Contract
Algemene beschrijving |
De speciaal adviseur heeft de opdracht om compensatie langs drie sporen te bezien. Het eerste spoor betreft: schade gerelateerd aan de kazerne en het voorgenomen kabinetsbesluit om de kazerne niet in Vlissingen te plaatsen. Apart inzichtelijk maken welke componenten daarin onderscheiden kunnen worden (aandacht voor directe en indirecte kosten en gemiste inkomsten) en benodigde compensatie. Het advies van de speciaal adviseur moet leiden tot compensatie in de drie sporen, die herkenbaar ieder voor zich leiden tot ruimhartige compensatieafspraken. Waarmee er een voor zowel provincie Zeeland, gemeente Vlissingen, waterschap Scheldestromen als kabinet aanvaardbaar compensatiepakket komt te liggen. En wat daarmee leidt tot hernieuwd vertrouwen tussen kabinet en Zeeland en een hernieuwde basis biedt voor samenwerking in de komende jaren. Claim Zeeuwse partijen De gemeente Vlissingen, waterschap Scheldestromen en de provincie Zeeland hebben een claim ingediend op dit spoor welke gezamenlijk neerkomt op afgerond 52 miljoen euro. Het gaat om 36,4 miljoen euro van de gemeente Vlissingen, 14,75 miljoen euro van de provincie Zeeland en 892.000 euro van waterschap Scheldestromen. Het betreft directe en indirecte kosten (negatieve contractwaarde) en gederfde inkomsten (positieve contractwaarde). PWC onderzoek PWC heeft in opdracht van de speciaal adviseur de claims van de partijen onderzocht. De opdracht van PWC is door het ministerie van BZK afgestemd met de provincie Zeeland, de gemeente Vlissingen, het waterschap Scheldestromen en het ministerie van Defensie. PWC geeft twee verschillende, en elkaar uitsluitende, juridische uitgangspunten aan hoe kan worden omgegaan met de ingediende schadeopstellingen, te weten de positieve of negatieve contractwaarde. Hierbij is de negatieve contractwaarde een vergoeding voor (nutteloos) gemaakte kosten. En de positieve contractwaarde de volledige ten gevolge van het te sluiten contract verwachte inkomsten gecorrigeerd voor nog realistisch te maken kosten. PWC geeft aan dat een keuze hoe (juridisch) om te gaan met de schadeopstellingen, onderdeel moet uitmaken van het bredere compensatiepakket. Daarnaast heeft PWC de schadeopstellingen financieel gevalideerd, door toe te zien op de kwaliteit van de onderbouwing, motivatie en argumentatie van gemaakte kosten en gederfde inkomsten in de schadeopstellingen. De scope van de analyse van PWC is beperkt tot de publieke partijen die gezamenlijk een schadeclaim hebben ingediend: gemeente Vlissingen, provincie Zeeland en waterschap Scheldestromen. Eventuele claims van andere partijen zijn niet betrokken bij het onderzoek en maken geen onderdeel uit van het compensatiepakket. |
Opbrengsten en indicatoren (kwalitatief of kwantitatief): |
Vergoeden gemaakte kosten. |
Inpasbaarheid binnen Rijksbeleid |
Niet van toepassing |
Financiering |
Schadeopstellingen partijen en beoordeling PWC De schadeopstelling van de gemeente Vlissingen bevat verifieerbare en aannemelijke kosten en gederfde inkomsten. De schadeopstelling van de provincie Zeeland bevat verifieerbare en aannemelijke kosten. De claim van het waterschap Scheldestromen bevat verifieerbare kosten en derving van inkomsten. De verschillende posten worden gecategoriseerd in hard waar het aantoonbaar is dat kosten zijn gemaakt. Posten zijn gecategoriseerd in mild als het aannemelijk is dat kosten gemaakt zijn dan wel inkomsten gederfd zijn, waarbij wel aanvullende opmerkingen te maken zijn. Geen enkele post is gecategoriseerd als ‘zacht’ (aantoonbaarheid kosten is niet vast te stellen). Opgeteld komen de claims neer op de volgende bedragen. Gemaakte kosten: 892.000 euro waterschap Scheldestromen, 5,3 miljoen euro gemeente Vlissingen, 14,75 miljoen euro provincie Zeeland. In totaal betreft dit dus 20.942.000 euro. Derving van inkomsten: 31,1 miljoen euro gemeente Vlissingen. |
Onderdelen compensatiepakket Alle gemaakte kosten, zowel hard als mild gekwalificeerd, worden vergoed aan de Zeeuwse partijen (in totaal 20,942 miljoen euro). De als mild en hard gekwalificeerde gederfde inkomsten zullen niet direct worden vergoed, maar worden gecompenseerd door: 1) Alle overige onderdelen van het compensatiepakket. 2) De overdracht van de in erfpacht uitgegeven gronden om niet door Defensie aan de Zeeuwse partijen, inclusief de erfpachtgronden North Sea Port en de gronden die in eigendom zijn van het Rijk (behalve de gronden waarop de Law Delta wordt gebouwd). Hierbij zijn er drie eigendomssituaties te onderscheiden: - Grond die door de provincie aan het Rijk in erfpacht is uitgegeven: De erfpachtovereenkomst en bijbehorende regiobijdrage worden beëindigd. De grond wordt overgedragen in de huidige bij het Rijk en de provincie bekende staat. - Grond waarvan het Rijk de erfpachtcanon bij North Sea Port voor 99 jaar heeft afgekocht: De erfpachtovereenkomst wordt beëindigd. North Sea Port draagt de kosten voor sloop van de marinekazerne en benodigde sanering van de grond. - Grond in bezit van het rijk (Defensie), een stuk van 9ha in het noordoosten en een apart stuk van 1ha met daarop het MOB-complex: gronden gaan in de huidige bij het Rijk en de regio bekende staat over in eigendom naar de regio. De regio draagt de kosten voor sloop en eventuele sanering. De eigendomsoverdracht van de genoemde 9ha vindt plaats nadat op basis van een onafhankelijk advies een keuze is gemaakt over de locatie voor de Law Delta. Wanneer de Law Delta wordt gebouwd op deze 9ha, blijft de grond in eigendom van het rijk. Mocht blijken dat aanvullend grond van de regio nodig is, dan wordt deze grond om niet in eigendom aan het Rijk overgedragen. 3) Vrijwaringsclausule voor claims als gevolg van het niet doorgaan van de marinierskazerne (deze is onderdeel van de bestuursovereenkomst). 4) Specifiek voor Vlissingen een schadevergoeding van 2 miljoen euro voor de vertraging van ozb-inkomsten. |
Uitvoerbaarheid |
Voor de uitvoering van deze onderdelen is nadere uitwerking nodig. Het betreft de volgende punten: 1. Het Rijk en de Zeeuwse partijen dienen nadere afspraken te maken over hoe het bedrag van de vergoeding van de kosten wordt overgemaakt door het Rijk aan de drie Zeeuwse partijen (provincie Zeeland, gemeente Vlissingen, waterschap Scheldestromen). 2. Door het Rijk (onder andere Defensie en RVB) zal in overleg met de Zeeuwse partijen uitgewerkt moeten worden hoe de genoemde gronden om niet overgedragen kunnen worden. |
Algemene beschrijving |
Ontwikkelingen in het veiligheidsbeeld van Nederland hebben ook hun weerslag op de diverse onderdelen van de strafrecht- en executieketen. De moord op Xxxx Xxxxxxx heeft dat pijnlijk duidelijk gemaakt. Het kabinet heeft daarom besloten te investeren in de bewaking en beveiliging van advocaten, officieren van justitie en rechters die bij de opsporing, vervolging en berechting van leden van de zware georganiseerde criminaliteit betrokken zijn. Naast deze persoonsbeveiliging stelt dit ook eisen aan de beveiliging van de zittingslocaties waar deze processen gehouden worden. De bestaande hoog beveiligde zittingslocaties zijn onvoldoende om in de vraag vanuit Openbaar Ministerie en Rechtspraak te voorzien. Bovendien voldoet één van de locaties niet meer aan de eisen die vanuit de toenemende dreiging vanuit het criminele milieu aan dergelijke locaties gesteld moeten worden en is die daar ook niet meer geschikt voor te maken. Als gevolg van bovenstaande ontwikkelingen neemt ook binnen de Dienst Justitiële Inrichtingen het aantal gedetineerden met extreme vlucht-, veiligheids- en maatschappelijke risico’s gestaag toe. Voor deze gedetineerden is een hoog tot zeer hoog beveiligingsniveau noodzakelijk. De bestaande voorzieningen, onder meer de extra beveiligde inrichting in Vught, zitten tegen het maximum van hun capaciteit. Bovendien is het vanuit zowel het belang van de opsporing en vervolging, het tegengaan van ongewenste netwerkvorming in detentie als het beheersen van het dreigingsrisico tegen de inrichtingen van belang om dergelijke verdachten/gedetineerden gescheiden van elkaar te kunnen plaatsen. Het kabinet heeft het breed offensief tegen ondermijnende criminaliteit gelanceerd (zie Kamerbief d.d. 18 oktober 2019; Kamerstuk 29 911, nr. 254). Dit offensief zal boven geschetste behoefte aan extra beveiligde zittingslocaties en detentiefaciliteiten verder vergroten. Het traject om een compensatiepakket samen te stellen voor Zeeland biedt de gelegenheid om Zeeland een zeer betekenisvol fysiek alternatief te bieden voor de misgelopen marinierskazerne en tegelijk in bovenstaande behoefte te voorzien. Een win-win situatie voor de gemeente Vlissingen, de provincie Zeeland en het Kabinet. Dit alternatief bestaat uit het realiseren van een Justitieel Complex Vlissingen op het terrein waarop de marinierskazerne gebouwd zou worden. Dit betekent dat activiteiten die zijn verricht inclusief bijbehorende kosten niet voor niets zijn geweest. Deze worden immers hergebruikt ten behoeve van het Justitieel Complex. Het Justitieel Complex Vlissingen zal in elk geval de volgende functies omvatten: a. Een hoogbeveiligde zittingslocatie (afgekort HZL); b. Een penitentiaire inrichting voor zwaardere doelgroepen met een extra beveiligde inrichting (afgekort EBI); c. Een beveiligde faciliteit waar rechters, officieren van justitie en advocaten tussen zittingsdagen kunnen overnachten en werken. De functie van Strategisch kenniscentrum Georganiseerde Ondermijnende Criminaliteit wordt eveneens gevestigd in Vlissingen. De precieze locatie is nog in onderzoek. Met de ontwikkeling van alle functies van Law Delta wordt Vlissingen een belangrijke uitvalsbasis voor het opsporen, vervolgen en berechten van zware criminaliteit in het zuiden van het land en ontstaat een juridisch cluster dat een belangrijke schakel vormt tussen Vlissingen en landelijke justitiële organisaties. Hoogbeveiligde zittingslocatie en beveiligde faciliteit (a en c) Op het terrein van het Justitieel Complex Vlissingen zal een hoog beveiligde zittingslocatie worden gerealiseerd. Deze locatie zal niet toegewezen worden aan een gerecht maar voor gerechten uit meerdere arrondissementen toegankelijk zijn. De hoog beveiligde zittingslocatie Vlissingen richt zich daarbij met name op het zuidelijk deel van Nederland. De extra beveiligde zittingslocatie zal een eigen identiteit hebben, om daarmee de scheiding van rechtspraak en executie helder uit te dragen, ook in de vormgeving en ruimtelijke inpassing in het complex. Praktische toepassing hierbij is een eigen ingang vanuit de openbare ruimte voor toegangsverlening van de procespartijen maar ook voor journalisten en publiek. |
In de hoog beveiligde zittingslocatie zullen alle aspecten van de rechtsgang uitgevoerd kunnen worden (van entree tot zalen tot een (beperkt) kantoorgebied). Advocaten, rechters en officieren van justitie die deelnemen aan zittingen in de hoog beveiligde zittingslocatie te Vlissingen zullen niet zelden beveiligd worden vanuit het stelsel bewaken en beveiligen. Bovendien zal het vaak meerdaagse zittingen betreffen. Lange reisbewegingen brengen een extra risico met zich mee. Daarom zal op het Justitieel Complex Vlissingen een faciliteit worden gerealiseerd waarin rechters, officieren en advocaten tijdens meerdaagse zittingen in een beveiligde context kunnen overnachten en werken. Extra beveiligde penitentiaire inrichting (onderdeel b) De extra beveiligde penitentiaire inrichting Vlissingen zal de volgende regimes herbergen: - Een extra beveiligde inrichting (conform Vught) met 30 plaatsen; - 4 multi-inzetbare units met 48 plaatsen elk, in totaal 192 plaatsen. Deze zullen worden ingezet voor doelgroepen met een zwaarder beveiligingsregime en intensievere specifieke begeleiding. Te denken valt aan een Terroristenafdeling, een beheersafdeling Problematische Gedetineerden, een afdeling met Intensief Toezicht en een afdeling voor gedetineerden met Vlucht Maatschappelijk Risico. Deze units zullen bestaan uit kleinschalige en flexibele afdelingen van 10-15 gedetineerden. Daarnaast zullen op het terrein een uitvalsbasis voor de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) en overige voorzieningen zoals een parkeerplaats voor personeel en bezoekers worden gerealiseerd. Strategisch kenniscentrum Georganiseerde Ondermijnende Criminaliteit Voor het duurzaam verstoren van ondermijnende criminele bedrijfsprocessen wordt het Multidisciplinair Interventie Team (MIT) opgericht (zie Kamerstuk 29 911, nr. 254). Onderdeel van deze plannen is een Strategisch kenniscentrum Georganiseerde Ondermijnende Criminaliteit om de integrale aanpak van de georganiseerde criminaliteit te ondersteunen. Bij de verdere uitwerking van deze plannen wordt toegewerkt naar uitstekende verbindingen met de relevante kennisinstituten in Zeeland en daarbuiten en uitgegaan van Vlissingen als vestigingslocatie. Bij de partners in de aanpak van georganiseerde ondermijnende criminaliteit bestaat ontzettend veel kennis, expertise en informatie. Bovendien zijn er waardevolle strategiedocumenten opgeleverd, die richting geven aan de huidige aanpak. Denk hierbij aan het Serious and Organised Crime Threat Assessment van Europol, het periodieke Nationaal Dreigingsbeeld, de regionale ondermijningsbeelden en een landelijk ondermijningsbeeld. Onder meer vanwege focus op eigen informatie of werkveld, leiden deze expertisen en beelden niet vanzelfsprekend tot gezamenlijke strategische opvolging. Een landelijk strategisch kenniscentrum kan hier verandering in brengen: middels een periodieke analyse op basis van de beschikbare en relevante informatie, waaronder die van alle betrokken partners en onderdelen wordt een integraal inzicht gevormd in trends en ontwikkelingen. Daarmee worden de landelijke, regionale en lokale partners, inclusief het MIT, bruikbare strategische inzichten geboden. Prioriteiten en interventies kunnen zo op basis van volledige informatie worden afgestemd. |
Opbrengsten en indicatoren (kwalitatief of kwantitatief): |
HZL en beveiligde faciliteit De vestiging van de hoog beveiligde zittingslocatie geeft statuur aan Zeeland en Vlissingen. Het zet Vlissingen en de provincie als het ware op de kaart. In een dergelijke zittingslocatie worden vaak zittingen gehouden die veel publiciteit trekken. Het is daarmee een beeld bepalend element van de rechtstaat. De directe effecten op de werkgelegenheid zullen gering zijn. Leden van de staande en zittende magistratuur reizen voor zittingen naar Vlissingen. Dat zal ook voor de rest van de juridische infrastructuur (o.a. advocaten) gelden. De zittingen worden bijgewoond door slachtoffers, journalisten en belangstellenden. Hiervan kan een indirect effect op de lokale economie uitgaan. Een penitentiaire inrichting met EBI |
De extra werkgelegenheid als gevolg van de DJI vestiging zal oplopen van 200 FTE bij de start naar 500 FTE als de vestiging volledig operationeel is. Het gaat hierbij om functies voor zowel hoog- als midden hoog opgeleide medewerkers. Het betreft ca. 83% MBO functies, zoals beveiliging en penitentiair inrichtingswerkers, planners, arbeid medewerkers en ondersteuning. En ca. 17% hoger opgeleiden, ingezet voor re-integratie werkzaamheden, zorgverpleegkundigen, (sport)leraren, psychologen en management. Het streven is om deze zoveel als mogelijk op de Zeeuwse arbeidsmarkt te werven. Strategisch kenniscentrum Georganiseerde Ondermijnende Criminaliteit De sociaal economische effecten van het strategisch kenniscentrum zijn nog niet in te schatten. Het zal een klein positief effect hebben op de werkgelegenheid. Het gaat naar schatting om ongeveer 15 tot 20 FTE experts die op hun deskundigheid zullen worden geworven. |
Inpasbaarheid binnen Rijksbeleid |
Zoals opgenomen bij de algemene omschrijving past de ontwikkeling van de Law Delta binnen het relevante (Rijks)beleid. |
Financiering |
Voor de financiering van de HZL in Vlissingen met de beveiligde overnachtingsfaciliteit wordt structureel € 3,9 miljoen beschikbaar gesteld. Met betrekking tot de extra beveiligde penitentiaire inrichting (222 plaatsen totaal) en het bijbehorende steunpunt van de Dienst Vervoer & Ondersteuning staat € 52 miljoen structureel beschikbaar. Voor het Strategisch Kenniscentrum Georganiseerde Ondermijnende Criminaliteit wordt structureel € 2,0 miljoen in de begroting opgenomen. Genoemde bedragen zijn gebaseerd op prijspeil 2020. Bouwrealisatie vindt plaats vanaf 2023 tot en met 2026 evenals het aantrekken van personeel. |
Uitvoerbaarheid |
De bouw van de HZL, de overnachtingsfaciliteit, de extra beveiligde penitentiaire inrichting en het steunpunt van DV&O vindt plaats binnen 1 integraal programma onder leiding van DJI en met betrokkenheid van het Rijksvastgoedbedrijf (realisatie project), de Rechtspraak, het Openbaar Ministerie en de regio Zeeland – Vlissingen (o.a. vergunningen, locatie gebonden voorzieningen, infrastructuur). Met betrekking tot het Strategisch Kenniscentrum Georganiseerde Ondermijnende Criminaliteit worden de plannen verder uitgewerkt door het ministerie van J&V samen met alle partners betrokken bij het MIT. Er wordt op korte termijn een kwartiermaker aangesteld om advies uit te brengen over de juridische voorwaarden, precieze richting en werkzaamheden van het strategisch kenniscentrum. In overleg met de gemeente Vlissingen zal een geschikte locatie worden gezocht voor het strategisch kenniscentrum. Indien dit (toch) op de locatie van de Marinierskazerne is, wordt hier bij de realisatie van het Justitieel Complex Vlissingen rekening mee gehouden. Locatiekeuze Voor de bouw van het justitieel complex Law Delta zijn twee locaties in beeld. Ten behoeve van de locatiekeuze wordt een integraal en onafhankelijk expert-advies gevraagd, bijvoorbeeld van de Rijksbouwmeester en de Rijksadviseur voor het Landschap. Binnen de door regio en rijk samen vast te stellen harde randvoorwaarden (waaronder het voor de bouw beschikbare budget) wordt een integraal en onafhankelijk advies gevraagd over de diverse afwegingen die bij de locatiekeuze een rol spelen. Dit advies dient uiterlijk in het laatste kwartaal van 2020 te worden opgeleverd met het oog op besluitvorming over de locatie, in verband met de doelstelling om eind 2023 te starten met de bouw. De kosten voor het advies worden vergoed uit het compensatiepakket. De afspraken over het ter beschikking stellen van de noodzakelijke gronden voor het Law Delta complex zijn als volgt: • Wanneer wordt gebouwd op grond van de regio, wordt deze grond om niet in erfpacht ter beschikking gesteld aan het Rijk. De erfpachtcanon wordt in dat geval € 1 of volledig gecompenseerd door een regiobijdrage. • Wanneer wordt gebouwd op grond die nu in eigendom is van het Rijk, blijft deze in eigendom van het Rijk. Mocht blijken dat aanvullend grond van de regio nodig is, dan wordt deze grond om niet in eigendom aan het Rijk overgedragen. |
