RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN
RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN
U I T S P R A A K Nr. 2000/114 Rbs
in d e k l a c h t nr. 060.00
ingediend door:
hierna te noemen 'klager',
tegen
hierna te noemen 'verzekeraar'.
De Raad van Toezicht Verzekeringen heeft kennis genomen van de schriftelijke klacht alsmede van het daartegen door verzekeraar gevoerde schriftelijke verweer.
Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken.
Inleiding
Klager heeft bij verzekeraar een rechtsbijstandverzekering gesloten. Verzekeraar heeft het verlenen van de rechtsbijstand opgedragen aan een Stichting.
In artikel 7 van de op de verzekering toepasselijke Algemene voorwaarden Rechtsbijstandverzekering is bepaald:
‘1. Zodra een verzekerde kennis draagt van een gebeurtenis die voor de Stichting kan leiden tot een verplichting om rechtsbijstand te verlenen, is hij verplicht:
- zo spoedig mogelijk die gebeurtenis bij de Stichting te melden;
- zo spoedig mogelijk alle gegevens en bescheiden te verstrekken;
- zijn volle medewerking te verlenen en alles na te laten wat de belangen van de Stichting zou kunnen benadelen;
- zich op verzoek van de Stichting in een strafzaak civiele partij te stellen;
- alle door de Stichting verlangde medewerking te verlenen bij het verhalen van gemaakte kosten van rechtsbijstand.
Door de gebeurtenis aan te melden machtigt de verzekerde de Stichting, onder uitsluiting van ieder ander, tot het - zowel in als buiten rechte - behartigen van zijn belangen.
2. De verzekering geeft geen dekking indien de verzekerde één van de hiervoor genoemde verplichtingen niet is nagekomen en daardoor de belangen van de Stichting heeft geschaad, dan wel indien verzekerde een ander met de behartiging van zijn belangen heeft belast, zoals bijvoorbeeld een advocaat, accountant of deurwaarderskantoor.
In ieder geval vervalt het recht op rechtsbijstand ter zake indien de aanmelding niet plaatsvindt binnen één jaar na het moment waarop de verzekerde kennis kreeg of had kunnen krijgen van de gebeurtenis die voor de Stichting tot een verplichting kan leiden.’
Waar in het hierna volgende wordt gesproken over verzekeraar, wordt voormelde Stichting daaronder begrepen.
De klacht
Klager heeft een geschil met een voormalige werkneemster. Deze werkneemster heeft, middels haar gemachtigde, sinds eind juni 1999 hem verzocht het beweerde achterstallige salaris te voldoen.
Daar klager van mening is dat hij geen arbeidsovereenkomst met de voormalige werkneemster heeft gesloten, doch slechts een stage-overeenkomst, is hij van mening dat zij geen aanspraak kan maken op salaris of achterstallig salaris. Nu hij de vordering zoals deze gepresenteerd werd door de gemachtigde van de voormalige werkneemster, niet serieus kon nemen, was hij van mening dat hij in deze kwestie geen rechtsbijstand nodig had.
Toen klager begin november 1999 een dagvaarding voor de Kantonrechter ontving, moest hij de vordering van zijn voormalige werkneemster wel degelijk serieus gaan weerspreken. Zodoende had hij vanaf dat moment rechtsbijstand nodig. Na tot dit besef gekomen te zijn, heeft hij de kwestie op 11 november 1999 bij verzekeraar gemeld.
Verzekeraar is echter van mening dat klager het hierboven onder ‘Inleiding’ geciteerde artikel 7 van de polisvoorwaarden niet in acht genomen heeft en derhalve geen recht op rechtsbijstand heeft.
Uit artikel 7 blijkt, voor zover thans van belang, dat er geen dekking is indien klager niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan en daardoor de belangen van verzekeraar zijn geschaad.
Discutabel is of klager niet aan zijn meldingsplicht heeft voldaan, daar hij de gestelde vordering niet serieus kon nemen tot het moment waarop hij gedagvaard werd. Na de dagvaarding heeft hij direct verzekeraar op de hoogte gesteld. Voorts zijn op geen enkele wijze de belangen van verzekeraar geschaad. Partijen staan immers lijnrecht tegenover elkaar. De een stelt dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst en de ander stelt dat er sprake is van een stage- overeenkomst. Derhalve is van meet af aan een procedure onvermijdelijk geweest. Verder heeft klager pas een advocaat ingeschakeld nadat hij zich tot verzekeraar had gewend.
Klager is dan ook van mening dat verzekeraar zich ten onrechte beroept op artikel 7 van de polisvoorwaarden.
Het standpunt van verzekeraar
Op 11 november 1999 heeft xxxxxx verzekeraar om juridische bijstand verzocht omdat hij door een werkneemster in rechte was betrokken.
Verzekeraar heeft dit verzoek bij brief van 15 november 1999 afgewezen omdat xxxxxx heeft verzuimd het geschil zo spoedig mogelijk bij verzekeraar te melden. Vaststaat dat klager reeds bij brieven van 21 juni, 7 september en 27 september 1999 door het door de werkneemster ingeschakelde Bureau voor Rechtshulp was gesommeerd een aantal vorderingen uit een beweerde arbeidsovereenkomst te voldoen. Vaststaat ook dat klager deze sommaties onbeantwoord heeft gelaten. Door deze sommaties naast zich neer te leggen, liet klager het Bureau voor Rechtshulp weinig andere keus dan klager in rechte te betrekken.
