CAO
CAO
C O L L E C T I E V E A R B E I D S O V E R E E N K O M S T
Voor het Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf
Geldig van 1 november 2014 tot en met 31 oktober 2018
CAO
C O L L E C T I E V E A R B E I D S O V E R E E N K O M S T
Voor het Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf
Geldig van 1 november 2014
tot en met 31 oktober 2018
Behoudens uitzondering door de wet gesteld, mag zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de bij deze cao betrokken werkgever(s)-, en werknemersorganisaties en de Bedrijfsraad voor het Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf niets uit deze
uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, enigerlei elektronische wijze, Internet, Intranet of anderszins, hetgeen ook van toepassing is op de gehele of gedeeltelijke bewerking.
Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 B Auteurswet 1912 jo. het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Bedrijfsraad,
Xxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxx.
1 . SOCIAAL BELEID IN DE ONDERNEMING
De werkgeversorganisatie (w.v.) en de werknemersorganisaties (v.v.) betrokken bij deze cao zijn van mening dat een goede uitvoering van de cao bepaald wordt door een goed overleg tussen de ondernemingsleiding en de werknemers. Daartoe achten zij de instelling van een ondernemingsraad (OR) dan wel van een personeelsvertegen- woordiging (PVT), voor de ondernemingen met minder dan 50 werknemers, van zeer groot belang. Partijen bij de cao achten het gewenst indien de ondernemingsleiding jaarlijks de algemene gang van zaken in de onderneming, zowel op economisch als op sociaal terrein, ter bespreking aan de orde stelt.
Daarnaast erkent de w.v. de zelfstandige taak van de v.v. in de behartiging van de materiële en immateriële belangen van hun leden, werkzaam in de onderneming. Ook in die gevallen waarin de cao een en ander niet expliciet voorschrijft acht de w.v. het nuttig indien de v.v. als adviseurs in het ondernemingsoverleg worden betrokken
zeker in de gevallen waarbij de door de ondernemer te nemen beslissingen belangrijke wijziging brengen in de werkomstandigheden of in de salarisbetaling.
2 . VAKBONDSKADERLEDEN
Partijen zijn van mening dat de v.v. de ondernemingsleiding in kennis moeten stellen als er een vakbondskaderlid werkzaam is.
Met de ondernemingsleiding moet voorafgaande overeenstemming worden bereikt over de aard en omvang van de in dat kader door bedoelde werknemer te verrichten activiteiten.
Partijen achten het een beginsel van goed beleid dat een vakbondskaderlid niet door de werkgever zal worden ontslagen of belemmerd zal worden in zijn mogelijkheden of kansen binnen de onderneming door het enkele feit dat hij een dergelijke functie vervult. Het verdient aanbeveling dat een werknemer die van mening is dat ten opzichte van hem in strijd met dit beginsel is gehandeld, zich allereerst tot zijn werknemersorgani- satie wendt. Daarna kan de kwestie in open overleg aan de orde worden gesteld bij de ondernemingsleiding.
Het verdient eveneens aanbeveling dat de werkgever bij een voorgenomen individueel ontslag van een vakbondskaderlid eerst de betrokken werknemersorganisatie hierover informeert.
Ten aanzien van een, met inachtneming van het voorgaande, aangewezen vakbonds- kaderlid verdient, naar de opvatting van partijen, de ontslagbescherming die de
Wet op de ondernemingsraden geeft aan de ondernemingsraadsleden, analoge toe- passing.
3 . PL AATSING VAN KWETSBARE GROEPEN
Partijen bij deze cao vragen bijzondere aandacht van de werkgevers voor het schep- pen van (her)plaatsingsmogelijkheden ten behoeve van kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt alsmede voor gehandicapte werknemers. Daarnaast is het de bedoeling dat in de onderneming preventieve maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat werknemers uitvallen wegens arbeidsongeschiktheid.
Nadere informatie omtrent re-integratie en/of preventie kan worden verkregen bij de werkgevers- en werknemersorganisaties betrokken bij deze cao.
4 . MILIEU
De werkgevers- en werknemersorganisaties betrokken bij de cao vragen bijzondere aandacht van de werkgevers en werknemers voor een zodanige structurering van de werkzaamheden dat het milieu daardoor zo min mogelijk wordt belast.
