INTERPRETATIE VAN DE ERKENNINGSVOORWAARDEN VOOR GROEPEN VAN ASSISTENTIEWONINGEN
/ norminterpretaties
INTERPRETATIE VAN DE ERKENNINGSVOORWAARDEN VOOR GROEPEN VAN ASSISTENTIEWONINGEN
Agentschap Zorg en Gezondheid
Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, afdeling Zorginspectie
Versie 29.11.2017
DEPARTEMENT
WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID & GEZIN
Inhoud
BVR 24 juli 2009, Art. 10/2 - Xxxxxxxxxxxxxxxxxxx 0
Woonzorgdecreet, Art. 36, 2° en 3° - Woonassistent 4
Bijlage XVI, Art. 5 – Vrijheid bewoner 5
Bijlage XVI, Art. 6 – Vrije keuze 6
Bijlage XVI, Art. 7 – Crisis- en overbruggingszorg 7
Bijlage XVI, Art. 9 – Veiligheid van de bewoner 8
Bijlage XVI, Art. 12 – Gebruikersraad 9
Bijlage XVI, Art. 14 – Xxxxxx xxx xxxxxx of goederen 10
Bijlage XVI, Art. 15 – Actieve communicatie 11
Bijlage XVI, Art. 17 – Interne afsprakennota 12
Bijlage XVI, Art. 18 – Schriftelijke overeenkomst 13
Bijlage XVI, Art. 18, 5°, b) – Plaatsbeschrijving 14
Bijlage XVI, Art. 20 – Dagprijs 15
Bijlage XVI, Art. 23 – Overplaatsing naar meer passende voorziening 17
Bijlage XVI, Art. 24 – Ontruiming van de assistentiewoning 18
Bijlage XVI, Art. 25 – Facturatie 19
Bijlage XVI, Art. 29 - Permanentie 20
Bijlage XVI, Art. 30 – Uittreksel strafregister 21
Bijlage XVI, Art. 31 - Brandveiligheid 23
Bijlage XVI, Art. 33, 7° – Xxxxxxxxxxx 00
Bijlage XVI, Art. 33, 9° – Leuningen en handgrepen 25
Bijlage XVI, Art. 33, 10° – Breedte gangen 26
Bijlage XVI, Art. 33, 11° - Oproepsysteem 27
Bijlage XVI, Art. 34 - Vloeroppervlakte 28
Bijlage XVI, Art. 34 - Rolstoeltoegankelijkheid 29
Bijlage XVI, Art. 35 - Ontmoetingsruimte 30
Volgende norminterpretaties zijn ook van toepassing op de voorzieningen die erkend zijn als serviceflatgebouw:
Leeftijdsvoorwaarde (BVR 24 juli 2009, Art. 10/2) Vrijheid bewoner (erkenningsnorm 1.6)
Beheer van gelden of goederen (erkenningsnorm 1.7)
Interne afsprakennota (erkenningsnorm 1.4 – reglement van orde) Schriftelijke overeenkomst (erkenningsnorm 1.8)
Overplaatsing naar meer passende voorziening (erkenningsnorm 1.5) Permanentie (erkenningsnorm 4.2)
Brandveiligheid (erkenningsnorm 3.1)
Oproepsysteem (erkenningsnorm 3.2.3)
Vloeroppervlakte – 1e en 3e interpretatie (erkenningsnorm 3.2.1)
NORMINTERPRETATIE GAW |
BVR 24 juli 2009, Art. 10/2 - Leeftijdsvoorwaarde Per erkende groep van assistentiewoningen kan een aantal assistentiewoningen worden aangeboden aan gebruikers, die jonger zijn dan 65 jaar. Maximaal 25 procent van het totale aantal erkende assistentiewoningen van de groep kan daarvoor in aanmerking komen. De minister kan nadere voorwaarden bepalen voor die gebruikers. |
Interpretatie: • Het percentage van 25% wordt berekend op basis van het aantal erkende wooneenheden in de groep van assistentiewoningen, niet op het aantal bewoners. Bewoners jonger dan 65 jaar die samenwonen met een persoon van 65 jaar of ouder worden niet meegerekend. • Het overschrijden van 25% van het aantal erkende wooneenheden met bewoners jonger dan 65 jaar in een groep van assistentiewoningen kan enkel aanvaard worden mits een schriftelijke goedkeuring werd verleend door het Agentschap Zorg en Gezondheid. • In de serviceflatgebouwen wordt dezelfde regel toegepast, dus 25% mag afwijken van de leeftijdsgrens. Het verschil is wel dat de leeftijdsgrens in een erkend serviceflatgebouw of woningcomplex met dienstverlening op 60 jaar ligt (in plaats van 65 jaar). |
NORMINTERPRETATIE GAW |
Woonzorgdecreet, Art. 36, 2° en 3° - Woonassistent Als een erkend woonzorgcentrum en een erkende groep van assistentiewoningen in elkaars onmiddellijke nabijheid gevestigd zijn en functioneel een geheel vormen, en als de uitbating van beide voorzieningen door dezelfde rechtspersoon gebeurt of als een erkend woonzorgcentrum en een erkende groep van assistentiewoningen in elkaars onmiddellijke nabijheid gevestigd zijn en een samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten, dan kan: (..) 2° de opdracht die een woonassistent uitvoert in de groep van assistentiewoningen, opgenomen worden door het personeel van het woonzorgcentrum; 3° de opdracht, vermeld in punt 2°, ook worden opgenomen door personeel van een erkende dienst voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg of een erkend lokaal dienstencentrum of een erkend centrum voor kortverbljf, als de dienst of het centrum in de onmiddellijke nabijheid gelegen is van en functioneel een geheel vormt met de groep van assistentiewoningen en door dezelfde rechtspersoon wordt uitgebaat of als de dienst of het centrum in de onmiddellijke nabijheid gelegen is van en een samenwerkingsovereenkomst gesloten heeft met de groep van assistentiewoningen. |
