Australië (Overeenkomst van 13.10.1977) Australië (Overeenkomst van 13.10.1977)
Australië (Overeenkomst van 13.10.1977)
Australië (Overeenkomst van 13.10.1977)
Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en Australië tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen
Goedkeuringswet: 05.09.1979 Overeenkomst ondertekend op 13.10.1977
In werking getreden op 01.11.1979
Verschenen in Belgisch Staatsblad: 31.10.1979
Toepassing vanaf: - Bronbelasting: 01.01.1980 - Andere belastingen: 01.01.1980
Bull. 580
xxxx://xxx.xxxxxx.xx/xxxxxxx/X0000/X00000000.xxx
|
Protocol ondertekend op 20.03.1984 In werking getreden op 20.09.1986
Verschenen in Belgisch Staatsblad: 16.09.1986
Toepassing vanaf: - Bronbelasting: 01.01.1987 - Andere belastingen: 01.01.1987
Bull. 655
xxxx://xxx.xxxxxxx.xx/xxxxxxx/XXX/X0000/X00000000/X00000000.xxx
|
HOOFDSTUK I Werkingssfeer van de Overeenkomst
Artikel 1 Personen op wie de Overeenkomst van toepassing is
Deze Overeenkomst is van toepassing op personen die inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten.
Artikel 2 Belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is
(1) De bestaande belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, zijn :
(a) in Australië : de inkomstenbelasting van het Gemenebest, met inbegrip van de aanvullende belasting op het niet uitgedeelde deel van de voor uitdeling beschikbare winst van een besloten vennootschap;
(b) in België :
- de personenbelasting;
- de vennootschapsbelasting;
- de rechtspersonenbelasting;
- de belasting der nietverblijfhouders,
met inbegrip van de voorheffingen, de opdeciem en opcentiemen op de hierboven vermelde belastingen en voorheffingen, alsmede de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting.
(2) Deze Overeenkomst is ook van toepassing op alle gelijke of in wezen gelijksoortige belastingen die door een van de overeenkomstsluitende Staten na de datum van ondertekening van deze Overeenkomst naast of in de plaats van de bestaande belastingen worden geheven. Aan het einde van elk kalenderjaar doet de bevoegde autoriteit van iedere overeenkomstsluitende Staat aan de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat mededeling van alle wezenlijke wijzigingen die in de wetgeving van zijn Staat betreffende de belastingen waarop deze Overeenkomst van toepassing is, zijn aangebracht.
HOOFDSTUK II Begripsbepalingen
Artikel 3 Algemene bepalingen
(1) In deze Overeenkomst, tenzij het zinsverband anders vereist :
(a) betekent de uitdrukking "Australië" het Australische Gemenebest en omvat deze uitdrukking, wanneer zij in aardrijkskundig verband wordt gebruikt :
(i) het grondgebied van het Norfolkeiland;
(ii) het grondgebied van het Christmaseiland;
(iii) het grondgebied van de Cocos of Keelingeilanden;
(iv) het grondgebied van de Ashmore en Cartiereilanden;
(v) het grondgebied van de Koraalzeeeilanden; en
(vi) elk gebied grenzend aan de territoriale grenzen van Australië of van de bovengenoemde gebieden ten aanzien waarvan, en gedurende de tijd dat dit het geval is, in overeenstemming met het internationale recht, een wet van Australië of van een Staat of deel van Australië of van een bovengenoemd gebied van kracht is, welke de exploitatie van natuurlijke rijkdommen van de zeebodem en de ondergrond van het continentale plat regelt;
(b) betekent de uitdrukking "België" het Koninkrijk België en, wanneer zij in aardrijkskundig verband wordt gebruikt, betekent zij het grondgebied van het Koninkrijk België en omvat elk gebied buiten de nationale soevereiniteit van België dat volgens de Belgische wetgeving betreffende het continentale plat en in overeenstemming met het internationale recht is of zal worden aangeduid als een gebied waarin de rechten van België met betrekking tot de zeebodem en de ondergrond en de natuurlijke rijkdommen daarvan kunnen worden uitgeoefend;
(c) betekenen de uitdrukkingen "overeenkomstsluitende Staat", "een van de overeenkomstsluitende Staten", en "andere overeenkomstsluitende Staat", Australië of België, al naar het zinsverband vereist;
(d) betekent de uitdrukking "persoon" elke natuurlijke persoon, elke vennootschap en elke andere vereniging van personen;
(e) betekent de uitdrukking "vennootschap" elke rechtspersoon of elke eenheid die in de overeenkomstsluitende Staat waarvan zij een inwoner is, voor de belastingheffing met een rechtspersoon wordt gelijkgesteld;
(f) betekent de uitdrukking "belasting" Australische belasting of Belgische belasting, al naar het zinsverband vereist;
(g) betekent de uitdrukking "Australische belasting" belasting geheven door Australië waarop deze Overeenkomst krachtens artikel 2 van toepassing is;
(h) betekent de uitdrukking "Belgische belasting" belasting geheven door België waarop deze Overeenkomst krachtens Artikel 2 van toepassing is;
(i) betekent de uitdrukking "bevoegde autoriteit" in Australië, de "Commissioner of Taxation" of zijn bevoegde vertegenwoordiger en in België, de Minister van Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger;
(j) betekenen de uitdrukkingen "ondernemingen van een van de overeenkomstsluitende Staten" en "onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat", een onderneming gedreven door een inwoner van Australië of een onderneming gedreven door een inwoner van België, al naar het zinsverband vereist;
(k) omvatten woorden in het enkelvoud eveneens het meervoud en woorden in het meervoud eveneens het enkelvoud.
(2) In deze Overeenkomst omvatten de uitdrukkingen "Australische belasting" en "Belgische belasting" niet lasten die als boete worden geheven op grond van de wetgeving van een van de overeenkomtsluitende Staten met betrekking tot de belastingen waarop deze Overeenkomst krachtens artikel 2 van toepassing is.
(3) Voor de toepassing van deze Overeenkomst door een overeenkomstsluitende Staat heeft, tenzij het zinsverband anders vereist, elke niet anders omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetten van die overeenkomstsluitende Staat met betrekking tot de belastingen waarop deze Overeenkomst van toepassing is.