Ten aanzien van sanering en ontsluiting gelden de volgende afspraken: • De regio betaalt een afkoopsom van €4,13 miljoen voor het bouwrijp maken en de ontsluiting van de gronden voor de bouw van de Law Delta (sanering, nutsvoorzieningen, niet gesprongen explosieven (NGE), archeologie, geur, infrastructuur, etc.) ongeacht de uiteindelijke locatie. • Het verwijderen van NGE op de bouwlocatie van de Law Delta wordt door de gemeente Vlissingen uitgevoerd in samenwerking met het Rijk. Deze taak is voor Vlissingen kostenneutraal, omdat de gemeente de kosten op de gebruikelijke wijze ten laste brengt van de daarvoor bedoelde generieke Rijksregeling. De kosten die niet vergoed worden middels de generieke Rijksregeling komen ten laste van het rijk. Indien het strategisch kenniscentrum niet gerealiseerd wordt op de locatie van de Law Delta/ justitieel complex, is de regio niet verplicht grond danwel gebouwen om niet en bouwrijp ter beschikking te stellen. In dat geval volgt J&V de gebruikelijke weg voor het indien nodig verkrijgen van grond en of gebouwen. Met het beschikbare budget als bepalende en beperkende factor. Tijdpad Om de bouw en de voorbereiding in zo kort mogelijke tijd te realiseren, kan EMA als inspiratie dienen waar het gaat om de nauwe samenwerking tussen alle partijen (in dit geval rijk, regio en uitvoerder). Bereidheid om samen tot oplossingen te komen is een belangrijke randvoorwaarde voor een zo kort mogelijke doorlooptijd in alle fases. Belangrijke verschillen ten opzichte van het EMA-traject zijn dat het hier gaat om een veel complexer object, zonder precedent, wat aandacht en tijd vraagt in de ontwerpfase. Anticipatie in bijvoorbeeld de aanbesteding lijkt daardoor niet mogelijk. Bij EMA was het object bovendien gemakkelijker inpasbaar in het bestemmingsplan. De gezamenlijke inschatting van rijk en regio is dat op zijn vroegst in het laatste kwartaal van 2023 kan worden gestart met bouwen van het justitieel complex. Een start eind 2023 kent de volgende afhankelijkheden en risico’s: - oplevering van advies over de locatiekeuze in het laatste kwartaal van 2020, en vervolgens commitment van rijk en regio ten behoeve van voortvarende besluitvorming daarover uiterlijk in januari 2021; - aandacht voor de voorbereiding en begeleiding van het proces met betrekking tot ruimtelijke procedures, om deze zo spoedig mogelijk te laten verlopen - beschikbaarheid van een marktpartij; - de gevolgen van de omgevingswet, die gedurende de planfase wordt geïntroduceerd, zijn nog onbekend; Oplevering van het complex wordt op zijn vroegst mogelijk geacht in de tweede helft van 2026. Een dergelijk tijdpad in de uitvoeringsfase vraagt om grote bereidheid van een uitvoerder met een bijbehorend kostenopdrijvend effect. |
Algemene beschrijving | |||
Het betreft het oprichten van het Δelta Kenniscentrum voor water, voedsel en energie op de Kenniswerf in Vlissingen. Hierin werken de Zeeuwse kennisinstellingen (Scalda, HZ, UCR, WMR)1 samen met twee Nederlandse Universiteiten (Utrecht en Wageningen). De betrokken departementen zijn OCW, LNV, IenW en EZK. De activiteiten van het Kenniscentrum bouwen voort op de bouwstenen van Campus Zeeland: Joint Research Center, Department Engineering UCR en het samenwerkingsplatform Deltavraagstukken Vlaanderen-Nederland. Scope De missie van het Kenniscentrum is om invulling te geven aan de maatschappelijke opgave: “Leven en werken in de Delta: klimaatadaptatie door natuurlijke oplossingen”. De kernopdracht van het centrum is om innovatie oplossingen te realiseren voor een toekomstbestendige, veilige en welvarende Delta. Het Kenniscentrum werkt vraaggericht en richt zich op complexe maatschappelijke vraagstukken die gekenmerkt worden door: • De unieke combinatie tussen water, voedsel en energie. • De noodzaak om verschillende kennisgebieden (alfa, gamma, bèta) met elkaar te combineren: biologisch, technisch, chemisch, ecologisch, socio-economisch, juridisch, cultureel en politiek-bestuurlijk. • Het belang van verschillende onderzoeksdimensies van fundamenteel tot praktijkgericht en doorvertaald naar vraag- en probleemgedreven onderwijs (MBO-HBO-WO) Binnen het Kenniscentrum wordt op vier niveaus met een sterke onderlinge koppeling invulling gegeven aan de vraagstukken: | |||
Niveau | Concrete invulling | ||
Onderwijs | • Ontwikkeling van nieuwe mbo (4) - hbo (3) - professional master (5) en minoren/keuzedelen op thema’s zoals “Sustainable Seafood” of “Wind&Food onderhoud” • Sterke koppeling met onderzoek door: 1) inzet van professoraten (4), lectoraten (3) en practoraten (4) op de leidende thema’s, 2) studentbegeleiding en gastdocentschap door onderzoekers, 3) het uitvoeren van practica en veldwerk in living labs * Inhoudelijke verbinding met bestaande activiteiten binnen mbo en hbo2 | ||
Onderzoek | • Aanjagen en organiseren van onderzoeksgroepen rondom icoonprojecten, zoals: waterkerende landschappen, circulair voedsel uit zee en waterstofchemie • Aantrekken gezichtsbepalende hoogleraren (4) • Aantrekken PhDs (4, oplopend naar 12) • Aantrekken PDs (2, oplopend naar 4) • Laboratoria | ||
Valorisatie | • Near-real-scale proefopstellingen / living labs / pilots • Ontwikkel- test- en demofaciliteiten • Sterke koppeling met activiteiten Dockwize, zoals Bootcamp & Kickstart programma’s3 | ||
Business Development | • Koppelen van business developers aan onderzoeksgroepen |
1 Het MBO in Zeeland wordt gevormd door Scalda en het Hoornbeeck College in Goes. Het Hoornbeeck College kent echter weinig inhoudelijke aanknopingspunten met de thema’s die binnen het Kenniscentrum centraal staan en maakt daarom geen deel uit van het Kenniscentrum. Wel is afgesproken dat het Hoornbeeck College, via Scalda, op de hoogte wordt gehouden van relevante ontwikkelingen binnen het Kenniscentrum.
2 Zoals het Groen College, Centrum voor Innovatief vakmanschap Wind op Zee, het Centre of Expertise (CoE) Water en Energie en CoE Delta Technology, Fieldlab Zephyros, living lab Schouwen Duiveland en het regiodeal- project Samenwerking in de Groene Delta.
3,4,5 Betreffen activiteiten van Dockwize en Impuls, die geen onderdeel zijn van het Kenniscentrum, maar wel nauw zijn verbonden.
• Sterke koppeling met activiteiten Dockwize, zoals Accelerator & Groei programma’s en Business challenge4 • Sterke koppeling met activiteiten Impuls Zeeland: Investering in start-ups, gerelateerd aan het Kenniscentrum en gericht aantrekken van kennisintensieve bedrijven5 | |||
Governance De governance van het Kenniscentrum is vormgegeven via een one-tier bestuur-model. Het bestuur bestaat uit uitvoerende en niet-uitvoerende leden. Er wordt een stichting als rechtspersoon opgericht voor de uitvoering van de taken. De uitvoerende bestuursleden bereiden het beleid voor en voeren het uit. De niet-uitvoerende bestuursleden stellen het beleid vast en houden toezicht. De betrokkenheid van de oprichtende organisaties door zitting te hebben in het bestuur is daarmee groot en het eigenaarschap is helder belegd (dit is noodzakelijk voor in ieder geval de eerste jaren6). Naast het bestuur wordt een adviesraad ingericht, die het bestuur gevraagd en ongevraagd kan adviseren over alle relevante zaken met betrekking tot het Kenniscentrum. De uitvoerende bestuursleden zijn twee onafhankelijk en te werven personen: een inhoudelijk boegbeeld en een zakelijk directeur. De niet-uitvoerende leden van het bestuur zijn tenminste de ‘founding fathers’ (HZ, Scalda, UCR, UU, WU/WMR). De adviesraad bestaat uit externe leden, zoals NIOZ, Dockwize, Impuls Zeeland, Campus Zeeland, Economic Board Zeeland, publieke en private vraagpartijen en andere kennisinstellingen. Zowel het bestuur als de adviesraad hebben een onafhankelijk voorzitter. Het Kenniscentrum beschikt over een ‘lean and mean’ ondersteunende staf en heeft een vaste kern van vier hoogleraren met in aanvulling daarop bijvoorbeeld lectoren, practoren, PhDs. Deze zijn gedetacheerd vanuit partners. Specifieke ondersteunende functies (zoals juridisch experts) worden waar mogelijk betrokken uit de kennispartners op in kind basis. Locatie Met inachtneming dat functionaliteit en inhoud leidend zijn, worden tenminste het hoofdkantoor van het Kenniscentrum, nieuwe onderzoekslabfaciliteiten, de ontwikkel- test- en demofaciliteiten en business development (vanwege de binding met de bestaande infrastructuur) gevestigd op de Kenniswerf in Vlissingen. Tevens vinden activiteiten plaats op andere plekken in Zeeland, zoals bij het NIOZ in Yerseke, het Joint Research Center in Middelburg en proefboerderij Rusthoeve in Colijnsplaat. | |||
Opbrengsten en indicatoren (kwalitatief en kwantitatief) | |||
1) sociaal economische impact: a. Instroom van ruim 200 extra (inter)nationale mbo en hbo studenten per jaar, die twee tot vier jaar studeren in Zeeland: Door het versterken van doorlopende leerlijnen wordt de huidige ‘brain drain’ van jong talent tegengegaan. b. Tot 2030 zullen in totaal ruim 10007 van de extra mbo en hbo studenten na hun studie in Zeeland blijven wonen en werken (0,5% groei van de Zeeuwse beroepsbevolking): Studenten van binnen en buiten de regio zullen sneller geneigd zijn om na hun studie te blijven wonen en werken in de regio, mits er aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan zoals passend carrièreperspectief, bereikbaarheid via openbaar vervoer, betaalbare woningen en campusontwikkeling. c. Tot 2030 zullen er gemiddeld per jaar ruim 80 wo studenten hun masteropleiding afronden in Zeeland middels inzet op projecten van het Kenniscentrum, waardoor zij een 0,5 jaar tot een jaar studeren in Zeeland: In de eerste jaren is het mogelijk voor wo studenten uit Utrecht en Wageningen om af te studeren in Zeeland. Zodra voldoende kennisbasis is gerealiseerd, kunnen nieuwe wo opleidingen in Zeeland worden |
6 Na de eerste periode bestaat de doorgroeimogelijkheid naar een Raad van Toezicht model.
7 Van de 200 extra mbo en hbo studenten die per jaar instromen, zullen er vanaf jaar 2 (als de eerste extra studenten afstuderen) naar verwachting gemiddeld 115 per jaar blijven wonen en werken in Zeeland na hun studie. Over wo studenten bestaat geen ervaringscijfer.
ontwikkeld. Daardoor worden de mogelijkheden vergroot om wo afgestudeerden te behouden voor de regio. d. Cumulatief dragen per jaar gemiddeld 575 extra studenten bij aan de Zeeuwse economie door te studeren en leven in Zeeland: Ter indicatie, een uitwonende student levert gemiddeld €25.000 economische waarde per jaar op. e. Aantrekken van €66 miljoen extra publieke R&D en daarmee €33 miljoen extra private R&D leidt tot een minimaal cumulatief effect op de Zeeuwse economie van €0,48: miljard: Een toename van menselijk kapitaal, innovatieve activiteiten en bedrijvigheid in de regio leidt tot effect op de regionale economische ontwikkeling en welvaart. 2) impact op vestigingsklimaat: a. Zeeland als kennisregio op water, voedsel en energie • Perspectief voor jongeren (talent binnen en buiten de regio) om te studeren in Zeeland. • Verbetering vestigingsklimaat voor bedrijven. Bedrijvigheid kan direct ontstaan vanuit de activiteiten van het Kenniscentrum via zogenaamde spin-offs en (niet-) academische start-ups, of indirect via het gericht aantrekken van nieuwe of bestaande bedrijven. b. Het effect op de regionale economische ontwikkeling en welvaart vergroot de leefbaarheid in Zeeland. De extra hoger opgeleiden zullen ook een belangrijke rol spelen in het sociaal en maatschappelijke leven in Zeeland. 3) effect (Rijks)werkgelegenheid: a. Het Kenniscentrum genereert nieuwe banen. Niet alleen bij het Kenniscentrum zelf, maar ook bij de verschillende onderzoeks- en onderwijsinstellingen en bedrijven die actief zijn in de icoonprojecten. Ook een toename van het aantal PhD's en post-docs zorgt voor nieuwe werkgelegenheid. De extra werkgelegenheid wordt gezamenlijk geschat op circa 140 fte, oplopend tot en met 2032. |
Inpasbaarheid binnen (Rijks)beleid |
De thematiek van het Delta Kenniscentrum sluit aan bij: • Regionale beleidsprioriteiten en lopende initiatieven/projecten, zoals geïnitieerd door Campus Zeeland • De Community of Practice voor de Noordzee • Het topsectorenbeleid van het kabinet, in het bijzonder Agro&Food, Energie en Water&Maritiem • De Nationale Wetenschapsagenda, in het bijzonder de routes energietransitie; duurzame productie van gezond en veilig voedsel; water als weg naar innovatieve en duurzame groei • Europese beleidsprioriteiten, zoals bijvoorbeeld vermeld in Horizon Europe programma (looptijd 2021-2027) |
Financiering |
De totale bijdrage aan het Delta Kenniscentrum vanuit de compensatiemiddelen bedraagt €68.410.000. Dat is 48% van de totaal benodigde middelen voor het centrum in de aanloopperiode tot en met 2030 en bestaat zowel uit een deel éénmalige investering (28%) als een bijdrage aan doorlopende activiteiten voor de aanloopperiode tot en met 2032 (72%). De specifieke besteding van Rijksmiddelen vindt plaats in overleg tussen Rijk en regio en is vooral gericht op onderwijs- en onderzoeksdoeleinden. De overige bijdragen zijn voorzien door deelnemende onderwijs- en kennisinstellingen (16%), de provincie Zeeland (14%), bedrijven/NGO’s (11%), overige onderzoeksmiddelen van (semi)overheden (6%) en vanuit onderzoeksmiddelen van de EU/NWO/SIA etc. (4%). Na de eerste 10 jaar wordt de steun vanuit de Rijksoverheid voor het Kenniscentrum beëindigd. Vanaf 2030 draagt het bestuur van het Kenniscentrum de verantwoordelijkheid voor de continuïteit. Ten behoeve van de continuïteit van het Kenniscentrum zijn kritische randvoorwaarden benoemd |
8 Birch komt op basis van €100 miljoen publieke R&D en €150 miljoen private R&D uit op een cumulatief effect voor het Zeeuwse BRP van €0,9 miljard tot en met 2030. Volgens dezelfde sleutel leidt €66 miljoen extra publieke en €33 miljoen extra private R&D tot €0,4 miljard.
waaraan invulling gegeven moet worden. De conclusie is dat het centrum door de middelen van de compensatiegelden en de middelen van de provincie een uitstekende opbouw kan hebben in de periode 2020-2030 en daarmee na 2030 continuïteitsperspectief heeft en zichzelf in stand moet kunnen houden. Daarbij speelt onder andere mee dat is gebleken dat er vanuit publieke, private partijen en NGO’s voldoende steun is voor het Kenniscentrum. Als blijk hiervan hebben we support letters ontvangen van NIOZ, Damen shipyards, Dow Chemical, EcoShape, Universiteit Gent, Waterschap Scheldestromen, Deltares, Zeeuwse Milieufederatie, Ørsted en de schelpdiersector. |
Uitvoerbaarheid |
Het voorstel is goed uitvoerbaar. Er is breed draagvlak en enthousiasme voor de oprichting van het Delta Kenniscentrum bij de deelnemende onderwijs- en kennisinstellingen, regionale overheden, relevante ministeries (OCW, IenW, LNV en EZK) en het bedrijfsleven. Kwartiermakersfase De ’founding fathers’ van het Delta Kenniscentrum hebben bestuurlijk commitment uitgesproken voor de plannen zoals opgenomen in het compensatiepakket. Voordat het Delta Kenniscentrum daadwerkelijk in de benen kan worden gezet, is een kwartiermakersfase van 3 tot 6 maanden nodig. In die fase gaat een stevige kwartiermaker9 fulltime aan het werk, samen met de bestuurders en medewerkers van de ’founding fathers’ van het Kenniscentrum, om de plannen verder uit te werken en invulling te geven aan de benodigde randvoorwaarden. Hierbij wordt nadrukkelijk de samenwerking gezocht met andere te betrekken partners (rijk, provincie Zeeland/Campus Zeeland, gemeente Vlissingen, NIOZ, Dockwize, Impuls Zeeland en Economic Board). Aan het eind van deze fase wordt het Delta Kenniscentrum daadwerkelijk opgericht en worden de uitvoerende directeuren die het Kenniscentrum gaan leiden aangesteld. Zo kan het Kenniscentrum vanaf 2021 operationeel zijn. De opdracht voor de kwartiermaker wordt opgesteld in overleg tussen de bestuurlijke kerngroep compensatiepakket en de ’founding fathers’ van het Kenniscentrum. De kwartiermaker verantwoordt zich periodiek aan deze partijen. De zaken die tenminste moeten worden gerealiseerd in deze kwartiermakersfase zijn: • Vaststellen van een realistische roadmap om het Delta Kenniscentrum daadwerkelijk in de benen te zetten: • Prioritering onderdelen • Doorlooptijd onderdelen • Volgordelijkheid vs. parallel lopen onderdelen • Kritieke paden • Gedragen samenwerkingsafspraken, zowel met oprichters Kenniscentrum als andere te betrekken (publieke en private) partners. • Uitsluitsel over de samenstelling van het bestuur en de adviesraad. In het bijzonder over de rol van provincie Zeeland, gemeente Vlissingen, Economic Board, Dockwize en Impuls in de governance van het Kenniscentrum. • Inventarisatie inhoudelijke aanknopingspunten en mogelijkheden cofinanciering met private partijen en overige kennisinstellingen. • Afspraken over financieringsstromen (via bestuurlijke kerngroep compensatiepakket). • Uitgaande van de businesscase, nadere afspraken over de wijze en het tempo waarop de bijdragen van de partijen ter beschikking worden gesteld aan het Kenniscentrum en de investeringen, zoals in laboratorium-, ontwikkel-, test-, en demofaciliteiten, tot stand komen. • Begeleiding van eerste aanzetten specifieke onderzoeks- en onderwijsprogrammering en invulling faciliteiten voor onderzoek, ontwikkelen, testen en demonstreren. |
Nadere opmerkingen |
Dit voorstel voor het oprichten van het Delta Kenniscentrum wordt verder versterkt door de voorstellen voor 1) de fysieke ontwikkeling van de Kenniswerf in Vlissingen en 2) het vergroten van het vermogen van Investeringsfonds Zeeland. |
9 Met de benodigde bestuurlijke ervaring en affiniteit voor juridische, financiële en inhoudelijke aspecten. De kwartiermakersrol kan ook in duoschap worden uitgevoerd.
