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen;
f) een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen: behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, met rokend zwavelzuur of met zwavel- zuuranhydride; neutraliseren met behulp van alkalische stoffen; ontkleu- ren en zuiveren met behulp van van nature actieve aarde, van geacti- veerde aarde, van actieve koolstof of van bauxiet;
g) polymeriseren;
h) alkyleren;
i) isomeriseren;
j) uitsluitend voor de zware oliën van post ex 2710: ontzwavelen met gebruikmaking van waterstof, waardoor het zwavelgehalte van de be- handelde producten met ten minste 85 % wordt verlaagd (methode ASTM D 1266-59 T);
k) uitsluitend voor de producten van post 2710: ontparaffineren, anders dan door enkel filtreren;
▼M6
l) uitsluitend voor de zware oliën van post ex 2710: behandelen met water- stof, uitgezonderd ontzwavelen, waarbij de waterstof actief deelneemt aan een scheikundige reactie die, met behulp van een katalysator, onder een druk van meer dan 20 bar en bij een temperatuur van meer dan 250 °C wordt teweeggebracht. Verdere behandeling, met waterstof, van smeeroliën van post ex 2710 die in het bijzonder verbetering van de kleur of de stabiliteit ten doel heeft (bijvoorbeeld “hydrofinishing” of ontkleuren), wordt daarentegen niet als een specifieke behandeling aan- gemerkt;
m) uitsluitend voor stookolie van post ex 2710: atmosferische distillatie, mits deze producten, distillatieverliezen inbegrepen, voor minder dan
30 % van het volume overdistilleren bij 300 °C, bepaald volgens de methode ASTM D 86;
n) uitsluitend voor andere zware oliën dan gasolie of stookolie van post ex 2710: behandelen met gebruikmaking van hoogfrequente glimontla- ding;
o) uitsluitend voor de producten van ex 2712, andere dan vaseline, ozoke- riet, montaanwas, turfwas en paraffine, met een oliegehalte van minder dan 0,75 gewichtspercenten: olieafscheiding door gefractioneerde kris- tallisatie.
8.3. Wat de posten ex 2707 en 2713 betreft, wordt geen oorsprong verleend door eenvoudige behandelingen zoals reinigen, decanteren, ontzouten, afsplitsen van water, filtreren, kleuren, merken, het verkrijgen van een bepaald zwa- velgehalte door het mengen van producten met uiteenlopende zwavelgehal- tes, alle combinaties van die behandelingen of soortgelijke behandelingen.
Aantekening 9 — Definitie van specifieke processen en behandelingen van bepaalde producten
9.1. Producten die onder hoofdstuk 30 vallen en op het grondgebied van een partij zijn verkregen door gebruik te maken van celculturen, worden als van oorsprong uit die partij beschouwd. Onder “celcultuur” wordt verstaan de teelt van menselijke, dierlijke en plantaardige cellen onder gecontroleerde omstandigheden (zoals vastgestelde temperaturen, groeimedium, gasmengsel en pH) buiten een levend organisme.
9.2. Producten die onder de hoofdstukken 29 (behalve 2905.43-2905.44), 30, 32, 33 (behalve 3302.10, 3301), 34, 35 (behalve 35.01, 3502.11-3502.19, 3502.20, 35.05), 36, 37, 38 (behalve 3809.10, 38.23, 3824.60, 38.26) en 39 (behalve 39.16-39.26) vallen en op het grondgebied van een partij zijn verkregen door fermentatie, worden als van oorsprong uit die partij be- schouwd. “Fermentatie” is een biotechnologisch proces waarbij menselijke, dierlijke of plantaardige cellen, bacteriën, gisten, schimmels of enzymen worden gebruikt voor de vervaardiging van producten die onder de hoofd- stukken 29 tot en met 39 vallen.
9.3 De volgende verwerkingsactiviteiten worden overeenkomstig lid 1 van ar- tikel 4 als toereikend beschouwd voor producten vallende onder de hoofd- stukken 28, 29 (behalve 2905.43-2905.44), 30, 32, 33 (behalve 3302.10, 3301), 34, 35 (behalve 35.01, 3502.11-3502.19, 3502.20, 35.05), 36, 37, 38 (behalve 3809.10, 38.23, 3824.60, 38.26) en 39 (behalve 39.16-39.26):
▼M6
— Chemische reactie: een “chemische reactie” is een proces (met inbegrip van een biochemisch proces) dat in een molecule met een nieuwe struc- tuur resulteert doordat het de intramoleculaire verbindingen verbreekt en nieuwe intramoleculaire verbindingen tot stand brengt of doordat het de ruimtelijke ordening van de atomen in een molecule wijzigt. Een che- mische reactie kan tot uiting komen in een wijziging van het “CAS- nummer”.
Voor oorsprongsdoeleinden worden de volgende processen buiten be- schouwing gelaten: a) oplossing in water of in een ander oplosmiddel; b) verwijdering van oplosmiddelen, met inbegrip van als oplosmiddel ge- bruikt water; of c) toevoeging of verwijdering van water van kristalli- satie. Een chemische reactie als hierboven gedefinieerd moet als oor- sprongverlenend worden beschouwd.
