Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zuivel en aanverwante industrie Statuten
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zuivel en aanverwante industrie |
Statuten |
Deze statuten zijn een uitgave van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zuivel en aanverwante Industrie |
Administrateur |
Achmea Pensioenservices N.V. |
Xxxxxxxxxx 0, 0000 XX Xxxxx |
datum |
9 februari 2023 |
1
Inhoud | ||
2
Deze statuten verstaan onder:
belanghebbendenorgaan:
het belanghebbendenorgaan van het pensioenfonds, als bedoeld in artikel 14;
belet:
de situatie waarin een bestuurder of lid van de raad van toezicht tijdelijk niet in staat is om zijn functie te vervullen (bijvoorbeeld door ziekte, langdurig verlof of schorsing).
bestuur:
het bestuur van het pensioenfonds, als bedoeld in artikel 4;
CNV:
CNV Vakmensen te Utrecht;
deelnemers:
de in artikel 2, lid 4, bedoelde personen;
De Nederlandsche Bank:
De Nederlandsche Bank N.V.;
De Unie:
De Unie, Vakbond voor Industrie en Dienstverlening, te Culemborg;
FNV:
FNV Bondgenoten te Utrecht of diens rechtsopvolger;
NZO:
Nederlandse Zuivelorganisatie te Zoetermeer;
ontstentenis:
de situatie waarin een bestuurder of lid van de raad van toezicht niet langer in functie is (bijvoorbeeld door overlijden of ontslag).
pensioen:
pensioen als gedefinieerd in de Pensioenwet;
pensioenfonds:
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zuivel en aanverwante industrie;
3
pensioengerechtigden:
de in artikel 2, lid 1, bedoelde personen;
pensioenreglement:
de door het pensioenfonds op grond van deze statuten opgestelde regelingen als bedoeld in artikel 16 lid 1;
raad van toezicht:
de raad van toezicht van het pensioenfonds, als bedoeld in artikel 15;
vergadering:
een bijeenkomst waarbij de deelnemers aan de bijenkomst fysiek aanwezig zijn dan wel via een tweezijdig elektronisch communicatiemiddel met elkaar contact hebben. werkgever:
de in artikel 2, lid 2 en 3, bedoelde ondernemingen.
4
Waar in deze statuten wordt gesproken over bestuurders of andere personen in de mannelijke vorm is daaronder steeds de vrouwelijke equivalent begrepen.
De stichting draagt de naam: Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Zuivel en aanverwante industrie. Zij heeft haar zetel te 's-Gravenhage.
Artikel 2 Doel en werkingssfeer
1. Het pensioenfonds stelt zich ten doel om, op de voet en onder de voorwaarden als in het pensioenreglement nader is bepaald, uitkeringen te verstrekken aan degenen, die, als werknemer werkzaam zijn of geweest zijn in de bedrijfstak Zuivel, en door het pensioenreglement als pensioengerechtigde worden aangemerkt, alsmede aan hun nagelaten betrekkingen.
2. Tot de bedrijfstak Zuivel worden gerekend alle in Nederland gevestigde ondernemingen, die werkzaam zijn in de zuivelindustrie en die voldoen aan het bepaalde in lid 3.
3. I. Deelname aan het pensioenfonds staat open voor:
1. Ondernemingen als gedefinieerd in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst in de Zuivelindustrie 2014;
2. Ondernemingen die uitsluitend of in hoofdzaak ingrediënten produceren ten behoeve van de onder 1 genoemde ondernemingen;
3. Ondernemingen die als afnemer van de onder 1 genoemde ondernemingen uitsluitend of in hoofdzaak direct zuivelproducten afnemen om zelf te verwerken;
4. Ondernemingen die aan de onder 1 genoemde ondernemingen uitsluitend of in hoofdzaak de volgende diensten verlenen:
- veredeling;
- rijping;
- opslag;
- versnijden/verpakking; en/of
- kwaliteitszorg van zuivelproducten;
5. Ondernemingen wier aandelenkapitaal voor vijftig procent (50%) of meer in eigendom is bij een onderneming als bedoeld in punt 1 tot en met 4.
5
II. Onder ‘onderneming’ wordt verstaan een rechtspersoon die genoemde bedrijfsactiviteiten ontplooit.
Onder ‘uitsluitend of in hoofdzaak’ in lid I, onder 2 en onder 4, wordt verstaan de onderneming van wie vijftig procent (50%) of meer van de totale omzet bestaat uit één of meer van de activiteiten genoe md onder lid I, onder 2, respectievelijk onder 4.
Onder ‘uitsluitend of in hoofdzaak’ in lid I, onder 3, wordt verstaan de onderneming die vijftig procent (50%) of meer van zijn totale inkoopvolume besteedt bij ondernemingen als bedoeld in lid I, onder 1.
III. Het bestuur kan ondernemingen die niet voldoen aan de criteria als genoemd in lid I en II, maar wel op andere gronden een duidelijke verwantschap met de bedrijfstak hebben, laten aansluiten bij het pensioenfonds. Het belanghebbendenorgaan heeft bij deze bestuursbesluiten een goedkeuringsrecht.
4. Deelnemers zijn de werknemers die op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst zijn van een werkgever, of in dienst zijn geweest van een werkgever.