De verbetering en versnelling van het openbaar vervoer van en naar Zeeland is een randvoorwaarde voor het succes van het Delta Kenniscentrum. |
Algemene beschrijving |
De Kenniswerf in Vlissingen is het gebied tussen het station, het nieuwe stadsdeel Scheldekwartier en de historische binnenstad. Dit gebied ontwikkelt zich langzaam van een verouderd industriegebied naar een volwaardig stadsdeel waar kennis, innovatie en ondernemerschap centraal staan. Het nieuwe stadsdeel Scheldekwartier wordt ontwikkeld tot een aantrekkelijke woonwijk en samen met de historische binnenstad ontstaat hiermee een volwaardig stadscentrum. Het stationsgebied wordt (zoals meegenomen in de plannen voor Bereikbaarheid) ontwikkeld tot een voor Vlissingen en de regio belangrijke mobiliteitsHUB. De ontwikkelingen zijn verankerd in de structuurvisie ‘Vlissingen stad aan zee - een zee aan ruimte’. Voor wonen wordt vooral ingezet op het nieuwe Scheldekwartier, voor onderwijs en economie op de Kenniswerf (met beperkt ook mogelijkheden voor woon-werkcombi’s). De Kenniswerf in Vlissingen heeft een track record opgebouwd rondom ondernemerschap, heeft een incubator en er zijn kennisinstellingen en mooie bedrijven gehuisvest. Daarmee heeft de Kenniswerf de potentie om door te groeien naar een toonaangevende campus voor Zeeland met spin-off in heel Zeeland. In de afgelopen jaren is er, waar mogelijk, door de gemeente Vlissingen geïnvesteerd in gebiedsontwikkeling en is er in samenwerking met marktpartijen geprobeerd activatie op te starten. Belangrijke rol hierbij was en is nog steeds weggelegd voor de incubatororganisatie Dockwize. Gestart in 2008 met paar kantoren, in 2010 uitgebreid met 16 loods units en inmiddels wordt ruimte geboden aan 40 startups, worden jaarlijks 50-75 (nieuwe) ondernemers geholpen middels programmalijnen en steunen een 40-tal partners financieel en met kennis en netwerk. De ontwikkeling is hiermee goed op gang gekomen, maar heeft niet de snelheid die nodig is vanwege het ontbreken van voldoende middelen. Om de potentie van de Kenniswerf volledig te benutten, zeker met het oog op de komst van het Delta Kenniscentrum, is het nodig om de fysieke ontwikkeling te versnellen. Extra financiële inzet kan ook de kwaliteit van het vestigingsklimaat versterken. Naast de aantrekkingskracht op het bedrijfsleven, wordt met de komst van het Delta Kenniscentrum ook de volgende stap op het gebied van kennis ontwikkeling gezet op de Kenniswerf. Dit maakt het een plan met een impact veel groter dan de som der delen en gaat hand in hand met de versterking van het economisch vestigingsklimaat en van het stedelijke karakter van Vlissingen. De voorziene ontwikkeling betreft de verdere revitalisering van het gebied door herontwikkeling en renovatie van bestaande gebouwen en het ontwikkelen van nieuwbouw. Op die manier ontstaat ruimte voor het vestigen van nieuwe ontwikkel-, test- en demofaciliteiten (zoals |
meegenomen in de plannen voor het Delta Kenniscentrum) starters, scale-ups en R&D afdelingen. Dit zal aangepakt worden zoals afgelopen 10 jaar zowel de Kenniswerf als Dockwize pragmatisch en gefaseerd ontwikkeld zijn. ‘Bottom up’ en op basis van vraag vanuit de markt. Hiermee zijn al serieuze stappen gezet, maar dit gaat niet snel genoeg waardoor kansen gemist worden. Door een actiever (grond)beleid van de gemeente Vlissingen en middelen om over te gaan in acties kan er een enorme versnelling in gang gezet worden. Door de inzet van strategische grondverwerving wordt geborgd dat de middelen zo efficiënt mogelijk worden ingezet. Dit wordt in samenspraak met het Ministerie van XXX xxxxx uitgewerkt. Op basis van concrete plannen voor de ontwikkeling van de ontwikkel-, test- en demo faciliteiten in het kader van het Delta Kenniscentrum zal er ruimte worden gemaakt om te kunnen bouwen.1 Daarnaast is er behoefte aan (schone en bouwrijpe) grond rond deze locaties om bedrijven, instellingen, scale-ups en R&D initiatieven te faciliteren om te landen in nabijheid van deze faciliteiten, Dockwize en de kennisinstellingen. Komende jaren zal gefaseerd en op basis van vraag ruimte gemaakt worden voor deze ontwikkelingen. De gemeente Vlissingen is verantwoordelijk voor de regie op de gebiedsgerichte ontwikkeling. Een éénmalige impuls vanuit de compensatiemiddelen, maakt het mogelijk om de plannen voor de fysieke ontwikkeling binnen 5 jaar - in plaats van de huidige planning van 15 jaar - te realiseren en een kwaliteitsslag in het economisch vestigingsklimaat te realiseren door het gebied ook aantrekkelijk te maken voor investeerders van buiten Zeeland en Nederland. |
Opbrengsten en indicatoren (kwalitatief of kwantitatief): |
• Sociaaleconomisch effect (incidenteel/structureel)? Het creëren van een groei- en landingsplaats voor ontwikkel-, test en demolocaties én innovatieve en ambitieuze bedrijven draagt significant bij aan de ambitie om de Kenniswerf in relatief korte tijd dé innovatieve broedplaats te laten zijn die het nu in potentie is. Aantrekkingskracht zit zowel op arbeidsintensieve als op kennis intensieve activiteiten en bedrijvigheid met zeer interessante nieuwe banen. |
1 Voor de ontwikkel- test- en demofaciliteiten liggen al concrete vragen van diverse (markt)partijen (zoals Xxxxx, Xxxxx Inspectioneering en de achterban van het Kennis en Innovatie netwerk Zephyros) op het gebied van robotisering, ar/vr en offshore wind onderhoud. In de verdere uitwerking van het Delta Kenniscentrum worden de mogelijkheden verkend om verbindingen te leggen.
De koppeling van onderwijs en onderzoek aan nieuwe, hoogwaardige werkgelegenheid zorgt op de voorziene thema’s voor een internationaal unieke campus waar relatief jonge mensen (25-45 jaar) op af zullen komen en zich in de regio zullen vestigen. Het stadsdeel zelf krijgt een enorme upgrade en wordt volwaardig onderdeel van de stad Vlissingen. • Effect (rijks)werkgelegenheid (incidenteel/structureel)? Het uitvoeren van de activiteiten die nodig zijn om te komen tot het voorziene resultaat zal in directe zin enige werkgelegenheid opleveren, maar indirect tot ca. 380 fte leiden die wordt voorgebracht doordat hier de ontwikkel- test en demo locaties worden bemand en gebruikt, alsmede door het landen van nieuwe bedrijven. Bij uitstek voorzien de voorziene locaties in een groei formule waarmee continue nieuwe werkgelegenheid wordt gecreëerd en gestimuleerd. Werkgelegenheid die deels op termijn ook weer zal uitstromen elders in de regio. • Effect op vestigingsklimaat (incidenteel/structureel)? Al met al wordt het vestigingsklimaat in grote mate positief beïnvloed op deze manier. Er wordt ruimte gecreëerd voor een bruisende campus met internationale uitstraling en daarmee ook internationale aantrekkingskracht op zowel MBO, HBO en WO geschoolde mensen in een leeftijd waarbij ze vaak gezinnen hebben. |
Inpasbaarheid binnen (Rijks)beleid |
De maatregel betreft een versnelling van het reeds ingezette beleid van de gemeente Vlissingen en versterkt de investeringen die de gemeente Vlissingen de komende jaren zelf zal doen in de fysieke ontwikkeling van de Kenniswerf. |
Financiering |
De bijdrage vanuit het compensatiepakket is een éénmalige investering van €15 miljoen. In het vervolgproces worden afspraken gemaakt over de financieringsstromen (via de bestuurlijke kerngroep compensatiepakket). Deze €15 miljoen komt boven op de €17 miljoen die de gemeente Vlissingen de komende 5 jaar investeert in de gebieds-/campusontwikkeling van de Kenniswerf (t.b.v. infrastructuur en ontwikkeling gronden in eigendom van gemeente). |
Uitvoerbaarheid |
• Kan de compensatiemaatregel binnen korte termijn worden uitgevoerd? Deze maatregel kan per direct na goedkeuring compensatie pakket worden opgestart en uitgevoerd. Verwachte doorlooptijd is ca. 5 jaar. • Welke partijen zijn daarvoor nodig? Gemeente Vlissingen kan deze maatregel uitvoeren binnen de bestaande organisatie met hulp van externe expertise. Op dit moment is er reeds een gemeentelijke projectorganisatie Kenniswerf. In deze projectorganisatie heeft de projectleider de rol van gebiedsregisseur. Tot nu toe met beperkte middelen en op basis van passief grondbeleid. Met de uit de compensatiemaatregel beschikbare extra middelen zal een actief grondbeleid gevoerd worden. Nog steeds gefaseerd met onder andere strategische grondverwervingen en op basis van de vraag vanuit de markt. De bestaande projectorganisatie zal hierop aangepast/uitgebreid worden (met indien nodig externe expertise op het gebied van projectmanagement, planeconomie, (minnelijke) grondverwerving en RO). Verder worden de plannen tot uitvoering gebracht in samenwerking en/of afstemming met de kennisinstellingen, het Delta kenniscentrum, Dockwize, Impuls en de private investeerders die in het gebied actief zijn. • Xxx ziet het tijdpad van implementatie eruit? Na toekenning kan in vanaf najaar 2020 uitvoering aan de maatregel worden gegeven. En kan de maatregel worden uitgevoerd met een doorlooptijd van ongeveer 5 jaar. Parallel zal het traject voor de ontwikkeling van de ontwikkel- test en demo locatie worden opgestart en uitgevoerd en zal met de diverse private investeerders de samenwerking voor investeringen in het gebied verder aangegaan worden. Met betrekking tot de uitvoering en het bijbehorende tijdpad is het van belang om deze maatregel te beschouwen in relatie tot de ontwikkelingen binnen het Delta Kenniscentrum en het investeringsfonds Zeeland. |
Nadere opmerkingen |
De fysieke ontwikkeling van de Kenniswerf past in een bredere ontwikkeling van de Kenniswerf (zoals beschreven in Kenniswerf 2030). De onderdelen van deze bredere ontwikkeling zijn: • Groeiformule ontwikkeling, bestaande uit gebieds-/campusontwikkeling (betreft voorliggende maatregel binnen het compensatiepakket), vastgoedfonds en stimuleringsfonds. De verdere vastgoedontwikkeling zal worden opgepakt door private investeerders en het bedrijfsleven. Verschillende partijen hebben aangegeven bij realisatie van de gebiedsontwikkeling zelfstandig te willen investeren in verschillende (nieuw)bouw en ontwikkelprojecten. Het stimuleren van nieuwe bedrijvigheid zal in samenwerking met Impuls Zeeland en het Investeringsfonds verder vorm worden gegeven. • Ontwikkel-, test- en demofaciliteiten. Binnen de plannen voor het Delta Kenniscentrum zijn ontwikkel-, test- en demofaciliteiten voorzien. In de verdere uitwerking van het Delta Kenniscentrum worden de mogelijkheden verkend om verbindingen te leggen. • Mobiliteit Stationsgebied. Dit onderdeel kent grote mate van overlap met de maatregelen in het compensatiepakket om te komen tot een living lab slimme mobiliteit en het verbeteren van de stationsomgeving in Vlissingen. • Activering en programmering. Het grootste deel hiervan wordt gedekt vanuit het budget in de businesscase van het Delta Kenniscentrum voor ‘business development’. |
Algemene beschrijving |
In 2018 is het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) toegetreden als aandeelhouder van het Investeringsfonds Zeeland, dochtermaatschappij van Impuls Zeeland, voor een bedrag van € 6,5 miljoen. De gelden van het Investeringsfonds Zeeland zijn limitatief bedoeld voor innovatieve starters en doorgroeiend mkb. In het licht van de versterking van de onderwijs- en kennisinfrastructuur in Zeeland en specifiek de oprichting van het Delta Kenniscentrum, is het wenselijk dat het Rijk haar inbreng in het Investeringsfonds Zeeland vergroot ten behoeve van: 1) Het aantrekken van kennisintensieve bedrijven voor Zeeland Kennisintensieve bedrijven zijn van groot belang om de investeringen in private R&D omhoog te brengen en daarmee het innovatief vermogen in de regio en de basis voor vraaggericht onderzoek te vergroten. Deze bedrijven kunnen worden aangetrokken door het verstrekken van achtergestelde leningen. Het huidige investeringsvermogen van Investeringsfonds Zeeland is hiervoor niet toereikend. 2) Het investeren in startups, scaleups en groeiende ondernemingen op de Kenniswerf die ontstaan als spin-off van het Delta kenniscentrum Vanuit het Investeringsfonds Zeeland worden verschillende fondsen van financiering voorzien, die belangrijke instrumenten zijn voor de valorisatie en groei van ondernemingen. Het Delta Kenniscentrum zal in eerste instantie de vraag naar financiering voor de valorisatie en groei van ondernemingen doen toenemen. Om aan deze vraag te kunnen voldoen is het nodig om het Investeringsfonds Zeeland aan te vullen. |
Opbrengsten en indicatoren (kwalitatief of kwantitatief): |
• Effect op vestigingsklimaat Met het vergroten van het investeringsvermogen van het Investeringsfonds Zeeland vergroot Zeeland structureel de kans op een meer succesvolle acquisitie van bedrijven met een hoge R&D component en biedt het kansrijke innovatieve starters groeiperspectief. Dit bevordert clustervorming en resulteert in een toename van meer hoogwaardige werkgelegenheid (HBO/WO gerelateerd). Zo wordt Zeeland aantrekkelijker voor hoger opgeleiden en voor andere potentiële bedrijven (magneetwerking) • Effect (rijks)werkgelegenheid Hoogwaardige kennisbedrijven brengen meer toegevoegde waarde met zich mee dan bedrijven zonder deze component. In de resultaten van de jaren van 2017-2019 ziet Impuls dit duidelijk terug. Ook op het gebied van geïnvesteerd vermogen door deze bedrijven liggen de bedragen hoger als er R&D aan gekoppeld is. Vaak zijn dit ook buitenlandse bedrijven die een commitment voor een langere tijd met een bepaalde regio aangaan. Dit bestendigt ook hoogwaardige werkgelegenheid op de lange duur. Vanuit de huidige fondsen zien we dat er per investering van € 50.000 tenminste 1 fte werkgelegenheid meekomt. Voor een fonds van € 20 miljoen wordt dan een extra werkgelegenheid verwacht van tenminste 400 fte. • Sociaaleconomisch effecten Het grootste aandeel qua werkgelegenheid in Zeeland ligt op MBO niveau. Ten opzichte van andere regio’s ligt dit percentage in Zeeland relatief hoog en in dat opzicht is het wenselijk dat de verhouding theoretisch (HBO/WO) en praktisch opgeleiden (LBO/MBO) beter in balans komt. Het aantrekken van kennisintensieve bedrijven helpt hierbij. Dit zal leiden tot banen met een hoger salarisperspectief en daarmee een hoger besteedbaar inkomen en dus meer bestedingsmogelijkheden in de Zeeuwse economie. Daarnaast zorgt het voor een gevarieerde en dus meer aantrekkelijke arbeidsmarkt in Zeeland, wat de mogelijkheid tot vestiging van “nieuwkomers” in Zeeland vergroot. Op het gebied van onderwijs kunnen R&D gerelateerde bedrijven van grote invloed zijn op het aangeboden onderwijs in de regio. Bedrijven zijn er bij gebaat dat ze voldoende toestroom hebben van de juist gekwalificeerde mensen en zijn bereid om tijd en energie te steken in het onderwijs in de regio. Mooi voorbeeld daarvan is de ondersteuning die Ørsted heeft geboden in het opzetten van een minor op het gebied van windenergie op de HZ in Zeeland. |
Inpasbaarheid binnen Rijksbeleid |
Door middel van bijdragen aan de regionale ontwikkelingsmaatschappijen (in het geval van Zeeland door deelname in het Investeringsfonds Zeeland) beoogt het ministerie van EZK de economische krachten in de regio te versterken en te bundelen met sectorale initiatieven vanuit |
het topsectorenbeleid en ander generiek beleid en daarnaast om de samenwerking tussen het (innovatieve) MKB en kennisinstellingen in de regio te bevorderen. |
Financiering |
Het Rijk vergroot haar inbreng in het Investeringsfonds Zeeland (AGIO-storting) met een bedrag van € 20 miljoen, waardoor het investeringsvermogen wordt vergroot. Het bedrag van € 20 miljoen (dit is inclusief kosten fondsmanagement, zie ook de bijlage) maakt onderdeel uit van het compensatiepakket. |
Uitvoerbaarheid |
De aandeelhouders van het Investeringsfonds Zeeland (Impuls Zeeland, provincie Zeeland en ministerie van EZK) maken een nader plan om de manier waarop het bedrag van €20 miljoen wordt ingebracht en ingezet ten behoeve van 1) aantrekken van kennisintensieve bedrijven en 2) investeringen in startups, scaleups en groeiende ondernemingen. Onderstaande bijlagen geven hierbij nader inzicht. Nadere bestedingsplannen hoeven niet te worden opgesteld. De huidige doelstellingen van de verschillende fondsen worden gehanteerd (wel met verhoging van de maximaal te investeren bedragen). Zie hiervoor ook de bijlage bij dit fiche. De bestaande governance en verantwoordingslijnen vanuit de fondsen voor de besteding van de gelden worden gebruikt. Daarnaast zal in het kader van het compensatiepakket worden verantwoord richting de uitvoeringsgovernance van het compensatiepakket (hier worden nog nadere afspraken over gemaakt hoe dit er uit moet komen te zien). |
Nadere opmerkingen |
Onderstaande bijlagen maken integraal onderdeel uit van dit fiche betreffende Investeringsfonds Zeeland. |
Bijlage 1. Nadere informatie behorend bij fiche Investeringsfonds Zeeland
Verdeling ophoging fondsvermogen
Het fondsvermogen van Investeringsfonds Zeeland wordt opgehoogd met € 20 miljoen (AGIO- storting). Vanuit het Investeringsfonds Zeeland wordt geïnvesteerd in fondsen voor seed, start-up (InnoGo!) en groeifondsen (Zeeuws Participatiefonds). Tot op heden bedraagt het maximale
investeringsbedrag € 1 miljoen euro voor de groeifondsen en voor de seed / start-up fondsen tot €
100.000 (incidenteel tot € 200K).