— Mengsels: het doelbewust en evenredig gecontroleerd mengen (waar- onder verspreiden) van materialen, anders dan de toevoeging van ver- dunningsmiddelen, om te voldoen aan vooraf vastgestelde specificaties waarbij een goed tot stand wordt gebracht met fysieke of chemische eigenschappen die relevant zijn voor de doeleinden of het gebruik van het goed en die verschillen van de inputmaterialen, moet als oorsprong- verlenend worden beschouwd.
— Zuivering: zuivering moet als oorsprongverlenend worden beschouwd, mits de zuivering plaatsvindt op het grondgebied van een van de partijen of van beide partijen en ertoe leidt dat aan een van de volgende criteria wordt voldaan:
a) zuivering van een goed waarbij ten minste 80 % van bestaande onzuiverheden wordt verwijderd, of
b) vermindering of verwijdering van onzuiverheden waarbij een goed geschikt wordt voor een of meer van de volgende toepassingen:
i) stoffen van farmaceutische, medicinale, cosmetische, veterinaire of levensmiddelenkwaliteit;
ii) chemische producten en reagentia voor analytische, diagnosti- sche of laboratoriumtoepassingen;
iii) elementen en componenten voor gebruik in micro-elektronica;
iv) gespecialiseerde optische toepassingen;
v) biotechnisch gebruik (bv. in celkweek, in genetische technologie of als katalysator);
vi) dragers, gebruikt in een scheidingsproces, of
vii) gebruik in nucleaire toepassingen.
— Wijziging van deeltjesgrootte: het doelbewust en gecontroleerd wijzigen van de deeltjesgrootte van een goed, anders dan alleen door pletten of persen, waarbij een goed ontstaat met een bepaalde deeltjesgrootte, deel- tjesgrootteverdeling of oppervlakte die relevant is voor de doeleinden van het verkregen goed, en met fysieke of chemische eigenschappen die verschillen van de inputmaterialen, moet als oorsprongverlenend worden beschouwd.
▼M6
— Standaardmaterialen: standaardmaterialen (met inbegrip van standaard- oplossingen) zijn preparaten die geschikt zijn voor analytische, kalibre- rings- of referentietoepassingen met een precieze zuiverheid of verhou- dingen die door de fabrikant zijn gecertificeerd. De productie van stan- daardmaterialen moet als oorsprongverlenend worden beschouwd.
— Isomerenscheiding: het isoleren of scheiden van isomeren uit een meng- sel van isomeren moet als oorsprongverlenend worden beschouwd.
01997A0716(01) — NL — 01.09.2021 — 003.001 — 80
LIJST VAN OORSPRONGVERLENENDE BE- OF VERWERKINGEN VAN NIET-OORSPRONGSMATERIALEN
Post (1) | Omschrijving (2) | Be- of verwerkingen waardoor niet-oorsprongsmaterialen de oorsprong verkrijgen (3) |
Hoofdstuk 1 | Levende dieren | Alle dieren van hoofdstuk 1 zijn geheel en al verkregen |
Hoofdstuk 2 | Vlees en eetbare slachtafvallen | Vervaardiging waarbij al het vlees en het eetbare vleesafval in de producten van dit hoofdstuk geheel en al verkregen zijn |
Hoofdstuk 3 | Vis, schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren | Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 3 geheel en al verkregen zijn |
Hoofdstuk 4 | Melk en zuivelproducten; vogeleieren; natuurhoning; eetbare producten van dier- lijke oorsprong, elders genoemd noch elders onder begrepen | Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 4 geheel en al zijn verkregen |
ex Hoofdstuk 5 | Andere producten van dierlijke oorsprong, elders genoemd noch elders onder begrepen; met uitzondering van | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post |
ex 0511 91 | Niet eetbare kuit en hom | Alle kuit en hom is geheel en al verkregen |
Hoofdstuk 6 | Levende planten en producten van de bloementeelt | Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 6 geheel en al verkregen zijn |
Hoofdstuk 7 | Groenten, planten, wortels en knollen, voor voedingsdoeleinden | Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 7 geheel en al verkregen zijn |
Hoofdstuk 8 | Fruit; schillen van citrusvruchten en van meloenen | Vervaardiging waarbij alle gebruikte fruit, schillen van citrusvruchten en van meloenen van hoofdstuk 8 geheel en al verkregen zijn |
Hoofdstuk 9 | Koffie, thee, maté en specerijen | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post |
Post (1) | Omschrijving (2) | Be- of verwerkingen waardoor niet-oorsprongsmaterialen de oorsprong verkrijgen (3) |
Hoofdstuk 10 | Granen | Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 10 geheel en al zijn verkregen |
Hoofdstuk 11 | Producten van de meelindustrie; mout; zetmeel; inuline; tarwegluten | Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van de hoofdstukken 8, 10 en 11, van de posten 0701, 0714, 2302 en 2303, en van onderverdeling 0710 10 geheel en al verkregen zijn |
Hoofdstuk 12 | Oliehoudende zaden en vruchten; allerlei zaden, zaaigoed en vruchten; planten voor industrieel en voor geneeskundig gebruik; stro en voeder | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
ex hoofdstuk 13 | Gommen, harsen en andere plantensappen en plantenextracten; met uitzondering van | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post |
ex 1302 | Pectinestoffen, pectinaten en pectaten | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, waarbij het gewicht van de gebruikte suiker niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eind- product |
Hoofdstuk 14 | Plantaardige grondstoffen; plantaardige producten, elders genoemd noch elders onder begrepen | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post |
