Contractueel Onderzoek
Contractueel Onderzoek
Oproep voor het indienen van nieuwe projectvoorstellen
RT, RF & RI
Dienstjaar 2025
Uiterste datum voor het indienen van de projectvoorstellen:
12 april 2024, 12u ’s middags stipt
inzake voedselveiligheid en gezondheidsbeleid van dieren en planten
INHOUDSTAFEL
1.2.1 Thematische oproep (RT projecten) 3
1.2.2 Vrije oproep (RF projecten) 3
1.2.3 Samenstelling van het consortium 4
1.2.4 Tijdslijn van de nationale oproep 4
1.3 Transnationale oproep (RI projecten): Euphresco-plantengezondheid 4
1.3.3 Tijdslijn van de transnationale oproep 6
1.4 Gebruik van de gegevens van de voedselconsumptiepeiling 6
2 THEMATISCHE OPROEP (RT PROJECTEN) 7
2.1 FASE 1: RT INTENTIEVERKLARING 7
2.1.1 Opmaak van de RT intentieverklaringen 7
2.1.2 Indiening van de RT intentieverklaringen 7
2.1.3 Evaluatie van de RT intentieverklaringen 7
2.2 FASE 2: GEDETAILLEERD RT PROJECTVOORSTEL 9
2.2.1 Opmaak van de gedetailleerde RT projectvoorstellen 9
2.2.2 Indiening van de gedetailleerde RT projectvoorstellen 9
2.2.3 Evaluatie van de gedetailleerde RT projectvoorstellen 9
3 VRIJE OPROEP (RF PROJECTEN) 11
3.1 FASE 1: RF INTENTIEVERKLARING 11
3.1.1 Opmaak van de RF intentieverklaringen 11
3.1.2 Indiening van de RF intentieverklaringen 11
3.1.3 Evaluatie van de RF intentieverklaringen 11
3.2 FASE 2: GEDETAILLEERD RF PROJECTVOORSTEL 16
3.2.1 Opmaak van de gedetailleerde RF projectvoorstellen 17
3.2.2 Indiening van de gedetailleerde RF projectvoorstellen 17
3.2.3 Evaluatie van de gedetailleerde RF projectvoorstellen 17
4 TRANSNATIONALE OPROEP (RI PROJECTEN): Euphresco - plantengezondheid 19
4.1 FASE 1: RI “EXPRESSION OF INTEREST” 19
4.1.1 Opmaak van de RI “Expressions of Interest” 19
4.1.2 Indiening van de RI “Expressions of Interest” 19
4.1.3 Evaluatie van de RI “Expressions of Interest” 20
4.2 FASE 2: GEDETAILLEERD RI PROJECTVOORSTEL 20
5.3.1 Betoelaagde personeelskosten 23
5.3.2 Niet-betoelaagde personeelskosten 23
5.4.1 Courante werkingskosten 24
5.4.2 Specifieke werkingskosten 24
6 VALORISATIE VAN DE ONDERZOEKSRESULTATEN 27
7 INSTRUCTIES MET BETREKKING TOT DE MELDINGSPLICHT 28
7.2 Acties tijdens de uitwerking van het projectvoorstel 28
7.3 Acties tijdens de uitvoering van het onderzoek 29
8 BESCHERMING VAN PERSOONSGEGEVENS 30
8.1 Rechtsgrond en doeleinden van de verwerkingen 30
8.5 Recht op inzage, rectificatie, bezwaar en wissen 31
Bijlage 1: Onderzoeksthema’s 36
Bijlage 2: Model RT intentieverklaring (fase 1) 58
Bijlage 3: Model gedetailleerd RT projectvoorstel (fase 2) 62
Bijlage 4: Model RF intentieverklaring (fase 1) 70
Bijlage 5: Model gedetailleerd RF projectvoorstel (fase 2) 75
Bijlage 6: Template RI Expression of Interest (step 1) 83
Bijlage 7: Model voor de budgettaire tabellen 86
1 INLEIDING
De Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu (FOD Volksgezondheid) kent toelagen toe voor wetenschappelijk onderzoek ter ondersteuning van het beleid inzake voedselveiligheid en dieren- en plantengezondheid. Alle Belgische onderzoeksinstellingen kunnen op deze oproep inschrijven. Samenwerking tussen onderzoeksinstellingen is mogelijk via de vorming van een consortium geleid door een coördinator.
De organisatie van de oproep en het beheer van de selectieprocedure is in handen van de cel Contractueel Onderzoek.
Toelagen kunnen worden toegekend voor thematische (Targeted Research, RT), vrije (Free Research, RF) en transnationale projectvoorstellen (International Research, RI). De FOD Volksgezondheid voorziet voor deze oproep een totaal budget van maximaal 5.468.000 euro. De cel Contractueel Onderzoek organiseert op donderdag 22 februari 2024 in de namiddag een informatiesessie (webinar) over de oproep. Indien u wenst deel te nemen, kan u zich hier inschrijven tot en met 20 februari 2024.
1.2.1 Thematische oproep (RT projecten)
De thematische oproep betreft de oproep tot het indienen van projectvoorstellen op basis van gerichte onderzoeksthema’s die vastgelegd zijn door de bevoegde minister.
De beoordeling en selectie van de projectvoorstellen gebeurt in twee fasen. In een eerste fase wordt een RT intentieverklaring ingediend. De relevantie ten opzichte van het thema, de toepasbaarheid van de onderzoeksresultaten voor de Overheid en de wetenschappelijke kwaliteit van de intentieverklaringen worden beoordeeld.
Voor de weerhouden voorstellen wordt in de tweede fase gevraagd een volledig uitgewerkt en gedetailleerd projectvoorstel in te dienen. Dit wordt vervolgens opnieuw geëvalueerd voor wat betreft zijn relevantie en wetenschappelijke kwaliteit.
1.2.2 Vrije oproep (RF projecten)
Binnen de vrije oproep kunnen beleidsondersteunende projectvoorstellen inzake voedselveiligheid en dieren- en plantengezondheid ingediend worden waarbij het onderwerp bepaald wordt door het consortium zelf.
In een eerste fase worden deze projectvoorstellen ingediend onder de vorm van een RF intentieverklaring. Op basis hiervan wordt een preselectie uitgevoerd, die steunt op de relevantie voor het beleid inzake voedselveiligheid en dieren- en plantengezondheid, evenals op de wetenschappelijke kwaliteit.
Voor de weerhouden voorstellen wordt in de tweede fase gevraagd een volledig uitgewerkt en gedetailleerd projectvoorstel in te dienen. Dit wordt vervolgens in detail geëvalueerd voor wat betreft de wetenschappelijke kwaliteit van het voorstel.
1.2.3 Samenstelling van het consortium
Een projectvoorstel kan ingediend worden door één of meerdere instellingen. Uitsluitend Belgische onderzoeksinstellingen kunnen deel uitmaken van het consortium. Eén partner treedt op als coördinator. Er kan slechts één partner per onderzoeksgroep van een bepaalde instelling deelnemen aan het consortium.
Buitenlandse expertise kan enkel worden ingebracht via onderaanneming, onder de voorwaarden vermeld in rubriek 5. Budgettaire informatie.
In geval van gunstig advies voor betoelaging van het project ondertekenen de verantwoordelijken van de betrokken onderzoeksinstellingen het basiscontract, opgemaakt volgens model vastgelegd in het ministerieel besluit van 4 augustus 2014 tot vaststelling van het model van contract voorzien in artikel 9 van het koninklijk besluit van 21 december 2013 tot vaststelling van de voorwaarden van toekenning van toelagen voor wetenschappelijk onderzoek inzake voedselveiligheid, sanitair beleid van dieren en planten. De ondertekening gebeurt door middel van een gecertificeerde elektronische handtekening. De partners aanvaarden daarbij de voorwaarden vastgelegd in het contract.
1.2.4 Tijdslijn van de nationale oproep
Fase 1 Intentieverklaring | Lancering oproep | 15 februari 2024 |
Informatiesessie | 22 februari 2024, 13u30-15u30 | |
Uiterste indiendatum | 12 april 2024, 12u00 | |
Communicatie van de resultaten | eind juni/begin juli 2024 | |
Fase 2 Gedetailleerd projectvoorstel | Uitnodiging voor fase 2 | eind juni/begin juli 2024 |
Uiterste indiendatum | 13 september 2024, 12u00 | |
Betoelaging | Communicatie van de resultaten | ten laatste midden februari 2025 |
Startdatum van het project | ten vroegste 1 april 2025 |
1.3 Transnationale oproep (RI projecten): Euphresco- plantengezondheid
De transnationale oproep tot indiening van projectvoorstellen betreft gerichte internationale onderzoeksthema’s in het domein van de plantengezondheid. Deze thema’s werden geselecteerd uit een lijst opgesteld door de leden van het Euphresco netwerk en EUPHRESCO IIIi partners.
Euphresco is een internationaal netwerk van organisaties actief in het domein van de
i Dit project wordt gefinancierd door het HORIZON-WIDERA-2023-01-01 programma van de Europese Unie onder subsidieovereenkomst nr. 101130467.
plantengezondheid. Het netwerk bestaat vandaag uit meer dan 70 organisaties afkomstig uit meer dan 50 landen. Het netwerksecretariaat is gehuisvest bij de Europese en Mediterrane Plantengezondheidsorganisatie (EPPO, Parijs). Het netwerk streeft ernaar de coördinatie en de samenwerking op het gebied van de financiering van fytosanitair onderzoek te bevorderen.
Meer informatie over het netwerk vindt u op de website xxx.xxxxxxxxx.xxx.
Elk jaar organiseert Xxxxxxxxx een oproep voor het financieren van transnationale onderzoeksprojecten. Deze transnationale financiering richt zich voornamelijk op toegepast onderzoek in relatief kleine projecten van korte tot middellange duur (1 tot 3 jaar). Op deze manier kan het snel en gericht antwoorden bieden aan de noden met betrekking tot quarantaine- organismen.
Het financieringsmechanisme en het projectbudget worden bepaald door de deelnemende betoelagende instellingen. Er zijn drie mechanismen die worden gehanteerd binnen het Euphresco netwerk: de “real pot”, de “virtual pot” en het “non-competitive” mechanisme.
De FOD Volksgezondheid kan binnen haar wettelijk kader enkel deelnemen aan het “virtual pot” mechanisme, dit wil zeggen dat enkel de eigen, nationale onderzoeksinstellingen kunnen worden betoelaagd, en dit enkel via projecten die worden geselecteerd in een competitieve procedure.
Omdat vele Euphresco partners kunnen werken via het “non-competitive” mechanisme en hieraan ook de voorkeur geven, wordt er vaak een gemengd “virtual pot / non-competitive” mechanisme opgezet. Dit is ook voor deze oproep het geval: de cel Contractueel Onderzoek van de FOD Volksgezondheid lanceert een “Virtual Pot” oproep voor de Belgische onderzoeksinstellingen. Het geselecteerde Belgische consortium treedt vervolgens toe tot het transnationale onderzoeksconsortium van de “non-competitive” partners.
De FOD Volksgezondheid heeft 3 thema’s geselecteerd uit de lijst van 21 onderzoeksprioriteiten die werden geïdentificeerd door het Euphresco netwerk (zie bijlage 1).
De selectie van de projectvoorstellen zal in twee fasen gebeuren. In de eerste fase wordt een oproep gedaan voor het indienen van een “Expression of Interest”.
In de tweede fase en na ontvankelijkheid van het voorstel zullen de promotoren worden uitgenodigd voor het indienen van een “full proposal”. Dit volledig uitgewerkt en gedetailleerd projectvoorstel moet een beschrijving geven van de specifieke taken van het Belgisch consortium als deel van het transnationaal onderzoeksproject. Deze tweede fase wordt beheerd door het Euphresco-secretariaat. Het projectvoorstel zal door een internationaal panel van experten worden geëvalueerd voor wat betreft de relevantie en wetenschappelijke kwaliteit.
De RI oproep wordt vroegtijdig gelanceerd om de tijdslijn van de oproep zo goed mogelijk af te stemmen op de overkoepelende Euphresco-kalender. Ten laatste op vrijdag 22 maart 2024 zal de cel Contractueel Onderzoek een eerste update van de thema’s op haar website publiceren. Een definitieve lijst zal pas beschikbaar zijn half november 2024. Dit heeft de volgende consequenties:
• Indien er voor bepaalde geselecteerde thema’s onvoldoende interesse is van de andere transnationale partners, kunnen er na de opstart van de tweede fase bepaalde thema’s wegvallen.
• De thema-omschrijvingen, die de transnationale onderzoeksideeën beschrijven, zijn in sommige gevallen slechts beperkt uitgewerkt. De uitgebreide thema-omschrijvingen
zijn midden juli 2024 beschikbaar en worden dus enkel doorgegeven aan de coördinatoren van de voorstellen die weerhouden zijn voor de tweede fase.
1.3.3 Tijdslijn van de transnationale oproep
Fase 1 Intentieverklaring | Lancering oproep | 15 februari 2024 |
Informatiesessie | 22 februari 2024, 13u30-15u30 | |
Update thema’s beschikbaar op de website van Contractueel Onderzoek | 22 maart 2024 | |
Uiterste indiendatum | 12 april 2024, 12u00 | |
Communicatie van de resultaten | eind juni/begin juli 2024 | |
Fase 2 Gedetailleerd projectvoorstel | Uitnodiging voor fase 2 en bijhorende richtlijnen/documenten | midden juli 2024 |
Uiterste indiendatum | 13 september 2024, 12u00 | |
Betoelaging | Communicatie van de resultaten | midden november 2024 |
Startdatum van het project | Ten vroegste 1 april 2025 |
1.4 Gebruik van de gegevens van de voedselconsumptiepeiling
Voor projectvoorstellen die het gebruik van de gegevens van de nationale voedselconsumptiepeiling (VCP 2014) vereisen, wordt gevraagd contact op te nemen met Sciensano via xxx@xxxxxxxxx.xx.
Om een beeld te krijgen van de beschikbare gegevens, stelt de FOD Volksgezondheid de frequentietabellen opgesteld door Sciensano ter beschikking als bijlage bij de informatiebrochure. Deze frequentietabellen, gebaseerd op de VCP 2014, geven de consumptiefrequentie van voedingsmiddelen weer, gegroepeerd volgens het voedselcategorisatiesysteem FoodExii op verschillende niveaus. Men kan zien hoeveel personen een bepaald levensmiddel of groep van levensmiddelen geconsumeerd hebben tijdens de uitvoering van de peiling.
Men kan deze frequentietabellen onder andere gebruiken:
• voor het bepalen van prioriteiten;
• voor de opmaak van een monsternameplan;
• voor het inschatten van de haalbaarheid van innameberekeningen.
De Nationale Voedselconsumptiepeiling 2022 is lopende. De data zullen in 2025 beschikbaar zijn. De modaliteiten voor de toegang tot de data moeten nog bepaald worden.
ii Raadpleeg de meest recente versie van FoodEx2 voor de laatste update van de terminologie
2 THEMATISCHE OPROEP (RT PROJECTEN)
De RT projectvoorstellen worden in twee fasen beoordeeld: Fase 1: RT intentieverklaring
Fase 2: gedetailleerd RT projectvoorstel
De maximale duur en de betoelaging zijn thema-afhankelijk en staan vermeld in de thema- omschrijving (Bijlage 1. Onderzoeksthema’s RT projecten). De gevraagde toelage en de verdeling ervan dient in overeenstemming te zijn met de reële kosten in relatie tot de duur, de aard, de benodigde uitrusting en expertise van het onderzoek noodzakelijk om de nagestreefde doelstellingen te bereiken.
2.1 FASE 1: RT INTENTIEVERKLARING
2.1.1 Opmaak van de RT intentieverklaringen
Volgende documenten zijn relevant voor de thematische projectvoorstellen in fase 1:
Bijlage 1 onderzoeksthema’s van de thematische oproep
Bijlage 2 model voor de opmaak van de RT intentieverklaring
De elektronische versies zijn terug te vinden op de website van Contractueel Onderzoek.
2.1.2 Indiening van de RT intentieverklaringen
De RT intentieverklaring (Bijlage 2) in Word en in doorzoekbaar pdf-formaat wordt elektronisch ingediend via e-mail naar xxxxxxxxxxxx.xxxxxxxxx@xxxxxx.xxxx.xx. De uiterste datum voor het indienen van de RT intentieverklaring (fase 1) is vrijdag 12 april 2024 om 12u ’s middags stipt.
2.1.3 Evaluatie van de RT intentieverklaringen
2.1.3.1 Ontvankelijkheid van de RT intentieverklaringen
De ontvankelijkheid van de RT intentieverklaringen wordt beoordeeld door de cel Contractueel Onderzoek, in consultatie met het directoraat-generaal Xxxx, Plant en Voeding en het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV).
De criteria zijn:
1. tijdige indiening, datum en uur van de e-mail gelden als bewijs.
2. de vorm :
• het voorstel moet ingediend worden volgens het model en de richtlijnen beschreven in Bijlage 2;
• de aangegeven limieten dienen strikt gerespecteerd te worden en het lettertype van de tekst (Times New Roman, lettergrootte 12) mag niet worden gewijzigd;
• de aanvraag mag maximaal 6 bladzijden tellen, exclusief de titelpagina en de identificatie van de coördinator; bijlagen worden niet aanvaard;
• de aanvraag moet opgesteld zijn in het Nederlands, Frans of Engels; het corresponderende model dient gebruikt te worden;
de titel van het projectvoorstel moet opgesteld worden in het Nederlands, Frans en Engels.
3. overeenkomst met een thema :
Enkel RT intentieverklaringen die beantwoorden aan één van de in Bijlage 1 opgelijste thema’s zijn ontvankelijk. Wanneer het voorstel niet alle onderzoeksvragen omvat of niet aan alle vereisten beantwoordt, dient dit onderbouwd te worden.
Ook wanneer het voorstel verder gaat dan wat gevraagd is, wordt een motivatie opgenomen in de intentieverklaring.
4. afwezigheid van overlap met bestaand of lopend onderzoek:
Onderzoek dat complementair is aan bestaand of lopend onderzoek is ontvankelijk, mits duidelijke verantwoording van de complementariteit.
5. de samenstelling van het consortium, zoals vermeld onder punt 1.2.3.
2.1.3.2 Inhoudelijke evaluatie van de RT intentieverklaringen
De ontvankelijk verklaarde RT intentieverklaringen worden door het Beoordelingscomité beoordeeld volgens de onderstaande modaliteiten:
1. De relevantiescore (op 30 punten) als weergave van de mate waarin de intentieverklaring beantwoordt aan een thema en de mogelijke impact van het voorgestelde onderzoek.
Volgende elementen worden beoordeeld:
• de mate waarin het voorstel beantwoordt aan de vereisten geformuleerd in de thema-omschrijving;
• de waarde en bruikbaarheid van de verwachte resultaten;
• de oplossingsgerichtheid van het onderzoek;
• de meerwaarde ten opzichte van lopend of bestaand onderzoek;
• de timing ten opzichte van de agenda van het beleid;
• de potentiële bijdrage aan beleidsbeslissingen.
Enkel de RT intentieverklaringen met een relevantiescore van tenminste 21/30 worden aan de wetenschappelijke evaluatie onderworpen.
2. De wetenschappelijke score (op 20 punten) als weergave van :
• het wetenschappelijk niveau
• de methodologie
• de originaliteit
• de haalbaarheid
van het voorgestelde onderzoek.
De RT intentieverklaringen die een wetenschappelijke score behalen van tenminste 13/20, worden op basis van de totale score (50 punten) en per thema gerangschikt. Op basis van deze rangschikking en het advies van het Beoordelingscomité wordt een prioritaire lijst van RT intentieverklaringen opgesteld. Cel Contractueel Onderzoek communiceert de resultaten eind juni/begin juli 2024.
2.2 FASE 2: GEDETAILLEERD RT PROJECTVOORSTEL
In de tweede fase worden de consortia van de prioritaire RT intentieverklaringen uitgenodigd om een volledig uitgewerkt en gedetailleerd projectvoorstel in te dienen.
2.2.1 Opmaak van de gedetailleerde RT projectvoorstellen
Het is uiterst belangrijk om het projectvoorstel duidelijk, volledig en met de grootste zorg op te stellen. Het gedetailleerd projectvoorstel mag niet afwijken van de intentieverklaring voor wat betreft de onderzoeksvragen en de gebruikte methodologie, tenzij dit expliciet gevraagd werd door de cel Contractueel Onderzoek. Indien u op eigen initiatief alsnog wijzigingen wenst aan te brengen, moet u vóór de indiening van uw gedetailleerd projectvoorstel contact opnemen met de wetenschappelijke adviseurs van de cel Contractueel Onderzoek (Xx. Xxx Xxxxxx, Xx. Xxxxxxx Xxx Xxxxxx of Xx. Xxxx Xxxxxxxx, zie rubriek 10. Contactinformatie).