De groeifondsen (Zeeuws Participatiefonds 1,2,3) zullen met in totaal € 15 miljoen worden verhoogd. Hierbij wordt het maximale investeringsbedrag opgehoogd van €1 miljoen euro naar € 2,5 miljoen. Hiermee bereiken we drie belangrijke zaken:
1. Er wordt een instrument gecreëerd dat veel beter aansluit bij de behoefte van kennisintensieve bedrijven die zich in de regio willen vestigen. Dit zijn veelal
kapitaalintensieve bedrijven en een investering van maximaal € 1 miljoen sluit daarbij onvoldoende aan. Hiermee is het Zeeuws Participatiefonds in staat om meer en grotere kennisintensieve bedrijven aan Zeeland te binden.
2. De verhoging van het maximale investeringsbedrag sluit aan bij de vraag vanuit het bedrijfsleven in Zeeland dat hogere financieringsbedragen aanvraagt. Door vergroting van het fonds kunnen dus meer en ‘later stage’ innovatieve groeiers worden (door)gefinancierd.
3. Een toename van het maximale investeringsbedrag sluit beter aan bij Invest NL. Invest NL investeert in principe vanaf €5 miljoen (uitzonderingen daar gelaten) en andere Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen investeren doorgaans tot € 5 miljoen euro. Met een
maximaal investeringsbedrag van € 2,5 miljoen euro wordt het gat deels gedicht en is Impuls een serieuze partner van Invest NL. Indien Zeeland het gat volledig wil dichten, zal het fondsvermogen verder moeten toenemen.
De seed en start up fondsen (InnoGo!) nemen met € 5 miljoen toe. Hiermee bereiken we de volgende belangrijke zaken:
1. Hiermee zijn er financieringsmiddelen beschikbaar om te investeren in start-ups voortkomend uit het Delta Kenniscentrum.
2. Hiermee zijn er additionele middelen beschikbaar om in start-ups te investeren die
voortkomen uit de incubator, field labs en programma’s van Dockwize.
3. Dit biedt de mogelijkheid om grotere bedragen per investering voor kapitaalintensieve
starters in te zetten (structureel verstrekken van tickets tot €250.000 - € 300.000).
4. We kunnen meer start-ups ondersteunen die de economie van morgen gaan vormen.
Onderbouwing kapitaalsbehoefte
De volgende elementen vormen de basis van de onderbouwing van de kapitaalsbehoefte:
▪ Voor kennisintensieve bedrijven die zich in Zeeland willen vestigen, is de gemiddelde kapitaalsbehoefte de afgelopen 3 jaar rond de € 10 mln. Uitgaande van een Zeeuwse bijdrage van € 2 mln per jaar en één nieuwe investering per jaar leidt dit alleen de komende vijf jaar al tot een fondsbehoefte van € 10 mln. Aangezien dit meestal
kennisintensieve bedrijven uit het buitenland betreffen, zijn deze gegevens verzameld op basis van onze ervaring en pijplijn uit het verleden.
▪ Voor InnoGo wordt een verhoging van het fondsvermogen van € 3,5 mln beoogd. Dit bestaat uit het verhogen van het investeringsbedrag voor kapitaalintensieve productontwikkeling (HTSM, Medtech) en de verwachte hogere toestroom vanuit het nieuwe Delta Kenniscentrum i.o. en de Field labs. De nieuwe bedragen zijn in lijn met de ons omliggende seedfondsen en zal alleen voor kapitaalintensieve start-ups worden gebruikt.
▪ Voor het ZPF II, (investeringen tot € 250.000) verwachten wij in de periode 2022-2027 per jaar tenminste 1 investering extra te realiseren, voortkomend uit doorgroeiers vanuit het
Delta Kenniscentrum i.o. en de fieldlabs van Dockwize. Totaalbedrag € 1,5 mln.
▪ Verder voorzien wij een toename van het gemiddelde investeringsbedrag bij het ZPF. De maximale ticketsize van ZPF 2 is zoals gezegd € 250.000, voor ZPF 3 is dit momenteel € 1 mln. Zoals ook al uit het in 2017 uitgevoerde kapitaalonderzoek van KplusV blijkt, bevindt de grootste kapitaalbehoefte zich in investeringen boven de € 250.000.
Impuls zal daardoor meer investeringen vanuit ZPF 3 realiseren (investeringen tot € 2,5 mln). Het merendeel van de investeringen zal overigens kleiner zijn dan de maximale € 2,5 mln. Door het optrekken van de maximale ticketsize van € 1 mln naar € 2,5 komt een
cofinanciering van Invest-Nl sneller in zicht. De meeste andere ROM’s investeren overigens tot € 5 mln.
In de afgelopen jaren 2018, 2019 en in het lopende jaar 2020 hebben zich verschillende kennisintensieve bedrijven zich bij Invest in Zeeland gemeld met de verkenning of Zeeland een goede vestigingsplaats zou zijn. Zonder in detail te kunnen en mogen treden, denk hierbij aan bedrijven op het gebied van chemie (vergroening dmv productie bioplastics en productie “groene” elektrolyt). Daarnaast een nucleair bedrijf op het gebied van LSH en een bedrijf welke zich richt op een innovatieve manier van het kweken insecten.
Dit zijn stuk voor stuk grote bedrijven met een zware R&D component en van groot belang voor kennisintensivering in Zeeland. Om een idee te geven; met twee van deze bedrijven zijn wij op dit moment druk in onderhandeling, waarbij deze bedrijven afzonderlijk van elkaar ieder zo’n € 10 mln support vragen in de vorm van leningen om hun bedrijf door de eerste opstartfase heen te helpen. Het is niet zo dat er volledig naar Zeeland wordt gekeken om deze financiële gaten volledig te dichten maar een substantieel deel zou toch welkom zijn. Op de vraag of deze additionele middelen wel in de markt weggezet kunnen worden is het antwoord op dit moment volmondig ja en zelfs meer dan dat. Rekenend met € 2 mln aan middelen per jaar vanuit deze fondsen zou op basis van de huidige verzoeken de eerste 5 jaar (€ 10, mln ) al ingevuld kunnen worden. Echter, in de praktijk blijkt dat een investeringsperiode ongeveer 7-8 jaar behelst, dus uitgaande van één investering van € 2 miljoen per jaar en deze investeringshorizon, dient de (extra) fondsomvang € 15 miljoen te zijn.
Kortom, het belang van deze fondsen is duidelijk, de voor Zeeland interessante bedrijven hebben nú de focus op Zeeland dus de urgentie is daar. Ook naar de toekomst verwachten wij hierin een stabiele tendens maar zonder financiële support wordt dat zeer lastig haalbaar. Bedrijven van een dusdanig groot kaliber (vaak >100 FTE) verwachten deze support ook van een regio.
Effecten verhoging kapitaal investeringsfonds
Wij verwachten, op basis van de huidige portfolio van de fondsen, dat elke € +50.000 investering 1 fte oplevert. Een verhoging van het fondsvermogen met € 20 miljoen euro leidt tot een betrokken extra werkgelegenheid van 400 fte. Hiernaast wordt het ecosysteem verder verstrekt en uitgebouwd. Met deze middelen kan een start gemaakt worden om clusters van innovatieve bedrijven rondom het Delta Kenniscentrum op de Kenniswerf in Vlissingen te ontwikkelen.
Door gebruik te maken van de huidige structuur van het Investeringsfonds Zeeland en de betrokken investeringsfondsen (InnoGo!, Zeeuws Participatiefonds) kan deze uitbreiding relatief eenvoudig uitgevoerd worden. Ook kan flexibel ingespeeld worden op de vraag vanuit de markt door, afhankelijk van de marktvraag, de groeifondsen of de seed/start-up fondsen te verhogen.
Tot slot worden op deze wijze Rijksinstrumenten gekoppeld aan regionale ecosystemen en worden zodoende nog beter aangepast aan de behoeften van ondernemers en financiers. Aandachtspunten zijn de volgende.
▪ Extra vermogen leidt tot extra kosten fondsmanagement. Gebruikelijk is dat ongeveer 2 à 3 % van het fondsvermogen per jaar aan fondsmanagementkosten wordt gebruikt. Dit maakt onderdeel uit van de in het fiche genoemde bedrag van 20 miljoen euro.
▪ De extra inbreng komt vanuit het Rijk als compensatiemaatregel.
▪ Stem- en eigendomsverhoudingen die recht doen aan verhoudingen Rijk-Regio (door agiostorting al dan niet via Provinciefonds).
De cijfers over de groei van het aantal fte zijn gebaseerd op de historische cijfers vanuit het ZPF en InnoGo! Op dit moment zijn er per investering van € 50.000 significant meer dan 1 fte (zelfs gemiddeld ruim 3 FTE) betrokken (zie bijlage C).
Gezien het feit dat de investering hoger worden en het type bedrijven mogelijk kapitaalintensiever
zijn, zijn wij voorzichtigheidshalve uitgegaan van 1 betrokken werknemer per € 50.000. Gecombineerd met het aantrekken van extra werkgelegenheid door nieuwe vestigers denken wij dat wij met deze middelen 400 fte te kunnen aantrekken.
Storting middelen en gebruik huidige fondsenstructuur
Er is overwogen om een nieuw fonds op te richten. Besloten is echter om aan te sluiten bij de huidige structuur zoals die samen met Provincie en Rijk is opgezet. Dus via de dochter Investeringsfonds Zeeland B.V. (IFZ). Onderstaande redenen vormen daarvoor de basis:
▪ Geen nieuwe fondsnamen of ‘merken’ in de markt zetten.
▪ Snelheid van het beschikbaar krijgen van middelen. We hebben nu leads met concrete financieringsvraag. Deze geven nu aan dat we op positie nummer één staan, maar dat financiering een belangrijk element, bijna basisvoorwaarde, zal zijn.
▪ We maken gebruik van basisstructuren en governance die reeds zijn opgezet en momenteel goed functioneren. Board, deskundigen commissie etc. De board van het ZPF staat hiervoor open.
▪ Efficiency en effectiviteit. Een nieuw fonds opzetten heeft een lange doorlooptijd, en na oprichting duurt het een periode voordat het fonds operationeel is. Bovendien kan efficiënter en effectiever gewerkt worden in de reeds bestaande structuur.
De storting van middelen geschiedt middels een agiostorting in IFZ te realiseren, zodat dit de zeggenschapsverhoudingen in IFZ niet aantast. De middelen worden grotendeels doorgestort naar ZPF 2 en 3 waarvan IFZ aandeelhouder is (InnoGo! wordt direct vanuit IFZ uitgevoerd).
Economisch gezien past deze vorm ook het beste bij de compensatiegedachte vanuit Markaz. Indien EZK nieuwe aandelen in IFZ zou verkrijgen, zou dit meer het karakter van een investering hebben. Een storting van agio heeft beide elementen in zich. Compensatie en Investering. XXX blijft immers voor 47% eigenaar van IFZ.
Investeren in kansrijke sectoren in Zeeland
De investeringen zouden een bijdrage moeten leveren aan het versterken van de kansrijke sectoren in Zeeland waardoor er tussen kennisintensieve bedrijven, kennisinstellingen en onderwijs meer samenwerking ontstaat. De kansrijke sectoren in Zeeland liggen met name op het gebied van:
1. Chemie- en procesindustrie (vergroening dmv nieuwe procestechnieken, waterstof etc.,circulaire plastics)
2. Agro-food (innovatieve kweek en teelt)
3. Offshore-wind industrie (en daaraan gekoppeld projecten en bedrijven rondom waterstof).
4. Transport en logistiek
5. Energie en Nucleaire sector (clustervorming rondom nieuwe productietechnieken)
De opgave qua energietransitie, waar deze sectoren voor staan, is groot. Het biedt grote mogelijkheden om bedrijven aan te trekken die een stevig aandeel kunnen leveren qua kennisintensiteit op dit gebied en goed aansluiten op bovenstaande sectoren. Binnen sommige van deze sectoren is er op een aantal vlakken al intensieve samenwerking met kennisinstellingen en onderwijs maar dit kan nog verder worden geïntensiveerd op andere sectoren.
De investeringen zouden een bijdrage moeten leveren aan het versterken van kansrijke sectoren in Zeeland waardoor er tussen kennisintensieve bedrijven en kennisinstellen en onderwijs meer samenwerking ontstaan. Het is goed om waar mogelijk aan te sluiten op de Kenniswerfontwikkeling waar een fieldlab en campus achtige ontwikkeling wordt voorzien.
In het rapport Kapitaalmarktonderzoek van KplusV werd al opgemerkt dat Zeeland te klein is voor sectorspecifieke fondsen. Soms zie je ook kansen voorbij komen die zeer interessant zijn voor Zeeland, maar die niet in de sterke sectoren passen, maar wel belangrijk zijn voor diversifiëring of infrastructuur van de economie. Een voorbeeld hiervan is een datacenter die Zeeland nog niet heeft. Kortom we gaan voor aansluiting op specifieke sectoren en kennisinfrastructuur, maar sluiten kansrijke opportunity’s niet uit.
Toelichting op de verhoging van de tickets van de groeifondsen en Innogo
Voor een uitgebreide onderbouwing van InnoGo! zie Bijlage A. Samengevat vraagt een specifiek segment van de markt hiernaar en het verhoogde bedrag is tevens in lijn met ons omliggende (pre)seedfondsen.
Voor onderbouwing Ticketsize ZPF, zie bijlage B: Om een nuttige bijdrage te kunnen leveren aan nieuw vestigers in Zeeland moet er een substantiële bijdrage geleverd kunnen worden aan het gevraagde kapitaal en ook een match kunnen maken met Invest Nl. Een recente lead waar wij bij de laatste 2 voorkeuren waren hebben wij onder meer verloren omdat wij geen grotere investering dan €1 mln kunnen aanbieden. Met een bedrag van € 2,5 mln euro sluiten wij daarnaast beter aan bij Invest NL. Ten opzichte van andere ROM komen wij dichter in de buurt van hun maximale
participatiebedrag (€ 5 mln). Let op: hier hebben we dan dus nog steeds een achterstand.
Bijlage A: Onderbouwing InnoGo!
InnoGo! EUR 3,5mln periode 2021-2027
InnoGo! is een fonds voor innovatieve startups en MKB bedrijven in Zeeland en richt zich op de pre- seed en poc-fase. De toegevoegde waarde vanuit InnoGo! voor de ondernemer is het netwerk, begeleiding en financiering. Het InnoGo! fonds is opgericht in 2009 en geniet inmiddels bekendheid in de regio. InnoGo! verstrekt leningen tot EUR 100k (incidenteel tot EUR 200K). Deze leningen kennen een hoog risicoprofiel, waarbij rekening wordt gehouden met een revolverendheid van min. 50%. De provincie Zeeland financiert het fonds en het fondsmanagement (al sinds 2013) en heeft het fonds in lijn met de bestuursovereenkomst Zeeland in Stroomversnelling Innovatiefinanciering laten groeien. In 2020 is tot op heden EUR 295k toegekend aan leningen, ondanks Covid19 uitdagingen. InnoGo! heeft voor de komende jaren EUR 800k per jaar geprognotiseerd aan uit te zetten middelen. In de nieuwe prognose1 wordt verwacht dat dit bedrag stapsgewijs toeneemt tot EUR 1,4mln op basis van een tweetal ontwikkelingen:
1. Groei aantal startups en MKB ivm Delta kenniscentrum (EUR 1,55mln; 23st)
2. Verhogen van het leningbedrag naar 300k (EUR 1,6mln; 8st)
Ad.1 toelichting groei aantal start-ups/ MKB bedrijven
Met de ontwikkelingen van het Delta kenniscentrum en het ecosysteem (o.a. incubator, field labs en programma’s van Dockwize) zal het aantal student companies en kennisintensieve MKB bedrijven in de regio groeien. In de pré-seed fase hebben bedrijven behoefte aan kapitaal tegen redelijke voorwaarden. De markt kan hierin onvoldoende voorzien vanwege het hogere risico profiel en schaarse middelen. We verwachten daarom een stapsgewijze groei die resulteert in jaarlijks ca. 4 extra leningen en in totaal 23 extra leningen over de periode 2022-2027 voor een gemiddeld bedrag van EUR 67,4k per lening.
Ad.2 toelichting verhogen van het leningbedrag naar €300.000,-
We constateren dat het leningbedrag van EUR 100k voor een aantal marktsegmenten, zoals robotica, medisch, water/energie en HTSM, aan de krappe kant is gezien de investeringsbehoeftes in deze branches. Concreet loopt er bijvoorbeeld een cases met een financieringsbehoefte van 1,5mln, waarbij een paar ton geïnvesteerd moet worden voor het eerste prototype van een robot. In de sector HTSM hebben we een casus die graag in Zeeland wil starten en waar 4 ton geïnvesteerd moet worden in de pre-seed fase met een totale financieringsbehoefte van 3 mln; en zo zijn er meer. Dit is ook geconstateerd in het onderzoek kapitaalmarkt van KplusV ’17 ‘Zowel experts als ondernemers ervaren een krapte in aanbod voor bedragen tot € 250k. Met name in de start- en ontwikkelfasen, waarin InnoGo en ZPF actief zijn, is er te weinig kapitaal beschikbaar. Verdere uitbreiding van omvang en hoogte, boven op de huidige verhoging, is dan ook een logische volgtrekking’. We zien in andere regio’s dat fondsen in deze fase hogere bedragen kunnen financieren, bijvoorbeeld UNIIQ van InnovationQuarter (EUR 300k). De pre-seedfase is vaak nog te vroeg voor het ZPF om in te stappen. Om deze specifieke doelgroep beter te kunnen bedienen in hun financieringsbehoefte, zouden we het leningbedrag voor deze doelgroep structureel willen ophogen; zeker als er een groei verwacht wordt van kennisintensieve bedrijven rond het Delta kenniscentrum. Daarbij wordt gedacht aan jaarlijks 1 à 2 leningen van EUR 300k ipv EUR 100k. Daarmee kan InnoGo! een substantiëler deel van het investeringsbedrag voor zijn rekening nemen, wat als hefbrug kan werken richting andere financiers.
Om deze plannen te realiseren is over de periode 2021-2027 een additionele storting in het fonds nodig van EUR 3,15mln en additioneel EUR 350k (50k/jr) aan fondsmanagement en begeleiding van ondernemers. Daarbij gaan we er vanuit dat de Provincie Zeeland de jaarlijkse bijdrage aan het fonds continueert.
(prognose in exelsheet beschikbaar)
1 In de prognose is rekening gehouden met rente inkomsten, revolverendheid, optie tot converteren en het continueren van de jaarlijkse bijdrage van de provincie Zeeland.
Bijlage B: onderbouwing extra middelen ZPF 2 en 3
ZPF 2
ZPF 1+2 zijn zowel door publieke als private aandeelhouders gefinancierd. ZPF 1 is uit geïnvesteerd, in ZPF 2 zijn nog middelen beschikbaar. De maximale ticketsize van ZPF 2 is gelijk aan € 250.000.
In het kapitaalmarktonderzoek van KplusV uit 2017 is o.m. de volgende bevinding gedaan:
“Zowel experts als ondernemers ervaren een krapte in aanbod voor bedragen tot € 250k. Met name in de start- en ontwikkelfasen, waarin InnoGo en ZPF actief zijn, is er te weinig kapitaal beschikbaar.