5. Het bestuur stelt een actuariële en bedrijfstechnische nota vast. In de actuariële en bedrijfstechnische nota wordt de basis voor het verzekeringstechnische en financiële beleid van het pensioenfonds beschreven. In de actuariële en bedrijfstechnische nota wordt, naast hetgeen overigens bij of krachtens de Pensioenwet is vereist, opgenomen:
a. een uiteenzetting van het premie- en toeslagbeleid;
b. een uiteenzetting van het beleggingsbeleid;
c. een organogram van het pensioenfonds;
d. een mandaatregeling binnen het pensioenfonds.
De regels bij of krachtens de Pensioenwet en het Besluit Financieel Toetsingskader pensioenfondsen, alsmede de door De Nederlandsche Bank N.V., hierna te noemen: De Nederlandsche Bank, op te stellen regels zullen bij de opstelling van de actuariële en bedrijfstechnische nota in acht worden genomen. De actuariële en bedrijfstechnische nota alsmede wijzigingen daarvan worden door het bestuur onverwijld aan De Nederlandsche Bank overgelegd.
Het bestuur legt de doelstellingen en beleidsuitgangspunten die het pensioenfonds hanteert vast. De organen van het pensioenfonds gebruiken deze doelstellingen en beleidsuitgangspunten bij de toetsing van de opdrachtaanvaarding door het pensioenfonds van de door sociale partners overeengekomen pensioenregelingen, en bij de besluitvorming, de verantwoording, de advisering, en het toezicht binnen het pensioenfonds. Het pensioenfonds legt voorts in de "Verklaring inzake de beleggingsbeginselen" de maatregelen vast die het pensioenfonds treft om voldoende afstand te bewaren tot de ondernemingen waarin in meer of mindere mate wordt deelgenomen. Het bestuur herziet de in de vorige zin genoemde verklaring in ieder geval binnen de termijnen genoemd in de Pensioenwet.
Het pensioenfonds zal, hetzij de dekking van de pensioenaanspraken en pensioenrechten in eigen beheer (voor eigen risico) houden, hetzij overeenkomsten van verzekering sluiten met één of meer verzekeraars als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet.
De Nederlandsche Bank kan op grond van het bepaalde in artikel 149 van de Pensioenwet een verplichting tot overdracht, herverzekering of onderbrenging opleggen.
6
6. Het bestuur stelt het diversiteitsbeleid van het pensioenfonds vast. Het diversiteitsbeleid van het pensioenfonds wordt vastgelegd in de Nota Diversiteitsbeleid. In de Nota Diversiteitsbeleid komt tot uitdrukking de door het pensioenfonds beoogde samenstelling naar leeftijd en geslacht van het bestuur, de raad van toezicht en het belanghebbendenorgaan en over de inspanningen die het pensioenfonds verricht om diversiteit in de organen van het pensioenfonds te bevorderen.
De Nota Diversiteitsbeleid wordt periodiek heroverwogen en opnieuw vastgesteld.
1. De geldmiddelen van het pensioenfonds bestaan uit:
a. bijdragen van hen die, hetzij als werkgever, hetzij als deelnemer werkzaam zijn in de bedrijfstak Zuivel;
b. inkomsten uit beleggingen;
c. hetgeen het pensioenfonds bij erfenis, legaat of schenking mocht verkrijgen;
d. inkomsten uit andere hoofde.
2. Over het aanvaarden van erfstellingen beslist het bestuur; zij mogen niet anders worden aanvaard dan onder het voorrecht van boedelbeschrijving.
3. Voor zover de middelen van het pensioenfonds niet worden gebruikt ter voldoening van premies of koopsommen voor overeenkomsten van verzekering die het pensioenfonds ter dekking van de pensioenaanspraken gesloten heeft, zal het bestuur deze middelen beleggen.
Het bestuur voert een beleggingsbeleid dat in overeenstemming is met de prudent -person regel en met name gebaseerd is op de volgende uitgangspunten:
a. de waarden worden belegd in het belang van de aanspraak- en pensioengerechtigden;
b. de beleggingen worden gewaardeerd op basis van marktwaardering.
Artikel 4 Samenstelling van het bestuur
1. Het pensioenfonds heeft een onafhankelijk bestuur, als bedoeld in de Pensioenwet.
2. Het pensioenfonds wordt bestuurd door een bestuur, bestaande uit ten minste drie bestuurders. Het bestuur stelt in overleg met het belanghebbendenorgaan het aantal bestuurders vast. De bestuurders worden benoemd door het bestuur op bindende voordracht van het belanghebbendenorgaan. Het bestuur mag een voor benoeming voorgedragen kandidaat bestuurder slechts voor benoeming afwijzen, indien hij naar het oordeel van het bestuur niet aan de profielschets voor te benoemen bestuurders voldoet, dan wel de raad van toezicht van oordeel is dat hij niet aan die profielschets voldoet. Indien het bestuur een kandidaat bestuurder voor benoeming afwijst, draagt het belanghebbendenorgaan opnieuw een kandidaat bestuurder voor benoeming voor.
7
Indien geen enkele bestuurder meer in functie is, vindt de benoeming van bestuurders plaats door de raad van toezicht op bindende voordracht van het belanghebbendenorgaan met inachtneming van het hiervoor bepaalde.
3. Het bestuur stelt een profielschets op waar te benoemen bestuurders aan dienen te voldoen en legt deze, ingeval van een vacature in het bestuur aan het belanghebbendenorgaan voor.