In artikel 7 van de op de verzekering toepasselijke Algemene voorwaarden Rechtsbijstandverzekering is aan de verzekerde de verplichting opgelegd zo spoedig mogelijk melding te maken van het konflikt. In lid 2 van artikel 7 is bepaald dat er geen dekking is als de verzekerde deze verplichting niet is nage-komen en daardoor de belangen van verzekeraar heeft geschaad.
Duidelijk is dat de belangen van verzekeraar zijn geschaad: door niet te reageren liet klager aan het Bureau voor Rechtshulp geen andere keus dan de aange- kondigde volgende stap, het betrekken in rechte van klager, daadwerkelijk te zetten.
Klager heeft zichzelf de mogelijkheid ontnomen om met kracht van argumenten (en die zijn er volgens de raadsman van klager) de tegenpartij te overtuigen van de onjuistheid van haar pretense vorderingen.
Het ingenomen standpunt is daarmee niet alleen conform de op de verzekering toepasselijke Algemene voorwaarden Rechtsbijstandverzekering, maar ook redelijk, reden voor verzekeraar te persisteren bij het door hem ingenomen standpunt.
Het commentaar van klager
Klager heeft, kennis genomen hebbend van het verweer van verzekeraar, zijn klacht gehandhaafd en nog nader toegelicht. Klager heeft de brieven van het Bureau voor Rechtshulp niet zonder meer onbeantwoord gelaten. Er heeft wel degelijk overleg met het bureau plaatsgevonden en klager heeft datgene betaald waartoe hij zich nog verplicht achtte. De discussie bleef bestaan over de posten, waarover nu in rechte wordt gedebatteerd. Daarmee is tevens aangegeven dat de belangen van verzekeraar niet zijn geschaad. Ook na verweer blijft klagers tegenpartij bij haar vordering, zodat niet valt in te zien dat activiteiten van verzekeraar tot een ander standpunt zouden hebben geleid en de procedure voorkomen had kunnen worden.
Het is niet aannemelijk dat klagers tegenpartij wel gevoelig zou zijn geweest voor dezelfde argumenten als verzekeraar die voorafgaande aan de procedure had geventileerd. Het standpunt van verzekeraar is tamelijk formalistisch. Het is natuurlijk niet zo dat ieder die een rechtsbijstand-verzekering heeft, bij ieder probleem direct aan deze verzekering denkt.
Het oordeel van de Raad
1. Uit de door klager overgelegde stukken komt naar voren dat klager in brieven van 21 juni, 7 en 27 september 1999 is benaderd door het door een voormalige werkneemster ingeschakelde Bureau voor Rechthulp in verband met achterstallig salaris en, omdat betaling van het gevorderde uitbleef, uiteindelijk begin november 1999 is gedagvaard voor de zitting van de kantonrechter van 8 december 1999. Op 11 november 1999 heeft klager de kwestie aan verzekeraar gemeld.
2. Alleszins verdedigbaar is het standpunt van verzekeraar dat klager de kwestie aldus te laat heeft gemeld. Aannemelijk is dat door de late melding de belangen van verzekeraar zijn geschaad. Klager heeft gesteld dat zijn voormalige werkneemster ondanks zijn verweer in rechte bij haar standpunt is gebleven en dat daaruit blijkt dat zij ook in de periode vóór de aanvang van de procedure niet van haar standpunt af te brengen zou zijn geweest, zodat verzekeraar door de houding van klager niet is benadeeld. Klager miskent aldus echter dat voorhanden argumenten in de periode voor de aanvang van een gerechtelijke procedure mede door de in brede kring gekoesterde wens dergelijke procedures zoveel mogelijk te vermijden en de daardoor vergrote kans op een schikking, op potentiële wederpartijen, geredelijk een andere uitwerking kunnen hebben dan in het geval dat een gerechtelijke procedure eenmaal is gestart. De in de eerstbedoelde fase naar voren te brengen argumenten zouden bovendien aan kracht kunnen winnen als gevolg van de medewerking van een deskundige verlener van rechtsbijstand. Verzekeraar heeft dan ook, door aan klager in de kwestie met de voormalige werk-neemster rechtsbijstand te ontzeggen, de goede naam van het verzekeringsbedrijf niet geschaad.
De beslissing
De Raad verklaart de klacht ongegrond.
Aldus is beslist op 6 november 2000 door Mr. X.X. Xxxxxx, voorzitter, Mr. X.X. Xxxxxxxxxxx, Drs. X.X.X. xx Xxxxxx, Mr. E.M. Dil-Stork en Mr. W.R. Veldhuyzen, leden van de Raad, in tegenwoordigheid van Mr. S.N.W. Xxxxxxxx, secretaris.
De Voorzitter:
(Mr. X.X. Xxxxxx) De Secretaris:
(Mr. S.N.W. Karreman)