STATUTEN NAAM EN ZETEL
Doorlopende tekst van de statuten van Stichting Verslavingszorg Noord Neder- land waarin is verwerkt de akte van statutenwijziging verleden op 14 juli 2022 ver-
leden voor mr. K.A. Xxxxxxx, notaris te Leeuwarden.
STATUTEN NAAM EN ZETEL
Artikel 1.
1. De stichting is genaamd: Stichting Verslavingszorg Noord Nederland.
2. Zij is gevestigd in de gemeente Groningen. DOEL, GRONDSLAG EN GEEN WINSTOOGMERK Artikel 2.
1. De stichting is werkzaam in het kader van het algemeen belang en heeft ten doel:
a. het verrichten van werkzaamheden welke bestaan uit het genezen, verplegen, verzorgen van personen, die door het gebruik van alcohol, drugs en/of andere bewustzijnsbeïnvloedende stoffen of door verslavingsgedrag in de problemen zijn geraakt;
b. het begeleiden van en het bieden van bescherming aan de onder sub a. be- doelde personen;
c. het optreden als reclasseringsinstelling;
en het verrichten van alle handelingen welke met het vorenstaande in de ruimste zin des woords verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.
2. De stichting heeft geen winstoogmerk. Een eventueel incidenteel behaald jaarlijks exploitatieoverschot mag enkel door de stichting worden aangewend voor de stich- ting zelf ter uitvoering van haar doelstelling dan wel ten bate van een algemeen nut beogende instelling, als bedoeld in de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen of daarvoor in de plaats tredende wetgeving, met een gelijksoortige doelstelling, die tevens is vrijgesteld van vennootschapsbelasting op grond van artikel 5 eerste lid onderdeel c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 of een daarvoor in de plaats tredende regeling.
MIDDELEN
Artikel 3.
De stichting tracht haar doel te bereiken door:
a. het exploiteren van een categoraal psychiatrisch ziekenhuis;
b. het bieden van ambulante verslavingszorg in de ruimste zin des woords;
c. het verrichten van wetenschappelijk onderzoek;
d. door het aangaan van verbintenissen met andere op het terrein van de geestelijke gezondheidszorg, verslavingszorg en welzijn werkzame rechtspersonen of instellin- gen;
e. het initiëren van en het meewerken aan nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de verslavingszorg;
f. het geven van voorlichting.
GELDMIDDELEN
Artikel 4.
1. De geldmiddelen van de stichting bestaan uit:
a. het bij het in leven roepen van de stichting afgezonderd kapitaal;
b. inkomsten en opbrengsten uit de activiteiten van de stichting;
c. revenuen van eigendommen aan de stichting toebehorende;
x. xxxxxxxxxxx, legaten en erfstellingen;
e. opbrengst van belegde middelen;
x. xxx xxxxxx aan te trekken middelen voor de korte en lange termijn;
g. alle andere wettige baten.
2. Erfstellingen kunnen slechts worden aanvaard onder het voorrecht van boedelbe- schrijving.
ORGANEN
Artikel 5.
1. De stichting kent als organen:
x. xx xxxx van bestuur;
x. xx xxxx van toezicht.
2. De stichting informeert belanghebbenden met betrekking tot haar activiteiten en haar beleid en bepaalt op welke wijze deze belanghebbenden invloed hebben op deze activiteiten en dit beleid, alsmede op welke wijze daarover verantwoording wordt afgelegd, een en ander als met inachtneming van deze statuten nader te be- palen.
De raad van bestuur stelt de randvoorwaarden en waarborgen voor een adequate invloed van belanghebbenden vast en behoeft daarvoor de voorafgaande goedkeu- ring van de raad van toezicht.
Als belanghebbende in de zin van de vorige volzin worden aangemerkt samenwer- kingsverbanden of organisaties die rechtstreeks bij het beleid en de maatschappe- lijke doelstelling van de stichting zijn betrokken en die in haar verzorgingsgebied actief zijn.
RAAD VAN BESTUUR EN TOEZICHT OP RAAD VAN BESTUUR
Artikel 6.
1. Het besturen van de stichting is krachtens de wet en de statuten opgedragen aan de raad van bestuur, bestaande uit één of meer leden.
2. De raad van toezicht stelt het aantal leden van de raad van bestuur vast. In het ge- val dat de raad van bestuur uit meer dan één persoon bestaat, benoemt de raad van toezicht één van de leden van de raad van bestuur tot voorzitter van de raad van bestuur.
3. De raad van toezicht benoemt de leden van de raad van bestuur. Benoeming heeft plaats voor de duur als bij de benoeming bepaald. Alvorens tot benoeming wordt overgegaan bepaalt de raad van toezicht bij een door hem vast te stellen profiel- schets de kwaliteiten en/of hoedanigheden waaraan het lid van de raad van be- stuur moet voldoen.
