INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 3
INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 3
1. VLIF-SteunvoorInvesteringenenNieuwe Vestigingen 35
1.1. Voorwaardenvoor het BekomenvanVLIF-SteunalsPaardenhouder 38
1.2. Uitgavendie inAanmerkingKomenvoor VLIF-Steun 43
1.4. VLIF-Steunvoor Niet-LandbouwondernemingenenOnrendabele Agrarische Bedrijven 49
2.2. XxxxxxxxxxxxxXxxxxxxxx 00
3. BEDRIJFSADVIESSYSTEEM(BAS) 57
4. Agromilieuverbintenissen 59
4.1. Mechanische Onkruidbestrijding 60
4.2. BedrijfseigenTeeltvanPlantaardige Eiwitbronnen/Vlinderbloemigen 60
4.3. Milieuvriendelijke Sierteelt 60
4.5. BiologischeProductiemethode 61
5. OmschakelingsplannenenBedrijfsbegeleiding Bio-Landbouw 62
5.1. Het Bedrijfsontwikkelingsplan 62
5.2. Bedrijfsbegeleidingbij Omschakeling 63
6. Subsidie ControlekostenBiologische Landbouw 65
7. Zorgboerderijen:Subsidie voorde Zorg enActivering vanZorgvragersop Land-ofTuinbouwbedrijven 66
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
8. Sociale Promotie:Premie voorNaschoolse Landbouwvorming 69
10. Voorlichting enPromotie rond Landbouw enPlatteland 71
10.1. Voorlichtingsactiesop het Gebiedvanhet GemeenschappelijkLandbouwbeleid 71
10.2. PromotievanEuropeseLandbouwproducten 71
11. Cera:AgrarischWelzijn–ToekomstvanLand-enTuinbouw enPlatteland 72
12.1. Beschermingvande GenetischeDiversiteit
12.2. GratisKeuringvanelkSpuittoestelUitgerust met Spoelwatertank
13. Provinciale Landbouwsteun 77
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
HOOFDSTUK 3 – LANDBOUW
De landbouw levert een enorm belangrijke bijdrage aan de Vlaamse maatschappij. Een duurzaam beleid garandeert de kwaliteit, veiligheid en milieuvriendelijkheid van levensmiddelen. Daarnaast drukken landbouwers een stempel op het platteland, een gebied waar mensen leven, werken en zich ontspannen.
De overheden leggen de landbouw steeds nieuwe eisen op om de positieve evolutie van levensmiddelen en het platteland te waarborgen. Vanwege de grote economische druk wordt het erg moeilijk om aan deze verwachtingen te voldoen. Daarom voorzien verschillende beleidsniveaus financiële ondersteuning voor deze sector. Indien landbouwers aan welbepaalde eisen en/of randvoorwaarden voldoen, kunnen ze beroep doen op subsidies.
Deze steunmaatregelen worden vaak gefinancierd vanuit Europese fondsen en aangevuld met Vlaamse middelen. Het Europees Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), het Europees Plattelandsbeleid, Het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO), het Vlaams Programmadocument voor Plattelandsontwikkeling (PDPO)… al deze organen spelen vaak een belangrijke rol. Hierover leest u meer in hoofdstuk 2.
Omdat bepaalde activiteiten binnen de paardenhouderij beschouwd worden als (verwant aan de) landbouw, kan ook deze sector mogelijks beroep doen op landbouwsteun. Dit geldt enkel voor welbepaalde agrarische en professionele werkzaamheden.
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
Nagenoeg elke subsidiemaatregel bepaalt zelf welke paardenactiviteiten onder de definitie van landbouw vallen. Daarnaast stellen ze hun eigen bijkomende eisen aan bijvoorbeeld de levensvatbaarheid van het bedrijf en het vakmanschap van de landbouwerbedrijfsleider. De voorwaarden zullen dus vaak verschillen, maar het agrarische karakter staat vanzelfsprekend altijd centraal. Het betreft hier nog altijd landbouwsteun, dus is de strenge evaluatie van aanvragende paardenhouders een evidentie.
1. VLIF-STEUN VOOR INVESTERINGEN EN NIEUWE VESTIGINGEN
OPGELET: Verouderde tekst
In 2010 werden veranderingen doorgevoerd mbt de VLIF-steunbedragen, -gunningscriteria en werkwijze. Voor de meest recente informatie kan u terecht op xx.xxxxxxxxxx.xx (Klik op Subsidies en vervolgens op Vlif-steun)
Kort overzicht van deaanpassingen aan onderstaande tekst
(Tekst: Landbouw en Visserij: xxxx://xx.xxxxxxxxxx.xx/xxxxxx/xxxx/xxxxxxx.xxx?xxx0000)
Tijdens de bijeenkomst van de Vlaamse regering van 23 december 2010 werd de wijziging van het besluit van de Vlaamse regering betreffende de steun aan investeringen en aan de installatie in de landbouw definitief goedgekeurd. Gezien het aanhoudend hoog investeringsritme in de sector en bij gelijkblijvend budget, is een beperkte wijziging aan de VLIF-regelgeving noodzakelijk, om in de toekomst land- en tuinbouwers blijvend te kunnen ondersteunen bij investeringen en vestigingen. Als belangrijkste wijziging wordt de installatiesteun om starters in de land- en tuinbouwsector aan te moedigen verhoogd van 55.000 naar 70.000 euro. Daarnaast worden nog enkele wijzigingen aan de VLIF-voorwaarden doorgevoerd, ten einde een snellere dossierafhandeling te bekomen en een administratieve vereenvoudiging te bewerkstelligen waarbij voor toekomstige dossiers steeds minder informatie zal worden opgevraagd bij de aanvrager.
De Vlaamse regering kiest ervoor om het open einde karakter van het VLIF-subsidiesysteem te behouden. Om dit bij een gelijkblijvend budget te kunnen garanderen, is een lineaire daling van de steunpercentages met 2% noodzakelijk. Daarnaast beslist de Vlaamse regering om de steun voor de installatie van zonnepanelen te verlagen tot 8%. De nieuwe regelgeving treedt in werking voor dossiers ingediend vanaf 6 september 2010. De administratie verzekert de continuïteit van de steunverlening en de aanvraagprocedure.
Wijziging van de VLIF-voorwaarden
De definitie van landbouwer wordt op diverse vlakken gewijzigd om de toegang tot het VLIF verder te objectiveren en met een focus op de actieve landbouwer:
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
• Als inkomensvoorwaarde geldt een absoluut minimum beroepsinkomen van 12.000 euro uit landbouwactiviteiten en een maximum van 12.000 euro als beroepsinkomen uit niet-landbouwactiviteiten.
• Landbouw moet de belangrijkste beroepsactiviteit zijn van de bedrijfsleider.
• Alle beherende vennoten, zaakvoerders of bestuurders van vennootschappen rangschikken zich als landbouwer.
• Iedere zaakvoerder of bestuurder heeft minimum 25% van de aandelen van de vennootschap (waarvoor hij steun aanvraagt) in zijn bezit.
Diversificatie naar hoevetoerisme, thuisverkoop, produceren van hernieuwbare energie, … wordt verder aangemoedigd, zolang de landbouwactiviteit de hoofdzaak blijft en duidelijk gerelateerd is aan de landbouwactiviteit. Andere activiteiten zoals transport, handel, loonwerk, veehandel, … worden niet meer aanvaard als activiteit van de aanvrager om steun.
De voorwaarde van levensvatbaarheid wordt vervangen door de voorwaarde van minimale bedrijfsomvang. De minimale vereiste bedrijfsomvang wordt gedefinieerd als een minimum bruto bedrijfsresultaat per bedrijfsleider.
Wijziging van de steunpercentages en -bedragen
Om het open einde karakter van het VLIF-subsidiesysteem te kunnen behouden, zijn de steunpercentages van de verschillende steuncategorieën, gewijzigd. Het open einde systeem garandeert elke aanvrager die voldoet aan de VLIF-voorwaarden, dat de aanvraag zal gehonoreerd worden (in tegenstelling tot een call-systeem met gesloten enveloppe). Volgende wijzigingen gelden voor dossiers, ingediend vanaf 6 september 2010:
• Een lineaire daling van alle steunpercentages met 2%
• De steun voor zonnepanelen daalt naar 8%.
Voor vestigingsdossiers, ingediend vanaf 1 januari 2010, wordt de maximale installatiesteun opgetrokken van 55.000 euro naar 70.000 euro, om jongeren een extra stimulans te geven om zich te vestigen in de land- of tuinbouw zeker nu bepaalde subsectoren nog steeds ernstig te kampen hebben met de crisis.
Investeringen die voortaan vallen onder de steuncategorie van 8%, zullen enkel in aanmerking komen voor een kapitaalpremie. Voor de andere steuncategorieën wordt de looptijd van de mogelijke rentesubsidie beperkt tot maximaal 10 jaar.
Administratieve vereenvoudiging
De huidige werkwijze voor het aanvragen van VLIF-steun (1e en 2e luik) wordt gewijzigd in één unieke aanvraag. Omdat op termijn door de VLIF-administratie steeds minder informatie rechtstreeks zal worden opgevraagd bij de landbouwer, maar wel intern of via andere kanalen, wordt overgeschakeld naar een aanvraag in één keer, voor de start van de investering. Samen met de administratieve vereenvoudigingen die nu zijn goedgekeurd zal vanaf begin 2011 een nieuwe informaticatoepassing operationeel worden die het moet toelaten om de informatie die reeds voorhanden is in databanken niet langer op te vragen.
Naast de bedrijfseconomische boekhouding worden voortaan ook de vennootschapsboekhouding of een bewijskrachtige fiscale boekhouding aangevuld met een balans aanvaard.
Overgangsmaatregelen
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
De administratie verzekert het nastreven van de continuïteit van de dossierafhandeling en de aanvraagprocedure. In verband met de aanvragen van voor 6 september kan herhaald worden dat de regelgeving van toepassing is die van kracht is op het moment van de aanvraagdatum van het eerste luik. Voor dergelijke dossiers zijn de gewijzigde voorwaarden niet van toepassing zolang deze aanvragers zich niet aandienen met een nieuwe aanvraag.
Voor de dossiers die ingediend zijn na 6 september zal een voldoende lange periode worden voorzien zodat de aanvrager zich in orde kan stellen betreffende gewijzigde voorwaarden. Voor al de dossiers van na 6 september zal per brief contact worden opgenomen met de aanvrager met de vraag naar noodzakelijke bijkomende verantwoordingstukken en zal indien nodig en wenselijk een constructieve oplossing worden voorgesteld. Ook hier zal een voldoend lange periode worden aanvaard waarbinnen de aanvrager zich in orde kan stellen.
36
Vervolg verouderde tekst…
De subsidies van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds zijn misschien wel de bekendste landbouwsubsidies in de paardenwereld. Ze vallen onder As1 en gedeeltelijk onder A3 van het Vlaams Programmadocument voor Plattelandsontwikkeling (PDPO II). Zie hoofdstuk 2 voor meer informatie over het PDPO.
Landbouwers moeten voldoen aan een aantal zeer strenge eisen rond productkwaliteit, leefmilieu, dierenwelzijn, hygiëne, enzovoort. Deze regels dwingen hen om hun bedrijf en methodes aan te passen. Om hen hierbij te helpen levert de Vlaamse Overheid steun aan startende landbouwers of aan bedrijven die nieuwe investeringen doen. Dit alles gebeurt via het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF).1
Zoals besproken gaat het hier enkel over landbouwsubsidies. Voor de paardenhouderij betekent dit dat enkel officiële ondernemingen die een bepaald percentage van hun inkomsten uit strikt agrarische activiteiten verwerven in aanmerking komen. Het VLIF beschouwt daarbij enkel onderstaande paardenactiviteiten als zuivere landbouw:
- Paardenfokkerij
- Hengstenhouderij
- Productie van paardenmelk
- Africhten van zelfgefokte veulens
- Slachtdieren
Deze activiteiten kunnen aangevuld worden met diversificatie (niet-zuivere landbouw) zoals:
- Exploitatie van een paardenpension
- Kunstmatige inseminatie
- Hoevetoerisme
- Thuisverkoop van zelfgemaakte landbouwproducten2
Let wel, de stikt agrarische activiteiten moeten de hoofdzaak van het bedrijf blijven. Diversificatie mag nooit de bovenhand nemen. Zaken die noch als zuivere landbouw, noch als diversificatie aanzien worden kunnen nooit op VLIF-steun rekenen. Het gaat hier bijvoorbeeld om maneges, trainingscentra, therapiefaciliteiten, en dergelijke meer.3
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
Wilt u één van de subsidiabele activiteiten uitoefenen of combineert u andere zuivere landbouw met paardenhouderij (bv. traditionele landbouw – melkvee, akkerbouw, slachtvee …)? Xxxx dan verder aan welke voorwaarden u moet voldoen om steun te bekomen. Daarnaast bespreken we voor welke concrete uitgaven subsidies aangevraagd kunnen worden en onder welke vorm u deze kunt verkrijgen.
2 Erbestaatgeenkant-en-klare lijst vanactiviteiten diedoor VLIFaanvaardwordenals diversificatie. In dezetekstwordendezaken die hetdichtst aanleunen bij depaardenhouderij opgesomd. Algemeenkanuervanuitgaandathetgeen diversificatie betreft indien deactiviteit niet vermeld wordtindeschema’soppagina’s 11 en 15 vanditdocumentof in Omzendbrief 48 (te raadplegenop xxx.xxxxxxxxxx.xx/XXXX).
3Erbestaanwelenkele niet-landbouwbedrijvendie tochaanspraakkunnenmakenopdeze subsidies. Het gaathierbijvoorbeeldover groeperingen, agrovoedingsondernemingen endeomkaderingssector(ziepunt D.)