Artikel 4 Woonplaats
(1) Voor de toepassing van deze Overeenkomst is een persoon inwoner van een van de overeenkomstsluitende Staten :
(a) wat Australië betreft, onder voorbehoud van paragraaf (2), indien de persoon inwoner van Australië is voor de toepassing van de Australische belasting; en
(b) wat België betreft, indien de persoon inwoner van België is voor de toepassing van de Belgische belasting.
(2) Met betrekking tot inkomsten uit bronnen in België wordt een persoon die aan Australische belasting op inkomsten uit bronnen in Australië is onderworpen, niet behandeld als inwoner van Australië, tenzij de inkomsten uit bronnen in België aan Australische belasting zijn onderworpen of, indien die inkomsten zijn vrijgesteld van Australische belasting, zij zijn vrijgesteld uitsluitend omdat zij aan Belgische belasting zijn onderworpen.
(3) Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf (1) inwoner van beide overeenkomstsluitende Staten is, wordt zijn toestand overeenkomstig de volgende regels bepaald :
(a) hij wordt geacht uitsluitend inwoner te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waar hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft;
(b) indien hij in beide overeenkomstsluitende Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, of indien hij in geen van beide Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht uitsluitend inwoner te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waar hij gewoonlijk verblijft;
(c) indien hij in beide overeenkomstsluitende Staten of in geen van beide gewoonlijk verblijft, wordt hij geacht uitsluitend inwoner te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waarmede zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn.
(4) Indien een andere dan een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf (1) inwoner is van beide overeenkomstsluitende Staten, wordt hij geacht uitsluitend inwoner te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van zijn werkelijke leiding is gelegen.
Artikel 5 Vaste inrichting
(1) Voor de toepassing van deze Overeenkomst, betekent de uitdrukking "vaste inrichting" een vaste bedrijfsinrichting waarin de werkzaamheden van de onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.
(2) De uitdrukking "vaste inrichting" omvat in het bijzonder :
(a) een plaats waar leiding wordt gegeven;
(b) een filiaal;
(c) een kantoor;
(d) een fabriek;
(e) een werkplaats;
(f) een mijn, een steengroeve af een andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen;
(g) een bezitting, gebezigd voor landbouw, veeteelt of bosbouw;
(h) de plaats van uitvoering van een bouwwerk of van constructie, installatie of montagewerkzaamheden, waarvan de duur twaalf maanden overschrijdt.
(3) Een onderneming wordt niet geacht een vaste inrichting te bezitten op grond van de enkele omstandigheid dat :
(a) gebruik wordt gemaakt van inrichtingen, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering van aan de onderneming toebehorende goederen;
(b) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering;
(c) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor de bewerking of verwerking door een andere onderneming;
(d) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming goederen aan te kopen of inlichtingen in te winnen;
(e) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend voor werkzaamheden die voor de onderneming van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheden hebben, zoals reclame, wetenschappelijk onderzoek of het geven van inlichtingen.
(4) Een onderneming wordt geacht een vaste inrichting in een van de overeenkomstsluitende Staten te hebben en haar werkzaamheden met behulp van die vaste inrichting uit te oefenen, indien :
(a) zij in die Staat gedurende langer dan twaalf maanden werkzaamheden van toezichthoudende aard verricht in verband met bouwwerken, constructie, installatie of montagewerkzaamheden die in die Staat worden uitgevoerd; of
(b) groot materiaal in die Staat wordt gebruikt gedurende langer dan twaalf maanden door, voor of onder contract met de onderneming bij de opsporing, zodanige opsporing of exploitatie.
(5) Een persoon die in een van de overeenkomstsluitende Staten voor een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat werkzaam is - niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger in de zin van paragraaf 6 - wordt als een in de eerstbedoelde Staat aanwezige vaste inrichting van die onderneming beschouwd, indien :
(a) hij een machtiging bezit om voor rekening van de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht in die Staat gewoonlijk uitoefent, tenzij zijn werkzaamheden beperkt blijven tot de aankoop van goederen voor de onderneming; of
(b) hij, op deze wijze werkzaam, in die Staat voor de onderneming goederen vervaardigt of bewerkt welke aan de onderneming toebehoren, met dien verstande dat deze bepaling alleen van toepassing is met betrekking tot de op deze wijze vervaardigde of bewerkte goederen.
(6) Een onderneming van een van de overeenkomstsluitende Staten wordt niet geacht een vaste inrichting in de andere overeenkomstsluitende Staat te bezitten op grond van de enkele omstandigheid dat zij in die andere Staat zaken doet door middel van een makelaar, een algemeen commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, indien deze persoon in de normale uitoefening van zijn bedrijf als zulk een makelaar of vertegenwoordiger handelt.
(7) De enkele omstandigheid dat een vennootschap die inwoner is van een van de overeenkomstsluitende Staten een vennootschap beheerst of door een vennootschap wordt beheerst, die inwoner is via de andere overeenkomstsluitende Staat of die in de andere Staat zaken doet (hetzij met behulp van een vaste inrichting hetzij op andere wijze), brengt niet met zich dat een van beide vennootschappen tot een vaste inrichting van de andere wordt gemaakt.
(8) De beginselen die in de paragrafen (1) tot (7) zijn vermeld, zijn van toepassing indien voor de toepassing van deze Overeenkomst moet worden vastgesteld of er een vaste inrichting buiten beide overeenkomstsluitende Staten is, en of een onderneming, niet zijnde een onderneming van een van de overeenkomstsluitende Staten, een vaste inrichting in een van de overeenkomstsluitende Staten bezit.
HOOFDSTUK III Belastingheffing naar het inkomen
Artikel 6 Inkomsten uit onroerende goederen
(1) Inkomsten uit onroerende goederen, daaronder begrepen royalty's en andere vergoedingen ter zake van de exploitatie van mijnen of steengroeven of ter zake van de winning van enige natuurlijke rijkdom, mogen worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waar deze onroerende goederen, mijnen, steengroeven of natuurlijke rijkdommen zijn gelegen.
(2) Inkomsten uit het verhuren van grond en inkomsten uit elk ander rechtstreeks belang in of op al dan niet bebouwde grond, worden beschouwd als inkomsten uit onroerende goederen die zijn gelegen in de overeenkomstsluitende Staat waar de grond is gelegen.
(3) Schepen of luchtvaartuigen worden niet als onroerende goederen beschouwd.