ex Hoofdstuk 15 | Vetten en oliën (dierlijke en plantaardige) en dissociatieproducten daarvan; be- werkt spijsvet; was van dierlijke of van plantaardige oorsprong, met uitzon- dering van: | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
1504 tot en met 1506 | Vetten en oliën, van vis of van zeezoogdieren, alsmede fracties daarvan; wolvet en daaruit verkregen vetstoffen, lanoline daaronder begrepen; andere dierlijke vetten en oliën, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post |
1508 | Grondnotenolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd | Vervaardiging uit materialen van om het even welke onderverdeling, met uitzon- dering van materialen van dezelfde onderverdeling als het product |
1509 en 1510 | Olijfolie en fracties daarvan | Vervaardiging waarbij alle gebruikte plantaardige materialen geheel en al ver- kregen zijn |
01997A0716(01) — NL — 01.09.2021 — 003.001 — 81
Post (1) | Omschrijving (2) | Be- of verwerkingen waardoor niet-oorsprongsmaterialen de oorsprong verkrijgen (3) |
1511 | Palmolie alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd | Vervaardiging uit materialen van om het even welke onderverdeling, met uitzon- dering van materialen van dezelfde onderverdeling als het product |
ex 1512 | Zonnebloemzaadolie alsmede fracties daarvan: — voor ander technisch of industrieel gebruik dan voor de vervaardiging van producten voor menselijke consumptie — andere | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product Vervaardiging waarbij alle gebruikte plantaardige materialen geheel en al ver- kregen zijn |
1515 | Andere vaste plantaardige vetten en vette oliën (jojobaolie daaronder begrepen), alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd | Vervaardiging uit materialen van om het even welke onderverdeling, met uitzon- dering van materialen van dezelfde onderverdeling als het product |
ex 1516 | Xxxxxx en oliën van vis alsmede fracties daarvan | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post |
1520 | Glycerol, ruw; glycerolwater en glycerollogen | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post |
Hoofdstuk 16 | Bereidingen van vlees, van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren | Vervaardiging waarbij alle gebruikte materialen van de hoofdstukken 2, 3 en 16 geheel en al verkregen zijn |
ex Hoofdstuk 17 | Suiker en suikerwerk; met uitzondering van: | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
1702 | Andere suiker, chemisch zuivere lactose, maltose, glucose en fructose (levulose) daaronder begrepen, in vaste vorm; suikerstroop, niet gearomatiseerd en zonder toegevoegde kleurstoffen; kunsthoning, ook indien met natuurhoning vermengd; karamel: — chemisch zuivere maltose en chemisch zuivere fructose — andere | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met inbegrip van andere materialen van post 1702 Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij het gewicht van de gebruikte materialen van de posten 1101 tot en met 1108, 1701 en 1703 niet hoger is dan 30 % van het gewicht van het eindproduct |
01997A0716(01) — NL — 01.09.2021 — 003.001 — 82
Post (1) | Omschrijving (2) | Be- of verwerkingen waardoor niet-oorsprongsmaterialen de oorsprong verkrijgen (3) |
1704 | Suikerwerk zonder cacao (witte chocolade daaronder begrepen) | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij: — het gewicht van de gebruikte suiker niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct of — de waarde van de gebruikte suiker niet hoger is dan 30 % van de prijs af fabriek van het product |
ex Hoofdstuk 18 | Cacao en bereidingen daarvan; met uitzondering van: | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij het gewicht van de gebruikte suiker niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct |
ex 1806 | Chocolade en andere bereidingen voor menselijke consumptie die cacao bevat- ten; met uitzondering van: | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij: — het gewicht van de gebruikte suiker niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct of — de waarde van de gebruikte suiker niet hoger is dan 30 % van de prijs af fabriek van het product |
1806 10 | Cacaopoeder, waaraan suiker of andere zoetstoffen zijn toegevoegd | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij het gewicht van de gebruikte suiker niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct |
1901 | Moutextract; bereidingen voor menselijke consumptie van meel, gries, griesmeel, zetmeel of moutextract, geen of minder dan 40 gewichtspercenten cacao bevat- tend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen; bereidingen voor menselijke consumptie van producten bedoeld bij de posten 0401 tot en met 0404, geen of minder dan 5 gewichtspercenten cacao bevattend, berekend op een geheel ontvette basis, elders genoemd noch elders onder begrepen: — moutextract — andere | Vervaardiging uit granen van hoofdstuk 10 Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij het afzonderlijke gewicht van de gebruikte suiker en van de gebruikte materialen van hoofdstuk 4 niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct |
01997A0716(01) — NL — 01.09.2021 — 003.001 — 83
Post (1) | Omschrijving (2) | Be- of verwerkingen waardoor niet-oorsprongsmaterialen de oorsprong verkrijgen (3) |