37
Hierondervolgteeneenvoudigeinleidingtotde VLIF-materie. Indienunahetdoornemenvan dit document besluit om VLIF-steun aan te vragen, xxxxx xxx u aan om de gedetailleerde informatie en wetteksten door te nemen op xxx.xxxxxxxxxx.xx/XXXX. De goedkeuring en hoeveelheid van de steun is immers afhankelijk van een aantal specifieke en tijdsgebonden bepalingen.
1.1. VOORWAARDEN VOOR HET BEKOMEN VAN VLIF-STEUN ALS PAARDENHOUDER
Om aanspraak te kunnen maken op VLIF-steun moeten de aanvrager en het bedrijf in de eerste plaats aan onderstaande voorwaarden voldoen:
- U bent officieel landbouwer
- U kunt bewijzen dat u bekwaam bent
- Uw bedrijf is levensvatbaar
- U bent correct vergund en respecteert de minimumlonen
- Uw boekhouding is in orde
- U investeert minimaal 15.000 euro
- Uw ligging en domiciliëring verwijzen u naar het Vlaamse Gewest
Indien al deze punten in orde zijn betekent dit niet dat u automatisch steun krijgt. De uitgaven waarvoor u subsidies aanvraagt moeten immers in lijn liggen met welbepaalde VLIF-vereisten. Over dit laatste volgt meer info in het vervolg van dit hoofdstuk.
a. U bent officieel landbouwer
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
VLIF-steun is mogelijk voor landbouwers in hoofd- en bijberoep. De landbouwer mag een natuurlijke persoon of een vennootschap4 zijn, is aangesloten bij een sociale kas voor zelfstandigen en betaalt bijdragen aan het sociale zekerheidsstelsel van de zelfstandigen op basis van zijn of haar beroepsinkomsten. Het Bestuur der Directe Belastingen van de Federale Overheidsdienst is op de hoogte van de beroepsinkomsten uit zijn of haar landbouwactiviteiten. Er worden tenslotte strikte eisen gesteld aan arbeidstijd en inkomsten:
- De aanvrager moet 50% van zijn/haar totale arbeidstijd spenderen aan de landbouwonderneming. Dit betekent bijvoorbeeld dat deze persoon niet meer dan halftime tewerk gesteld kan zijn.
- Op de belastingsbrief moet aangetoond worden dat 35% van zijn of haar beroepsinkomsten uit landbouw gewonnen wordt.
4 Vennootschappenmoetenaaneenaantalbijzonderevoorwaardenvoldoen. Ooksociale instellingen kunnenzichonderbepaalde omstandighedenlatenrangschikkenals landbouwer. Xxxxxxxxxxxxxxxxxx de websitevan Landbouw en Visserij: xxx.xxxxxxxxxx.xx/XXXX. VLIF-steun kanmenenkelverkrijgenop naam vaneen natuurlijk persoon. Vennootschappenvragendusgeen steunaanopnaam vanhet bedrijf maarbijvoorbeeldwelop naam vande bedrijfsleider.
38
- Van deze 35% moet 50% uit de zuivere landbouw komen. Zoals hierboven aangehaald gelden slechts beperkte paardenactiviteiten als zuivere landbouw (paardenfokkerij, hengstenhouderij, productie van paardenmelk, africhten van zelfgefokte veulens en slachtdieren). Zuivere landbouw die niets met paarden te maken heeft, geldt natuurlijk ook.
- Van deze 35% mag bijgevolg maximaal 50% uit landbouwdiversificatie komen waaronder: exploitatie van een paardenpension of KI-centrum (kunstmatige inseminatie), hoevetoerisme, thuisverkoop van hoeveproducten ...
Let goed op indien u dicht bij deze criteria aanleunt. Onder normale economische omstandigheden moet aan deze permanente voorwaarden constant voldaan worden. VLIF-steun bent u helemaal kwijt vanaf het moment dat deze condities – zelfs tijdelijk – niet meer vervuldzijn.
b. U kan bewijzen dat u bekwaam bent om uw beroep uit te oefenen
Indien een startend landbouwer – als natuurlijk persoon5 – steun aanvraagt voor de vestiging van zijn of haar eerste bedrijf zal het VLIF enkel subsidies verlenen aan personen die onderstaande zaken kunnen voorleggen:
- Een diploma van een basisopleiding landbouw of aanverwant (hoger secundair, hoger niet- universitair of universitair onderwijs)
- Een installatieattest aangevuld met een minimum van 2 jaar ervaring
- Een diploma van een basisopleiding die door de minister van landbouw gelijkwaardig gesteld wordt met de hierboven vermelde studiesaangevuld met ervaring6
Als een reeds gevestigde landbouwer steun aanvraagt voor een bedrijfsinvestering zijn onderstaande zaken voldoendeom subsidies te verkrijgen.
- Een diploma van een niet-landbouwgerichte basisopleiding (hoger secundair, hoger niet- universitair of universitair onderwijs) aangevuld met een minimum van 2 jaar ervaring
- Een diploma van een basisopleiding die door de minister van landbouw gelijkwaardig gesteld wordt met de hierboven vermeldde studiesaangevuld metervaring
- 3 jaar ervaring en een naschoolse landbouwopleiding van minimum 100 uur
- 10 jaar ervaring
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
Ervaring geldt niet indien de landbouwer deze opdeed voordat hij of zij 16 werd. Werk verricht in hobbylandbouw of als gelegenheidswerkkracht wordt evenmin aanvaard. Veel paardenhouders kunnen geen traditionele landbouwstudies en jarenlange werkervaring voorleggen. Zij zijn dan ook verplicht het installatieattest (ook gekend als de bedrijfsleidersvorming of B-cursus) te behalen. Hiertoe doorlopen zij onderstaandtraject:
- Algemene starterscursus Type A + examen: Deze cursus handelt rond algemene landbouwwetgeving, bedrijfseconomie, vergunningen, …
- Bijzondere starterscursus Type B – Keuze Paardenhouderij + examen: Deze specialisatielessen bekijken verzorging van paarden, veiligheid, anatomie, exterieurbeoordeling, wetgeving, bedrijfsbeheer specifiek toegepast op de paardenonderneming, enzovoort.
5VLIF-steun kanmen enkelverkrijgen op naam vaneen natuurlijk persoon. Vennootschappenvragen dusgeensteunaanopnaam vanhet bedrijf maarbijvoorbeeldwelop naam vande bedrijfsleider.
6Dezeerkenningkanbekomenworden dooreenbrief aande bevoegdeministerterichten.
39
- Stage (2 keer 10 dagen) + stageverslag: De student selecteert een landbouwbedrijf met focus op paardenhouderij waar hij of zij 20 dagen op managementniveau kan bijleren.
- Installatieproef: Om af te studeren dient men te slagen voor een schriftelijk staatsexamen (kennis) en een mondelinge proef. Deze laatste bestaat uit een gedetailleerde analyse van het stagebedrijf of de onderneming die men zelf wil opstarten.
Personen met een landbouwdiploma van minstens hoger secundair niveau hebben geen installatieattest nodig. Hun collega’s met land- of tuinbouwgerichte diploma’s van een lager niveau wel. Zij mogen echter enkele onderdelen laten vallen. Deze starterscursussen zijn trouwens toegankelijk voor alle geïnteresseerden en een geschikte inleiding voor nieuwe paardenliefhebbers.
DiplomaofGetuigschrift | Algemenestarterscursus (typeA) | Bijzonderestarterscursus(typeB) | Stage | Installatieproef |
Land-oftuinbouwgerichtonderwijs | ||||
Lagersecundair | ja | ja | neen | ja |
2degraadsecundaironderwijs | ja | ja | neen | ja |
5jaarsecundaironderwijs | ja | neen | neen | ja |
Nietland-oftuinbouwgerichtonderwijs | ||||
Algemeenvormendonderwijs | ||||
Universitaironderwijs | ja | ja | ja | ja |
Hogeronderwijs | ja | ja | ja | ja |
Hogersecundaironderwijs | ja | ja | ja | ja |
Anderonderwijs | ja | ja | ja | ja |
Geen | ja | ja | ja | ja |
Meerinfooverhetinstallatieattest Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling Landbouwvorming
Ellips (6deverdieping)
Xxxxxx Xxxxxx XX-Xxxx 00, xxx 00
0000 Xxxxxxx
Xxxx Xxxxxxxxxxxx Tel. 000000000
Fax 000000000
xxxx.xxxxxxxxxxxx@xx.xxxxxxxxxx.xx
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
De volgendelijst bevat alle centra die de starterscursussen en de bijhorende begeleiding aanbieden. Dit betekent dat ze allemaal de Bijzondere Starterscursus Type B – Keuze Paardenhouderij inrichten. Sommigen beperken zich tot de algemene onderdelenen/of andere specialisaties.
40
Nationaal Centrum voor Beroepsvorming in de Landbouwvzw7 Xxxxxxxxxxx00 0000Xxxxxx Tel:000000000 Fax:000000000 xxxx@xxxxxxxxxx.xx xxx.xxxxxxxxxx.xx/xxxx XxxxxXxxxxxx,xxxxxxxxxx | XxxxxxXxxxxxxxxXxxxxxxxxx Xxxxxxxxxxx00 0000Xxxxxxxxx Tel:000000000 Fax:000000000 DannyVandebeeck,medewerker |
Xxxxxxxxxxxxx Xxxxxxxxxxxxx00 0000Xxxxxxxxx Tel:000000000 Fax:000000000 xxxx@xxxxxxxxxx.xx xxx.xxxxxxxxxx.xx KoenDhoore,algemeencoördinator | XxxxxxxxxXxxxxxxxxXxxxxxxxxx X.Xxxxxxxxxxxxxxxx00X 0000Xxxxxxxxx Tel:000000000 Fax:000000000 xxxx@xxxxxx.xx xxx.xxxxxx.xx GeertClarebout,directeur |
PraktijkcentrumvoorLand-enTuinbouwvzw Xxxxxxxxxx00 0000Xxxxxxxxx Tel:000000000 Fax:051242368 | GroeneKring(ismLRV) Xxxxxxxxxxx00 0000XxxXxxxxxxx Tel:(016)479998 Fax:(016)479995 xxxx@xxxxxxxxxxx.xx xxx.xxxxxxxxxxx.xx DorienBruynseels,vormingsverantwoordelijke |
c. Uw bedrijf is levensvatbaar
Het VLIF verwacht bewijzen van de levensvatbaarheid van uw bedrijf. Enkel indien men hier positief over oordeelt, kan u steun bekomen.8
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
Jaarlijks wordt er een referentie-inkomen vastgesteld dat elke voltijdse arbeidskracht moet verdienen. In 2008 was dit 25.700 euro op 1800 uren (= het aantal uren vereist voor voltijdse jaararbeid).
Voorbeeld:
Een gezin met 4 personen waarvan er 2 voltijds en 2 halftime tewerk gesteld zijn in de familiefokkerijmoetbewijzendatze
- minstens 5400 urenwerkhebben(2x1800 + 2x900) en
- tijdens dieuren 77.100 eurokunnenverdienen(2x25.700 + 2x12.850)
7 Hierondervallenookdecursussen gedoceerddoor Groene Kring in samenwerkingmet de LRV.
8 Het VLIFhanteert voorhet begrip levensvatbaarheid totaal anderecriteria dan dede Afdeling Duurzame Landbouwontwikkelingdieadviesgeeft aandegemeenteninverbandmetbouwvergunningeninlandbouwzone. Letdusopvoorverwarring.
41
Zoals vermeld moet er ten minste een halftime arbeidskracht (vaak uzelf) op uw bedrijf actief zijn. Dit betekent dat een levensvatbaar bedrijf in 2008 een jaarinkomen vereiste van 12.850 euro voor iemand die 900 uren per jaar aan het werk is.
Om rendabel te zijn moet het bedrijf een minimale dimensie of grootte hebben. Het VLIF berekent op gedetailleerde wijze of u zeker de gewenste uren aan het werk kan zijn en hierbinnen het vooropgestelde bedrag kan realiseren. Hierbij maakt men gebruik van criteria zoals bijvoorbeeld het aantal fokmerries in uw bezit. Er is geen vastgestelde regel over het aantal vereiste dieren maar men verwacht toch vaak een minimum van 20 paarden voor een voltijdse activiteit (1 fokmerrie telt voor 75 werkuren per jaar).
d. U bent vergund en respecteert de minimumlonen
Uiteraard vereist VLIF-steun de aanwezigheid van alle nodige documenten en de naleving van de wetgeving. U heeft een stedenbouwkundige- en milieuvergunning. U respecteert de wetten rond dierenwelzijn en hygiëne. U beschikt over de nodige productierechten (nutriëntenemissie). Indien van toepassing moet u een vergunning voorleggen voor waterwinning of logiesverstrekking …
e. Uw boekhouding is in orde
Tijdens de volledige steunperiode dient u een bedrijfseconomische boekhouding bij te houden. Voor steunbedragen van minder dan 1250 euro is een vereenvoudigde boekhouding voldoende. Op basis van een gemotiveerde vraag kunnen zorgvuldig gedocumenteerde bedrijven ook vrijgesteld worden van het bijhouden van een bedrijfseconomische boekhouding. Dit is enkel mogelijk bij ondernemingen die sterk gespecialiseerd zijn en waar een volledige fiscale boekhouding aangevuld wordt met een technische boekhouding die voldoende informatie oplevert om een aangepast bedrijfsbeleid te voeren.