Verdere uitbreiding van omvang en hoogte, boven op de huidige verhoging, is dan ook een logische volgtrekking”
Inmiddels is het investeringsbedrag van ZPF 2 voldoende opgehoogd voor wat betreft de huidige situatie. Echter, we verwachten vanuit het nieuwe Delta Kenniscentrum en de Dockwize fieldlabs een toenemende vraag voor de tickets tot € 250.000. De aanname is dat vanuit de in bijlage I opgenomen InnoGo! onderbouwing 1 a 2 grotere leningen worden verstrekt aan deze starters. We nemen aan dat er per jaar 1 vervolgfinanciering nodig is vanuit het ZPF 2 hiervoor a € 250.000.
Uitgaande van de periode 2022-2027 levert dit een extra benodigd bedrag op van € 1,5 miljoen
voor ZPF 2. ZPF 3
In het KplusV kapitaalmarkt is o.m. de volgende bevinding opgenomen: “Tickets van 250K - € 1 mln: huidig aanbod € 4,1 miljoen2, huidige vraag € 31,1 miljoen”3.
Zoals in bovenstaand document reeds is aangegeven, groeit de gemiddelde aangevraagde ticketsize voor wat betreft het ZPF. We zien met name een groei in aanvragen voor tickets boven de 250.000. We zijn dit in de praktijk ook terug, aangezien in 2020 drie nieuwe investeringen zijn aangegaan, welke allen boven de € 250.000 en dus vanuit ZPF 3 (totaalbedrag van deze
investeringen € 1,3 miljoen). In ZPF 3 zijn binnen het tijdsbestek van minder dan 1 jaar tijd € 2 miljoen van € 6 miljoen beschikbare middelen geïnvesteerd in vier bedrijven.
Verder blijkt uit de vraag, zoals in het reuliere document reeds is verwoord, dat om buitenlandse bedrijven aan te trekken er veelal grotere bedragen nodig zijn om deze te kunnen financieren.
Vandaar het voorstel de maximale ticketsize op te hogen van € 1 miljoen naar € 2,5 miljoen wat bij 1 investering van gemiddeld € 2 miljoen per jaar en een investeringshorizon van 7 a 8 jaar leidt tot een extra benodigd bedrag van € 15 miljoen additionele middelen voor ZPF 3. Bijkomend voordeel is dat we met een maximale ticketsize van € 2,5 miljoen kunnen matchen met Invest-NL.
Dit is nu niet mogelijk. Daarnaast zijn VC fondsen (co-financiers) doorgaans in staat om tickets groter dan € 1 miljoen te verstrekken. Niet kunnen meefinancieren in een 2e ronde leidt tot een slechtere uitgangspositie/onderhandelingspositie en tot waardeverlies (bijv. door ongewenste verwatering of liqprefs van de VC’s i.v.m. slechtere onderhandelingspositie).
2 Hierbij kan worden aangetekend dat dit aanbod het huidige aanbod was zonder ZPF 3. Met de € 6 miljoen
vanuit ZPF 3 is het aanbod € 10,1 miljoen.
3 Bron: tabel in management summary kapitaalmarktonderzoek
Bijlage C: werkgelegenheid per fonds Impuls
Fonds | geinvesteerd vermogen totaal | # Werknemers | geinvest bedrag / werknemer | opmerking | ||
InnoGo! | € | 1.393.000 | 181 | € | 7.696 | ultimo 2019 |
ZPF 1-3 tm 2019 | € | 2.141.000 | 73 | € | 29.329 | ultimo 2019 |
ZPF 2020 | € | 1.300.000 | 105 | € | 12.381 | YTD 2020 |
TOTAAL | € | 4.834.000 | 359 | € | 13.465 |
Algemene beschrijving |
De maatregel is gericht op het verbeteren van de verbindingen van Zeeland en Vlissingen met de Randstad, Brabant en Vlaanderen. Zeeland is een Land in Zee. Een delta, waarin land en zee een nauwe wisselwerking hebben. Zeeland is strategisch gelegen aan diep vaarwater tussen de Randstad, Noord-Brabant en Vlaanderen en beschikt met de havens in Vlissingen en Terneuzen over een sterk zeehavencomplex met goede achterlandverbindingen. De economische kracht van Zeeland is daarmee verbonden en ligt in de sectoren toerisme en recreatie, deltatechnologie, havens en de daaraan gerelateerde industrie en logistiek, energie en voedsel (landbouw en visserij). Echter deze kracht wordt niet ten volle benut, omdat de verbindingen niet optimaal zijn. Het verbeteren van de bereikbaarheid is randvoorwaardelijk voor de sociaal- economische structuurversterking van Zeeland en Vlissingen in algemene zin en in het bijzonder voor de Law Delta en het op te richten Delta Kenniscentrum. Het pakket aan bereikbaarheidsmaatregelen richt zich op: 1 Versnelling en frequentie verhoging OV spoor Stap 1 per december 2021: 1 keer per uur: Intercity Vlissingen – Rotterdam/Amsterdam en 2 keer per uur sprinter Vlissingen – Roosendaal. Resultaat 20 minuten reistijdwinst naar Rotterdam. Sprinter rijdt minimaal naar Roosendaal. Xxxxx onderzocht wordt of binnen het budget één van de 2 sprinters kan doorrijden richting Dordrecht. Inzet is in ieder geval dat de aansluiting en overstapmogelijkheden in Roosendaal dusdanig zijn dat de huidige reistijden richting de Randstad en de Brabantse steden niet verslechteren. Stap 2 per 2023-2025: Verdere versnelling in lijn met toekomstbeeld OV 2040 door aansluiting Zeeuwse lijn op de hogesnelheidslijn (HSL, IC Direct). Resultaat: 1 keer per uur IC Vlissingen – Amsterdam, 2 keer per uur sprinter Vlissingen – Roosendaal (en mogelijk Dordrecht). Reistijdwinst ten opzichte van huidige situatie: 60 minuten sneller in Amsterdam. Rijk, regio en vervoerder gaan zo snel mogelijk, maar uiterlijk in 2030, onderzoeken of 2 keer per uur een IC rechtstreeks naar Amsterdam zou kunnen worden ingelegd op basis van een gezonde business case, rekening houdend met de perifere ligging en op basis van een dan af te spreken kosten/baten afweging. Partijen hebben het vertrouwen dat de maatregelen uit het compensatiepakket voor economische structuurversterking van Zeeland hier in positieve zin aan bijdragen en dat hiermee de ambities uit het OV Toekomstbeeld kunnen worden ingevuld. 2 Slimme mobiliteit en stationsgebied Vlissingen Een kwaliteitsimpuls in het regionale en lokale mobiliteitssysteem door een combinatie van een 1) stedelijk bovenlokaal netwerk in Xxxxxxx 0) fijnmaziger lokaal systeem van slimme mobiliteitsoplossingen tussen de kleinere kernen en diverse voorzieningen (in het hoogseizoen ook de toeristische trekpleisters) en 3) innovaties in het goederenvervoer (optimaliseren logistieke processen door: digitalisering, testfaciliteiten autonoom goederen vervoer, etc.) Living Lab Slimme Mobiliteit Vlissingen en omgeving, met de logistieke knoop Vlissingen Oost, zijn de focusgebieden voor het living lab slimme mobiliteit, waarbij projecten in andere delen van Zeeland niet worden uitgesloten. Het living lab dient voor de eerste toepassing van innovaties op het gebied van Mobiliteit die in heel Zeeland later kunnen worden uitgerold. Vlissingen Oost is als onderdeel van North Sea Port een belangrijke logistieke hub en Zeeuws selling point. Beoogd resultaat: Gebruikers (toerist, student, forens én inwoner) kunnen gebruiksvriendelijk, flexibel en comfortabel wisselen tussen mobiliteitsvormen. Deze maatregel heeft een nadrukkelijke relatie met versnelling van het OV, een goede (realtime) informatievoorziening en de inzet van Mobility-as-a-Service (MaaS). De stationsomgeving Vlissingen wordt een experimenteerzone voor nieuwe innovatieve concepten. Mogelijke pilots vanuit het living lab zijn: private exploitaties van deelfietsen en deelauto’s in een dunbevolkte provincie, bedrijfsauto’s als deelauto’s delen (ook voor goederen en stadsdistributie), digitale plan-, boek- en betalingssystemen vanuit gezamenlijke mobiliteitscentrale voor verschillende vormen van vervoer en stadsdistributie (ontschotting systemen), ticketing voor grensoverschrijdende verbindingen, koppelingen vernieuwing in logistiek en personenvervoer. Vanuit de programma’s Krachtenbundeling, Digitalisering Overheden en andere bestaande programma’s (zoals MaaS/deelmobiliteit, Shuttles & Pods, Slimme & Duurzame Stadslogistiek/ZE zonering) kan kennis benut worden. |
Stationsgebied Vlissingen Rond station Vlissingen is een traject gestart met stakeholders uit bedrijfsleven, onderwijs en (semi-)overheden om duurzame, innovatieve mobiliteitsvormen te ontwikkelen en het stationsgebied te ontwikkelen tot dé mobiliteitshub in de regio. Hierbij zullen huidige mobiliteitsvormen en het gebied een kwaliteitsimpuls krijgen, en nieuwe, slimme en duurzame mobiliteitsvormen worden toegevoegd. Dit leidt ertoe dat de gast (toerist, student, forens én inwoner) straks gebruiksvriendelijk, flexibel en comfortabel kan wisselen tussen bestaande en nieuwe mobiliteitsvormen. Met deelmobiliteit (deelauto’s, deelfietsen), aanvullende voorzieningen (zitmogelijkheid, toilet, waterkraan, WiFi, oplaadpunten), duurzame mobiliteitsvormen, laadinfra gekoppeld aan de elementen wind, water en zon wordt het stationsgebied dé mobiliteitshub in de regio en is de Zeeuwse beleving voor de gast compleet. 3 Goederenvervoer Er is veel potentie om de regio rond Gent en Terneuzen te ontwikkelen als één grensoverschrijdende economische regio (North Sea Port District). Er is steeds meer sprake van ambities voor één grensoverschrijdende arbeidsmarkt, één woningmarkt, maar ook op gebied van cultuur en zorg speelt de grens een steeds minder dominante rol. Daarmee worden volop kansen en synergiën gegenereerd, met potentie voor verdere groei van de economie en de haven. De knelpunten in capaciteit, betrouwbaarheid, bedrijfszekerheid en efficiëntie van het spoornetwerk in de Kanaalzone Gent-Terneuzen moeten worden weggenomen door aanleg van drie onderling gerelateerde infrastructurele werken. Op basis van een positieve MKBA is een adaptief proces, inclusief monitoringsysteem uitgewerkt. Op basis hiervan zal worden gemonitord welke maatregelen in de tijd wenselijk zijn. Het Belgisch-Nederlandse pakket aan maatregelen betreft de noordelijke aansluiting Zandeken en de uitbreiding van de bundel Zandeken (A1), een Zuid-Oostboog bij de Sluiskilbrug (A3) en de spoorverbinding tussen Axel en Zelzate (A4). Mogelijk op termijn uit te breiden met personenvervoer. |
Opbrengsten en indicatoren (kwalitatief of kwantitatief): |
1 Versnelling en frequentie verhoging OV spoor (bron rapportage TwijnstraGudde toekomstbeeld bereikbaarheid Zeeland): - Reistijdwinst (in stap 1): 20 minuten voor reizigers tussen Vlissingen-Middelburg en Rotterdam. - De jaarlijkse reistijdbaten1(in stap 1) zijn € 1 - 3 miljoen voor reizigers (op werkdagen) tussen de Zeeuwse economische centra. De jaarlijkse reistijdbaten voor reizigers (op werkdagen) naar de economische centra buiten Zeeland zijn € 5 - 8 miljoen. - indirecte economisch effecten: Zeeuwse steden aantrekkelijker voor bedrijven en organisaties om zich te vestigen, met name voor Vlissingen en Middelburg (samen bijna 100.000 inw.). De mogelijkheid voor kennisuitwisseling tussen bedrijven die door deze verbinding ontstaat, kan uiteindelijk leiden tot een hogere productiviteit. De omvang van de beroepsbevolking die Vlissingen en Middelburg binnen 1 uur kan bereiken, neemt met de versnelde intercity toe met circa 100.000 personen. Binnen 1,5 uur is dat potentieel 200.000 - 350.000. Dat geldt ook andersom: voor de Zeeuwen komen meer banen met een acceptabele reistijd binnen bereik. Zeeland beter bereikbaar voor toeristen. - Een aantrekkelijke reis met de trein en minder reistijd kunnen zorgen voor een modal- shift van reizigers van de auto naar de trein. In combinatie met maatregel 2 zal de modal shift groter zijn. Daardoor dalen de emissies en neemt de gezondheid, veiligheid en welzijn toe. - 2 Toekomstbestendige duurzame slimme mobiliteit en stationsgebied Vlissingen: - Het verbeteren van de bereikbaarheid van kleine kernen binnen Zeeland draagt bij aan de bereikbaarheid en leefbaarheid van Zeeland. |
1 Reistijdbaten zijn de baten voor de reiziger als gevolg van een reistijdverkorting. De reistijdbaten worden bepaald aan de hand van het aantal reizigers, de reistijdverkorting en de reistijdwaardering van reizigers. Voor de Oost-West verbinding met de trein is bijvoorbeeld uitgegaan van een reistijdvermindering van 15 minuten voor reizigers die van de stations van Vlissingen en Middelburg naar de Randstad of Brabant reizen. Voor reizigers die binnen Zeeland tussen de grote stations reizen, is een reistijdvoordeel van 5 minuten aangehouden. Voor de busreis Goes-Rotterdam is uitgegaan van een reistijdvermindering van 4 minuten per reiziger. De verwachte reistijdverkorting per reiziger wordt gewaardeerd met behulp van de zogeheten value of time (VOT). De value of time is de gemiddelde waarde van reistijdwinst van reizigers. Voor de
trein ligt die op circa € 11 per uur en voor de bus gemiddeld op circa € 8 per uur.
- Het verbeteren van de bereikbaarheid van de kennis- en onderwijsinstellingen zorgt ervoor dat meer Zeeuwse jongeren deze instellingen goed kunnen bereiken, waardoor er meer kennis binnen de provincie blijft, wat positief uitpakt voor de arbeidsmarkt en de economie. De kennisontwikkeling behorende bij het Living Lab Zeeland kan een economische nichemarkt zijn en daarmee een impuls voor behoud van jongeren in Zeeland en de economie en werkgelegenheid van Zeeland. Beide dragen in positieve zin bij aan de indirecte economische effecten. - Structureel effect door verbetering concurrentiepositie North Sea Port en logistieke sector, afname van verstoringen en in-efficiency in logistieke processen, Optimaliseren van netwerkgebruik door goederentransport, extra hoogwaardige werkgelegenheid North Sea Port 3 Goederen vervoer Rail Ghent – Terneuzen: - De transportbaten van Rail Ghent - Terneuzen: € 7 - 10 miljoen per jaar - De indirecte baten worden geraamd op 10-15% van de jaarlijkse baten. Voor Rail Ghent Terneuzen dus circa € 0,7 - 1 miljoen per jaar |
Inpasbaarheid binnen Rijksbeleid |
1 Versnelling en frequentie verhoging OV spoor: Past binnen Zeeuws Beleid en binnen Rijksbeleid, Contouren Xxxxxxxxxxxxx XX 0000 (kwaliteitssprong nationaal OV-netwerk en sterke assen richting de landsdelen) en ontwerp- NOVI (versterken verbinding stedelijk netwerk Nederland). 2 Toekomstbestendige duurzame slimme mobiliteit en stationsgebied Vlissingen: Vanuit I&W staan Smart Mobility, Digitale Transport Strategie en Digitalisering Overheden hoog op de beleidsagenda. Zeeland/Vlissingen is een kansrijke locatie voor een living lab slimme mobiliteit voor personen en goederen vervoer. IenW en Vlaanderen doen de komende 3 jaar onderzoek naar verdere verbeteringen in connectiviteit tbv transport en logistiek (EU gefund 5G Blueprint project). De plannen voor slimme mobiliteit zijn een logische uitwerking van de mobiliteitsconferentie op 10 feb. jl. en sluiten aan bij plannen van de Provincie Zeeland ter voorbereiding op de nieuwe vervoersconcessieperiode. 3 Goederen vervoer: Rail Ghent – Terneuzen: Het ministerie van IenW onderschrijft het belang van Rail Ghent – Terneuzen. Meest recent zijn de afspraken vastgelegd in het Bestuurlijk Overleg MIRT (najaar 2019)2. Er ligt een breed gesteunde Tweede Kamer motie van lid Schonis. Rail Ghent - Terneuzen staat ook benoemd in een programma van de EU. |
Financiering en uitvoerbaarheid |
1 Versnelling en frequentieverhoging OV spoor: Per december 2021: invoering versnelde IC. Kosten uit compensatiepakket. Xxxxx onderzocht wordt of binnen het budget één van de twee sprinters kan doorrijden richting Dordrecht. Per 2023-2025: Verdere versnelling door aansluiting op de HSL richting Amsterdam. Kosten zijn onderdeel van compensatiepakket. De exacte wijze waarop dit verwerkt wordt in een uiteindelijke dienstregeling is nog onderwerp van nadere studie. Budgettaire consequenties zijn structureel 4,5 mln. euro en incidenteel 50 mln. euro. 2 Slimme mobiliteit en stationsgebied Vlissingen: Tegen de achtergrond van de ambities die Zeeland eerder heeft geformuleerd om een living lab voor uiteenlopende Slimme Mobiliteit activiteiten en toepassingen te worden, die IenW van harte ondersteunt, komen rijk en regio overeen dat een bedrag van €5 miljoen in de komende jaren (2021-2025) vanuit IenW beschikbaar komt in gelijke jaartranches. Daarbij richt dit investeringsbedrag zich primair op het genereren van een nieuw, hoog-innovatief mobiliteitsaanbod, de digitale randvoorwaarden hiertoe (data, uitwisseling) en de private dienstverlening die hiermee kan ontstaan. Aanpassingen aan de infrastructuur vallen buiten scope van deze Slimme Mobiliteit impuls middelen. Bestemming van deze middelen gebeurt door beoordeling van projecten in een gezamenlijk overleg tussen ministerie, gemeente en provincie. |
2 Uit de Afsprakenlijst Bestuurlijk Overleggen MIRT, 20 en 21 november 2019: “….. stemmen de partijen ermee in om zich in te zetten voor de totstandkoming en bekostiging van een samenhangend pakket van infra-maatregelen, waarbij de maatregelen Xxxx-Xxxxxxx, noordelijke ontsluiting Zandeken en Zuid-Oost-boog (en mogelijk een spoorverdubbeling Wondelgem –
Zandeken) de mogelijke bouwstenen zijn om tot het gewenste eindbeeld te komen”.