(4) De bepalingen van paragraaf (1) zijn ook van toepassing op inkomsten uit onroerende goederen van een onderneming en op inkomsten uit onroerende goederen gebezigd voor de uitoefening van een vrij beroep.
Artikel 7 Ondernemingswinst
(1) Winsten van een onderneming van een van de overeenkomstsluitende Staten, zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, zijn de winsten van de onderneming in de andere Staat belastbaar, maar slechts in zoverre als zij aan die vaste inrichting kunnen worden toegerekend.
(2) Onverminderd de bepalingen van paragraaf (3) worden, indien een onderneming van een van de overeenkomstsluitende Staten in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting, in elke overeenkomstsluitende Staat aan die vaste inrichting de winsten toegerekend die zij geacht zou kunnen worden te behalen, indien zij een onafhankelijke en zelfstandige onderneming zou zijn, die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die geheel onafhankelijk zou handelen met de onderneming waarvan zij een vaste inrichting is of met andere ondernemingen waarmede zij handelt.
(3) Bij het bepalen van de winsten van een vaste inrichting worden in aftrek toegelaten de kosten van de onderneming (daaronder begrepen kosten van de leiding en algemene beheerskosten), die ten behoeve van de vaste inrichting zijn gemaakt en die aftrekbaar zouden zijn, indien de vaste inrichting een onafhankelijke eenheid was die deze kosten maakte, ongeacht of zij gemaakt zijn in de overeenkomstsluitende Staat waar de vaste inrichting is gevestigd of elders.
(4) Geen winsten worden aan een vaste inrichting toegerekend enkel op grond van aankoop door die vaste inrichting van goederen voor de onderneming.
(5) Indien de inlichtingen waarover de bevoegde autoriteit van een overeenkomstsluitende Staat beschikt, ontoereikend zijn om winst te bepalen die aan een vaste inrichting van een onderneming is toe te rekenen, belet dit artikel in geen enkel opzicht de toepassing van de wetgeving van die Staat met betrekking tot het bepalen van de belastingschuld van een persoon, met dien verstande dat deze wetgeving, voor zover de inlichtingen waarover de bevoegde autoriteit beschikt zulks mogelijk maken, in overeenstemming met de beginselen van dit artikel wordt toegepast.
(6) Voor de toepassing van dit artikel zijn, behoudens het bepaalde in de in deze paragraaf genoemde artikelen, in de winsten van een onderneming niet begrepen de inkomstenbestanddelen die in de artikelen 6, 8, 10, 11, 12, 14, 16 en 17 en in artikel 13, paragraaf (1) worden behandeld.
(7) Niettegenstaande de bepalingen van dit artikel, mogen winsten die een onderneming van een van de overeenkomstsluitende Staten verkrijgt uit een bedrijfsactiviteit op het gebied van welke soort van verzekering ook, met uitzondering van levensverzekering, in de andere overeenkomstsluitende Staat overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, met dien verstande dat indien de wetgeving die op de datum van de ondertekening van deze Overeenkomst van kracht is, wordt gewijzigd (anders dan op minder belangrijke punten waarbij haar algemeen karakter onaangeroerd blijft), de overeenkomstsluitende Regeringen overleg zullen plegen om overeenstemming te bereiken aangaande de als geschikt voorkomende aanpassing van deze paragraaf.
(8) Het bedrag van de winsten dat toe te rekenen is aan een in België gelegen vaste inrichting van een onderneming die door een vennootschap die inwoner is van Australië wordt gedreven, mag in België worden belast tegen het door de Belgische wet bepaalde tarief, met dien verstande dat dit tarief niet hoger is dan het hoogste tarief dat van toepassing is op te winsten van een vennootschap die inwoner is van België.
(9) Indien Australië van winsten die toe te rekenen zijn aan een in Australië gelegen vaste inrichting van een onderneming die door een vennootschap die inwoner is van België wordt gedreven, een belasting zou heffen naast de belasting die op die winsten zou verschuldigd zijn indien het winsten waren van een onderneming gedreven door een vennootschap die inwoner is van Australië, zullen de overeenkomstsluitende Regeringen overleg plegen om overeenstemming te bereiken aangaande de als geschikt voorkomende aanpassing van paragraaf (8) van dit artikel.
Artikel 8 Zeevaart en luchtvaart
(1) Winsten uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen verkregen door een inwoner van een van de overeenkomstsluitende Staten zijn slechts in die Staat belastbaar.
(2) Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf (1) mogen die winsten in de andere overeenkomstsluitende Staat worden belast, indien het winsten betreft ter zake van schepen of luchtvaartuigen waarvan de exploitatie uitsluitend tot plaatsen in die andere Staat is beperkt.
(3) De bepalingen van de paragrafen (1) en (2) zijn van toepassing op het aandeel in de winsten uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat uit hoofde van een deelneming in een pool, in een gemeenschappelijke vervoerorganisatie of in een internationaal geëxploiteerd agentschap.
(4) Voor de toepassing van dit artikel worden winsten behaald met het vervoer van personen, levende have, post of goederen die in een overeenkomstsluitende Staat aan boord gaan of daar worden opgeladen om in een andere plaats in die Staat te worden ontscheept of gelost, behandeld als winsten uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen die uitsluitend tot plaatsen in die Staat is beperkt.
(5) De in een van de overeenkomstsluitende Staten te belasten winst uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen ter zake waarvan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat in de eerstbedoelde Staat op grond van paragraaf (2) of paragraaf (3) mag worden belast, overschrijdt niet 5 pct van het bedrag (na aftrek van kortingen) dat voor het vervoer in het kader van zulke exploitatie betaald of verschuldigd is.
(6) Xxxxxxxxx 0 is niet van toepassing op winsten behaald met de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen door een inwoner van een van de overeenkomstsluitende Staten die zijn hoofdkantoor in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, en evenmin op winsten behaald met de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat, indien die winsten op andere wijze worden behaald dan met het vervoer van passagiers, levende have, post of goederen.