Een voormalig lid van de raad van toezicht is gedurende een periode van drie jaar na het einde van zijn lidmaatschap van de raad van toezicht niet benoembaar tot bestuurder.
Voorts is niet benoembaar tot lid van de raad van bestuur een lid van het bestuur of van de raad van toezicht, dan wel raad van commissarissen, van een andere zorg- organisatie die binnen het verzorgingsgebied van de stichting geheel of gedeeltelijk dezelfde werkzaamheden verricht als de stichting, tenzij de andere zorgorganisatie als groeps- of dochtermaatschappij of anderszins nauw verbonden is met de stich- ting.
4. De raad van toezicht is bevoegd een lid van de raad van bestuur te schorsen en te ontslaan. Xxxxxxx xxx xxxxxxxxx of ontslag volgt de raad van toezicht de schor- sings- of ontslagprocedure zoals vastgelegd in de arbeidsovereenkomst gesloten tussen de stichting en het desbetreffende lid van de raad van bestuur.
5. De raad van toezicht pleegt overleg met de raad van bestuur over een voorgeno- men benoeming of ontslag van een lid van de raad van bestuur. Voorts geeft de raad van toezicht aan de ondernemingsraad en de centrale cliëntenraad kennis van een voorgenomen benoeming of ontslag van een lid van de raad van bestuur en stelt deze overeenkomstig het bepaalde in de Wet op de ondernemingsraden res- pectievelijk de Wet medezeggenschap cliënten zorgsector in de gelegenheid dien- aangaande advies uit te brengen.
6. De vaststelling van het salaris en de regeling van de overige arbeidsvoorwaarden van de leden van de raad van bestuur geschieden door de raad van toezicht.
7. Bij ontstentenis of belet van één of meer leden van de raad van bestuur nemen de overblijvende leden, of neemt het overblijvende lid, de volledige taken van de raad van bestuur waar, onverminderd de bevoegdheid van de raad van toezicht één of meer waarnemende leden te benoemen.
8. Bij ontstentenis of belet van het enige lid of van alle leden van de raad van bestuur benoemt de raad van toezicht onverwijld een medewerker van de stichting of een persoon buiten de stichting tijdelijk tot raad van bestuur.
9. Van belet van een lid van de raad van bestuur is in elk geval sprake bij schorsing als lid van de raad van bestuur, dan wel indien het lid van de raad van bestuur we- gens ziekte of andere omstandigheden niet in staat is zijn taak te vervullen, een en ander ter beoordeling en vaststelling door de raad van toezicht.
10. Een lid van de raad van bestuur zal zonder de goedkeuring van de raad van toe- zicht geen betaalde of onbetaalde nevenfuncties aanvaarden of continueren. De raad van toezicht verleent deze goedkeuring, onverminderd zijn overige beoorde- lingsruimte, slechts ingeval deze nevenfunctie, al dan niet in samenhang met an- dere betaalde of onbetaalde nevenfuncties, vanwege het daaraan verbonden tijds- beslag zodanig is, dat het uitoefenen van de bestuurlijke taak door het betrokken lid van de raad van bestuur niet wordt belemmerd, noch anderszins strijdig kan zijn met de belangen van de stichting of de met haar verbonden instellingen en/of rechtspersonen. Een lid van de raad van bestuur geeft de raad van toezicht op eer- ste verzoek inzicht in alle door hem uitgeoefende nevenfuncties.
11. De overige regeling van de werkwijze en besluitvorming van de raad van bestuur geschiedt bij reglement van de raad van bestuur dat wordt vastgesteld door de
raad van bestuur en de goedkeuring van de raad van toezicht behoeft. Het regle- ment mag geen bepalingen bevatten die in strijd zijn met de wet of de statuten van de stichting.
12. Iedere wijziging in het vigerende door de raad van toezicht goedgekeurde bestuurs- reglement behoeft eveneens goedkeuring van de raad van toezicht.
Artikel 7.
1. De raad van bestuur verschaft, gevraagd en ongevraagd, de raad van toezicht tijdig en desgevraagd schriftelijk alle voor de uitoefening van diens taak noodzakelijke informatie en gegevens. Daartoe is tevens verstaan de informatie inzake aangele- genheden die de goedkeuring van de raad van toezicht behoeven.
2. De raad van bestuur stelt jaarlijks een jaarplan en een exploitatiebegroting met toe- lichting voor het komend jaar op en legt deze aan de raad van toezicht ter goed- keuring voor.
Deze stukken bevatten de door de wet voorgeschreven informatie over de hoogte en de structuur van de bezoldiging van de individuele leden van de raad van be- stuur en de raad van toezicht.