5 . VERLOF IN HET KADER VAN DE WET ARBEID EN ZORG
Cao-partijen bevelen aan dat de diverse vormen van verlof in het kader van de Wet Arbeid en Zorg zo flexibel mogelijk, rekening houdend met de persoonlijke omstandig- heden van de werknemer en de afwijkingsmogelijkheden die deze wet biedt, worden geïntegreerd in de bestaande werktijden en dienstroosters.
INHOUD
61. Betaling voor uren buiten het dagvenster 66
63. Toeslag voor werkzaamheden aan bedrijfsauto’s. 68
64. Betaling van verschoven uren 68
VIII. VERGOEDING VAN REIS- EN VERBLIJFKOSTEN 71
67. Vergoeding van reiskosten 71
68. Vergoeding van verblijfkosten 72
IX. VAKANTIE EN VAKANTIEBIJSLAG 73
72. Inzetbaarheidsuren voor oudere werknemers 73
73. Inhouding vakantiedag bij tweede ziekmelding 75
74. Beperking van de vakantierechten 76
75. Aaneengesloten vakantie 76
76. Vaststellen verlofdagen 77
77. Berekening van opgenomen vakantiedagen 77
78. Doorbetaling van salaris tijdens vakantie 78
79. Afwikkeling van te veel of te weinig opgenomen vakantie-uren 78
80. Verval van vakantierechten 79
84. Minimum-vakantiebijslag 81
87. Verlof voor eigen rekening 85
91. Aanvullend invaliditeitspensioen 89
93. Zwangerschaps- en bevallingsverlof 90
96. Vakantiebijslag in geval van langdurige arbeidsongeschiktheid 97
XII. PENSIOEN- EN OVERLIJDENSUITKERING 99
Arbeidsovereenkomst na deeltijdpensioen .................................................. | ||
97B. | Premieverdeling VPL-premie......................................................................... | 100 |
98. | Overlijdensuitkering....................................................................................... | 101 |
XIII. ONDERWIJS 103
99. Kwalificatieplichtige werknemer 103
100. Part-time-onderwijs 103
101. Verplichte scholing 105
102. Scholingsdag 105
103. EVC 105
XIV. WERKGELEGENHEID 107
104. Werkgelegenheid 107
XV. SLOTBEPALINGEN 109
105. Vervallen 109
106. Duur van de overeenkomst 109
107. Vredesplicht 109
XVI. BIJZONDERE BEPALINGEN 111
108. Stichting Fonds voor het Motorvoertuigenbedrijf en het Tweewielerbedrijf .. 111 109. Beveiliging brandstofverkooppunten 111
110. Uitgezonderde cao-artikelen voor brandstofverkooppunten 112
111. Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Motorvoertuigenbedrijf
en Tweewielerbedrijf 112
112. Procedure geschillen 113
XVII. BIJLAGEN 115
1. Veiligheid 115
2. Fusie, sluiting en reorganisatie 116
3. Beroepsprocedure bij indelingsgeschil 117
4. Gedragsregels bij arbeidsongeschiktheid 118
5. Doktersbezoek 122
6. Werkgelegenheid 122
7. Reglement aanvulling arbeidsovereenkomst in verband met vergoeding
van de lidmaatschapskosten van een werknemersorganisatie 124
8. Opzegtermijnen 126
9. Procedure dispensatieverzoek 131
10. Salaristabellen voor betaling per 4 weken 132
11. Voorwaarden toepassen camera-afsluiting
(art 109 Beveiliging brandstofverkooppunten) 136
BIJLAGEN A – S STAAN GEPUBLICEERD OP XXX.XXXXXXXXXX.XX
A. Procedure bij geschil over dienstrooster ......................................................
B. Voorbeeld van een aanstellingsbrief..............................................................
C. Voorbeelden inzake omzetten salarisverhogingen ex artikel 58 in vrije tijd ..
D. Hoe wordt een gewerkt uur vergoed? ..........................................................
E. Voorbeelden met betrekking tot ruilen ex artikel 42......................................
F. Ontslagrecht ..................................................................................................
G. Vervallen ........................................................................................................
H. Vervallen ........................................................................................................
J. Voorlichting betreffende de arbeidsvoorwaarden van werknemers
die onderwijs volgen......................................................................................