4. De geschiktheid van het bestuur dient naar het oordeel van De Nederlandsche Bank voldoende te zijn met het oog op de belangen van de bij het pensioenfonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, overige aanspraakgerechtigden en de werkgevers.
Door het bestuur wordt een geschiktheidsplan opgesteld, hetwelk als doel heeft de geschiktheid van het bestuur blijvend op een dusdanig niveau te houden, dat naar het oordeel van De Nederlandsche Bank de geschiktheid voldoende is met het oog op de belangen van de bij het pensioenfonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, overige aanspraakgerechtigden en de werkgeve rs.
De voornemens, de handelingen of de antecedenten van de bestuursleden mogen De Nederlandsche Bank geen aanleiding geven tot het oordeel dat, met het oog op de hiervoor in dit lid vermelde belangen, de betrouwbaarheid van de bestuursleden niet buiten twijfel staat.
Het bestuur brengt elke wijziging in de samenstelling van het bestuur vooraf ter kennis aan De Nederlandsche Bank.
Een wijziging als bedoeld in de vorige zin wordt niet doorgevoerd indien De Nederlandsche Bank binnen de wettelijke termijn na ontvangst van de melding, of, indien De Nederlandsche Bank om nadere gegevens of inlichtingen heeft verzocht, binnen de wettelijke termijn na ontvangst van die gegevens of inlichtingen aan het bestuur bekend maakt dat zij niet met de voorgenomen wijziging instemt.
Indien zich een wijziging van de antecedenten, als hiervoor bedoeld, voordoet, stelt het bestuur De Nederlandsche Bank daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.
5. Het belanghebbendenorgaan wijst uit het midden van de bestuurders een voorzitter aan.
1. Het bestuur is bevoegd tot het instellen van commissies, bestaande uit een door het bestuur vast te stellen aantal leden. Het bestuur stelt de taken en de bevoegdheden voor die commissies bij huishoudelijk reglement vast.
2. De leden van de commissies worden benoemd en ontslagen door het bestuur.
Het lidmaatschap van een commissie eindigt, indien het een bestuurder betreft, zodra de desbetreffende bestuurder ophoudt bestuurder te zijn.
8
Artikel 6 Taak van het bestuur
1. Het bestuur is belast met het besturen van het pensioenfonds. Het bestuur heeft al die taken en bevoegdheden die niet bij of krachtens deze statuten aan anderen zijn toegekend. Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen.
2. Het pensioenfonds wordt vertegenwoordigd door het bestuur, alsmede door twee bestuurders gezame nlijk handelend. Het bestuur kan aan een bestuurder en aan derden volmacht verlenen om het pensioenfonds te vertegenwoordigen.
3. Indien een bestuurder meent dat hij een persoonlijk belang heeft dat strijdig is met dat van het pensioenfonds, meldt hij dat aan het bestuur, dat alsdan beslist of er sprake is van een zodanig tegenstrijdig belang. Indien dat het geval is, onthoudt hij zich van deelname aan de beraadslaging en besluitvorming over dat onderwerp.
4. De bestuurders richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij het pensioenfonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, overige aanspraakgerechtigden en werkgevers en zij zorgen ervoor dat deze personen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.
5. Het bestuur beschikt over een eigen gedragscode, waarin voorschriften zijn opgenomen gericht op de voorkoming van belangenconflicten, en van misbruik respectievelijk oneigenlijk gebruik van bij het pensioenfonds aanwezige informatie. De in de vorige zin vermelde gedragscode is van toepassing op de (voormalige) bestuurders, de (voormalige) leden van de raad van toezicht, de (voormalige) leden van het belanghebbendenorgaan, (voormalige) medewerkers van het bestuursbureau en op die personen, die a ls zodanig in die gedragscode worden aangewezen.
6. Het bestuur stelt een procedure vast voor een periodieke evaluatie van het functioneren van het bestuur als geheel en van de individuele bestuurders.
7. Voor zover uit de wet niet anders voortvloeit, worden aan (voormalige) bestuurders, aan (voormalige) leden van andere organen van het pensioenfonds, aan (voormalige) medewerkers van het bestuursbureau vergoed:
i. de redelijke kosten van het voeren van verdediging tegen aanspraken wegens een handelen of nalaten in de uitoefening van hun functie of van een andere functie die zij op verzoek van het pensioenfonds vervullen of hebben vervuld;
ii. eventuele schadevergoedingen of boetes die zij verschuldigd zijn wegens een hierboven onder
(i) vermeld handelen of nalaten;
iii. de redelijke kosten van het optreden in andere rechtsgedingen waarin zij als zodanig zijn betrokken met uitzondering van de gedingen waarin zij in hoofdzaak een eigen vordering geldend maken.
9
Een betrokkene heeft geen aanspraak op de vergoeding als hiervoor bedoeld indien en voor zover er sprake is van opzet of grove schuld, alsook indien hij ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, alsook wanneer de kosten van het vermogensverlies van de betrokkene is gedekt door een verzekering en de verzekeraar deze kosten of dit vermogensverlies heeft uitbetaald. Het bestuur kan ten behoeve van de betrokkenen verzekeringen tegen aansprakelijkheid afsluiten.