3. De raad van bestuur is verantwoordelijk voor de realisatie van de doelstellingen, de strategie, het beleid en de resultatenontwikkeling van de stichting. Daarnaast is de raad van bestuur verantwoordelijk voor het beheersen van de risico's verbonden aan de activiteiten van de stichtingen en voor de financiering van de stichting. De raad van bestuur rapporteert hierover aan en bespreekt de interne risicobeheer- sings- en controlesystemen met de raad van toezicht.
4. Elk lid van de raad van bestuur is tegenover de stichting gehouden tot een behoor- lijke vervulling van de hem opgedragen taak en zich daarbij te richten naar het be- lang van de stichting en de met haar verbonden organisatie.
BEVOEGDHEDEN RAAD VAN BESTUUR, CONFLICTREGELING
Artikel 8.
1. De raad van bestuur is bevoegd tot alle daden van het bestuur en beheer, behou- dens beperkingen voortvloeiende uit de statuten. De leden van de raad van bestuur richten zich bij de vervulling van hun taak naar het belang van de stichting en de daaraan verbonden organisatie.
2. De raad van bestuur is, onverminderd het in het volgende lid bepaalde, bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en be- zwaring van registergoederen en tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt.
3. Aan de goedkeuring van de raad van toezicht zijn, onverminderd het elders in deze statuten bepaalde, onderworpen de besluiten van de raad van bestuur omtrent:
a. de vaststelling van de begroting, het bestuursverslag, de jaarrekening en de resultaatsbestemming;
b. de vaststelling of ingrijpende wijziging van de voor enig jaar of reeks van jaren opgestelde (strategische) beleidsplannen, dan wel meerjarenplannen;
c. de wijziging van de statuten;
d. de ontbinding van de rechtspersoon;
e. de oprichting van een nieuwe rechtspersoon alsmede de vaststelling van de statuten van een nieuwe rechtspersoon;
f. het aangaan van een duurzame rechtstreekse of middellijke samenwerking met andere rechtspersonen, alsmede verbreking van een zodanige samenwer- king, indien deze samenwerking of verbreking van ingrijpende betekenis is voor de stichting;
g. het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen, alsmede tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt;
h. aangifte van faillissement en aanvraag van surseance van betaling;
i. het aanvaarden van schenkingen en legaten waaraan lasten of voorwaarden zijn verbonden;
j. het aangaan van geldleningen en doen van investeringen boven een door de raad van toezicht vast te stellen limiet;
k. het voeren van processen, met uitzondering van incassoprocessen, processen in kort geding of arbeidsrechtelijke geschillen;
l. beëindiging van de dienstbetrekking van een aanmerkelijk aantal medewerkers tegelijkertijd of binnen een kort tijdsbestek of het verbreken van een overeen- komst met een aanmerkelijk aantal personen dat als zelfstandigen of als sa- menwerkingsverband werkzaam is voor de stichting;
m. ingrijpende wijzigingen in de arbeidsomstandigheden van een aanmerkelijk aantal medewerkers;
n. ingrijpende wijzigingen in de organisatie van de zorg;
o. de vaststelling van reglementen strekkende tot regeling van de werkverhoudin- gen en werkwijzen binnen de stichting, en met name die welke betrekking heb- ben op de raad van bestuur en het rechtstreeks onder de raad van bestuur ressorterende management;
p. de verdeling van de taken en aandachtsgebieden binnen de raad van bestuur;
q. de vaststelling van de randvoorwaarden en waarborgen voor een adequate in- vloed van belanghebbenden.
4. Een lid van de raad van bestuur neemt niet deel aan de beraadslaging en besluit- vorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegen- strijdig is met het belang van de stichting als bedoeld in artikel 8 lid 1.
Wanneer hierdoor geen besluit door de raad van bestuur kan worden genomen, wordt het besluit genomen door de raad van toezicht.
5. De raad van bestuur en de raad van toezicht stellen gezamenlijk een regeling vast met betrekking tot de beslechting van conflicten, niet zijnde arbeidsconflicten tus- sen de raad van bestuur en de raad van toezicht.
VERTEGENWOORDIGING
Artikel 9.
De stichting wordt vertegenwoordigd door de raad van bestuur in zijn geheel alsmede door twee leden van de raad van bestuur of door de voorzitter van de raad van bestuur. De raad van bestuur kan ieder lid van de raad van bestuur volmacht geven om de stich- ting binnen de in de volmacht omschreven grenzen te vertegenwoordigen. Van het ver- strekken van een dergelijke volmacht wordt mededeling gedaan aan de raad van toe- zicht. De raad van bestuur en de raad van toezicht kunnen de volmacht te allen tijde in- trekken.
