VEILIGHEIDSREGIO UTRECHT
VEILIGHEIDSREGIO UTRECHT
Document A2:
Toelichting Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Utrecht
Toelichting Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Utrecht
De Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Utrecht wordt met deze wijziging integraal herzien. Deze wijziging is noodzakelijk om de regeling in overeenstemming te brengen met de gewijzigde Wet veiligheidsregio's (hierna: Wvr), de gewijzigde Wet publieke gezondheid (hierna: Wpg) en de gewijzigde Wet gemeenschappelijke regelingen (hierna: Wgr).
Met de wijziging van de Wet publieke gezondheid en de Wet veiligheidsregio's zijn met name het GHOR-onderdeel en de nieuwe regionale GGD-organisatie op elkaar afgestemd. Dit heeft geleid tot het creëren van een directeur publieke gezondheid die zowel de leiding heeft over de regionale GGD als over de GHOR binnen de veiligheidsregio. De Wet gemeenschappelijke regelingen is recentelijk ook gewijzigd. Daarbij is onder meer het monistische stelsel van een gemeenschappelijk openbaar lichaam, zoals de veiligheidsregio is, vastgelegd in de Wet gemeenschappelijke regelingen zelf.
Verwijzingen in de Wet gemeenschappelijke regelingen naar de Gemeentewet zoals deze gold voor de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur in 2002 komen te vervallen. Verder wordt de bevoegdheidsverdeling tussen algemeen bestuur en dagelijks bestuur verder verduidelijkt en verandert deze enigszins (dagelijks bestuur gaat voortaan over organisatieregeling, rechtspositieregelingen, privaatrechtelijke rechtshandelingen, terwijl alle overgedragen bevoegdheden primair naar het algemeen bestuur gaan) en ook de financiële cyclus wijzigt (invoering verplichte kadernota, verlening termijn zienswijzen, invoering voorlopig jaarverslag). Deze wetswijziging noopt ook tot een aantal wijzigingen van de gemeenschappelijke regeling (o.a. ontslagmogelijkheid algemeen bestuur t.a.v. leden dagelijks bestuur; bevoegdheidsverdeling tussen algemeen bestuur en dagelijks bestuur). Met deze wijziging van de gemeenschappelijke regeling is deze wetswijziging ook direct verwerkt.
Voor de leesbaarheid is gekozen voor het integraal vaststellen van een nieuwe tekst. In de bijlage bij deze toelichting is een transponeringstabel opgenomen waarin de wijzigingen ten aanzien van de voor deze wijziging geldende tekst van de gemeenschappelijke regeling zijn opgenomen. De opzet van de gemeenschappelijke regeling is gewijzigd aan de nieuwe Wet gemeenschappelijke regelingen en de Gemeentewet.1 Dat betekent dat er eerst een hoofdstuk algemene bepalingen is opgenomen, gevolgd door een hoofdstuk over de inrichting en samenstelling van het bestuur van de veiligheidsregio. Daarna komt het hoofdstuk over taken en bevoegdheden, gevolgd door de financiën. Hoofdstuk 5 is uniek voor gemeenschappelijke regelingen en handelt over wijziging, toetreding, uittreding en opheffing. In hoofdstuk 6 zijn de slotbepalingen opgenomen. Er is geen apart hoofdstuk over de organisatie, omdat deze deels uit de Wet veiligheidsregio's voortvloeit en uitgangspunt is geweest zo min mogelijk wettelijke bepalingen te herhalen (maar er wel zorg voor te dragen dat de gemeenschappelijke regeling zelfstandig leesbaar blijft). De overige uitgangspunten voor de organisatie kunnen via de kaderstellende bevoegdheid van het algemeen bestuur worden bepaald (art. 3.2 lid 2 onder a GRVRU) en uitgewerkt door het dagelijks bestuur (art. 3.5 onder c GRVRU en art. 33b lid 1 onder c Wgr).
