internationale overeenkomsten A611 0.1
internationale overeenkomsten A611 0.1
10 Internationale overeenkomsten
10.1 Algemeen
Het betreft hier in de eerste plaats de regeling inzake de verwijdering van niet-EG- onderdanen in de Uitvoeringsovereenkomst bij het Akkoord van Schengen van 15 juni 1990 1990,
Art. 23 van deze Overeenkomst voorziet erin dat een vreemdeling die niet of niet meer voldoet aan de voorwaarden tot verblijf, in beginsel het Schengen grondgebied dient te verlaten. Deze regel lijdt uitzondering wanneer de betrokken vreemdeling in het bezit is een geldige verblijfstitel of tijdelijke verblijfsinstemming afgegeven door één van de overeenkomstsluitende partijen. In dat geval kan de vreemdeling zich ook naar dat land begeven. Verwijdering dient in dat geval altijd naar laatstgenoemde plaats te vinden. De verwijdering kan (art. 23, lid 4) plaatsvinden ter uitvoering van overeenkomsten welke door de overeenkomstsluitende partijen bilateraal of in multi- lateraal kader zijn gesloten en die betrekking hebben op de overname van personen.
Hier wordt aandacht besteed aan regelingen en overeenkomsten die betrekking heb- ben op overname van personen. Het gaat om:
- de Beschikking van de Benelux Ministeriële Werkgroep voor het Personenverkeer (als bedoeld in art. van de Overeenkomst van 11 april 1960, Trb. inzake de verlegging van de personencontrole naar de buitengrenzen van het
bied) de verwijdering en de overname van personen (Trb. 1978, 171);
- de door de Beneluxlanden gesloten overname-overeenkomst met Duitsland (Trb. 1966,
- de door de Beneluxlanden gesloten overname-overeenkomst met Frankrijk (Trb.
en 122);
- de door de Beneluxlanden gesloten overname-overeenkomst met Oostenrijk (Trb. 1965,
- de de Schengenlanden gesloten overeenkomst betreffende de overname van onregelmatig binnengekomen of verblijvende personen met Polen (Trb.
- de door de Beneluxlanden gesloten overeenkomst betreffende de overname van onregelmatig binnengekomen of verblijvende personen met Slovenië (Trb. 1992, 197).
Voor de van deze overeenkomsten worden de Benelux- en den als partij beschouwd.
Wegens het wegvallen van de personencontrole tussen de Schengenlanden zijn de die de Beneluxlanden hebben gesloten met Duitsland en Frankrijk
deels niet meer toepasbaar. In de hiernavolgende paragrafen wordt de procedure behandeld in geval van verwijdering uit Nederland met overgave aan de buitenlandse (grens-)autoriteitenop grond van de bovenstaande overeenkomsten.
In het omgekeerde geval (dus bij overgave aan de Nederlandse autoriteiten) geldt dat, hetzij vanwege het Ministerie van Justitie, hetzij door de desbetreffende
xxxxxx, wordt opgenomen met de betrokken korpschef, teneinde te overleggen wat vervolgens met de vreemdeling dient te geschieden.
Met het oog op de toepassing van de uitvoering van bedoelde regelingen en overeen- komsten is het van belang dat er een goede wederzijdse samenwerking en uitwisseling bestaat tussen de korpschef en de betrokken grensautoriteiten.
Sdu J&F - VC, januari 1994, 8
0.2 Uitzetting
10.2 Overname in Beneluxverband
10.2.1 Verwijdering van Belgische en Luxemburgse onderdanen
Belgen en Luxemburgers dienen in de regel, met toepassing van het bepaalde in art. 24 Vw, in staat te worden gesteld om beweging het land te verlaten. Slechts indien daarvoor, uit een oogpunt van openbare orde of nationale veiligheid klem- mende redenen aanwezig zijn, vindt hun uitzetting plaats door middel van overgave aan de Belgische of Luxemburgse grensautoriteiten.
In daarvoor in aanmerking komende gevallen kan de korpschef zich in verbinding stellen met de IND (zie
10.2.2 Terugzending Belgische minderjarigen
Ingevolge de notawisseling welke op 21 juli 1913 te Brussel plaatsvond tussen de Nederlandse en Belgische regering, geldt een speciale regeling met betrekking tot de terugleiding van minderjarigen die zich aan het wettig over hen gesteld gezag hebben onttrokken:
De tekst van deze nota's is opgenomen in het Staatsblad van 14 oktober 1913,371.
Omtrent de terugzending wordt - ingevolge deze regeling - vooraf overleg gepleegd tussen de bevoegde Belgische en Nederlandse justitie-autoriteiten. De korpschef dient zich in een voorkomend geval in verbinding te stellen met de IND (zie opdat vanwege dit Ministerie overleg met Belgische Ministerie van Justitie kan worden gepleegd.