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
f. U investeert minimaal 15.000 euro
Als u overheidssteun aanvraagt voor een bepaalde uitgave moet deze minstens 15.000 euro (excl. BTW) bedragen. Investeringen van kleinere budgetten worden niet aanvaard. Daarenboven moeten de kosten in overeenstemming zijn met de baten. Men vergunt met andere woorden enkel economisch verantwoorde investeringen.
g. Uw ligging en domiciliëring verwijzen u naar het Vlaamse Gewest
Men kaneen VLIF-aanvraag indienen als:
- De landbouwer, beherende vennoten, zaakvoerders, bestuurders of afgevaardigde bestuurders in België gedomicilieerd zijn
42
- De hoofdzetel en maatschappelijke zetel in België liggen
Voor de aankoop van gronden en de uitvoering van werken op onroerende goederen gelegen in het Vlaamse Gewest kan het VLIF aangesproken worden, ook al ligt de hoofdzetel van het bedrijf niet in Vlaanderen. Voor investeringen in machines en dergelijke moet de hoofdzetel wel in Vlaanderen gevestigd zijn. De aankoop van gronden komt nooit in aanmerking.
1.2. UITGAVEN DIE IN AANMERKING KOMEN VOOR VLIF-STEUN
Indien u aan bovenstaande vereisten voldoet, kan u niet automatisch rekenen op een welbepaald steunbedrag. VLIF-subsidiëring geldt immers enkel voor specifieke uitgaven om het bedrijf rendabel en concurrentieel te houden. Er bestaat enerzijds steun voor nieuwe vestigingen en anderzijds voor reeds bestaande bedrijven die nieuwe investeringen aangaan. De aanvrager van VLIF-steun mag voor dezelfde investering geen subsidieaanvraag indienen bij een andere instantie (bijvoorbeeld bij de provincies en gemeenten).
a. Vestigingssteun voor startende bedrijven
Natuurlijke personen9 jonger dan 40 jaar die voor het eerst een landbouwbedrijf opstarten kunnen kortweg VLIF- steun verkrijgen voor:
- De overname van de bedrijfsbekleding (dieren, uitrusting, materieel, voorraden, aanplantingen, vruchten op het veld en navetten (meststof))
- Het vervolledigen van de bekleding van niet geheel productieve bedrijven
- De aankoop van bedrijfsgebouwen die minder dan 15 jaar oud zijn
- De overname van xxxxxxxx
Om vestigingssteun te verkrijgen mag men enkel landbouwer zijn als natuurlijk persoon. Vennootschappen worden niet aanvaard.
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
De kosten moeten binnen een periode van een jaar na de opstartdatum (vestiging) van het bedrijf gemaakt worden om in aanmerking te komen. De subsidiëring is afhankelijk van een aantal specifieke bijkomende voorwaarden. Zo zal het VLIF bijvoorbeeld de levensvatbaarheid en planmatigheid van het bedrijf zeer sterk onder de loep nemen alvorens de steun goed te keuren.
Ook nu moeten de bedrijfsbekleding, -gebouwen en -aandelen waarvoor steun aangevraagd wordt in hoofdzaak gericht zijn op zuivere agrarische activiteiten (hengstenhouderij, paardenfokkerij, productie van paardenmelk, slachtdieren) of op diversificatie (paardenpension, KI-centrum, hoevetoerisme, …) indien minstens één van zuivere landbouwactiviteiten aanwezig is.
9 VLIF-steun kanmenenkelverkrijgenop naam vaneen natuurlijk persoon. Vennootschappenvragen dusgeensteunaanopnaam vanhet bedrijf maarbijvoorbeeldwelop naam vande bedrijfsleider.
43
b. Investeringssteun voor uitgaven ter verbetering van het landbouwbedrijf
Investeringen van bestaande agrarische bedrijven kunnen voor 10 tot 40 % gesubsidieerd worden.
- Tot 40% steun voor investeringen specifiek aan de biologische landbouw (bijvoorbeeld de productie van bio-paardenmelk volgens een lastenboek)
- Tot 30% steun voor investeringen gericht op landbouw met verbrede doelstellingen, duurzame landbouw of de reconversie van het bedrijf
- Tot 20 of 10% steun voor andere investeringen
Hieronder vindt u de volledige lijst met subsidiabele investeringen terug. De paardenhouderij zal voornamelijk beroep kunnen doen op tot 20% steun voor
- Het bouwen, verbouwen en uitrusten van stallen en trainingsgebouwen voor paarden
- De aanleg van een buitenpiste
- Het bouwen, verbouwen en uitrusten van paardenpensions en KI-centra, … (indien dit een nevenactiviteit is)
Daarnaast zal u in de onderstaande lijst (bijlage 1 bij omzendbrief 48) een aantal mogelijk toepasselijke investeringen terugvindendie niet enkel nuttig zijn voor de paardenhouderij, bv.:
- Systemen voor waterzuivering zoals de opvang en het hergebruik van hemel- en beregeningswater
- Stalverluchtingssystemen
- Nieuwe duurzame verwarmingsinstallaties
- Bedrijfsgebouwen voor het artisanaal verwerken en verkoopsklaar maken van land- en tuinbouwproducten (streekproducten)
- Bedrijfsgebouwen voor het rechtstreeks verkopen van eigen producten aan consumenten of de detailhandel (met inbegrip van de opslagplaats, de koelruimte en het materiaal noodzakelijk voor het uitoefenen van deze activiteit)
- Het educatief toegankelijk maken van landbouwbedrijvigheid, hoevetoerisme en dagrecreatie
- De inrichting van bedrijfsruimten voor zorgvragers
- Bouwen van bijkomende mestopslagcapaciteit op het veebedrijf
- Erfverharding
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
- Aankoop van bestaande bedrijfsgebouwen van minder dan 15 jaar oud
- Systemen voor beperking, recyclage of rationeel beheer van afvalwater
- Machines en materieel (met uitzondering van tweedehandstoestellen)
- Zonnecellen
- …
De aankoop van fokdieren wordt niet gesubsidieerd en afhankelijk van de investering waarvoor u steun aanvraagt zal u mogelijk aan een aantal extra voorwaarden moeten voldoen.
Ook hier herinneren we eraan dat investeringen in hoofdzaak gericht moeten zijn op zuivere landbouw (paardenfokkerij, hengstenhouderij, productie van paardenmelk, slachtdieren, opleiden van zelf gefokte veulens) of in nevenactiviteit op diversificatie zoals de uitbating van paardenpensions en KI-centra, hoevetoerisme, thuisverkoop van zelfgemaakte landbouwproducten, …
44
45
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
(Vlaamse Overheid – Beleidsdomein Landbouw en Visserij – xxxx://xx.xxxxxxxxxx.xx/xxxxxx/xxxx/xxxxxxx.xxx?xxx000)
46
Het bedrag van de subsidie wordt vastgelegd per bedrijfsleider en beperkt tot een maximum van 1.000.000 euro in de periode 2007 tot 2013. Daarnaast bestaat er een maximumbedrag per veestandplaats of m2 bedrijfsgebouw. De maximumbedragen vindt u in de onderstaande lijst.
Voor de zuiver agrarische paardenhouderij onthouden we dat maximaal 285 euro per m2 wordt aanvaard als subsidiabele investering voor het bouwen, verbouwen en inrichten van stallen met boxen (categorie 20%). Daarnaast kan tot 180 euro per m2 teruggevorderd worden voor een rijhal (eveneens 20%). Ook hier kan u mogelijk extra zaken ontdekken van toepassing op uw eigen bedrijf (bv. Het educatief toegankelijk maken van het landbouwbedrijf voor een breder publiek – bv. hoevetoerisme).
Het steunbedrag voor investeringen is naast dezezaken ookafhankelijk van specifieke bijkomende voorwaarden.
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
47
1.3. VORMEN VANVLIF-STEUN
a. Rentesubsidies en Kapitaalpremies
Indien nieuwe vestigingen of investeringen aan bestaande bedrijven gefinancierd worden met een lening kan het VLIF jaarlijks, en voor een vastgestelde periode, een gedeelte van de rentelast betalen. Deze rentesubsidie bedraagt maximaal 3 of 4%, al naargelang de aard van de investering, voor een periode tussen 5 en 15 jaar.
Wanneer investeringen in bestaande bedrijven gefinancierd worden met krediet, kent VLIF aanvullend op de rentesubsidie, die geactualiseerd wordt, steeds een kapitaalpremie toe omdat een bepaald steunvolume (gaande van 10 tot 40 %) nooit exact met rentesubsidie uitgeput kan worden. Wanneer de investeringen volledig gefinancierd worden met eigen middelen wordt de steun integraal onder vorm van een kapitaalpremie toegekend.
De kapitaalpremies worden in twee gelijke delen uitbetaald. De betaling van de eerste helft volgt op de controle van de investeringsbewijzen. De betaling van de tweede helft gebeurt één jaar na de eerste betaling. Een premie kleiner dan 1.000 € wordt in één keer uitbetaald.
Vanaf 1 januari 2008 bedraagt de totale gekapitaliseerde vestigingssteun maximaal 55.000 euro (cfr. omzendbrief 43). Het maximumbedrag is hetzelfde ongeacht de aard van het bedrijf of de concrete vestigingskosten. De vorm van de steun verschilt naargelang het een vestiging betreft als landbouwer-natuurlijke persoon (in een eenmanszaak of in een maatschap) of een vestiging als mandataris van een landbouwer-rechtspersoon.
Bij een vestiging als landbouwer-natuurlijke persoon heeft de steun de vorm van:
- Een vestigingspremie van maximaal 50 % op de eerste 50.000 euro aanvaardbare vestigingskosten;
- Een rentesubsidie op de aanvaardbare vestigingskosten die het bedrag van 50.000 euro overtreffen. De rentesubsidie bedraagt maximaal 4 % gedurende 10 jaar met 1 jaar vrijstelling van kapitaalaflossing. Deze vrijstelling is van toepassing op een bedrag dat afhankelijk is van
o Het maximumbedrag aan vestigingssteun onder vorm van rente-subsidie
o De periodiciteit
o De vrijstelling
o De actualisatievoet
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
De gekapitaliseerde waarde van de rentesubsidie bedraagt ten hoogste 30.000 euro en alleen vestigingskosten die gefinancierd worden met krediet bij een erkende bank komen in aanmerking voor steun.
Bij een vestiging als beherende vennoot, zaakvoerder, bestuurder of gedelegeerd bestuurder met de kwalificatie landbouwer van een landbouwer-rechtspersoon heeft de steun de vorm van:
- Een vestigingspremie van maximaal 50 % op de eerste 80.000 euro aanvaardbare vestigingskosten;
- Een rentesubsidie op de aanvaardbare vestigingskosten die het bedrag van 80.000 euro overtreffen. De rentesubsidie bedraagt maximaal 4 % gedurende 10 jaar met 1 jaar vrijstelling van kapitaalaflossing op een bedrag dat afhankelijk is van het maximumbedrag aan vestigingssteun onder vorm van rentesubsidie, de periodiciteit, de vrijstelling en de actualisatievoet.
48
De gekapitaliseerde waarde van de rentesubsidie bedraagt ten hoogste 15.000 euro en alleen vestigingskosten die gefinancierd worden met krediet bij een erkende bank komen in aanmerking voor steun.
Met lening Kapitaalpremie
Investering Rentesubsidie van maximaal 3 of 4%, al naargelang de aard van de investering, voor een periode tussen 5 en 15 jaar Zonder lening Kapitaalpremie
Met lening Vestigingspremie van max 50% op de eerste 50.000 euro vestigingskosten
Eenmanszaak of maatschap Rentesubsidie van maximaal 4% voor 10 jaar op een bepaald bedrag (max 30.000 euro)
Vestiging
max 55.000 euro
Zonder lening Vestigingspremie van max 50% op de eerste 50.000 euro vestigingskosten
Met lening Vestigingspremie van max 50% op de eerste 80.000 euro vestigingskosten
Vennootschap Rentesubsidie van maximaal 4%, gedurende 10 jaar op een vast te stellen bedrag (max 15.000 euro) Zonder lening Vestigingspremie van max 50% op de eerste 80.000 euro vestigingskosten
b. Overheidswaarborg
Als u een lening aangaat wil de bank er zeker van zijn dat u deze terugbetaalt. Daarom zal de bank waarborgen vragen zoals een hypotheek op uw woning of de persoonlijke borgstelling van de aanvrager of een derde persoon. Toch beschouwt de bank ook deze niet steeds als voldoende.
Vaak kunnen ondernemers geen toereikende zekerheden bieden voor de grote bedragen die ze willen lenen, waardoor de bank de aanvraag afkeurt. In dat geval kan de overheid borg staan voor een deel van de leensom. De overheid zorgt er dan voor dat de bank geen schade ondervindt als u de rente en aflossing niet kan betalen. U blijft natuurlijk aansprakelijk voor het geleende bedrag.
Landbouwers met een VLIF-rentesubsidie kunnen voor de kredieten een aanvullende bankborgstelling vragen. De overheid verwacht dan wel dat alle andere mogelijkheden zijn uitgeput. Voor de borgstelling moet een bijdrage betaald worden.
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
1.4. VLIF-STEUN VOOR NIET-LANDBOUWONDERNEMINGEN EN ONRENDABELE AGRARISCHE BEDRIJVEN
VLIF-subsidies kunnen in de regel enkel toegekend worden aan zuivere agrarische bedrijven. Toch bestaan er twee uitzonderingen:
- Sociale instellingen en consumentencoöperaties kunnen ondersteuning verkrijgen voor investeringen.
- Nieuwe groeperingen (bv. voor de gemeenschappelijke afzet van producten) maken kans op een startpremie.
- De agrovoedingssector (primaire verwerking van land- en tuinbouwproducten) wordt één keer per jaar opgeroepen om een subsidieaanvraag in te dienen voor recente
investeringen in innovatieve projecten, alternatieve energie,
49
energiebesparingen en leefmilieu. In 2009 werden 66 ingezonden dossiers goedgekeurd. Deze steun komt zowel uit de hoek van ELFPO(zie hoofdstuk 2) als uit het VLIF.
- Jonge landbouwers met liquiditeitsproblemen kunnen onder bepaalde voorwaarden tot 80% waarborg op hun overbruggingskredieten via het VLIF verkrijgen.