Voor investeringen in de stationsomgeving Vlissingen is €5 miljoen gereserveerd voor aanleg infrastructuur (uit de eerder genoemde €50 miljoen voor infrastructurele maatregelen). 3 Rail Ghent – Terneuzen: Als onderdeel van een eerste stap van de adaptieve strategie, die door Nederland en België gezamenlijk voor het project spoor Terneuzen-Gent wordt uitgewerkt, wordt afgesproken dat de Nederlandse staat een bedrag van €15 miljoen reserveert, waardoor een zuid-oost boog bij de Sluiskilbrug mogelijk wordt. België heeft onlangs bekend gemaakt circa €7 miljoen te investeren in de realisatie van de bundel Zandeken. Voorafgaand aan het BO MIRT wordt in overleg met alle betrokken Nederlandse en Belgische partners een concept BO MIRT-besluit geformuleerd over het onderzoek naar de vervolgstappen in de adaptieve ontwikkelstrategie, waarin het commitment nog eens bevestigd wordt. Een voorstel voor gezamenlijke kostenverdeling van de onderzoekskosten voor de start van de planuitwerkingsfase maakt daar onderdeel van uit. Na het afsluiten van de bestuursakkoord dienen per onderwerp nadere afspraken gemaakt te worden over de financieringsstromen en governance. De uitvoeringsgovernance van het compensatiepakket neemt hiertoe het initiatief (bestuurlijke stuurgroep compensatiepakket). |
Algemene beschrijving |
Belang Zeeuwse havens en industrie De Zeeuwse economie wortelt voor een groot deel in en rond de havens. North Sea Port is in toegevoegde waarde het derde havengebied van Europa en behoort tot de grote chemische clusters in Noordwest Europa. Voor industriële bedrijven vormt de directe toegang tot diep vaarwater een belangrijke aantrekkingskracht. Datzelfde geldt voor goede, multimodale verbindingen naar het achterland. Industrie en havens leveren een belangrijke bijdrage aan de regionale werkgelegenheid. Meer dan 20.000 mensen werken in de industrie, in verhouding 1,5 keer meer dan het Nederlandse gemiddelde. De industriële bedrijven in Zeeland zijn hoogwaardig, energie-intensief en divers. Zeeland is het grootste waterstofcluster van Nederland, en de eerste regio met grootschalige aanlanding van groene windstroom. Daarmee kan met recht worden gesproken van een energy hub van nationaal belang. Er zijn volop ruimtelijke mogelijkheden, de bedrijven staan vooraan in hun sector en zijn innovatief. De ligging aan zee, en de faciliteiten van de zeehavens, vormen een belangrijk onderdeel van de concurrentiepositie van de Zeeuwse industrie. Kenmerk is de diversiteit van het cluster. Er zijn significante spelers op het gebied van chemie, energie, afval, agrofood, logistiek en (over de grens) metaal. Dat maakt het cluster bestendig en biedt perspectief op pluriforme samenwerkingsverbanden. Toekomst Zeeuwse havens en industrie Industrie en havens staan voor de opgave om concurrerend te blijven, in een wereld waarin de energie- en grondstofvoorziening snel klimaatneutraal moet worden, en waarin toegang tot klimaatneutrale energievormen in combinatie met slimme ICT een steeds belangrijkere concurrentiefactor en daarmee vestigingsfactor wordt. Voor de Zeeuwse industrie en havens is het essentieel om tijdig en tegen gelijke kosten net als andere Nederlandse industrieën gebruik te kunnen maken van verzwaring van het elektriciteitsnet, en van waterstof en/of CO2-opslagfaciliteiten, zodat men kan blijven concurreren met industrieën elders. Samenwerking Rijk en regio Zeeland Het ministerie van EZK hecht sterk aan samenwerking met de regio’s. De totstandkoming van de regionale koploperprogramma’s voor de verduurzaming van de industrie, is daar een goed voorbeeld van. Het initiatief voor deze programma’s ligt bij de bedrijven en EZK werkt hierbij samen met publieke en private partijen in de desbetreffende regio en zo ook in Zeeland. Zeeland levert binnenkort haar plannen aan voor het koplopersprogramma. Op basis daarvan kan EZK haar instrumentarium gerichter inzetten. Daarnaast heeft EZK eerder al middelen ter beschikking gesteld aan Smart delta Resources, voor ondersteuning van de regionale partijen bij het vormgeven en realiseren van hun duurzaamheidsinitiatieven. De volgende punten maken deel uit van het compensatiepakket Zeeland: Waterstof Gezien de huidige koppositie van Zeeland op het terrein van waterstof wordt in gezamenlijkheid tussen Rijk en regio een verdere impuls aan de ontwikkelingen van de waterstofeconomie gegeven. Dit sluit aan bij de Waterstofvisie van EZK als ook bij de bevindingen van het recent uitgebracht TIKI rapport (Taskforce Infrastructuur Klimaattransitie Industrie) en de Regionale Energiestrategie Zeeland: 1. EZK en de Zeeuwse partijen voeren reeds goed overleg over de door de regio uitgevoerde onderzoeken (zoals de Xxxxxx X. Little studie naar grootschalige elektrolyse, CUST-studie naar leidinginfrastructuur, lancering mission statement op de Hydrogen Delta Day in november 2019). 2. In fase 2 geven regio en Rijk samen vorm aan een ontwikkelplan voor een waterstofhub flagship project in Zeeland. Voor de opstelling van dit ontwikkelplan wordt € 200.000 opgenomen in het compensatiepakket. Verbinding wordt gezocht met het Delta kenniscentrum in Vlissingen. 3. In fase 3 – uiterlijk 2025 – kan, volgens informatie aangeleverd vanuit Zeeland, een eerste demofabriek worden gerealiseerd (op 100-200 MW schaal, in lijn met de aankondiging op de Hydrogen Delta Day) inclusief een (grensoverschrijdende) waterstof backbone met commitment van het bedrijfsleven. Rijk, regio en bedrijfsleven dragen bij. Hiervoor zal het Rijk actief beschikbare subsidiemogelijkheden inzetten zoals SDE++ (en |
de aangekondigde top-up regeling), DEI, Innovatiefonds en kan het steun leveren in EU- subsidietrajecten. 4. Einddoel voor Zeeland is dat het bedrijfsleven in fase 4 een investeringsbeslissing neemt over een of meerdere GW-schaal waterstoffabriek(en) in Zeeland, in verbinding met de landelijke backbone van Gasunie. Deze zullen in 2030 operationeel zijn. Hierbij is actieve betrokkenheid van het Rijk belangrijk. 380kV aansluiting Zeeuws Vlaanderen • Mbt de aanlanding van de stroom van windpark IJmuiden Ver, die belangrijk is voor de genoemde ambities op het gebied van waterstof en elektrificatie, wordt in het kader van de Rijkscoördinatieregeling momenteel op een objectieve manier in kaart gebracht wat de effecten van de verschillende varianten zijn. Vervolgens zal de minister van EZK via een transparante procedure op basis van die effecten en adviezen/inbreng uit de regio’s een keuze maken voor een VoorKeursAlternatief (VKA). • In het advies van de Taskforce TIKI is als aandachtspunt opgenomen dat voor de productie van groene waterstof en mogelijke elektrificatie van de krakers bij DOW een extra aantakking van een 380kV richting Zeeuws Vlaanderen nodig is. • TenneT, EZK en regio starten onderzoek naar 380 kV-ontsluiting richting Zeeuws- Vlaanderen. In afstemming met Xxxx en Vlaanderen. • Nadat een helder en concreet commitment van het bedrijfsleven is afgegeven dat partijen daadwerkelijk gaan investeren in elektrificatie, kunnen TenneT en EZK nagaan of en hoe een extra vertakking richting Zeeuws Vlaanderen tijdig kan worden gerealiseerd, zodat het Zeeuwse bedrijfsleven gelijke (ontwikkel)kansen heeft. CCS Ontwikkelingen: • De inzet m.b.t. CCS per schip (zowel binnen NL als richting EU) is in lijn met waar binnen EZK aan wordt gewerkt (is dus inspanningsverplichting). • De businesscase om aansluiting bij Porthos te realiseren is moeilijk, het lijkt meer voor de hand te liggen om aansluiting te zoeken bij de mogelijkheden die Athos 1 (of Porthos 2) bieden. • de opslag in het Noorse veld is zeker ook kansrijk en komt momenteel snel tot ontwikkeling. In Europees verband en binnen het ETS systeem is Nederland hierover in gesprek. In 2021 wordt bezien of CCS per schip ook in de SDE++ systematiek kan worden opgenomen. EZK zal deze materie samen met de regio Zeeland nader uitwerken om hier beter inzicht in te krijgen. Voor deze nadere uitwerking wordt in het compensatiepakket €150.000 gereserveerd. De scope omvat ook onderzoek realisatie/financiering van multicore buisleidinginfra binnen het havengebied. Datzelfde geldt ook voor benoemen van Zeeland als CCS of CCU Flagship project. Toekomstige positie Xxxxx Xxx Xxxx Xxxxx Xxx Xxxx is een succesvolle, grensoverschrijdende fusie tussen het Nederlandse Zeeland Seaports (Vlissingen en Terneuzen) en het Vlaamse Havenbedrijf Gent. NSP staat voor buitengewoon hoge maar noodzakelijke investeringen. Het betreft dan infrastructurele investeringen, maar ook investeringen in het kader van de energie-transitie en klimaatverandering. De huidige vermogenspositie van NSP is onvoldoende om deze investeringen zelf te dragen. Er wordt een onderzoek gedaan naar de vraag hoe de uitdagingen, die de komende tijd op NSP afkomen, financieel kunnen ingevuld worden. In de statuten is onder voorwaarden een deelname van het Rijk en van het Vlaamse gewest mogelijk, maar het is zinvol om een breder alternatievenonderzoek te doen. De enorme investeringen, die het gevolg zijn van de energie-transitie en van de klimaatverandering, zullen immers tot grote investeringen leiden voor alle havens in Zuid-West Nederland en het aangrenzende Vlaanderen. Het voornoemde onderzoek zal ook de mogelijkheden onderzoeken van mogelijke samenwerkingsverbanden in dit gebied, die kunnen leiden tot kosten-en investerings-besparingen en grotere slagkracht. In dit onderzoek moet ook aandacht gegeven worden aan de gevolgen voor de havens van het CO2 transport per schip naar velden in de Noordzee, en een toekomstige “Waterstof-hub. Dit onderzoek zal uitgevoerd worden door een extern bureau. De keuze van het bureau en de opdracht aan dit bureau zal in overeenstemming tussen Zeeland, North Sea Port en het Rijk |
bepaald worden. De kosten zullen maximaal €200.000 bedragen en gedragen worden door het Rijk als onderdeel van het compensatiepakket. |
Opbrengsten en indicatoren (kwalitatief of kwantitatief): |
De industrie is een belangrijke werkgever in Zeeland. Ook de zeehaven is van nationaal belang. De werkgelegenheid van de gefuseerde haven (North Sea Port) wordt geraamd op 98.372 banen waarvan 43.941 direct verbonden aan de haven. Het Nederlandse deel zit op 33.000 banen, waarvan 16.500 direct. De toegevoegde waarde van het Nederlandse deel van de Vlaamse- Nederlandse regio komt uit op 5,5 miljard euro, waarvan 3,5 miljard euro direct (zie ontwerp Havennota, p. 45). Met deze maatregelen wordt bijgedragen aan het toekomstbestendig maken van de Zeeuwse havens en industrie, waarmee concurrerend geopereerd kan worden, banen behouden en private partijen verder kunnen investeren en uitbreiden. Het heeft een structureel positief sociaal economisch effect, een positief effect voor de klimaatdoelstellingen van Nederland en zorgt voor versterking van het vestigingsklimaat. |
Inpasbaarheid binnen Rijksbeleid |
De maatregelen voor het compensatiepakket passen binnen zowel het beleid van de provincie Zeeland als het Rijk, waaronder het Klimaatakkoord, de Kabinetsvisie verduurzaming basisindustrie 2050, de Ontwerp Havennota 2020 – 2030 en de Kabinetsvisie Waterstof. Ook inpasbaar binnen de Zeeuwse Regionale Energie Strategie. |
Financiering |
Deze onderdelen hebben de volgende budgettaire effecten en maken onderdeel uit van het compensatiepakket: • Gezamenlijk uitvoeren ontwikkelplan waterstof hub flagship project: 200.000 euro. • Nadere uitwerking CCS, inclusief mogelijkheid flagship project Zeeland: 150.000 euro. • Onderzoek toekomstige positie North Sea Port: 200.000 euro. |
Uitvoerbaarheid |
De genoemde onderzoeken kunnen in de tweede helft van 2020 worden gestart. Betrokken / verantwoordelijke partijen zijn in elk geval het ministerie van EZK, de provincie Zeeland en Smart Delta Resources. |
Algemene beschrijving | ||||||
• Wat houdt de compensatiemaatregel in? In Zeeland is sprake van een toenemend tekort aan huisartsen. De komende 10 jaar gaat 50% van de Zeeuwse huisartsen met pensioen terwijl de schaarste nu al voelbaar is. Goede (huisartsen)zorg is een factor van betekenis om je (met je gezin) te vestigen in Zeeland. Uit ervaring blijkt dat artsen na de opleiding vaak blijven wonen in de regio waar de opleiding is genoten. Door huisartsen in opleiding (HAIO) de hele opleiding (3 jaar) te laten doorlopen in Zeeland wordt dit effect beoogd. Het theoretisch deel (1 dag in de week) vindt plaats in het Erasmus MC. Er is een pilot gestart door de huisartsenopleiding van Erasmus MC, waarbij 4 HAIO’s per september starten om de hele opleiding in Zeeland te laten doorlopen. De (compensatie)maatregel houdt in dat deze pilot structureel wordt gemaakt, waarbij in 2021 ev jaarlijks 2x4 HAIO’s volgens dit concept aan Zeeland worden toegewezen. Onder de voorwaarde dat er voldoende opleiders en kwalitatief goede opleidingsplekken in Zeeland kunnen worden gerealiseerd, wordt dit in 2022 verhoogd naar 2x6 instroomplekken per jaar. Daarnaast zal worden verkend of het extra opleiden van 10 Physician Assistants (PA) voor de huisartsenzorg in Zeeland haalbaar is. Een PA kan over de volle breedte van de huisartsenzorg worden ingezet en een groot deel van de taken van een huisarts overnemen. • Waar landt dit in de regio (Vlissingen of Zeeland breder)? Deze maatregel landt in heel Zeeland (verdeling o.b.v. geschikte opleidingsplekken). | ||||||
Opbrengsten en indicatoren (kwalitatief of kwantitatief): | ||||||
• Sociaaleconomisch effect (incidenteel/structureel)? De huisartsenzorg wordt steeds belangrijker. Ook in Zeeland waar de bevolking sneller dan elders in Nederland vergrijst. Zonder goede huisartsenzorg loopt het zorgsysteem vast. Zonder de garantie op goede zorg als je die nodig hebt, is Zeeland minder aantrekkelijk als regio om je te vestigen voor wonen en werken (met gezin). Meer huisartsen opleiden in Zeeland heeft als effect dat meer huisartsen zich na de opleiding in Zeeland vestigen, waarmee het (dreigende) tekort als gevolg van pensionering kan worden weggewerkt/voorkomen. Als het mogelijk blijkt om 10 PA’s extra voor de huisartsenzorg op te leiden wordt niet alleen in de regio zelf opgeleid, maar kan er ook een additionele infrastructuur ontstaan die voor langere tijd functioneert en daarmee duurzaam zou kunnen zijn. Ook het feit dat geïnteresseerde studenten mogelijk naar Zeeland worden getrokken kan een voordeel zijn. • Effect op vestigingsklimaat (incidenteel/structureel)? Aantrekkelijkheid voor bedrijven die zijn aangewezen op gekwalificeerd personeel om zich in Zeeland te vestigen neemt toe. | ||||||
Inpasbaarheid binnen Rijksbeleid | ||||||
• In hoeverre is compensatiemaatregel inpasbaar binnen het beleidskader van Zeeland (provincie, gemeenten, waterschap) en het Rijk? Het toewijzen van opleidingsplaatsen vergt geen inspanning van medeoverheden. Toewijzing van opleidingsplekken naar de huisartsenopleidingen in Nederland gebeurt centraal. Toewijzing van de opleidingsplekken binnen de gebieden van de huisartsenopleidingen vindt binnen de opleiding plaats. Hierover moeten afspraken gemaakt worden over gerichte toewijzing van (extra) plekken aan Zeeland. Het verkennen van de haalbaarheid van het extra opleiden van 10 PA’s voor de huisartsenzorg vergt inspanning van de KOH en de HAN ism partijen in de regio om te bezien of er draagvlak voor een dergelijke maatregel is en wat daarvoor geregeld dient te worden. Bij een positieve uitkomst van de verkenning draagt het Rijk de kosten van de 10 extra opleidingsplekken (€1,5 miljoen per jaar). | ||||||
Financiering | ||||||
• Wat is het verwachte budgettaire effect (incidenteel/structureel)? | ||||||
2021 | 2022 | 2023 | 2024 | |||
Kosten (2x4) Haios | 0,8 | 2,0 | 3,2 | 3,6 |
Kosten 10 PA’s | 0,7 | 1,5 | 1,5 | |||
Totaal | 0,8 miljoen | 2,7 miljoen | 4,7 miljoen | 5,1 miljoen | ||
In bovenstaande tabel wordt vanaf 2022 uitgegaan van jaarlijks 2x6 plekken Haios. De financiering van huisartsenopleidingen verloopt via een subsidie van het ministerie van VWS aan de SBOH. VWS zal met de HON afspraken maken dat er voor het aantal afgesproken plaatsen wordt geoormerkt voor Zeeland. Zo ontstaat er een opleidingsstructuur in Zeeland (waarvoor ook een deel van de subsidie kan worden ingezet). Hiermee ontstaat structurele financiering voor de huisartsenopleidingsplekken in Zeeland, maar deze is wel afhankelijk van de vraag op de lange termijn naar huisartsenzorg en het beschikbare aantal huisartsen. De hoogte van de subsidie is namelijk mede afhankelijk van de adviezen van het capaciteitsorgaan en de besluitvorming daarover. Als het aantal opleidingsplekken wijzigt, dan gaat ook de verdeling wijzigen (dit vindt eens per 3 jaar plaats). Zeeland blijft dan, net als andere regio’s meedelen in de verdeling van Huisartsen in opleiding. Overigens laten recente studies zien dat er in Zeeland de komende jaren blijvende vraag is naar nieuwe huisartsen (zoals het Regiobeeld Zeeland xxxxx://xxxxx-xxxxx.xx/xxxxxxx/ en de factsheet huisartsenzorg arbeidsmarktregio Zeeland (gemaakt in opdracht van de stichting Sociaal Fonds Huisartsenzorg). | ||||||
Uitvoerbaarheid | ||||||
• Kan de compensatiemaatregel binnen korte termijn worden uitgevoerd? Ja, voor de huisartsenopleiding met ingang van 2021. Een haalbaarheidstoets doen om te beoordelen of het opleiden van 10 extra PA’s realistisch en wenselijk is kan nog dit jaar (in 2020) plaatsvinden. • Welke partijen zijn daarvoor nodig? Huisartsenopleiding Erasmus MC, SBOH, HON, huisartsen in Zeeland, ADRZ, Zorgsaam, VWS. Voor het uitvoeren van de haalbaarheidstoets zijn de KOH en HAN nodig en regionale partijen in de huisartsenzorg. • Xxx ziet het tijdpad van implementatie eruit? Na instemming worden de afspraken gemaakt met de betrokken partijen opdat tijdig met de werving en selectie kan worden gestart zodat in maart 2021 de extra HAIO’s in kunnen stromen. Na instemming zal de haalbaarheidstoets worden opgestart om te bezien of 10 PA’s extra kunnen worden opgeleid. | ||||||