Wijzigingen ten opzichte van de intentieverklaring moeten in de daartoe voorziene rubriek “historiek van wijzigingen” vermeld en verantwoord worden.
Volgende documenten zijn relevant voor de thematische projectvoorstellen in fase 2: Bijlage 3 model voor de opmaak van het gedetailleerde RT projectvoorstel Bijlage 7 budgettaire tabellen
De elektronische versies zijn terug te vinden op de website van Contractueel Onderzoek.
2.2.2 Indiening van de gedetailleerde RT projectvoorstellen
Het gedetailleerde RT projectvoorstel (Bijlage 3) in een Word en in doorzoekbare pdf en de budgettaire tabellen (Bijlage 7) in Excel worden elektronisch ingediend via e-mail naar xxxxxxxxxxxx.xxxxxxxxx@xxxxxx.xxxx.xx. De uiterste datum voor het indienen van het gedetailleerde RT projectvoorstel (fase 2) is vrijdag 13 september 2024 om 12u ’s middags stipt.
2.2.3 Evaluatie van de gedetailleerde RT projectvoorstellen
2.2.3.1 Ontvankelijkheid van de gedetailleerde RT projectvoorstellen
De ontvankelijkheid van de gedetailleerde RT projectvoorstellen wordt beoordeeld door de cel Contractueel Onderzoek op basis van:
1. tijdige indiening, datum en uur van de e-mail gelden als bewijs.
2. de vorm
• het voorstel moet ingediend worden volgens het model en de richtlijnen beschreven in Bijlage 3;
• de aangegeven limieten dienen strikt gerespecteerd te worden en het lettertype van de tekst (Times New Roman, lettergrootte 12) mag niet worden gewijzigd;
• de aanvraag mag maximaal 30 bladzijden tellen, exclusief de titelpagina en de identificatie van het consortium, maar inclusief de budgettabellen en de referentielijst;
• bijlagen worden niet aanvaard, met uitzondering van de budgettabellen die zowel in het voorstel en apart als Excel-document worden verwacht;
• de aanvraag moet opgesteld zijn in het Nederlands, Frans of Engels; het corresponderende model dient gebruikt te worden.
2.2.3.2 Inhoudelijke evaluatie van de RT projectvoorstellen
De projectvoorstellen worden door een College van deskundigen beoordeeld op basis van de volgende vijf criteria:
a. het wetenschappelijk niveau t.o.v. internationale standaarden en het expertise- niveau van de onderzoekspartners;
b. de kwaliteit van het werkplan;
c. de originaliteit van de benadering;
d. de haalbaarheid in relatie tot de vooropgestelde doelstellingen, de planning, de organisatie en de aangevraagde budgettaire middelen;
e. de relevantie van het project ten aanzien van de te bereiken doelstellingen beschreven in de thema-omschrijving.
De consortia worden uitgenodigd om hun projectvoorstel toe te lichten op de evaluatievergadering met het College van deskundigen. De beoordeling van het College van deskundigen wordt voor advies voorgelegd aan het Beoordelingscomité. Ten laatste midden februari 2025 informeert de cel Contractueel Onderzoek de consortia over het resultaat.
Het gunstig advies voor betoelaging wordt door de bevoegde minister bekrachtigd in een ministerieel besluit. Vervolgens wordt een contract opgemaakt tussen de Overheid en de betrokken onderzoeksinstellingen waarin alle voorwaarden worden vastgelegd.
3 VRIJE OPROEP (RF PROJECTEN)
De RF projectvoorstellen worden in twee fasen beoordeeld: Fase 1: RF intentieverklaring
Fase 2: gedetailleerd RF projectvoorstel.
De minimale duur van een RF project is 12 maanden, de maximale duur is 48 maanden. De gevraagde toelage en de verdeling ervan dienen in overeenstemming te zijn met de reële kosten in relatie tot de duur, de aard, de benodigde uitrusting en expertise van het onderzoek noodzakelijk om de nagestreefde doelstellingen te bereiken. De richtwaarde die per onderzoeksjaar wordt gehanteerd bedraagt 110.000 EUR.
3.1 FASE 1: RF INTENTIEVERKLARING
3.1.1 Opmaak van de RF intentieverklaringen
Bijlage 4 is het relevante model voor de opmaak van de RF intentieverklaring. De elektronische versie is terug te vinden op de website van Contractueel Onderzoek.
3.1.2 Indiening van de RF intentieverklaringen
De RF intentieverklaring (Bijlage 4) in Word en in doorzoekbaar pdf-formaat wordt elektronisch ingediend via e-mail naar xxxxxxxxxxxx.xxxxxxxxx@xxxxxx.xxxx.xx. De uiterste datum voor het indienen van de RF intentieverklaring (fase 1) is vrijdag 12 april 2024 om 12u ’s middags stipt.
3.1.3 Evaluatie van de RF intentieverklaringen
3.1.3.1 Ontvankelijkheid van de RF intentieverklaringen
De ontvankelijkheid van de RF intentieverklaringen wordt beoordeeld door de cel Contractueel Onderzoek, in samenspraak met het directoraat-generaal Xxxx, Plant en Voeding en het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV).
Dit gebeurt op basis van volgende administratieve en inhoudelijke criteria:
1. tijdige indiening, datum en uur van de e-mail gelden als bewijs.
2. de vorm
• het voorstel moet ingediend worden volgens het model en de richtlijnen beschreven in Bijlage 4;
• de aangegeven limieten dienen strikt gerespecteerd te worden en het lettertype van de tekst (Times New Roman, lettergrootte 12) mag niet worden gewijzigd;
• de aanvraag mag maximaal 6 bladzijden tellen, exclusief de titelpagina en de identificatie van de coördinator; bijlagen worden niet aanvaard;
• de aanvraag moet opgesteld zijn in het Nederlands, Frans of Engels; het corresponderende model dient gebruikt te worden;
• de titel van het projectvoorstel moet opgesteld te worden in het Nederlands, Frans
en Engels.
3. samenstelling van het consortium, zoals vermeld onder punt 1.2.3.
4. afwezigheid van overlap met de thema’s in de thematische oproep (RT) of met een bestaand of lopend onderzoek.
Onderzoek dat complementair is aan een bestaand of lopend onderzoek is ontvankelijk, mits duidelijke verantwoording van de complementariteit.
5. betrokken onderzoeksdomeinen: het onderzoeksonderwerp moet passen binnen de activiteitsdomeinen van Contractueel Onderzoek.
In het algemeen moeten de onderzoeksonderwerpen kaderen in de domeinen voedselveiligheid, dierengezondheid en/of plantengezondheid. Het onderzoek moet het beleid in deze domeinen ondersteunen of helpen voorbereiden. Concreet betekent dit dat het onderzoek kennis moet aanleveren die de Overheid, met name de FOD Volksgezondheid en het FAVV, ondersteunt in één of meerdere van haar opdrachten, waaronder:
▪ het opstellen of het aanpassen van wetgeving, aanbevelingen of adviezen;
▪ het opstellen of het aanpassen van controleprogramma’s of (auto)controlegidsen;
▪ het uitwerken van strategieën voor risico-evaluatie of risicobeheersing;
▪ het implementeren van (analyse)methoden voor de controle op de naleving van de regelgeving;
▪ het nemen van maatregelen in crisissituaties;
▪ het stellen van prioriteiten of het inspelen op nieuwe evoluties.
Het onderzoeksonderwerp mag niet binnen de bevoegdheden van de regionale overheden vallen tenzij er cofinanciering is voor de aspecten die onder regionale bevoegdheid vallen. Ook indien het projectvoorstel werkpakketten of taken bevat die buiten de specifieke bevoegdheid van Contractueel Onderzoek vallen, moeten deze gefinancierd worden door een externe financieringsbron. Uitzonderingen hierop zullen ad hoc bestudeerd worden in functie van hun belang voor voedselveiligheid, dierengezondheid en plantengezondheid onder bevoegdheid van de federale overheden.
In onderstaande tabel wordt een (niet exhaustief) overzicht gegeven van onderwerpen die wel en niet passen binnen de bevoegdheid van Contractueel Onderzoek. Omdat een scherpe aflijning niet steeds mogelijk is, evalueren experten van de FOD Volksgezondheid en het FAVV de inhoudelijke ontvankelijkheid van elke intentieverklaring. Een aantal van de opgenomen voorbeelden vloeien voort uit het ontvankelijkheidsonderzoek van recente oproepen. De experten van de FOD Volksgezondheid en het FAVV behouden zich het recht om elk onderzoeksproject te evalueren op basis van de specifieke kenmerken ervan met betrekking tot de ontvankelijkheidscriteria.
We raden u aan ook het overzicht van lopende en afgesloten projecten, gepubliceerd op de website van de cel Contractueel Onderzoek, te consulteren.
Indien u niet zeker bent van de ontvankelijkheid van uw onderzoeksidee, kan u vóór de indiening van uw intentieverklaring contact opnemen met de wetenschappelijke adviseurs van de cel Contractueel Onderzoek (Xx. Xxx Xxxxxx, Xx. Xxxxxxx Xxx Xxxxxx of Xx. Xxxx Xxxxxxxx, zie rubriek 10. Contactinformatie).
Algemeen | Ontvankelijk | Niet ontvankelijk |
VOEDSELVEILIGHEID | ||
Onderzoek naar de veiligheid van levensmiddelen | • doorheen de keten (primaire productie, verwerking, verpakking, bewaring) tot het moment van consumptie: chemische en microbiële contaminanten, toxines, additieven, aroma’s, enzymen, technische hulpstoffen, voedselcontactmaterialen, voedingssupplementen, nieuwe voedingsmiddelen (“novel food”), GGO’s, allergenen, residu’s van gewasbeschermingsmiddelen in levensmiddelen, decontaminatiemiddelen, residu’s van biociden in levensmiddelen, … • opkomende risico’s • antimicrobiële resistentie • uitwerken van nieuwe aspecten of methoden voor risicobeoordeling • ontwikkeling van nieuwe methoden voor monsterneming en/of analyse • risicobeoordelingen • innamestudies • onderzoek naar aanwezigheid, concentraties en/of prevalenties van chemische en microbiële contaminanten in levensmiddelen • onderzoek naar bronnen, routes, reductie en preventie van contaminanten in levensmiddelen (wanneer de bron diervoerders zijn, kan dit ook onderzoek in diervoeders omvatten) • onderzoek naar de impact van bestaande en potentiële beheersmaatregelen • in vitro, in silico en ex-vivo toxicologisch onderzoek of dierproeven voor contaminanten • onderzoek naar de transfer van chemische en microbiële contaminanten van diervoeders via dieren naar dierlijke producten | • onderzoek ter voorbereiding van toelatings- of herbeoordelingsdossiers voor additieven, nieuwe voedingsmiddelen (“novel food”), aroma’s, voedingsenzymen, gewasbeschermingsmiddelen, decontaminatiemiddelen, biociden, (gerecycleerde) voedselcontactmaterialen …. • onderzoek naar het bewijs van gezondheidsbeweringen en gezondheidsvoordelen • onderzoek naar de voedselveiligheid van teelten door particulieren, tenzij dit invloed heeft op of inzichten verschaft in de voedselveiligheid van de algemene bevolking • humaan klinisch onderzoek • zuiver milieuonderzoek tenzij bijvoorbeeld onderzoek naar milieucontaminanten in voeding • biodiversiteitsonderzoek • duurzaamheidsonderzoek, tenzij er een duidelijke link is met voedselveiligheid • onderzoek in functie van het nutritioneel beleid (inname van suiker, zout, vet, …) tenzij er een duidelijke link is met voedselveiligheid • onderzoek naar nutriëntverrijking, tenzij dit invloed heeft op het voedselveiligheidsbeleid (vb. risico op overdosis) • onderzoek naar de impact van blootstelling aan chemische agentia (bv. gewasbeschermingsmiddelen) via inhalatie of huidcontact op de gezondheid van werknemers of privépersonen • routinecontroles op de naleving van bestaande normen |
• ontwikkeling van methoden voor fraudeonderzoek in relatie tot voedselveiligheid | ||
Algemeen | Ontvankelijk | Niet ontvankelijk |
DIERENGEZONDHEID | ||
Onderzoek naar ziekten, pathogenen en/of hun vectoren bij dieren inclusief bijen; Onderzoek naar contaminanten in diervoeders | • ontwikkeling van nieuwe diagnostische methoden voor dierziekten • epidemiologisch onderzoek • risicofactorenonderzoek • antimicrobiële resistentie • antiparasitaire resistentie • uitwerken van nieuwe aspecten of methoden voor risicobeoordeling • ontwikkeling van nieuwe of verbeterde methoden voor monsterneming en/of analyse • basisonderzoek voor de identificatie van vaccinantigenen / proof-of-concept onderzoek voor het testen van vaccinantigenen en vaccintoepassingen onder specifiek Belgische dierhouderij- omstandigheden • studie van de impact van mogelijke ziektebeheersmaatregelen • onderzoek naar zoönotische pathogenen (al dan niet ziekmakend voor dieren) • onderzoek naar chemische en microbiële contaminanten, toxines, … die de diergezondheid negatief kunnen beïnvloeden, al dan niet via diervoeders • (her)opduikende risico’s • ziektewaarschuwings- en bewakingssystemen | • louter klinisch onderzoek bij gezelschapsdieren • louter zoötechnisch onderzoek • genetische selectie behalve wanneer het te maken heeft met ziekteresistentie • nutritioneel onderzoek • louter dierenwelzijnsonderzoek (bv. kreupelheid) • routinecontroles op de naleving van bestaande normen • onderzoek naar ziekten bij wilde fauna, gezelschapsdieren of voedselproducerende dieren gehouden door particulieren, tenzij deze invloed hebben op dierengezondheid of voedselveiligheid • onderzoek ter voorbereiding van registratiedossiers of aanvraag tot vergunning (voedingssupplementen, diergeneesmiddelen, biociden, … ) • zuiver milieuonderzoek |
Algemeen | Ontvankelijk | Niet ontvankelijk |
PLANTENGEZONDHEID | ||
Onderzoek naar organismen die schadelijk zijn voor gecultiveerde en/of wilde planten, meer bepaald quarantaine- organismen en organismen die nieuw, ongekend of weinig verspreid zijn en waarvoor meer informatie nodig is in het kader van een toekomstige regulering (classificatie als quarantaineorganisme) of het toekomstige plantengezondheids- beleid (preventie, uitroeiing, inperking) | • bepaling van het voorkomen, de verspreiding (pest status) en het vestigingspotentieel • studie van de biologie • epidemiologisch onderzoek • verkenning van de impact van mogelijke beheersmaatregelen • uitwerken van nieuwe aspecten of methoden voor risicobeoordeling • ontwikkeling van nieuwe methoden voor waarschuwing, surveillance, monitoring, monsterneming en/of diagnose, identificatie of kwantificatie • risicobeoordelingen • aanleveren van wetenschappelijke elementen voor Pest Risk Assessments (PRA) | • onderzoek naar gereguleerde niet- quarantaineorganismen en organismen waarvan duidelijk is dat ze niet voldoen aan de criteria voor classificatie als quarantaineorganisme • onderzoek naar invasieve soorten in het kader van Verordening (EU) 1143/2014 • plantenveredelingsonderzoek behalve wanneer het een veredeling naar grotere (fytosanitaire) ziekteresistentie betreft • onderzoek naar duurzame landbouw behalve wanneer dit kadert in het fytosanitair beleid • zuiver onderzoek naar het op punt stellen of verbeteren van geïntegreerde ziektebestrijding (IPM) • onderzoek in het kader van xxxxxxxxxx behalve wanneer dit kadert in het fytosanitair beleid • biodiversiteitsonderzoek behalve wanneer dit kadert in het fytosanitair beleid • routinecontroles op de naleving van bestaande normen |
3.1.3.2 Inhoudelijke evaluatie van de RF intentieverklaringen
De ontvankelijk verklaarde RF intentieverklaringen worden door het Beoordelingscomité beoordeeld, en dit volgens de onderstaande modaliteiten:
1. De relevantiescore (op 30 punten) wordt toegekend als weergave van de opportuniteit en de geschiktheid als beleidsondersteunend onderzoek en de mogelijke impact ervan. Volgende elementen worden beoordeeld:
• de situering ten aanzien van de prioriteiten van de federale overheid
• de waarde en bruikbaarheid van de verwachte resultaten
• de oplossingsgerichtheid van het onderzoek
• de meerwaarde ten aanzien van een lopend of bestaand onderzoek
• de potentiële bijdrage aan beleidsbeslissingen
• de timing ten opzichte van de agenda van het beleid
• het kwantitatief belang
• de ernst van de problematiek
• de budgettaire impact
• de impact op maatschappelijk en ethisch vlak
• de relevantie ten aanzien van de noden van de sector.
Enkel de RF intentieverklaringen met een relevantiescore van tenminste 21/30 worden aan de wetenschappelijke evaluatie onderworpen.
2. De wetenschappelijke score (op 20 punten) wordt toegekend als weergave van
• het wetenschappelijk niveau
• de methodologie
• de originaliteit
• de haalbaarheid
van het voorgestelde onderzoek.
De RF intentieverklaringen die een wetenschappelijke score behalen van tenminste 13/20, worden op basis van de totale score (50 punten) en per activiteitsdomein gerangschikt. Op basis van deze rangschikking, het advies van het Beoordelingscomité en het beschikbare onderzoeksbudget van de FOD Volksgezondheid wordt een prioritaire en een reservelijst van RF intentieverklaringen opgesteld. De cel Contractueel Onderzoek communiceert de resultaten eind juni/begin juli 2024.
3.2 FASE 2: GEDETAILLEERD RF PROJECTVOORSTEL
In de tweede fase worden de consortia van de prioritaire en reserve RF intentieverklaringen uitgenodigd om een volledig uitgewerkt en gedetailleerd projectvoorstel in te dienen. De reserve RF projectvoorstellen doorlopen dezelfde evaluatieprocedure als de prioritaire projectvoorstellen.
3.2.1 Opmaak van de gedetailleerde RF projectvoorstellen
Het is uiterst belangrijk om het projectvoorstel duidelijk, volledig en met de grootste zorg op te stellen. Het gedetailleerd projectvoorstel mag niet afwijken van de intentieverklaring voor wat betreft de onderzoeksvragen en de gebruikte methodologie, tenzij dit expliciet gevraagd werd door de cel Contractueel Onderzoek.
Indien u op eigen initiatief alsnog wijzigingen wenst aan te brengen, moet u vóór de indiening van uw gedetailleerd projectvoorstel contact opnemen met de wetenschappelijke adviseurs van de cel Contractueel Onderzoek (Xx. Xxx Xxxxxx, Xx. Xxxxxxx Xxx Xxxxxx of Xx. Xxxx Xxxxxxxx, zie rubriek 10. Contactinformatie). Wijzigingen ten opzichte van de intentieverklaring moeten in de daartoe voorziene rubriek “historiek van wijzigingen” vermeld en verantwoord worden.
Volgende documenten zijn relevant voor de vrije projectvoorstellen in fase 2:
Bijlage 5 model voor de opmaak van het gedetailleerde RF projectvoorstel
Bijlage 7 budgettaire tabellen
De elektronische versies zijn terug te vinden op de website van Contractueel Onderzoek
3.2.2 Indiening van de gedetailleerde RF projectvoorstellen
Het gedetailleerde RF projectvoorstel (Bijlage 5) in Word en in een doorzoekbare pdf en de budgettaire tabellen (Bijlage 7) in Excel worden elektronisch ingediend via e-mail naar xxxxxxxxxxxx.xxxxxxxxx@xxxxxx.xxxx.xx. De uiterste datum voor het indienen van het gedetailleerde RF projectvoorstel (fase 2) is vrijdag 13 september 2024 om 12u ’s middags stipt.
3.2.3 Evaluatie van de gedetailleerde RF projectvoorstellen
3.2.3.1 Ontvankelijkheid van de gedetailleerde RF projectvoorstellen
De ontvankelijkheid van de gedetailleerde RF projectvoorstellen wordt beoordeeld door de cel Contractueel Onderzoek op basis van volgende administratieve criteria:
1. tijdige indiening, datum en uur van de e-mail gelden als bewijs.
2. de vorm
• het voorstel moet ingediend worden volgens het model en de richtlijnen beschreven in Bijlage 5;
• de aangegeven limieten dienen strikt gerespecteerd te worden en het lettertype van de tekst (Times New Roman, lettergrootte 12) mag niet worden gewijzigd;
• de aanvraag mag maximaal 30 bladzijden tellen, exclusief de titelpagina en de identificatie van het consortium, maar inclusief de budgettabellen en de referentielijst;
• bijlagen worden niet aanvaard, met uitzondering van de budgettabellen die zowel in het voorstel en apart als Excel-document worden verwacht;
• de aanvraag moet opgesteld zijn ofwel in het Nederlands, Frans of Engels; het corresponderende model dient gebruikt te worden.