Artikel 9 Afhankelijke ondernemingen
(1) Indien :
(a) een onderneming van een van de overeenkomstsluitende Staten onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat; of
(b) dezelfde personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van een van de overeenkomstsluitende Staten en van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat,
En in het ene of in het andere geval tussen beide ondernemingen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen, voorwaarden gelden, die afwijken van die welke zouden mogen worden geacht te gelden tussen onafhankelijke ondernemingen die geheel onafhankelijk met elkaar zaken doen, mogen alle winsten waarvan had mogen verwacht dat zij zonder deze voorwaarden door een van de ondernemingen zouden zijn behaald, maar ten gevolge van die voorwaarden niet zijn behaald, worden begrepen in de winsten van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast.
(2) Indien de inlichtingen waarover de bevoegde autoriteit van een overeenkomstsluitende Staat beschikt, ontoereikend zijn om de winst te bepalen die aan een onderneming is toe te rekenen, belet dit Artikel in geen enkel opzicht de toepassing van de wetgeving van die Staat met betrekking tot het bepalen van de belastingsschuld van een persoon, met dien verstande dat deze wetgeving, voor zover de inlichtingen waarover de bevoegde autoriteit beschikt zulks mogelijk maken, in overeenstemming met de beginselen van dit artikel wordt toegepast.
(3) Indien winsten, ter zake waarvan een onderneming van een van de overeenkomstsluitende Staten in die Staat werd belast, op grond van paragraaf (1) of paragraaf (2) eveneens in de winsten van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat zijn begrepen en dienovereenkomstig zijn belast, en deze winsten bestaan uit winsten waarvan had mogen worden verwacht dat zij door de onderneming van de andere Staat zouden zijn behaald, indien tussen de ondernemingen zodanige voorwaarden hadden gegolden als hadden mogen worden verwacht te gelden tussen onafhankelijke ondernemingen die geheel onafhankelijk met elkaar zaken doen, herziet de eerstbedoelde Staat op de hem geschikt voorkomende wijze het bedrag aan belasting dat in die Staat over die winsten is geheven. Bij deze herziening wordt rekening gehouden met de overige bepalingen van deze Overeenkomst en te dien einde plegen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten zo nodig met elkaar overleg.
Artikel 10 Dividenden
(1) Dividenden betaald door een vennootschap die voor de toepassing van de belasting van een van de overeenkomstsluitende Staten inwoner van die Staat is, mogen, indien het dividenden betreft waartoe een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat uiteindelijk gerechtigd is, in die andere Staat worden belast.
(2) Deze dividenden mogen in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt voor de toepassing van diens belasting inwoner is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar de aldus geheven belasting mag niet hoger zijn dan 15 pct. van het brutobedrag van de dividenden. Deze paragraaf laat onverlet de belastingheffing van de vennootschap ter zake van de winsten waaruit de dividenden worden betaald.
(3) De uitdrukking "dividenden" betekent in dit artikel inkomsten uit aandelen en andere inkomsten die door de belastingwetgeving van de overeenkomstsluitende Staat, waarvan de uitkerende vennootschap inwoner is, met inkomsten uit aandelen worden gelijkgesteld. Met betrekking tot België omvat de uitdrukking inkomsten, zelfs indien betaald in de vorm van interest, die belastbaar zijn als inkomsten van belegde kapitalen van vennoten van een vennootschap die voor de toepassing van de belasting van België inwoner van België is en niet een vennootschap op aandelen is.
(4) De bepalingen van de paragrafen (1) en (2) zijn niet van toepassing indien de persoon die uiteindelijk tot de dividenden gerechtigd is en die inwoner is van een van de overeenkomstsluitende Staten, in de andere overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is, een bedrijf uitoefent met behulp van een in die andere Staat gelegen vaste inrichting en het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald met die vaste inrichting wezenlijk is verbonden. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing.
(5) Dividenden betaald door een vennootschap die inwoner is van België en waartoe een persoon die geen inwoner van Australië is, uiteindelijk gerechtigd is, zijn in Australië vrijgesteld van belasting behalve voor zover het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald werkelijk is verbonden met een in Australië gelegen vaste inrichting, zulks met dien verstande dat deze paragraaf echter niet van toepassing is met betrekking tot dividenden betaald door een vennootschap die voor de toepassing van de Belgische belasting een inwoner is van België en die voor de toepassing van de Australische belasting tevens inwoner van Australië.
Artikel 11 Interest
(1) Interest afkomstig uit een van de overeenkomstsluitende Staten mag, indien het interest betreft waartoe een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat uiteindelijk gerechtigd is, in die andere Staat worden belast.
(2) Deze interest mag in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij afkomstig is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar de aldus geheven belasting mag niet hoger zijn dan 10 pct. van het brutobedrag van de interest.
(3) De uitdrukking "interest" in dit artikel omvat interest uit overheidsleningen of uit obligaties of schuldvorderingen, al dan niet gewaarborgd door hypotheek en al dan niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst van de schuldenaar, en interest uit iedere andere vorm van schuldenaarschap alsmede alle andere inkomsten die door de belastingwetgeving van de overeenkomstsluitende Staat waaruit de inkomsten afkomstig zijn, met interest worden gelijkgesteld. De uitdrukking omvat niet inkomsten die in de vorm van interest worden betaald maar die overeenkomstig artikel 10, paragraaf (3), als dividenden moeten worden behandeld.
(4) De bepalingen van de paragrafen (1) en (2) zijn niet van toepassing, indien de persoon die uiteindelijk tot de interest gerechtigd is en die inwoner is van een van de overeenkomstsluitende Staten, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is, een bedrijf uitoefent met behulp van een in die andere overeenkomstsluitende Staat gevestigde vaste inrichting en de schuldvordering uit hoofde waarvan de interest is verschuldigd, wezenlijk is verbonden met die vaste inrichting. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing.
(5) Interest wordt geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn, indien hij wordt betaald door die overeenkomstsluitende Staat zelf, door een staatkundig onderdeel van die Staat of door een plaatselijke gemeenschap van die Staat, of door een persoon die voor de toepassing van de belasting van die Staat een inwoner van die Staat is. Indien evenwel :
(a) de persoon die de interest betaalt een inwoner is van een van de overeenkomstsluitende Staten en in de andere Staat of buiten beide Staten een vaste inrichting heeft, waarvoor de schuldvordering uit hoofde waarvan de interest wordt betaald was aangegaan, en de interest ten laste komt van de vaste inrichting, wordt de interest geacht afkomstig te zijn van de Staat waar de vaste inrichting is gevestigd;
(b) de persoon die de interest betaalt niet inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, maar in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting heeft, waarvoor de schuldvordering uit hoofde waarvan de interest wordt betaald was aangegaan en de interest ten laste komt van de vaste inrichting, wordt de interest geacht afkomstig te zijn van de Staat, waar de vaste inrichting is gevestigd.