1902 | Deegwaren, ook indien gekookt of gevuld (met vlees of andere zelfstandighe- den) dan wel op andere wijze bereid, zoals spaghetti, macaroni, noedels, lasagne, gnocchi, ravioli en cannelloni; koeskoes, ook indien bereid | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij: — het gewicht van de gebruikte materialen van de posten 1006 en 1101 tot en met 1108 niet hoger is dan 20 % van het gewicht van het eindproduct, en — het gewicht van de gebruikte materialen van de hoofdstukken 2, 3 en 16 niet hoger is dan 20 % van het gewicht van het eindproduct |
1903 | Tapioca en soortgelijke producten bereid uit zetmeel, in de vorm van schilfers, korrels, parels en dergelijke | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van aardappelzetmeel van post 1108 |
1904 | Graanpreparaten verkregen door poffen of door roosteren (bijvoorbeeld corn- flakes); granen (andere dan maïs) in de vorm van korrels of in de vorm van vlokken of van andere bewerkte korrels (met uitzondering van meel, gries en griesmeel), voorgekookt of op andere wijze bereid, elders genoemd noch elders onder begrepen | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij: — het gewicht van de gebruikte materialen van de posten 1006 en 1101 tot en met 1108 niet hoger is dan 20 % van het gewicht van het eindproduct, en — het gewicht van de gebruikte suiker niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct |
1905 | Brood, gebak, biscuits en andere bakkerswaren, ook indien deze producten cacao bevatten; ouwel in bladen, hosties, ouwels voor geneesmiddelen, plakou- wels en dergelijke producten van meel of van zetmeel | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij het gewicht van de gebruikte materialen van de posten 1006 en 1101 tot en met 1108 niet hoger is dan 20 % van het gewicht van het eindproduct |
ex Hoofdstuk 20 | Bereidingen van groenten, van vruchten en van andere plantendelen; met uit- zondering van: | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
2002 en 2003 | Tomaten, paddenstoelen en truffels, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij alle gebruikte materialen van hoofdstuk 7 geheel en al verkregen zijn |
2006 | Groenten, vruchten, vruchtenschillen en andere plantendelen, gekonfijt met sui- ker (uitgedropen, geglaceerd of uitgekristalliseerd) | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij het gewicht van de gebruikte suiker niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct |
01997A0716(01) — NL — 01.09.2021 — 003.001 — 84
Post (1) | Omschrijving (2) | Be- of verwerkingen waardoor niet-oorsprongsmaterialen de oorsprong verkrijgen (3) |
2007 | Jam, vruchtengelei, marmelade, vruchtenmoes en vruchtenpasta, door koken of stoven verkregen, met of zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij het gewicht van de gebruikte suiker niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct |
ex 2008 | Andere producten dan: — noten, zonder toegevoegde suiker of alcohol — pindakaas; mengsels op basis van graan; palmharten; maïs — vruchten (noten daaronder begrepen), xxxxxx xxxxxxx dan in water of stoom, zonder toegevoegde suiker, bevroren | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij het gewicht van de gebruikte suiker niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct |
2009 | Ongegiste vruchtensappen (druivenmost daaronder begrepen) en ongegiste groentesappen, zonder toegevoegde alcohol, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij het gewicht van de gebruikte suiker niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct |
ex Hoofdstuk 21 | Diverse producten voor menselijke consumptie; met uitzondering van: | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
2103 | — sauzen en preparaten voor sauzen; samengestelde kruiderijen en dergelijke producten — mosterdmeel en bereide mosterd | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product. Mosterdmeel en bereide mosterd mogen evenwel worden gebruikt Vervaardiging uit materialen van om het even welke post |
2105 | Consumptie-ijs, ook indien cacao bevattend | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij: — het afzonderlijke gewicht van de gebruikte suiker en van de gebruikte mate- rialen van hoofdstuk 4 niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct en — het gewicht van de gebruikte suiker en van de gebruikte materialen van hoofdstuk 4 tezamen genomen niet hoger is dan 60 % van het gewicht van het eindproduct |
2106 | Producten voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder be- grepen | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij het gewicht van de gebruikte suiker niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct |
01997A0716(01) — NL — 01.09.2021 — 003.001 — 85
Post (1) | Omschrijving (2) | Be- of verwerkingen waardoor niet-oorsprongsmaterialen de oorsprong verkrijgen (3) |
ex Hoofdstuk 22 | Dranken, alcoholhoudende vloeistoffen en azijn; met uitzondering van: | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij alle gebruikte materialen van de onderverdelingen 0806 10, 2009 61, 2009 69 geheel en al verkregen zijn |
2202 | Water, mineraalwater en spuitwater daaronder begrepen, met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, dan wel gearomatiseerd, alsmede andere alcoholvrije dran- ken, andere dan de vruchten- en groentesappen bedoeld bij post 2009 | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
2207 en 2208 | Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolumegehalte van meer of minder dan 80 % vol; gedistilleerde dranken, likeuren en andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van de posten 2207 en 2208, waarbij alle gebruikte materialen van de onderverdelin- gen 0806 10, 2009 61, 2009 69 geheel en al verkregen zijn |