10.2.3 Verwijdering van vreemdelingen die niet de Belgische of Luxemburgse nationaliteit bezitten
10.2.3.1 Hoofdregels
a. Uitzetting naar België of Luxemburg van vreemdelingen die niet de Belgische of Luxemburgse nationaliteit bezitten, vindt als regel plaats door middel van overgave aan de Belgische of Luxemburgse grensautoriteiten.
De overname van personen aan de Nederlands-Belgische grens geschiedt op één der plaatsen aangeduid in bijlage
b. Vreemdelingen aan wie hier te lande een vergunning tot verblijf werd verleend, kunnen na het verstrijken van de geldigheidsduur of na de intrekking van die ver- gunning alleen dan nog naar België of Luxemburg worden verwijderd, indien zij houder zijn van een Belgisch of Luxemburgs document, op grond waarvan hun terugkeer naar één dezer landen gewaarborgd is.
10.2.3.2 Onmiddellijke uitzetting naar België of Luxemburg
Uitzetting naar België of Luxemburg zonder voorafgaand overleg tussen de wederzijd- se Ministeries van Justitie kan geschieden indien:
- kan worden aangetoond dat de betrokken vreemdeling het Beneluxgebied via Bel- gië of Luxemburg is binnengekomen en zich vervolgens naar Nederland heeft bege- ven zonder te voldoen aan de voor het hebben van toegang gestelde eisen (zie
en
- de vreemdeling binnen twee weken na zijn binnenkomst in ons land is aangetrof- fen.
Beslissend is hier het tijdstip van aantreffen; de overgave zelf kan eventueel ook op
46 - A6 januari 1994,
Internationale overeenkomsten 0.2.3
een later tijdstip plaatsvinden, bijvoorbeeld indien tegen de betrokkene eerst een strafrechtelijk onderzoek moet worden ingesteld, of indien diens gezondheidstoe- stand een onmiddellijke uitzetting in de weg staat. In een dergelijke situatie dient het verzoek om overname echter terstond na het aantreffen te geschieden. Uitzetting naar België dan wel Luxemburg dient te geschieden door de korpschef van de politie- regio, waaronder de gemeente ressorteert waar de vreemdeling is aangetroffen, en wel door tussenkomst van één der daarvoor aangewezen brigade-commandanten der Koninklijke Marechaussee (zie met gebruikmaking van een formulier 'opdracht tot overgave aan buitenlandse grensautoriteiten' in drievoud (model
Daarbij dlienen te worden overgelegd een afschrift van het opgemaakte proces-ver- baal of rapport van verhoor alsmede -zoveel mogelijk- alle in het bezit van de vreem- deling aangetroffen voorwerpen of bescheiden, waaruit kan blijken dat er van binnen- komst vanuit België of Luxemburg sprake is (zie mede met het oog hierop art. 46, eerste lid, aanhef en onder d, VV). Eén exemplaar van het vorenbedoelde formulier wordt door de betrokken brigadecommandant op de daarvoor bestemde plaats ondertekend en terstond wederom ter hand gesteld van de ambtenaar die de vreem- deling heeft overgebracht.
De korpschef dient omtrent de uitzetting van de vreemdeling vooraf telefonisch over- leg te plegen met de betrokken brigade-commandant. Indien sprake is van uitzetting naar Luxemburg kan de korpschef, indien zulks met het oog op de bevordering van een goede gang van zaken gewenst is, een bijzondere aanwijzing vragen aan de Minis- ter van (zie
De Belgische of Luxemburgse autoriteiten kunnen door hen overgenomen vreemde- lingen nog binnen een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de datum van overnamie, teruggeven, indien uit een door hen ingesteld onderzoek blijkt dat niet aan de voorwaarden voor overname werd voldaan.
Voorts is in Beneluxverband overeengekomen dat ten aanzien van Britse onderdanen die houder zijn van reisdocumenten op grond waarvan hun toelating tot het Verenigd Koninkrijk gewaarborgd is en die uitgezet dienen te worden, geen verzoek om overna- me zal worden gedaan, doch dat deze vreemdelingen door de autoriteiten van het Beneluxland waarin zij zijn aangetroffen, rechtstreeks naar het Verenigd Koninkrijk zullen worden verwijderd.