DE RAAD VAN TOEZICHT
Artikel 10.
1. De stichting heeft een raad van toezicht.
2. De raad van toezicht bestaat uit minimaal vijf en maximaal negen onafhankelijke natuurlijke personen. Is het aantal leden van de raad van toezicht minder dan vijf, dan behoudt de raad van toezicht zijn bevoegdheden onverminderd de verplichting om onverwijld maatregelen tot aanvulling van zijn ledental te nemen.
3. De leden van de raad van toezicht worden door de raad van toezicht benoemd, ge- schorst en ontslagen.
4. Bij de samenstelling van de raad van toezicht wordt gelet op de diverse facetten die de aandacht van de raad van toezicht vragen, waarbij de raad in ieder geval wordt samengesteld op basis van algemene bestuurlijke kwaliteiten, affiniteit met de doel- stelling van de stichting en met een spreiding van deskundigheden en achtergron- den, zulks alles rekening houdend met de aard van de stichting en haar activiteiten. De aandachtspunten met betrekking tot van een lid van de raad van toezicht ge- vraagde deskundigheid en achtergrond worden in algemene zin vastgesteld door de raad van toezicht in een profielschets, welke waarborgt dat zijn leden ten op- zichte van elkaar, de dagelijkse en algemene leiding en welk deelbelang dan ook onafhankelijk en kritisch kunnen opereren. De raad van toezicht kan bij de vervul- ling van een vacature tot een aanvulling dan wel een nadere detaillering van de vereiste kwaliteiten en eigenschappen voor de desbetreffende zetel in de raad van toezicht besluiten. Van de raad van toezicht mag, om de onafhankelijkheid van de raad van toezicht te waarborgen, ten minste twee/derde gedeelte geen bloed- of aanverwant zijn tot en met de vierde graad zowel onderling als ten opzichte van de overige leden van de raad van toezicht. Bij de beoordeling van aanverwantschap worden in dit artikel samenwonenden gelijkgesteld met aanverwanten. De leden van de raad van toezicht voor wie een vorenbedoelde aanverwantschap geldt, die- nen altijd in de raad van toezicht een minderheid te vormen. De raad van toezicht benoemt indien nodig zo spoedig mogelijk één of meerdere extra leden.
5. De ondernemingsraad respectievelijk de centrale cliëntenraad wordt door de raad
van toezicht in de gelegenheid gesteld bij de benoeming van een lid van de raad van toezicht:
a. de procedure voor de werving van de leden van de raad van toezicht te beoor- delen en van commentaar te voorzien;
b. de profielschets voor de vacante positie te boordelen en van commentaar te voorzien;
c. kennis te maken met de beoogde kandidaat en over de bevindingen van het kennismakingsgesprek verslag en advies uit te brengen aan de raad van toe- zicht.
Met inachtneming van het in lid 4, dit lid en in artikel 11 bepaalde wordt de centrale cliëntenraad in de gelegenheid gesteld ten aanzien van de benoeming van één lid van de raad van toezicht een bindende voordracht te stellen, tenzij anders met de centrale cliëntenraad is overeengekomen, dan wel de centrale cliëntenraad van deze mogelijkheid geen gebruik maakt.
Een voordracht tot benoeming als lid van de raad van toezicht, ook een in het vo- rige lid bedoelde voordracht, wordt gemotiveerd en daarbij worden voorts van de kandidaat meegedeeld zijn beroep, de betrekking die hij bekleedt of heeft bekleed voor zover die van belang zijn in verband met de vervulling van zijn taak als lid van de raad van toezicht; tevens wordt vermeld aan welke rechtspersonen hij reeds als lid van de raad van commissarissen of raad van toezicht is verbonden; indien zich daaronder rechtspersonen bevinden die tot eenzelfde groep behoren, kan met de aanduiding van die groep worden volstaan.
6. Mochten in de raad van toezicht om welke reden dan ook één of meer leden ont- breken, dan vormen de overblijvende leden, of vormt het enige overblijvende lid niettemin een bevoegde raad van toezicht, onverminderd de verplichting om zo spoedig mogelijk met inachtneming van deze statuten door benoeming in de vaca- tures te voorzien. Belet van een of meer leden van de raad van toezicht leidt niet tot onbevoegdheid van de andere leden, respectievelijk het andere lid van de raad van toezicht.