Artikel 7 Zittingsduur van het bestuur
1. De bestuurders hebben zitting voor een tijd van ten hoogste vier jaren. De bestuurders zijn ten hoogste tweemaal herbenoembaar. Herbenoeming vindt steeds plaats voor een termijn van ten hoogste vier jaren. Een periodiek aftredende bestuurder blijft in functie zolang nog niet in de vacature is voorzien. In een tussentijdse vacature wordt zo spoedig mogelijk voorzien.
2. Een bestuurder houdt op bestuurder te zijn:
a. op het tijdstip van zijn overlijden;
b. door periodiek of vrijwillig aftreden;
c. door ontslag door het belanghebbendenorgaan;
d. door ontslag door de raad van toezicht;
e. ingeval hij krachtens enige wetsbepaling of in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak de bevoegdheid zijn vermogen zelfstandig te beheren en daarover te beschikken geheel of gedeeltelijk verliest;
f. bij zijn ontslag als zodanig door de rechter;
g. door toetreden tot het belanghebbendenorgaan of de raad van toezicht.
3. Zowel het belanghebbendenorgaan als de raad van toezicht is bevoegd een bestuurder te schorsen. De schorsing vervalt, indien deze niet binnen drie maanden door ontslag is gevolgd.
4. Indien in het bestuur één of meer vacatures ontstaan, wordt daarin zo spoedig mogelijk voorzien. Een niet voltallig bestuur behoudt zijn volledige bevoegdheden.
Artikel 8 Bestuursvergaderingen
1. Het bestuur vergadert zo dikwijls een bestuurder zulks gewenst acht, doch ten minste zesmaal per jaar. Het Bestuur neemt besluiten in een vergadering. In geval van ontstentenis of belet van een of meer bestuurders zijn de overige bestuurders met het besturen van het pensioenfonds belast. In geval van ontstentenis of belet van twee of meer bestuurders, of van alle bestuurders, is de raad van toezicht bevoegd om een of meer personen, al dan niet uit zijn midden, aan te wijzen die tijdelijk – eventueel samen met de nog beschikbare bestuurders – met het besturen van het pensioenfonds worden belast. Indien een lid van de raad van toezicht tijdelijk met het besturen van het pensioenfonds wordt belast, zal dit lid zijn werkzaamheden als lid van de raad van toezicht opschorten zolang hij/zij in de hoedanigheid van beletfunctionaris bestuurswerkzaamheden verricht.
10
2. De bestuurders zijn bevoegd:
a. een deskundige te raadplegen;
b. zich ter vergadering door een deskundige te laten bijstaan.
3. Iedere bestuurder brengt in het bestuur één stem uit.
4. Besluiten worden genomen met meerderheid van stemmen. Indien de stemmen staken komt geen besluit tot stand.
Het pensioenfonds heeft een bestuursbureau dat geleid wordt door het bestuur, indien een bestuursbureau wordt ingesteld. Binnen het bestuursbureau vinden, indien ingesteld, de dagelijkse werkzaamheden op het gebied van de ondersteuning van het bestuur bij de totstandkoming van het beleid en het toezicht op de uitvoering plaats. Het bestuur benoemt en ontslaat de medewerkers van het bestuursbureau.
De taken van het bestuursbureau kunnen nader bij reglement worden vastgesteld.
Artikel 10 Uitvoering van werkzaamheden
Met inachtneming van door het bestuur gegeven instructies kan het pensioenfonds de door haar gelet op haar doelstelling uit te voeren werkzaamheden uitbesteden aan een of meerdere rechtspersonen die ten doel hebben het uitvoeren van pensioenadministraties en vermogensbeheer. Indien het pensioenfonds werkzaamheden uitbesteedt aan een derde draagt het pensioenfonds er zorg voor dat deze derde de bij of krachtens de wet gestelde regels, die op de uitbesteding van toepassing zijn, naleeft. Het pensioenfonds zal daartoe onder meer een uitbestedingsovereenkomst, die voldoet aan de gestelde eisen, aangaan met deze derde.
Het boekjaar van het pensioenfonds valt samen met het kalenderjaar.
1. Het bestuur stelt jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar de jaarrekening, het bestuursverslag en de daarbij behorende overige gegevens vast, waarin een volledig beeld van de financiële toestand gegeven wordt en waaruit tevens blijkt op welke wijze voldaan wordt aan het bepaalde in de Code Pensioenfondsen. De in de vorige zin bedoelde stukken moeten voorzien zijn van een verklaring omtren t de getrouwheid, ondertekend door een accountant, als bedoeld in artikel 2:393, lid 1 Burgerlijk Wetboek. Indien het pensioenfonds eigen risico draagt, draagt het bestuur jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar zorg voor de opstelling van een actuarieel verslag, welk verslag wordt voorzien van de verklaring
11
van de actuaris.
2. Het bestuur legt aan De Nederlandsche Bank jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar de in lid 1 vermelde stukken over, waaruit ten genoegen van De Nederlandsche Bank blijkt dat wordt voldaan aan het bepaalde bij of krachtens de wet, en dat de belangen van de betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en overige aanspraakgerechtigden voldoende gewaarborgd kunnen worden geacht.
Voorts legt het bestuur jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een actuarieel verslag, voorzien van de verklaring van de actuaris, betreffende het pensioenfonds over aan De Nederlandsche Bank.