Interpretatie: • De opdracht, vermeld in punt 2°, kan ook opgenomen worden door personeel van een erkend regionaal dienstencentrum, onder dezelfde voorwaarden. |
NORMINTERPRETATIE GAW |
Bijlage XVI, Art. 5 – Vrijheid bewoner De bewoner geniet de grootst mogelijke vrijheid, zoals hij vrij is in zijn natuurlijk thuismilieu. De beheersinstantie kan die vrijheid alleen beperken om organisatorische redenen waarover duidelijk gecommuniceerd moet worden. |
Interpretatie: • Bezoekuren mogen op geen enkele manier beperkt worden, ook niet om organisatorische redenen. • De voorziening kan geen totaal rookverbod uitvaardigen in het gebouw. Indien niet in de groep van assistentiewoningen mag gerookt worden, moet de voorziening een aangepaste, volwaardige rookruimte voorzien die vlot bereikbaar is voor de bewoners (zie ministeriële brief van 29 juli 2009). De bewoners mogen niet verplicht worden buiten te roken. |
NORMINTERPRETATIE GAW |
Bijlage XVI, Art. 6 – Vrije keuze De bewoner kiest vrij de zorg die hij wil, en de verstrekker van die zorg. De beheersinstantie brengt de zorg in het bereik van de bewoners die er een beroep op kunnen doen telkens als dat nodig is. Ze zorgt ervoor dat de bewoners die dat willen, de mogelijkheid hebben om dagelijks minstens een warme maaltijd te ontvangen. |
Interpretatie: • De bewoner behoudt zijn volledige keuzevrijheid met betrekking tot de facultatieve diensten. De voorziening kan de bewoner niet verplichten om de eigen facultatieve diensten te gebruiken of diensten van voorzieningen waar de beheersinstantie een overeenkomst mee heeft. • Bewoners moeten elke dag de mogelijkheid hebben om een maaltijd te ontvangen. Dit betekent dat deze dienstverlening in de weekends, op feestdagen, enz. kan beperkt worden tot het leveren van een diepvriesmaaltijd, op voorwaarde dat de bewoner in de assistentiewoning een microgolfoven ter beschikking heeft. Op werkdagen moet de bewoner een warme maaltijd kunnen ontvangen. • De maaltijd moet niet per definitie in de assistentiewoning zelf geleverd worden. Als er mogelijkheid is om de maaltijd te gebruiken in de polyvalente zaal, in het nabijgelegen woonzorgcentrum of lokaal dienstencentrum wordt de voorwaarde ook nageleefd. • Het bewijs dat de HACCP-regelgeving wordt nageleefd moet enkel geleverd worden indien de maaltijden in de groep van assistentiewoningen zelf worden bereid of behandeld. |
NORMINTERPRETATIE GAW |
Bijlage XVI, Art. 7 – Crisis- en overbruggingszorg De beheersinstantie garandeert de bewoners crisiszorg en overbruggingszorg. Ze kan daarvoor een samenwerkingsovereenkomst sluiten met één of meer zorgverleners of welzijns- of gezondheidsvoorzieningen uit de omgeving, waarin die zorgverleners of voorzieningen zich ertoe verbinden die zorg met voorrang te verlenen. |
Interpretatie: • Definitie crisiszorg: een onmiddellijke en aangepaste interventie in geval van een noodsituatie die niet vooraf kan worden ingeschat en waarin onmiddellijk zorg moet worden geboden. • Definitie overbruggingszorg: aangepaste zorg die aansluit bij crisiszorg en die gedurende een korte periode wordt verleend in afwachting dat de zorg wordt verleend die de bewoner zelf heeft gekozen conform artikel 6, eerste lid. • Noodsituatie: een oproep met het gewone noodoproepsysteem is op zich geen noodsituatie. De persoon die de oproep beantwoordt, kan het categoriseren als zijnde een noodsituatie. Op dit moment start de crisiszorg. Crisiszorg is dan de eerste zorg die toegediend wordt bij een noodsituatie en die eindigt op het moment dat ofwel de overbruggingszorg opgestart wordt