Deelnemers
Bij deze wijziging van de gemeenschappelijke regeling treedt een verandering op in de deelnemers aan de Wet veiligheidsregio's. Tot op heden waren naast de colleges van burgemeester en wethouders ook de burgemeesters, als eenhoofdig bestuursorgaan van de gemeente, deelnemer in de gemeenschappelijke regeling. Artikel 9 Wvr schrijft echter voor dat het de colleges van
1 Dit is de opzet die voor nagenoeg alle organieke wetgeving in Nederland wordt gebruikt, zoals de Gemeentewet, Provinciewet en de Waterschapswet.
burgemeester en wethouders zijn die de gemeenschappelijke regeling treffen, en dus niet de burgemeesters. Bij deze wijziging van de gemeenschappelijke regeling hebben de burgemeesters dan ook besloten uit de gemeenschappelijke regeling te treden. Dat laat onverlet dat zij, als voorzitter en lid van het college, een belangrijke rol binnen de veiligheidsregio behouden. Bij de betreffende artikelen zal daar nader op worden ingegaan.
In de aanhef zijn de colleges van burgemeester en wethouders opgenomen die zullen deelnemen aan de gemeenschappelijke regeling. Zij zijn immers de besluitende bestuursorganen, welk besluit zij pas kunnen nemen na toestemming van hun gemeenteraad (art. 1 lid 2 Wgr). Na een eventuele herindeling blijft de oude situatie in stand, waarbij de in de herindelingsregeling aangewezen (nieuwe) gemeente zal optreden als rechtsopvolger van de gemeenten die eventueel zijn opgeheven (art. 41 lid 3 Wet arhi). De deelnemers hebben een halfjaar de tijd om de gemeenschappelijke regeling aan te passen aan de nieuwe situatie, voor zover de herindeling noopt tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling (art. 41 lid 4 Wet arhi).
Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen
Artikel 1.1
Dit artikel verklaart de begripsbepalingen uit artikel 1 Wvr van toepassing op de gemeenschappelijke regeling. Op die manier wordt voorkomen dat er verschil van interpretatie ontstaat tussen de begrippen in de Wet veiligheidsregio's en in deze gemeenschappelijke regeling. Daarnaast worden nog enkele andere veel in de gemeenschappelijke regeling voorkomende termen gedefinieerd.
Artikel 1.2
Een gemeenschappelijke regeling wordt getroffen 'ter behartiging van een of meer belangen van de gemeenten' (art. 1 lid 1 Wgr). Die belangen moeten in de gemeenschappelijke regeling zijn opgenomen (art. 10 lid 1 Wgr). Deze bepaling voorziet in die verplichting en sluit daarbij aan bij artikel 2 Wvr.
Artikel 1.3
Dit artikel voorziet in de instelling van de veiligheidsregio, overeenkomstig artikel 9 Wvr. De veiligheidsregio is een openbaar lichaam in de zin van artikel 8 lid 1 Wgr, en bezit zodoende rechtspersoonlijkheid. Dat betekent onder meer dat het openbaar lichaam privaatrechtelijke rechtshandelingen kan verrichten (art. 2:1 lid 2 en 3 jo. art. 2:5 jo. art. 3:32 BW). De veiligheidsregio is gevestigd in de gemeente Utrecht. Artikel 10 lid 3 Wgr schrijft voor dat de gemeenschappelijke regeling de vestigingsplaats van een openbaar lichaam moet aanwijzen. Dat bepaalt onder meer welke bestuursrechter bevoegd is kennis te nemen van beroep tegen besluiten van het bestuur van de veiligheidsregio.
Hoofdstuk 2: Bestuurssamenstelling
Artikel 2.1
Dit artikel herhaalt de wettelijke verplichting dat het bestuur van een openbaar lichaam uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter bestaat (art. 12 lid 1 Wgr).
§2.1 . Algemeen bestuur
Artikel 2.2
In afwijking van artikel 13 lid 6 Wgr bestaat het algemeen bestuur verplicht uit de burgemeesters, zoals artikel 11 lid 1 Wvr voorschrijft. De burgemeester zit in het algemeen bestuur als vertegenwoordiger van het college van burgemeester en wethouders, nu de gemeenschappelijke regeling een zogenoemde collegeregeling betreft (zie eerste deel van deze toelichting).
Indien een burgemeester verhinderd is aan de vergadering van het algemeen bestuur deel te nemen, dan kan de locoburgemeester hem overeenkomstig artikel 77 van de Gemeentewet vervangen als lid van het algemeen bestuur. De loco-burgemeester heeft dan volledig stemrecht in de vergadering van het algemeen bestuur.