- De omkaderingssector van land- en tuinbouw (praktijkcentra10 en vergelijkbare instellingen) die bijdragen aan de ontwikkeling van de land- en tuinbouw of de activiteiten op agrarische bedrijven worden eveneens regelmatig opgeroepen om een steunaanvraag in te dienen. Indien de subsidies voor hun investeringen worden goedgekeurd komen deze volledig uit de VLIF-fondsen.
Voor meer details over deze specifieke ondersteuningsmogelijkheid kan u terecht op
Alle nodige documenten en contactgegevens voor VLIF-steunaanvragen kan u vinden bij het beleidsdomein Landbouw en Visserij op xxx.xxxxxxxxxx.xx/XXXX.
Indien u een bedrijf wenst over te nemen neemt u best de Handleiding voor bedrijfsovername in land- en tuinbouw (vestiging) van de Vlaamse Overheid door.
Indien ubesluit om VLIF-steunaantevragen, radenwijuaanomdegedetailleerde informatie en wetteksten door te nemen op xxx.xxxxxxxxxx.xx/XXXX. U kan eventueel contact opnemen met één van de buitendiensten voor bijkomende vragen. De contactgegevens vindt ueveneensopdewebsite.
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
10 Inpraktijkcentra worden nieuwevariëteiten, rassenentechniekenop hunwaardegetest. Daarmeezijndezeinstellingende laatste stapvan het onderzoeksproces envanonschatbaar belangom dekoplopersrolvande Vlaamselandbouw opvelevlakkente behouden. De Vlaamseoverheid begeleidt daarom deuitvoeringvanhet onderzoeksprogramma vandezeinstellingenenkomttusseninhunfinanciering.(Bron: Vlaamse Overheid
– Beleidsdomein Landbouw en Visserij – xxxx://xx.xxxxxxxxxx.xx/xxxxxx/xxxx/xxxxxxx.xxx?xxx000)
50
2. BEDRIJFSTOESLAG
Indien u nog nooit gehoord heeft van de term bedrijfstoeslag, klinken begrippen als rechtstreekse inkomenssteun, MTR-rechten, toeslagrechten, rechtstreekse EU-steun of Pijler I van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, u misschien wel bekend in de oren. Al deze zaken verwijzen in feite naar één en dezelfde subsidie, die veruit de grootste is waarop de Europese landbouwers beroep kunnen doen.
Bepaalde landbouwers, waaronder ook paardenhouders, ontvangen via de bedrijfstoeslagregeling rechtstreekse betalingen om hun inkomen op peil te houden. Deze worden gefinancierd vanuit Europa en aangestuurd door het Europees Gemeenschappelijk Landbouwbeleid – Pijler I (zie hoofdstuk 2). Rechtstreekse inkomenssteun is zeker niet nieuw. De maatregel bestaat al talrijke jaren om landbouwers te helpen het hoofd te bieden aan economisch moeilijke tijden en de steeds strengere eisen rondkwaliteit, veiligheid, milieu enzovoort.
2.1. ONTSTAAN
Rechtstreekse inkomenssteun bestaat al lang maar werd door de jaren heen een aantal keren omgevormd. Het huidige systeem staat bekend als de bedrijfstoeslagregeling. Deze werd bij de herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) in 2003 ingevoerd en vormt momenteel een belangrijke vorm van Europese landbouwsubsidies.
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
In het verleden subsidieerde Europa enkele welbepaalde gewassen. Indien een landbouwer tussen de periode 2000 en 2002 deze subsidiabele gewassen teelde, bekeek Europa hoeveel grond hij/zij toen gemiddeld bebouwde en hoeveel subsidie hiervoor verkregen werd. Op basis daarvan bepaalde men voor hoeveel grond deze landbouwer vanaf 2005 premies kon krijgen. Deze premies noemt men toeslagrechten (MTR). Het maakt niet meer uit hoeveel de landbouwer oogst en binnen bepaalde grenzen mag hij/zij zelfs kiezen wat er met de grond gebeurt. Men kijkt enkel naar de hoeveel grond die hij/zij ter beschikking heeft. Zo kan de landbouwer optimaal inspelen op de marktsituatie. Naast steun voor gewassen werden ook andere steunmaatregelen in de bedrijfstoeslag geïntegreerd, zoals de premie voor mannelijke runderen en de melkpremie.
2.2. VOORWAARDEN EN WERKWIJZE
Een paardenhouder die gebruik maakt van landbouwgrond komt in aanmerking voor bedrijfstoeslag. Er worden geen vereisten opgelegd met betrekking tot uw specifieke hippische activiteiten, uw arbeidsinkomen, uw beroep, het ras van uw paarden, ...
U dient wel aan onderstaande voorwaarden te voldoen:
51
a. U bezit toeslagrechten
Toeslagrechten kunnen tot op zekere hoogte vergeleken worden met nutriëntenemissierechten (NER): Enkele jaren geleden werd een bepaalde hoeveelheid toeslagrechten verdeeld onder de destijds in aanmerking komende landbouwers. Het aantal toeslagrechten is sindsdien constant gebleven. Er worden geen nieuwe toegekend.
Indien u geen toeslagrechten bezit zal u deze dus moeten aankopen van een landbouwer die bijvoorbeeld zijn activiteiten stopzetof terugschroeft. De rechten wordenonder andere te koop aangeboden in landbouwmagazines, vaak onder de vermelding “MTR-rechten te koop”. Verkopers mogen de prijs zelf bepalen.
Let wel, niet alle toeslagrechten zijn gelijkwaardig. Hun waarde wordt uitgedrukt in Euro/hectare. Sommige geven recht tot grotere subsidiebedragen dan andere. De kostprijs van die rechten zal dus hoger liggen. Gemiddeld komt het subsidiebedrag neer op een 400 euro per hectare.
De waarde van de toeslagrechten heeft enkel gevolgen voor het subsidiebedrag. De werkwijze en voorwaarden blijven dus dezelfde, onafhankelijk van de waarde van het toeslagrecht.
Opgelet!
Het is mogelijk dat de bedrijfstoeslagregeling in 2013 grondig herzien wordt. Eén van de aanpassingenzoukunnenzijndatmendewaardevanalletoeslagrechtengelijktrekt.
Hou hier rekening mee. U kan dit best bespreken wanneer u verder advies inwint bij de provinciale buitendienstenvande Administratie Landbouwen Visserij.
Iedereen die landbouwgrond in gebruik heeft kan toeslagrechten kopen. Ze kunnen enkel overgedragen worden via een standaardformulier dat u kan terugvinden op de website van Landbouw en Visserij (zie hieronder). Om dit te vervolledigen moet u een landbouwnummer invullen. Personen die er geen hebben zullen dat dus moeten aanvragen.
Er bestaan drie verschillende contracten:
- Formulier V1: Definitieve overdracht van toeslagrechten ZONDER gelijktijdige verkoop van grond
- Formulier V2: Definitieve overdracht van toeslagrechten MET gelijktijdige verkoop van grond
- Formulier V3: Tijdelijke overdracht van toeslagrechten MET gelijktijdige verhuur van grond
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
In dit laatste geval moet de grond gepacht worden. Een gewone verhuur komt niet in aanmerking. Het houden en zelfs het fokken van rijpaarden wordt overeenkomstig een vaststaande rechtspraak uitgesloten van het toepassingsgebied van de Pachtwet. Voor paardenhouders is het dus enkel in zeer zeldzame omstandigheden mogelijk om toeslagrechten tijdelijk over te nemen. Neem gerust contact met ons op voor meer informatie over de Pachtwet.
Opgelet!
De overdracht van de toeslagrechten gebeurt 6 weken na de indiening van het formulier en enkel indien de nieuweeigenaar opdie datumeen landbouwnummerheeften geregistreerd staat in het identificatiebestand van ALV-MIB (Agentschap voor Landbouw en Visserij | Afdeling Markt-en Inkomensbeheer).
52
Hou hier rekening mee. Toeslagrechten moeten immers jaarlijks aangevraagd worden via de verzamelaanvraag. Op de indiening van deze verzamelaanvraag staat een strenge deadline (rond 21 april). Als u de toeslagrechten nog niet in bezit heeft op die datum kan u de bijhorendesubsidievoordat jaar nietaanvragen.
Overdrachtformulieren voor toeslagrechten moeten dus uiterlijk 6 weken voor de voornoemdedeadlineingediendworden, zijnde rond 10 maart.
b. Indienen van een verzamelaanvraag
U kan de premie enkel ontvangen als u jaarlijks een verzamelaanvraag11 indient. Via deze verzamelaanvraag geven landbouwers aan de overheid te kennen weke percelen zij in gebruik hebben en welke bestemming ze krijgen in het huidige oogstjaar. Deze gegevens worden doorgegeven aan alle bevoegde instanties zoals de Vlaamse Landmaatschappij – De Mestbank (VLM) en de gemeenten die een belasting heffen op landbouwgrond.
Daarnaast kunnen via de verzamelaanvraag verschillende subsidies aangevraagd worden waaronder dus ook de bedrijfstoeslag.
De meeste landbouwers zijn verplicht om een verzamelaanvraag in te dienen. Indien u dat niet bent maar wel subsidies wil aanvragen kan u dit vrijwillig doen. Hiertoe zal u zich kenbaar moeten maken bij de overheid en een landbouwnummer moeten aanvragen. Iedereen die landbouwgrond gebruikt kan dat bekomen. Ook de gegevens van mensen die een vrijwillige aanvraag indienen worden doorgegeven aan de verschillende bevoegde instanties zoals de gemeenten en de VLM.
11Om deagrarischesector optimaal teondersteunen, hebbenverschillendeorganisaties binnende Vlaamseoverheidnoodaangegevensvan ondernemingenenparticulierenmetlandbouwpercelenin Vlaanderenof het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
Vanaf 2007 stuurt de Vlaamseoverheid jaarlijks eenzogenaamde verzamelaanvraag naarallebetrokkenen. Het Agentschapvoor Landbouw en Visserij ontvangtenverwerktdeverzamelaanvragen. Vervolgensverspreidt het Agentschapde relevante gegevens naarandere betrokken administraties zoals bijvoorbeeldde Vlaamse Landmaatschappij (VLM).
Niet iedereenmoet eenverzamelaanvraagindienen. Ubenthiertoeslechtsverplicht indienuaangifteplichtig bent inhetkadervan het Mestdecreet.U bentaangifteplichtig in hetkadervanhet Mestdecreetindienu:
• Eenmestproductievanaf 300 kg P2O5realiseert en/of
• 2 ha of meer Vlaamselandbouwgrondenin gebruik heeften/of
• Opeen Vlaamseoppervlaktevanaf 50 areeen gewasteeltopeengroeimedium (plantenvoedingsbodem die geenlandbouwgrondis) Buiten deaangifteplicht inhet kadervanhet Mestdecreet doetdeverzamelaanvraagookdienstalsaanvraagvoorde hierondervermelde steunmaatregelen(Klik opdetekstvoormeerinformatie):
• Debedrijfstoeslagregeling metactiveringvantoeslagrechten(rechtstreekse inkomenssteunaan delandbouwers), beheerd doorhet AgentschapvoorLandbouw enVisserij
• Agromilieuverbintenissen, beheerd doorhetAgentschapvoorLandbouw enVisserij
• Beheerovereenkomsten, beheerddoor deVlaamseLandmaatschappij
• Inkomenscompensatieof onderhoudssubsidie bij hetbebossenvanlandbouwgrondeninbeheerbij hetAgentschapvoorNatuuren Bos
• …
Om aanspraak tekunnenmakenmoetdeaanvragerzichalslandbouwerkenbaargemaakthebbenbij het Agentschapvoor Landbouw en Visserij, overde nodige rechtenbeschikkenen/of voldoenaanspecifiekevoorwaarden. Neem gerust contactopmet onsof methet Agentschap voor Landbouw en Visserij voormeerinformatieoversubsidies. Gedetailleerde enrecenteinformatieoverdeverzamelaanvraagkanuookvinden op xxx.xxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxx/xxxxxxxxxxxxxxxx.
53
c. De landbouwgronden die u gebruikt en de bestemming die u eraan geeft komen in aanmerking voor de activering van toeslagrechten
Om een toeslagrecht te activeren moet u een overeenkomstige hoeveelheid grond in gebruik hebben. U heeft ongeveer 1 hectare landbouwgrond nodig om 1 toeslagrecht te activeren. Let wel, de grond moet in landbouwzone liggen en bovendien goed bruikbaar zijn voor landbouwdoeleinden. Zaken als middenbermen of kleine stukjes grasland aan op- en afritten van autostrades worden niet aanvaard.
In de verzamelaanvraag zal u moeten aangeven welke toeslagrechten u aan welke hectaren grond wil koppelen. Deze koppeling is niet genoeg. U zal ook moeten aangeven wat u met die grond gedaan heeft gedurende het laatste oogstjaar. Niet alle bestemmingen worden immers aanvaard. Bij het verzenden van de verzamelaanvraag voegt de overheid steeds een uitgebreid toelichtingdocument toe. Hierin vindt u een overzicht van de subsidiabele teelten. U kijkt daarvoor bij de bijlagen in de tabel met hoofdteelten. Indien er in de kolom “Hoofdteelten A” een kruisje staat betekent dit dat er met die bepaalde teelt toeslagrechten geactiveerd kunnen worden. Een graasweide voor paarden, die al dan niet gehooid wordt, komt momenteel in aanmerking, evenals akkers waarop courante paardenvoedergewassen zoals suikerbieten, voederbieten, maïs en haver geteeld worden. De lijst wordt jaarlijks aangepast. Hou deze dus goed in het oog.
d. U leeft de randvoorwaarden na
In ruil voor de ondersteuning verwacht de EU dat de ontvangers de zogenaamde randvoorwaarden naleven op het gebied van:
- Volksgezondheid
- Diergezondheid en gezondheid van planten
- Dierenwelzijn
- Normen voor het in stand houden van de landbouwgronden in goede landbouw- en milieuconditie
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
Opdat landbouwers, en dus ook paardenhouders, zich optimaal kunnen informeren over het naleven van deze randvoorwaarden riep de Vlaamse overheid het Bedrijfsadviessysteem (BAS) in het leven. Dit is een subsidie die het mogelijk maakt om financieel voordelig bedrijfsadvies in te winnen. Xxxx hier meer over in punt 3 van dit hoofdstuk.