3.2.3.2 Inhoudelijke evaluatie van de gedetailleerde RF projectvoorstellen
De gedetailleerde RF projectvoorstellen zullen door een College van deskundigen beoordeeld worden op basis van de volgende vier criteria:
a. het wetenschappelijk niveau t.o.v. internationale standaarden en het expertise- niveau van de onderzoekerspartners
b. de kwaliteit van het werkplan
c. de originaliteit van de benadering
d. de haalbaarheid in relatie tot de vooropgestelde doelstellingen, de planning, de organisatie en de aangevraagde budgettaire middelen
De consortia worden uitgenodigd om hun projectvoorstel toe te lichten op de evaluatievergadering met het College van deskundigen. De beoordeling van het College van deskundigen wordt voor advies voorgelegd aan het Beoordelingscomité. Reserveprojecten kunnen uitsluitend betoelaagd worden indien er budget vrijkomt vanuit het RT of RI-kanaal of vanuit de prioritaire RF-groep. Ten laatste midden februari 2025 informeert de cel Contractueel Onderzoek de consortia over het resultaat.
Het gunstig advies voor betoelaging wordt door de bevoegde minister bekrachtigd in een ministerieel besluit. Vervolgens wordt een contract opgemaakt tussen de Overheid en de betrokken onderzoeksinstellingen waarin alle voorwaarden worden vastgelegd.
4
TRANSNATIONALE OPROEP (RI PROJECTEN):
Euphresco - plantengezondheid
De RI projectvoorstellen worden in twee fasen beoordeeld: Fase 1: RI “Expression of Interest”
Fase 2: gedetailleerd RI projectvoorstel
De FOD Volksgezondheid voorziet een budget van € 330.000 voor de transnationale oproep. De maximale toelage per thema is aangegeven in Bijlage 1.
Ten laatste op vrijdag 22 maart 2024 zal de cel Contractueel Onderzoek een eerste update van de thema’s op haar website publiceren. Een definitieve lijst zal pas beschikbaar zijn half november 2024. Zelfs na de opstart van de tweede fase kunnen er dus nog thema’s wegvallen.
De indieners moeten ermee rekening houden dat de Belgische coördinator mogelijks ook wordt aangeduid als wetenschappelijke coördinator van het transnationaal project. Dit zal minstens het geval zijn voor het topic « 2024-A-463 The use of insect trap collection fluids for the surveillance of quarantine fungi in forests (FUN2TRAP) ».
De gevraagde toelage dient in overeenstemming te zijn met de reële kosten in relatie tot de duur, de aard, de benodigde uitrusting en expertise van het onderzoek noodzakelijk om de nagestreefde onderzoeksdoelstellingen te bereiken.
4.1 FASE 1: RI “EXPRESSION OF INTEREST”
4.1.1 Opmaak van de RI “Expressions of Interest”
Volgende documenten zijn relevant voor de transnationale projectvoorstellen in fase 1:
Bijlage 1 onderzoeksthema’s (topics) van de RI oproep
Bijlage 6 model voor de opmaak van de RI “Expression of Interest”
De elektronische versies zijn terug te vinden op de website van Contractueel Onderzoek.
4.1.2 Indiening van de RI “Expressions of Interest”
De “Expressions of Interest” (Bijlage 6) in Word en in doorzoekbaar pdf-formaat wordt
elektronisch ingediend via e-mail naar xxxxxxxxxxxx.xxxxxxxxx@xxxxxx.xxxx.xx.
De uiterste datum voor het indienen van de RI “Expression of Interest” (fase 1) is vrijdag 12 april 2024 om 12u ’s middags stipt.
4.1.3 Evaluatie van de RI “Expressions of Interest”
De ontvankelijkheid van de “Expressions of Interest” wordt beoordeeld door de cel Contractueel Onderzoek, in overleg met het directoraat-generaal Xxxx, Plant en Voeding en het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV).
Dit gebeurt op basis van volgende criteria:
1. tijdige indiening, datum en uur van de e-mail gelden als bewijs.
2. de vorm
• het voorstel moet ingediend worden volgens het model en de richtlijnen beschreven in Bijlage 6;
• de aangegeven limieten dienen strikt gerespecteerd te worden en het lettertype van de tekst (Times New Roman, lettergrootte 12) mag niet worden gewijzigd;
• de aanvraag mag maximaal 4 bladzijden tellen, exclusief de titelpagina en de identificatie van de coördinator; bijlagen (vb. literatuuroverzicht) worden niet aanvaard;
• de aanvraag moet volledig opgesteld zijn in het Engels.
3. overeenkomst met een thema
Enkel RI “Expressions of Interest” die beantwoorden aan één van de in Bijlage 1 opgelijste Euphresco-plantengezondheidsthema’s zijn ontvankelijk.
4. afwezigheid van overlap met een bestaand of lopend onderzoek.
Onderzoek dat complementair is aan een bestaand of lopend onderzoek is ontvankelijk, mits duidelijke verantwoording van de complementariteit.
5. de samenstelling van het consortium
Enkel Belgische onderzoeksinstellingen kunnen deel uitmaken van het consortium. Buitenlandse expertise kan enkel worden ingebracht via onderaanneming, onder de voorwaarden vermeld in rubriek 5. Budgettaire informatie.
Indien u niet zeker bent van de ontvankelijkheid van uw onderzoeksidee, kan u vóór de indiening van uw projectvoorstel contact opnemen met de bevoegde wetenschappelijk adviseur van de cel Contractueel Onderzoek (Xx. Xxx Xxxxxx of Xx. Xxxx Xxxxxxxx, zie rubriek 10. Contactinformatie).
De cel Contractueel Onderzoek communiceert de resultaten eind juni/begin juli 2024.
4.2 FASE 2: GEDETAILLEERD RI PROJECTVOORSTEL
In de tweede fase worden de consortia van de ontvankelijke RI “Expressions of Interest” uitgenodigd om een volledig uitgewerkt en gedetailleerd projectvoorstel in te dienen.
Deze fase wordt beheerd door het Euphresco-secretariaat (dhr. Xxxxxxxxxx Xxxxxxx, Euphresco coördinator). De indieners zullen midden juli 2024 de nodige richtlijnen en formulieren ontvangen.
De uiterste datum voor het indienen van het gedetailleerde RI projectvoorstel bij Euphresco is vrijdag 13 september 2024 om 12u ’s middags stipt.
De evaluatie van de projectvoorstellen door het internationaal panel van experten wordt voor advies voorgelegd aan het Beoordelingscomité. Midden november 2024 informeert de cel Contractueel Onderzoek de consortia over het resultaat.
Het gunstig advies voor betoelaging wordt door de bevoegde minister bekrachtigd in een ministerieel besluit. Vervolgens wordt een contract opgemaakt tussen de Overheid en de betrokken onderzoeksinstellingen waarin alle voorwaarden worden vastgelegd.
5 BUDGETTAIRE INFORMATIE
Het is raadzaam de boekhoudkundige dienst van de onderzoeksinstellingen te betrekken bij de opmaak van het budgetvoorstel.
Behalve de hier vermelde informatie kan ook de informatie vermeld in hoofdstuk 5 van het vademecum nuttig zijn.
De uitgaven die door de toelage van de FOD Volksgezondheid worden gedekt, dienen te gebeuren conform de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende de overheidsopdrachten (zie xxxxx://xxxx.xxxxxxx.xx/xx/xxxxxx/xxxxxxxxxxxxxxxxxxx). Dit betreft met name aankoop en onderaanneming.
De gevraagde toelage en de verdeling ervan dient in overeenstemming te zijn met de reële kosten in relatie tot de duur, de aard, de benodigde uitrusting en expertise van het onderzoek noodzakelijk om de nagestreefde doelstellingen te bereiken.
Voor RT en RI projectvoorstellen mag de aangevraagde toelage de maximale toelage vermeld in de themaomschrijving (Bijlage 1) niet overschrijden.
Het bedrag van de gevraagde toelage mag in RF, RT en RI gedetailleerde projectvoorstellen (fase 2) nooit hoger zijn dan het bedrag vermeld in de intentieverklaring (fase 1).
Het maximaal aandeel van de toegekende toelage bedraagt 100%. De gevraagde toelage moet afgerond worden naar een bedrag in k€, indien niet zal het bedrag automatisch afgerond worden door de cel Contractueel Onderzoek.
Alle niet-forfaitaire uitgaven, zowel deze ten laste van de FOD Volksgezondheid als deze van eigen bijdragen moeten - bij betoelaging van het project - gestaafd worden aan de hand van verantwoordingsstukken.
Elke financiële inbreng is in principe aanvaardbaar als eigen inbreng voor zover deze geen aanleiding geeft tot belangenvermenging en niet afkomstig is uit middelen van de federale overheid. Daarnaast dient er ook rekening gehouden te worden met de beperkingen beschreven in de onderstaande paragrafen.
Enkel personeelskosten van medewerkers van Belgische onderzoeksinstellingen kunnen ingebracht worden. Buitenlandse expertise kan uitsluitend worden ingebracht via onderaanneming.
Personeelskosten voor de coördinator en de promotoren kunnen niet worden ingebracht in het onderzoeksbudget, noch ten laste van de FOD Volksgezondheid, noch als eigen inbreng.
Alle personeelskosten gerelateerd aan de uitvoering van het project - uitgezonderd deze voor de coördinator en de promotoren - moeten worden weergegeven onder deze rubriek. Uitzonderingen hierop zijn de loonkosten inbegrepen in het budget voor onderaannemingen.
Om doctoraatsbeurzen als eigen inbreng te kunnen beschouwen, moeten deze gefinancierd worden met eigen middelen van de betrokken onderzoeksinstelling of afkomstig zijn van een financieringsbron buiten de federale overheid.
De personeelskosten worden berekend aan de hand van de barema’s van de instellingen waar het personeel wordt tewerkgesteld. In het gedetailleerde budget wordt het barema, de anciënniteit en de tijdsbesteding aan het project (in mensmaanden) per kalenderjaar opgegeven. Indien de personen nominaal bekend zijn, moet hun naam meegedeeld worden. De personeelskosten worden opgesplitst in brutowedden enerzijds, en andere loonkosten anderzijds. Voor bursalen, die per definitie geen werknemer zijn, worden alle kosten samen weergegeven in hetzelfde budgettair artikel.
5.3.1 Betoelaagde personeelskosten
De volgende personeelskosten kunnen betoelaagd worden:
- geïndexeerde bruto maandwedde of beursbedrag (inclusief en indien van toepassing werknemersbijdrage RSZ, bedrijfsvoorheffing en desgevallend de werknemersbijdrage van maaltijdcheques);
- werkgeversbijdrage RSZ, vakantiegeld en eindejaarspremie;
- andere loonkosten, indien van toepassing, zijnde:
o wettelijke verzekeringen (bijvoorbeeld voor arbeidsongevallen);
o wettelijk verplichte vergoedingen of uitkeringen als toeslag op het salaris (bijvoorbeeld haard- en standplaatstoelagen indien van toepassing, tweetaligheidspremie, via CAO geregelde voordelen van allerlei aard, …);
o wettelijk bepaalde tussenkomsten in het woon-werkverkeer op basis van de prijs van een abonnement voor openbaar vervoer (voor wat betreft de trein: abonnement 2e klasse, voor wat betreft de auto: bedrag dat maximaal overeenkomt met de prijs van een abonnement van het openbaar vervoer, 2e klasse indien van toepassing);
o fietsvergoedingen zoals vermeld op de loonfiche of de individuele jaarrekening overeenkomstig het wettelijk tarief van de Federale Overheid;
o Indien van toepassing, de forfaitaire bijdrage uit hoofde van de prestaties van de preventieadviseurs van de Externe Diensten voor Preventie en Bescherming op het Werk (KB 27 maart 1998, KB 28 mei 2003 gezondheidstoezicht).
5.3.2 Niet-betoelaagde personeelskosten
De volgende kosten (niet-limitatieve lijst) kunnen niet betoelaagd worden tenzij deze wettelijk zijn vastgesteldi:
- extralegale verzekeringskosten (hospitalisatie, groepsverzekering,…);
- administratiekosten sociaal secretariaat;
i Bijvoorbeeld wetgeving voor personeel van overheidsdiensten vastgelegd in een KB of decreet gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, CAO die via een publicatie in het Belgisch Staatsblad algemeen verbindend verklaard is
- extralegale voordelen (overuren, werkgeversbijdrage maaltijdcheques, bedrijfswagen, voordelen in natura, aanvullende gezinsvergoedingen, vergoedingen voor kinderopvang, representatiekosten, werkkledij, extralegaal pensioen, extralegale premies);
- zitpenningen.
Werkingskosten zijn projectgebonden kosten die worden gemaakt met het oog op de aankoop en/of het operationele gebruik van goederen of diensten en kosten die rechtstreeks verband houden met de onderzoeksactiviteiten.
De werkingskosten worden opgesplitst in courante werkingskosten en specifieke werkingskosten.
De courante werkingskosten zijn forfaitair en omvatten gangbare uitgaven verbonden aan de uitvoering van het project, zoals:
- gewone benodigdheden en producten voor het laboratorium (vb. glaswerk, pipetten, schoonmaakmiddelen), de werkplaats (vb. recipiënten, karren, gangbaar gereedschap) en het kantoor (vb. perforators, inktpatronen);
- documentatie (vb. aankoop boeken, vergoeding voor de bestelling van wetenschappelijke artikels);
- verplaatsingen en verblijven in België en in het buitenland;
- gebruik van computers;
- gangbare software;
- …
Onder de courante werkingskosten kunnen geen eigen bijdragen worden begroot.
Het bedrag van deze werkingsuitgaven wordt op forfaitaire wijze vastgelegd op basis van een percentage van de door de FOD Volksgezondheid betoelaagde personeelskosten. Dit percentage mag voor de coördinator de 15% en voor de andere promotoren de 10% van de eigen betoelaagde personeelskosten niet overschrijden.
5.4.2 Specifieke werkingskosten
Specifieke werkingskosten omvatten alle bijzondere werkingskosten direct verbonden aan de uitvoering van het project. Specifieke werkingskosten zijn onder meer:
- gebruikskosten voor apparatuur (met inbegrip van specifieke informatica-uitrusting nodig voor het gebruik van deze apparatuur);
- onderhoudskosten van apparatuur;
- analysekosten;
- verplaatsingskosten (wagen) voor staalname;
- kosten voor onderaannemingen.
a) De gebruikskosten voor apparatuur verworven via aankoop of via huurkoop worden berekend volgens de formule:
𝑎𝑎𝑛𝑘𝑜𝑜𝑝𝑝𝑟𝑖𝑗𝑠
𝑎𝑓𝑠𝑐ℎ𝑟𝑖𝑗𝑣𝑖𝑛𝑔𝑠𝑝𝑒𝑟𝑖𝑜𝑑𝑒 𝑖𝑛 𝑚𝑎𝑎𝑛𝑑𝑒𝑛
× 𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑚𝑎𝑎𝑛𝑑𝑒𝑛 𝑔𝑒𝑏𝑟𝑢𝑖𝑘 𝑏𝑖𝑛𝑛𝑒𝑛 ℎ𝑒𝑡 𝑝𝑟𝑜𝑗𝑒𝑡 × % 𝑔𝑒𝑏𝑟𝑢𝑖𝑘 𝑣𝑜𝑜𝑟 ℎ𝑒𝑡 𝑝𝑟𝑜𝑗𝑒𝑐𝑡
waarbij de afschrijvingsperiode (economische levensduur) deze is zoals weergegeven in uw boekhouding. Voor wetenschappelijke apparatuur is dit in regel tussen 5 en 10 jaar.
Een voorbeeld
- u beschikt over een toestel dat bij aankoop € 30.000 kost
- het toestel wordt afgeschreven op 60 maanden
- hoewel de looptijd van het project 36 maanden is, zal het toestel slechts gedurende 10 maanden hiervoor gebruikt worden
- gedurende deze 10 maanden zal het toestel ook nog voor andere projecten ingezet worden, het gemiddelde gebruikspercentage voor het betreffende project in deze periode bedraagt 20%
De gebruikskosten worden als volgt berekend:
𝑔𝑒𝑏𝑟𝑢𝑖𝑘𝑠𝑘𝑜𝑠𝑡𝑒𝑛 =
€ 30.000
60 𝑚𝑎𝑎𝑛𝑑𝑒𝑛
× 10 𝑚𝑎𝑎𝑛𝑑𝑒𝑛 × 0,2 = € 1.000
b) Bij huur van apparatuur worden de gebruikskosten als volgt berekend:
𝑚𝑎𝑎𝑛𝑑𝑒𝑙𝑖𝑗𝑘𝑠𝑒 ℎ𝑢𝑢𝑟𝑘𝑜𝑠𝑡 × 𝑎𝑎𝑛𝑡𝑎𝑙 𝑚𝑎𝑎𝑛𝑑𝑒𝑛 𝑔𝑒𝑏𝑟𝑢𝑖𝑘 𝑏𝑖𝑛𝑛𝑒𝑛 ℎ𝑒𝑡 𝑝𝑟𝑜𝑗𝑒𝑐𝑡
× % 𝑔𝑒𝑏𝑟𝑢𝑖𝑘 𝑣𝑜𝑜𝑟 ℎ𝑒𝑡 𝑝𝑟𝑜𝑗𝑒𝑐𝑡
Indien het toestel in bovenstaande voorbeeld gehuurd wordt voor € 600 per maand, wordt de gebruikskost als volgt berekend:
𝑔𝑒𝑏𝑟𝑢𝑖𝑘𝑠𝑘𝑜𝑠𝑡𝑒𝑛 = € 600 × 10 𝑚𝑎𝑎𝑛𝑑𝑒𝑛 × 0,2 = € 1.200
c) De kosten voor onderaanneming omvatten de kosten die een promotor betaalt aan een derde partij voor de uitvoering van taken of het leveren van diensten waarvoor bijzondere wetenschappelijke of technische bekwaamheden vereist zijn en die buiten de gewone activiteiten van het consortium liggen.
Onderaanneming wordt slechts aanvaard indien
- deze een aantoonbare meerwaarde biedt aan het project;
- de onderaannemer de kernactiviteit niet overneemt en aldus slechts een deeltaak van het project op zich neemt;
- het bedrag voor de onderaanneming niet hoger is dan 25% van de totale toelage van de betrokken promotor;
- de budgettaire informatie hieromtrent gedetailleerd beschreven wordt;
- het budget voor de onderaanneming niet als forfaitair (in % van de totale begroting) wordt beschreven.
Indien er voor één of meerdere partners geen of onvoldoende courante werkingskosten kunnen worden ingebracht omwille van een te beperkt of ontbrekend betoelaagd personeelsbudget, kunnen kosten zoals voor binnenlandse of buitenlandse dienstreizen ingebracht worden als specifieke werkingskosten, op voorwaarde dat dit verantwoord kan worden.
De algemene kosten dekken de kosten inzake administratie, telefoon, onderhoud van de lokalen, verwarming, verlichting, elektriciteit, huur of verzekering.
Onder algemene kosten kunnen geen eigen bijdragen begroot worden.
Deze algemene kosten dienen forfaitair berekend te worden op basis van maximaal 10% van de door de FOD Volksgezondheid betoelaagde personeelskosten.
6 VALORISATIE VAN DE ONDERZOEKSRESULTATEN
De valorisatie van de nieuwe kennis door de Overheid kan zich situeren op nationaal, Europees en/of internationaal vlak. De Overheid heeft een algemeen en kosteloos gebruiksrecht op de resultaten voor de ondersteuning van haar beleid. Het projectvoorstel moet dus zo opgevat worden dat alle resultaten in detail kunnen worden overgemaakt aan de Overheid. De cel Contractueel Onderzoek kan op elk moment vragen een valoristatieverslag in te dienen, met als doel valorisatie- en dienstverlenende acties door de Overheid wetenschappelijk te ondersteunen.
Indien van toepassing en op vraag van de FOD Volksgezondheid, dient het consortium gegevens die gebruikt kunnen worden voor de aanvulling van nationale, Europese of internationale databanken ter beschikking te stellen, conform het vereiste dataformaat. Een voorbeeld hiervan is de EFSA-datacollectie voor chemische contaminanten in voeding (xxxxx://xxx.xxxx.xxxxxx.xx/xx/xxxxxxxxx/xxxx-xxxxxxxxxx). Het EFSA Data Collectie Team van de FOD Volksgezondheid zorgt, na validatie, voor de data transfer naar EFSA via het Data Collection Framework. Het consortium dient zich vanaf de ontwikkeling van het projectvoorstel bewust te zijn van de werklast dat dit met zich meebrengt. Daarom moet van bij de start van het onderzoeksproject het gebruik van het correcte dataformaat voorzien worden. Indien het niet duidelijk is of een datatransfer dient voorzien te worden, kan voorafgaandelijk contact opgenomen worden met het Data Collectie Team EFSA van de FOD Volksgezondheid, via de cel Contractueel Onderzoek (zie rubriek 10. Contactinformatie).