1. Het pensioenfonds beschikt over de sleutelfuncties zoals deze zijn aangewezen bij en krachtens artikel 143a van de Pensioenwet. De invulling van die sleutelfuncties geschiedt op basis van het door het bestuur vast te stellen Reglement sleutelfuncties.
2. Het bestuur benoemt voor iedere sleutelfunctie een houder van die functie, met inachtneming van het Reglement sleutelfuncties en het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet. Het bestuur kan een houder van een sleutelfunctie ontslaan met inachtneming van het Reglement sleutelfuncties.
3. Het bestuur kan werkzaamheden inzake een sleutelfunctie opdragen aan de houder van die sleutelfunctie of uitbesteden aan derden met inachtneming van het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet en het door het bestuur vastgestelde uitbestedingsbeleid. Bij de periodieke rapportage van een houder van een sleutelfunctie wordt vermeld aan welke derden werkzaamheden zijn uitbesteed.
Artikel 13 Actuaris en accountant
1. Het bestuur benoemt en ontslaat een certificerend actuaris.
2. De certificerend actuaris heeft tot taak het bestuur te adviseren met betrekking tot de actuariële grondslagen waarop het pensioenfonds berust. Verder is de certificerend actuaris belast met het afleggen van een actuariële verklaring met betrekking tot het actuariële verslag, bedoeld in artikel 12. De certificerend actuaris voert de in de statuten omschreven taken uit conform de voorschriften uit artikel 148 van de Pensioenwet.
3. Het bestuur benoemt een accountant, als bedoeld in artikel 2:393, lid 1, Burgerlijk Wetboek, of wijst een organisatie aan waarin accountants samenwerken. Het bestuur kan de accountant ontslaan of de aanwijzing intrekken van de in de eerste volzin bedoelde organisatie.
4. De accountant of organisatie heeft tot taak de controle van de administratie van het pensioenfonds, het jaarlijks uitbrengen van een rapport over de financiële toestand van het pensioenfonds en de controle van het door het bestuur uit te brengen verslag, bedoeld in artikel 12 en het afleggen van een verklaring ter zake .
12
5. Het bestuur beoordeelt periodiek het functioneren van de certificerend actuaris en de accountant.
Artikel 14 Belanghebbendenorgaan
1. Het pensioenfonds kent een belanghebbendenorgaan.
2. Het belanghebbendenorgaan heeft zes leden, tenzij het belanghebbendenorgaan het aantal leden op een ander even aantal van vier of hoger vaststelt.
Drie leden van het belanghebbendenorgaan worden als vertegenwoordigers van de werkgevers benoemd door het belanghebbendenorgaan op bindende voordracht van NZO. Drie leden worden als vertegenwoordigers van de deelnemers benoemd door het belanghebbendenorgaan op bindende voordracht van FNV Bondgenoten, CNV Vakmensen en De Unie gezamenlijk.
Indien het aantal leden van het belanghebbendenorgaan op een ander aantal dan zes wordt vastgesteld, wordt de helft van het aantal leden als vertegenwoordigers van de werkgever benoemd door het belanghebbendenorgaan op bindende voordracht van NZO en de andere helft als vertegenwoordigers van de deelnemers door het belanghebbendenorgaan op bindende voordracht van FNV Bondgenoten, CNV Vakmensen en De Unie gezamenlijk.
Het belanghebbendenorgaan mag een voor benoeming voorgedragen kandidaat lid slechts voor benoeming afwijzen, indien hij naar het oordeel van het belanghebbendenorgaan niet aan de door De Nederlandsche Bank gestelde geschiktheidseisen voor een lid van het belanghebbendenorgaan voldoet. Indien het belanghebbendenorgaan een kandidaat lid voor benoeming afwijst, wordt / worden degene(n) die hem / hen voor benoeming voordroeg(en) verzocht opnieuw een kandidaat lid voor benoeming voor te dragen.
3. De leden van het belanghebbendenorgaan hebben zitting voor een periode van maximaal vier jaar. Zij zijn ten hoogste tweemaal herbenoembaar. Een periodiek aftredend lid blijft in functie zolang nog niet in de vacature is voorzien.
In een tussentijdse vacature wordt zo spoedig mogelijk voorzien. Ingeval van een of meer vacatures behoudt het belanghebbendenorgaan zijn bevoegdheden.
Een lid van het belanghebbendenorgaan houdt op lid van het belanghebbendenorgaan te zijn:
a. op het tijdstip van zijn overlijden;
b. door periodiek of vrijwillig aftreden;
c. door ontslag door de organisatie of organisaties die hem voor benoeming heeft/hebben voorgedragen;
d. door toetreden tot het bestuur of de raad van toezicht;
e. door een besluit van het belanghebbendenorgaan dat met algemene stemmen van alle andere leden is genomen.
4. Ieder lid van het belanghebbendenorgaan brengt één stem uit in het belanghebbendenorgaan.
Besluiten worden genomen met meerderheid van stemmen. Indien de stemmen staken komt geen besluit tot stand.
13
5. Het bestuur legt verantwoording af aan het belanghebbendenorgaan over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd.
6. Het belanghebbendenorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur aan de hand van het bestuursverslag, de jaarrekening en andere informatie, waaronder de bevindingen van het interne toezicht, over het door het bestuur uitgevoerde beleid, alsmede over beleidskeuzes voor de toekomst. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, bekend gemaakt en in het bestuursverslag van het pensioenfonds opgenomen.