Hiernaast dient u goede landbouw- en milieucondities na te streven en het areaal aan blijvend grasland op pijl te houden.
Opgelet!
Indien u uw toeslagrechten twee opeenvolgende jaren niet gebruikt gaan deze definitief verloren. Ditkanbijvoorbeeldhetgevalzijnindienumeerrechtenbezitdanulandbouwgrond in gebruik heeft. De niet-opgeëiste bedragen gaan naar een nationaal reserve voor jonge landbouwers.
54
2.3. SOORTEN TOESLAGRECHTEN
Er bestaan 2 soorten toeslagrechten:
- Gewone toeslagrechten: Om deze te activeren moet de landbouwer subsidiabele gronden in gebruikhebben. Dit zijn gronden waarop ook subsidiabele gewassen geteeld worden.
- Speciale toeslagrechten: Speciale toeslagrechten werden verleend aan landbouwers die bij de ontkoppeling geen gronden in gebruik hadden maar wel een premie ontvingen tijdens de referentieperiode. Deze speciale toeslagrechten werden ook verleend aan landbouwers die recht hadden op veel subsidies in verhouding met hun oppervlakte. Ze kunnen geactiveerd worden als men een minimum aantal dieren houdt of door gronden aan te geven. Indien men speciale toeslagrechten met gronden activeert, worden ze omgevormd tot gewone toeslagrechten. De omzetting is niet omkeerbaar, dus vanaf dat moment blijven het ook gewone toeslagrechten die niet meer omgezet kunnen worden in speciale toeslagrechten.
2.4. CONTROLE
Om de naleving van de voorwaarden na te gaan voert de overheid jaarlijks controles uit bij personen die bedrijfstoeslag ontvangen.:
- 1 procent van de dossiers wordt gecontroleerd op de correcte naleving van de randvoorwaarden
Bedrijfstoeslag behoort tot de taken van de afdeling Markt- en Inkomensbeheer van het Agentschap voor Landbouw en Visserij. Meer informatie vindt u bij de op xxx.xxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxx.Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx:
>Subsidies>Bedrijfstoeslag
Omtrent het bekomen van toeslagrechten kan u meer te weten komen via dezelfde website. Uklikt danoponderstaandelinks:
>Mijnbedrijf>Rechtenen quota>Toeslagrechten
Alvorens stappen te ondernemen neemt u best eerst contact op met de provinciale buitendienstvandeadministratie Landbouwen Visserij inuwregio:
Markt- en Inkomensbeheer Vlaams-Brabant | Ellipsgebouw (gelijkvloers) - Xxxxxx Xxxxxx XX- Xxxx 00, xxx 00 - 0000 Xxxxxxx | Tel. 00 000 00 00 | Fax 00 000 00 00 | Xxxxxx Xxx xxx Xxxxxxx,ingenieur|e-mail: xxx.xxxxxxxxxxxxx@xx.xxxxxxxxxx.xx
Markt- en Inkomensbeheer Antwerpen | Vlaams Administratief Centrum - Lange
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
- Bij 5 procent gaat men de in de verzamelaanvraag opgenomen percelen opmeten en nagaan of ze daadwerkelijk de bestemming kregen die opgegeven werd
Markt- en Inkomensbeheer Limburg | Vlaams Administratief Centrum (Blok A, niveau 2) - Xxxxxxxx Xxxxxxxxxx 00 xxx 0 - 0000 Xxxxxxx | Tel. 000 00 00 00 | Fax 000 00 00 00 | Lieve Put,ingenieur|e-mail: xxx.xxxxxxx@xx.xxxxxxxxxx.xx
Markt- en Inkomensbeheer Oost-Vlaanderen | Xxxxxxxxxxxx Xxx Xxxxxxxxxxxxxx 00 - 0000 Xxxxxxxxx | Tel. 00 000 00 00 | Fax 00 000 00 00 | Xxxxxxx Xxxxxxx, ingenieur | e-mail: xxx.xxxxxxxxxxxxxx@xx.xxxxxxxxxx.xx
Markt- en Inkomensbeheer West-Vlaanderen | Xxxxx Xxxxxxxxxxx 0 - 0000 Xxxxxx | Tel. 000 00 00 00 | Fax 000 00 00 00 | Xxxxxx Xxxxxxx, ingenieur | e-mail: xxx.xxxxxxxxxxxxxx@xx.xxxxxxxxxx.xx
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
3. BEDRIJFSADVIESSYSTEEM(BAS)
Landbouwers die beroep willen doen op bedrijfstoeslag (zie hoofdstuk 3 deel 2) of PDPOII-steun (bv. Plattelandsontwikkeling – hoofdstuk 2, Agromilieumaatregelen – hoofdstuk 3, Beheersovereenkomsten – hoofdstuk 4, …) moeten de zogenaamde randvoorwaarden naleven om in aanmerking te komen. Opdat zij zich voldoende zouden kunnen informeren over deze randvoorwaarden, riep de Europese Unie een verplichte maatregel in het leven die aanleiding gaf tot het Vlaamse Bedrijfsadviessysteem (BAS).12 Zoals de benaming al doet vermoeden, zorgt de subsidie BAS ervoor dat land- en tuinbouwers financieel voordelig advies kunnen inwinnen rond hun bedrijfswerking. Dit beperkt zich niet tot de randvoorwaarden (zoals het naleven van de richtlijnen met betrekking tot milieu, volksgezondheid, dierengezondheid, identificatie van dieren). Ook over de verhoging van de bedrijfsveiligheid en de optimalisatie van de bedrijfsvoering kan de ondernemer iets bijleren.
De Vlaamse overheid werkt hiervoor samen met privéadviesdiensten, erkend op basis van hun ervaring, vakkennis, technische en administratieve uitrusting en betrouwbaarheid. De adviesonderdelen worden thematisch opgesplitst in 5 modules:
- Module 1 – milieu, goede landbouw- en milieuconditie (randvoorwaarden): Advies over de goede landbouw- en milieuconditie, de vogel-, habitat-, grondwater-, zuiveringsslib- en nitratenrichtlijn
- Module 2 – planten- en volksgezondheid (randvoorwaarden): Advies over de plantaardige component van de verordening voor de levensmiddelenwetgeving en over de richtlijn gewasbeschermingsmiddelen
- Module 3 – dierengezondheid en -welzijn en volksgezondheid (randvoorwaarden): Advies over de toepassing op bedrijfsniveau van de verordeningen en richtlijnen rond volksgezondheid en dierengezondheid (registratie, identificatie,...) inbegrepen de kennisgeving van ziekten en aspecten van dierenwelzijn
- Module 4 – arbeidsveiligheid: Advies over een aantal aspecten inzake arbeidsveiligheid op het landbouwbedrijf (ongevallen met dieren en machines, gevaarlijke producten, rugklachten, risicobeheer, elektriciteit, brandveiligheid, …)
- Module 5 – bedrijfsoptimalisatie: Advies over bedrijfseconomische en milieukundige parameters en eventueel over de vermarkting van de voortgebrachte producten
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
o Submodule 5.1 – bedrijfseconomische en milieukundige parameters: De landbouwer houdt een jaar lang bedrijfseconomische en milieukundige parameters bij door het voeren van een aangepaste bedrijfseconomische boekhouding. Op basis van deze parameters wordt advies gegeven met als doel de bedrijfsvoering te verbeteren. Bij het advies hoort ook een anonieme vergelijking met de parameters van gelijkaardige bedrijven.
o Submodule 5.2 – vermarktingsadvies: Het vermarktingsadvies bestaat uit een SWOT- analyse (sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen van het bedrijf wat de voortgebrachte producten betreft), een consumentenanalyse inzake eisen gesteld aan de producten en een uitwerking van de marketingmix.
Om aanspraak te kunnen maken op de subsidies moeten modules 1, 4 en 5.1 verplicht gevolgd worden. Modules 2 en 3 zijn enkel verplicht als er aan plantaardige, of respectievelijk dierlijke, productie wordt gedaan op het bedrijf.
12 De Subsidie Bedrijfsadviessysteem valt onder As 1 vanhet PDPO II. Hierover leest umeerin hoofdstuk 2.
Module 5.2 is steeds optioneel. Er moet met andere woorden altijd een gedeelte over de randvoorwaarden gevolgd worden.
Om in aanmerking te komen voor deze subsidie moet u daarnaast land- of tuinbouwbedrijfshoofd te zijn. Dit is ruim gedefinieerd de natuurlijke of rechtspersoon die een land- of tuinbouwbedrijf uitbaat.13
De land- of tuinbouwer die een subsidie wil aanvragen in het kader van het bedrijfsadviessysteem meldt zich via een aanvraagformulier bij het Agentschap voor Landbouw en Visserij. U krijgt 2 jaar de tijd om het advies in te zamelen en de nodige facturen en betalingsbewijzen in te dienen. De subsidie bedraagt maximaal 80% van de advieskosten en zal nooit hoger zijn dan 1500 euro. Voor een volgende aanvraag is er een beperking van de tussenkomt tot 40 procent van de advieskosten, met een maximum van 750 euro. Een vervolgadvies zal normaliter ook minder omvattend zijn. Tussen de datum van ondertekening van twee opeenvolgende bedrijfsadviessysteem- aanvraagformulieren dient minstens een periode van drie jaar te zitten.
Meer informatie en een lijst van erkende adviesdiensten valt te raadplegen bij de subsidies op
xxx.xxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxx/XXX.
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
13 Besluit Vlaamse Regering Bedrijfsadviessysteem 17/11/2006
58
4. AGROMILIEUVERBINTENISSEN
Zoals u leest in hoofdstuk 2 schenkt het Europees Gemeenschappelijk Landbouwbeleid niet enkel aandacht aan het landbouwen an sich maar ook aan het platteland waarop agrarische activiteiten worden uitgevoerd. Deze pijler binnen het Europese Landbouwbeleid wordt het Europees Plattelandsbeleid genoemd. De eisen en steunmaatregelen die hierin beschreven worden, vertaalde Vlaanderen in een Vlaams Programmadocument voor Plattelandsontwikkeling (PDPO II). Dit moet het Vlaamse platteland op een duurzame manier helpen ontwikkelen aan de hand van richtlijnen en steunmaatregelen. Volgens het PDPO II dragen milieuvriendelijke landbouwproductiemethoden bij tot de duurzame ontwikkeling van het platteland. Daarom riep de Vlaamse Overheid de subsidie Agromilieumaatregelen in het leven.14 Landbouwers die hun gronden volgens welbepaalde milieuvriendelijke standaarden bewerken of beplanten, krijgen hiervoor een vergoeding.
Er bestaan 2 soorten Agromilieumaatregelen namelijk:
- Agromilieuverbintenissen: Af te sluiten met het Agentschap voor Landbouw en Visserij van de Vlaamse Overheid
- Beheersovereenkomsten: Af te sluiten met de Vlaamse Landmaatschappij(VLM)
De beheersovereenkomsten komen aan bod in hoofdstuk 4. In dit hoofdstuk bespreken we enkel de Agromilieuverbintenissen. Er bestaan 4 soorten:
- Mechanische onkruidbestrijding
- Bedrijfseigen teelt van plantaardige eiwitbronnen
- Milieuvriendelijke sierteelt
- Biologische landbouw
Landbouwers geven zich via de verzamelaanvraag op voor deze programma’s.15 Zij moeten zich vijf opeenvolgende jaren aanalle voorwaarden houden om de gedurende die periode jaarlijkse subsidies te ontvangen.
14 De Agromilieumaatregelenvallenonder Astweevan het PDPOII. Hierover vindt umeerinformatiein hoofdstuk 2. Ze wordenook weleens “hectaresteun” genoemd.
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
15 Om deagrarischesector optimaal teondersteunen, hebbenverschillendeorganisaties binnende Vlaamseoverheidnoodaangegevensvan ondernemingenenparticulierenmetlandbouwpercelenin Vlaanderenof het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Vanaf 2007 stuurt de Vlaamseoverheid jaarlijks eenzogenaamde verzamelaanvraag naarallebetrokkenen. Via de documentendiezij ontvangen kunnenzeallenodigeinformatie inéén pakketaan het Agentschapvoor Landbouw en Visserij bezorgen. Het Agentschapverspreidt vervolgensde relevante gegevensnaaranderebetrokkenadministratieszoalsbijvoorbeeld de Vlaamse Landmaatschappij (VLM).
Niet iedereenmoet eenverzamelaanvraagindienen. Ubenthiertoeslechtsverplicht indienuaangifteplichtig bent inhetkadervan het Mestdecreet.U bentaangifteplichtig in hetkadervanhet Mestdecreetindienu:
• Eenmestproductievanaf 300 kg P2O5realiseert en/of
• 2 ha of meer Vlaamselandbouwgrondenin gebruik heeften/of
• Opeen Vlaamseoppervlaktevanaf 50 areeen gewasteeltopeengroeimedium (plantenvoedingsbodem die geenlandbouwgrondis) Buiten deaangifteplicht inhet kadervanhet Mestdecreet doetdeverzamelaanvraagookdienstalsaanvraagvoorde hierondervermelde steunmaatregelen(Klik opdetekstvoormeerinformatie):
• Debedrijfstoeslagregeling metactiveringvantoeslagrechten(rechtstreekse inkomenssteunaan delandbouwers), beheerd doorhet AgentschapvoorLandbouw enVisserij
• Agromilieuverbintenissen, beheerd doorhetAgentschapvoorLandbouw enVisserij
• Beheerovereenkomsten, beheerddoor deVlaamseLandmaatschappij
• Inkomenscompensatieof onderhoudssubsidie bij hetbebossenvanlandbouwgrondeninbeheerbij hetAgentschapvoorNatuuren Bos
• …
Om aanspraak tekunnenmakenmoetdeaanvragermoetzichalslandbouwer kenbaargemaakthebbenbij het Agentschapvoor Landbouw en Visserij, overde nodige rechtenbeschikkenen/of voldoenaanspecifiekevoorwaarden. Neem gerust contactopmet onsof methet Agentschap
59
4.1. MECHANISCHE ONKRUIDBESTRIJDING
Voor gronden waarop onkruid uitsluitend op mechanische wijze bestreden wordt, kunnen landbouwers een subsidie van 250 euro per hectare verkrijgen.