10.2.3.3 Uitzetting na overleg tussen de Ministeries van Justitie der
Indien betreft vreemdelingen behorende tot één der ondervermelde categorieën, mag hun uitzetting naar België of Luxemburg slechts plaatsvinden na voorafgaand overleg tussen de wederzijdse Ministeries van Justitie; de korpschef dient daartoe ter- stond telefonisch contact op te nemen met de IND (zie
a. Vreemdelingen die vanuit België Nederland zijn binnengekomen zonder te hebben aan de voor het hebben van toegang gestelde vereisten (zie en die ten
minste twee weken, doch niet langer dan zes maanden na hun binnenkomst hier te lande zijn aangetroffen
Deze vreemdelingen worden teruggenomen door het Beneluxland waar zij verblijf hielden of via welks grenzen zij het Beneluxgebied zijn ingereisd.
Een zodanige verplichting is voor België of Luxemburg echter niet aanwezig, indien de vreemdeling korter dan veertien dagen op onregelmatige wijze in dat land heeft ver- toefd en hij tevens op het tijdstip van aantreffen sedert meer dan vier maanden in Nederland verblijf heeft gehouden.
Sdu - VC. januari 1994,
0.2.3 Uitzetting
b. Vreemdelingen die het zijn binnengekomen als houder van een gel- dig door de Belgische of Luxemburgse autoriteiten afgegeven visum
Deze vreemdelingen worden teruggenomen door het land welks autoriteiten het visum hebben afgegeven. De terugnameverplichting vervalt indien de vreemdeling sedert het verstrijken van de geldigheidsduur van het visum langer dan zes maanden in Nederland heeft verbleven.
c. Vreemdelingen die hun woon- of verblijfplaats hebben in België en die houder zijn van een Belgisch bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister of van een Belgische identiteitskaart voor vreemdelingen, dan wel van een Luxemburgse identiteitskaart voor vreemdelingen
De terugname vindt plaats door het land dat het document heeft afgegeven.
Een terugnameverplichting is niet meer aanwezig indien de vreemdeling sedert het verstrijken van de geldigheidsduur van het document langer dan zes maanden in Nederland heeft verbleven.
d. Buitenlandse zeelieden aan wie het door de Belgische autoriteiten is toegestaan om gedurende de tijd dat hun schip ligplaats heeft in een Belgische haven te passagieren en die na het vertrek van dat schip zijn achtergebleven, alsmede buitenlandse zeelieden die na hun afmonstering van een schip in een Belgische haven toestemming hebben verkregen om in België werk aan boord van een ander schip te zoeken en die zich vervol- gens naar Nederland hebben begeven
Deze categorieën zeelieden worden door België teruggenomen, tenzij zij langer dan zes maanden in Nederland verblijf hebben gehouden.
In de hierboven onder a tot d genoemde gevallen mag uitzetting slechts plaatsvinden, indien de Minister van Justitie daartoe een last gegeven heeft (zie art. 23, eerste lid, Vw
art. 47 W en art. 23, vijfde lid, Vw art. 48 VV).
Deze last wordt niet verstrekt dan nadat - na gepleegd overleg met het Belgische of Luxemburgse Ministerie van Justitie- van Belgische of Luxemburgse zijde de vereiste toestemming tot overname is gegeven.
Indien de last tot uitzetting wordt gegeven, gaat deze vergezeld van aanwijzingen omtrent het tijdstip en de wijze van verwijdering naar België of Luxemburg. Voor de overgave dient gebruik te worden gemaakt van een formulier 'opdracht tot overgave aan buitenlandse grensautoriteiten', in drievoud (model en wel door tussen- komst van één der daarvoor aangewezen brigade-commandanten der Koninklijke Marechaussee (zie
Doorzending van vreemdelingen bestemd voor verwijdering naar derde landen
Ingevolge de in getroffen regeling zal elk Beneluxland toestemming verlenen tot doorreis door zijn gebied van vreemdelingen, ten aanzien van wie een ander Beneluxland een beslissing tot verwijdering heeft genomen en die naar derde landen verwijderd kunnen worden, indien de verwijdering aldus op de snelste en een- voudigste wijze kan worden uitgevoerd.
De aan de doorreis (en eventueel begeleiding) verbonden kosten komen ten laste van het land dat de maatregel van verwijdering heeft genomen. De Belgische autoriteiten zullen eveneens hun medewerking verlenen aan de overgave van uit Nederland te ver- wijderen vreemdelingen aan de Luxemburgse autoriteiten, indien deze toestemming tot overname van zodanige vreemdelingen hebben gegeven.
Omtrent de doorzending dient steeds tevoren overleg te worden gepleegd tussen de wederzijdse bevoegde Ministeries.
48 - A6 januari 1994,
Internationale overeenkomsten
Indien korpschef van oordeel is dat er aanleiding bestaat een beroep op de mede- werking van de Belgische - en eventueel de Luxemburgse - autoriteiten te doen om een uit land te verwijderen vreemdeling door hun gebied te begeleiden, dient de korpschef steeds (telefonisch)contact op te nemen met de IND (zie opdat vanwe- ge de IND contact kan worden opgenomen met het Belgische en eventueel bevoegde Luxemburgse bevoegde Ministerie.
