Bestemmingsplan Roermondseweg 130
Bestemmingsplan Xxxxxxxxxxxxx 000
0.
Het bestemmingsplan Xxxxxxxxxxxxx 000 moet worden vastgesteld om de vestiging van een winkel mogelijk te maken die voldoet aan (kort geformuleerd) de voorwaarde “aanvulling op het beschikbare aanbod” op grond waarvan de PDV-ruimte kan worden uitgebreid.
Volgens de overeenkomst gaat de winkel 4.200 m2 gebruiken. Het bestemmingsplan voorziet hierin, maar laat daarnaast de bouw van een winkel van 1.500 m 2 toe. Hierin kan elke PDV-branche ondergebracht worden. Dit is in strijd met het PDV-beleid? Dit is niet in strijd met het PDV-beleid.
Winkels dienen een minimale oppervlakte van 1.000 m² te hebben. Verder is het bouwvlak nodig voor de stedenbouwkundige afronding van het terrein.
2.
De overeenkomst van de ontwikkelaar met de gegadigde laat nog veel open. De partijen moeten nog overeenstemming bereiken over onder meer de huurprijs. Als overeenstemming uitblijft kan de ontwikkelaar het gebouw, of in elk geval de mogelijkheid om een gebouw op te richten, aanbieden voor elke PDV-branche. Klopt, voor deze locatie is dezelfde branchering van toepassing zoals op de gehele PDV-locatie.
3.
Artikel 6.2 van de overeenkomst gemeente-ontwikkelaar handelt over een bijdrage van € 120.132 die de ontwikkelaar aan de gemeente moet betalen. Hierover is vermeld: “Deze bijdrage wordt aangemerkt als een voorwaardelijke verplichting, welke pas door exploitant behoeft te worden nagekomen indien exploitant er niet in slaagt om binnen een periode van twee jaar na ondertekening van deze overeenkomst te bewijzen dat in het verleden door de gemeente een onvoorwaardelijke toezegging is gedaan dat de bijdrage ten aanzien van de onderhavige percelen niet voldaan behoefde te worden.”
-Wat heeft dit te betekenen? Er wordt reeds meer dan 10 jaar over deze ontwikkeling gesproken. Initiatiefnemer is van mening dat de gemeente in het verleden toezeggingen heeft gedaan op grond waarvan de bijdrage niet verschuldigd is. De gemeente deelt deze mening niet. Vandaar deze clausule.
-Waarom krijgt de exploitant een periode van twee jaar om iets te bewijzen, waarom niet bijvoorbeeld twee weken of twee maanden? Er is een periode van maximaal 2 jaar afgesproken, omdat een gerechtelijke procedure incl. getuigenverhoor, welke mogelijk onderdeel uitmaakt van de bewijslast, eerder 2 jaar dan 2 weken duurt.
-Waarom is niet gewacht met het sluiten van de overeenkomst totdat deze kwestie was opgehelderd? Vanwege de tijdsdruk en de kans die zich nu voordoet.
-Zo komt de raad te weten dat op het oude DESM-terrein een waterbuffer is gepland. Zou de raad ook niet zeggenschap moeten hebben in de keuze van het project waarvoor de bijdrage ruimtelijke ontwikkeling wordt bestemd? De kaders zijn vastgelegd in de structuurvisie en de daaraan gekoppelde lijst van ruimtelijke ontwikkelingen. Het betreft het Meerjaren Investeringsplan Ruimtelijke Ontwikkelingen zoals toegevoegd aan de Structuurvisie uit 2009 en dat door de raad is vastgesteld. Dit plan dient nog te worden geactualiseerd naar aanleiding van de Structuurvisie Weert 2025 en is als studie hierbij opgenomen.
4.
Artikel 6.3 van de overeenkomst handelt over de bijdrage die de ontwikkelaar moet storten in het Kwaliteitsfonds Buitengebied. Hierbij is vermeld: “De gemeente neemt richting de provincie een inspanningsverplichting op zich om met de provincie af te spreken dat deze bijdrage niet betaald hoeft te worden of omlaag wordt bijgesteld.”
-Waarom is deze bepaling opgenomen? Deze bepaling is opgenomen omdat het een ‘pijplijnplan’ betreft. Hiervoor heeft de provincie destijds een overgangsregeling opgenomen. De uiterste termijn hiervoor was 1 januari 2013. De termijn is dus verstreken. Met initiatiefnemer is desalniettemin afgesproken dat de gemeente dit aankaart bij de provincie. Het bestuurlijk overleg hieromtrent dient nog plaats te vinden. Hiermee wordt aan de inspanningsverplichting vorm gegeven.
-De Kwaliteitscommissie Weert, Nederweert, Leudal gaat niet akkoord met het bestemmingsplan indien de bijdrage niet wordt betaald, staat in het vergaderverslag van 20 mei 2014. Geldt de inspanningsverplichting uit de overeenkomst nog na dit standpunt van de Kwaliteitscommissie (de overeenkomst gemeente-ontwikkelaar is van 4 april 2014)? Zie hierboven. Mocht de provincie uiteindelijk van mening zijn dat de kwaliteitsbijdrage kan vervallen, dan sluiten we dit kort met de kwaliteitscommissie. Het betreft een adviescommissie en het college kan onderbouwd afwijken van het advies.
-Stel dat de bijdrage niet betaald hoeft te worden, heeft dat niet een grote precedentwerking? Haalt dat niet de regeling voor het kwaliteitsmenu helemaal onderuit? Indien een bijdrage niet aan de orde is, dan heeft dit geen precedentwerking, omdat dit het enige pijplijnplan is in Weert.
5.
Heeft de exploitant de in artikel 6.6 genoemde bankgarantie gesteld? Ja.
6.
Het is denkbaar dat de financiële afspraken ex artikel 6.2 en 6.3 van invloed zijn op de huurprijs voor de winkel die de exploitant vraagt en dat de gegadigde afziet van een overeenkomst indien de exploitant de bijdragen moet betalen en deze doorberekent in de huur. Zie 2. Dat is aan de private partijen.
7.
Zijn alle opmerkingen van de Kwaliteitscommissie (onder andere de ligging van een van de twee gebouwen kort op de Moesdijk; verslag 20 mei 2014) in het bestemmingsplan verwerkt? Zo nee, waarom niet? Ja, aan alle opmerkingen is tegemoetgekomen.
8.
Waarom is de overeenkomst gemeente-ontwikkelaar niet voor wensen en bedenkingen aan de raad voorgelegd (artikel 160-169 Gemeentewet)?
Het collegeadvies ( ontwerp-bestemmingsplan/ opstarten BPprocedure/ anterieure overeenkomst) is niet beschouwd als een mogelijk besluit met ingrijpende gevolgen als bedoeld in art. 169 Gemeentewet. De ontwikkeling is immers conform het PDV-beleid zoals vastgelegd in de structuurvisie, de branchering is gelijk als de bestaande PDV-locatie, en het plangebied is de afronding van het bestaande bedrijventerrein. Wel is gezien de importantie het advies geplaatst op de TILS-lijst voor uw raad, onder nummer 890.