7
INSTRUCTIES MET BETREKKING TOT DE
MELDINGSPLICHT
Het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid in de voedselketeni voorziet dat elk laboratorium het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen (FAVV) op de hoogte brengt wanneer het redenen heeft om aan te nemen dat een in de handel gebracht product niet beantwoordt aan de voedselveiligheidsvoorschriften (xxxx://xxx.xxxx.xx/xxxxxxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxxxxx/). Het ministerieel besluit van 22 januari 2004 betreffende de modaliteiten voor de meldingsplicht in de voedselketenii beschrijft meer in detail op welke wijze de melding dient te gebeuren.
7.2 Acties tijdens de uitwerking van het projectvoorstel
Wanneer een project gerelateerd is aan meldingsplichtige organismen (gereguleerde dierenziekten of plantenziekten) of wanneer er in het projectvoorstel wordt voorgesteld stalen te analyseren die aanleiding kunnen geven tot non-conformiteiten van in de handel gebrachte producten is het belangrijk dat de indieners reeds bij de uitwerking van het gedetailleerd projectvoorstel met het FAVV in contact treden. Er werd hiervoor een centraal contactpunt voor wetenschappelijk onderzoek opgericht: xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx@xxxx-xxxxx.xx. Dit biedt de onderzoekers de mogelijkheid overleg te plegen over potentiële knelpunten die in de loop van het onderzoek zouden kunnen optreden in verband met de meldingsplicht. De wederzijdse verwachtingen kunnen hierdoor verduidelijkt worden, en men zo reeds vanaf de uitwerking van het onderzoeksprojectvoorstel kan anticiperen op mogelijke problemen.
De organismen waarvoor de melding aan het FAVV verplicht is zijn opgenomen in het document “meldingsplicht en meldingslimieten, versie 23 d.d. 2023-03-17" dat terug te vinden is op de website van het FAVV onder “meldingsplicht”.
Het is belangrijk te weten wat er bedoeld wordt met “non-conformiteiten”. Producten die worden ingevoerd, geproduceerd, geteeld, gekweekt, bewerkt, gefabriceerd of verhandeld worden als non-conform aanzien als:
• de maximumgehalten worden overschreden, meer bepaald de in de wetgeving vastgestelde normen of de actielimieten die zijn vastgesteld om schadelijke gevolgen voor de gezondheid van de consumenten, dieren of planten uit te sluiten
• ze gevaarlijk zijn, d.w.z. waarschijnlijk schadelijk voor de gezondheid van consumenten, dieren of planten of ongeschikt zijn voor consumptie.
ii xxxxx://xxx.xxxxxxxx.xxxx.xxxx.xx/xxxxx/0000/00/00_0.xxx#Xxxx0
7.3 Acties tijdens de uitvoering van het onderzoek
Voor wat betreft de gezondheid van dieren of planten: Wanneer er tijdens de uitvoering van het onderzoek organismen worden gedetecteerd waarvoor de melding aan het FAVV verplicht is, dient dit onmiddellijk gemeld te worden aan de Lokale controle-eenheid (LCE) van het FAVV waarvan het laboratorium of het onderzoeksteam geografisch afhangt. De melding gebeurt in overeenstemming met de bepalingen van het ministerieel besluit van 22 januari 2004. Bovendien is het aangewezen om de resultaten tegelijkertijd mee te delen aan het contactpunt voor onderzoek van het FAVV (xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx@xxxx-xxxxx.xx).
Voor wat betreft de voedselveiligheid: tijdens de uitvoering van het onderzoek en wat betreft de
voedselveiligheid geldt het volgende:
− elke non-conformiteit die gepaard gaat met het overschrijden van een norm of actielimiet moet onmiddellijk gemeld worden aan de Lokale controle-eenheid (LCE) van het FAVV waarvan het laboratorium of het onderzoeksteam geografisch afhangt. Dit gebeurt in overeenstemming met de bepalingen van het ministerieel besluit van 22 januari 2004. Bovendien is het aangewezen om de resultaten tegelijkertijd mee te delen aan het contactpunt voor onderzoek van het FAVV (xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx@xxxx-xxxxx.xx).
− producten die als potentieel gevaarlijk/schadelijk voor de gezondheid van de consument, worden beschouwd (maar waarvan het eventueel vastgestelde gevaar nog niet onder een norm of een actielimiet valt), moeten het voorwerp uitmaken van een voorafgaande risicoanalyse. Dergelijke resultaten kunnen daarom worden meegedeeld aan het contactpunt voor onderzoek (researchcontactpoint@favv- xxxxx.xx), dat op basis van een risicobeoordeling zal bepalen of kennisgeving aan de LCE vereist is.
8 BESCHERMING VAN PERSOONSGEGEVENS
Deze informatie handelt over de bescherming van uw persoonsgegevens. Dit zijn de gegevens waarmee u rechtstreeks of onrechtstreeks geïdentificeerd kunt worden.
Wanneer u een projectvoorstel indient, verzamelt de cel Contractueel Onderzoek persoonsgegevens conform de vigerende wetgeving en de werkwijze van de FOD Volksgezondheid (xxxxx://xxx.xxxxxx.xxxxxxx.xx/xx/xxxxxxxxxxx-xxx-xxxxxxxxxxxxxxxx).
8.1 Rechtsgrond en doeleinden van de verwerkingen
In het kader van de wettelijke opdracht met betrekking tot de toekenning van toelagen voor wetenschappelijk onderzoeki, verzamelt en verwerkt de cel Contractueel Onderzoek persoonsgegevens om:
- u in te lichten (verzending van de oproep voor het indienen van nieuwe projectvoorstellen);
- uw vragen te beantwoorden;
- de projectvoorstellen en projecten die u aanbelangen te behandelen.
De tabel hieronder vermeldt de situaties waarin persoonsgegevens automatisch worden verzameld en verwerkt.
Situaties | Verzamelde en verwerkte gegevens |
U dient een projectvoorstel in, of u neemt via een elektronisch formulier, via e-mail of telefonisch contact met ons op. | Naam, voornaam en e-mailadres dat u ingeeft. Uitwisseling van e-mails via het contactformulier en via berichtenverkeer. Technische gegevens die al dan niet verbonden zijn aan uw e-mail. Uw postadres voor de verzending van documenten en/of publicaties. |
U raadpleegt de internetpagina’s van Contractueel Onderzoek. | IP-adres. |
De andere persoonsgegevens die kunnen worden verwerkt, zijn opgenomen in het register van gegevensverwerking.
i Koninklijk besluit van 18 november 2015 tot vaststelling van de voorwaarden van toekenning van toelagen voor wetenschappelijk onderzoek inzake voedselveiligheid en sanitair beleid van dieren en planten.
Gegevens gekoppeld aan projectvoorstellen worden tot 10 jaar na het einde van het project bewaard door de cel Contractueel Onderzoek. De bewaartermijn voor de IP-adressen is 12 maanden.
Het cookiebeleid is beschreven op de website van de FOD Volksgezondheid.
De FOD Volksgezondheid waarborgt de veiligheid (integriteit en vertrouwelijkheid) van uw persoonsgegevens. Ze worden onder meer beschermd tegen ongeoorloofde toegang, onrechtmatig gebruik, verlies en ongeoorloofde wijzigingen.
Daarvoor worden adequate beveiligingstechnieken en -procedures gebruikt. Op fysiek, technisch en organisatorisch vlak worden gepaste maatregelen genomen om een veiligheidsniveau te garanderen dat aangepast is aan de risico’s.
8.5 Recht op inzage, rectificatie, bezwaar en wissen
U heeft bepaalde rechten voor de persoonsgegevens die we gebruiken: het recht van inzage, het recht op rechtzetting, het recht om bezwaar aan te tekenen en het recht om gegevens te laten wissen.
Om uw rechten uit te oefenen stuurt u een e-mail of een brief naar onze Functionaris voor gegevensbescherming, samen met een scan of een kopie van uw identiteitsbewijs, met daarop uw handtekening, om uw rechten uit te oefenen:
Federale overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu
Xxxxxxxxxxx 0/0 0000 Xxxxxxx xxx@xxxxxx.xxxx.xx
Als u vindt dat de FOD Volksgezondheid uw persoonsgegevens niet heeft verwerkt in overeenstemming met de geldende regelgeving, dan heeft u het recht een klacht in te dienen bij de Gegevensbeschermingsautoriteit:
Gegevensbeschermingsautoriteit
Xxxxxxxxxxxxxx 00
0000 Xxxxxxx
9 DEFINITIES & AFKORTINGEN
Activiteitsdomeinen
De activiteitsdomeinen van Contractueel Onderzoek zijn voedselveiligheid en sanitair beleid van dieren en planten.
Beoordelingscomité
De adviesraad is samengesteld uit vertegenwoordigers van de FOD Volksgezondheid, van het FAVV en uit deskundigen die deel uitmaken van de universitaire instellingen van de gemeenschappen. Het Beoordelingscomité geeft de minister advies over
- de modaliteiten van de oproep,
- het toekennen van de toelagen,
- de procedures betreffende de selectie, de opvolging en de evaluatie van de projecten.
Cel Contractueel Onderzoek
De administratieve eenheid van de FOD Volksgezondheid die belast is met
- de organisatie en het beheer van de selectieprocedure van projecten binnen de activiteitsdomeinen;
- de administratieve, financiële en wetenschappelijke opvolging van de projecten die geselecteerd worden voor financiering.
College van deskundigen
Groep van experten die een wetenschappelijke evaluatie uitvoert van de projectvoorstellen.
Consortium
Geheel van Belgische instellingen of departementen die het onderzoeksproject uitvoeren, vertegenwoordigd door één coördinator en de promotoren.
Coördinator
Promotor die het project leidt en optreedt als contactpersoon voor het consortium.
EFSA
European Food Safety Authority
Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid
EPPO
European and Mediterranean Plant Protection Organization
Europese en Mediterrane Plantengezondheidsorganisatie
FAVV
Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen
FOD Volksgezondheid
Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu
Promotor
De vertegenwoordiger van een instelling actief binnen het consortium.
RF
Free Research
Vrije onderzoeksprojecten, waarbij de promotoren het onderzoeksonderwerp bepalen.
RI
International Research
Transnationale onderzoeksprojecten, waarvan de onderzoeksthema’s binnen de activiteits- domeinen vallen.
RT
Targeted Research
Thematische onderzoeksprojecten, waarbij de onderzoeksthema’s voorafgaandelijk zijn vastgelegd door de bevoegde minister.
VCP
Voedselconsumptiepeiling
10 CONTACTINFORMATIE
Voor bijkomende informatie kan u terecht bij de wetenschappelijk adviseurs van de cel Contractueel Onderzoek:
Xx. Xxx XXXXXX Tel. x00 0 000 00 00
Xx. Xxxxxxx XXX XXXXXX Tel. x00 0 000 00 00
xxxxxxx.xxxxxxxxx@xxxxxx.xxxx.xx
Xx. Xxxx XXXXXXXX Tel. + 00 0 000 00 00
BIJLAGEN
Bijlage 1: Onderzoeksthema’s
Onderzoeksthema’s RT projecten
THEMA'S | Maximum duur (m) | Maximale toelage | |
Dierengezondheid | |||
1 | Onderzoek naar risicofactoren gelieerd aan de antibiotica benchmarkkleurcode (AMURISK) | 48 | € 440.000 |
2 | Integrale dierziektebestrijding bij vleeskalveren, varkens en braadkippen (ANDICO) | 48 | € 440.000 |
3 | Salmonella in de omgeving van pluimveebedrijven (SALMENVI) | 24 | € 220.000 |
4 | Nutritionele behoeften van de honingbij (StrongBee) | 36 | € 330.000 |
Plantengezondheid | |||
5 | Methoden voor het vernietigen van quarantaineorganismen (DESTRUQO) | 24 | € 220.000 |
Voedselveiligheid | |||
6 | Aanwezigheid van ochratoxine A in gerijpte vleesproducten en gerijpte kazen in België (OTACHAM) | 18 | € 165.000 |
7 | Nitrosamines in levensmiddelen (TCNA-FOOD) | 36 | € 330.000 |
8 | Microbiologische veiligheid van plantaardige alternatieven voor zuivelproducten (PADAL) | 36 | € 330.000 |
9 | Plantentoxines in levensmiddelen afgeleid van hennep (HEMPPLATOX) | 15 | € 110.000 |
Onderzoeksthema’s RI projecten: Euphresco - plantengezondheid
THEMA’S | Maximum duur (m) | Maximale toelage | |
Plantengezondheid | |||
2024-A-463 | The use of insect trap collection fluids for the surveillance of quarantine fungi in forests (FUN2TRAP) | 24-36 | € 170.000 |
2024-A-468 | Improved detection of regulated Torradoviruses (Detectorrado) | 12-24 | € 80.000 |
0000-X-000 | Xxxxxxx spread and detection of Diplodia bulgarica in Europe | 24-36 | € 80.000 |
1. Onderzoek naar risicofactoren gelieerd aan de antibiotica benchmarkkleurcode (AMURISK)
Context
Sedert 2017 wordt het gebruik van antibiotica bij vleeskalveren, varkens, braadkippen en leghennen geregistreerd in de centrale databank van de overheid, SANITEL-MED. Overeenkomstig de afspraken vastgelegd in het “Antibioticaconvenant” worden varkens (per categorie), vleeskalveren (per beslag), braadkippen en leghennen (per diercategorie) gebenchmarkt. De betrokken veehouders en bedrijfsdierenartsen beschikken over deze informatie aan de hand van de benchmarkrapporten. Het merendeel van de braadkippen en leghennenbedrijven bevinden zich in de groene zone. Bij vleeskalveren en varkens is er meer variatie tussen de benchmarkkleurscore van de bedrijven. Deze variatie maakt het interessant om te bestuderen welke de achterliggende factoren zijn voor het laag, middelmatig of hoog antibioticumgebruik op deze Belgische bedrijven om zo de bedrijven beter te kunnen begeleiden naar een verminderd antibioticumgebruik. Bedrijven met vleeskalveren en braadkippen gebruiken, ten opzicht van de andere sectoren, meer kritisch belangrijke antibiotica. Ook hier kan het achterhalen van de achterliggende factoren in het gebruik van kritisch belangrijke antibiotica helpen in het identificeren van de noden en de begeleiding van bedrijven naar een minder gebruik.
Onderzoeksvragen
▪ Wat zijn significante risicofactoren voor een hoog en laag gebruik van antibiotica op een beslag braadkippen, vleeskalveren of varkens (aanwezigheid ziekten, bioveiligheid, aankoopbeleid, vaccinatiebeleid, gezondheidsstatuut, genetica/productiviteit, speenleeftijd (varkens), leeftijd van aanvoer, bezettingsdichtheid, relatie tussen de verschillende diercategorieën/leeftijdsgroepen op een bedrijf, effect dierenarts en eventueel coach, etc.)?
▪ Wat zijn significante risicofactoren voor een hoog en laag gebruik van kritisch belangrijke antibiotica op een beslag vleeskalveren en braadkippen (aanwezigheid ziekten, bioveiligheid, aankoopbeleid, vaccinatiebeleid, gezondheidsstatuut, genetica/productiviteit, leeftijd van aanvoer, bezettingsdichtheid, relatie tussen de verschillende diercategorieën/leeftijdsgroepen op een bedrijf, effect dierenarts en eventueel coach, etc.)?
▪ Wat is de impact van de beheersing van deze risicofactoren?
▪ Welk stappenplan valt aan te bevelen, op basis van deze risicofactoren, om een bedrijf naar een betere benchmarkkleurscore te begeleiden?
Voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen wordt gebruik gemaakt van de door de veehouder en bedrijfsdierenarts ter beschikking gestelde gegevens over het gebruik van antibiotica, zoals geregistreerd in Sanitel-Med overeenkomstig de benchmarkrapporten. Er worden geen gegevens ter beschikking gesteld door de overheid.
De eerste twee vragen kunnen beantwoord worden aan de hand van de resultaten van enquêtes. De derde vraag vraagt veldonderzoek.
Maximale toelage: € 440.000 Maximum duur: 48 maanden
2. Integrale dierziektebestrijding bij vleeskalveren, varkens en braadkippen (ANDICO)
Context
In de bestrijding van het voorkomen en verspreiding van antimicrobiële resistentie zijn infectiepreventie en controle een belangrijk onderdeel. Infecties, zoals Salmonella en Mycoplasma bij vleeskalveren, Streptokokken en Actinobacillus pleuropneumoniae bij varkens en Escherichia coli en Enterococcus spp. bij braadkippen, veroorzaken een ongunstige bedrijfsgezondheidssituatie en een nood aan het gebruik van antibiotica. Eveneens door het verminderen van het preventief gebruik van antibiotica of door het verminderen van het gebruik van breedspectrum antibiotica kunnen infecties gemakkelijker de kop opsteken of nieuwe infecties gemakkelijker binnensluipen. Naarmate de eisen rond het gebruik van antibiotica verstrengen, wordt de nood aan een integrale aanpak van deze infecties binnen een sector steeds duidelijker.
Vleeskalverbedrijven maar ook biggenbedrijven zitten bijkomend in een moeilijke situatie omdat dieren van verschillende bedrijven op jonge leeftijd samen gezet worden. Hierdoor verschillen de dieren op het gebied van maternale immuniteit (biest, vaccinatie van jonge dieren en moederdieren, infecties op het moederdierenbedrijf, etc.), gezondheidstoestand, noden, etc.
Onderzoeksvragen
▪ Wat zijn de meest voorkomende bacteriële infecties op vleeskalverbedrijven, varkensbedrijven en bedrijven met braadkippen die aanleiding geven tot het gebruik van antibiotica in België (literatuurstudie / enquête bij veehouders-dierenartsen)? Welke co-infecties spelen een rol bij het optreden van deze bacteriële infecties op Belgische bedrijven?
▪ Wat zijn de risicofactoren voor deze infecties doorheen de productiekolom?
▪ Welke pathogenen kunnen op een technisch en economisch haalbare manier bestreden worden rekening houdend met de structuur van de drie sectoren in België?
▪ Op basis van de risicofactoren studie en bij technische en economische haalbaarheid, wat zijn de uit te voeren stappen binnen de keten voor de preventie, beheersing/bestrijding van de meest relevante pathogenen? Wat is de haalbaarheid van de uit te voeren stappen voor de beheersing/bestrijding binnen een kolom en de preventieve maatregelen op bedrijfsniveau?
▪ Wat is de verwachte impact op het gebruik van antibiotica bij de preventie of beheersing van een of meerdere van deze infecties?
Aan het einde van het project wordt een workshop over de sectoren heen georganiseerd om de samenwerking tussen de verschillende sectoren te stimuleren.
Maximale toelage: € 440.000 Maximum duur: 48 maanden
3. Salmonella in de omgeving van pluimveebedrijven (SALMENVI)
Context
Sinds meer dan 20 jaar loopt er in België een controleprogramma voor zoönotische salmonella bij pluimvee en ook in de veevoedersector. Dankzij het intensief bewakings- en vaccinatieprogramma is de prevalentie van zoönotische salmonella bij pluimvee sterk afgenomen. Sinds enkele jaren daalt de prevalentie echter niet verder. Zowel bij vermeerderingspluimvee, legkippen als braadkippen worden sporadische introducties van salmonella vastgesteld, zonder dat de precieze herkomst kan achterhaald worden. In een aantal gevallen gaat het om bedrijven die een hoge graad van bioveiligheid in de bedrijfsvoering respecteren. Een mogelijke bron is de aanwezigheid van salmonella in de omgeving van pluimveebedrijven: het erf, schoeisel van het personeel gebruikt buiten de stal, machines en materialen buiten de stal, ongedierte (knaagdieren, insecten), vogels, gezelschapsdieren, strooisel, etc. Indien hier meer duidelijkheid over zou zijn, zouden de aanbevelingen i.v.m. bioveiligheid desgevallend kunnen aangepast worden.
Een studie op bedrijven waar het pluimvee nog niet besmet is met salmonella, zou duidelijkheid kunnen brengen omtrent de bron van deze nieuwe introducties. De aanbevelingen i.v.m. bioveiligheid zouden dan kunnen aangepast worden.
Onderzoeksobjectieven
▪ Gegevens verzamelen i.v.m. de aanwezigheid van salmonella in de omgeving van pluimveebedrijven. Hierbij dient de bemonstering te gebeuren op een statistisch verantwoord aantal pluimveebedrijven waar recent geen salmonellabesmetting werd vastgesteld. Om vergelijking met isolaten afkomstig van pluimvee, levensmiddelen en veevoeders mogelijk te maken, dient het serotype en het profiel van antimicrobiële resistentie bepaald te worden, bij voorkeur met behulp van Whole Genome Sequencing (WGS).
▪ Formuleren van aanbevelingen om introductie van salmonella vanuit de omgeving te voorkomen.