ex Hoofdstuk 23 | Resten en afval van de voedselindustrie; bereid voedsel voor dieren; met uit- zondering van | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
2309 | Bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren | Vervaardiging waarbij: — alle gebruikte materialen van de hoofdstukken 2 en 3 geheel en al verkregen zijn, — het gewicht van de gebruikte materialen van de hoofdstukken 10 en 11 en van de posten 2302 en 2303 niet hoger is dan 20 % van het gewicht van het eindproduct, — het afzonderlijke gewicht van de gebruikte suiker en van de gebruikte mate- rialen van hoofdstuk 4 niet hoger is dan 40 % van het gewicht van het eindproduct, en — het gewicht van de gebruikte suiker en van de gebruikte materialen van hoofdstuk 4 tezamen genomen niet hoger is dan 50 % van het gewicht van het eindproduct |
ex Hoofdstuk 24 | Tabak en tot verbruik bereide tabakssurrogaten; met uitzondering van: | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, waarbij het gewicht van de materialen van post 2401 niet hoger is dan 30 % van het totale gewicht van de gebruikte materialen van hoofdstuk 24 |
2401 | Ruwe en niet tot verbruik bereide tabak; afvallen van tabak | Vervaardiging waarbij alle materialen van post 2401 geheel en al zijn verkregen |
01997A0716(01) — NL — 01.09.2021 — 003.001 — 86
Post (1) | Omschrijving (2) | Be- of verwerkingen waardoor niet-oorsprongsmaterialen de oorsprong verkrijgen (3) |
ex 2402 | Sigaretten, van tabak of van tabakssurrogaten | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product en van rooktabak van onderverdeling 2403 19, waarbij ten minste 10 gewichtspercenten van alle gebruikte materialen van post 2401 geheel en al verkregen zijn |
ex 2403 | Producten bestemd voor inademing via zogenaamde “heated delivery” (verhit- ting) of met andere middelen, zonder verbranding | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, waarbij ten minste 10 gewichts- percenten van alle gebruikte materialen van post 2401 geheel en al verkregen zijn |
ex Hoofdstuk 25 | Zout; zwavel; aarde en steen; gips, kalk en cement; met uitzondering van | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product, of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 70 % van de prijs af fabriek van het product |
ex 2519 | Natuurlijk magnesiumcarbonaat (magnesiet), fijngemaakt, in hermetisch gesloten recipiënten, en magnesiumoxide, ook indien zuiver, met uitzondering van ge- smolten magnesia of doodgebrande magnesia (gesinterd) | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product. Natuurlijk magnesiumcarbonaat (magnesiet) mag evenwel worden gebruikt |
Hoofdstuk 26 | Ertsen, slakken en assen | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
ex Hoofdstuk 27 | Minerale brandstoffen, aardolie en distillatieproducten daarvan; bitumineuze stoffen; minerale was; met uitzondering van: | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
ex 2707 | Oliën waarin het gewicht van de aromatische bestanddelen dat van de niet- aromatische bestanddelen overtreft, zijnde soortgelijke producten als minerale oliën verkregen bij het distilleren van hoge-temperatuur-steenkoolteer, die voor 65 % of meer van hun volume overdistilleren bij een temperatuur van 250 °C of minder (mengsels van benzol en van benzine daaronder begrepen), bestemd om te worden gebruikt als motorbrandstof of als andere brandstof | Raffinage en/of een of meer specifieke behandeling(en) (1) of Andere behandelingen waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het product zijn ingedeeld. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 50 % van de prijs af fabriek van het product |
01997A0716(01) — NL — 01.09.2021 — 003.001 — 87
Post (1) | Omschrijving (2) | Be- of verwerkingen waardoor niet-oorsprongsmaterialen de oorsprong verkrijgen (3) |
2710 | Aardolie en olie uit bitumineuze mineralen, andere dan ruwe; preparaten die 70 of meer gewichtspercenten aardolie of olie uit bitumineuze mineralen bevatten en waarvan het karakter door deze olie wordt bepaald, elders genoemd noch elders onder begrepen; waste oils | Raffinage en/of een of meer specifieke behandeling(en) (1) of Andere behandelingen waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het product zijn ingedeeld. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 50 % van de prijs af fabriek van het product |
2711 | Aardgas en andere gasvormige koolwaterstoffen | Raffinage en/of een of meer specifieke behandeling(en) (1) of Andere behandelingen waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het product zijn ingedeeld. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 50 % van de prijs af fabriek van het product |
2712 | Vaseline; paraffine, microkristallijne was uit aardolie, “slack wax”, ozokeriet, montaanwas, turfwas, andere minerale was en dergelijke door synthese of op andere wijze verkregen producten, ook indien gekleurd | Raffinage en/of een of meer specifieke behandeling(en) (1) of Andere behandelingen waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het product zijn ingedeeld. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 50 % van de prijs af fabriek van het product |