(6) Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de persoon die uiteindelijk tot de interest gerechtigd is of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de betaalde interest, gelet op de schuldvordering uit hoofde waarvan hij wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat, naar verwacht had mogen worden, zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, vinden de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag toepassing. In dat geval mag het daarboven uitgaande deel van de betaalde interest in de overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is, volgens de wetgeving van die Staat worden belast.
Artikel 12 Royalty's
(1) Royalty's afkomstig uit een van de overeenkomstsluitende Staten mogen, indien het royalty's betreft waartoe een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat uiteindelijk gerechtigd is, in die andere Staat worden belast.
(2) Deze royalty's mogen in de overeenkomstsluitende Staat waaruit zij afkomstig zijn, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar de aldus geheven belasting mag niet hoger zijn dan 10 pct. van het brutobedrag van de royalty's.
(3) De uitdrukking "royalty's" in dit artikel betekent vergoedingen, al dan niet periodiek betaald en hoe ook omschreven of berekend, voor zover zij worden betaald voor het gebruik van of voor het recht van gebruik van een auteursrecht, van een octrooi, van een tekening of model, van een plan, van een geheim recept of een geheime werkwijze, van een fabrieks of handelsmerk, of van een ander soortgelijk goed of recht, of van nijverheidsuitrusting, handelsuitrusting of wetenschappelijke uitrusting, dan wel voor het verstrekken van kennis of inlichtingen op het gebied van wetenschap, techniek, nijverheid of handel of voor het verlenen van bijstand van bijkomstige of aanvullende aard die verleend wordt om de toepassing of het genot van die kennis of inlichtingen of van elk ander goed of recht waarop dit artikel van toepassing is, mogelijk te maken. De uitdrukking omvat ook vergoedingen voor zover zij worden betaald voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van bioscoopfilms, van films of beeldbanden voor televisieuitzendingen of van geluidsbanden voor radiouitzendingen.
(4) De bepalingen van de paragrafen (1) en (2) zijn niet van toepassing, indien de persoon die uiteindelijk tot de royalty's gerechtigd is en die inwoner is van een van de overeenkomstsluitende Staten, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn, een bedrijf uitoefent met behulp van een in die andere Staat gevestigde vaste inrichting en de zaak of het recht uit hoofde waarvan de royalty's verschuldigd zijn, wezenlijk is verbonden met die vaste inrichting. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing.
(5) Royalty's worden geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn, indien zij worden betaald door die overeenkomstsluitende Staat zelf, door een staatkundig onderdeel van die Staat of door een plaatselijke gemeenschap van die Staat of door een persoon die voor de toepassing van de belasting van die Staat een inwoner van die Staat is.
Indien evenwel :
(a) de persoon die de royalty's betaalt inwoner is van een van de overeenkomstsluitende Staten en in de andere Staat of buiten beide Staten een vaste inrichting heeft, waarvoor de verplichting tot betaling van de royalty's was aangegaan, en de royalty's ten laste komen van de vaste inrichting, worden de royalty's geacht afkomstig te zijn van de Staat, waar de vaste inrichting is gevestigd;
(b) de persoon die de royalty's betaalt niet inwoner is van een van de overeenkomstsluitende Staten, maar in een van de Staten een vaste inrichting heeft, waarvoor de verplichting tot betaling van de royalty's was aangegaan en de royalty's ten laste komen van de vaste inrichting, worden de royalty's geacht afkomstig te zijn van de Staat waar de vaste inrichting is gevestigd.
(6) Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de persoon die uiteindelijk tot de royalty's gerechtigd is of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de betaalde royalty's, gelet op de daaraan ten gronde liggende prestatie, hoger is dan het bedrag dat naar verwacht had mogen worden, zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, vinden de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag toepassing. In dat geval mag het daarboven uitgaande deel van de betaalde royalty's in de overeenkomstsluitende Staat waaruit de rovalty's afkomstig zijn, volgens de wetgeving van die Staat worden belast.
Artikel 13 Vervreemding van goederen
(1) Inkomsten verkregen uit de vervreemding van onroerende goederen mogen worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waar deze goederen zijn gelegen.
(2) Voor de toepassing van dit artikel :
(a) omvat de uitdrukking "onroerende goederen" :
(i) het verhuren van grond of elk ander rechtstreeks belang in of op grond;
(ii) rechten tot exploitatie of tot opsporing van natuurlijke rijkdommen; en
(iii) aandelen of vergelijkbare belangen in een vennootschap, waarvan de bezittingen geheel of hoofdzakelijk bestaan uit rechtstreekse belangen in of op grond in een van de overeenkomstsluitende Staten of uit concessies tot exploitatie of tot opsporing van natuurlijke rijkdommen in een van de overeenkomstsluitende Staten;
(b) worden onroerende goederen geacht te zijn gelegen :
(i) indien zij bestaan uit rechtstreekse belangen in of op grond, in de overeenkomstsluitende Staat waar de grond is gelegen;
(ii) indien zij bestaan uit concessies tot exploitatie of tot opsporing van natuurlijke rijkdommen, in de overeenkomstsluitende Staat waar de natuurlijke rijkdommen zijn gelegen of de opsporing mag plaatsvinden; en
(iii) indien zij bestaan uit aandelen of vergelijkbare belangen in een vennootschap, waarvan de bezittingen geheel of hoofdzakelijk bestaan uit rechtstreekse belangen in of op grond een van de overeenkomstsluitende Staten of uit concessies tot exploitatie of tot opsporing van natuurlijke rijkdommen in een van de overeenkomstsluitende Staten, in de overeenkomstsluitende Staat waar de bezittingen of de voornaamste bezittingen van de vennootschap zijn gelegen.
(3) Onder voorbehoud van het bepaalde in paragraaf (1) zijn inkomsten uit de vervreemding van bestanddelen van het bedrijfsvermogen van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat slechts in die overeenkomstsluitende Staat belastbaar, maar, indien die bestanddelen deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen vaste inrichting, mag dat inkomen in die andere Staat worden belast.