ofwel de noodsituatie een einde neemt. Het kan echter niet langer duren dan 24 uren. Overbruggingszorg is die zorg die geleverd wordt door een zorgverstrekker waarmee de uitbater van de groep van assistentiewoningen een overeenkomst/contract afgesloten heeft. Dit kan bijvoorbeeld een dienst van het OCMW zijn, een thuisverplegingsdienst, ... Op het moment dat de zorg opgenomen wordt door de zorgverstrekker, die de bewoner zelf heeft gekozen, loopt de overbruggingszorg ten einde. Dit kan over dezelfde zorgverstrekker gaan. • Duur van de overbruggingszorg: het gaat over een tijdelijke oplossing die veronderstelt dat de bewoner (en familie) moet uitkijken naar een structurele oplossing. In normale omstandigheden zou een tijdsspanne van 14 dagen voldoende moeten zijn om reguliere dienstverlening op te starten. • Een personeelslid kan geen uren presteren in de groep van assistentiewoningen en op hetzelfde moment als personeelslid in een woonzorgcentrum uren presteren en daarvoor ook gefinancierd worden door het instellingsforfait. |
NORMINTERPRETATIE GAW |
Bijlage XVI, Art. 9 – Veiligheid van de bewoner De beheersinstantie neemt de nodige maatregelen om de veiligheid van de bewoners te waarborgen. |
Interpretatie: • Extra beveiligings- en toezichtsmaatregelen moeten wel de individuele privacy respecteren: geen camera’s in de assistentiewoningen, geen doorzichtige deuren. |
NORMINTERPRETATIE GAW |
Bijlage XVI, Art. 12 – Gebruikersraad De beheersinstantie richt een gebruikersraad op die ten minste eenmaal per trimester vergadert. Die raad is samengesteld uit bewoners van assistentiewoningen van de groep of hun vertegenwoordigers. De samenstelling kan veranderen maar de beheersinstantie waarborgt dat de bewoners altijd minstens de helft van de aanwezigen uitmaken. De gebruikersraad kan advies uitbrengen op eigen initiatief of op verzoek van de beheersinstantie over alle aangelegenheden die de algemene werking van de groep van assistentiewoningen betreffen. Van de vergaderingen van de raad wordt een verslag opgemaakt dat aan alle bewoners of hun vertegenwoordigers bezorgd wordt. Het agentschap kan inzage krijgen in die verslagen. De beheersinstantie en de woonassistent van de groep van assistentiewoningen kunnen uitgenodigd worden om de vergaderingen van de raad bij te wonen. |
Interpretatie: • Enkel die vergaderingen waarvan een gedateerd verslag kan worden voorgelegd, kunnen in aanmerking worden genomen bij het bepalen van de frequentie. • De daartoe aangeduide persoon moet wensen en klachten opvolgen en de opvolging aantoonbaar maken. • De gebruikersraad moet niet bestaan uit vaste leden. |
NORMINTERPRETATIE GAW |
Bijlage XVI, Art. 14 – Xxxxxx van gelden of goederen Het beheer van gelden of goederen van de bewoner of het bewaren ervan kan niet aan de beheersinstantie of aan personeel van de groep van assistentiewoningen worden toevertrouwd, met uitzondering van de verrekening van kosten die rechtstreeks met het verblijf in de assistentiewoning te maken hebben, volgens de voorwaarden die met de bewoner zijn overeengekomen. |
Interpretatie: • Zakgeldbeheer is geen beheer van gelden en goederen. • Bij gebruik van een elektronisch betalingssysteem (vb. Systeem-I): indien het systeem enkel wordt gebruikt voor betalingen van kosten als gevolg van een verblijf in de voorziening, gaat het niet over beheer van geld en goederen. Indien de financiële verrichtingen binnen het systeem de betaling van de reguliere kosten voor het verblijf in de voorziening overstijgt, gaat het wel over beheer van gelden. Het gebruik van een elektronisch betalingssysteem mag niet verplicht worden. |
NORMINTERPRETATIE GAW |
Bijlage XVI, Art. 15 – Actieve communicatie De beheersinstantie voert een actieve communicatie met de bewoners en de gebruikersraad over de beslissingen die een impact hebben op de dagelijkse werking van de groep van assistentiewoningen, op de kosten van het verblijf of op de aangeboden zorg- en dienstverlening. |