Artikel 2.3
Dit artikel betreft de vergaderingen van het algemeen bestuur. Het artikel is gebaseerd op artikel 22 Wgr en de in dat artikel van overeenkomstige toepassing verklaarde artikelen uit de Gemeentewet. Uitgangspunt is dat het algemeen bestuur ten minste drie maal per jaar vergadert. De voorzitter roept de leden tot de vergadering op en doet hiervan tevens een openbare kennisgeving. Als het quorum (de helft van het aantal leden is aanwezig) bereikt is, kan de vergadering geopend worden.
Artikel 2.4
Uitgangspunt is dat het algemeen bestuur in het openbaar vergadert, tenzij het algemeen bestuur anders beslist. Dit artikel vloeit voort uit artikel 22 Wgr.
Artikel 2.5
Dit artikel regelt dat de leden van het algemeen bestuur, in afwijking van de hoofdregel dat ieder lid één stem heeft ('one man, one vote'), een aantal stemmen hebben dat afhankelijk is van het inwonertal van de betreffende gemeente. Overwogen is om het aantal stemmen te koppelen aan de financiële bijdrage. Echter aangezien er afspraken gelden over compensatie indien bijdragen in een jaar hoger uitvallen dan in het voorgaande jaar is hiervan afgezien. Artikel 13 lid 6 jo. lid 4 Wgr maakt het mogelijk dat meervoudig stemrecht wordt geïntroduceerd, waarbij per gemeente gedifferentieerd wordt. Deze stemverhouding geldt vervolgens voor alle besluiten. De Wet gemeenschappelijke regelingen maakt differentiatie per besluit niet mogelijk.
Artikel 2.6
Dit artikel regelt een aantal zaken over het algemeen bestuur. Zo moet het algemeen bestuur een reglement van orde vaststellen en moeten zijn stukken worden ondertekend door de voorzitter en
de secretaris (algemeen directeur). In het reglement van orde kan onder meer bepaald worden welke termijn moet gelden voor verzending van stukken aan leden van het algemeen bestuur.
§2.2. Dagelijks bestuur Artikel 2.7
Dit artikel regelt de samenstelling van het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur bestaat op grond van artikel 14 Wgr uit de voorzitter en ten minste twee andere door en uit het algemeen bestuur aan te wijzen leden. Overeenkomstig de regeling vóór deze wijziging bestaat het dagelijks bestuur uit de voorzitter en vier andere leden (totaal zodoende vijf leden). De leden worden door en uit het algemeen bestuur aangewezen. Een lid van het dagelijks bestuur moet te allen tijde lid van het algemeen bestuur zijn. Verliest hij het lidmaatschap van het algemeen bestuur, dan verliest hij automatisch ook het lidmaatschap van het dagelijks bestuur. Het algemeen bestuur kan een lid van het dagelijks bestuur ook tussentijds ontslag verlenen, indien dit lid het vertrouwen van het
algemeen bestuur niet langer bezit. Indien tussentijds een vacature ontstaat wordt door en uit het algemeen bestuur een nieuw lid voor het dagelijks bestuur aangewezen, voor de resterende termijn. Het lid van het algemeen bestuur dat wordt aangewezen als nieuw lid van het dagelijks bestuur hoeft niet van dezelfde gemeente afkomstig te zijn als het lid van het dagelijks bestuur dat tussentijds is opgestapt.
Artikel 2.8
Dit artikel handelt over de besluitvorming in het dagelijks bestuur en de vergaderorde van het dagelijks bestuur.
§2.3. Voorzitter
Artikel 2.9
De voorzitter van de veiligheidsregio is een eenhoofdig bestuursorgaan. Normaliter wordt de voorzitter van een openbaar lichaam door en uit het algemeen bestuur aangewezen (art. 13 lid 9 Wgr), maar artikel 11 Wvr schrijft voor dat de voorzitter van de veiligheidsregio bij koninklijk besluit moet worden benoemd. Het algemeen bestuur wordt daarbij wel gehoord.