2713 | Petroleumcokes, petroleumbitumen en andere residuen van aardolie of van olie uit bitumineuze mineralen | Raffinage en/of een of meer specifieke behandeling(en) (1) of Andere behandelingen waarbij alle gebruikte materialen onder een andere post dan die van het product zijn ingedeeld. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 50 % van de prijs af fabriek van het product |
01997A0716(01) — NL — 01.09.2021 — 003.001 — 88
Post (1) | Omschrijving (2) | Be- of verwerkingen waardoor niet-oorsprongsmaterialen de oorsprong verkrijgen (3) |
Hoofdstuk 28 | Anorganische chemische producten; anorganische of organische verbindingen van edele metalen, van radioactieve elementen, van zeldzame aardmetalen en van isotopen | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt, mits de totale waarde ervan niet hoger is dan 20 % van de prijs af fabriek van het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
ex Hoofdstuk 29 | Organische chemische producten; met uitzondering van: | Specifieke behandeling(en) (4) of Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt, mits de totale waarde ervan niet hoger is dan 20 % van de prijs af fabriek van het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
ex 2901 | Acyclische koolwaterstoffen bestemd om te worden gebruikt als motorbrandstof of als andere brandstof | Specifieke behandeling(en) (4) of Raffinage en/of een of meer specifieke behandeling(en) (1) of Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 50 % van de prijs af fabriek van het product |
ex 2902 | Cycloalkanen en cycloalkenen (andere dan azulenen), benzeen, tolueen, xylenen, bestemd om te worden gebruikt als motorbrandstof of als andere brandstof | Specifieke behandeling(en) (4) of Raffinage en/of een of meer specifieke behandeling(en) (1) of Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt tot een totale waarde van 50 % van de prijs af fabriek van het product |
01997A0716(01) — NL — 01.09.2021 — 003.001 — 89
Post (1) | Omschrijving (2) | Be- of verwerkingen waardoor niet-oorsprongsmaterialen de oorsprong verkrijgen (3) |
ex 2905 | Metaalalcoholaten van alcohol bedoeld bij deze post en van ethanol | Specifieke behandeling(en) (4) of Vervaardiging uit materialen van een willekeurige post, met inbegrip van andere materialen van post 2905. Metaalalcoholaten van deze post mogen evenwel wor- den gebruikt, mits de totale waarde ervan niet hoger is dan 20 % van de prijs af fabriek van het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
Hoofdstuk 30 | Farmaceutische producten | Specifieke behandeling(en) (4) of Vervaardiging uit materialen van om het even welke post |
Hoofdstuk 31 | Meststoffen | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt, mits de totale waarde ervan niet hoger is dan 20 % van de prijs af fabriek van het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
Hoofdstuk 32 | Looi- en verfextracten; looizuur (tannine) en derivaten daarvan; pigmenten en andere kleur- en verfstoffen; verf en vernis; mastiek; stopverf en mastiek; inkt | Specifieke behandeling(en) (4) of Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt, mits de totale waarde ervan niet hoger is dan 20 % van de prijs af fabriek van het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
01997A0716(01) — NL — 01.09.2021 — 003.001 — 90
Post (1) | Omschrijving (2) | Be- of verwerkingen waardoor niet-oorsprongsmaterialen de oorsprong verkrijgen (3) |
Hoofdstuk 33 | Etherische oliën en harsaroma’s; parfumerieën, toiletartikelen en cosmetische producten | Specifieke behandeling(en) (4) of Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt, mits de totale waarde ervan niet hoger is dan 20 % van de prijs af fabriek van het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
Hoofdstuk 34 | Zeep, organische tensioactieve producten, wasmiddelen, smeermiddelen, kunst- was, bereide was, poets- en onderhoudsmiddelen, kaarsen en dergelijke artike- len, modelleerpasta’s, tandtechnische waspreparaten en tandtechnische prepara- ten op basis van gebrand gips | Specifieke behandeling(en) (4) of Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt, mits de totale waarde ervan niet hoger is dan 20 % van de prijs af fabriek van het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
Hoofdstuk 35 | Eiwitstoffen; gewijzigd zetmeel; lijm; enzymen | Specifieke behandeling(en) (4) of Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt, mits de totale waarde ervan niet hoger is dan 20 % van de prijs af fabriek van het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 40 % van de prijs af fabriek van het product |
01997A0716(01) — NL — 01.09.2021 — 003.001 — 91
Post (1) | Omschrijving (2) | Be- of verwerkingen waardoor niet-oorsprongsmaterialen de oorsprong verkrijgen (3) |
Hoofdstuk 36 | Kruit en springstoffen; pyrotechnische artikelen; lucifers; vonkende legeringen; ontvlambare stoffen | Specifieke behandeling(en) (4) of Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt, mits de totale waarde ervan niet hoger is dan 20 % van de prijs af fabriek van het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
Hoofdstuk 37 | Producten voor fotografie en cinematografie | Specifieke behandeling(en) (4) of Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt, mits de totale waarde ervan niet hoger is dan 20 % van de prijs af fabriek van het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
ex Hoofdstuk 38 | Diverse producten van de chemische industrie; met uitzondering van: | Specifieke behandeling(en) (4) of Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt, mits de totale waarde ervan niet hoger is dan 20 % van de prijs af fabriek van het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