Interpretatie: • Voorbeelden van strategische beleidsbeslissingen zijn: de realisatie van een (gedeeltelijke) vervangingsnieuwbouw, het uitvoeren van verbouwingswerken, stijging van de dagprijs, wijzigingen die invloed hebben op het dagelijkse leven van de bewoners, gewijzigde regelgeving. • Deze wijzigingen kunnen op verschillende manieren kenbaar gemaakt worden, bijvoorbeeld tijdens de bewonersraad, via de karnt/ het tijdschrift van de voorziening, op een uithangbord,… In elk geval moet de voorziening kunnen aantonen dat elke bewoner en zijn omgeving geïnformeerd werden. |
NORMINTERPRETATIE GAW |
Bijlage XVI, Art. 17 – Interne afsprakennota Uiterlijk bij het betreden van de assistentiewoning bezorgt de beheersinstantie aan de bewoner een kopie van de interne afsprakennota. |
Interpretatie: • De voorziening moet de bewoner, of in voorkomend geval zijn vertegenwoordiger, zijn familie of mantelzorgers, laten tekenen voor ontvangst zodat kan aangetoond worden dat de interne afsprakennota werd overhandigd. |
NORMINTERPRETATIE GAW |
Bijlage XVI, Art. 18 – Schriftelijke overeenkomst De beheersinstantie en de bewoner of zijn vertegenwoordiger ondertekenen een schriftelijke overeenkomst voor het genotsrecht van de assistentiewoning en voor de zorg- en dienstverlening, vermeld in artikel 20, eerste lid. Die overeenkomst is van onbepaalde duur. |
Interpretatie: • Een elektronische archivering van de bewonersovereenkomsten is toegelaten, op voorwaarde dat het om door alle partijen ondertekende exemplaren gaat. Op verzoek van Xxxxxxxxxxxxx moeten ook steeds alle nodige documenten kunnen voorgelegd worden. |
NORMINTERPRETATIE GAW |
Bijlage XVI, Art. 18, 5°, b) – Plaatsbeschrijving De (schriftelijke) overeenkomst vermeldt minstens: (..) 5° wat het genotsrecht van de assistentiewoning betreft: b) de verbintenis van de beheersinstantie om uiterlijk wanneer de bewoner de assistentiewoning betreedt, samen met de bewoner of zijn vertegenwoordiger, op tegenspraak en voor gezamenlijke rekening, een omstandige plaatsbeschrijving op te stellen die bij de overeenkomst wordt gevoegd. Als een omstandige plaatsbeschrijving is opgesteld, moet de bewoner de assistentiewoning teruggeven zoals hij ze, volgens die beschrijving ontvangen heeft, met uitzondering van wat door ouderdom of overmacht is tenietgegaan of beschadigd. Als geen omstandige plaatsbeschrijving is opgesteld, wordt vermoed dat de bewoner de assistentiewoning ontvangen heeft in dezelfde staat als waarin ze zich bevindt op het einde van de overeenkomst, behoudens tegenbewijs dat door alle middelen kan worden geleverd; |
Interpretatie: • De kosten van een plaatsbeschrijving zijn kosten verbonden aan het genotsrecht. Indien er sprake is van individuele eigendom, is er geen genotsrecht te betalen, en moet de eigenaar ook niet betalen voor het opmaken van een plaatsbeschrijving. De kosten van een plaatsbeschrijving kunnen enkel gevraagd worden bij bewoning door een niet-eigenaar. • Als er kosten zijn voor de plaatsbeschrijving, is dit steeds een eenmalige kost die maximaal voor 50% wordt verrekend aan de bewoner bij het opmaken ervan. Deze kost is bijgevolg geen dagprijscomponent en kan dus noch van de wooncomponent, noch van de vergoeding voor zorg- en dienstverlening deel uitmaken. |
NORMINTERPRETATIE GAW |
Bijlage XVI, Art. 20 – Dagprijs De dagprijs dekt minstens de kosten van de volgende zorg- en dienstverlening: 1° de activiteiten van de woonassistent, vermeld in artikel 11; 2° het gebruik van het oproepsysteem, vermeld in artikel 33, 11°; 3° de garantie van crisiszorg en overbruggingszorg, met uitzondering van de reële kosten van die zorg; 4° het gebruik en het onderhoud van de ontmoetings- en gemeenschappelijke ruimten. De dagprijs dekt ook de kosten van het genotsrecht van de assistentiewoning, tenzij de bewoner voor dat gebruik geen kosten hoeft te betalen aan de groep van assistentiewoningen. Die kosten van het genotsrecht van de assistentiewoning zijn gebaseerd op de reële uitgaven die verband houden met het gebruik van de assistentiewoning. De dagprijs kan in geen geval de kosten dekken van de zorg die de bewoner vrij kan kiezen conform artikel 6, eerste lid. Voor zover de dagprijs betrekking heeft op de kosten van de zorg- en dienstverlening, vermeld in het eerste lid, is hij gelijk voor alle bewoners van de groep van assistentiewoningen. |