Maximale toelage: € 220.000 Maximum duur: 24 maanden
4. Nutritionele behoeften van de honingbij (StrongBee)
Context
Heel wat omgevingsfactoren (klimaat, ziekten, pesticiden, managementtechnieken imker, voedselverschraling, …) hebben een invloed op de gezondheid van de honingbijen. Indien de optelsom van deze factoren te zwaar doorweegt, kan dit leiden tot sterfte van de kolonie.
De kwaliteit en kwantiteit van de voeding van de bij is van essentieel belang. Bijen vliegen uit om voldoende nectar en pollen naar hun kast te brengen zodat de larven zich tot volwassen bijen kunnen ontwikkelen. Hiervoor zijn verscheidende planten nodig die hen deze voedingsmiddelen aanleveren. Door de verschraling van het landschap en klimatologische invloeden kan de honingbij de benodigde voedingsmiddelen niet of onvoldoende vinden en zal de imker tijdens het inwinteren de kolonies bijvoeden om zo de gezondheid van zijn bijenvolken te ondersteunen. Dit gebeurt heden vaak eenzijdig door het aanbieden van suikerwater of suikerdeeg.
Aminozuren blijken belangrijk te zijn voor de goede ontwikkeling en immuniteit van de honingbijen. De studie van Xx Xxxxx uit 1953i wordt in recente publicaties nog altijd als basisreferentie geciteerd als het om de aminozuurhuishouding van bijen gaat. Het staat vast dat tien aminozuren essentieel zijn voor de honingbij. Ook de opname van vetten versterkt de immuniteit, anderzijds verstoort vetrijke voeding met verschillende vetzuren de darmflora bij honingbijen. De darmflora speelt een cruciale rol in de opname van nutriënten en een dysbacteriose zou de metabole processen in de bijen kunnen beïnvloeden, waardoor verzwakking optreedt die uiteindelijk kan leiden tot het afsterven van de gehele bijenkolonie.
De voeding die de imker aanlevert aan de bijen, in het bijzonder de wintervoeding, lijkt aldus cruciaal om de winter goed door te komen. De optimale verhouding van aminozuren, vetten en vitaminen in voeder in functie van het levensstadium is niet gekend. Het finale doel van het onderzoek is om aanbevelingen te formuleren naar de imkerij over de optimale samenstelling van bijenvoeding om zo de immuniteit van de volkeren te versterken.
Onderzoeksobjectieven
1. Bepalen van de behoefte van aminozuren, vetten en vitamines in
• bijen van verschillende levensstadia (larven, poppen, adulten, met verschillende functies in bijenkast)
• individuele weefsels (waaronder vetlichaam, vliegspier, darm, zenuwstelsel) van gezonde bijenkasten en van bijenkasten die het niet goed doen.
2. Identificatie van de synergie van de bepaalde behoeften van aminozuren en vitamines en de opname van vetten door het vetlichaam die de immuniteit stimuleert, om zo de gezondheid van de bijen te versterken.
Bepalen van de aminozuur, vitamine en vet behoeften met inachtname van de versterking van de immuniteit tijdens het seizoen en laat in het seizoen, ter voorbereiding op de winter zonder de darmflora nadelig te beïnvloeden.
i De Groot AP. Protein and amino acid requirements of the honeybee (Apis mellifica L.). Physiol comp. Oecol. 1953;3:1–83.
3. Formuleren van aanbevelingen voor de imkerij over de nutritiele samenstelling van bijenvoeding om de immuniteit van de volkeren te versterken.
In dit onderzoek dienen de meest gebruikte rassen in België beschouwd te worden (Carnica en Buckfast). De voorgestelde methodologie moet onderbouwd zijn door een degelijke literatuurstudie.
Maximale toelage: € 330.000 Maximum duur: 36 maanden
5. Methoden voor het vernietigen van quarantaineorganismen (DESTRUQO)
Context
Om het binnenbrengen van quarantaineorganismen in de Europese Unie (EU) te voorkomen, introduceert de Plantengezondheidsverordening (EU) 2016/2031 een meer proactieve aanpak met een grondig toezicht op het grondgebied, uitroeiingsmaatregelen bij bevestigde uitbraken en invoervoorschriften. Voor de prioritaire quarantaineorganismen die het Belgisch grondgebied kunnen binnenkomen en zich er kunnen vestigen (Verordening (EU) 2019/1702), moet het FAVV ook noodplannen opstellen (artikel 25 van Verordening (EU) 2016/2031) om voorbereid te zijn op de noodzakelijke inspanningen om hun verspreiding te voorkomen en ze uit te roeien.
Wanneer een quarantaineorganisme wordt vastgesteld, moeten passende uitroeiingsmaatregelen worden opgelegd in overeenstemming met de in bijlage II bij Verordening (EU) 2016/2031 opgenomen beginselen. Deze maatregelen worden ofwel gespecificeerd in noodmaatregelen die voor bepaalde quarantaineorganismen zijn vastgesteld (bv. verordening (EU) 2023/1584 voor Popillia japonica, verordening (EU) 2023/1032 voor tomato brown rugose fruit virus, Besluit (EU) 2019/2032 voor Fusarium circinatum), of zij moeten worden vastgesteld op grond van de beschikbare wetenschappelijke en technische kennis voor een snelle en doeltreffende uitroeiing. In elk geval moet het schadelijke organisme worden vernietigd en moeten de waardplanten en andere soorten besmet plantaardig materiaal of besmette voorwerpen (bv. hout of houtspaanders, groeimedium, enz.) worden behandeld om het risicomateriaal onschadelijk te maken. Vernietigingsmethoden omvatten bijvoorbeeld begraven, verbranden, behandelen met gewasbeschermingsmiddelen of biociden, behandelen van bioafval (composteren, anaerobe vergisting, warmtebehandeling),….
Gelet op het voorgaande moet België voorbereid zijn op het opduiken van quarantaineorganismen op zijn grondgebied en meer bepaald van organismen waarvan bekend is dat ze op het grondgebied van de EU voorkomen (bijlage II, deel B, van verordening (EU) 2019/2072) en van prioritaire quarantaineorganismen. Om snel te kunnen ingrijpen, moet het FAVV de minimumvoorschriften kennen die nodig zijn om deze organismen efficiënt te vernietigen, uit te roeien of te steriliseren. Het FAVV moet ook met andere factoren rekening houden wanneer het gewasbeschermingsbehandelingen goedkeurt/valideert, zoals de gevolgen voor de menselijke gezondheid en veiligheid, dierengezondheid en de impact op het milieu.
Het doel van het project is om de doeltreffendheid en praktische haalbaarheid te bestuderen van verschillende behandelingen voor het uitroeien en onschadelijk maken van plantaardig materiaal dat besmet is met quarantaineorganismen die al in de EU aanwezig zijn, en met prioritaire quarantaineorganismen. Aan de hand van een desktopstudie kan worden nagegaan welke methoden en parameters er al werden bestudeerd en gevalideerd voor bepaalde organismen en kan een inventaris van deze methoden opgemaakt worden. Dit project moet behandelingsschema's ontwikkelen voor organismen waarvoor deze informatie niet beschikbaar is en de methoden en procedures testen (bv. in bioreactoren). De studie kan beperkt blijven tot een selectie van quarantaineorganismen (combinatie organisme/waardplant), maar moet zoveel mogelijk soorten organismen omvatten. Een selectie van niet-gereglementeerde modelorganismen die nauw verwant zijn met quarantaineorganismen (proxy's, inheemse organismen) kan worden overwogen om in het kader van een onderzoeksopzet te worden getest. Antischimmelbehandelingen voor houten verpakkingen werden al bestudeerd in het project RF 23/07 CHECKWOOD en zijn daarom uitgesloten van dit project.
Er werd onlangs een EPPO-norm (PM 3/66) gepubliceerd (xxxxx://xxxxxxxxxxxxx.xxxxx.xxx/xxx/xxxx/00.0000/xxx.00000) met voorbeelden van specifieke behandelingen voor een aantal plaagorganismen (inclusief referenties). Deze EPPO-norm en ook de ISPM 28-norm kunnen als uitgangspunt voor het project gebruikt worden. Andere opties dan bijvoorbeeld verbranding kunnen overwogen worden. Milieuvriendelijkere en goedkopere behandelingen worden aangemoedigd, evenals een casestudy waarbij het aangetaste gebied zich bijvoorbeeld zou uitstrekken tot in een beschermd Natura 2000-gebied.
Onderzoeksobjectieven
▪ Een inventaris opmaken van de methoden en parameters die al voor bepaalde organismen bestudeerd en gevalideerd werden.
▪ Een behandelingsschema uitwerken (specifieke parameters; fysische, chemische of biologische behandeling) voor planten, plantaardige producten, groeimedia of andere besmette objecten om quarantaineorganismen die al in de EU aanwezig zijn en prioritaire quarantaineorganismen te kunnen vernietigen of uit te roeien.
▪ Het overwegen van een selectie van niet-gereglementeerde modelorganismen die nauw verwant zijn met quarantaineorganismen (proxy's) en deze te testen in een onderzoeksopzet.
▪ Het overwegen van milieuvriendelijkere behandelingen, waaronder anaerobe vergisting.
▪ Procedures testen en methoden valideren om ervoor te zorgen dat het behandelingsproces en het eindproduct voldoen aan de eis dat ze vrij moeten zijn van quarantaineorganismen.
▪ Een extrapolatie maken of modelleren van parameters op basis van de biologische kenmerken van de modelorganismen en hun gastheren om ervoor te zorgen dat behandelingen de reeds in de EU aanwezige quarantaineorganismen en prioritaire quarantaineorganismen volledig vernietigen.
▪ Het bepalen en aangeven van de mate van doeltreffendheid, specificiteit en praktische haalbaarheid van elke behandeling.
▪ Het specificeren van het ontwikkelingsstadium van het plaagorganisme waarvoor de voorgestelde behandeling is bedoeld.
▪ Het documenteren van de fytosanitaire behandelingen om aan te tonen dat de gegevens die de doeltreffendheid van de uitroeiing van quarantaineorganismen betreffen, zijn vastgesteld op basis van beproefde wetenschappelijke procedures.
Maximale toelage: € 220.000 Maximumduur: 24 maanden
6. Aanwezigheid van ochratoxine A in gerijpte vleesproducten en gerijpte kazen in België
(OTACHAM)
Context
Ochratoxine A (OTA) is een mycotoxine, d.w.z. een toxine dat door schimmels wordt geproduceerd, in het bijzonder door Aspergillus ochraceus en Penicillium verrucosum. Dit mycotoxine is in heel wat plantaardige producten over de hele wereld aanwezig, zoals granen, koffiebonen, cacao, specerijen en noten, en wordt voornamelijk geproduceerd tijdens de opslag. De substantie werd ook in andere producten teruggevonden zoals wijn, bier en druivensap, maar ook in dierlijke producten zoals varkensnieren en rauwe ham.
In mei 2020 publiceerde de EFSA haar herziene wetenschappelijke advies over de risico's voor de volksgezondheid van de aanwezigheid van XXX in levensmiddelen. In dat advies heeft de EFSA nieuwe gegevens verwerkt over de toxicologie en de aanwezigheid van OTA in levensmiddelen sinds de laatste beoordeling in 2006. De EFSA besluit dat XXX mogelijk genotoxisch is en mogelijk kankerverwekkende effecten op de nieren kan hebben.
In dit advies wordt vermeld dat vleesproducten zoals rauwe ham, worst en salami ook gecontamineerd kunnen worden tijdens de verwerking of de opslag (rijpen en drogen). De EFSA stelt ook dat verschillende studies de mogelijke aanwezigheid hebben aangetoond van XXX in gerijpte kaas. Deze studies schrijven de aanwezigheid van OTA hoogstwaarschijnlijk toe aan schimmelgroei op het oppervlak van de kaas. Hoewel gewone schimmels op het oppervlak van kaas geen OTA produceren, kan de ongecontroleerde groei van schimmels tijdens het rijpen wel tot de productie van mycotoxinen leiden.
Onlangs heeft het onderzoeksproject RT 22/07 MYCOPROF, gefinancierd door de FOD Volksgezondheid, ook aangetoond dat de aanwezigheid van OTA in Parmezaanse kaas een aanzienlijk risico vormt, waardoor verder onderzoek nodig is om de blootstelling aan deze mycotoxine via lang gerijpte kaas beter te kunnen beoordelen. Hoewel deze categorie het meest risicovol is voor wat betreft OTA-contaminatie, geeft de wetenschappelijke literatuur aan dat schimmelgroei ook blauwe kazen (Gorgonzola, Roquefort, enz.) aantast en zo bijdraagt aan de totale blootstelling.
Momenteel bevat verordening (EU) nr. 2023/915 van de Commissie betreffende maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen geen maximumgehalten voor de aanwezigheid van dit mycotoxine in gerijpte vleesproducten of in de verschillende soorten gerijpte kazen. De gegevens over de aanwezigheid van OTA in deze levensmiddelen opgenomen in het advies van de EFSA en de consumptie ervan in de Europese Unie, en meer in het bijzonder in Spanje en Italië, kunnen een verhoogde blootstelling voor liefhebbers van deze producten betekenen.
Daarom werken de Europese Commissie en de lidstaten aan een aanbeveling voor het verzamelen van gegevens met de bedoeling voldoende gegevens te verzamelen om zo nodig risicobeheersmaatregelen te kunnen opstellen.
Gelet op het voorgaande dient België een prospectieve studie op te zetten om de kennis hieromtrent op nationaal vlak te verruimen met actuele gegevens. Meer bepaald moet het onderzoek rond twee pijlers worden opgebouwd: enerzijds, het onderzoek naar de aanwezigheid van OTA in de voedingsindustrie in België en de beschrijving van het
productieproces om te bepalen welke stappen bevorderend zijn voor de vorming van dit mycotoxine en hoe dit kan worden verholpen; anderzijds, de aanwezigheid van OTA in producten die in het buitenland werden geproduceerd maar gecommercialiseerd worden op de Belgische markt, zoals prosciutto crudo, iberico/serranoham en parmezaan.
De beschikbaarheid van een bemonsteringsprocedure is een prioriteit om de implementatie van elk type controleactiviteit te garanderen. Het is essentieel dat er met de gebruikte bemonsteringsmethoden representatieve monsters van de geanalyseerde levensmiddelen kunnen worden verzameld, en dat deze daarom voldoen aan de voorwaarden van de geldende wetgeving voor officiële controles (indien van toepassing). Met dit onderzoeksproject willen we ook de methoden valideren die worden toegepast op de betreffende voedingsmiddelen. In het specifieke geval van hammen wordt een bemonsteringsprocedure die door de Spaanse autoriteiten is voorgesteld op Europees niveau besproken om tot een geharmoniseerde aanpak te komen. Door dezelfde procedure te volgen zou België kunnen bijdragen tot de validering ervan, zoals Italië heeft gedaan in een recente studie.
De in het kader van het project verkregen resultaten zullen aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu en aan het FAVV, die de competente autoriteiten zijn voor wat betreft de discussies omtrent de toekomstige Europese regelgeving inzake maximumlimieten en officiële controles. Relevante gegevens zullen ook aan de EFSA worden bezorgd in SSD2-format, zodat de EFSA haar blootstellings- en risicobeoordeling voor OTA kan bijwerken.
Onderzoeksobjectieven
- Ontwikkelen en / of gebruiken van een representatieve bemonsteringsmethode voor de distributie van OTA in de te analyseren levensmiddelen te bepalen
- Een overzicht krijgen op de aanwezigheid van XXX in gerijpte vleesproducten (vleeswaren en rauwe, gedroogde hammen) en gerijpte kazen
o geproduceerd in België
o geproduceerd buiten België en beschikbaar op de Belgische markt
- Identificatie van de stappen die de aanwezigheid van ochratoxine-producerende schimmels bevorderen bij gebrek aan controle van bepaalde procesparameters in de productie van levensmiddelen
- Opstellen van aanbevelingen voor goede productiepraktijken die gericht aan operatoren die deze producten produceren
- Voorzien van de concentratiegegevens in het SSD2-format, klaar om te worden overgemaakt aan de EFSA.
Maximale toelage: € 165.000 Maximumduur: 18 maanden
7. Nitrosamines in levensmiddelen (TCNA-FOOD)
Context
Volgens de risicobeoordeling van de EFSA (European Food Safety Authority) van 2023, is er reden van bezorgdheid voor de gezondheid van de consument voor wat betreft de huidige blootstelling aan nitrosamines via voeding. Om deze beoordeling op te volgen met risicobeheer, is er een verdere beleidsvoorbereidende studie aangewezen.
Deze studie heeft als doel om de aanwezigheid, bronnen, origine en ook (preventie van) vorming van nitrosamines in levensmiddelen in kaart te brengen.
De resultaten van het onderzoek zullen als input dienen om op Europees niveau maximale gehalten voor nitrosamines vast te leggen in de contaminantenverordening, ter bescherming van de consument (Verordening (EU) 2023/915). Het kan ook leiden tot een leidraad voor goede praktijken voor preventie en reductie van nitrosamines in levensmiddelen.
De EFSA identificeerde de volgende 10 kankerverwekkende N-nitrosamines (TCNAs) als relevant in voeding:
1. NDMA: N-nitrosodimethylamine
2. NMEA: N-nitrosomethylethylamine
3. NDEA: N-nitrosodiethylamine
4. NDPA: N-nitrosodipropylamine
5. NDBA: N-nitrosodibutylamine
6. NMA: N-nitrosomethylaniline
7. NSAR: N-nitrososarcosine
8. NMOR: N-nitrosomorpholine
9. NPIP: N-nitrosopiperidine
10. NPYR: N-nitrosopyrrolidine
In de bovengenoemde EFSA opinie van 2023 werden volgende onderzoeksaanbevelingen geformuleerd:
• Standaardiseren van een gevoelige analytische methode om de 10 carcinogene nitrosamines te kwantificeren, dus zowel vluchtige als niet vluchtige nitrosamines, in verschillende levensmiddelen
• gegevens verzamelen over de nitrosamines in andere bewerkte voedingsmiddelen dan verwerkt vlees (d.w.z. rauw vlees, groenten, granen, melk en zuivelproducten, gefermenteerde voedingsmiddelen, ingelegde conserven, gekruide voedingsmiddelen, enz.) en van producten die op verschillende manieren hittebehandeld zijn met en zonder de toevoeging van nitraat en nitriet.
Er zijn ook Belgische data nodig om zicht te krijgen op de blootstelling van de Belgische bevolking. Daarom hebben we ook concentratiegegevens nodig voor TCNAs in vleesproducten en de mogelijke relatie met receptkeuzes en verwerkingsprocessen.
In het eerdere MEATNOX-project (RF 11/6250, 2012-2015) werden vaststellingen gedaan met betrekking tot de vorming van DNA-adducten gerelateerd aan N-nitrosoverbindingen bij vertering van verschillende types vleesproducten.
Ook zijn er Belgische studies zoals deze van Xx Xxx et al 2014i en Xxxxxx-Xxxxxxxxxx et alii. Het is uiteraard de bedoeling dat huidig project complementair is met reeds uitgevoerd onderzoek en dus op zoek gaat naar nieuwe informatie.
De studie moet eveneens complementair zijn aan een studie uit te voeren voor EFSA over de vorming van nitrosamines. Het is aanbevolen om contact op te nemen met Europese laboratoria die bezig zijn met de analyse van nitrosamines in voeding om zo efficiënt mogelijk vooruitgang te boeken.
Onderzoeksobjectieven
▪ Literatuurstudie (analysemethode, concentratiegegevens van nitrosamines in voeding, identificatie van precursoren en bronnen van precursoren, vormingsmechanisme, factoren van invloed op de vorming van nitrosamines, effectiviteit van preventiemaatregelen)
▪ Methode-ontwikkeling en validatie voor alle TCNAs in alle levensmiddelengroepen die relevant kunnen zijn voor de inname. De methode moet betrouwbaar en gevoelig zijn (maximale LOQ van 0,5 ppb per nitrosamine)
▪ Analyse van minstens 400 stalen van levensmiddelen beschikbaar op de Belgische markt. Het staalnameplan moet rekening houden met contaminatierisico’s en met data gaps af te leiden uit bevindingen in de literatuurstudie. De volgende voedselgroepen moeten minstens inbegrepen zijn: vleesproducten, rauw vlees, bier, graanproducten, melk en zuivelproducten, gefermenteerde voedingsmiddelen, verwerkte groenten, ingelegde conserven, gekruide/gepeperde voedingsmiddelen, samengestelde levensmiddelen met bijkomende verhittingsstappen zoals pizza.
De metingen moeten volstaan om de inname van de Belgische consumenten te schatten en moeten betrekking hebben op individuele stalen om ook zicht te hebben op de variatie aan contaminatie binnen voedselgroepen.