01997A0716(01) — NL — 01.09.2021 — 003.001 — 92
Post (1) | Omschrijving (2) | Be- of verwerkingen waardoor niet-oorsprongsmaterialen de oorsprong verkrijgen (3) |
ex 3811 | Dopes (antiklopmiddelen, oxidatievertragers, peptisatiemiddelen, middelen ter verbetering van de viscositeit, corrosievertragers en dergelijke preparaten), voor minerale olie (benzine daaronder begrepen) of voor andere vloeistoffen die voor dezelfde doeleinden worden gebruikt als minerale olie: — Bereide additieven voor smeerolie, aardolie of olie uit bitumineuze mineralen bevattende | Specifieke behandeling(en) (4) of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen van post 3811 niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
ex 3824 99 en ex 3826 00 | Biodiesel | Vervaardiging waarbij biodiesel wordt verkregen door omestering en/of vereste- ring of door hydrobehandeling |
Hoofdstuk 39 | Kunststof en werken daarvan | Specifieke behandeling(en) (4) of Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product. Materialen van dezelfde post als het product mogen evenwel worden gebruikt, mits de totale waarde ervan niet hoger is dan 20 % van de prijs af fabriek van het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
ex Hoofdstuk 40 | Rubber en werken van rubber; met uitzondering van: | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
ex 4012 | Luchtbanden, massieve of halfmassieve banden, van rubber, voorzien van een nieuw loopvlak | Van een nieuw loopvlak voorzien van gebruikte banden |
ex Hoofdstuk 41 | Huiden en vellen (andere dan pelterijen), alsmede leder; met uitzondering van: | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
4104 tot en met 4106 | Gelooide onthaarde huiden en vellen en niet afgewerkt leder (“crust”), alsmede gelooide huiden en vellen en niet afgewerkt leder (“crust”) van niet-behaarde dieren, ook indien gesplit, maar niet verder bewerkt | Herlooien van voorgelooid leder of Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
01997A0716(01) — NL — 01.09.2021 — 003.001 — 93
Post (1) | Omschrijving (2) | Be- of verwerkingen waardoor niet-oorsprongsmaterialen de oorsprong verkrijgen (3) |
Hoofdstuk 42 | Lederwaren; zadel- en tuigmakerswerk; reisartikelen, handtassen en dergelijke bergingsmiddelen; werken van darmen | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
ex Hoofdstuk 43 | Pelterijen en bontwerk; namaakbont; met uitzondering van: | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
ex 4302 | Pelterijen, gelooid of anderszins bereid, samengevoegd: — Banen, zakken, vierkanten, kruisen en dergelijke vormen. — Andere | Bleken of verven, naast snijden en samenvoegen van niet-samengevoegde, ge- looide of anderszins bereide pelterijen Vervaardiging uit niet-samengevoegde gelooide of anderszins bereide pelterijen. |
4303 | Kleding, kledingtoebehoren en andere artikelen, van bont | Vervaardiging uit niet-samengevoegde, gelooide of anderszins bereide pelterijen van post 4302 |
ex Hoofdstuk 44 | Hout en houtwaren; houtskool; met uitzondering van: | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
ex 4407 | Hout, overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of geschild, ge- schaafd, geschuurd of met stuikverbinding, met een dikte van meer dan 6 mm | Schaven, schuren of aaneenvoegen door middel van een stuikverbinding |
ex 4408 | Fineerplaten (die verkregen door het snijden van gelaagd hout daaronder begre- pen) en platen voor de vervaardiging van triplex- en multiplexhout, met een dikte van niet meer dan 6 mm, met verbinding aan de randen, alsmede ander hout, overlangs gezaagd, dan wel gesneden of geschild, met een dikte van niet meer dan 6 mm, geschaafd, geschuurd of met stuikverbinding | Aanbrengen van een verbinding aan de randen, schaven, schuren of aanbrengen van een eindverbinding |
ex 4410 tot en met ex 4413 | Staaflijst van hout, voor meubelen, voor lijsten, voor binnenhuisversiering, voor het wegwerken van elektrische leidingen (groeflatjes en afdekprofielen) en voor dergelijke doeleinden | In profiel frezen of vormen |
01997A0716(01) — NL — 01.09.2021 — 003.001 — 94
Post (1) | Omschrijving (2) | Be- of verwerkingen waardoor niet-oorsprongsmaterialen de oorsprong verkrijgen (3) |
ex 4415 | Pakkisten, kratten, trommels en dergelijke verpakkingsmiddelen, van hout | Vervaardiging uit niet op maat gezaagde planken |
ex 4418 | — Schrijn- en timmerwerk voor bouwwerken, van hout — Staaflijsthout | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product. Panelen met cellenstructuur en dakspanen (“shingles” en “shakes”) mogen evenwel worden gebruikt In profiel frezen of vormen |
ex 4421 | Hout geschikt gemaakt voor de vervaardiging van lucifers; houten schoenpinnen | Vervaardiging uit hout van een willekeurige post, met uitzondering van houtdraad van post 4409 |
Hoofdstuk 45 | Kurk en kurkwaren | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
Hoofdstuk 46 | Vlechtwerk en mandenmakerswerk | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
Hoofdstuk 47 | Houtpulp en pulp van andere cellulosehoudende vezelstoffen; papier en karton voor het terugwinnen (resten en afval) | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
Hoofdstuk 48 | Papier en karton; cellulose-, papier- en kartonwaren | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