Interpretatie: • De prijs die betrekking heeft op de kosten van de zorg- en dienstverlening mag niet verschillen op basis van het verschil in prijs van het genotsrecht. Kortom een bewoner betaalt dezelfde prijs voor de zorg- en dienstverlening, ongeacht of hij een genotsrecht betaalt (huurder) of niet (eigenaar), en ongeacht de grootte van de prijs van het genotsrecht. Bij bewoning van een assistentiewoning door twee of meer personen (vb. echtpaar) kan een aangepaste prijs voor de zorg- en dienstverlening worden toegestaan. • Noch bij opname van de bewoner, noch bij vertrek, mogen kosten bovenop de dagprijs aangerekend worden voor het opfrissen van de assistentiewoning (schilderwerken, behangen, reinigen van xxxxxxxxx die eigendom zijn van de voorziening, enz.). Deze kosten moeten in de dagprijs inbegrepen zijn. Bewoners of familie van bewoners kunnen evenmin verplicht worden de assistentiewoning zelf op te frissen. Deze norminterpretatie is ook van toepassing voor de serviceflatgebouwen (erkenningsnorm 6.3. samenstelling dagprijs). Enkel kosten ten gevolge van het niet naleven van de overeenkomst en de plaatsbeschrijving mogen aangerekend worden (zie art. 18, 5°,b). |
• Alle kosten voor het gebruik en onderhoud van gemeenschappelijke ruimten moeten in de dagprijs inbegrepen zijn, dus bijvoorbeeld ook gemeenschappelijk meubilair, fitnesstoestellen, liften en andere technische installaties, toestellen in de gemeenschappelijke keuken, verplichte verzekeringen, enz. |
NORMINTERPRETATIE GAW |
Bijlage XVI, Art. 23 – Overplaatsing naar meer passende voorziening Als naar het oordeel van de behandelende arts, na overleg met de andere betrokken zorgverleners, de lichamelijke of geestelijke gezondheidstoestand van de bewoner zodanig is dat een opname in een meer passende zorgvoorziening noodzakelijk is, verbindt de beheersinstantie zich ertoe, in overleg met de bewoner en zijn familie of mantelzorgers, te zorgen voor een passend verblijf en de opzeggingstermijn zolang te verlengen. |
Interpretatie: • Uitgangspunt moet zijn dat elke gebruiker in de assistentiewoning van zijn of haar keuze moet kunnen blijven tot het overlijden of tot het ogenblik dat de zelfredzaamheid onvoldoende groot is. Een tijdelijk verblijf in een ziekenhuis wordt niet aanzien als een definitieve overplaatsing. • De bovenvermelde voorwaarde is enkel van toepassing bij “verplicht ontslag” omwille van medische redenen, m.a.w. een ontslag waarbij het initiatief uitgaat van de voorziening en omwille van medische redenen. Bij verplicht ontslag moet er minimaal geregistreerd overleg met de arts aangetoond worden, waaruit de beoordeling van de niet aangepaste gezondheidstoestand van de bewoner blijkt. • Bij een “vrijwillig ontslag” gaat het initiatief uit van de bewoner of familie, en moeten de bepalingen van de eigen procedure en de overeenkomst worden gevolgd. |
NORMINTERPRETATIE GAW |
Bijlage XVI, Art. 24 – Ontruiming van de assistentiewoning Art. 24. Het overlijden van de bewoner of, als er meer dan een bewoner is, van de langstlevende bewoner maakt een einde aan de overeenkomst, vermeld in artikel 18. De termijn waarover de nabestaanden beschikken om de assistentiewoning te ontruimen, bedraagt minstens vijf dagen en kan in onderling overleg verlengd worden. Gedurende die termijn mogen geen extra vergoedingen boven op de dagprijs meer aangerekend worden. Als binnen die termijn de assistentiewoning opnieuw bewoond wordt, kan de dagprijs alleen worden aangerekend tot de dag die voorafgaat aan die nieuwe bewoning. Als de assistentiewoning niet binnen de bepaalde termijn ontruimd is, kan de beheersinstantie de assistentiewoning zelf ontruimen en de persoonlijke bezittingen van de overleden bewoner opslaan. Daarvoor kunnen reële aantoonbare opslagkosten aan de nabestaanden aangerekend worden. |
Interpretatie: • In de schriftelijke overeenkomst mag standaard geen termijn van meer dan 5 dagen vermeld worden. • Het onderling akkoord over de verlenging van de termijn voor ontruiming moet aantoonbaar zijn, na individueel overleg met de nabestaanden na het overlijden. |