Indien anderzijds aan een verzoek van de Belgische of Luxemburgse autoriteiten om doorzending onder geleide van vreemdelingen door Nederlands gebied wordt vol- daan, zullen vanwege de IND van geval tot geval instructies aan de betreffende autori- teiten worden verstrekt.
10.2.3.5 Vluchtelingen
In is een regeling getroffen inzake het recht op terugkeer van werken- de vluchtelingen, tevens inhoudende een terugnameverplichting onder bepaalde voorwaarden. Hiervoor wordt verwezen naar B7 en bijlage C38.
10.3 Vetwijdering van personen naar Duitsland
10.3.1 Algemeen
Xxxxxx xx Xxxxxxxxxxxxx xx xx Xxxxxxxxxxxxxx Xxxxxxxxx is een overeenkomst gesloten inzake het overnemen van personen aan de grens 1966, 166). Hierin zijn opgenomen omtrent de terugname van onderdanen, de terugname
van onderdanen van derde landen en de doorgeleiding over grondgebied van vreemdelingen die worden verwijderd naar derde landen.
Ter vaststelling van de overnameverplichting ten aanzien van onderdanen van derde landen is bepalend of de vreemdeling de Nederlands-Duitse grens heeft overschreden zonder te voldoen aan de verplichting zich langs de doorlaatpost te begeven. Dit deel van de is niet meer toepasbaar bij de inwerkingstelling van de ringsovereenkomst bij het Akkoord van welke in de opheffing van de personencontrole aan de gemeenschappelijke grenzen.
10.3.2 Verwijderingvan Duitse onderdanen
Art. 3 van de overeenkomst luidt als volgt.
1. De regering van de Bondsrepubliek Duitsland neemt Duitse onderdanen die de autoriteiten van één der Beneluxlanden voornemens zijn uit het Beneluxgebied te verwijderen, zonder formaliteiten en zonder tussenkomst van haar diplomatieke vertegenwoordigingen over, voor zover kan worden aangetoond of aannemelijk
dat deze personen de Duitse nationaliteit bezitten.
2. Het bezit van de Duitse nationaliteit kan worden aangetoond of aannemelijk gemaakt aan de hand van een 'Heimatschein', een nationaliteitsbewijs gehörigkeitsausweis'), een naturalisatiebewijs ('Einburgerungsurkunde'), een Duits paspoort ('Deutscher Reisepass'), een identiteitskaart afgegeven door de Bondsrepubliek Duitsland ('Bundespersonalausweis') of een 'Temporary
Document', ook indien deze ten onrechte zijn afgegeven of sedert ten hoogste tien jaar verlopen. Bedoelde nationaliteit kan eveneens op grond van andere gege- vens aannemelijk worden gemaakt.
Sdu J&F - VC, januari 1994,
A6110.3.3 Uitzetting
3. Zulke personen worden overgenomen op vertoon van één der in het tweede lid opgesomde documenten, dan wel op grond van andere bescheiden waaruit hun nationaliteit kan worden afgeleid.
4. De regering van elk der zal de door haar overeenkomstig de bepa- lingen van het eerste tot en met het derde lid overgegeven personen terugnemen, indien uit een onmiddellijk na de overgave door de autoriteiten van de Xxxxxxxxx- bliek Duitsland ingesteld nader onderzoek blijkt dat deze personen op het ogenblik van verwijdering uit het Beneluxgebied niet in het bezit waren van de Duitse natio- naliteit, één en ander voor zover voor de regering van de Bondsrepubliek Duitsland geen verplichting tot overname op grond van art. 4 of 5 bestaat.
5. Indien het in tweede lid genoemde bewijs niet kan worden geleverd of de verstrekte gegevens onvoldoende zijn om het bezit van de Duitse nationaliteit aannemelijk te maken, is het overnemen afhankelijk van een overnameverklaring.
De overname door de Duitse grensautoriteiten zal aanstonds dienen te geschieden, indien kan worden aangetoond of aannemelijk kan worden gemaakt dat de te verwij- deren persoon de Duitse nationaliteit bezit. Dit is steeds het geval, indien de vreem- deling houder is van één der in het tweede lid van bovengenoemd art. 3 van de over- eenkomst vermelde bescheiden, doch het bezit van de Duitse nationaliteit kan ook op andere wijze aannemelijk worden gemaakt (bijvoorbeeld op grond van de door de betrokken vreemdeling afgelegde verklaringen). De documenten of verklaringen waaruit het bezit van de Duitse nationaliteit kan blijken, moeten bij de overgave van de vreemdeling worden overgelegd.