Artikel 14 Vrije beroepen
(1) Inkomsten verkregen door een natuurlijke persoon die inwoner is van een van de overeenkomstsluitende Staten, uit een vrij beroep of ter zake van andere zelfstandige werkzaamheden van soortgelijke aard zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij hij in de andere overeenkomstsluitende Staat voor het verrichten van zijn werkzaamheden geregeld over een vaste basis beschikt. Indien hij over zulk een vaste basis beschikt, mogen de inkomsten in de andere overeenkomstsluitende Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij kunnen worden toegerekend aan werkzaamheden welke door die vaste basis worden verricht.
(2) De uitdrukking "vrij beroep" omvat diensten die worden verstrekt in de uitoefening van zelfstandige werkzaamheden op het gebied van wetenschap, letterkunde, kunst, opvoeding of onderwijs, alsmede in de uitoefening van zelfstandige werkzaamheden van artsen, advocaten, ingenieurs, architecten, tandartsen en accountants.
Artikel 15 Nietzelfstandige beroepen
(1) Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 16, 18, 19 en 20, zijn lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een natuurlijke persoon die inwoner is van een van de overeenkomstsluitende Staten, ter zake van een dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in de andere overeenkomstsluitende Staat wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend, mag de ter zake daarvan verkregen beloning in die andere Staat worden belast.
(2) Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf (1) is de beloning verkregen door een natuurlijke persoon die inwoner is van een van de overeenkomstsluitende Staten, ter zake van een in de andere overeenkomstsluitende Staat uitgeoefende dienstbetrekking slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar, indien :
(a) de genieter in die andere Staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken die, naar het geval, in het inkomstenjaar of in het belastbare tijdperk, van die andere Staat, een totaal van honderd drieëntachtig dagen niet te boven gaan; en
(b) de beloning wordt betaald door of namens de werkgever die geen inwoner van die andere Staat is; en
(c) de beloning niet aftrekbaar is bij het bepalen van de belastbare winst van een vaste inrichting of van een vaste basis, die de werkgever in die andere Staat heeft.
(3) Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel, mag de beloning ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip of luchtvaartuig dat door een inwoner van een van de overeenkomstsluitende Staten in internationaal verkeer wordt geëxploiteerd, in die overeenkomstsluitende Staat worden belast.
Artikel 16 Tantièmes
Tantièmes, presentiegelden en andere soortgelijke beloningen, verkregen door een inwoner van een van de overeenkomstsluitende Staten in zijn hoedanigheid van lid van de raad van beheer of van toezicht van een vennootschap die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast. Met betrekking tot de beloning die een lid van de raad van beheer of van toezicht van een vennootschap van die vennootschap ontvangt ter zake van de uitoefening van dagelijkse werkzaamheden van beheer of van technische aard, zijn de bepalingen van artikel 15 van toepassing alsof het zou gaan om de beloning van een werknemer ter zake van een dienstbetrekking en alsof de werkgever de vennootschap zou zijn.
Artikel 17 Artiesten
(1) Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 14 en 15, mogen inkomsten die artiesten (zoals toneelspelers, film, radio- of televisieartiesten, alsmede musici en sportbeoefenaars) uit hun persoonlijke werkzaamheden als zodanig verkrijgen, worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waar deze werkzaamheden worden verricht.
(2) Indien inkomsten uit de persoonlijke werkzaamheden van een artiest als zodanig aan een andere persoon dan die artiest worden toegekend, mogen deze inkomsten, niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7, 14 en 15, worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waar de werkzaamheden van de artiest worden verricht.
Artikel 18 Pensioenen en renten
(1) Pensioenen, daaronder niet begrepen pensioenen waarop artikel 19 van toepassing is, en lijfrenten betaald aan een inwoner van een van de overeenkomstsluitende Staten, zijn slechts in die Staat belastbaar.
(2) De uitdrukking "lijfrente" betekent een vaste som, periodiek belastbaar op vaste tijdstippen, hetzij gedurende het leven, hetzij gedurende een vastgesteld of voor vaststelling vatbaar tijdvak, ingevolge een verbintenis tot het doen van betalingen, welke tegenover een voldoende en volledige tegenprestatie in geld of geldswaarde staat.
Artikel 19 Overheidsfuncties
(1) Beloningen, daaronder niet begrepen pensioenen, betaald aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten in de uitoefening van overheidsfuncties bewezen aan een van de overeenkomstsluitende Staten of aan een staatkundig onderdeel van een van de overeenkomstsluitende Staten of aan een plaatselijke gemeenschap van een van de overeenkomstsluitende Staten, zijn slechts in die Staat belastbaar.
Die beloningen zijn evenwel slechts in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar, indien de diensten in die Staat worden bewezen en de genieter een inwoner van die Staat is die :
(a) staatsburger of onderdaan van die Staat is; of
(b) niet uitsluitend voor het verrichten van de diensten inwoner van die Staat werd.
(2) Pensioenen betaald aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten in de uitoefening van overheidsfuncties bewezen aan een van de overeenkomstsluitende Staten of aan een staatkundig onderdeel van een van de overeenkomstsluitende Staten of aan een plaatselijke gemeenschap van een van de overeenkomstsluitende Staten zijn slechts in die Staat belastbaar. Evenwel zijn die pensioenen slechts belastbaar in de andere overeenkomstsluitende Staat, indien de genieter een staatsburger of een onderdaan van die Staat en een inwoner van die Staat is.
(3) De bepalingen van de artikelen 15, 16 en 18 zijn van toepassing op beloningen, daaronder begrepen pensioenen, betaald ter zake van diensten bewezen in het kader van een bedrijf uitgeoefend door een van de overeenkomstsluitende Staten of door een staatkundig onderdeel van een van de overeenkomstsluitende Staten of door een plaatselijke gemeenschap van een van de overeenkomstsluitende Staten.
Artikel 20 Hoogleraren, leraren en onderwijzers
(1) Xxxxxx, salarissen en andere soortgelijke beloningen die een hoogleraar, leraar of onderwijzer die inwoner is van een van de overeenkomstsluitende Staten en die de andere overeenkomstsluitende Staat bezoekt gedurende een tijdvak van ten hoogste twee jaar met het doel onderwijs te geven of zich bezig te houden met voortgezette studie of wetenschappelijk onderzoek aan een universiteit, college, school of andere erkende onderwijsinrichting, voor die werkzaamheden ontvangt, zijn slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar.