7. Indien te eniger tijd alle leden van de raad van toezicht ontbreken, dan wel sprake is van belet van alle leden van de raad van toezicht, dan is het meest gerede, voor- malige lid van de raad van toezicht bevoegd, zo redelijkerwijs mogelijk na overleg met de raad van bestuur, de ondernemingsraad en de centrale cliëntenraad ten hoogste twee leden van de raad van toezicht te benoemen, zulks mede met in achtneming van het belet van zittende leden van de raad van toezicht. Kan niet op deze wijze worden voorzien in de benoeming van ten hoogste twee leden van de raad van toezicht, dan is de raad van bestuur, in overleg met de ondernemingsraad
en de centrale cliëntenraad, bevoegd een (1) lid van de raad van toezicht te benoe- men.
De aldus ingevolge het bepaalde in de eerste, dan wel de tweede volzin van dit lid benoemde leden van de raad van toezicht zijn verplicht zo spoedig mogelijk over- eenkomstig het bepaalde in deze statuten een zodanig aantal additionele leden van de raad van toezicht te benoemen, dat wordt voldaan het in lid 2 ten aanzien van het aantal leden van de raad van toezicht bepaalde.
8. Van belet van een lid van de raad van toezicht is in elk geval sprake bij schorsing als lid van de raad van toezicht, dan wel indien het lid van de raad van toezicht we- gens ziekte of andere omstandigheden niet in staat is zijn taak te vervullen, een en ander ter beoordeling en vaststelling door de raad van toezicht.
9. De raad van toezicht kan aan zijn leden slechts een niet bovenmatige bezoldiging toekennen welke ten hoogste gelijk is aan hetgeen in de sector waarin de stichting actief is wettelijk is toegestaan, respectievelijk algemeen gangbaar is. Deze bezol- diging is hoe dan ook niet afhankelijk van de resultaten van de stichting en past bij de maatschappelijke positie van de stichting. Door hen in functie gemaakte onkos- ten worden door de stichting aan de leden van de raad van toezicht vergoed.
Artikel 11.
1. Lid van de raad van toezicht kunnen niet zijn personen en hun echtgenoot, geregi- streerd partner of andere levensgezel, alsmede hun pleegkinderen en bloed- en aanverwant tot in de tweede graad die:
a. in een periode van drie jaar voorafgaande aan de benoeming dan wel gedu- rende de periode van lidmaatschap van de raad van toezicht bestuurder, res- pectievelijk lid van de dagelijkse of algemene leiding, of werknemer van de stichting of een met haar verbonden instelling of rechtspersoon zijn geweest, dan wel krachtens een overeenkomst van opdracht, dan wel op basis van een toelatingscontract in de stichting of een met haar verbonden instelling of rechtspersoon werkzaam zijn geweest, respectievelijk zijn;
b. een persoonlijke financiële vergoeding van de stichting of een met haar ver- bonden instelling of rechtspersoon ontvangen, anders dan ten hoogste een binnen de normale bedrijfsvoering in de sector waarin de stichting actief is pas- sende vergoeding voor de als lid van de raad van toezicht verrichte werkzaam- heden wordt ontvangen;
c. in de drie jaar voorafgaande aan de benoeming dan wel gedurende de periode van lidmaatschap van de raad van toezicht een belangrijke zakelijke relatie met de stichting of een met haar verbonden instelling of rechtspersoon hebben gehad, respectievelijk hebben, noch een zakelijke relatie, die de onafhankelijk- heid van het lidmaatschap van de raad van toezicht van de stichting, dan wel het vertrouwen in die onafhankelijkheid in gevaar brengt;
d. bestuurslid, respectievelijk lid van de dagelijkse of algemene leiding zijn van een rechtspersoon waarin een bestuurder, respectievelijk lid van de dagelijkse of algemene leiding van de stichting of een met haar verbonden instelling of rechtspersoon waarop zij toezicht houden lid van het toezichthoudend orgaan is;
e. gedurende de voorgaande twaalf maanden tijdelijk hebben voorzien in het be- stuur, respectievelijk lid van de dagelijkse of algemene leiding zijn geweest van de stichting of een met haar verbonden instelling of rechtspersoon bij belet of ontstentenis van een bestuurder of bestuurders, respectievelijk lid van de da- gelijkse of algemene leiding;
f. tegelijkertijd lid van het bestuur, respectievelijk lid van de dagelijkse of alge- mene leiding of van de raad van toezicht van een andere zorgorganisatie zijn, die binnen het verzorgingsgebied van de stichting geheel of gedeeltelijk de- zelfde werkzaamheden verricht, tenzij de andere zorgorganisatie als groeps- of dochtermaatschappij of anderszins verbonden is met de stichting;
g. in de periode van drie jaar voorafgaande aan de benoeming dan wel gedu- rende de periode van lidmaatschap in de raad van toezicht zitting hebben in de centrale cliëntenraad, een cliëntenraad of een klachtencommissie van de stich- ting;
h. in de eerste of tweede graad verwant zijn aan een of meer cliënten van de stichting;
onder lid van dagelijkse of algemene leiding als hiervoor bedoeld wordt mede ver- staan de natuurlijke persoon die het beleid van de stichting heeft bepaald of mede heeft bepaald, als ware hij lid van de dagelijkse of algemene leiding van de stich- ting.