7. Het bestuur en het belanghebbendenorgaan komen ten minste tweemaal per kalenderjaar in vergadering bijeen.
8. Het pensioenfonds stelt het belanghebbendenorgaan in de gelegenheid advies uit te brengen over elk voorgenomen besluit van het pensioenfonds met betrekking tot:
a. het nemen van maatregelen van algemene strekking;
b. wijziging van de statuten en reglementen, als bedoeld in artikel 16, leden 1 en 2 van het pensioenfonds;
c. vaststelling van het bestuursverslag, de jaarrekening en de actuariële en bedrijfstechnische nota, bedoeld in artikel 145 van de Pensioenwet;
d. het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst;
e. een overeenkomst van uitbesteding;
f. het beleid inzake beloningen;
g. de vorm en inrichting van het intern toezicht;
h. vaststelling of wijziging van de profielschets voor bestuurders;
i. vaststelling of wijziging van de profielschets voor leden van de raad van toezicht;
j. het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; en
k. het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid.
9. Het advies van het belanghebbendenorgaan wordt op een zodanig tijdstip gevraagd dat het van wezenlijke invloed kan zijn op de in lid 8 bedoelde besluiten.
10. Bij het vragen van advies wordt aan het belanghebbendenorgaan een overzicht verstrekt van de beweegredenen voor het besluit en van de gevolgen die het besluit naar verwachting voor de deelnemers, gewezen deelnemers, de pensioengerechtigden en de werkgevers zal hebben.
11. Het belanghebbendenorgaan adviseert het bestuur naar aanleiding van de melding van disfunctioneren van het bestuur, bedoeld in artikel 104, lid 5 van de Pensioenwet.
12. Het bestuur behoeft de goedkeuring van het belanghebbendenorgaan voor elk voorgenomen besluit met betrekking tot:
a. gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het pensioenfonds of de overname van verplichtingen door het pensioenfonds;
14
b. wijziging van de statuten en reglementen, als bedoeld in artikel 16, casu quo 18, leden 1 en 2, van het pensioenfonds;
c. liquidatie, fusie of splitsing van het pensioenfonds;
d. het omzetten van het pensioenfonds in een andere rechtsvorm, bedoeld in artikel 18 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
e. samenvoeging van pensioenfondsen als bedoeld in de definitie van ondernemingspensioenfonds in artikel 1 van de Pensioenwet;
f. het strategische beleggingsbeleid;
x. xx xxxxxx, waaronder mede wordt begrepen de samenstelling van de feitelijke premie en de hoogte van de premiecomponenten;
h. het vaststellen en wijzigen van het toeslagbeleid;
i. vaststelling van een herstelplan als bedoeld in artikel 138 van de Pensioenwet;
j. het terugstorten van premie of geven van premiekorting, bedoeld in artikel 129 van de Pensioenwet;
k. vermindering van de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten indien toepassing wordt gegeven aan artikel 134 van de Pensioenwet;
l. het instellen van commissies, als bedoeld in artikel 5, lid 1;
x. xx xxxxxxxxx, dan wel het ontslag van de certificerend actuaris, de accountant (of de organisatie waarin accountants samenwerken); en
n. het nemen van een besluit, als bedoeld in artikel 2, lid 3, onder III.
De goedkeuring wordt niet onthouden dan nadat het bestuur in de gelegenheid is gesteld het besluit te heroverwegen.
13. Het belanghebbendenorgaan heeft voorts recht op overleg met de raad van toezicht.
14. Indien en zodra het aantal pensioengerechtigden een zodanig aantal bedraagt dat ingevolge de wet een vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden in het belanghebbendenorgaan zitting dient te hebben, geldt in afwijking van het bepaalde in lid 2 dat het belanghebbendenorgaan zes of meer leden heeft, tenzij het belanghebbendenorgaan het aantal leden op een hoger, mits even, aantal vaststelt.
Voorts geldt alsdan dat drie leden, casu quo de helft van het aantal leden van het belanghebbendenorgaan als vertegenwoordigers van de werkgevers worden benoemd door het belanghebbendenorgaan op bindende voordracht van NZO.
Indien het belanghebbendenorgaan uit zes leden bestaat, worden alsdan twee leden door het belanghebbendenorgaan benoemd als vertegenwoordigers van de deelnemers op bindende voordracht van FNV Bondgenoten, XXX Xxxxxxxxx en De Unie.
Indien het belanghebbendenorgaan uit zes leden bestaat wordt alsdan door het belangh ebbendenorgaan één lid benoemd als vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden, nadat verkiezingen zijn gehouden onder de pensioengerechtigden.
Indien het aantal leden van het belanghebbendenorgaan uit een hoger aantal dan zes bestaat, wordt het aantal leden dat, met inachtneming van het hiervoor in dit lid bepaalde, wordt benoemd als vertegenwoordigers van de deelnemers op bindende voordracht van FNV Bondgenoten, CNV Vakmensen en De Unie, casu quo het aantal leden dat wordt benoemd als vertegenwoordiger( s) van de
15
pensioengerechtigden, nadat verkiezingen zijn gehouden onder de pensioengerechtigden, vastgesteld op basis van de onderlinge getalsverhoudingen, met dien verstande dat het aantal vertegenwoordigers van pensioengerechtigden ten hoogste vijfentwintig procent (25%) bedraagt van het totale aantal leden, tenzij de wet een hoger aantal toestaat.