(2) Dit artikel vindt geen toepassing op beloningen welke een hoogleraar, leraar of onderwijzer ontvangt voor het verrichten van wetenschappelijk onderzoek, indien dat onderzoek in de eerste plaats voor het persoonlijke nut van een bepaalde persoon of van bepaalde personen wordt verricht.
Artikel 21 Studenten
Indien een student die inwoner is van een van de overeenkomstsluitende Staten of die inwoner van die Staat was onmiddellijk voor zijn bezoek aan de andere overeenkomstsluitende Staat en die uitsluitend voor zijn studie, tijdelijk in de andere Staat verblijft, betalingen uit bronnen buiten die andere Staat ontvangt ten behoeve van zijn onderhoud of studie, zijn die betalingen in de andere Staat vrijgesteld van belasting.
Artikel 22 Inkomsten van een persoon met een dubbele woonplaats
Indien een persoon die ingevolge de bepalingen van artikel 4, paragraaf (1), inwoner van beide overeenkomstsluitende Staten is, maar ingevolge de bepalingen van paragrafen (3) of (4) van dat artikel voor de toepassing van deze Overeenkomst geacht wordt uitsluitend inwoner te zijn van een van de overeenkomstsluitende Staten, inkomsten verkrijgt uit bronnen in die overeenkomstsluitende Staat of uit bronnen buiten beide overeenkomstsluitende Staten, zijn die inkomsten slechts in die overeenkomstsluitende Staat belastbaar.
Artikel 23 Bron van de inkomsten
(1) Inkomsten verkregen door een inwoner van België die op grond van de artikelen 6 tot 8 en 10 tot17 inAustralië mogen worden belast, worden voor de toepassing van de Australische wetgeving betreffende de inkomstenbelasting geacht inkomsten uit bronnen in Australië te zijn.
(2) Inkomsten verkregen door een inwoner van Australië die op grond van de artikelen 6 tot 8 en 10 tot17 inBelgië mogen worden belast, worden voor de toepassing van artikel 24, paragraaf (1), en van de Australische wetgeving betreffende de inkomstenbelasting geacht inkomsten uit bronnen in België te zijn.
HOOFDSTUK IV Wijze van vermijding van dubbele belasting
Artikel 24
(1) In Australië wordt dubbele belasting als volgt vermeden :
(a) Met inachtneming van de te dien geldende bepalingen van de Australische wetgeving die betrekking hebben op de verrekening van belasting die in een grondgebied buiten Australië betaald is, met de Australische belasting (welke bepalingen het algemene beginsel van het hiernavolgende niet mogen aantasten), wordt Belgische belasting die hetzij rechtstreeks, hetzij door inhouding is betaald ter zake van inkomsten die door een persoon die inwoner is van Australië uit bronnen in België zijn verkregen (daaronder, in het geval van dividend, niet begrepen belasting die is betaald ter zake van de winst waaruit het dividend is betaald), verrekend met de Australische belasting die over die inkomsten verschuldigd is.
(b) In geval Australië zou ophouden op het bedrag van de aanvraag van een vennootschap die inwoner is van Australië een vermindering toe te kennen tegen het gemiddelde tarief van de door de vennootschap verschuldigde belasting met betrekking tot dividenden verkregen uit bronnen in België en begrepen in het belastbare inkomen van de vennootschap, zullen de overeenkomstsluitende Regeringen onderhandelen om nieuwe regelingen op te stellen betreffende de belasting die door Australië met de Australische belasting op die dividenden is te verrekenen.
(2) In België wordt dubbele belasting als volgt vermeden :
(a) Indien een inwoner van België inkomsten verkrijgt die volgens deze Overeenkomst in Australië mogen worden belast en waarop de bepalingen van subparagrafen (b) of (c) hierna niet van toepassing zijn, stelt België deze inkomsten vrij van belasting, maar mag het, om het bedrag van de belasting op het overige inkomen van die inwoner te berekenen, het belastingtarief toepassen dat van toepassing zou zijn indien die inkomsten niet waren vrijgesteld.
(b) Met betrekking tot :
(i) dividenden die belastbaar zijn overeenkomstig artikel 10, paragraaf (2), en die niet van Belgische belasting zijn vrijgesteld ingevolge subparagraaf (c) hierna;
(ii) interesten die belastbaar zijn overeenkomstig artikel 11, paragrafen (2) of (6); en
(iii) royalty's die belastbaar zijn overeenkomstig artikel 12, paragrafen (2) of (6),
wordt het forfaitaire gedeelte van buitenlandse belasting waarin de Belgische wetgeving voorziet, onder de voorwaarden en volgens het tarief van die wetgeving verrekend met de Belgische belasting op die inkomsten, met dien verstande dat dit tarief niet lager is dan het tarief van de belasting die in Australië overeenkomstig artikel 10, paragraaf (2), artikel 11, paragraaf (2), of artikel 12, paragraaf (2) mag worden geheven.
(c) Indien een vennootschap die inwoner is van België, aandelen bezit van een vennootschap op aandelen die inwoner is van Australië en aan de Australische belasting op haar inkomsten is onderworpen, worden de dividenden die haar door deze laatste vennootschap worden betaald en die in Australië volgens artikel 10, paragraaf (2), mogen worden belast, in België vrijgesteld van de vennootschapsbelasting, in zoverre als vrijstelling zou worden verleend indien beide vennootschappen inwoner zouden zijn van België.
(d) Indien volgens de Belgische wetgeving verliezen van een onderneming gedreven door een inwoner van België die aan een in Australië gelegen vaste inrichting kunnen worden toegerekend, voor de belastingheffing van die onderneming in België werkelijk in mindering van de winsten werden gebracht is de in subparagraaf (a) van deze paragraaf bepaalde vrijstelling in België niet van toepassing op de winsten van andere belastbare tijdperken die aan die vaste inrichting kunnen worden toegerekend, in zoverre als deze winsten in Australië door een aftrek uit hoofde van die verliezen eveneens van belasting werden vrijgesteld.