Artikel 2.10
Artikel 11 Wvr schrijft voor dat het algemeen bestuur een plaatsvervangend voorzitter uit zijn midden aanwijst. Omdat het wenselijk is dat de plaatsvervangend voorzitter ook zitting heeft in het dagelijks bestuur, wordt in de gemeenschappelijke regeling voorgeschreven dat de plaatsvervangend voorzitter door het algemeen bestuur, maar uit het dagelijks bestuur wordt aangewezen. De plaatsvervangend voorzitter vervangt de voorzitter bij diens afwezigheid. Het algemeen bestuur kan voorts een vervangingsregeling vaststellen, waarin wordt geregeld hoe de vervanging van de voorzitter gaat, indien ook de plaatsvervangend voorzitter verhinderd is. Binnen het dagelijks bestuur worden, met inachtneming van de vervangingsregeling, afspraken gemaakt over verblijf in het buitenland en vakanties.
§2.4. Overige organen en functionarissen
Artikelen 2.11 en 2.12
De artikelen 2.11 en 2.12 regelen de mogelijkheid om adviescommissies onderscheidenlijk bestuurscommissies in te stellen. De commissies worden bij instellingsbesluit van het algemeen bestuur ingesteld. Dit artikel biedt onder meer de grondslag voor het functioneren van de commissie van gemeentesecretarissen die er op dit moment is. De artikelen 24 en 25 Wgr schrijven voor wat in elk geval bij het instellingsbesluit moet worden geregeld. Bij bestuurscommissies geldt dat voordat tot instelling wordt besloten, eerst een voorhangprocedure bij de gemeenteraden moet worden gevolgd (art. 25 lid 2 Wgr). Het algemeen bestuur kan aan de bestuurscommissie zowel eigen bevoegdheden als bevoegdheden van het dagelijks bestuur overdragen (art. 25 lid 3 Wgr). Het dagelijks bestuur kan zelf geen bevoegdheden overdragen.
Artikel 2.13
Artikel 2.13 handelt over de algemeen directeur, die tevens secretaris van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur is. De algemeen directeur is bij de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur aanwezig. Het algemeen bestuur kan een instructie voor de algemeen directeur vaststellen.
HoofdstukS: Taken en bevoegdheden
§3.1 Algemene bepalingen
Artikel 3.1
Het eerste lid regelt dat, overeenkomstig artikel 10 Wvr, bevoegdheden aan het bestuur van de veiligheidsregio worden overgedragen. De term overdragen wijst op delegatie (art. 10:13 Awb). Dat betekent dat de colleges van burgemeester en wethouders niet langer zelf bevoegd zijn deze bevoegdheden uit te oefenen (art. 10:17 Awb) en nog slechts beleidsregels kunnen geven (art. 10:16 Awb). In een (taakuitvoerings)overeenkomst worden nadere afspraken gemaakt over de wijze waarop de overgedragen taken worden uitgevoerd door de veiligheidsregio en hoe gemeenten aan de uitvoering mee moeten werken.
Het tweede lid bepaalt dat naast de wettelijk verplichte taken (lid 1) ook additionele taken kunnen worden toegekend aan het bestuur van de veiligheidsregio. Indien dat gebeurt wordt daaromtrent een (taakuitvoerings)overeenkomst gesloten. De additionele taken kunnen worden onderscheiden in basisplustaken, intensivering van basistaken en maatwerktaken. De idee van deze taken staat op zich niet ter discussie, maar er spelen daarbij nog wel onderwerpen die te zijner tijd nog een neerslag moet krijgen in het Beleidsplan van de VRU.
Het derde lid bepaalt dat het bestuur van de veiligheidsregio op zijn beurt kan deelnemen aan een gemeenschappelijke regeling. De artikelen 93 t/m 98 Wgr zijn daarop van toepassing. Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter kunnen deelnemen ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft. Het dagelijks bestuur en de voorzitter hebben toestemming van het algemeen bestuur nodig alvorens zij tot het treffen van een gemeenschappelijke regeling kunnen beslissen (lid 4; art. 95/art. 98 jo. art. 1 lid 2 Wgr). Het algemeen bestuur kan pas over het verlenen van toestemming beslissen nadat de raden in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijzen kenbaar te maken.