De uitzetting geschiedt vanwege de korpschef van de politieregio waaronder de gemeente waar de vreemdeling is aangetroffen, ressorteert en wel door tussenkomst van de daartoe aangewezen brigade-commandant der Koninklijke Marechaussee (zie bijlage
10.3.3 Doorzending van vreemdelingen,bestemd voor verwijderingnaar derde landen
De overeenkomst met de Bondsrepubliek Duitsland bevat een regeling omtrent de doorzending onder begeleiding door gebied van vreemdelingen die verwij- derd worden naar derde landen. Omtrent de doorzending dient steeds voorafgaand overleg plaats te vinden tussen het bevoegde Ministerie van het desbetreffende
en het Duitse Ministerie van Binnenlandse Zaken. In de praktijk zal de
doelde regeling, voorzover het uit Nederland uit te zetten vreemdelingen betreft, alleen van betekenis zijn in geval van verwijdering naar Oostenrijk (zie 10.5.2).
De overeenkomst tussen de Schengenlanden en Polen (10.6) geeft een eigen regeling voor overname door de Duitse autoriteiten van Poolse onderdanen ter verwijdering van Polen.
Is in een verzoek van de Duitse autoriteiten om doorzending onder geleide van vreemdelingen door Nederlands gebied toegestemd, dan verstrekt de Minister van Justitie van geval tot geval de nodige aanwijzingen aan de korpschef.
50 - A6 VC, januari 1994,
overeenkomsten
10.4 Verwijdering van personen naar Frankrijk
Algemeen
In is met Frankrijk een overeenkomst gesloten, welke de terugname regelt van wederzijdse onderdanen en van op onregelmatige wijze binnengekomen vreemdelingen, afkomstig van grondgebied, evenals de doorgeleiding van onderdanen van derde landen door ieders gebied. De tekst is opgenomen in Trb.
en 122.
Ter vaststelling van de overnameverplichting ten aanzien van onderdanen van derde landen is bepalend of de vreemdeling de Benelux-buitengrens met Frankrijk heeft overschreden zonder te voldoen aan de verplichting zich langs de doorlaatpost te begeven. Dit deel van de overeenkomst is niet meer toepasbaar bij de
ding van Uitvoeringsovereenkomst bij het Akkoord van Schengen, die voorziet in de opheffing van de personencontrole aan de gemeenschappelijke grenzen.
Verwijdering van Franse onderdanen
Frankrijk neemt Franse onderdanen die uit het Beneluxgebied dienen te worden ver- wijderd, zonder formaliteiten en zonder tussenkomst van de Franse diplomatieke ver- tegenwoordiging terug, voor zover vaststaat of aangenomen mag worden dat bedoel- de personen de Franse nationaliteit bezitten.
Dit is het geval, indien de vreemdeling houder is van een nationaliteitsbewijs, lisatiebewijs, nationaal paspoort of nationale identiteitskaart, ook indien deze docu- menten ten. onrechte zijn afgegeven of sedert ten hoogste tien jaar zijn verlopen.
Het bezit van de Franse nationaliteit kan ook op andere wijze aannemelijk worden gemaakt (bijvoorbeeld op grond van de door de betrokken vreemdeling afgelegde ver- klaringen).
Indien uit een onmiddellijk door de Franse autoriteiten ingesteld onderzoek blijkt dat de betrokkene op het tijdstip van zijn verwijdering niet de Franse nationaliteit bezat, wordt de betrokken persoon van Frankrijk teruggenomen.
Indien het verwijdering naar Frankrijk betreft, dient de medewerking van de Belgische autoriteiten te worden gevraagd met het oog op de doorgeleiding naar dat land. Voor de in dit geval te volgen procedure, zie 10.2.3.4.
Doorzending van vreemdelingen, bestemd voor verwijderingnaar derde landen
De overeerikomst met Frankrijk bevat een regeling omtrent de doorzending onder begeleiding door gebied van vreemdelingen die verwijderd worden naar derde landen. Omtrent de doorzending dient steeds voorafgaand overleg plaats te vinden tussen het bevoegde Ministerie van het desbetreffende Beneluxland en het Franse Ministerie van Binnenlandse Zaken.
Is in een verzoek van de Franse autoriteiten om doorzending onder geleide van vreemdelingen door Nederlands gebied toegestemd, dan verstrekt de Minister van Justitievan geval tot geval de nodige aanwijzingen aan de korpschef
Sdu J&F - VC, januari 1994,
Uitzetting
10.5 Verwijdering van vreemdelingen naar Oostenrijk
10.5.1 Algemeen
In Beneluxverband is met Oostenrijk een overeenkomst gesloten, die de overname regelt van wederzijdse onderdanen en van op onregelmatige wijze binnengekomen vreemdelingen afkomstig uit gebied, zomede de doorgeleiding van onderda- nen van derde landen door ieders gebied. De tekst van deze overeenkomst is opgeno- men in Trb.