2. Leden van de raad van toezicht mogen geen enkel rechtstreeks of zijdelings per- soonlijk voordeel genieten uit leveringen aan of overeenkomsten met de stichting.
3. Het bepaalde in de leden 1 en 2 is overeenkomstig van toepassing in relatie tot rechtspersonen waarvan de stichting bestuurder is.
Artikel 12.
1. De raad van toezicht kan een lid van de raad van toezicht ontslaan wegens hande- len in strijd met de statuten, reglementen of besluiten van de stichting, het op onre- delijke wijze benadelen van de stichting, het plegen van een ernstig strafbaar feit, het duurzaam niet naar behoren of verwaarlozen van zijn taak, dan wel indien in dat verband sprake is van andere gewichtige redenen, dan wel indien sprake is van een ingrijpende wijziging van omstandigheden, waardoor het voortduren van zijn lidmaatschap van de raad van toezicht niet kan worden geduld.
2. De raad van toezicht kan een lid schorsen op de gronden als hiervoor in lid 1 ten aanzien van ontslag bepaald, alsmede op grond van een redelijk vermoeden van het bestaan daarvan. De schorsing vervalt van rechtswege indien de stichting niet binnen zes (6) maanden na de schorsing overgaat tot ontslag op één van de gron- den als in lid 1 is genoemd.
3. Een lid van de raad van toezicht treedt af op het moment dat hij in de situatie ver- keert dat er sprake is van strijdigheid met het bepaalde in artikel 11.
4. Een lid van de raad van toezicht treedt volgens rooster, doch uiterlijk vier jaar na zijn benoeming af. Een volgens dit lid aftredend lid van de raad van toezicht is een- maal herbenoembaar volgens de procedure vastgelegd in het reglement voor de raad van toezicht. Bij een besluit over herbenoeming wordt rekening gehouden met de wijze waarop de kandidaat zijn taak als lid van de raad van toezicht heeft ver- vuld. Een tussentijds toetredend lid van de raad van toezicht wordt voor een peri- ode van vier jaar benoemd en is na het verstrijken van die periode, eveneens een- maal herbenoembaar volgens de voornoemde procedure.
TAKEN EN BEVOEGDHEDEN RAAD VAN TOEZICHT
Artikel 13.
1. De raad van toezicht heeft tot taak integraal toezicht te houden op beleid en het be- stuur van de raad van bestuur en op de algemene gang van zaken in de stichting en de met haar verbonden instellingen en/of rechtspersonen.
In dit kader bewaakt de raad van toezicht casu quo houdt deze toezicht op ten min- ste:
- de realisatie van de doelstellingen van de zorgorganisatie;
- de strategie en de risico's verbonden aan de activiteiten van de zorgorganisa- tie;
- de opzet en werking van de interne risicobeheersings- en controlesystemen;
- de financiële verslaglegging;
- de naleving van wet- en regelgeving;
- het als zorgorganisatie op passende wijze uitvoering geven aan het zijn van een zorgonderneming met een bijzondere maatschappelijke verantwoordelijk- heid.
Hij staat de raad van bestuur met raad terzijde.
2. Elk lid van de raad van toezicht is tegenover de stichting gehouden tot een behoor- lijke vervulling van zijn taak en zich daarbij te richten naar het belang van de stich- ting en de met haar verbonden organisatie, instellingen en/of rechtspersonen, als- mede het uit haar doelstelling voortvloeiende, door de stichting te behartigen maat- schappelijk belang en belang van betrokken belanghebbenden.
3. Enige taakverdeling laat de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de raad van toezicht onverlet.
4. De raad van toezicht is verantwoordelijk voor de besluitvorming over het oplossen van zaken waarbij belangenverstrengelingen aan de orde zijn bij de leden van de raad van toezicht, bij de raad van bestuur en bij de (externe) accountant in relatie tot de stichting.
5. Met inachtneming van de wet- en regelgeving op het gebied van de bescherming van de privacy en persoonsgegevens, na overleg met de raad van bestuur en na een bepaaldelijk daartoe genomen besluit, heeft de raad van toezicht of één of meer door de raad van toezicht gemachtigde leden toegang tot alle lokaliteiten van de stichting en het recht om te allen tijde inzage te krijgen in alle bescheiden en boeken van de stichting. De raad van toezicht kan zich daarbij na overleg met de raad van bestuur doen bijstaan door de registeraccountant van de stichting, dan wel een door de raad van toezicht aan te wijzen deskundige aan wie inzage van de volledige administratie dient te worden verleend.