Hoofdstuk 49 | Artikelen van de uitgeverij, van de pers of van een andere grafische industrie; geschreven of getypte teksten en plannen | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product of Vervaardiging waarbij de waarde van alle gebruikte materialen niet hoger is dan 50 % van de prijs af fabriek van het product |
01997A0716(01) — NL — 01.09.2021 — 003.001 — 95
Post (1) | Omschrijving (2) | Be- of verwerkingen waardoor niet-oorsprongsmaterialen de oorsprong verkrijgen (3) |
ex Hoofdstuk 50 | Zijde, met uitzondering van: | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
ex 5003 | Afval van zijde (cocons ongeschikt om te worden afgehaspeld, afval van garen en rafelingen daaronder begrepen), gekaard of gekamd | Kaarden of kammen van afval van zijde |
5004 tot en met ex 5006 | Garens van zijde en garens van afval van zijde | (2) Spinnen van natuurlijke vezels of Extrusie van synthetisch of kunstmatig continufilament samen met spinnen of Extrusie van synthetisch of kunstmatig continufilament samen met twijnen of Twijnen samen met om het even welke mechanische bewerking |
5007 | Weefsels van zijde of van afval van zijde | (2) Spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels samen met weven of Extrusie van synthetisch of kunstmatig filamentgaren samen met weven of Twijnen of om het even welke mechanische bewerking samen met weven of Weven samen met verven of Verven van het garen samen met weven of Weven samen met bedrukken of Bedrukken (als zelfstandige bewerking) |
01997A0716(01) — NL — 01.09.2021 — 003.001 — 96
Post (1) | Omschrijving (2) | Be- of verwerkingen waardoor niet-oorsprongsmaterialen de oorsprong verkrijgen (3) |
ex Hoofdstuk 51 | Wol, fijn haar en grof haar; garens en weefsels van paardenhaar (crin), met uitzondering van: | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
5106 tot en met 5110 | Garens van wol, van fijn haar, van grof haar of van paardenhaar (crin) | (2) Spinnen van natuurlijke vezels of Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels samen met spinnen of Twijnen samen met om het even welke mechanische bewerking |
5111 tot en met 5113 | Weefsels van wol, van fijn haar of grof haar, of van paardenhaar (crin): | (2) Spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels samen met weven of Extrusie van synthetisch of kunstmatig filamentgaren samen met weven of Weven samen met verven of Verven van het garen samen met weven of Weven samen met bedrukken of Bedrukken (als zelfstandige bewerking) |
ex Hoofdstuk 52 | Katoen; met uitzondering van: | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
5204 tot en met 5207 | Garens van katoen | (2) Spinnen van natuurlijke vezels of Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels samen met spinnen of Twijnen samen met om het even welke mechanische bewerking |
01997A0716(01) — NL — 01.09.2021 — 003.001 — 97
Post (1) | Omschrijving (2) | Be- of verwerkingen waardoor niet-oorsprongsmaterialen de oorsprong verkrijgen (3) |
5208 tot en met 5212 | Weefsels van katoen | (2) Spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels samen met weven of Extrusie van synthetisch of kunstmatig filamentgaren samen met weven of Twijnen of om het even welke mechanische bewerking samen met weven of Weven samen met verven, aanbrengen van een deklaag of voorzien van inlagen of Verven van het garen samen met weven of Weven samen met bedrukken of Bedrukken (als zelfstandige bewerking) |
ex Hoofdstuk 53 | Andere plantaardige textielvezels; papiergarens en weefsels daarvan, met uitzon- dering van: | Vervaardiging uit materialen van om het even welke post, met uitzondering van materialen van dezelfde post als het product |
5306 tot en met 5308 | Garens van andere plantaardige textielvezels; papiergaren | (2) Spinnen van natuurlijke vezels of Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels samen met spinnen of Twijnen samen met om het even welke mechanische bewerking |
5309 tot en met 5311 | Weefsels van andere plantaardige textielvezels; weefsels van papiergarens: | (2) Spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels samen met weven of Extrusie van synthetisch of kunstmatig filamentgaren samen met weven of |
01997A0716(01) — NL — 01.09.2021 — 003.001 — 98
Post (1) | Omschrijving (2) | Be- of verwerkingen waardoor niet-oorsprongsmaterialen de oorsprong verkrijgen (3) |
Weven samen met verven, aanbrengen van een deklaag of voorzien van inlagen of Verven van het garen samen met weven of Weven samen met bedrukken of Bedrukken (als zelfstandige bewerking) | ||
5401 tot en met 5406 | Garens, monofilamenten en draad van synthetische of kunstmatige filamenten | (2) Spinnen van natuurlijke vezels of Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels samen met spinnen of Twijnen samen met om het even welke mechanische bewerking |
5407 en 5408 | Weefsels van synthetische of kunstmatige filamentgarens | (2) Spinnen van natuurlijke en/of synthetische of kunstmatige stapelvezels samen met weven of Extrusie van synthetisch of kunstmatig filamentgaren samen met weven of Twijnen of om het even welke mechanische bewerking samen met weven of Verven van het garen samen met weven of Weven samen met verven, aanbrengen van een deklaag of voorzien van inlagen of Weven samen met bedrukken of Bedrukken (als zelfstandige bewerking) |
5501 tot en met 5507 | Synthetische of kunstmatige stapelvezels | Extrusie van synthetische of kunstmatige vezels |
01997A0716(01) — NL — 01.09.2021 — 003.001 — 99