HOOFDSTUK V Bijzondere bepalingen
Artikel 25 Regeling voor onderling overleg
(1) Indien een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat van oordeel is dat de maatregelen van de bevoegde autoriteit van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met deze Overeenkomst, kan hij, onverminderd de rechtsmiddelen waarin de nationale wetgeving van die Staten voorziet, zijn geval voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij inwoner is. Het geval moet worden voorgelegd binnen drie jaren nadat de maatregel die aanleiding geeft tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de Overeenkomst, voor het eerst ter kennis is gebracht.
(2) De bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar van de belastingplichtige haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing te komen, de aangelegenheid met de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat te regelen, ten einde een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de Overeenstemming, te vermijden.
(3) De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten trachten gezamenlijk moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de toepassing van de overeenkomst op te lossen.
(4) De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten kunnen zich rechtstreeks met elkaar in verbinding stellen ten einde uitvoering te geven aan de bepalingen van deze Overeenkomst.
Artikel 26 Uitwisseling van inlichtingen
(1) De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten wisselen zodanige inlichtingen uit als nodig zijn om uitvoering te geven aan deze Overeenkomst of aan de nationale wetgeving van de overeenkomstsluitende Staten met betrekking tot de belastingen waarop deze Overeenkomst van toepassing is, voor zover de heffing van die belastingen niet in strijd is met deze Overeenkomst. De uitwisseling van inlichtingen wordt niet beperkt door artikel 1. Alle door de bevoegde autoriteit van een overeenkomstsluitende Staat verkregen inlichtingen worden op dezelfde wijze geheim gehouden als inlichtingen die onder de nationale wetgeving van die Staat zijn verkregen en worden alleen ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (daaronder begrepen rechterlijke instanties en administratiefrechtelijke lichamen) die betrokken zijn bij de vestiging of de invordering van, de tenuitvoerlegging of vervolging ter zake van, of de beslissing in beroepszaken betrekking hebbende op de belastingen waarop deze Overeenkomst van toepassing is, en mogen door die bevoegde autoriteit uitsluitend voor die doeleinden worden gebruikt.
(2) In geen geval worden de bepalingen van paragraaf (1) aldus uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat de verplichting opleggen :
(a) administratieve maatregelen te nemen die afwijken van de wetten of de administratieve praktijk van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;
(b) bijzonderheden te verstrekken die niet verkrijgbaar zijn volgens de wetten of in de normale gang van zaken in de administratie van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;
(c) inlichtingen te verstrekken die een handels, bedrijfs, nijverheids of beroepsgeheim of een fabrieks of handelswerkwijze zouden onthullen, dan wel inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde.
Artikel 27 Diverse bepalingen
(1) Met betrekking tot een vennootschap die voor de toepassing van de Belgische belasting een inwoner is van België, beperken de bepalingen van deze Overeenkomst niet de belastingheffing van die vennootschap overeenkomstig de Belgische wet, in geval van inkoop van haar eigen aandelen of naar aanleiding van de verdeling van haar maatschappelijk vermogen.
(2) De bepalingen van deze Overeenkomst tasten in geen enkel opzicht de fiscale voorrechten aan die diplomatieke of consulaire ambtenaren ontlenen aan de algemene regelen van het volkenrecht of aan de bepalingen van bijzondere internationale akkoorden.
HOOFDSTUK VI Slotbepalingen
Artikel 28 Inwerkingtreding
Deze Overeenkomst treedt in werking op de vijftiende dag na de datum waarop de Regering van Australië en de Regering van het Koninkrijk België langs diplomatieke weg nota's uitwisselen waarin zij elkander mededelen dat het laatste is gedaan van al hetgeen nodig is om aan deze Overeenkomst onderscheidenlijk in Australië en in België kracht van wet te verlenen, en deze Overeenkomst vindt daarna toepassing.
(a) in Australië :
(i) met betrekking tot bronbelastingen op inkomsten die door een niet-inwoner zijn verkregen, op inkomsten die op of na 1 januari van het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de Overeenkomst in werking treedt, zijn verkregen;
(ii) met betrekking tot andere Australische belasting, op inkomsten van elk inkomstenjaar (Year of income) dat aanvangt op of na 1 juli van het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de Overeenkomst in werking treedt;
(b) in België :
(i) met betrekking tot alle bij de bron verschuldigde belastingen, op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld op of na 1 januari van het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de Overeenkomst in werking treedt;
(ii) met betrekking tot alle andere dan bij de bron verschuldigde belastingen, op inkomsten van elk boekjaar dat aanvangt op of na 1 januari van het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de Overeenkomst in werking treedt.
Artikel 29 Beëindiging
Deze Overeenkomst blijft voor onbepaalde tijd van kracht, maar de Regering van Australië of de Regering van het Koninkrijk België kan op of vóór 30 juni van elk kalenderjaar dat aanvangt na het verstrijken van vijf jaren vanaf de datum van haar inwerkingtreding, aan de andere Regering langs diplomatieke weg een schriftelijke kennisgeving van beëindiging zenden in welk geval de Overeenkomst ophoudt van toepassing te zijn :
(a) in Australië :
(i) met betrekking tot bronbelastingen op inkomsten die door een niet-inwoner zijn verkregen, op inkomsten die op of na 1 januari van het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de kennisgeving van beëindiging is gedaan, zijn verkregen;
(ii) met betrekking tot andere Australische belastingen, op inkomsten van elk inkomstenjaar (year of income) dat aanvangt op of na 1 juli van het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de kennisgeving van beëindiging is gedaan;
(b) in België :
(i) met betrekking tot alle bij de bron verschuldigde belastingen, op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld op of na 1 januari van het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de kennisgeving van beëindiging is gedaan;
(ii) met betrekking tot alle belastingen dan bronbelastingen, op inkomsten van elk boekjaar dat aanvangt op of na 1 januari van het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de kennisgeving van beëindiging is gedaan.
Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.
Gedaan in tweevoud te Canberra, de dertiende oktober negentienhonderd zevenenzeventig, in de Nederlandse, de Franse en de Engelse taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek.
Voor de Regering Voor de Regering
van het Koninkrijk België : van Australië :
X. Xxxxxxxxxx. X. Xxxxx.
Overeenkomstig de bepalingen van artikel 28, zal deze Overeenkomst in werking treden op 1 november 1979, vijftien dagen na de uitwisseling van de notificatie die op 17 oktober 1979 heeft plaatsgehad.