Voor wat betreft de terugname van illegaal binnengekomen vreemdelingen niet
onderdanen van één der overeenkomstsluitende partijen, is de overeenkomst met Oostenrijk in die gevallen van belang, waarin het voorafgaande verblijf van betrokke- nen in de transitlanden België, Luxemburg of Duitsland niet aannemelijk kan worden gemaakt, doch wel het voorafgaande verblijf in Oostenrijk.
10.5.2 Voornaamste bepalingen van de Beneluxovereenkomstmet Oostenrijk inzake het overnemen van personen aan de grens
10.5.2.1 Verwijdering van Oostenrijkse onderdanen
De Oostenrijkse autoriteiten nemen Oostenrijkse onderdanen die één van de luxlanden voornemens is te verwijderen, over zonder formaliteiten en zonder tussen- komst van de Oostenrijkse diplomatieke vertegenwoordiging, mits de nationaliteit kan worden aangetoond of aannemelijk kan worden gemaakt.
De Oostenrijkse nationaliteit kan worden aangetoond door middel van een akte van nationaliteit, een nationaliteitsbewijs of een besluit krachtens hetwelk de Oostenrijk- se nationaliteit is verworven of vastgesteld; zij kan aannemelijk worden gemaakt door middel van een paspoort of een identiteitsbewijs, afgegeven door de Oostenrijkse autoriteiten, ook indien deze documenten ten onrechte zijn afgegeven of niet langer dan tien jaar verlopen zijn.
Ingevolge deze overeenkomst dient van de voorgenomen verwijdering van Oosten- rijkse onderdanen beneden de leeftijd van 21 jaar kennis te worden gegeven aan de Oostenrijkse diplomatieke vertegenwoordiging. Alsdan dient contact te worden opge- nomen met de IND (zie
Indien uit een door de Oostenrijkse autoriteiten ingesteld nader onderzoek blijkt dat de betrokkene op het tijdstip van zijn verwijdering niet de Oostenrijkse nationaliteit bezat, wordt de betrokkene door het betreffende teruggenomen, tenzij Oostenrijk op grond van een andere bepaling een verplichting tot overname heeft (zie 10.5.2.2).
10.5.2.2 Verwijdering van overige vreemdelingen naar Oostenrijk
Vreemdelingen komende uit Oostenrijk, die op ongeoorloofde wijze het
bied zijn binnengekomen na een verblijf van ten minste twee weken in dat land, wor- den door Oostenrijk teruggenomen.
Het verzoek tot overname van de vreemdeling dient binnen zes maanden na het ver- laten van het Oostenrijks grondgebied te geschieden.
Overname door de Oostenrijkse autoriteiten geschiedt op grond van een door de Oos- tenrijkse diplomatieke vertegenwoordiging afgegeven laissez-passer. De geldigheids- duur van dit laissez-passer bedraagt twaalf maanden.
52 - A6 januari 1994,
overeenkomsten
Een verplichting tot overname door Oostenrijk bestaat niet voor vreemdelingen van Franse of Duitse nationaliteit.
Indien de korpschef een vreemdeling aantreft die met gebruikmaking van de in de overeenkomst omschreven procedure naar Oostenrijk kan worden verwijderd, dient hij zo spoedig mogelijk contact op te nemen met de IND (zie
Indien na het verkrijgen van het benodigde laissez-passer door de Minister van Justi- tie de vereiste last tot uitzetting wordt gegeven, zal de korpschef tevens worden inge- licht omtrent datum en wijze van verwijderen.
russen de Beneluxlanden en Oostenrijk is een overeenkomst gesloten inzake het ver- van vluchtelingen (Trb. 1965, 46); deze overeenkomst voorziet ook in een ver-
van de wederzijdse autoriteiten tot terugname van xxxxxxx van (voor de desbetreffende regeling, zie B7 en
10.6 Verwijdering van vreemdelingen naar Polen
10.6.1 Algemeen
In Schengenverband is met Polen een overeenkomst gesloten betreffende de overna- me van onregelmatig binnengekomen of verblijvende personen. Deze overeenkomst regelt de terugname van onderdanen van de overeenkomstsluitende partijen als de terugname van onderdanen van derde landen. Bepalend voor de aanwezigheid van een terugnameplicht is niet alleen de illegale grensoverschrijding, doch ook het niet meer voldoen aan de verblijfsvoorwaarden.