6. De raad van toezicht kan commissies instellen voor de volgende aandachtsgebie- den:
a. de kwaliteit van de verslavingszorg;
b. de financiële gang van zaken binnen de stichting;
c. de selectiecriteria, benoemingsprocedures en remuneratie voor de raad van bestuur en de raad van toezicht;
en voor nader door de raad van toezicht vast te stellen aandachtsgebieden
De raad van toezicht stelt reglementen op waarin de taken en bevoegdheden van deze commissies worden geregeld.
7. De raad van toezicht regelt zijn werkzaamheden en al hetgeen zijn functioneren be- treft bij reglement.
VERGADERINGEN
Artikel 14.
1. De raad van toezicht benoemt uit zijn midden een voorzitter en vice-voorzitter en kan eventuele andere taken onderling verdelen.
2. De raad van toezicht vergadert ten minste viermaal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter, ten minste drie leden of de raad van bestuur dit wenselijk achten. De oproepingen tot de vergaderingen geschieden door of namens de voorzitter met inachtneming van een termijn van ten minste zeven dagen, die van de oproeping en van de vergadering daaronder niet begrepen. In spoedeisende gevallen kan met een kortere termijn worden volstaan, zulks ter beoordeling van de voorzitter.
3. Voor zover in deze statuten niet anders is bepaald besluit de raad van toezicht bij gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Blanco stemmen worden ge- acht niet te zijn uitgebracht.
4. Bij staking van de stemmen wordt binnen twee weken een nieuwe vergadering be- legd. Indien de stemmen dan opnieuw staken, beslist het lot in geval van benoe- ming van personen en is het voorstel verworpen ingeval van een stemming over zaken.
5. De raad van toezicht kan alleen dan geldige besluiten nemen indien ten minste de helft van het aantal leden van de raad van toezicht aanwezig is.
6. Indien in deze statuten voor het nemen van een bepaald besluit de eis is gesteld dat het genomen moet worden in een vergadering waarin een bepaald aantal leden van de raad van toezicht aanwezig is, dan zal, indien in een vergadering wegens onvoltalligheid een zodanig besluit niet genomen kan worden, binnen uiterlijk zes weken een nieuwe vergadering worden bijeengeroepen, die, ongeacht het aantal aanwezigen beslist over het in de eerste vergadering aan de order gestelde, met
de meerderheid der geldig uitgebrachte stemmen die voor dat besluit is voorge- schreven.
7. De raad van toezicht kan met kennisgeving aan de raad van bestuur ook buiten vergadering besluiten nemen mits de zienswijze van de leden van de raad van toe- zicht schriftelijk wordt ingewonnen en geen van de leden van de raad van toezicht zich tegen deze wijze van besluitvorming verzet. Onder schriftelijk is begrepen elk via gangbare communicatiemethoden op schrift ontvangen bericht, zoals per tele- fax of electronic mail.
Het besluit wordt in het verslag van de eerstvolgende vergadering opgenomen met vermelding van de schriftelijke uitspraken.
8. De vergaderingen van de raad van toezicht worden bijgewoond door de raad van bestuur, tenzij de raad van toezicht met opgaaf van redenen de wens te kennen geeft zonder de raad van bestuur te willen vergaderen.
9. Van het verhandelde in de vergaderingen van de raad van toezicht worden notulen gehouden, welke na vaststelling door de raad van toezicht zodra mogelijk door de voorzitter van de raad van toezicht worden ondertekend. In de notulen wordt tevens vermeld, welke leden van de raad van toezicht op de vergadering aanwezig zijn ge- weest.
10. Een lid van de raad van toezicht neemt niet deel aan de beraadslaging en besluit- vorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegen- strijdig is met het belang van de stichting als bedoeld in artikel 13 lid 1.
Wanneer hierdoor geen besluit van de raad van toezicht kan worden genomen, wordt het besluit desalniettemin genomen door de raad van toezicht onder schrifte- lijke vastlegging van de overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen.
DE ONDERNEMINGSRAAD
Artikel 15.
1. De stichting kent een ondernemingsraad en neemt terzake het bepaalde in de Wet op de ondernemingsraden in acht.
2. Tweemaal per jaar wordt een overlegvergadering met de ondernemingsraad ge- houden over de algemene gang van zaken binnen de stichting in aanwezigheid van de raad van toezicht of een afvaardiging daarvan.
DE CLIËNTENRAAD
Artikel 16.
1. De stichting kent een centrale cliëntenraad. De samenstelling van deze raad wordt bij afzonderlijk reglement vastgelegd. De raad van bestuur neemt terzake de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen in acht.