NORMINTERPRETATIE GAW |
Bijlage XVI, Art. 25 – Facturatie Op het einde van de maand wordt voor iedere bewoner of zijn vertegenwoordiger een factuur opgemaakt waarop onder meer de volgende gegevens duidelijk zijn vermeld : 1° de identiteit van de bewoner; 2° het aantal dagen dat de bewoner die maand in de assistentiewoning verbleven heeft; 3° de gevraagde dagprijs met opgave van het gedeelte dat betrekking heeft op het genotsrecht van de assistentiewoning en van het gedeelte dat betrekking heeft op de zorg- en dienstverlening; 4° een gedetailleerde opgave van alle extra vergoedingen die boven op de dagprijs in rekening zijn gebracht (aard, aantal, bedrag); 5° in voorkomend geval, de al betaalde bedragen voor de afgelopen verblijfsperiode en de te betalen bedragen voor de volgende maand; 6° het totale verschuldigde netto bedrag dat de bewoner moet betalen. |
Interpretatie: • De verplichte opsplitsing van de dagprijs in een deel genotsrecht en een deel zorg- en dienstverlening geldt enkel voor een groep van assistentiewoningen waar individuele eigenaars zijn en voor een groep van sociale assistentiewoningen. • Zowel de al betaalde bedragen voor de afgelopen verblijfsperiode als de te betalen bedragen voor de volgende maand moeten duidelijk vermeld worden op de factuur, en dit onder de vorm van een plus en min operatie. |
NORMINTERPRETATIE GAW |
Bijlage XVI, Art. 29 - Permanentie Overdag en ‘s nachts moet er altijd iemand ter beschikking zijn die onmiddellijk elke oproep van een bewoner kan beantwoorden en die onmiddellijk naar de bewoner kan gaan als uit het contact met de bewoner blijkt dat dit nodig is. |
Interpretatie: • De persoon die de noodoproepen beantwoordt en ter plaatse gestuurd wordt, is ofwel een persoon in dienst van de beheersinstantie van de groep van assistentiewoningen, ofwel een persoon in dienst van een andere rechtspersoon waarmee de beheersinstantie een overeenkomst afgesloten heeft. Een mantelzorger, vrijwilliger, bewoner,… kan niet ingeschakeld worden. |
NORMINTERPRETATIE GAW |
Bijlage XVI, Art. 30 – Uittreksel strafregister De beheersinstantie kan van elke medewerker en van elk lid van de raad van bestuur een uittreksel uit het strafregister tonen. De erkenning kan worden geweigerd of ingetrokken als een van die personen in België of in het buitenland door een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing is veroordeeld wegens een misdrijf als vermeld in een van de volgende regelingen van boek II van het Strafwetboek: 1° hoofdstuk V, VI en VII van titel VII; 2° hoofdstuk 1, II, IV en VI van titel VIII; 3° artikel 422bis; 4° hoofdstuk 1 en II van titel IX. Als een werkstraf of een andere alternatieve straf werd opgelegd, wordt voorzien in een aangepaste begeleiding van de medewerker, waarbij onder meer rekening wordt gehouden met mogelijke risico’s voor de bewoners. |
Interpretatie: • Bij contracten met externe firma’s (vb. catering, schoonmaakbedrijf) moet eveneens een uittreksel uit het strafregister van het personeel, werkzaam in de groep van assistentiewoningen, worden voorgelegd. • Het uittreksel moet enkel bij aanwerving van het personeelslid of bij toetreding van het lid tot de raad van bestuur worden opgevraagd. • Vermelding van één volgende misdrijven op het uittreksel uit het strafregister kan de erkenning van de voorziening bezwaren: - aanranding van de eerbaarheid en verkrachting; - bederf van jeugd en prostitutie; - openbare schennis van de goede zeden; - opzettelijk doden en opzettelijk toebrengen van lichamelijk letsel; - enkele gevallen van schuldig verzuim; - aanslag op de persoonlijke vrijheid en op de onschendbaarheid van de woning, gepleegd door bijzondere personen; - enige andere wanbedrijven tegen personen; - diefstal en afpersing; - bedrog. Deze opsomming is niet limitatief. • Voor de leden van de OCMW-raad moet eveneens een uittreksel uit het strafregister kunnen worden voorgelegd. Een onderzoek van de geloofsbrieven en de beslissing van de gemeenteraad zoals beschreven in het OCMW-decreet volstaan niet. |