§3.2 Algemeen bestuur
Artikel 3.2 en 3.3
Dit artikel regelt de taken en bevoegdheden van het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur is bevoegd, tenzij een ander orgaan expliciet bevoegd is gemaakt (lid 1). Uit lid 2 en artikel 3.3 lid 2 volgt dat het algemeen bestuur bepaalde bevoegdheden niet mag overdragen aan het dagelijks bestuur. Het algemeen bestuur kan voorts beslissen, overeenkomstig artikel 31a Wgr, dat de veiligheidsregio (als rechtspersoon) gaat deelnemen in een privaatrechtelijke rechtspersoon. Daarbij moet overeenkomstig artikel 31a Wgr wel een zienswijzenprocedure bij de raden worden gevolgd. Vastgelegd is voorts dat het algemeen bestuur een notitie verbonden partijen moet opstellen met algemene kaders voor het oprichten van of deelnemen in privaatrechtelijke of publiekrechtelijke rechtspersonen.
Artikel 3.4
Het algemeen bestuur is hoofd van de veiligheidsregio (art. 12 lid 2 Wgr). Dat betekent dat het algemeen bestuur, als orgaan, geen verantwoording schuldig is aan een ander orgaan. Wel is het algemeen bestuur inlichtingen verschuldigd aan de raden, indien een of meer leden van die raden daarom vragen (lid 1; art. 17 Wgr)
De leden van het algemeen bestuur zijn primair vertegenwoordiger van de deelnemer, het college van burgemeester en wethouders. Het lid van het algemeen bestuur mag in het algemeen bestuur dus, in beginsel, ook stemmen met het 'eigen' gemeentelijk belang in het achterhoofd. Daarom
schrijft artikel 18 jo. art. 16 Wgr ook voor dat het lid van het algemeen bestuur inlichtingen en verantwoording schuldig is aan de raad. Het lid is slechts verantwoording schuldig over het eigen handelen binnen het algemeen bestuur.
§3.3 Dagelijks bestuur
Artikelen 3.5 en 3.6
Artikel 3.5 gaat over de bevoegdheden van het dagelijks bestuur, die voortvloeien uit artikel 33b Wgr. Het dagelijks bestuur kan daarbij een portefeuilleverdeling maken (art. 3.6) of bevoegdheden in mandaat opdragen aan de algemeen directeur of andere functionarissen (art 10:3 Awb).
Artikel 3.7
Het dagelijks bestuur moet inlichtingen geven aan de raden, indien een of meer leden van die raden daarom vragen (lid 1; art. 17 Wgr). Het dagelijks bestuur en zijn leden zijn verder verantwoording en inlichtingen schuldig aan het algemeen bestuur. De leden van het dagelijks bestuur zijn geen verantwoording schuldig over het handelen van het dagelijks bestuur aan de colleges van burgemeester en wethouders of de raden. Die verantwoording loopt via het algemeen bestuur. Dat komt omdat in het dagelijks bestuur in beginsel n/et volgens het belang van de gemeente(n), maar in het belang van de veiligheidsregio wordt besloten.
Naast de verantwoordingslijnen jegens het algemeen bestuur, moet het dagelijks bestuur ook informatie verschaffen aan het provinciebestuur of aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties indien deze daarom vragen (art. 19b Wgr). Dat is niet herhaald in de gemeenschappelijke regeling.
§3.4 Voorzitter
Artikel 3.8 handelt over de taak van de voorzitter. Hierbij is uitsluitend verwezen naar de algemene taken van de voorzitter. De bevoegdheden die de voorzitter rechtstreeks geattribueerd krijgt op grond van de Wet veiligheidsregio's of andere wetten (zoals de Wet publieke gezondheid en de Kernenergiewet) zijn niet herhaald omdat deze reeds rechtstreeks uit de wet voortvloeien.
Artikel 3.9 handelt over de verantwoordingsrelaties van de voorzitter. Hij is in beginsel verantwoording schuldig aan het algemeen bestuur. Hij moet voorts inlichtingen verschaffen aan de Minister van Veiligheid en Justitie en na rampen of crises ook aan de gemeenteraden van de gemeente die het betreft.