Het bepaalde in de laatste twee zinnen van lid 2 is van toepassing op iedere benoeming, als bedoeld in dit lid. Indien een gekozen vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden voor benoeming wordt afgewezen, komt voor benoeming in aanmerking degene die vervolgens de meeste stemmen behaalde.
15. Indien op grond van het bepaalde in lid 14 verkiezingen dienen te worden gehouden onder de pensioengerechtigden stelt het belanghebbendenorgaan een reglement vast, waarin de kandidaatstelling, de inrichting van de verkiezingen en de vaststelling van de uitslag nader worden geregeld.
16. Het belanghebbendenorgaan kan, gehoord het bestuur, een reglement vaststellen waarin de werkwijze van het belanghebbendenorgaan en de besluitvorming door het belanghebbendenorgaan nader worden geregeld.
1. Het pensioenfonds kent een raad van toezicht. De raad van toezicht bestaat uit drie leden.
2. De leden van de raad van toezicht worden benoemd door het bestuur op bindende voordracht van het belanghebbendenorgaan.
a. Het bestuur kan een voor benoeming voorgedragen kandidaat slechts afwijzen, indien deze naar het oordeel van het bestuur niet voldoet aan de profielschets voor leden van de raad van toezicht, zoals deze voorafgaande aan de voordracht voor de benoeming door het bestuur aan het belanghebbendenorgaan kenbaar is gemaakt.
b. Indien het bestuur een voorgedragen kandidaat voor benoeming afwijst, wordt het belanghebbendenorgaan verzocht een nieuwe kandidaat voor benoeming voor te dragen.
3. Het bepaalde in artikel 4, lid 4, is van overeenkomstige toepassing.
4. De leden van de raad van toezicht worden benoemd voor een periode van ten hoogste vier jaren. Zij zijn ten hoogste eenmaal herbenoembaar. Een periodiek aftredend lid blijft in functie zolang nog niet in de vacature is voorzien.
a. In een tussentijdse vacature wordt zo spoedig mogelijk voorzien. Ingeval van een of meer vacatures behoudt de raad van toezicht zijn bevoegdheden.
5. Het belanghebbendenorgaan wijst uit het midden van de leden van de raad van toezicht een voorzitter aan.
6. De raad van toezicht heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het pensioenfonds. De raad van toezicht is ten minste belast met het toezien op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur en legt verantwoording af over de
16
uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden aan het belanghebbendenorgaan en in het bestuursverslag. De raad van toezicht staat het bestuur met raad ter zijde. Een lid van de raad van toezicht neemt niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van het pensioenfonds.
7. Aan de goedkeuring van de raad van toezicht zijn onderworpen de besluiten van het bestuur tot:
a. vaststelling van het bestuursverslag en de jaarrekening;
b. vaststelling of wijziging van de profielschets voor bestuurders;
c. vaststelling van het beleid inzake beloningen, met uitzondering van de beloning van de raad van toezich t;
d. gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het pensioenfonds of de overname van verplichtingen door het pensioenfonds;
e. liquidatie, fusie of splitsing van het pensioenfonds;
f. samenvoeging van pensioenfondsen als bedoeld in de definitie van ondernemingspensioenfonds in artikel 1 van de Pensioenwet;
g. het omzetten van het pensioenfonds in een andere rechtsvorm, bedoeld in artikel 18 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
8. De raad van toezicht meldt disfunctioneren van het bestuur aan het belanghebbendenorgaan. De raad van toezicht is bevoegd een bestuurder die disfunctioneert te schorsen of te ontslaan.
9. De raad van toezicht stelt een profielschets op voor leden van de raad van toezicht.
10. Het bestuur en de raad van toezicht komen ten minste tweemaal per kalenderjaar gezamenlijk in vergadering bijeen.
11. Het pensioenfonds verstrekt desgevraagd aan de raad van toezicht tijdig alle inlichtingen en gegevens, die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft. De inlichtingen worden desgevraagd schriftelijk verstrekt.
12. Een lid houdt op lid van de raad van toezicht te zijn:
a. op het tijdstip van zijn overlijden;
b. door periodiek of vrijwillig aftreden;
c. door ontslag door het bestuur op bindend advies van het belanghebbendenorgaan;
d. door toetreden tot het bestuur of het belanghebbendenorgaan.
13. De raad van toezicht kan, gehoord het bestuur, een reglement vaststellen waarin de werkwijze van de raad en de besluitvorming door de raad nader wordt geregeld.
14. Xxxxxxx van geschillen met het bestuur over goedkeuring door de raad van toezicht van besluiten, als bedoeld in lid 6, wordt het in geschil zijnde besluit ter beslissing voorgelegd aan het belanghebbendenorgaan.
17
15. Ieder lid van de raad van toezicht brengt één stem uit in de raad van toezicht. Besluiten worden genomen met meerderheid van stemmen. Indien de stemmen staken beslist het belanghebbendenorgaan. De raad van toezicht neemt besluiten in een vergadering. In geval van ontstentenis of belet van een of meer leden van de raad van toezicht, vormen de overblijvende leden, dan wel vormt het enig overblijvende lid een geldige raad van toezicht. In geval van ontstentenis of belet van alle leden van de raad van toezicht, is de persoon of zijn de personen die door het bestuur met instemming van het belanghebbendenorgaan daartoe worden aangewezen, tijdelijk belast met de taken van de raad van toezicht.