• Er is geen verplichting tot het kunnen voorleggen van een uittreksel uit het strafregister voor vrijwilligers. Het staat de voorziening vrij dit al dan niet op te vragen. |
NORMINTERPRETATIE GAW |
Bijlage XVI, Art. 31 - Brandveiligheid De groep van assistentiewoningen voldoet aan de toepasselijke brandveiligheidsreglementering. |
Interpretatie: • Voor de groepen van assistentiewoningen is dezelfde brandveiligheidsreglementering als voor de serviceflatgebouwen en woningcomplexen met dienstverlening van toepassing. In het besluit van 15 maart 1989 wordt bepaald welke veiligheidsnormen specifiek voor serviceflatgebouwen van toepassing zijn. Voor serviceflatgebouwen staat er onder artikel 1 gestipuleerd: “de normen opgenomen in artikel 1, 1° van het koninklijk besluit van 22 december 1980 houdende bekrachtiging van Belgische normen uitgewerkt door het Belgisch Instituut voor normalisatie”. |
NORMINTERPRETATIE GAW |
Bijlage XVI, Art. 33, 7° – Zonnewering Aangepaste zonnewering, waarbij het zicht naar buiten zo weinig mogelijk gehinderd wordt, wordt aangebracht, waar nodig. |
Interpretatie: • Voor bestaande voorzieningen die voor 1 januari 2013 erkend zijn als serviceflatgebouw of woningcomplex met dienstverlening: Zonnewering wordt als aangepast beschouwd indien het zicht op de buitenwereld niet wordt verstoord en oververhitting van de bewoners wordt vermeden. • Voor nieuwe voorzieningen: Zonnewering wordt als aangepast beschouwd indien het zicht op de buitenwereld niet wordt verstoord, oververhitting van de bewoners wordt vermeden én verblinding van bewoners door direct zonlicht vermeden wordt. • Enkel zonnewerend glas of enkel zonnewerende folie kan in nieuwe voorzieningen niet beschouwd worden als aangepaste zonnewering wegens mogelijke verblinding. • Rolluiken kunnen niet als aangepaste zonnewering beschouwd worden wegens geen ongehinderd zicht op de buitenwereld. • Aangepaste zonnewering moet niet aangebracht worden aan de noordzijde van het gebouw. |
NORMINTERPRETATIE GAW |
Bijlage XVI, Art. 33, 9° – Leuningen en handgrepen Om zich te verplaatsen in het gebouw kunnen de bewoners zich behelpen met leuningen en handgrepen. Ook in de gemeenschappelijke sanitaire ruimten zijn leuningen en handgrepen aangebracht. |
Interpretatie: • In de gangen worden in principe aan beide zijden leuningen voorzien. Waar dit praktisch niet haalbaar is, wordt aanvaard dat één zijde is voorzien van een leuning. • In de gemeenschappelijke rolstoeltoegankelijke toiletten van de assistentiewoningen moeten aan beide zijden handgrepen aanwezig zijn. • In bestaande voorzieningen, voor 1 januari 2013 erkend als serviceflatgebouw of woningcomplex met dienstverlening, moeten in de toiletten van de individuele sanitaire ruimten aan beide zijden handgrepen aanwezig zijn in functie van de nood van de bewoner. Wanneer geen handgrepen aan beide zijden aanwezig zijn, moet via het bewonersdossier aantoonbaar gemaakt worden dat dit niet nodig is. In nieuwe voorzieningen moeten in de toiletten van de individuele sanitaire ruimten aan beide zijden handgrepen aanwezig zijn. |
NORMINTERPRETATIE GAW |
Bijlage XVI, Art. 33, 10° – Breedte gangen Alle gangen die voor de bewoners toegankelijk zijn, beschikken over de nodige rustpunten. Die gangen zijn voldoende breed zodat twee rolstoelen, op de plaatsen die daarvoor bestemd zijn, elkaar gemakkelijk kunnen kruisen. |
Interpretatie: • Na afwerking van de wanden en met inbegrip van de ruimte voor plinten en leuningen, moet, op de plaatsen die daarvoor bestemd zijn, een vrije doorgangsbreedte van minimaal 1m50 gegarandeerd worden. • Indien de breedte van de gangen op een bepaald punt om technische redenen (vb. openstaande branddeuren, koker voor leidingen of lift, ...) smaller is dan 1m50, kan dit aanvaard worden. |
NORMINTERPRETATIE GAW |
Bijlage XVI, Art. 33, 11° - Oproepsysteem Elke bewoner kan op elk moment een aangepast oproepsysteem gebruiken en in elke sanitaire ruimte is een oproepsysteem beschikbaar dat gemakkelijk bereikbaar is voor de bewoner. |