Deze steun geldt voor alle openluchtteelten uitgezonderd graslanden, grasklaver, bebossing en beschutte teelten. De landbouwer kan deze enkel aanvragen voor percelen gelegen in Vlaanderen en moet de mechanische onkruidbestrijding op minimaal 0,5 hectare werkelijk verbouwde oppervlakte toepassen. De verdelging mag zowel met eigen machines als via loonwerk gebeuren. Gebruik van herbiciden en bodemontsmettingsmiddelen is uit den boze. Onder bepaalde voorwaarden komt elke land- of tuinbouwer, zowel in hoofdberoep als in nevenberoep, in aanmerking.
Ook paardenhouderijen die hun gronden beplanten kunnen beroep doen op deze subsidies indien aan de voorwaarden voldaan wordt.
4.2. BEDRIJFSEIGEN TEELT VAN PLANTAARDIGE EIWITBRONNEN/VLINDERBLOEMIGEN
Voor de teelt van vlinderbloemige gewassen (grasklavermengsels, luzerne of rode klaver) kan een jaarlijkse subsidie van 275 euro per ha ontvangen worden. Deze steunmaatregelwordt ook wel de subsidie voor grasklaver genoemd.
Ze geldt enkel voor landbouwers, zowel in hoofdberoep als in nevenberoep, die een veeteeltbedrijf uitbaten met herkauwers die bij SANITEL/SANITRACE geregistreerd zijn. De percelen moeten in Vlaanderen liggen en de totale werkelijk beteelde oppervlaktemoet minimum 0,5 ha bedragen.
Indien u enkel paarden heeft, kan u geen beroep doen op deze subsidies. Gemengde bedrijven met zowel paarden als herkauwers komen wel in aanmerking.
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
4.3. MILIEUVRIENDELIJKE SIERTEELT
De sierteler die gedurende 5 opeenvolgende jaren door registratie en planning het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen optimaliseert en vermindert, kan hiervoor een jaarlijkse subsidie ontvangen. Deze steunmaatregel heeft enkel betrekking op de sierteelt of op combinatiebedrijven.
voor Landbouw en Visserij voormeerinformatieoversubsidies. Gedetailleerde enrecenteinformatieoverdeverzamelaanvraag kanuookvinden op xxx.xxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxx/xxxxxxxxxxxxxxxx.
60
4.4. GROENBEDEKKING
Landbouwers in hoofd- en nevenberoep die 5 jaar lang minstens 1 hectare Vlaamse weiden inzaaien met groenbedekking (klaver, raaigras, snijrogge, zomerhaver, …) kunnen daar een jaarlijkse subsidie van 50 euro per hectare voor verkrijgen. Het perceel mag dan enkel geoogst worden, niet begraasd. Momenteel worden er geen nieuwe vijfjarige verbintenissen meer gesloten maar het is niet uitgesloten dat deze steunvorm in de toekomst weer in het leven geroepen wordt.
Ook paardenhouderijen en combinatiebedrijven die groenbedekking inzaaien (om bijvoorbeeld hun paarden mee te voederen tijdens de winter) kunnen beroep doen op deze subsidies indien zij aan de voorwaarden voldoen.
4.5. BIOLOGISCHE PRODUCTIEMETHODE
Landbouwers in hoofd- en bijberoep die volgens debiologische productiewijze produceren, kunnen al naargelang de hoeveelheid gronden die ze bezitten en het aantal dieren per hectare jaarlijkse subsidies verkrijgen. Zij volgen hiervoor de bepalingen van Verordening (EG) nr. 2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen. Daarin staat onder andere vermeld dat een erkend controleorgaan jaarlijkse evaluaties maakt van het biobedrijf in kwestie.
Met betrekking tot de paardenwereld zijn het voornamelijk de melkerijen die hierop beroep kunnen doen.
4.6. WERKWIJZE
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
Zoals eerder vermeld, geven landbouwers zich via de verzamelaanvraag op voor deze programma’s. Zij moeten zich vijf opeenvolgende jaren aan alle voorwaarden houden om gedurende die periode jaarlijkse steun te ontvangen. De Agromilieuverbintenissen worden beheerd door de dienst Markt- en Inkomensbeheer van het Agentschap Landbouw en Visserij.
Meer informatie en een overzicht van de voorwaarden valt te raadplegen bij de subsidies op
xxx.xxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxx.Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx:
<Subsidies<Agromilieumaatregelen
61
5. OMSCHAKELINGSPLANNEN EN BEDRIJFSBEGELEIDING BIO-LANDBOUW
“Biologische landbouw is een uitgesproken vorm van duurzame landbouw. Het is een milieuvriendelijke productiemethode die veel aandacht besteedt aan de samenhang tussen plant, dier, mens en omgeving. In de biologische landbouw staan bodemvruchtbaarheid en milieu centraal. Een ruime vruchtwisseling, gebruik van groenbemesters en organische bemesting zijn typische kenmerken. In de veeteelt ligt de nadruk op dierenwelzijn, preventieve gezondheidszorg en biologisch geteeld veevoeder. Het gebruik van chemisch -synthetische bestrijdingsmiddelen, kunstmest, chemische toevoegingen in veevoeder, groeistimulatoren, hormonenengenetischgemodificeerdeorganismen(GGO’s) zijn strikt verbodeninbio.”
(ActieplanBiologischeLandbouwII–2003)
Omdat de biologische landbouw een schoolvoorbeeld is van duurzaam ondernemen in de agrarische sector, ondersteunt de Vlaamse Overheid bedrijven die willen omschakelennaar deze productiemethode.
Bio-producten kenden de laatste jaren een sterke opmars. Ook bijvoorbeeld paardenmelkerijen en ondernemingen met slachtpaarden kunnen hierop inspelen. Starten met biologische productie is daarentegen niet eenvoudig. De landbouwer komt voor heel wat organisatorische uitdagingen te staan.
De Vlaamse overheid wil de drempel voor omschakeling verlagen en de biologische productie maximale slaagkansen bieden. Daarom betaalt zij éénmalig een gedeelte van de kosten terug als de landbouwer in één van onderstaande programma’s stapt:
- Opstellen van een bedrijfsontwikkelingsplan: Door een realistisch omschakelingsplan op te stellen, kan de kandidaat-biolandbouwer de mogelijkheden van het toekomstige bedrijf goed inschatten en aldus beslissen om al dan niet over te schakelen naar de biologische productiemethode.
- Bedrijfsbegeleiding bij omschakeling: Dankzij begeleiding op maat krijgt de landbouwer een houvast bij de effectieve omschakeling en wordt hij/zij doorheen de eerste moeilijke periode geloodst.
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
Om de kwaliteit van de voorlichting en begeleiding te garanderen worden enkel programma’s van erkende centra gesubsidieerd.
5.1. HET BEDRIJFSONTWIKKELINGSPLAN
Om een idee te geven van wat een omschakeling naar de biologische productiemethode voor uw bedrijf zou betekenen, biedt de Vlaamse overheid een subsidie aan voor het opstellen van een bedrijfsontwikkelingsplan of omschakelingsplan. Dit is een document op maat van uw bedrijf dat u kan helpen beslissen om al dan niet over te schakelen. Hetbevat minstens:
- De voorbereiding
- Uw interesses en verwachtingen
- De structurele en financiële kansen van uw bedrijf
62
- De uitwerking
- De noodzakelijke stappen bij de start of de omschakeling
- Analyse van de nodige aanpassingen, knelpunten en haalbaarheid
- De invulling van het productieplan in de eerste jaren
- De arbeidsbehoefte
- Een bedrijfseconomisch overzicht van onder andere
o De nodige bedrijfsstructurele aanpassingen
o De aan te kopen machines
o De vereiste aanpassing van de stallen
o De gemiddelde opbrengst per teelt per eenheid
o Het te verwachten arbeidsinkomen
o De afzetmogelijkheden
Wie komt in aanmerking?
- Kandidaat-landbouwers
- Gangbare landbouwers
- Landbouwers die niet langer dan 2 jaar geleden omgeschakeld zijn
Per bedrijf kan slechts één keer een vergoeding voor een bedrijfsontwikkelingsplan worden aangevraagd. Deze dekt een gedeelte van de kosten en bedraagt 868 euro per onderneming. Landbouwers die deze subsidie aanvragen worden uiteraard niet verplicht om daadwerkelijk over te schakelen op de biologische productiemethode.
5.2. BEDRIJFSBEGELEIDING BIJ OMSCHAKELING
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
Om de biologische landbouw maximale slaagkansen te geven, biedt de Vlaamse overheid een subsidie aan voor bedrijfsbegeleiding. Hierin zijn minimaal drie bedrijfsbezoeken per jaar inbegrepen. Een degelijke bedrijfsbegeleiding omvat een bespreking van de huidige bedrijfsvoering, een knelpuntenanalyse en een suggestielijst van mogelijke oplossingen:
- Plantaardige productie: Variëteitenkeuze, onkruid- en ziektebestrijding, bemesting, invulling van de arbeidsbehoefte, teeltrotatie, oogstwijze en opslag van de geoogste producten, kwaliteit en prijzen van de verkochte producten, verkoopskanalen, bedrijfseconomische resultaten en mogelijke wijzigingen van het assortiment
- Dierlijke productie: Aankoop dieren en fokbeleid, kostprijs en kwaliteit aangekochte en zelf geproduceerde voedermiddelen en gebruikte voedertechnieken, ziektebestrijding, stalling van de dieren en klimaatregeling, invulling arbeidsbehoefte, afzetkanalen, kwaliteit en afzetprijzen en bedrijfseconomische resultaten
Wie komt in aanmerking?
- Landbouwers in omschakeling
- Biologische landbouwers
Per landbouwer kan gedurende maximaal vijf jaar beroep gedaan worden op een vergoeding voor bedrijfsbegeleiding. Deze dekt een gedeelte van de kosten en bedraagt jaarlijks 496 euro.
5.3. WERKWIJZE
Indien u zich interesseert in één van deze subsidiemaatregelen, contacteert u een erkend centrum voor bedrijfsbegeleiding in de biologische landbouw. Enkel de door de Vlaamse overheid erkende centra komen in aanmerking.
Indien u aan de vereisten voor vergoeding voldoet, kan u een overeenkomst aangaan met een erkend centrum. Landbouwers die in aanmerking komen, hebben recht op een korting van 868 euro voor een bedrijfsontwikkelingsplan en een kostenreductie van 496 euro per jaar voor bedrijfsbegeleiding. De landbouwer moet zelf geen subsidies aanvragen maar krijgt de korting meteen. Het is immers het voorlichtingcentrum dat de subsidie aanvraagt bij de overheid.
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
De Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling voert de nodige kwaliteits- en administratieve controles uit. Indien u gebruik maakt van deze subsidiemaatregel, gaat u akkoord met deze controle. Alle wetten op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer worden hierbij gevrijwaard.
Deze steunmaatregelen vallen onder de bevoegdheid van de afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling – Biologische Landbouw van het Departement Landbouw en Visserij. Meer informatie en een lijst van erkende begeleidingscentra valt te raadplegen op xxx.xxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxx. Klik vervolgensopdetab Bio.
Hiervindtueveneensenkelevoorbeeldmodellenterugvanhetbedrijfsontwikkelingsplan.
6. SUBSIDIE CONTROLEKOSTEN BIOLOGISCHE LANDBOUW
Biolandbouwers, waaronder bijvoorbeeld bepaalde paardenmelkerijen, worden door de overheid gecontroleerd om te verzekeren dat hun activiteiten voldoen aan de biologische productiemethoden en hun producten van hoge biokwaliteit zijn.
Vlaanderen stelt hoge eisen aan de verplichte inspectie. Dit betekent dat deze controlekosten erg hoog liggen. Om enerzijds de kwaliteitsgaranties te behouden, maar anderzijds de Vlaamse biologische marktdeelnemers niet langer de meerkost te laten dragen, kende Vlaanderen aanvankelijkeen subsidie toe.
Kortweg konden alle gecontroleerde producenten, bereiders, verdelers van bulkproducten en invoerders een onmiddellijke korting op hun controlefactuur krijgen. Deze bedroeg 250 euro per marktactiviteit en was maximaal even hoog als de controlekost.
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
In 2010 ondergaat deze maatregel een transformatie. Het is nog niet duidelijk hoe de subsidie er in de toekomst uit zal zien. Voorlopig is deze niet beschikbaar.
Meer informatie over de voorwaarden en werkwijze vindt u bij de afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling van het Departement Landbouw en Visserij. U kan ook een kijkje nemenop xxx.xxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxx.Xxxx vervolgensopdetabBio.
7. ZORGBOERDERIJEN:SUBSIDIE VOOR DE ZORG EN ACTIVERING VAN
Zorgvragers op Land- of Tuinbouwbedrijven
Vlaanderen kent een rijke traditie in het opnemen van één of andere vorm van zorg op het landbouwbedrijf. Een halve eeuw geleden was er op een groot gedeelte van de agrarische ondernemingen een zorgvrager aanwezig. Onder meer door de intensivering, specialisatie en mechanisatie is deze traditionele taak van de landbouw stilaan verdwenen. Een groot gedeelte van de arbeidstaken kan de zorgvrager immers niet meer uitvoeren.