▪ Schatting van de blootstelling van de Belgische bevolking (leeftijdsgroepen, percentielen van inname zoals P95) aan TCNAs, en bijdragen van voedselgroepen aan de totale inname
▪ Uitwerken van een voorstel van leidraad voor preventie van vorming en reductie van aanwezigheid van nitrosamines in voeding, op basis van literatuur en inbreng van het Begeleidingscomité.
Indien de Europese Commissie een monitoringaanbeveling zou uitwerken, dan dient het project rekening te houden met de bepalingen in deze Europese aanbeveling.
De analyses op levensmiddelen dienen vroeg in het project te gebeuren, zodat deze data beschikbaar zijn voor de normdiscussies op Europees niveau. De concentratiegegevens van de marktstudie dienen in het geschikte formaat geleverd te worden aan de FOD VVVL voor overmaking voor de EFSA-database. De stalen moeten goed beschreven zijn (ingrediënten, verwerkingsprocessen, …).
Maximale toelage: € 330.000 Maximum duur: 36 maanden
x Xx Xxx et al, The occurrence of N-nitrosamines, residual nitrite and biogenic amines in commercial dry fermented sausages and evaluation of their occasional relation. Meat Science 96 (2014) 821–828.
ii Drabik-Xxxxxxxxxx et al, Evaluation of the influence of proline, hydroxyproline or pyrrolidine in the presence of sodium nitrite on N-nitrosamine formation when heating cured meat. Analytica Chimica Acta 657 (2010) 123–130.
8. Microbiologische veiligheid van plantaardige alternatieven voor zuivelproducten (PADAL)
Context
De shift in het eetpatroon van de consument van dierlijke eiwitten naar plantaardige alternatieven, heeft gezorgd voor een snelle groei van het aanbod aan nieuwe zuivel- en vleesalternatieven. Hoewel de uitgangsmaterialen (bijvoorbeeld soja, linzen, bonen) niet nieuw zijn voor de voedingsindustrie, blijkt de manier waarop deze verwerkt en gebruikt worden in deze plantaardige alternatieven wel voor nieuwe uitdagingen te zorgeni. Zo werd in het recente RISK_LMO_RTE project op basis van o.a. staalname en challengetesten vastgesteld dat verschillende types “nieuwe” plantaardige kant-en-klare levensmiddelen een hoog tot zeer hoog risico voor aanwezigheid en groei van Listeria monocytogenes inhoudenii.
In het European Union One Health 2021 zoönoserapportiii werden bovendien verschillende uitbraken gelinkt aan plantaardige alternatieven voor dierlijke producten. Zo werden er uitbraken gerapporteerd van listeriose en salmonellose in verschillende lidstaten gelinkt aan een kaasalternatief op basis van amandel, walnoot en cashewnootiv.
Vooral voor wat betreft plantaardige alternatieven voor zuivelproducten (bijvoorbeeld plantaardige drinks, kazen (zowel harde als zachte), plantaardig alternatief voor yoghurtv) zijn er nog hiaten in de kennis rond microbiologische risico’s. Onder andere de lange overleving van voedselgebonden pathogenen op noten, de potentiële microbiologische groei bij het weken van noten, de lagere pasteurisatietemperaturen en de snelle groei van voedselgebonden pathogenen in plantaardige drinks t.o.v. dierlijke melk, maken dat er nood is aan onderzoek. In de studie van Xxxxxxxxx et al. (2023) werden de niveaus en types van microbiologische contaminanten onderzocht in verschillende plantaardige ingrediënten (bijvoorbeeld erwten, bonen, …) die worden gebruikt voor zuivelalternatieven. Deze studie benadrukt het belang van spoorvormers in deze uitgangsmaterialen.
Onderzoeksobjectieven
- Identificatie van de belangrijkste (types) zuivelalternatieven (bijvoorbeeld plantaardige drinks, kazen (zowel harde als zachte), plantaardige alternatieven voor yoghurt, room en zuiveldesserts) en uitgangsmaterialen (bijvoorbeeld graan (haver, spelt, rijst…), noten en zaden, peulvruchten, veldbonen…) op de Belgische markt
- Identificatie van relevante pathogenen per type zuivelalternatief en uitgangsmateriaal, met een speciale aandacht voor sporenvormers.
- Staalname en analyse van producten op de Belgische markt (complementair aan beschikbare FAVV controledata).
i Xxxxxxxxx et al. 2023. Levels and types of microbial contaminants in different plant-based ingredients used in dairy alternatives. International journal of food microbiology, 407,110392. xxxxx://xxx.xxx/00.0000/x.xxxxxxxxxxx.0000.000000
ii xxxxx://xxx.xxxxxx.xxxxxxx.xx/xx/xxxxxxxxx-xxx-xxx-xxxxxxxxxxxxx-xxxx-xxxxxxxx-xxxxxxxxxxxxx-xxx-xxxxxxx- aanbod-van-kant-en-klare
iii European Food Safety Authority and European Centre for Disease Prevention and Control, 2022. The EU One Health 2021 Zoonoses Report. EFSA Journal 2022;20(12):7666,273pp.
iv Presentatie BSFM symposium - Xxxxx Xxxxxx 12/10/2023 “EFSA/FAVV reports with details on EU zoonosis and XXX report, aged meat, vacuum food preparation”
v Part et al. 2023. Microbiological, chemical and sensorial characterisation of commercially available plant- based yoghurt alternatives. 2023. Future Foods,7, 100212.
- In kaart brengen belangrijkste processtappen voor de productie van deze (types) zuivelalternatieven. Onderzoek naar gedrag (groei / inactivatie / overleving / toxineproductie) van voedselgebonden pathogenen doorheen de processtappen (rekening houdend met hitteresistentie van sporen aanwezig in poedervormige ingrediënten (die reeds hittebehandeling ondergaan hebben) en kunnen klonteren waardoor de hitteresistentie nog toeneemt; lagere pasteurisatietemperaturen/tijden door hittegevoelige eiwitten, groei tijdens weken van bijvoorbeeld noten, …).
Hierbij dienen challengetesten uitgevoerd te worden, eventueel in combinatie met predictieve modellen.
- Inschatting van het risico van de relevante voedselgebonden pathogenen en identificatie kritische parameters voor de mitigatie van dit risico.
Maximale toelage: € 330.000 Maximum duur: 36 maanden
9. Plantentoxines in levensmiddelen afgeleid van hennep (HEMPPLATOX)
Context
Hennepzaad en afgeleiden worden als levensmiddelen op de markt gebracht. In 2015 heeft het panel voor contaminanten in de voedselketen van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) een wetenschappelijk advies uitgebracht over de risico’s voor de menselijke gezondheid in verband met de aanwezigheid van tetrahydrocannabinol (THC) in melk en andere levensmiddelen van dierlijke oorsprong. THC, meer bepaald Δ9-THC, is het meeste relevante bestanddeel van de hennepplant Cannabis sativa. De EFSA heeft een acute referentiedosis (ARfD) van 1 μg Δ9-THC/kg lichaamsgewicht vastgesteld.
De Europese Aanbeveling (EU) 2016/2115 van de Commissie van 1 december 2016 betreffende de monitoring van de aanwezigheid van Δ9-tetrahydrocannabinol, de precursoren ervan en andere cannabinoïden in levensmiddelen werd tot op heden nog niet geïmplementeerd in België.
Het wetenschappelijk comité van FAVV heeft in zijn advies 25-2017 actiedrempels voorgesteld voor THC in levensmiddelen van dierlijke oorsprong.
Op 7 januari 2020 heeft de EFSA een wetenschappelijk verslag gepubliceerd waarin de acute blootstelling van de mens aan Δ9-THC wordt beoordeeld, rekening houdend met de gegevens over de aanwezigheid ervan zoals gegenereerd overeenkomstig Aanbeveling (EU) 2016/2115. De ARfD van 1 μg/kg lichaamsgewicht werd volgens bepaalde schattingen van de acute blootstelling overschreden. Hoewel in de ramingen van de blootstelling de acute blootstelling aan Δ9-THC in de Unie naar verwachting wordt overschat, vormt de huidige blootstelling aan Δ9-THC een potentieel gezondheidsrisico.
Sinds de publicatie van Verordening (EU) 2022/1393 van de Commissie van 11 augustus 2022 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1881/2006 wat betreft de maximumgehalten aan delta- 9-tetrahydrocannabinol (Δ9-THC) in hennepzaden en daarvan afgeleide producten, zijn er Europese normen voor THC-equivalenten (Δ9-THC en Δ-9-THCA) in hennepzaad en hennepzaadolie die van toepassing zijn sinds 1 januari 2023. Momenteel zijn de normen opgenomen in Verordening (EU) 2023/915 betreffende maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1881/2006.
Er zijn evenwel nog geen specifieke normen voor alle afgeleide consumptieproducten. Het is niet duidelijk of de consument reeds voldoende beschermd wordt met de huidige normen. Aangezien het gaat om een acute referentiedosis, is de inname via een portie van een consumptieproduct relevant. Dit onderzoek kan een basis zijn om te beslissen of normontwikkeling voor samengestelde levensmiddelen met hennepzaadingrediënten van belang is.
Ook is er vraag naar data voor delta-8-THC, opdat we op een geïnformeerde manier kunnen beslissen om deze stof al dan niet op te nemen in de normen voor THC-equivalenten.
Het is een grote meerwaarde om nog meer cannabinoïden op te nemen in het project, in het bijzonder de psychoactieve stoffen en precursoren hiervan. Een reeks stoffen werd opgesomd in Aanbeveling 2016/2115. Volgens recentere literatuur werden ook nog andere stoffen gevondeni.
i (Xxxxxx et al, Analysis of cannabinoids in commercial hemp seed oil and decarboxylation kinetics studies of cannabidiolic acid (CBDA), Journal of Pharmaceutical and Biomedical Analysis 149 (2018) 532–540)
Voor de analysemethode zijn contacten met het EURL wenselijk. De methode moet betrouwbare resultaten opleveren.
De monsternamemethode moet zorgen voor analyseresultaten die representatief zijn voor de bemonsterde partij (lot). Daarom moet het monster groot genoeg zijn om heterogeniteit binnen het lot op te vangen. De officiële monsternamemethode zoals beschreven in verordening 2023/2783 tot vaststelling van bemonsteringsprocedures en analysemethoden voor de controle op het gehalte aan plantentoxinen in levensmiddelen, en verordening 2023/2782 tot vaststelling van bemonsteringsprocedures en analysemethoden voor de controle op het mycotoxinegehalte in levensmiddelen moet worden gerespecteerd. Het volledige monster moet worden gehomogeniseerd bij de monstervoorbereiding.
Naar aanleiding van de Europese contaminantenverordening, zijn er plannen voor aanpassingen van het koninklijk besluit van 31 augustus 2021 betreffende de fabricage van en de handel in voedingsmiddelen die uit planten of uit plantenbereidingen samengesteld zijn of deze bevatten. De huidige situatie is uitgelegd op de website van de FOD.
Dit project is beleidsvoorbereidend onderzoek, voor de eventuele uitbreiding van normen naar andere cannabinoïden en het eventuele opstellen van specifieke veilige normen voor samengestelde levensmiddelen met hennep, en de evaluatie van de veiligheid van de huidige normen voor de Belgische consumenten. Het is dus geen controle-actie op de bestaande normen. Evenwel dienen overschrijdingen van de huidige normen, indien vastgesteld, genotificeerd te worden aan FAVV.
De schattingen van de acute inname van THC-equivalenten (Δ9-THC en Δ-9-THCA) kunnen in dit project gebeuren op basis van de analytische meetresultaten, portiegroottes en bevraagde acute consumptiehoeveelheden, ter vergelijking met de acute referentiedosis van EFSA. Het zou interessant zijn om de impact te berekenen van eventuele inclusie van delta-8-THC in de blootstellingsschatting. Voor andere stoffen hoeft er geen schatting gemaakt te worden. EFSA kan de data later gebruiken, wanneer een risicobeoordeling wordt gemaakt voor andere cannabinoïden.
Onderzoeksobjectieven
1) Bepalen van delta-9-THC, delta-8-THC en THCA en andere cannabinoïden (zie ook Aanbeveling (EU) 2016/2115, alsook andere cannabinoïden die psychoactief kunnen zijn, of hun precursoren) in een representatief aantal (samengestelde) levensmiddelen op basis van hennepzaad of afgeleiden. Hierbij dient gebruik gemaakt te worden van een gevalideerde analysemethode met een kwantificeringslimiet (LOQ) niet hoger dan 0,1 mg/kg per stof en laag genoeg om een acuut risico te kunnen vaststellen (een upperbound schatting van een negatief staal mag niet leiden tot een overschrijding van de acute referentiedosis). Voor dranken wordt een LOQ beoogd van 0,02 mg/kg. Er dienen minimaal 60 monsters geanalyseerd te worden, waarvan ongeveer de helft samengestelde levensmiddelen en de andere helft producten die in de bijlage van verordening 2023/915 reeds een norm hebben voor THC-equivalenten. De portiegrootte van de levensmiddelen met hennep moet genoteerd worden in gram, bij voorbeeld het gewicht van een burger met hennep die bemonsterd en geanalyseerd werd.
2) Uitvoeren van een bevraging bij consumenten van verschillende leeftijdscategorieën die hennepolie of hennepzaad of afgeleiden gebruiken in de keuken en als voedingsmiddel consumeren, om in te schatten wat de acute inname van THC-
equivalenten van een portie voedsel met hennepproducten is. Hiervoor is het nodig om per consument (met een gekend lichaamsgewicht) te weten hoeveel er typisch en maximaal geconsumeerd wordt op één dag van de verbruikte hennepolie, hennepzaad, …
De bevraging dient te gebeuren bij mensen die wonen in Vlaanderen, Brussel en Wallonië.
3) Schatting van de acute inname van THC-equivalenten op basis van de portiegrootte van de gemeten levensmiddelen en de bevraagde maximale consumptiegegevens voor één dag, voor scenario’s van verschillende leeftijdscategorieën, en vergelijking met de acute referentiedosis van EFSA.
De gegevens dienen in het SSD2 formaat van EFSA overgemaakt te worden aan de FOD VVVL.
Maximale toelage: € 110.000 Maximum duur: 15 maanden
2024-A-463 The use of insect trap collection fluids for the surveillance of quarantine fungi in forests (FUN2TRAP)
Short description
Early detection is crucial for an effective outbreak management of quarantine organisms. For most quarantine fungi, the surveillance is based on visual inspection, followed by sampling in case of symptoms. Since the effectiveness of visual inspection is considerably lower in forests and natural areas compared to in orchards and arable crops, spore traps are used in addition.
Insect surveillance is often done by pheromone traps loaded with collection fluids. In Canada and Australia, experience has learned that these fluids can also be used for the surveillance of fungal quarantine species, both insect-associated fungi as fungi spread by air borne spores (Tremblay et al. 2019; Xxxxxx et al. 2022; Trollip et al. 2023).
The use of a single trap for multiple organisms, fungi and insects, could significantly reduce labour and material costs. The aim of this topic is to test the feasibility of detecting EU quarantine fungi in collection fluids from traps that are currently used by NPPO for quarantine insect surveillance. If found successful, protocols can be developed for the implementation of this technique.
Potential outcomes:
- Types of insect traps, fluid containers and collection fluids that are most effective for the detection of fungi
- Comparison of the effectiveness with spore traps used specifically for fungi
- Development of an established method of sampling and processing
- Development of cost-effective detection technique(s) adapted to quarantine fungi found in traps in defined environments
- Validation of the technique
Description of the end product
- Protocols to use collection fluids of insect traps for the detection of quarantine fungi: sampling method, sample treatment and molecular detection method
- Validation of the detection technique
Provisional other funders
• Canadian Food Inspection Agency-Plant Research & Strategies, Canada (contact: Ms Xxxxxxxx Xxx, xxxxxxxx.xxx@xxxxxx.xx)
• Federal Ministry of Agriculture, Forestry, Regions and Water Management, Austria (contact: Mr Xxxxx Xxxxxxxx, xxxxx.xxxxxxxx@xxxx.xx)
• National Plant Protection Organization, Netherlands Food and Consumer Products Safety Authority, the Netherlands (contact: Xx Xxxxxx Xxxxxxxx, X.X.Xxxxxxxx@xxxx.xx; x.xxxxxxxxxxx@xxxx.xx)
• Forestry Commission, United Kingdom (contact: Ms Xxxx Xxxxxx, xxxx.xxxxxx@xxxxxxxxxxxxxx.xxx.xx)
• Ministry of Agriculture Forestry and Food, Slovenia (contact: Ms Xxxxx Xxxxxx, xxxxx.xxxxxx@xxx.xx)
Provisional project duration
24-36 months
2024-A-468 Improved detection of regulated Torradoviruses (Detectorrado)
Short description
Torradoviruses are a recently described genus, with 8 member species. Of these, two species are regulated Quarantine pathogens in the UK, Switzerland and the EU (Torradovirus marchitezum and Tomato chocolate virus), with a further species having quarantine status in the UK and Switzerland (Torradovirus lycopersici/tomato torrado virus). Additionally, a potato infecting torradovirus (potato rugose stunting virus) has recently been described in Peru and intercepted entry to the USA and the Netherlands. At a recent EPPO virology panel the limited validation data for the detection of these viruses by existing assays was highlighted as a potential issue for proceeding with drafting a detection standard. Additionally, specific real- time RT-PCR tests are being developed for the detection of the viruses from the genus which are covered by regulations in the EPPO region, and the recent potato infecting torradovirus. The project would aim to validate both an existing generic torradovirus assay, and novel specific assays for the regulated torradoviruses. Within the project control isolates would be sought and artificial controls would also be designed. Following validation and evaluation of these assays a Test performance study would be conducted with the partners with a view to providing essential validation data to support drafting an EPPO standard for detection of these viruses.
Description of the end product
The outputs of this project would be the provision of validation data to support the implementation and use of both generic and specific tests intended for inclusion in a future EPPO diagnostic standard. These viruses are tested for as part of multi-annual surveys, and this would allow a more streamlined approach to the current testing regimes. These quarantine viruses of tomatoes and potato could severely impact on the production of those crops in the UK and the EPPO region, and early interception and diagnosis would prevent spread should they occur.
Provisional other funders
• Department for Environment Food and Rural Affairs, United Kingdom (contact: Xx Xxxx Xxxxxxx, Xxxxx.Xxxxxxx@xxxxx.xxx.xx)
• Bioreba AG, Switzerland (contact: Xx Xxxxx Xxxxxx, xxxxxx@xxxxxxx.xx)
• US Department of Agriculture, Animal and Plant Health Inspection Service, United States of America (contact: Ms Xxxxx Xxxxxxxx, xxxxx.x.xxxxxxxx@xxxx.xxx; xxxxxxx.x.xxxxxxxxxx@xxxx.xxx)
• Federal Ministry of Agriculture, Forestry, Regions and Water Management, Austria (contact: Mr Xxxxx Xxxxxxxx, xxxxx.xxxxxxxx@xxxx.xx)
• Council for agronomic research and economic analysis, Italy (contact: Xx Xxxxx Xxxxxx, xxxxx.xxxxxx@xxxx.xxx.xx; xxxxxxx.xxxxxxxx@xxxx.xxx.xx)
• Ministry of Agriculture Forestry and Food, Slovenia (contact: Ms Xxxxx Xxxxxx, xxxxx.xxxxxx@xxx.xx)
• French Agency for Food, Environmental and Occupational Health & Safety, France (contact: Ms Xxxxxxxxx Xxxxxxxx, xxxxxxxxx.xxxxxxxx@xxxxx.xx)
• Ministry of Agriculture, Plant Biosecurity, Plant Protection and Inspection Services, Israel (contact: Ms Xxxxxxx Xxxxx, xxxxxxxx@xxxx.xxx.xx)
Provisional project duration
12-24 months
0000-X-000 Xxxxxxx spread and detection of Diplodia bulgarica in Europe
Short description
Diplodia bulgarica causes black canker on hosts in the family Rosaceae, but mainly on apple and pear with economically important impact. In the EU, D. bulgarica has been reported from Bulgaria and Germany. This currently known distribution must be taken with caution, and this pest may be widely distributed in Europe but has not been detected because of lacking or insufficient research. In addition, plants for planting represent the main pathway of the further spread and there is ongoing trade of host planting material within EU member states. Besides
D. bulgarica, reported as predominant species in Germany, other Diplodia species (e.g. D. intermedia, X. xxxxxxx, X. xxxxxx, X. seriata) and other members of the Botryosphaeriaceae family affect apple and pear even though causing similar symptoms. Gaining an understanding of current distribution of D. bulgarica in the EU and facilitating its detection and identification will increase awareness of the disease in the MSs.
Description of the end product
The project will provide information about the dissemination of D. bulgarica in Europe and the Mediterranean and support the development of sound detection measures.