2. Ten minste tweemaal per jaar vindt een vergadering van cliëntenraad met de raad van bestuur plaats over de algemene gang van zaken binnen de stichting in aan- wezigheid van de raad van toezicht of een afvaardiging daarvan.
ENQUÊTERECHT
Artikel 17.
Tot het indienen van een schriftelijk verzoek bij de Ondernemingskamer van het Ge- rechtshof te Amsterdam tot het instellen van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de stichting zoals bedoeld in artikel 345 Boek 2 van het Burgerlijk Wet- boek is bevoegd de centrale cliëntenraad, een en ander overeenkomstig en met inacht- neming van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018.
JAARREKENING EN BESTUURSVERSLAG
Artikel 18.
1. Het boekjaar van de stichting is gelijk aan een kalenderjaar.
2. De boeken worden na afloop van elk jaar afgesloten; de raad van bestuur maakt daaruit na afloop van het boekjaar de jaarrekening alsmede het bestuursverslag op en neemt daarbij de daartoe strekkende wettelijke regelingen in acht.
3. De jaarrekening wordt gecontroleerd door de registeraccountant, die daarover via de raad van bestuur verslag uitbrengt aan de raad van toezicht. De raad van toe- zicht wijst daartoe jaarlijks een accountant aan.
4. De raad van bestuur stelt de jaarrekening vast en legt deze ter goedkeuring aan de raad van toezicht voor. De raad van bestuur legt de jaarrekening ter bespreking voor aan de ondernemingsraad en de centrale cliëntenraad. De jaarrekening wordt ondertekend door de gehele raad van bestuur en voorzitter van de raad van toe- zicht. Ontbreekt de handtekening van één of meer hunner, dan wordt onder opgaaf van reden daarvan melding gemaakt.
5. In verband met het vaststellen van de jaarstukken wordt door de raad van toezicht mede besloten omtrent kwijting van de raad van bestuur en van de raad van toe- zicht met betrekking tot het door hen in het betreffende boekjaar gevoerde bestuur, respectievelijk uitgeoefende toezicht.
Kwijting strekt zich, behoudens voor zover de raad van toezicht uitdrukkelijk anders besluit, over datgene dat in de jaarstukken is opgenomen, dan wel de raad van toe- zicht anderszins bekend is of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn.
STATUTENWIJZIGING
Artikel 19.
1. Deze statuten kunnen, onverminderd het in lid 2 bepaalde, slechts worden gewij- zigd door een besluit van de raad van bestuur, welk besluit de goedkeuring behoeft van de raad van toezicht.
2. Voor het goedkeuren door de raad van toezicht van een besluit als bedoeld in lid 1 van dit artikel, worden de leden van de raad van toezicht door de voorzitter van de raad van toezicht bijeengeroepen op een termijn van ten minste vier kalenderwe- ken, waarbij de oproep de woordelijke tekst van de voorgestelde wijziging(en) van de statuten bevat.
3. Tot de goedkeuring van een besluit tot wijziging van de statuten kan alleen worden besloten met ten minste twee/derde van de uitgebrachte stemmen van de leden van de raad van toezicht, terwijl ten minste twee/derde van de leden van de raad van toezicht ter vergadering aanwezig zijn.
4. Tot het doen verlijden van de notariële akte van statutenwijziging is ieder lid van de raad van bestuur afzonderlijk bevoegd.
ONTBINDING
Artikel 20.
1. De raad van bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden. Het besluit tot ontbinding behoeft de goedkeuring van de raad van toezicht.
2. Het bepaalde in artikel 19 leden 2 en 3 is te dezer zake van overeenkomstige toe- passing.
3. De stichting blijft na haar ontbinding voortbestaan, voor zover dit tot vereffening van haar vermogen nodig is.
4. De vereffening geschiedt door de raad van bestuur.
5. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten zoveel mogelijk van kracht.
6. Bij het besluit tot ontbinding wordt tevens de bestemming van het liquidatiesaldo vastgesteld. Een eventueel batig saldo van de ontbonden stichting wordt uitslui- tend besteed aan een lichaam dat is vrijgesteld van vennootschapsbelasting op
grond van artikel 5 eerste lid onderdeel c. van de Wet op de vennootschapsbelas- ting 1969, of enige daarvoor in de plaats tredende regeling, tevens zijnde een alge- meen nut beogende instelling als bedoeld in artikel 5b Algemene Wet inzake Rijks- belastingen met een soortgelijke doelstelling.
7. Na afloop van de vereffening blijven de boeken en bescheiden van de ontbonden stichting gedurende zeven jaar berusten onder de jongste vereffenaar dan wel on- der een door de vereffenaars aan te wijzen derde.