In deze huidige context kan de landbouwer moeilijk ruimte maken voor zorgvragers, tenzij louter uit idealisme. Het bedrijfshoofd heeft immers een meer dan fulltime taak met het management en de uitvoering van landbouwwerkzaamheden. Indien er nog extra aandacht besteed moet worden aan een zorgvrager, gaat dat ten koste van andere dringende taken. Het rendement van de zorgvrager ligt daarenboven altijd lager dan dat van een gewone arbeidskracht. . De quasi permanente begeleiding door iemand op het landbouwbedrijf is noodzakelijk, waardoor het netto-saldo zelden positief zal zijn.
Een vergoeding voor het opnemen van de zorgfunctie binnen het landbouwbedrijf is dan ook sociaal en maatschappelijk meer dan verantwoord. Om de landbouwers die deze diversificatie-activiteit uitbouwen te ondersteunen in hun voortrekkersrol, wordt een deel van de inkomstenderving vergoed die gepaard gaat met het verstrekken van deze zorg.
Er bestaan meerdere subsidies voor het inzetten van zorgvragers op landbouwbedrijven. De opvang van zorgvragers komt bijvoorbeeld ook in aanmerking voor VLIF-steun (zie punt 1 van dit hoofdstuk). Dit hoofdstuk behandelt enkel de steunmaatregel uitgewerkt in het besluit van de Vlaamse regering van 14 oktober 2005 betreffende de toekenning van subsidies voor de zorg en activering van zorgvragers op land- of tuinbouwbedrijven. De VLIF-steun staat volledig los van de regeling hier besproken. Beide subsidies kunnen wel gecombineerd worden.
7.1. VOORWAARDEN
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
Enkel land- of tuinbouwers in hoofd- of nevenberoep komen in aanmerking voor de subsidie voor de zorg en activering van zorgvragers op land- of tuinbouwbedrijven. Men hanteert hierbij de normen van het VLIF (zie punt 1 van dit hoofdstuk): De landbouwer mag een natuurlijke persoon of een vennootschap zijn en is aangesloten bij een sociale kas voor zelfstandigen. De aanvrager betaalt bijdragen aan het sociale zekerheidsstelsel van de zelfstandigen op basis van zijn of haar beroepsinkomsten en het Bestuur der Directe Belastingen van de Federale Overheidsdienst is op de hoogte van de beroepsinkomsten uit zijn of haar landbouwactiviteiten. Er worden tenslotte strikte eisen gesteld aan arbeidstijd en inkomsten:
- De aanvrager moet 50% van zijn of haar totale arbeidstijd spenderen aan zijn landbouwonderneming. Dit betekent bijvoorbeeld dat deze persoon niet meer dan halftime tewerk gesteld kan zijn.
- Op de belastingsbrief moet aangetoond worden dat 35% van zijn of haar beroepsinkomsten uit landbouw gewonnen wordt.
- Van deze 35% moet 50% uit de zuivere landbouw komen. Zoals hierboven aangehaald geldt slechts een beperkt aantal paardenactiviteiten als zuivere landbouw (paardenfokkerij, hengstenhouderij, productie van paardenmelk, africhten van zelfgefokte veulens en slachtdieren). Zuivere landbouw die niets met paarden te maken heeft geldt natuurlijk ook.
- Van deze 35% mag bijgevolg maximaal 50% uit landbouwdiversificatie komen waaronder: exploitatie van een paardenpension of KI-centrum, hoevetoerisme, thuisverkoop van hoeveproducten ...
Daarnaast moet de voorziening waarmee de zorgboerderij-overeenkomst wordt afgesloten voldoen aan één van de volgende voorwaarden :
- De voorziening is erkend door de Vlaamse Gemeenschap met uitzondering van organisaties die actief zijn op het vlak van medisch verantwoord sporten en kinderopvang.
- De voorziening is een gemeenschapsinstelling voor bijzondere jeugdbijstand.
- De voorziening is een centrum voor leerlingenbegeleiding. Enkel jongeren die ten minste het eerste leerjaar van de eerste graad van het secundair onderwijs aangevat hebben en van wie de begeleiding door de CLB's kadert in het remediëren van problematische afwezigheden kunnen zorgvrager zijn in het kader van de zorgboerderij-overeenkomst.
Indien de voorziening niet voldoet aan deze voorwaarden, kan een aanvraag tot erkenning van de voorziening ingediend worden bij de adviescommissie zorgboerderijen.
7.2. STEUNHOEVEELHEID
Indien de landbouwer of medewerker zelf instaat voor de zorg en activering van de zorgvrager ontvangt deze een subsidie van 40 euro per dag. Als de landbouwer enkel zijn bedrijfsinfrastructuur ter beschikking stelt, bedraagt de subsidie 15 euro per dag
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
Het maximale subsidiebedrag per dag is 40 euro, ongeacht het aantal zorgvragers aanwezig op het bedrijf. Enkel opvang overdag komt in aanmerking. Een dag is een periode van minstens 6 uur overdag. Een halve dag is een periode van minstens 3 uur overdag. Per dag mogen er op het land- of tuinbouwbedrijf maximaal 3 zorgvragers aanwezig zijn, uitgezonderd wanneer het over groepsopvang gaat.
Deze subsidie valt onder het zogenaamde de-minimisregime. Omdat staatssteun (aan bedrijven) een effect kan hebben op de Europese handelsmarkt, moet deze aangemeld worden bij de Europese Commissie. De de- minimusregel werd opgesteld om kleine steunhoeveelheden, die geen effect kunnen hebben op de Europese gemeenschappelijke markt, vrij te stellen van die aanmeldingsplicht. Alle horizontale de minimis betalingen mogen samen in een periode van drie jaar het plafond van 200 000 euro niet overschrijden. In de praktijk zal dit zelden het geval zijn omdat de meeste steun voor landbouwbedrijven niet tot dit regime van staatsteun behoort. De landbouwer zal wel telkens bij elke betalingsaanvraag moeten verklaren dat hij met het ontvangen van de subsidie voor zorgboerderijen niet meer dan 200.000 euro heeft ontvangen in de laatste drie jaar.
7.3. WERKWIJZE
Om in aanmerking te kunnen komen moet de land- of tuinbouwer een aanvraagformulier aan de administratie bezorgen met daar bijgevoegd volgende documenten:
- Een verklaring op erewoord dat de landbouwer land- of tuinbouwer in hoofd- of nevenberoep is volgens de normen van het VLIF
- Het meest recente aanslagbiljet van de belastingen
- Een bewijs dat de landbouwer verzekerd is voor de risico's die voortvloeien uit het verzorgen en activeren vanzorgvragers op zijn bedrijf
- Eén of meerdere zorgboerderij-overeenkomsten
De zorgboerderij-overeenkomst is een standaardformulier dat ingevuld moet worden en dat wordt gesloten tussen de land-of tuinbouwer, de voorziening en de zorgvrager. Hiermee wordt de kwaliteit van de zorg en activering bewaakt. Daarnaast regelt deze zorgboerderij-overeenkomst ook wederzijdse rechten en plichten.
De landbouwer registreert de aanwezigheid van de zorgvrager dagelijks op een registratieformulier dat per kwartaal door de afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling aan de land- of tuinbouwer verstuurd wordt. Bij het begin van elk kwartaal kan de landbouwer de registratieformulieren door zichzelf en de voorziening ondertekend, aan de afdeling bezorgen. De landbouwer zal op basis van deze registratieformulieren uitbetaald worden. Een subsidieaanvraag voor zorg en activering die langer dan een jaar voordien werd uitgevoerd wordt niet uitbetaald.
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
De ingevulde aanvraagformulieren en de registratieformulieren stuurt u naar de afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling.
Deze subsidie valt onder de bevoegdheid van de afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling van het Departement Landbouw en Visserij. Voor meer informatie kan u terecht op xxx.xxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxx.Xxxx vervolgensoponderstaandelinken:
> Subsidies>Zorgboerderij
8. SOCIALE PROMOTIE: PREMIE VOOR NASCHOOLSE LANDBOUWVORMING
Via het systeem van de Sociale Promotie motiveert de Vlaamse Overheid bijscholing rond landbouwgerichte thema’s. Dit gebeurt door premies uit de delen aan personen die agrarische opleidingen volgen waarvoor een getuigschrift of stageattest behaald kan worden.
Een getuigschrift of attest kan enkel behaald worden voor cursussen en stages. Daarom komen enkel deze in aanmerking voor de premie. Kortevormingsactiviteiten geven geen recht op sociale promotie.
Volgende personen kunnen de premie aanvragen:
- Zelfstandige bedrijfshoofden (in hoofd- of nevenberoep) van een land- of tuinbouwbedrijf, hun medewerkende gezinsleden, zelfstandige helpers enlandbouwwerknemers
- Werknemers van bedrijfsverzorgingsdiensten in de landbouwsector
- Loonwerkers, bloemisten, tuinaannemers en hun meewerkende gezinsleden en werknemers
- Werknemers van groendiensten van openbare besturen
- Erkende verkopers en gebruikers van fytoproducten en de erkende gebruikers van biociden voor gebruik in de landbouw
- Imkers
De aanvrager moet getuigschriften kunnen voorleggen waarvan het totale aantal lesuren minstens 75 uur bedraagt. Enkel getuigschriften afgeleverd door erkende centra voor landbouwvorming komen in aanmerking. Zoals eerder vermeld gelden stageattesten ook, maar 1 stagedag van 8 uur telt daarbij slechts voor 4 uur. De aanvraag moet binnen vijf jaar na aanvang van de eerste vormingsactiviteit worden ingediend.
- Voor opleidingen gestart voor 29 mei 2008, bedraagt de premie 2 euro per lesuur voor de ganse duur van de cursus.
- Voor opleidingen gestart vanaf 29 mei 2008, bedraagt de premie 6 euro per lesuur dat op het getuigschrift vermeld staat.
Voor heel wat paardgerichte scholing kan een geldig getuigschrift verkregen worden. Het gaat hier bijvoorbeeld om de cursussen vereist voor het behalen van een installatieattest16, de opleidingen rond het vervoer van paarden en dergelijke meer. Omdat hier geen lijst van bestaat vraagt u het opleidingscentrum best even naar de mogelijkheden.
De Premie voor Naschoolse Vorming valt onder de bevoegdheid van de afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling van het Agentschap voor Landbouw en Visserij. Meer info is beschikbaarop xxx.xxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxx. Klikvervolgens op detab Vorming
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
16 Ziepagina 16
9. VLAM: LANDBOUWMARKETING
Het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM) doet misschien niet meteen een belletje rinkelen maar u werd vast al vaak met deze organisatie geconfronteerd. Het VLAM voert immers promotie voor de producten en diensten van de landbouw-, tuinbouw-, visserij- en agrovoedingssectoren, en dit zowel in binnen- als buitenland. Dit resulteerde bijvoorbeeld in de bekende reclamespots voor melk, de Wakkere Bakker en het Certus-kwaliteitslabel voor varkensvlees.
Zowel de individuele producent als de Vlaamse Overheid kan het VLAM aanspreken om promotie te voeren voor bepaalde producten en diensten. Naast reclamespots specialiseert het VLAM zich in zaken als marktonderzoek, PR, de verspreiding van voedingsinformatie, de uitwerking van concepten als Lekker van bij Ons, de samenstelling van lessenpakketten, de creatie van gadgets…
Ook de paardensector, waaronder zowel individuele bedrijven als overkoepelende organisaties, kan bij het VLAM aankloppen voor bijvoorbeeld:
- Erkenning van bedrijven als officieel verkooppunt van hoeveproducten: Xxxxx enkele paardenmelkerijen die hun producten rechtstreeks aan de consument aanbieden zijn aangesloten bij het VLAM.
- Erkenning van producten als officieel streekproduct
o Bepaalde paardenvleesbereidingen werden door het VLAM erkend als streekproduct. Dit gebeurt grotendeels via slagerijen, maar in principe kan ook de paardenhouder zelf deze procedure opstarten.
o De verkoop van oude paardenrassen komt ook in aanmerking voor erkenning als streekproduct door het VLAM.
- Opname van een bedrijf, product of recept op de verschillende websites in het beheer van het VLAM:
- Bestelling van thematische marketingmiddelen (posters, flyers, brochures, gadgets, …)
Voor meer informatie kan u terecht op de website van het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing: xxx.xxxx.xx.
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
- …
10. VOORLICHTING EN PROMOTIE ROND LANDBOUW EN PLATTELAND
Het Europees Gemeenschappelijk landbouwbeleid is één van de belangrijkste bevoegdheden van de Europese Unie. Platteland en landbouw zijn voor erg veel Europeanen de enige bron van inkomsten. Ze nemen een enorm groot gedeelte van het Europese grondgebied in. Ze dragen de Europese identiteit uit naar de rest van de wereld enzovoort. Daarom wil de EU niet enkel de uitvoering van landbouwactiviteiten ondersteunen maar biedt ze ook subsidies aan voor promotie en voorlichting rond landbouw en platteland. Hoewel de meeste – Europese – landbouwsteun aangevraagd moet worden via de Vlaamse Overheid, kan u voor onderstaande maatregelen rechtstreeks bij Europa aan te kloppen.
10.1. VOORLICHTINGSACTIES OP HET GEBIED VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK LANDBOUWBELEID
Het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) is één van de belangrijkste thematieken binnen de Europese Unie. Hierover leest u meer in hoofdstuk 2. De EU verleent een bijdrage aan organisaties, scholen en overheden die voorlichtingsacties willen uitvoeren in het kader van dit beleid. Het budget komt uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL).
Deze subsidie kan niet continu aangevraagd worden. Jaarlijks nodigt de Europese Unie organisaties uit om voorstellen in te dienen en slechts dán worden projecten beoordeeld. Indien goedgekeurd, legt de EU vast gedurende welke periode uw actie uitgevoerd moet worden.