Provisional other funders
• Federal Ministry of Food and Agriculture, Germany (contact: Ms Xxxxx Xxxxxxxxxxx, xxxxx.xxxxxxxxxxxx@xxxxxx-xxxxx.xx)
• Federal Ministry of Agriculture, Forestry, Regions and Water Management, Austria (contact: Mr Xxxxx Xxxxxxxx, xxxxx.xxxxxxxx@xxxx.xx)
• Council for agronomic research and economic analysis, Italy (contact: Xx Xxxxx Xxxxxx, xxxxx.xxxxxx@xxxx.xxx.xx; xxxxxxx.xxxxxxx@xxxx.xxx.xx; xxxxxx.xxxxxxxx@xxxx.xxx.xx)
• XXXXXX XXXXXXXXXXXXXXXX INSTITUTE, Greece (contact: Ms Xxxxx Xxxxxxxxxx, x.xxxxxxxxxx@xxx.xx; x.xxxxxxxxxxxxxx@xxx.xx)
• Ministry of Food Agriculture and Forestry, General Directorate of Food and Control, Turkey (contact: Xx Xxxx Xxxxxx, xxxxxxxxxx@xxxxxxxxxx.xxx.xx)
• Ministry of Agriculture, Plant Biosecurity, Plant Protection and Inspection Services, Israel (contact: Ms Xxxxxxx Xxxxx, xxxxxxxx@xxxx.xxx.xx)
Provisional project duration
24-36 months
Bijlage 2: Model RT intentieverklaring (fase 1)
VERTROUWELIJK
Thematische oproep, fase 1 RT INTENTIEVERKLARING
MAX. 6 BLADZIJDEN
(exclusief titelpagina en identificatie van de coördinator)i
[TITEL VAN HET THEMA] [ACRONIEM VAN HET THEMA]
Titel van het projectvoorstel [NL]
[FR]
[EN]
Projectduur .. maanden
Totale begroting € ……
Gevraagde toelage € ……
De gevraagde toelage moet afgerond worden naar een bedrag in k€.
Desgevallend:
percentage eigen inbreng …… %
Het percentage eigen inbreng wordt op 2 cijfers na de komma afgerond.
oorsprong / aard eigen inbreng ……
igrijze, schuine tekst is enkel ter verduidelijking van de rubriek, deze kan geschrapt worden
1. IDENTIFICATIE VAN DE COÖRDINATOR
Cf. informatiebrochure rubriek 1.2.3. “Samenstelling van het consortium”
Naam | : |
Voornaam | : |
Titel | : |
Instelling en afdeling | : |
Correspondentieadres | : |
Telefoon/GSM | : |
: |
Zal dit onderzoek uitgevoerd worden in een consortium van Belgische onderzoeksinstellingen (waarbij de partners opgenomen zijn in het budget)? Zo ja, gelieve hier de andere promotoren te vermelden. (naam, instelling en e-mailadres)
Opgelet: Er kan slechts één partner per onderzoeksgroep van een bepaalde instelling deelnemen aan het consortium.
2. SITUERING VAN HET PROJECTVOORSTEL
2.1 Beschrijving van de context van dit projectvoorstel, rekening houdend met de omschrijving van het thema (ongeveer 20 lijnen)
2.2 In welke mate bent u bij de algemene problematiek waarop dit projectvoorstel zich baseert, betrokken? (ongeveer 20 lijnen)
Welke is uw expertise in deze materie? Hebt u reeds onderzoek binnen deze materie lopende of uitgevoerd? Indien ja, geef de projecttitel(s), de start- en einddata van uitvoering, en identificeer de betoelagende instelling.
Werkt u samen met andere instellingen in België en/of het buitenland? Indien ja, maakt u deel uit van een netwerk?
2.3 Welke andere projecten werden bij uw weten recent uitgevoerd of zijn op dit moment lopende of gepland rond dit onderwerp, met uitsluiting van de onder 5.3 vermelde projecten? (ongeveer 10 lijnen)
Geef de projecttitel(s), de start- en einddata van uitvoering, en identificeer de betoelagende instelling.
3. OBJECTIEVEN VAN HET ONDERZOEK (ongeveer 25 lijnen)
3.1 Onderzoeksvragen / objectieven van het projectvoorstel
Formuleer de onderzoeksvragen / objectieven die beantwoord zullen worden in het onderzoeksproject.
3.2 Verantwoording van de indiening onder dit thema
Wanneer het voorstel niet volledig beantwoordt aan wat gevraagd is in de thema- omschrijving of wanneer het voorstel verder gaat dan de objectieven / onderzoeksvragen vermeld in de thema-omshrijving, dient dit onderbouwd te worden.
4. IMPACT VAN HET ONDERZOEKSONDERWERP (ongeveer 10 lijnen)
Kan het voorgestelde onderzoek een oplossing bieden voor het beschreven probleem? Wat zal de toepasbaarheid zijn van de beoogde resultaten voor de federale overheid, rechtstreeks of onrechtstreeks, en op korte, middellange of lange termijn?
5. BESCHRIJVING VAN HET PROJECTVOORSTEL
Wees duidelijk en concreet, zodat uw voorstel eenduidig kan vergeleken worden met concurrerende voorstellen binnen dit thema. Indien nodig kunnen referenties kort worden opgenomen in de tekst (vb. Xxxxxxx et al., 2012).
5.1 Methodologie (ongeveer 40 lijnen)
Beschrijf de methodologie die gebruikt zal worden voor dit onderzoek, structureer aan de hand van werkpakketten en taken. Werd deze methodologie reeds eerder toegepast, door de indieners, door andere Belgische onderzoekers of door onderzoekers in het buitenland?
5.2 Personeelsinzet
Personen voorzien op de begroting: instelling waaraan ze verbonden zijn, het opleidingsniveau, diploma en tijdsbesteding in mensmaanden (MM)
Instelling | Opleidingsniveau | Diploma | MM |
5.3 Xxxxx beschikbare wetenschappelijke bewijzen met betrekking tot het voorgestelde onderzoek (ongeveer 20 lijnen)
Heeft ander onderzoek uitgevoerd rond het voorgestelde onderwerp reeds overtuigende elementen (“bewijzen”) opgeleverd die als vertrekpunt kunnen dienen voor dit project? Xxxxxxx dit onderzoek in volgorde van belangrijkheid. Zijn er eigen preliminaire data? In welk opzicht is het huidige projectvoorstel vernieuwend?
5.4 Nodige gegevens (ongeveer 10 lijnen)
Bestaan de gegevens en/of bestaat de voorkennis die noodzakelijk zijn voor dit onderzoek? Indien ja, zijn deze opgenomen in toegankelijke gegevensbanken? Als deze gegevens (nog) niet beschikbaar zijn, beschrijf hoe deze bekomen kunnen worden.
5.5 Risico’s (ongeveer 10 lijnen)
Welke zijn de obstakels en/of de risico’s inherent aan het voorgestelde project die de slaagkans in het gedrang zouden kunnen brengen? Welke oplossingen stelt u hier tegenover?
6. GEBRUIK VAN DE ONDERZOEKSRESULTATEN (ongeveer 10 lijnen)
Welk gebruik van de resultaten beoogt u?
- als tussenstadium voor complementaire onderzoeksactiviteiten,
- uitwerking, realisatie, ter beschikking stellen van een procedure of een dienst,
- verspreiding van de nieuwe kennis via wetenschappelijke publicaties.
In naam van het consortium,
Datum, naam en handtekening van de coördinator
Bijlage 3: Model gedetailleerd RT projectvoorstel (fase 2)
VERTROUWELIJK
Thematische oproep, fase 2 GEDETAILLEERD RT PROJECTVOORSTEL
MAX. 30 BLADZIJDEN
(exclusief titelpagina en identificatie van het consortium, inclusief de budgettaire tabellen en de referentielijst)i
[TITEL VAN HET THEMA]
RT 25/xx [ACRONIEM VAN HET THEMA]
Titel van het projectvoorstel [NL]
[FR]
[EN]
Projectduur .. maanden
Totale begroting € ……
Gevraagde toelage € ……
De gevraagde toelage moet afgerond worden naar een bedrag in k€.
Desgevallend:
percentage eigen inbreng …… %
Het percentage eigen inbreng wordt op 2 cijfers na de komma afgerond.
oorsprong / aard eigen inbreng ……
Gewenste startdatumii .. / .. / ….
i grijze, schuine tekst is enkel ter verduidelijking van de rubriek, deze kan geschrapt worden
ii Ten vroegste 1 april 2025, en in functie van het onderzoeksplan, de beschikbaarheid van personeel en middelen en de eventuele seizoensafhankelijkheid
1. IDENTIFICATIE VAN HET CONSORTIUM
Cf. informatiebrochure rubriek 1.2.3. “Samenstelling van het consortium”
Opgelet: Er kan slechts één partner per onderzoeksgroep van een bepaalde instelling deelnemen aan het consortium.
1.1 IDENTIFICATIE VAN DE COÖRDINATOR
Naam :
Voornaam :
Titel :
Instelling en afdeling : Correspondentieadres : Telefoon/GSM :
e-mail :
1.2 IDENTIFICATIE VAN PROMOTOR 2 (optioneel)
Naam :
Voornaam :
Titel :
Instelling en afdeling : Correspondentieadres : Telefoon/GSM :
e-mail :
1.3 IDENTIFICATIE VAN PROMOTOR 3 (optioneel)
Naam :
Voornaam :
Titel :
Instelling en afdeling : Correspondentieadres : Telefoon/GSM :
e-mail :
1.4 IDENTIFICATIE VAN PROMOTOR 4 (optioneel)
Naam :
Voornaam :
Titel :
Instelling en afdeling : Correspondentieadres : Telefoon/GSM :
e-mail :
2. HISTORIEK VAN WIJZIGINGEN
Zijn er - op basis van de geformuleerde aanbevelingen bij de uitnodiging voor fase 2 - significante wijzigingen aangebracht in het gedetailleerd projectvoorstel ten opzichte van de intentieverklaring?
Cf. informatiebrochure rubriek 2.2.1 Opmaak van de gedetailleerde RT projectvoorstellen. Vermeld
- in welke rubriek(en),
- welke wijziging(en),
- verantwoording / motivering voor de wijziging.
3. ALGEMENE INFORMATIE
3.1. Beschrijving van de context van het projectvoorstel, rekening houdend met de omschrijving van het thema (maximum 1,5 blz)
3.2 Samenvatting van het projectvoorstel (ongeveer 20 lijnen)
3.3 Onderzoeksobjectieven (ongeveer 2x 20 lijnen)
Formuleer de onderzoeksvragen / objectieven die beantwoord worden in het onderzoeksproject, in het Nederlands en het Engels.
[NL]
[EN]
3.4 Verantwoording van de indiening onder dit thema (ongeveer 15 lijnen)
Wanneer het voorstel niet volledig beantwoordt aan wat gevraagd is in de thema- omschrijving of wanneer het voorstel verder gaat dan de objectieven / onderzoeksvragen vermeld in de thema-omschrijving, dient dit onderbouwd te worden.
3.5 Situering van het projectvoorstel (ongeveer 1 blz.)
• In welk opzicht is het huidige projectvoorstel wetenschappelijk en technisch vernieuwend? Heeft ander onderzoek rond het voorgestelde onderwerp reeds overtuigende elementen opgeleverd die als vertrekpunt kunnen dienen voor dit project? Welke gegevens en voorkennis zijn noodzakelijk voor dit onderzoek, en zijn deze beschikbaar of toegankelijk?
• Welke zijn de verworvenheden van de aanvragers en/of onderzoekers binnen het domein? Hebt u reeds onderzoek binnen deze materie lopende of uitgevoerd? Indien ja, geef de projecttitels, de start- en einddata van uitvoering, en identificeer de betoelagende instelling.
3.6 Gebruik van de verwachte onderzoeksresultaten (ongeveer 5 lijnen)
Welk gebruik van de onderzoeksresultaten beoogt u:
- als tussenstadium voor complementaire onderzoeksactiviteiten,
- uitwerking, realisatie, ter beschikking stellen van een procedure of een dienst,
- verspreiding van nieuwe kennis via wetenschappelijke publicaties,
- …
3.7 Risico’s (ongeveer 15 lijnen)
Welke zijn de obstakels en/of de risico’s inherent aan het voorgestelde project die de slaagkans op het bereiken van de doelstellingen binnen de door u voorziene termijn in het gedrang zouden kunnen brengen? Welke oplossingen stelt u hier tegenover?
4. SPECIFIEKE INFORMATIE
4.1 Wetenschappelijke en operationele methodologie van het onderzoeksvoorstel (ongeveer 15 blz.)
• Dit onderdeel vormt de kern van het projectvoorstel. Het dient een duidelijke beschrijving te bevatten van de onderzoeksactiviteiten zoals ze door u voor de totale duur van het aangevraagde project zijn gepland.
• Belangrijke elementen bij de beschrijving van de verschillende luiken van het onderzoeksprogramma zijn de volgende:
- een overzicht van het voorgestelde onderzoek, onderverdeeld in werkpakketten en (sub)taken, met weergave van het bij benadering nodige budget per werkpakket;
- de voorgestelde methoden en technologieën met hun respectievelijke vóór- en nadelen, beperkingen, risico’s en alternatieven, …;
- de te bereiken mijlpalen en leverbaarheden, gekoppeld aan mogelijke heroriëntaties in het onderzoeksprogramma;
- de situering en evolutie van de onderzoeksactiviteiten in de tijd aan de hand van het volgende chronogram:
Jaar 1 | Jaar 2 | Jaar 3 | Jaar 4 | Totaal budget per WP* | |||||||||||||
Code | t1 | t2 | t3 | t4 | t1 | t2 | t3 | t4 | t1 | t2 | t3 | t4 | t1 | t2 | t3 | t4 | |
WP 1 | |||||||||||||||||
T1.1. | |||||||||||||||||
T1.2. | |||||||||||||||||
… | |||||||||||||||||
WP 2 | |||||||||||||||||
T2.1. | |||||||||||||||||
T2.2. | |||||||||||||||||
T2.3. | |||||||||||||||||
WP 3 | |||||||||||||||||
… |
t trimester
WP werkpakket
*Totaal budget per werkpakket: som van personeels-, werkings- en algemene kosten
4.2 Structuur en organisatie van het onderzoek (ongeveer 2 blz.)
Geef aan welke de verdeling is van de verschillende taken tussen de partners van het consortium, aan de hand van volgende tabel:
Code | Taakomschrijving | Uitvoerende instelling(en) | Voorzien personeel (kwalificaties) | MM |
WP 1 | ||||
T1.1. | ||||
T1.2. | ||||
…. | ||||
WP 2 | ||||
T2.1. | ||||
T2.2. | ||||
T2.3 | ||||
… |
WP werkpakket
T taak
MM mensmaanden
4.3 Samenwerking, complementariteit en/of parallel ingediende aanvragen
• Vermeld een eventuele samenwerking met buitenlandse partners en deelname aan netwerken voor zover nuttig voor dit projectvoorstel.
• Geef ook aan of samenwerking gepland is, of complementariteit bestaat met onderzoekseenheden die voor dit projectvoorstel geen financiële bijdrage van de FOD Volksgezondheid vragen maar wel betoelaagd worden door andere instanties voor de uitvoering van hun eigen onderzoek.
• Geef aan of dit projectvoorstel (of deelproject) werd ingediend bij / betoelaagd wordt door een andere instantie dan de FOD Volksgezondheid.
Vermeld hierbij de looptijd van het project, de projecttitel, de financierende instantie en de onderzoekspartner(s). Lijst de onderzoeksvragen en beoogde mijlpalen op.
4.4 Eigen publicaties in ‘peer-reviewed’ internationale tijdschriften binnen dit onderzoeksdomein voor de afgelopen 5 jaar
5. BUDGETTAIRE INFORMATIE
Cf. informatiebrochure rubriek 5. Budgettaire informatie
• Het bedrag van de gevraagde toelage mag niet hoger zijn dan het bedrag vermeld in de intentieverklaring (fase 1).
• De gevraagde toelage moet afgerond worden naar een bedrag in k€.
Gelieve de tabellen van bijlage 7 in te voegen en als Excel-document in te dienen. Afhankelijk van het aantal partners (één of meerdere) in het consortium gebruikt u het respectievelijke tabblad in het document voor de overzichtstabel en voor het gedetailleerde budget.
5.1 Overzichtstabel budget
5.2 Gedetailleerd budget
6. ADMINISTRATIEVE INFORMATIE
6.1 Voorstel van begeleidingscomité
(minimum 8 personen, met vermelding van de instelling en een geldig e-mailadres)
Titel – Voornaam – Naam | Instelling | e-mailadres |
6.2 Naam en identificatie van de personen die mits selectie voor betoelaging het contract dienen te ondertekenen
Instelling coördinator | Gevestigd te | Naam vertegenwoordiger instelling coördinator | Functie |
……. | ……. | ……. | …….. |
Naam coördinator | Functie | ||
…….. | …….. | ||
Instelling promotor 2 | Naam vertegenwoordiger instelling promotor 2 | Functie | |
…….. | …….. | …….. | …….. |
Instelling promotor 3 | Naam vertegenwoordiger instelling promotor 3 | Functie | |
…….. | …….. | …….. | …….. |
Instelling promotor 4 | Naam vertegenwoordiger instelling promotor 4 | Functie | |
…….. | …….. | …….. | …….. |
Instelling promotor 5 | Naam vertegenwoordiger instelling promotor 5 | Functie | |
…….. | …….. | …….. | …….. |
6.3. Identificatie en bankgegevens van de coördinerende instelling zoals op te nemen in het contract mits selectie voor betoelaging
Ondernemingsnummer : |
IBAN : |
BIC : |
Naam en adres van de rekeninghouder : |
7. REFERENTIELIJST
In naam van het consortium,
Datum, naam en handtekening van de coördinator
Bijlage 4: Model RF intentieverklaring (fase 1)
VERTROUWELIJK
Vrije oproep, fase 1
RF INTENTIEVERKLARING
MAX. 6 BLADZIJDEN
(exclusief titelpagina en identificatie van de coördinator)i
Titel en acroniem van het projectvoorstel [NL]
[FR]
[EN]
[Acroniem]
Belangrijkste activiteitsdomein waarop dit projectvoorstel betrekking heeft (slechts één domein aanvinken) | Eventueel bijkomend(e) activiteitsdomein(en) waarop dit projectvoorstel betrekking heeft | |
□ Voedselveiligheid □ Dierengezondheid □ Plantengezondheid | □ Voedselveiligheid □ Dierengezondheid □ Plantengezondheid |
Projectduur .. maanden
Totale begroting € ……
Gevraagde toelage € ……
De gevraagde toelage moet afgerond worden naar een bedrag in k€.
Desgevallend:
percentage eigen inbreng …… %
Het percentage eigen inbreng wordt op 2 cijfers na de komma afgerond.
oorsprong / aard eigen inbreng ……
igrijze, schuine tekst is enkel ter verduidelijking van de rubriek, deze kan geschrapt worden
1. IDENTIFICATIE VAN DE COÖRDINATOR
Cf. informatiebrochure rubriek 1.2.3. “Samenstelling van het consortium”
Naam :
Voornaam :
Titel :
Instelling en afdeling :
Correspondentieadres :
Telefoon/GSM :
e-mail :
Zal dit onderzoek uitgevoerd worden in een consortium van Belgische onderzoeksinstellingen (waarbij de partners opgenomen zijn in het budget)? Zo ja, gelieve hier de andere promotoren te vermelden (naam, instelling en e-mailadres).
Opgelet: Er kan slechts één partner per onderzoeksgroep van een bepaalde instelling deelnemen aan het consortium.
2. SITUERING VAN HET PROJECTVOORSTEL
Betreft het een herindiening van een eerder projectvoorstel?
JA / NEE Schrappen wat niet past.
Indien JA, gelieve aan te vullen: Oproepjaar:
Acroniem:
Titel:
2.1 Beschrijving van de context van dit projectvoorstel (ongeveer 20 lijnen)
Xxxx situeert zich het probleem, wat zijn de oorzaken?
2.2 In welke mate bent u betrokken bij de algemene problematiek waarop dit projectvoorstel zich baseert? (ongeveer 20 lijnen)
Welke is uw expertise in deze materie? Hebt u reeds onderzoek binnen deze materie lopende of uitgevoerd? Indien ja, geef de projecttitel(s), de start- en einddata van uitvoering, en identificeer de betoelagende instelling.
Werkt u samen met andere instellingen in België en/of het buitenland? Indien ja, maakt u deel uit van een netwerk?
3. ONDERZOEKSOBJECTIEVEN VAN HET PROJECTVOORSTEL (ongeveer 20 lijnen)
Op welke onderzoeksvra(a)g(en) / objectieven zou het hier voorgestelde onderzoek een antwoord moeten bieden om bij te dragen tot een oplossing voor het onder 2.1 vermelde probleem? Formuleer eventueel de onderzoekshypothese(n).