1. Bij pensioenreglement worden door het bestuur de rechten en verplichtingen van de deelnemers, gewezen deelnemers, de pensioengerechtigden en de overige aanspraakgerechtigden met betrekking tot de te verlenen pensioenen en/of andere uitkeringen vastgesteld.
2. Het bestuur is bevoegd het pensioenreglement te wijzigen, met inachtneming van het in deze statuten bepaalde.
3. De reglementen van het pensioenfonds mogen geen bepalingen bevatten, welke met deze statuten in strijd zijn.
Artikel 17 Vermindering pensioenaanspraken en pensioenrechten
Het bestuur kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien:
a. de technische voorzieningen en het op grond van het Besluit Financieel Toetsingskader pensioenfondsen minimaal vereiste eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt; en
b. het pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal vereist vermogen alsnog door waarden te dekken zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of werkgevers onevenredig worden geschaad; en
c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals uitgewerkt in het korte termijnherstelplan, bedoeld in artikel 140 van de Pensioenwet; en
d. ook overigens is voldaan aan de bepalingen van artikel 134 van de Pensioenwet.
Artikel 18 Wijziging van de statuten
1. Het bestuur is bevoegd tot statutenwijziging te besluiten, met inachtneming van het bepaalde in artikel 14, lid 12.
2. Elke wijziging van de statuten moet bij notariële akte worden vastgelegd.
Artikel 19 Aansluiting door werkgevers
1. Het bestuur is bevoegd om met een werkgever die wenst deel te nemen in het pensioenfonds een
18
uitvoeringsovereenkomst te sluiten, mits met inachtneming van artikel 14, lid 8.
2. Het bestuur is bevoegd een werkgever die deelneemt in het pensioenfonds en die, om welke reden ook, in gebreke blijft aan haar verplichtingen te voldoen, van een door het bestuur vast te stellen datum af niet langer aan te merken als aangesloten werkgever, onverminderd het bepaalde in de met die werkgever gesloten uitvoeringsovereenkomst. Van het besluit van het bestuur wordt zo spoedig mogelijk aan de betrokken werkgever kennis gegeven.
3. De werkgever die op een bepaalde datum ophoudt te worden aangemerkt als werkgever di e deelneemt in het pensioenfonds, is gehouden de verplichte bijdragen te betalen voor de aan die datum voorafgaande diensttijd van de deelnemers.
4. De werkgever die deelneemt in het pensioenfonds is, zoals ook opgenomen in het uitvoeringsreglement van het pensioenfonds, verplicht om ervoor zorg te dragen dat het pensioenfonds de beschikking krijgt over alle door het bestuur nodig geoordeelde gegevens van alle werknemers van de werkgever, zodat verplichte aanmelding plaatsvindt van de werknemers van de werkgever die aan de pensioenregeling van het pensioenfonds moeten deelnemen. De nodig geoordeelde gegevens dienen in uniform formaat elektronisch te worden aangeleverd op de wijze die door het pensioenfonds wordt verlangd .
Artikel 20 Klachten en geschillen
Het bestuur stelt, na advies van het belanghebbendenorgaan, bij reglement een klachten - en geschillenregeling vast.
1. Het bestuur is bevoegd tot ontbinding te besluiten, met inachtneming van het bepaalde in artikel 14, lid 12, en het bepaalde in artikel 15, lid 6. Bij ontbinding geschiedt de afwikkeling door het bestuur onder toezicht van het belanghebbendenorgaan.
2. Het bestuur zal bij ontbinding de belangen van de deelnemers, de gewezen deelnemers, de pensioengerechtigden en de overige aanspraakgerechtigden regelen naar billijkheid, met inachtneming van de bepalingen van de statuten en reglementen van het pensioenfonds. Een eventueel overschot zal worden besteed voor een sociaal doel, zoveel mogelijk in overeenstemming met het doel van het pensioenfonds.
3. Het bestuur kan bij ontbinding zijn verplichtingen overdragen aan een verzekeraar als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het financieel toezicht dan wel aan een pensioenfonds waarop de Pensioenwet van t oepassing is.
Voor de eerste maal twee jaar na oprichting van het pensioenfonds en voor de tweede maal vier jaar na oprichting
19
van het pensioenfonds (in de aanloop naar een opvolgende pensioen-cao) zullen NZO, FNV, CNV en de Unie, zijnde de cao-partijen, de praktijk en het functioneren van het gekozen bestuursmodel van het pensioenfonds tot dan toe evalueren. De evaluatie zal het functioneren van de governance van het pensioenfonds als geheel omvatten en zal worden uitgevoerd in de context van de in het pensioen-akkoord gestelde uitgangspunten en de manier waarop dat is beoogd door cao-partijen. Bij deze evaluatie worden zowel alle organen van het pensioenfonds als de stakeholders van het pensioenfonds betrokken. Op basis van deze evaluatie wordt besloten of de in de statuten opgenomen governance structuur ook voor de toekomst de meest optimale optie zal blijven.
Deze statuten zijn in werking getreden met ingang van vijf november tweeduizendveertien en laatstelijk gewijzigd per negen februari tweeduizenddrieëntwintig.
20