Meer informatie over deze subsidie vind u op de website van de Europese Commissie:
xxxx://xx.xxxxxx.xx/xxxxxxxxxxx/xxxxxx/xxxxxxx. Selecteervervolgensdetaalvanuwkeuze.
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
10.2. PROMOTIE VAN EUROPESE LANDBOUWPRODUCTEN
Twee keer per jaar mogen organisaties voorstellen indienen voor promotiecampagnes omtrent Europese landbouwprojecten. Het doel is om consumenten zo goed mogelijk te informeren over de kwaliteit, voedzaamheid, veiligheid en productie van boerderijproducten. Men moet wel steeds een professioneel communicatiebureau inschakelen. Europa financiert 50% van het gehele project. De aanvrager draagt ten minste 20% bij en de Vlaamse Gemeenschap kan het restbedrag op zich nemen.
Meer
informatie
en
voorwaarden
kan u raadplegen op
xxxx://xx.xxxxxx.xx/xxxxxxxxxxx/xxxx.
Oproepen om projecten in te dienen verschijnen twee keer per jaar op
xxx.xxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxx.
11. CERA: AGRARISCH WELZIJN– TOEKOMST VAN LAND- EN
Tuinbouw en Platteland
De private maatschappelijk investeerder Cera ondersteunt projecten rond agrarisch welzijn en de toekomst van land-, tuinbouw en platteland. Wat Cera hieronder verstaat wordt duidelijk weergegeven in de Visienota Land- en tuinbouw en platteland:
“Cera is als coöperatie aan het eind van de 19de eeuw ontstaan en richtte zich toen specifiek naar boeren en andere plattelandsbewoners, die het in die periode zeer moeilijk hadden. Hoewel de latere Cera Bank ook andere sectoren als doelgroep had, bleef de bijzondere band met de land- en tuinbouw bestaan. Ook nu nog wil Cera haar maatschappelijk engagement naar land-entuinbouwersenplattelandsbewonersblijvenopnemen.
De laatste jaren zien we in de land- en tuinbouwsector een trend naar schaalvergroting en/of verbreding. Enerzijds moet de Belgische land- en tuinbouw zich aanpassen aan een vrijere marktomgeving, anderzijds gaandeverwachtingen t.o.v. de resterende bedrijven veranderen. Zij zijn niet langer alleen producenten van voedsel, maar spelen steeds meer een actieve rol in derechtstreekse verkoopaandeconsument, het toerisme, dejeugdeducatie, alsmilieupartner of zorgboerderij. Het accent verschuift naar het platteland als leefomgeving en de rol van de landbouweralscentralefiguurhierin.
Cerawil vooral eenmotorzijn voor de vele kansen die deze nieuweontwikkelingen bieden. Dit alles ziet Cera binnen het kader van het streven naar een meer duurzame leefomgeving voor iedereen. De principes van duurzaam ondernemen zijn immers ook fundamenteel voor de evolutie van land- en tuinbouw enplatteland. Zonder de toekomstige behoeftevoorziening in gevaar te brengen, dient dit dynamische proces uitdrukkelijk rekening te houden met de gevolgen op zowel economisch, sociaal als ecologisch vlak. Cera investeert, samen met de land- en tuinbouwsector, met organisaties die actief zijn op het platteland en met de onderzoekswereld, in welvaart en welzijn, voor de sector en voor de gemeenschap in haar geheel. Concreetdoet Ceradit indevolgendethema’s:
- agrarischwelzijn
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
- detoekomstvanland-entuinbouwenplatteland
agrarischwelzijn
Land- en tuinbouw en platteland hebben heel wat troeven om een tegengewicht te bieden tegendejachtigeenvaakongezondestedelijkelevensstijl. Tegenoverdedictatuurvanfastfood en massaconsumptie stellen zij het gezonde en evenwichtige alternatief van hoogwaardige productenvanbijons.
Tegenover stress en verkeersdrukte stellen zij gezonde buitenlucht, rust, groene ruimte en het ritmevandenatuur.
72
Cera steunt actief initiatieven die bijdragen tot een betere gezondheid en een meer evenwichtigelevensstijl, gebaseerdopland-entuinbouwenplatteland.
detoekomstvanland-entuinbouwenplatteland
Cera gelooft sterk in een toekomst voor onze land- en tuinbouw. Het is duidelijk dat de toekomstige land- en tuinbouw anders zal zijn dan deze uit het verleden. Het platteland als leefomgeving en de rol van de land- en tuinbouwer hierin, komen steeds meer centraal te staan.
Cera geeft met haar partners initiatieven een kans die een hefboom vormen voor een meer duurzame land- en tuinbouw in de toekomst en voor een duurzame ontwikkeling van het platteland. Cera geeft hierbij prioriteit aan projecten die het draagvlak voor die toekomst vergrotenbij bredegroepenindemaatschappij.”
(Cera–Visienotaland-entuinbouwenplatteland–xxx.xxxx.xx)
Om in aanmerking te komen voor steun moet de aanvrager eerst en vooral aan de volgende criteria voldoen:
- Aansluiten bij de strategische missie van Cera (stroken met, en bijdragen tot, de verdere ontwikkeling van de coöperatieve waarden, nl. samenwerking, solidariteit en respect voor het individu)
- Beantwoorden aan een reële maatschappelijke behoefte
- Een ruim draagvlak hebben in het betrokken domein en in de maatschappij
- Een welzijnshefboom betekenen
- Effecten realiseren die ook op lange termijn duurzaam zijn
- Betrekking hebben op het Belgisch grondgebied
Er wordt geen steun verleend aan verenigingen en bedrijven die met het ingediende project een commercieel oogmerk hebben.
Cera verdeelt haar werkgebied over 45 regio’s. Regionale Adviesraden nemen actief deel aan de evaluatie van projecten en de toekenning van steun. De radenschenken bijzondere aandacht aan volgende projectkenmerken.
- Het project behoort tot hetdomein van Cera.
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
- De aanvrager is geen commerciële organisatie.
- Ondersteuning van eenruime groep mensen.
- Het project heeft impact in de eigen regio.
- Het project bevordert samenwerking en overleg.
- Coöperatieve waardenworden nagestreefd: samenwerking, solidariteit, respect voor het individu.
- Het project ondersteunt vrijwilligerswerk.
- Het project heeft voldoende uitstraling en visibiliteit.
Sinds 2009 heeft Cera een extra niveau in haar maatschappelijke projectwerking: Op regionaal niveau ondersteunen haar adviesraden kleinschaligere projecten die zich afspelen binnen een beperkte regio. Er bestaat ook een provinciaal niveau, voor projecten die regio-overschrijdend zijn. Bovendien zijn de bedragen van de financiële tussenkomsten hier iets hoger.
Op de website van Cera vindt u meer informatie over haar werking en visie. Ook de aanvraagprocedurewordterduidelijkuiteengezet: xxx.xxxx.xx.
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
12. ANDERE LANDBOUWSTEUN
Er bestaan nog een aantal andere vormen van landbouwsteun maar deze zijn minder toepasselijk op de paardenhouderij. Vanwege de diverse aard van deze sector geven we u toch een korte opsomming:
12.1. BESCHERMING VAN DE GENETISCHE DIVERSITEIT
Fokkers van welbepaalde dierensoorten, die vaak beschouwd worden als levend erfgoed, kunnen beroep doen op een subsidie per gefokt dier per jaar. Ook voor welbepaalde plantensoorten bestaat een dergelijke regeling. In Vlaanderen bestaan er geen mogelijkheden voor paardenrassen. In Wallonië is dit wel van toepassing op bepaalde trekpaardenrassen.
Deze subsidie is de bevoegdheid van de afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling van het Agentschap voor Landbouw en Visserij. Meer info is beschikbaar op xxx.xxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxx. Klik vervolgensopdetabs Dierof Plant.
12.2. GRATIS KEURING VAN ELK SPUITTOESTEL UITGERUST MET SPOELWATERTANK
Alle spuittoestellen die vanaf maart 2007 aangeboden worden bij de verplichte keuring en die uitgerust zijn met een spoelwatertank die voldoet aan de minimale technische vereisten, krijgen een gratis keuring. Gemiddeld betekent dit een besparing van 105 euro per spuittoestel. Deze actie loopt gedurende drie jaar zodat elke land- en tuinbouwer de kans krijgt om te kunnen genieten van dit voordeel.
Deze subsidie is de bevoegdheid van de afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling van het Agentschap voor Landbouw en Visserij. Meer info is beschikbaar op xxx.xxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxx. Klik vervolgensopdetab Subsidies
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
12.3. DIERENGEZONDHEIDSFONDS
Helaas worden landbouwers soms geplaagd door uitbraken van ziektes en andere rampen. Deze verplichten de ondernemer er soms toe om een hele veestapel te vernietigen.
Om de zware financiële klappen ten gevolge van deze onvoorziene omstandigheden enigszins te af te zwakkenwerd het Dierengezondheidsfonds opgericht, ook wel bekend als het Sanitair Fonds of het Begrotingsfonds voor de Gezondheid van de Dieren en de Dierlijke Producten. Het fonds kan ingezet worden …
- … om op een doeltreffende manier te reageren op bepaalde gevolgen van dierziektebestrijding doorbijvoorbeeld bij te dragen tot de betaling van vergoedingen wanneer veehouders hun dieren moeten laten slachten of doden.
- … voor begeleidingsprogramma’s en epidemiologische bewaking om bepaalde ziekten onder controle te krijgen. Bijvoorbeeld:
o Financiering van inentingen
o Officiële prestaties van erkende dierenartsen betalen wanneer een bestrijdingsprogramma wordt georganiseerd
Het budget wordt opgebouwd via verplichte bijdragen van de landbouwers zelf. Daarnaast kan het fonds ook geld ontvangen van de Europese Unie.
Niet alle agrarische sectoren beschikken over een dergelijk dierengezondheidsfonds. Momenteel blijft dit beperkt tot onderstaande sectoren:
- Runderen
- Varkens
- Pluimvee
- Schapen, geiten, hertachtigen
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
Analoog met het dierengezondheidsfonds bestaat er ook een planten- en een grondstoffenfonds. Momenteel is er geen regeling voor de paardenhouderij.
Dit fonds is de bevoegdheidvan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid vande Voedselketenen Leefmilieu.. Meer informatie, waaronder de concrete wetteksten, kan u vinden op portal.health.fgov.beonderderubriek Dierenen Planten.
13. PROVINCIALE LANDBOUWSTEUN
Hieronder volgt een opsomming van steunmogelijkheden in de landbouwsector die bij de betrokken provincies aangevraagd kunnen worden. De budgetten vinden vaak hun oorsprong in dezelfde fondsen als de hierboven besproken maatregelen. Omdat ze slechts van toepassing zijn op een klein geografisch gedeelte van de Vlaamse Paardensector beperken we ons hier tot een opsomming. Voor meer informatie kan u terecht op de website van uw provincie. Bezoek deze regelmatig want de beschikbare maatregelen worden wel vaker aangepast. Gemeentelijke steun werd niet opgenomenin dit document. Neem dus zekerookeen kijkje op de website van uw dorp of stad.
13.1. ANTWERPEN
- Subsidiëring van initiatieven voor verbreedde en duurzame landbouw
Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xxxxxxx.xx. Klikvervolgensopdelink Subsidies.
13.2. LIMBURG
- Innovatie-awards voor land-en tuinbouw
- Ondersteuning van verenigingen actief in educatie en promotie en de verspreiding van nieuwe landbouwmethoden in de land- en tuinbouw
- Subsidiëring van erkende bedrijfsleidingdiensten voor de ondersteuning van land- of tuinbouwbedrijven inzake PC-gebruik bij en het voeren van een bedrijfseconomische boekhouding
- Subsidiëring van agrarische onderzoeksprojecten
- Cofinanciering programma voor plattelandsontwikkeling (2007-2013)
Surf voor meer informatie naar xxx.xxxxxxx.xx. Klik vervolgens op de link Subsidies. Kies daarnavoor Landbouwof Europa.
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
13.3. OOST-VLAANDEREN
- Aanvullende financiering van projecten
- Subsidiëring van diensten of federaties voor bedrijfsverzorging
- Imagoversterkende initiatieven
- Landschapsonderhoud
- Subsidiëring van plattelandsprojecten
- Proefprojecten
- Voorbeeldprojecten duurzame ontwikkeling
- Landbouw- en plattelandseducatie
Surfvoormeerinformatie naar xxx.xxxx-xxxxxxxxxx.xx. Xxxx vervolgensop volgende links:
>Economieen Landbouw >Anderesubsidies/reglementen
13.4. VLAAMS-BRABANT
- Investeringssubsidie voor starters
- Ondersteuning kennisregio
- Projecten bedrijfsvestiging
- Promotie streekproducten
- Duurzame stikstofbemesting
- Startersbegeleiding
- Cofinanciering Europese streekontwikkelingsprojecten
- Subsidie deelname managementcursus
- Subsidie voor mestanalyses
- Verpakkingen streekproducten
Sommige van deze subsidies gelden voor alle ondernemingen, niet enkel voor landbouwbedrijven.
Surf voor meer informatie naar xxx.xxxxxx-xxxxxxx.xx. Klik vervolgens op de link Subsidies.
TEKST: Xxxxxxx Xxx Xxxxx–vzw Vlaams Paardenloket
Xxxxxxxxxx 0; 0000 Xxxxxxxxx | 02/6580950 xxxxxxxxxxxxxxxx@xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx|xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx
Overname van deze informatie is mogelijken zelfs gratismits voorafgaandelijke toelating van het loket en vermelding van debron(vzw Vlaams Paardenloket). Ditrechtopovernameslaat nietopdefoto's, waarvooriniedergevalhetauteursrecht vandefotografengerespecteerdmoetworden.
OVERHEIDSSTEUN IN DE VLAAMSE PAARDENSECTOR
78