Hoofdstuk 4: Financiën
Artikel 4.1
Dit hoofdstuk handelt over de financiën van de veiligheidsregio. Daarbij zijn de bepalingen uit de Gemeentewet grotendeels van toepassing. Dat betekent onder meer ook dat het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) van toepassing is. In artikel is dit nog eens expliciet herhaald (zie ook art. 35 lid 6 Wgr).
Artikel 4.2
Artikel 4.2 beoogt een zogenoemde garantstelling te geven voor de veiligheidsregio, die voortvloeit uit de Wet gemeenschappelijke regelingen (art. 34 jo. art. 10a Wgr). De gemeentebesturen zijn
verplicht er voor zorg te dragen dat de veiligheidsregio altijd over voldoende (financiële) middelen beschikt om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen.2
Artikel 4.2a
In dit artikel is het uitgangspunt van de financieringssystematiek van de veiligheidsregio vastgelegd, zoals het algemeen bestuur van de veiligheidsregio dat op 4 juli 2014 in vergadering heeft besloten. Het gaat hier om het model ijkpuntscores gemeentefonds en het compensatieprincipe. In het laatste lid is de grondslag voor een bijdrageverordening genoemd, waarin de verdere praktische uitwerking van de systematiek vorm kan krijgen.
Artikel 4.3
Dit artikel vloeit voort uit artikel 35a Wgr. De wettelijke datum voor vaststelling van de kadernota is 15 april voorafgaande aan het jaar waarvoor de kadernota geldt. Overeenkomstig het reeds bestaande gebruik van de veiligheidsregio is er voor gekozen op 15 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de kadernota geldt, de kadernota naar de raad te sturen voor zienswijzen. De kadernota wordt behandeld in het dagelijks bestuur, alvorens deze wordt verstuurd aan de raden. De bestuurlijke adviescommissie gemeentesecretarissen veiligheid geeft over een concept van de nota een advies aan het dagelijks bestuur. De nota en dit advies worden behandeld in de Financiële commissie, waarna het dagelijks bestuur de kadernota voor zienswijzen aan de raden stuurt.
Artikel 4.4
Dit artikel vloeit voort uit artikel 34 en 35 Wgr. De zienswijzenprocedure is van toepassing op de vaststelling van de begroting en op begrotingswijzigingen waarbij de bijdragen van de deelnemers veranderen. Op andere begrotingswijzigingen is de zienswijzenprocedure niet van toepassing.
Artikel 4.5
Dit artikel vloeit voort uit artikel 34 en 35 Wgr. Anders dan in de huidige gemeenschappelijke regeling is ervoor gekozen geen zienswijzenprocedure toe te passen op de jaarrekening. De Wet gemeenschappelijke regelingen gaat niet uit van een dergelijke zienswijzenprocedure. Bij deze wijziging wordt dan ook voorgesteld dit te laten vervallen, nu bij de zienswijzen van de kadernota respectievelijk de ontwerp-begroting al ruime mogelijkheden voor inbreng zijn.
Hoofdstuk 5
Artikel 5.1, 5.2 en 5.3
Toetreding en uittreding uit deze verplichte gemeenschappelijke regeling zijn alleen mogelijk wanneer bij algemene maatregel van bestuur de indeling van de veiligheidsregio zoals die is opgenomen in de bijlage bij artikel 8 Wvr wordt gewijzigd. In die gevallen wordt geregeld hoe toe- of uitgetreden kan worden. Opheffing van de gemeenschappelijke regeling is, gelet op het verplichte karakter, evenmin mogelijk.
Artikel 5.3
Dit artikel ziet op wijziging van de gemeenschappelijke regeling. Dat is een besluit van de deelnemende colleges van burgemeester en wethouders, na verkregen toestemming van hun raden (art. 1 Wgr). De wijziging vindt plaats indien de colleges van gemeenten die tezamen een meerderheid van de bevolking van de veiligheidsregio vertegenwoordigen, daarmee instemmen. Dat is conform de huidige regeling.
' Circulaire van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 8 juli 1999, kenmerk F099/U59111.
8
Hoofdstuk 6
Dit hoofdstuk bevat een aantal slotbepalingen, zoals over het archief, inwerkingtreding en inzending. Dat zijn standaardbepalingen die in iedere gemeenschappelijke regeling voorkomen.