Nadere opmerkingen | ||||||
Aanvullend zal de aantrekkingskracht voor huisartsen om zich blijvend te vestigen in Zeeland moeten worden vergroot door een betere organisatie van de (eerstelijns)zorg in de regio. Door de zwaar belaste huisartsen in Zeeland te ontlasten en de (organisatie van de) huisartsenzorg te innoveren wordt de aantrekkingskracht vergroot. |
Toekomstbestendige zorginfrastructuur |
Algemene beschrijving |
• Wat houdt de compensatiemaatregel in? Een goede zorginfrastructuur helpt de Zeeuwen gezond te houden en stimuleert daarmee de Zeeuwse economie. De Zeeuwse coalitie (samenwerking zorgverzekeraar, Zeeuwse ziekenhuizen, GGZ, VVT, huisartsen, gemeenten en provincie) heeft op basis van Zeeuwse data (regiobeeld) een gezamenlijk plan opgesteld om de infrastructuur voor de zorg te versterken. De compensatiemaatregel houdt in dat de Rijksoverheid de uitvoering van deze plannen financieel ondersteunt (en waar mogelijk bijdraagt in het leggen van verbindingen met bedrijfsleven en kenniscentra). Het plan bevat o.a. acties om: huisartsenzorg meer te digitaliseren, praktijken te clusteren en nieuwe serviceconcepten voor de eerstelijnszorg te introduceren; innovatie te stimuleren door het opzetten van een Zeeuws Living Zorglab voor o.a. telemonitoring, personalized medicine en inzet van robotisering/AI. Daarnaast worden er ook werkagenda’s opgesteld voor spoedzorg, gezondheidsvaardigheden, psychiatrie, ouderenzorg, medisch-specialistische zorg en voldoende personeel. • Waar landt dit in de regio (Vlissingen of Zeeland breder)? De plannen van de Zeeuwse Coalitie beslaan heel Zeeland. |
Opbrengsten en indicatoren (kwalitatief of kwantitatief): |
• Sociaaleconomisch effect (incidenteel/structureel)? Xxxxx infrastructuur voor de zorg draagt bij aan gezonde Zeeuwen, wat bijdraagt aan de Zeeuwse economie. • Effect (rijks)werkgelegenheid (incidenteel/structureel)? In Zeeland is zorgpersoneel schaars. Goed georganiseerde zorg op basis van een stevige zorginfrastructuur maakt Zeeland aantrekkelijker voor zorgverleners van buiten de regio. • Effect op vestigingsklimaat (incidenteel/structureel)? Goede infrastructuur voor de zorg betekent ook hogere kwaliteit van zorg en betere beschikbaarheid. Dit vergroot de aantrekkingskracht van Zeeland als plek om (met gezin) te gaan wonen en werken. De beschikbaarheid van gekwalificeerd personeel is een relevante afweging voor bedrijven om zich in Zeeland te vestigen. |
Inpasbaarheid binnen Rijksbeleid |
• In hoeverre is compensatiemaatregel inpasbaar binnen het beleidskader van Zeeland (provincie, gemeenten, waterschap) en het Rijk? Gemeenten (sociaal domein) en de provincie Zeeland zijn verbonden aan de Zeeuwse Coalitie. |
Financiering |
• Wat is het verwachte budgettaire effect (incidenteel/structureel)? Voor de uitvoering van het plan (opgesteld door CZ, Emergis, ADRZ, Zorgsaam en SVRZ) voor het versterken van de Zeeuwse Zorginfrastructuur is 5,3 miljoen euro noodzakelijk. De Zeeuwse partijen hebben zich gecommitteerd aan een bijdrage van 2,1 miljoen euro. Het Rijk financiert vanuit het compensatiepakket een incidentele bijdrage van 3,2 miljoen euro. In het vervolgproces worden in gezamenlijkheid tussen partijen (het Rijk en de Zeeuwse Zorgcoalitie (waarbij CZ optreedt als voorzitter van de coalitie), in afstemming met de provincie Zeeland en de gemeente Vlissingen) afspraken gemaakt over de wijze waarop de middelen uit het compensatiepakket worden ingezet en hoe de financieringslijnen lopen. Ook zullen afspraken worden gemaakt over verantwoording van besteding van middelen. |
Uitvoerbaarheid |
• Kan de compensatiemaatregel binnen korte termijn worden uitgevoerd? Uitgangspunt voor de uitvoering is het plan zoals opgesteld door CZ, Emergis, ADRZ, Zorgsaam en SVRZ getiteld ‘Samen werken aan een toekomstbestendige zorginfrastructuur die de economie en de leefbaarheid in Zeeland bevordert.’ Dit plan verdient actualisatie en verdere uitwerking en de start van de uitvoering kan nog in 2020 beginnen. De Zeeuwse zorgcoalitie is |
eerste actiehouder, en zal dit afstemmen met de relevante publieke partijen (gemeente Vlissingen, provincie Zeeland en het Rijk). Hierbij heeft CZ, als voorzitter van en namens de Zeeuwse Zorgcoalitie • Welke partijen zijn daarvoor nodig? Partijen uit de Zeeuwse Zorg Coalitie, gemeente Vlissingen, provincie Zeeland en het Rijk/VWS. |
Gezondheidscentrum Vlissingen - Walcheren |
Algemene beschrijving |
• Wat houdt de compensatiemaatregel in? De juiste zorg op de juiste plek Ook in Vlissingen en op Walcheren vergrijst de bevolking. Dat heeft effect op de zorgbehoefte. Meer oudere inwoners betekent voor de huisarts meer chronische zieken en complexere zorgvragen tijdens het spreekuur. Deskundige en multidisciplinaire zorg (en ondersteuning) dicht bij huis is daarvoor noodzakelijk. De juiste zorg op de juiste plek, zoveel mogelijk in de 1ste lijn, door 1ste lijns professionals, met consultatie van (medisch) specialisten draagt bij aan triple aim. De 1ste lijn moet daar wel op ingericht worden. Met name de huisartsenzorg is daarom volop in beweging. De traditionele, solistisch opererende huisarts kan de steeds grotere en steeds complexere zorgvraag niet alleen beantwoorden. Er ontstaan groepen van samenwerkende huisartsen, aangevuld met en ondersteund door teams van specialistische medewerkers in verschillende disciplines. Het resultaat is dat voor veel patiëntgroepen dichtbij huis moderne netwerkzorg wordt georganiseerd. Over de schotten van de huisartsenzorg heen, in slimme samenwerking met paramedische disciplines, de thuiszorg, de 2de lijn en het sociaal domein. Een modern gezondheidscentrum voor moderne zorg Huisartsenzorg kan slimmer, persoonsgerichter, en goedkoper. Dat vereist een vernieuwing van de zorginfrastructuur in de 1ste lijn. Veel praktijkruimten voldoen niet meer. Moderne, centraal gelegen gezondheidscentra met satellieten in de wijken en dorpen daaromheen, zijn de toekomst voor het omgaan met multidisciplinaire zorgvragen van patiënten. In een gezondheidscentrum werken verschillende professionals structureel samen. Een goed ontworpen gezondheidscentrum stimuleert en ondersteunt die samenwerking en bevordert de samenhang in zorg en ondersteuning aan de patiënt. Ook in Vlissingen kan zo’n toekomstbestendige gezondheidscentrum worden gerealiseerd. Niet alleen voor de stad zelf, maar ook voor de regio. Want op heel Walcheren moet de 1ste lijnszorg versterkt worden. Een gezondheidscentrum in Vlissingen zal ook voor een deel van de regio kunnen werken. De compensatiemaatregel houdt in dat de Rijksoverheid de bekostiging van een gezondheidscentrum in Vlissingen en met eventueel een satelliet gezondheidscentrum elders op Walcheren, mogelijk maakt met een financiële impuls van in totaal 5 mln euro. Het betreft kosten voor o.a. grondaankopen, ontwerpkosten, bouwkosten, inrichtingskosten, projectkosten etc. In de verdere fase richting gezondheidscentrum kan onderzocht hoe de verbinding met de tweede lijn zorg gelegd kan worden. • Waar landt dit in de regio (Vlissingen of Zeeland breder)? Vlissingen en een deel van de regio Walcheren. |
Opbrengsten en indicatoren (kwalitatief of kwantitatief): |
• Sociaaleconomisch effect (incidenteel/structureel)? Gezondheidscentra zijn dragen bij aan de versterking van de 1ste lijnszorg waar de inwoners van Vlissingen profijt van hebben. • Effect op vestigingsklimaat (incidenteel/structureel)? Ook in Vlissingen en op Walcheren zijn zorgprofessionals schaars. De ervaring leert dat een moderne infrastructuur en werken in een professioneel team aantrekkelijk is voor werkzoekenden van binnen of van buiten de provincie Zeeland. Goede infrastructuur voor de zorg betekent ook hogere kwaliteit van zorg en betere beschikbaarheid. Dit vergroot de aantrekkingskracht van Zeeland als plek om (met gezin) te gaan wonen en werken. De beschikbaarheid van gekwalificeerd personeel is een relevante afweging voor bedrijven om zich in Zeeland te vestigen. |
Inpasbaarheid binnen Rijksbeleid |
• In hoeverre is compensatiemaatregel inpasbaar binnen het beleidskader van Zeeland (provincie, gemeenten, waterschap) en het Rijk? Gemeenten (sociaal domein) en de Provincie Zeeland zijn verbonden aan de Zeeuwse Coalitie. |
Financiering |
• Wat is het verwachte budgettaire effect (incidenteel/structureel)? Totaal € 5 miljoen euro incidenteel In het vervolgproces worden in gezamenlijkheid tussen partijen (het Rijk, de provincie Zeeland, de gemeente Vlissingen, zorgverzekeraar/CZ en de relevante zorgaanbieders) afspraken gemaakt hoe de financieringslijnen lopen. Ook zullen afspraken worden gemaakt over verantwoording van besteding van middelen. |
Uitvoerbaarheid |
• Welke partijen zijn daarvoor nodig? De partijen die betrokken zijn, zijn de Zeeuwse Zorg Coalitie, VWS, de gemeente Vlissingen. • Xxx ziet het tijdpad van implementatie eruit? De eerste stappen kunnen in 2020 worden gezet met een groep zorgverleners die mee willen doen. Vervolgens worden thuiszorgorganisaties en de GGZ betrokken. Ook de Gemeente Vlissingen heeft een belangrijke rol bij de realisatie van het gezondheidscentrum. O.a. als het gaat om het benaderen van GGD en welzijnsorganisaties die in het gezondheidscentrum de verbinding tussen zorg en sociaal domein gaan leggen. Het zoeken naar een geschikte locatie en het maken van eerste ontwerpschetsen zijn volgende stappen. Ook daarvoor is samenwerking met de Gemeente Vlissingen essentieel. Succesvolle gezondheidscentra elders in Zeeland, zoals het prijswinnende centrum in Kapelle en de centra in Axel en Oostburg kunnen als inspiratie dienen. In de bijlage bij dit fiche is een nadere uitwerking opgenomen van de uitwerking van het gezondheidscentrum en de vervolgstappen. Deze bijlage maakt onderdeel uit van dit fiche. De bijlage is getiteld ‘Het gezondheidscentrum; katalysator voor en toekomstbestendige zorginfrastructuur in Vlissingen’. |
Bijlage - Het gezondheidscentrum; katalysator voor een toekomstbestendige zorginfrastructuur in Vlissingen
Gezonde burgers, gezond vestigingsklimaat, gezonde economie
Gezonde inwoners zijn de basis voor een gezonde en daardoor aantrekkelijke Vlissingse economie. Een adequate infrastructuur is vereist om de bevolking van Vlissingen gezond te houden. Echter de zorginfrastructuur is nog niet toekomstbestendig. De bevolking veroudert, de zorgbehoefte neemt toe, de zorgvraag wordt complexer. Terwijl er al een tekort is aan zorgprofessionals.
Radicale, innovatieve oplossingen zijn nodig om te voorkomen dat de zorginfrastructuur in Vlissingen vastloopt met alle gevolgen van dien. Dat geldt niet alleen voor Vlissingen, het geldt voor heel Zeeland.
Gelukkig is het urgentiegevoel groot. Net als de bereidheid om de knelpunten gezamenlijk aan te pakken. De Zeeuwse Coalitie, waarin zorgaanbieders, gemeenten, de Provincie Zeeland en zorgverzekeraar CZ elkaar hebben gevonden, is daar het bewijs van.
De ontwikkelagenda van de Zeeuwse Coalitie
De Zeeuwse Coalitie gaat een toekomstbestendige zorginfrastructuur realiseren die:
• Persoonsgerichte zorg & ondersteuning van goede kwaliteit garandeert
• Zorg snel en dichtbij huis levert
• Aantoonbaar bijdraagt aan de gezondheid (en het vertrouwen) van de Zeeuwse bevolking
• De zorg duurzaam betaalbaar houdt, ook als die bevolking verder vergrijst
De Zeeuwse Coalitie heeft een uitgebreide analyse van de situatie gemaakt. Vervolgens is een
strategische ontwikkelagenda opgesteld die bestaat uit de volgende elementen:
1. (Beschikbaarheid van) voldoende en gekwalificeerde, gezonde en tevreden zorgprofessionals
2. Integrale ouderenzorg met centraal gecoördineerde in-, door- en uitstroom
3. (Zekerheid over) beschikbare medisch-specialistische zorg, deels gedigitaliseerd, op de juiste plek, zo mogelijk in de thuissituatie
4. (Zekerheid over) beschikbare psychiatrische zorg, deels gedigitaliseerd, op de juiste plek, zo mogelijk in de thuissituatie
5. Toekomstbestendige huisartsenzorg, deels gedigitaliseerd, verbonden met het sociaal domein
6. Een toekomstbestendig spoedzorgnetwerk, gericht op het voorkomen van spoedzorg, het ombuigen naar reguliere zorg en zorg meteen op de juiste plek, bij de juiste, gekwalificeerde professional
7. Een digitale, innovatieve infrastructuur die professionals en patiënten in staat stelt om realtime, 24/7 patiëntengegevens te delen en een infrastructuur die mee kan ontwikkelen met de technologische mogelijkheden en zelfzorg bereikbaar wordt
8. Programma’s gericht op het vergroten van de gezondheidsvaardigheden van inwoners en
op preventie van zorgvragen
9. Doelmatige organisatie van alle genoemde elementen en voorkomen van dubbel werk
Het belang van toekomstbestendige huisartsenzorg
In het kader van de juiste zorg op de juiste plek wordt huisartsenzorg steeds belangrijker. Als de huisartsenzorg niet toekomstbestendig is, hapert de gehele zorginfrastructuur. ‘Help de dokter verzuipt’ typeert de huidige huisartsenzorg in Vlissingen en in Zeeland. De werkdruk is hoog, er zijn nu al te weinig huisartsen. De instroom van nieuwe huisartsen is te laag. De komende 10 jaar gaat ook nog eens 50% van huisartsen met pensioen.
Met een programmatische, integrale aanpak helpen zorgverzekeraar CZ en de Zeeuwse Huisartsen Coöperatie en Nucleus Zorg de huisartsen (en hun medewerkers) om de huisartsenzorg toekomstbestendig te maken. Het programma Toekomstbestendige Huisartsenzorg in Zeeland is een belangrijk onderdeel van de strategische ontwikkelagenda van de Zeeuwse Coalitie. Het bestaat uit een pakket van maatregelen ingedeeld naar een aantal pijlers dat gezamenlijk de zorg dichtbij de burgers, in hun wijken en buurten gaat versterken. Een gezondheidscentrum is een van de maatregelen uit het programma Toekomstbestendige Huisartsenzorg in Zeeland.
De traditionele, solistisch opererende dokter kan de steeds grotere en steeds complexere zorgvraag niet alleen beantwoorden. Er worden daarom groepen van samenwerkende huisartsen gevormd, aangevuld met en ondersteund door teams van specialistische medewerkers in verschillende disciplines. Het resultaat is dat voor patiënten dichtbij huis moderne netwerkzorg beschikbaar komt. Over de schotten van de huisartsenzorg heen, in slimme
multidisciplinaire samenwerking met paramedici, de GGD/JGZ, thuiszorg, medisch specialisten en, niet te vergeten, het sociaal domein. Dit gaat letterlijk zijn vorm krijgen in en vanuit een dekkend netwerk van gezondheidscentra. Om te beginnen in Vlissingen.
Het gezondheidscentrum als katalysator
De visie is dat state of the art gezondheidscentra de basis gaan vormen voor toekomstbestendige huisartsenzorg en andere 1ste lijns zorg. Een dekkend netwerk van moderne, centraal gelegen gezondheidscentra, met satellieten in de wijken daaromheen zijn de toekomst. Ook het ministerie van VWS ziet gezondheidscentra beleidsmatig als een goed instrument voor de versterking van de 1ste lijnszorg en daarmee als een hefboom voor de juiste zorg op de juiste plek. Een goed ontworpen gezondheidscentrum stimuleert en ondersteunt de multidisciplinaire samenwerking van zorg & welzijn professionals en bevordert de samenhang in zorg en ondersteuning die rondom patiënten (en diens sociale netwerk) wordt georganiseerd.
Schaalgrootte en nabijheid zijn cruciaal. Een gezondheidscentrum moet voldoende patiënten bedienen om investeringen in schaarse professionals en moderne technologie te kunnen dragen. De gedachten gaan uit naar een patiëntenpopulatie van 10.000 – 20.000 inwoners die vanuit een gezondheidscentrum bediend worden.
De modules voor een gezondheidscentrum
Een modern gezondheidscentrum is letterlijk en figuurlijk opgebouwd uit een aantal modules (zie ook de bijlage). De basismodule is een modern gebouw dat speciaal is ingericht voor gebruik door 1ste lijns aanbieders en aanbieders uit het sociaal en maatschappelijke domein. Idealiter zijn (op termijn) ook de andere modules gerealiseerd. Dan draagt het gezondheidscentrum optimaal bij aan de toekomstbestendigheid van de zorg.
Concrete stappen op weg naar moderne gezondheidscentra in Vlissingen
In Vlissingen zijn 18 huisartsen werkzaam in 9 praktijken. Daarnaast zijn er meerdere paramedici, thuiszorgaanbieders, ggz aanbieders, apotheken en welzijnsorganisaties actief. De ambitie is om een deel van deze professionals onderdak te bieden in nieuwe/vernieuwde gezondheidscentra.
Daarvoor moeten de volgende stappen worden gezet:
A. De allereerste stap is de voorwaarden scheppende stap. Alleen met concrete ondersteuning van het Rijk kunnen de gezondheidscentra in Vlissingen gerealiseerd worden. Het gaat daarbij om harde financiële garanties en inhoudelijke ondersteuning. Ook de hulp van de Gemeente Vlissingen (voor vergunningen en samenwerking met de GGD en aanbieders uit het sociale domein) en van de Provincie is onontbeerlijk.
B. De volgende stap bestaat uit het formeren van een groep ‘founding fathers’ die zich als kerndisciplines in de centra willen vestigen. Vanuit het programma Toekomstbestendige huisartsenzorg Zeeland, wordt hierover reeds met de Vlissingse huisartsen gesproken.
C. De huisartsen vervullen veelal de spilfunctie in zorgnetwerken. Met hen worden vervolgens apothekers en paramedici benaderd. Via de Zeeuwse Coalitie worden thuiszorgorganisaties en de GGZ betrokken.
D. Parallel aan de hiervoor beschreven stap vinden de verkennende gesprekken plaats met de Gemeente Vlissingen over de GGD/JGZ en met aanbieders in het sociale domein. De verbindende rol van de Gemeente Vlissingen is daarvoor van cruciaal belang.
E. Het zoeken naar geschikte locaties en het maken van eerste ontwerpschetsen zijn volgende stappen. Ook daarvoor is samenwerking met de Gemeente Vlissingen essentieel. Voor het fysieke ontwerp kan een gespecialiseerd bureau worden ingeschakeld. Succesvolle gezondheidscentra elders in Zeeland, zoals het prijswinnende centrum in Kapelle en de centra in Axel en Oostburg kunnen als inspiratie dienen.