4. IMPACT VAN HET ONDERZOEKSONDERWERP
4.1 Incidentie (ongeveer 5 lijnen)
Heeft dit onderzoeksvoorstel betrekking op een kwantitatief belangrijk probleem, dat zich vaak voordoet, of dat een groot aantal individuen treft?
4.2 Xxxxx van de problematiek (ongeveer 5 lijnen)
Betreft het onderzoeksonderwerp een ernstig risico of zou het een ernstig risico kunnen betreffen op het niveau van de voedselveiligheid of het gezondheidsbeleid van dieren of planten, betreffende
- gezondheid, levenskwaliteit?
- de werkzaamheid of de kwaliteit van acties (remedies, aanbevelingen, geneesmiddelen of maatregelen)?
- maatschappelijke of ethische vraagstukken?
4.3 Financiële weerslag (ongeveer 5 lijnen)
Heeft het onderwerp een potentiële invloed op
- de huidige impact van het probleem (inclusief wat betreft duurzame ontwikkeling)?
- de middelen die voor het probleem worden ingezet en hun efficiëntie?
4.4 Beantwoordt het onderzoeksonderwerp aan een bezorgdheid van de samenleving of de bevolking? (ongeveer 5 lijnen)
4.5 Is de implementatie van de resultaten voortvloeiend uit dit onderzoek aanvaardbaar voor de betrokken sector? M.a.w. beantwoordt het onderzoek aan de verwachtingen van de sector? (ongeveer 5 lijnen)
4.6 Mogelijkheden tot verbetering van de situatie (ongeveer 5 lijnen)
Kan het voorgestelde onderzoek een oplossing bieden voor het beschreven probleem? Indien ja, voor welke van de onder 4.2-4.3 vermelde niveaus zou dit het geval zijn, en gaat het daarbij over een oplossing op korte, middellange of lange termijn?
5. RELEVANTIE VOOR DE BESLISSINGEN VAN DE OVERHEID (ongeveer 10 lijnen)
Wat is het potentieel van dit onderzoek in termen van ondersteuning van beslissingen te nemen door de Overheid? Wat zou het risico zijn indien de situatie blijft zoals ze is?
Wie zijn de betrokkenen bij de uitvoering van het onderzoek en wie zijn de belanghebbenden bij de implementatie van de onderzoeksresultaten?
6. BESCHRIJVING VAN HET PROJECTVOORSTEL
Indien nodig, kunnen referenties kort worden opgenomen in de tekst (vb. Xxxxxxx et al., 2012).
6.1 Methodologie (ongeveer 40 lijnen)
Beschrijf de methodologie die gebruikt zal worden voor dit onderzoek, structureer aan de hand van werkpakketten en taken. Werd deze methodologie reeds eerder toegepast, door de indieners, door andere Belgische onderzoekers of door onderzoekers in het buitenland?
6.2 Personeelsinzet
Personen voorzien op de begroting: instelling waaraan ze verbonden zijn, het opleidingsniveau, diploma en tijdsbesteding in mensmaanden (MM)
Instelling | Opleidingsniveau | Diploma | MM |
6.3 Xxxxx beschikbare wetenschappelijke bewijzen met betrekking tot het voorgestelde onderzoek (ongeveer 20 lijnen)
Heeft ander onderzoek uitgevoerd rond het voorgestelde onderwerp reeds overtuigende elementen (“bewijzen”) opgeleverd die als vertrekpunt kunnen dienen voor dit project? Xxxxxxx dit onderzoek in volgorde van belangrijkheid. Zijn er eigen preliminaire data? In welk opzicht is het huidige projectvoorstel vernieuwend?
6.4 Nodige gegevens (ongeveer 10 lijnen)
Bestaan de gegevens en/of bestaat de voorkennis die noodzakelijk is voor dit onderzoek? Indien ja, zijn deze opgenomen in toegankelijke gegevensbanken? Als deze gegevens (nog) niet beschikbaar zijn, beschrijf hoe deze bekomen kunnen worden.
6.5 Risico’s (ongeveer 10 lijnen)
Welke zijn de obstakels en/of de risico’s inherent aan het voorgestelde project die de slaagkans in het gedrang zouden kunnen brengen? Welke oplossingen stelt u hier tegenover?
7. GEBRUIK VAN DE ONDERZOEKSRESULTATEN (ongeveer 10 lijnen)
Welk gebruik van de resultaten beoogt u?
- als tussenstadium voor complementaire onderzoeksactiviteiten,
- uitwerking, realisatie, ter beschikking stellen van een procedure of een dienst,
- verspreiding van de nieuwe kennis via wetenschappelijke publicaties.
In naam van het consortium,
Datum, naam en handtekening van de coördinator
Bijlage 5: Model gedetailleerd RF projectvoorstel (fase 2)
VERTROUWELIJK
Vrije oproep, fase 2 GEDETAILLEERD RF PROJECTVOORSTEL
MAX. 30 BLADZIJDEN
(exclusief titelpagina en identificatie van het consortium, inclusief de budgettaire tabellen en de referentielijst)i
RF 25/xx [ACRONIEM]
Titel van het projectvoorstel [NL]
[FR]
[EN]
Projectduur .. maanden
Totale begroting € ……
Gevraagde toelage € ……
De gevraagde toelage moet afgerond worden naar een bedrag in k€.
Desgevallend:
percentage eigen inbreng …… %
Het percentage eigen inbreng wordt op 2 cijfers na de komma afgerond.
oorsprong / aard eigen inbreng ……
Gewenste startdatumii .. /.. /….
i grijze, schuine tekst is enkel ter verduidelijking van de rubriek, deze kan geschrapt worden
ii Ten vroegste 1 april 2025, en in functie van het onderzoeksplan, de beschikbaarheid van personeel en middelen en de eventuele seizoensafhankelijkheid
1. IDENTIFICATIE VAN HET CONSORTIUM
Cf. informatiebrochure rubriek 1.2.3. “Samenstelling van het consortium”
Opgelet: Er kan slechts één partner per onderzoeksgroep van een bepaalde instelling deelnemen aan het consortium.
1.1 IDENTIFICATIE VAN DE COÖRDINATOR
Naam :
Voornaam :
Titel :
Instelling en afdeling :
Correspondentieadres :
Telefoon/GSM :
e-mail :
1.2 IDENTIFICATIE VAN PROMOTOR 2 (optioneel)
Naam :
Voornaam :
Titel :
Instelling en afdeling :
Correspondentieadres :
Telefoon/GSM :
e-mail :
1.3 IDENTIFICATIE VAN PROMOTOR 3 (optioneel)
Naam :
Voornaam :
Titel of functie :
Instelling :
Correspondentieadres :
Telefoon/GSM :
e-mail :
1.4 IDENTIFICATIE VAN PROMOTOR 4 (optioneel)
Naam :
Voornaam :
Titel :
Instelling en afdeling :
Correspondentieadres :
Telefoon/GSM :
e-mail :
2. HISTORIEK VAN WIJZIGINGEN
Zijn er – op basis van de geformuleerde aanbevelingen bij uitnodiging voor fase 2 - significante wijzigingen aangebracht in het gedetailleerd projectvoorstel ten opzichte van de intentieverklaring?
Cf. informatiebrochure rubriek 3.2.1 Opmaak van de gedetailleerde RF projectvoorstellen
Vermeld
- in welke rubriek(en), zoals consortium, budget, projectduur, doelstellingen, methodologie,
- welke wijziging(en),
- verantwoording / motivering voor de wijziging
3. ALGEMENE INFORMATIE
3.1 Beschrijving van de context van het projectvoorstel (maximum 1,5 bladzijde)
3.2 Samenvatting van het projectvoorstel (ongeveer 20 lijnen)
3.3 Onderzoeksobjectieven (ongeveer 2x 20 lijnen)
Formuleer de onderzoeksvragen / objectieven die beantwoord worden in het project, in het Nederlands en het Engels.
[NL]
[EN]
3.4 Situering van het projectvoorstel (ongeveer 1 blz.)
• In welk opzicht is het huidige projectvoorstel wetenschappelijk en technisch vernieuwend? Heeft ander onderzoek rond het voorgestelde onderwerp reeds overtuigende elementen (“bewijzen”) opgeleverd die als vertrekpunt kunnen dienen voor dit project? Welke gegevens en voorkennis zijn noodzakelijk voor dit onderzoek, en zijn deze beschikbaar of toegankelijk?
• Welke zijn de verworvenheden van de aanvragers en/of onderzoekers binnen het domein? Hebt u reeds onderzoek binnen deze materie lopende of uitgevoerd? Indien ja, geef de projecttitels, de start- en einddata van uitvoering, en identificeer de betoelagende instelling.
3.5 Gebruik van de verwachte onderzoeksresultaten (ongeveer 5 lijnen)
Welk gebruik van de onderzoeksresultaten beoogt u:
- als tussenstadium voor complementaire onderzoeksactiviteiten,
- uitwerking, realisatie, ter beschikking stellen van een procedure of een dienst,
- verspreiding van nieuwe kennis via wetenschappelijke publicaties,
- …
3.6 Risico’s (ongeveer 15 lijnen)
Welke zijn de obstakels en/of de risico’s inherent aan het voorgestelde project die de slaagkans op het bereiken van de doelstellingen binnen de door u voorziene termijn in het gedrang zouden kunnen brengen? Welke oplossingen stelt u hier tegenover?
4. SPECIFIEKE INFORMATIE
4.1 Wetenschappelijke en operationele methodologie van het onderzoeksvoorstel (ongeveer 15 blz.)
• Dit onderdeel vormt de kern van het projectvoorstel. Het omvat een duidelijke beschrijving van de onderzoeksactiviteiten zoals deze voor de totale duur van het aangevraagde project zijn gepland.
• Belangrijke elementen bij de beschrijving van de verschillende luiken van het onderzoeksprogramma zijn de volgende:
- een overzicht van het voorgestelde onderzoek, onderverdeeld in werkpakketten en (sub)taken, met weergave van het bij benadering nodige budget per werkpakket;
- de voorgestelde methoden en technologieën met hun respectievelijke vóór- en nadelen, beperkingen, risico’s en alternatieven, … ;
- de te bereiken mijlpalen en leverbaarheden, gekoppeld aan mogelijke heroriëntaties in het onderzoeksprogramma;
- de situering en evolutie van de onderzoeksactiviteiten in de tijd aan de hand van het volgende chronogram:
Jaar 1 | Jaar 2 | Jaar 3 | Jaar 4 | Totaal budget per WP* | |||||||||||||
Code | t1 | t2 | t3 | t4 | t1 | t2 | t3 | t4 | t1 | t2 | t3 | t4 | t1 | t2 | t3 | t4 | |
WP 1 | |||||||||||||||||
T1.1. | |||||||||||||||||
T1.2. | |||||||||||||||||
… | |||||||||||||||||
WP 2 | |||||||||||||||||
T2.1. | |||||||||||||||||
T2.2. | |||||||||||||||||
T2.3. | |||||||||||||||||
WP 3 | |||||||||||||||||
… |
t trimester
WP werkpakket
*Totaal budget per werkpakket: som van personeels-, werkings- en algemene kosten
4.2 Structuur en organisatie van het onderzoek (ongeveer 2 blz)
Geef aan welke de verdeling is van de verschillende taken tussen de partners van het consortium, aan de hand van volgende tabel:
Code | Taakomschrijving | Uitvoerende instelling(en) | Voorzien personeel (kwalificatie) | MM |
WP 1 | ||||
T1.1. | ||||
T1.2. | ||||
…. | ||||
WP 2 | ||||
T2.1. | ||||
T2.2. | ||||
T2.3 | ||||
… |
WP werkpakket
T taak
MM mensmaanden
4.3 Samenwerking, complementariteit en/of parallel ingediende aanvragen
• Vermeld een eventuele samenwerking met buitenlandse partners en deelname aan netwerken voor zover nuttig voor dit projectvoorstel.
• Geef ook aan of samenwerking gepland is, of complementariteit bestaat met onderzoekseenheden die voor dit project geen financiële bijdrage van de FOD Volksgezondheid vragen maar wel betoelaagd worden door andere instanties voor de uitvoering van hun eigen onderzoek.
• Geef aan of uw projectvoorstel (of deelproject) ook werd ingediend bij / betoelaagd wordt door een andere instantie dan de FOD Volksgezondheid.
Vermeld hierbij de looptijd van het project, de projecttitel, de financierende instantie en de onderzoekspartners. Lijst de onderzoeksvragen en beoogde mijlpalen op.
4.4 Eigen publicaties in ‘peer-reviewed’ internationale tijdschriften binnen dit onderzoeksdomein voor de afgelopen 5 jaar
5. BUDGETTAIRE INFORMATIE
Cf. informatiebrochure rubriek 5. Budgettaire informatie
• Het bedrag van de gevraagde toelage mag niet hoger zijn dan het bedrag vermeld in de intentieverklaring (fase 1).
• De gevraagde toelage moet afgerond worden naar een bedrag in k€.
Gelieve de tabellen van bijlage 7 hier in te voegen en als Excel-document in te dienen. Afhankelijk van het aantal partners (één of meerdere) in het consortium gebruikt u het respectievelijke tabblad in het document voor de overzichtstabel en voor het gedetailleerde budget.
5.1 Overzichtstabel budget
5.2. Gedetailleerd budget
6. ADMINISTRATIEVE INFORMATIE
6.1 Voorstel van begeleidingscomité
(minimum 8 personen, met vermelding van de instelling en een geldig e-mailadres)
Titel – Voornaam – Naam | Instelling | e-mailadres |
6.2 Naam en identificatie van de personen die mits selectie voor betoelaging het contract dienen te ondertekenen
Instelling coördinator | Gevestigd te | Naam vertegenwoordiger instelling coördinator | Functie |
……. | ……. | ……. | …….. |
Naam coördinator | Functie | ||
…….. | …….. | ||
Instelling promotor 2 | Naam vertegenwoordiger instelling promotor 2 | Functie | |
…….. | …….. | …….. | …….. |
Instelling promotor 3 | Naam vertegenwoordiger instelling promotor 3 | Functie | |
…….. | …….. | …….. | …….. |
Instelling promotor 4 | Naam vertegenwoordiger instelling promotor 4 | Functie | |
…….. | …….. | …….. | …….. |
Instelling promotor 5 | Naam vertegenwoordiger instelling promotor 5 | Functie | |
…….. | …….. | …….. | …….. |
6.3. Identificatie en bankgegevens van de coördinerende instelling zoals op te nemen in het contract mits selectie voor betoelaging
Ondernemingsnummer : |
IBAN : |
BIC : |
Naam en adres van de rekeninghouder : |
7. REFERENTIELIJST
In naam van het consortium,
Datum, naam en handtekening van de coördinator
Bijlage 6: Template RI Expression of Interest (step 1)
CONFIDENTIAL
Euphresco Transnational Call, step 1 RI EXPRESSION OF INTEREST
MAX. 4 PAGES
(excluding the title page and identification of the coordinator)i
[CODE AND TITLE OF THE TRANSNATIONAL TOPIC]
Title of the Belgian consortium’s project proposal [EN]
[Acronym]
Total duration .. months
Total budget € …….
Requested grant € …….
The requested research grant must be rounded up to an amount in k€.
In which case:
percentage of own contribution …… %
The percentage of own contribution should be dropped to 2 decimals.
origin / nature of own contribution
i grey italic text is only for clarification, it can be deleted
1. IDENTIFICATION OF THE COORDINATOR
Cf. applicant’s guide section 1.2.3. Composition of the consortium
Surname :
First name :
Title :
Institution and department :
Address for correspondence :
(Mobile) Phone :
E-mail :
Will this research be conducted in a consortium of Belgian research institutions (with the partners included in the budget)? If yes, please list the other promoters here (name, institute and e-mail address).
Note: Only one partner per research group from a particular institution can participate in the consortium.
2. DETAILS OF THE PROJECT PROPOSAL
2.1 Description of the context of this project proposal, taking into account the topic description (about 20 lines)
2.2 Proposed transnational project outline (about 15 lines)
Please outline the transnational project approach you would propose to the future transnational research consortium in order to reach the objectives of the topic. The specific Belgian tasks are to be described under 2.3.
2.3 Research capacity (about 30 lines)
Please describe your own research capacity within the project. Which part of the proposed transnational project programme could you address? Which research questions / objectives could you address? Consequently, which work packages / tasks do you propose to address? Which infrastructure and staff (qualification, proposed number of person-months) can you deploy?
2.4 Expertise and experience (about 30 lines)
Please describe the relevant expertise and experience that you have in the topic area. Please list up to 5 key relevant publications per partner.
On behalf of the consortium,
Date, name and signature of the coördinator
Bijlage 7: Model voor de budgettaire tabellen
Model beschikbaar op de website
xxxxx://xxx.xxxxxx.xxxxxxx.xx/xx/xxxxxxxxxxxx-xxxxxxxxx/xxxxxxxxxxx-xxxxxxxx
Excel formulier toe te voegen aan het gedetailleerde RT en RF projectvoorstel in fase 2.
Budgettair overzicht
Type kosten | [Identificatie Coördinator] | [Identificatie Promotor 2] | [Identificatie Promotor 3] | [Identificatie Promotor 4] | Totaal per post |
Personeel | |||||
Werking | |||||
Algemeen | |||||
Totaal per partner | |||||
Eigen inbreng | |||||
% eigen inbreng | |||||
Toelage FOD | |||||
% toelage FOD |
Gedetailleerde budgettaire informatie
Alle diensten van het consortium moeten worden vermeld voor elke uitgavencategorie, ook als er voor deze promotor binnen deze uitgavencategorie geen uitgaven voorzien zijn (pro memoria, PM).
Eigen inbreng aanduiden met *
4.1. | Personeelskosten | € 0 | |||
jaar | ancienniteit in jaren | aantal mensmaanden | budget in euro | ||
4.1.1. | Dienst van X (Affiliatie) | 0 | |||
4.1.1.1. | N. | 0 | |||
Bursaal | 2025 | [0] | [3] | … | |
2026 | [1] | [12] | … | ||
…. | |||||
4.1.1.2. | N. | 0 | |||
Barema | 2025 | [4] | [1] | … | |
2026 | [5] | [9] | … | ||
… | …. | … | |||
4.1.1.3. | - dubbel verlofgeld | … | |||
- patronale bijdragen (RSZ, verzekeringen) | |||||
- eindejaarstoelage | |||||
- andere | |||||
4.1.2. | Dienst van Y (Affiliatie) | 0 | |||
4.1.2.1. | N. | 0 | |||
Barema | 2025 | [4] | [3] | … | |
2026 | [5] | [12] | … | ||
… | …. | … | … | ||
4.1.2.2. | - dubbel verlofgeld | … | |||
- patronale bijdragen (RSZ, verzekeringen) | |||||
- eindejaarstoelage | |||||
- andere |
4.1.2.3. | N. | 0 | |||
Barema | 2025 | [4] | [1] | … | |
2026 | [5] | [9] | … | ||
… | … | … | … | ||
4.1.2.4. | - dubbel verlofgeld | … | … | ||
- patronale bijdragen (RSZ, verzekeringen) | |||||
- eindejaarstoelage | |||||
- andere | |||||
4.2. | Werkingskosten | € 0 | |||
4.2.1. | Dienst van X (Affiliatie) | 0 | |||
4.2.1.1. | Courante werkingskosten (forfaitair) | … | |||
4.2.1.2. | Specifieke werkingskosten | 0 | |||
4.2.1.2.1. | vb.: Reagentia voor PCR | … | |||
4.2.1.2.2. | vb.: Serologie | … | |||
4.2.1.2.3. | … | … | |||
… | |||||
4.2.2. | Dienst van Y (Affiliatie) | 0 | |||
4.2.2.1. | Courante werkingskosten (forfaitair) | … | |||
4.2.2.2. | Specifieke werkingskosten | 0 | |||
4.2.2.2.1. | vb.: Aankoop varkens | … | |||
4.2.2.2.2. | vb.: Celculturen | … | |||
4.2.2.2.3. | … | ||||
… | |||||
4.3. | Algemene kosten | € 0 | |||
4.3.1. | Dienst van X (Affiliatie) | 0 | |||
4.3.1.1. | Overheadkosten | … | |||
4.3.2. | Dienst van Y (Affiliatie) | 0 | |||
4.3.2.1. | Overheadkosten | … | |||
TOTAAL | € 0 |
Copyright:
Xxxxxx Xxxxxxxxxx - 000xx.xxx Lightfieldstudiosv - 000xx.xxx Xxxx Xxxxxxxx -000xx.xxx
Contact
Xxx Xxxxxx
DG Dier, Plant en Voeding – Cel Contractueel Onderzoek Tel : x00 0 000 00 00
Mail : xxxxxxxxxxxx.xxxxxxxxx@xxxxxx.xxxx.xx xxxxx://xxx.xxxxxx.xxxxxxx.xx/xx/xxxxxxxxxxxx-xxxxxxxxx
V.U. : Xxxx Xxxxxxxxx, Xxxxxxxxxxx 0/0, 0000 Xxxxxxx