Interpretatie: • De ruimte waaruit de noodoproep komt, moet identificeerbaar zijn. Een geluidssignaal op de gang kan niet als aangepast worden beschouwd. • Draagbare oproepsystemen moeten betrouwbaar zijn en regelmatig gecontroleerd worden. • De bewoner moet overal in het gebouw een noodoproep kunnen plaatsen. In elke sanitaire ruimte waarvan de bewoners gebruik kunnen maken, moet permanent een oproepsysteem aanwezig zijn. Voor de serviceflatgebouwen is het oproepsysteem beperkt tot de eigen wooneenheid van de bewoner. • In sanitaire ruimtes die enkel door personeel gebruikt worden, moet geen oproepsysteem aanwezig zijn. |
NORMINTERPRETATIE GAW |
Bijlage XVI, Art. 34 - Vloeroppervlakte Xxxx assistentiewoning bestaat ten minste uit een leefruimte, een keuken, een slaapruimte en een afzonderlijke sanitaire ruimte met toilet en badgelegenheid. De netto vloeroppervlakte van de leefruimte, de slaapruimte en de keuken moet in totaal ten minste 40 m² bedragen. De bewoner moet zowel vanuit de leefruimte als vanuit de slaapruimte via een raam zicht hebben op de buitenwereld. Bovendien moet de slaapruimte kunnen worden afgescheiden van de leefruimte. |
Interpretatie: • De netto vloeroppervlakte wordt gemeten van plint tot plint. De oppervlakte onder schuine wanden wordt hierbij niet meegeteld, behalve vanaf het punt waarop een normale plafondhoogte begint, dit is 2,30 meter. Een plaatselijke, beperkte verlaging van de plafondhoogte om technische redenen (vb. omwille van een steunbalk) kan aanvaard worden. • Een berging in de assistentiewoning mag meegerekend worden voor de minimale netto vloeroppervlakte van 40 m², op voorwaarde dat deze ruimte toegankelijk is voor een rolstoelgebruiker. • De oppervlakte die ingenomen wordt door een ingemaakte kast mag meegeteld worden voor de berekening van de netto vloeroppervlakte van de woning, op voorwaarde dat het niet om een technische ruimte gaat (vb. met tellers of een boiler), maar wel om een ruimte die de bewoner kan gebruiken (vb. kleerkast). • De slaapruimte moet een afzonderlijke ruimte zijn. Enkel bijvoorbeeld een gordijn als afscheiding tussen de leef- en de slaapruimte is onvoldoende. |
NORMINTERPRETATIE GAW |
Bijlage XVI, Art. 34 - Rolstoeltoegankelijkheid De assistentiewoning, met inbegrip van de sanitaire ruimte, is rolstoeltoegankelijk. |
Interpretatie: • Met rolstoeltoegankelijkheid wordt onder andere bedoeld: geen drempels aan de inkom en tussen kamers of van de assistentiewoningen naar het terras, sanitair dat voor een rolstoelgebruiker functioneel is, liften om de verschillen tussen de verdiepingen te overbruggen. Er worden geen aangepaste keukens, ziekenhuisdeuren of toegangsknoppen aan inkomdeuren geëist. • De sanitaire ruimte moet ruim genoeg zijn om met een rolstoel binnen te rijden en de bewoner indien nodig door een begeleider bij te staan. Onder de lavabo mag geen meubilair geplaatst worden zodat de gebruiker er met de rolstoel onder kan rijden. Lichtschakelaars, contactdozen en andere bedieningsknoppen moeten zodanig geplaatst worden dat zij ook voor een rolstoelgebruiker gemakkelijk bereikbaar zijn. |
NORMINTERPRETATIE GAW |
Bijlage XVI, Art. 35 - Ontmoetingsruimte Er is een ontmoetingsruimte in de gebouwen van de groep van assistentiewoningen of in een gebouw dat functioneel één geheel vormt met de groep van assistentiewoningen en dat te voet bereikbaar is voor de bewoners. De ontmoetingsruimte hoeft geen afzonderlijke ruimte te zijn. Ze kan verspreid zijn over verschillende plaatsen binnen de gebouwen of binnen het gebouw. De totale ontmoetingsruimte heeft een oppervlakte van minstens 20m². Als de groep minstens dertien assistentiewoningen telt, wordt die oppervlakte uitgebreid met 1,50 m² per assistentiewoning. |
Interpretatie: • De ontmoetingsruimte moet niet exclusief bestemd zijn voor de bewoners van de groep van assistentiewoningen, maar mag ook deel uitmaken van een nabijgelegen woonzorgcentrum of lokaal dienstencentrum. • De ontmoetingsruimte ligt op maximaal 300 meter afstand van de groep van assistentiewoningen. • Van zodra de groep minstens dertien assistentiewoningen telt wordt de oppervlakte van de ontmoetingsruimte als volgt berekend: 20 m² + (aantal woningen x 1,5 m²). |