De tekst is opgenomen in Trb.
10.6.2 Verwijdering van Poolse onderdanen
Polen neernt Poolse onderdanen die uit het Schengengebied dienen te worden verwij- derd, zonder formaliteiten terug voor zover vaststaat of aangenomen mag worden dat bedoelde personen de Poolse nationaliteit bezitten.
Op grond van afspraken tussen de Schengenlanden - neergelegd in het protocol bij de overeenkomst - neemt de Bondsrepubliek Duitsland van de overige Schengenlanden Poolse onderdanen over die op grond van de overeenkomst door Duitsland naar Polen kunnen worden verwijderd, indien de Poolse onderdanen het Schengengebied zijn binnengereisd via de Duits-Poolse grens. Deze procedure dient voorrang te heb- ben boven directe verwijdering naar Polen.
De uitzetting geschiedt vanwege de korpschef van de politieregio waaronder de gemeente waar de vreemdeling is aangetroffen ressorteert en wel door tussenkomst van de daartoe aangewezen brigade-commandant der Koninklijke Marechaussee (zie bijlage
10.6.3 Verwijderingvan overige vreemdelingen naar Polen
Vreemdelingen komende uit Polen die niet of niet meer voldoen aan de voorwaarde voor toelating of verblijf, worden zonder formaliteiten door Polen teruggenomen. Deze verplichting geldt niet ten aanzien van personen die bij of na binnenkomst in het bezit zijn gesteld van een geldig of een geldige verblijfstitel.
De overeenkomst kent geen termijn waarbinnen het verzoek tot overname moet zijn geschied. Polen dient echter wel binnen ten hoogste acht dagen het verzoek tot over-
Sdu - januari A6 -
A6110.7 Uitzetting
name te beantwoorden.
De over te nemen persoon moet vanaf de datum waarop de Poolse autoriteiten het verzoek hebben beantwoord, binnen een maand worden gepresenteerd aan de Poolse autoriteiten.
Indien de korpschef een vreemdeling aantreft die met gebruikmaking van de in de overeenkomst omschreven procedure naar Polen kan worden verwijderd, dient hij zo spoedig mogelijk contact op te nemen met de IND (zie
Indien na het krijgen van een bevestiging van de Poolse autoriteiten door de Minister van Justitie de vereiste last tot uitzetting wordt gegeven, zal de korpschef tevens wor- den ingelicht omtrent datum en wijze van verwijderen.
10.7 Verwijdering van vreemdelingen naar Slovenië
10.7.1 Algemeen
Door de Beneluxlanden is met Slovenië een overeenkomst gesloten betreffende de overname van onregelmatig binnengekomen of verblijvende personen.
Deze overeenkomst regelt de terugname van wederzijdse onderdanen en van illegaal binnengekomen ofverblijvende onderdanen van derde landen, alsmede de
ding van onderdanen van derde landen door ieders gebied. De tekst is opgenomen in Trb. 1992. 197.
10.7.2 Verwijdering van Sloveense onderdanen
Slovenië neemt Sloveense onderdanen die niet of niet meer voldoen aan de voorwaar- den voor binnenkomst of verblijf, zonder formaliteiten over voor zover vaststaat of aangenomen kan worden dat zij de Sloveense nationaliteit hebben.
Het bezit van de Sloveense nationaliteit kan worden vastgesteld of aannemelijk gemaakt aan de hand van één van de volgende documenten: een nationaliteitsbewijs, een paspoort of identiteitskaart afgegeven door de Sloveense autoriteiten, ook indien deze documenten ten onrechte zijn afgegeven of niet langer dan tien jaar verlopen zijn. De nationaliteit kan echter eveneens op grond van andere gegevens worden ver- ondersteld.
Indien uit een later onderzoek door de Sloveense autoriteiten blijkt dat de betrokken persoon op het moment van verwijdering niet de Sloveense nationaliteit had, wordt de betrokken persoon zonder formaliteiten weer teruggenomen.
De uitzetting geschiedt vanwege de korpschef van de politieregio waarin de gemeente waar de vreemdeling is aangetroffen, ressorteert en wel door tussenkomst van de daartoe aangewezen brigade-commandant der Koninklijke Marechaussee (zie bijlage Cl l).
10.7.3 Verwijdering van overige vreemdelingen naar Slovenië
Vreemdelingen die niet of niet meer voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst of verblijf worden door de Sloveense autoriteiten overgenomen indien deze persoon:
a. in het bezit is van een geldige Sloveense verblijfstitel; of
b. in het bezit is van een geldig door Slovenië verleend visum; of
54 - A6 januari 1994,
Internationale overeenkomsten
c. ten hoogste zes maanden vóór indiening van het verzoek tot overname Slovenië heeft verlaten na een verblijf van ten minste twee weken.