F. De uiteindelijke realisatie van de gezondheidscentra (de basismodule) vindt projectmatig plaats volgens een gedetailleerd stappenplan.
G. De doorontwikkeling van de gezondheidscentra (de modules voor optimale toekomstbestendigheid) gebeurt met de Zeeuwse Coalitie waar ook de gemeenten in vertegenwoordigd zijn en binnen het projectenprogramma Toekomstbestendige huisartsenzorg Zeeland.
Bijlage: De modules voor een modern gezondheidscentrum
Module | Inhoud |
Bedrijvenverzamelgebouw | • Moderne huisvesting voor 1ste lijns zorgaanbieders (zoals huisartsenpraktijken, fysiotherapeuten, logopedisten, diëtisten, podotherapeuten, huid en – oedeemtherapeuten, basis GGZ, JGZ, verloskundigen, tandartsen, apothekers, wijkverpleegkundigen) |
Gedeelde infrastructuur | • Centrale receptie, wachtkamer, koffiekamer • Gezamenlijke website en telefonie • Multifunctionele behandelruimtes, onderzoeksapparatuur en vergaderruimtes |
Structurele samenwerking (huisartsen) | • Huisartsen in één organisatorisch verband • Specialisaties op patiëntgroep of verrichtingen • Gezamenlijk team van assistenten en POH • Gezamenlijke praktijkmanager • Aansturing praktijkorganisatie door managing partner |
Digitaal is normaal | • Instroomprocessen (toegangsfunctie, triage, afspraken inplannen) • Consultprocessen (beeldbellen, doorverwijzen, onderzoeken aanvragen, receptenverkeer, MDO) • Administratieve processen (registratie, facturatie) • Monitoring kwetsbare patiënten worden op afstand • Informatie-uitwisseling |
Multidisciplinaire huisartsenzorg | • Herschikte en verbrede taken in huisartsenteam • Huisarts ingezet waar meeste toegevoegde waarde • Overige zorg gedelegeerd (POH, POH-GGZ, doktersassistente, VS/PA) |
1ste lijns +zorg | • (Gezamenlijke) spreekuren (met) medisch specialisten (zoals dermatoloog, reumatoloog, cardioloog, orthopeed, internist) • Diagnostische faciliteiten • Geïntegreerde 1ste en 2de lijns medische zorg |
Netwerkzorg en – preventie | • Geïntegreerde 1ste (en 2de) lijns zorg voor specifieke patiëntgroepen (zoals kwetsbare ouderen, kwetsbare kinderen, diabetes, hartfalen, Astma/COPD, complexe wonden, palliatief) • Geïntegreerde leefstijlinterventies • Geïntegreerde advance care planning (op alle dimensies van positieve gezondheid) |
Verbinding met sociaal domein | • (Gezamenlijke) spreekuren (met) maatschappelijk werk en thuisbegeleiding • Geïntegreerde zorg en sociaal-maatschappelijke ondersteuning |
Algemene beschrijving |
Er is een groot verschil tussen de arbeidsmarktsituatie van Zeeland in het algemeen (voor de coronacrisis er was in de provincie als geheel sprake van krapte) en de situatie in Vlissingen en Zeeuws-Vlaanderen. Hier is de werkloosheid relatief hoog en langdurig. Ook is het beroep op de bijstand groot. Door slim te verbinden met het programma Perspectief op Werk in Zeeland kunnen de extra banen uit dit compensatiepakket ook benut worden voor deze werkzoekenden. Zij kunnen - met de nieuwe banen in het vooruitzicht - (om)geschoold worden. Deze aanpak blijkt goed te werken in Groningen, waarbij werklozen uit het gebied (om)geschoold worden voor de nieuwe banen rond de herstelwerkzaamheden van beschadigde huizen. De bestaande infrastructuur in de arbeidsmarktregio wordt benut voor een aanpak voor Vlissingen en omgeving. |
Opbrengsten en indicatoren (kwalitatief of kwantitatief): |
Extra impuls voor het (om)scholen van werkzoekenden in de regio, zodat de creatie van nieuwe banen uit het compensatiepakket ook voor deze groep nieuw en meer perspectief biedt. |
Inpasbaarheid binnen Rijksbeleid |
Deze maatregel past binnen nationaal, regionaal en lokaal beleid. |
Financiering |
Het betreft een bijdrage vanuit SZW van 1 miljoen euro. De middelen worden in de periode van 2020 – 2022 door SZW verstrekt aan de gemeente Vlissingen. |
Uitvoerbaarheid |
Over de aanpak van de werkeloosheid zullen na het sluiten van de overeenkomst over het compensatiepakket nadere afspraken worden gemaakt tussen het ministerie van SZW en de gemeente Vlissingen, in samenspraak met de gemeente Goes als centrumgemeente van de arbeidsmarktregio Zeeland. Deze gesprekken starten na de zomer van 2020 en dienen uiterlijk in 2021 tot overeenstemming hebben geleid. |
Algemene beschrijving |
• Wat houdt de compensatiemaatregel in? In Zeeland wordt nog maar beperkt ervaring opgedaan met het aardgasvrij maken van wijken. Alleen Middelburg is in 2018 geselecteerd voor deelname aan de eerste ronde van proeftuinen in het kader van het Programma Aardgasvrije Wijken en heeft een bijdrage hiervoor ontvangen om de onrendabele top af te dekken (3,3 miljoen euro). Met Vlissingen zal verkend worden of zij mee willen doen aan het programma Aardgasvrij wijken. Hiermee is een bijdrage gemoeid van ca. 4 miljoen euro. • Waar landt dit in de regio (Vlissingen of Zeeland breder)? Vlissingen (of als dit niet lukt eventueel een andere gemeente in Zeeland). |
Opbrengsten en indicatoren (kwalitatief of kwantitatief): |
• Sociaaleconomisch effect (incidenteel/structureel)? Impuls voor de energietransitie met uitstraling binnen de gemeente die meedoet als proeftuin en binnen de provincie als geheel. Financiële bijdrage om de onrendabele top af te dekken (inclusief ondersteuning proces). • Effect (rijks)werkgelegenheid (incidenteel/structureel)? Bijdrage is eenmalig, effect is structureel o.a. door deelname in kennis- en leerprogramma en spin-off naar andere gemeenten en gebieden. Extra werkgelegenheid op gebied van verduurzaming gebouwde omgeving. Omvang hangt sterk af van uitgewerkte propositie. • Effect op vestigingsklimaat (incidenteel/structureel)? Waarschijnlijk geen. |
Inpasbaarheid binnen Rijksbeleid |
• In hoeverre is compensatiemaatregel inpasbaar binnen het beleidskader van Zeeland (provincie, gemeenten, waterschap) en het Rijk? Inpasbaar. Budget is afkomstig vanuit budget voor aardgasvrije wijken (staat op begroting BZK t/m 2028). |
Financiering |
• Wat is het verwachte budgettaire effect (incidenteel/structureel)? Ca. 4 miljoen euro incidenteel, uitkering via SPUK. • Hoe wordt de compensatiemaatregel gefinancierd c.q. gedekt? Middelen Programma Aardgasvrije Wijken. |
Uitvoerbaarheid |
• Kan de compensatiemaatregel binnen korte termijn worden uitgevoerd? Er moet een project worden geselecteerd. Dit vereist nader overleg. Dit zou voor eind 2020 kunnen zijn afgerond. • Welke partijen zijn daarvoor nodig? Gemeente Vlissingen, partijen die betrokken zijn binnen de wijk die wordt geselecteerd (draagvlak nodig van bewoners, gebouweigenaren en andere stakeholders). • Xxx ziet het tijdpad van implementatie eruit? Selectie in 2020 of 2021, daarna onderdeel van Programma Aardgasvrije Wijken. |
Nadere opmerkingen |
Toelichting Het Programma Aardgasvrije Wijken (PAW) heeft als doelstelling te leren op welke wijze de wijkgerichte aanpak kan worden ingericht en opgeschaald. Het programma draagt hiermee bij aan de afspraken gemaakt in het Klimaatakkoord om in 2030 1,5 miljoen woningen en andere gebouwen te verduurzamen via een wijkgerichte aanpak. Het PAW wordt uitgevoerd middels proeftuinen en een kennis- en leerprogramma. In 2018 zijn 27 proeftuinen geselecteerd uit 74 aanvragen gedaan door gemeenten. Voor de onrendabele top zijn door het Rijk middelen beschikbaar gesteld en verstrekt via het gemeentefonds. In 2020 vindt de selectie van een tweede ronde proeftuinen plaats, in 2021 nog een derde. In 2022 wordt het PAW geëvalueerd. Gemeenten die een proeftuin hebben, geven aan dat dit een positieve uitstraling heeft binnen en buiten de gemeente en als vliegwiel werkt om de verduurzaming binnen de gemeente aan te zwengelen. De selectie van proeftuinen gebeurt via een uitvraag en selectieproces. Op deze wijze is de gemeente Middelburg in de eerste ronde geselecteerd. In beginsel worden proeftuinen |
uitsluitend op deze wijze geselecteerd om te borgen dat de kwaliteit van de aanpak goed is en er voldoende spreiding is over alle proeftuinen t.a.v. toegepaste technieken, wijze van participatie, landelijk en stedelijk gebied etc. In bijzondere gevallen kunnen proeftuinen rechtstreeks worden geselecteerd vanuit andere overwegingen. Zo zijn afspraken gemaakt met de deelname van Rotterdam-Zuid (in het kader van het Nationaal Programma Rotterdam-Zuid) en van een viertal Groningse gemeenten (in het kader van het verbinden met de aardbevingsproblematiek). Een dergelijke afspraak is dus ook mogelijk in het kader van de compensatiemaatregel Zeeland. |
Algemene beschrijving |
1. Wat houdt de compensatiemaatregel in? Het commerciële bedrijf PZEM bevat naast Evides onder meer ook een handelskantoor, de Sloecentrale en een 70% aandeel van EPZ, eigenaar van de kerncentrale Borsele. De regionale overheden, die de aandeelhouders van PZEM – en daarmee indirect van Evides – zijn, hebben belang bij ontvlechting. De dividenden van Evides vloeien nu in PZEM, en komen onder de huidige omstandigheden pas na de sluiting van de kerncentrale in 2033 beschikbaar voor de aandeelhouders. De afsplitsing stelt hen in staat om via de dividenden van Evides nu al hun financiële positie te versterken. In de context van het compensatiepakket en de relatief zwakke positie van de verschillende betrokken regionale overheden in ogenschouw nemend wordt onderzocht of hulp van het Rijk wenselijk en mogelijk is om de afsplitsing daadwerkelijk mogelijk te maken. Een oplossing mag het nakomen van het contract tussen PZEM en EPZ, en daarmee de bekostiging van de amovering door vergunninghouder EPZ, niet in gevaar brengen en mag de mogelijkheden tot een eventuele verlenging van de levensduur van de kerncentrale niet inperken. Rijk en regio onderzoeken gezamenlijk de voor- en nadelen van mogelijkheden om regio hierin te ondersteunen, met het doel daarna een besluit te nemen. 2. Waar landt dit in de regio (Vlissingen of Zeeland breder)? Deze maatregel landt onder alle aandeelhouders van PZEM, en daarmee bij de regionale overheden in Zeeland. Als kleine aandeelhouder (<1%) in beperktere mate ook een tweetal West-Brabantse gemeenten, een Zuid-Hollandse gemeente en de provincies Zuid-Holland en Noord- Brabant die allen behoren tot het verzorgingsgebied van Evides. |
Opbrengsten en indicatoren (kwalitatief of kwantitatief): |
3. Sociaaleconomisch effect (incidenteel/structureel)? Het dividend van Evides bedraagt ca € 15 miljoen per jaar, dat vanwege de aard van het bedrijf stabiel en betrouwbaar is. Indien dat dividend, rechtstreeks aan de aandeelhouders wordt uitgekeerd, betekent dit dat de provincie € 7,5 miljoen per jaar ontvangt, en de andere € 7,5 miljoen naar rato van de aandelenverhouding bij de gemeenten in Zeeland en de andere genoemde kleinere aandeelhouders buiten Zeeland terecht komen. Het structureel bedrag voor Vlissingen van ca € 0,5 miljoen zal gedurende de art 12 status vrij besteedbaar zijn ter versterking van de Vlissingse economie. 4. Effect op vestigingsklimaat (incidenteel/structureel)? De maatregel haalt toekomstig dividend naar voren, dat daarmee eerder geïnvesteerd kan worden. De financiële positie van alle overheden in Zeeland zal daarmee eerder in de tijd verbeteren en dit zal leiden tot investeringen die ook aan het vestigingsklimaat ten goede komen. |
Inpasbaarheid binnen Rijksbeleid |
5. In hoeverre is compensatiemaatregel inpasbaar binnen het beleidskader van Zeeland (provincie, gemeenten, waterschap) en het Rijk? De afsplitsing van Evides is niet strijdig met de Drinkwaterwet en komt tegemoet aan de aandeelhoudersstrategie van de aandeelhouders van PZEM, de regionale overheden. |
Financiering |
6. Wat is het verwachte budgettaire effect (incidenteel/structureel)? Intertemporeel geschiedt deze maatregel budgetneutraal. Voor het Rijk dient in de uitwerking inzichtelijk te worden gemaakt hoe dit wordt ingepast. Voor de regionale overheden komt vanaf de eventuele datum van implementatie van de maatregel het Evides-dividend beschikbaar, dat anders pas in 2033 beschikbaar zou komen. |
Uitvoerbaarheid |
7. Kan de compensatiemaatregel binnen korte termijn worden uitgevoerd? Het afgesproken onderzoek wordt in november opgeleverd, waarna uiterlijk eind januari tot besluitvorming wordt overgegaan. 8. Welke partijen zijn daarvoor nodig? |
De ministeries van Financiën, EZK en IenW, alsmede de aandeelhouders van PZEM. 9. Xxx ziet het tijdpad van implementatie eruit? Het onderzoek dient eerst afgerond te zijn. Daarna moet een besluit over een vervolg worden genomen. Implementatie is hiervan afhankelijk. |
Nadere opmerkingen |
Algemene beschrijving |
Het compensatiepakket is een samenhangend pakket waarmee grote bedragen gemoeid zijn. Al tijdens het adviesproces zijn met betrokken partijen eerste afspraken gemaakt over de vervolgstappen. Daarmee wordt commitment van alle betrokken partijen geborgd. Voor de uitvoering van het pakket is een sterke governance nodig, waarbij de interbestuurlijke samenwerking centraal staat. Nauwe interbestuurlijke samenwerking en een goede governance zijn cruciaal om het pakket volledig uit te voeren en het vertrouwen van de regio in het rijk te herstellen. Daarom is een borgingsmodel met een krachtig mandaat onderdeel van het pakket. |
Opbrengsten en indicatoren (kwalitatief of kwantitatief): |
- Sturing op en borging van uitvoering maatregelen uit pakket - Herstel van vertrouwen van regio in het kabinet - Xxxxxxxx versterken relatie rijk en regio |
Inpasbaarheid binnen Rijksbeleid |
Het traject van de totstandkoming van het compensatiepakket is uniek. De gekozen governance sluit goed aan bij de nieuwe interbestuurlijke verhoudingen tussen rijk en regio, waarbij rijk en regio in toenemende mate samen opgaven oppakken. |
Financiering en uitvoerbaarheid |
1. De uitvoering van de verschillende maatregelen vindt plaats door de daarvoor verantwoordelijke partijen. Dit kan zowel publiek als private partners betreffen (b.v. Law Delta: J&V en RVB realiseren bouw en relevante decentrale overheden regelen vanuit hun reguliere rol omgevingsvergunningen). Dit vraagt dat eigenaarschap per maatregel vooraf moet zijn toebedeeld. 2. Minimaal 2 keer per jaar vindt een bestuurlijk overleg plaats. Het bestuurlijk overleg is een stuurgroep. De stuurgroep bestaat uit: de staatssecretaris van BZK (dhr. Knops), Commissaris van de Koning Zeeland (xxx. Xxxxxx) en de Burgemeester van Vlissingen (dhr. Van den Tillaar). Agendaleden zijn: Wethouders, gedeputeerden en bewindslieden die een belangrijke rol hebben bij de uitvoering van de maatregelen uit het compensatiepakket. Agendaleden kunnen op verzoek van de voorzitter aansluiten bij het bestuurlijk overleg indien nodig. 3. De stuurgroep bewaakt de voortgang en integraliteit van de uitvoering van het compensatiepakket. In dit kader dient de stuurgroep tevens als escalatielijn voor de uitvoeringsregisseur. Het voorzitterschap in het bestuur rouleert tussen de Commissaris van de Koning van Zeeland en de staatssecretaris van BZK. 4. De Stuurgroep wordt ondersteund door een uitvoeringsregisseur. De uitvoeringsregisseur monitort uitvoering, coördineert en intervenieert waar nodig. De taken van de uitvoeringsregisseur zijn: • Ambassadeurschap van het compensatiepakket. • (Uitvoerende) partijen verbinden en draagvlak organiseren. • Aanjagen en faciliteren uitvoering. • Monitoring en evaluatie. • Interveniëren en knelpunten oplossen waar nodig. • Escaleren naar stuurgroep indien nodig. • Tweejaarlijkse rapportage voortgang compensatiepakket aan de stuurgroep. • Ten behoeve van het aanjagen, faciliteren, monitoren en evalueren van en rapporteren over de uitvoering van het compensatiepakket zorgt de uitvoeringsregisseur ervoor dat voor iedere compensatiemaatregel zo snel mogelijk een projectplan of integrale planning wordt opgesteld en actueel wordt gemonitord. 5. Feitelijke uitvoering is niet de taak van het team van de uitvoeringsregisseur, dat is aan departementen, decentrale overheden en eventuele andere private en publieke partijen. 6. De uitvoeringsregisseur wordt aangesteld na overleg door Rijk en regio gezamenlijk. De uitvoeringsregisseur heeft nadrukkelijk geen politieke functie. 7. Ter ondersteuning van de uitvoeringsregisseur is een compact ondersteuningsteam en secretariaat nodig met kennis van de inhoudelijke lijnen van het compensatiepakket en programma-aansturing. 8. Kosten voor de uitvoeringsregisseur en de ondersteuning daarvan zijn voor rekening van het Rijk. 9. Zowel de stuurgroep, de uitvoeringsregisseur en ondersteuningsteam worden in ieder geval tot en met 2025 ingesteld. Voor afloop van die periode brengt de uitvoeringsregisseur in |
kaart welke acties na 2025 nog afgerond moeten worden en doet een voorstel voor de governance in het vervolg. 10. De uitvoeringsregisseur draagt zorg voor een halfjaarlijkse voortgangsrapportage die na behandeling in de stuurgroep door de verantwoordelijk bestuurder ter kennisname wordt gestuurd naar de eigen volksvertegenwoordiging (TK, PS en Raad). Bij de uitvoering van de maatregelen zal conformiteit met de regels inzake staatssteun (en aanbesteding) worden geborgd. De staatssteunexperts van rijk en regio zullen dit gezamenlijk verzorgen. |
Nadere opmerkingen |
Dit is pakket bedoeld ter compensatie voor (de gang van zaken rond) het niet doorgaan van de marinierskazerne, dit mag er niet toe leiden dat Zeeland en/of Vlissingen op achterstand komen te staan de komende jaren bij van dit pakket losstaande programma’s, subsidies, gunningen etc. |