Verzoeken overname moeten binnen veertien dagen beantwoord worden, waarna de overname binnen een maand dient plaats te vinden, welke termijn onder opgave van verlengd kan worden.
De overnanieverplichting bestaat niet ten aanzien van:
a. onderdanen van staten die met de een gemeenschappelijke grens hebben;
b. vreemdelingen die na hun vertrek uit Slovenië bij binnenkomst in het bezit waren van een door één der afgegeven geldig visum of geldige verblijfsti-
tel, of die daarvan na binnenkomst door één der in het bezit zijn gesteld.
Indien de een vreemdeling aantreft die met gebruikmaking van de in de overeenkomst omschreven procedure naar Slovenië kan worden verwijderd, dient hij zo spoedig contact op te nemen met de IND (zie
Indien na verkrijgen van een bevestiging van de Sloveense autoriteiten door de minister van Justitie de vereiste last tot uitzetting wordt gegeven, zal de korpschef tevens worden ingelicht omtrent de datum en wijze van van verwijderen.
10.7.4 Doorgeleiding van vreemdelingen, bestemd voor verwijdering naar derde landen
De overeenkomst met Slovenië bevat een regeling omtrent de doorgeleiding door gebied van vreemdelingen die verwijderd worden naar derde landen. Omtrent
de doorgeleiding dient steeds voorafgaand overleg plaats te vinden tussen het bevoeg- de Ministerie van het desbetreffende Beneluxland en het Sloveense Ministerie van Binnenlandse Zaken.
Is in een verzoek van de Sloveense autoriteiten om doorgeleiding (onder geleide) van vreemdelingen door Nederlands gebied toegestemd, dan verstrekt de Minister van Justitievan geval tot geval de nodige aanwijzingen aan de korpschef.
10.8 Verwijdering van vreemdelingen naar Roemenië
10.8.1 Algemeen
Op 6 juni 1995 werd tussen de Benelux-landen en Roemenië een overeenkomst geslo- ten bertreffende de terug- en overname van wederzijdse onderdanen, die op onregel- matige wijze zijn binnengekomen of verblijven (Trb.1995,155).
10.8.2 Verwijderingvan Roemeenseonderdanen
Roemenië neemt op verzoek van de Belgische, Luxemburgse of Nederlandse regering, zonder Roemeense onderdanen over die niet of niet meer voldoen aan de op het girondgebied van België, Luxemburg of Nederland geldende voorwaarden voor binnenkomst of verblijf, voor zover vaststaat of aangenomen kan worden dat zij de Roemeense nationaliteit hebben.
Sdu J&F - VC (februari 1996, 14)
0.7.4 Uitzetting
Het bezit van de Roemeense nationaliteit kan worden vastgesteld aan de hand van één van de volgende documenten:
- een paspoort of een ander reisdocument dan wel een door de Roemeense autoritei- ten afgegeven identiteitsbewijs, indien deze documenten volledig zijn en de geldig- heidsduur niet is verlopen.
Het bezit van de Roemeense nationaliteit kan worden verondersteld aan de hand van:
- een paspoort of een ander reisdocument dan wel een door de Roemeense autoritei- ten afgegeven identiteitsbewijs, waarvan de geldigheidsduur niet langer dan 10 jaar is verlopen;
- een legitimatiebewijs waaruit de identiteit van de houder blijkt;
- een rijbewijs;
- een zeemansboekje;
- een verzekeringsbewijs;
- betrouwbare getuigenverklaringen van andere Roemeense Staatsburgers;
- verklaringen van betrokkene zelf.
Indien de korpschef een vreemdeling aantreft die met gebruikmaking van de in de overeenkomst beschreven procedure naar Roemenië kan worden verwijderd, dient hij zo spoedig mogelijk contact op te nemen met de IND (zie A2).
De Roemeense Ambassade of de Roemeense Consulaire Vertegenwoordiging in Bel- gië, Luxemburg of Nederland geeft op verzoek van de Belgische, Luxemburgse of Nederlandse autoriteiten onverwijld de voor de teruggeleiding van de over te nemen personen benodigde reisdocumenten af.
Indien na het verkrijgen van een bevestiging de Roemeense autoriteiten door de minister van Justitie de last tot uitzetting wordt gegeven, zal de korpschef tevens wor- den ingelicht omtrent de datum en wijze van verwijderen.
Indien uit een later onderzoek door de Roemeense autoriteiten blijkt dat de betrokken persoon op het moment van verwjidering niet de Roemeense nationaliteit had, wordt de betrokken persoon zonder formaliteiten weer teruggenomen.
Sdu - VC (februari 1996, 14)