K. Arbeidsovereenkomst leerlingen ..................................................................
L. Vervallen ........................................................................................................
M. Vervallen ........................................................................................................
N. Vergoeding van schade ................................................................................
P. Minimuminkomen ..........................................................................................
Q. Geen opbouw vakantiedagen indien geen recht op loon 8 uitzonderingen..
R. Overlijdensuitkering ......................................................................................
S. Loon bij ziekte, zwangerschap en bevalling ..................................................
I. Algemene bepalingen
WERKGEVER
Artikel 1
Onder werkgever in deze overeenkomst wordt verstaan de in Nederland wonende natuurlijke persoon of de in Nederland gevestigde rechtspersoon, dan wel de maat- schap, de vennootschap onder firma of de commanditaire vennootschap gevormd door twee of meer zodanige natuurlijke en/of rechtspersonen gezamenlijk, alsook de in het Rijk in Europa gevestigde nevenvestiging van een daarbuiten wonende natuurlijke persoon en/of een daarbuiten gevestigde rechtspersoon (al dan niet gecon- stitueerd naar of vallend onder buitenlands recht), waarvoor op grond van de Handels- registerwet 2007, staatsblad 2007 nr. 153, een verplichting tot inschrijving in het Handelsregister bestaat.
WERKNEMER
Artikel 2
1. Onder werknemer wordt verstaan degene die in dienst van een werkgever tegen salaris arbeid verricht. Onder werknemer wordt tevens werkneemster verstaan.
2. Deze overeenkomst is niet van toepassing op:
a. directeuren en adjunct directeuren;
b. degene die in hoofdzaak werkzaamheden verricht waarvan het functieniveau uitgaat boven het niveau van functiegroep J (salarisgroep J);
c. degene die weliswaar voorkomt op de salarislijst van de onderneming doch geen werkzaamheden verricht ten behoeve van de onderneming;
3. Voor de werknemer van wie de functie op onregelmatige tijden werk met zich mee- brengt zijn de volgende artikelen niet van toepassing: 24, 25, 26, 33, 46, 47, 49, 50, 60, 64, 65 en 66 en bijlage 10 (o.a. arbeidstijden, adv, salaristabellen en betaling van overuren). Het salaris is tenminste conform de wet minimumloon (WML).
4. Op de werknemer van wie de functie niet ingedeeld kan worden op basis van het Handboek Functie-indeling voor het Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf (artikel 16) zijn de volgende artikelen niet van toepassing: 43 lid 1, 46, 47, 49, 50, 58, 59, 60, 64 en 65 en bijlage 10 (o.a. salaristabellen, salarisverhoging en betaling van overuren). Het salaris is tenminste conform de wet minimumloon (WML).
5. Geschillen over de uitleg van dit artikel kunnen schriftelijk worden voorgelegd aan de Bedrijfsraad die vervolgens een beslissing neemt.
Aantekening:
Voor Bedrijfsraad zie artikel 12.
Artikel 3
1. De werkgever zal een verzoek van een werknemer om in deeltijd te gaan werken, positief tegemoet treden. Hij zal serieus nagaan of er mogelijkheden zijn, dan wel op termijn kunnen zijn, om aan het verzoek van de werknemer tegemoet te komen. Indien de werkgever geen mogelijkheden ziet het verzoek van de werknemer in te willigen dan zal hij dit beargumenteerd schriftelijk aan de werknemer meedelen. Een verzoek van de werknemer om in deeltijd te kunnen werken zal door de werk- gever niet worden afgewezen dan nadat hij daarover met de werknemer overleg heeft gepleegd.
2. Op werknemers, voor wie een werkweek geldt van minder dan gemiddeld 38 uren per week berekend over een periode van maximaal één jaar, zijn de bepalingen van deze cao naar evenredigheid van dit mindere aantal uren ten opzichte van de gemiddelde 38-urige werkweek van toepassing.
INLEENKRACHTEN
Artikel 4
Op de inleenkracht die werkzaam is ten behoeve van de werkgever die valt onder deze cao, zijn de bepalingen ten aanzien van de salaristabellen, vakantie- en senioren- dagen, de vakantie bijslag en de minimum vakantie bijslag van deze cao van toe- passing. Ook zijn de werktijden van een gemiddelde 38-urige werkweek van toepassing zoals bedoeld in artikel 25 lid 1 cao en de daarbij passende toeslagen cq. vergoedingen, genoemd in de hoofdstukken VI en VII van deze cao.
Als in de onderneming sprake is van (een) vastgestelde bedrijfseigen loontabel(len) en/of de hiervoor genoemde toeslag (en) dan gelden deze. Het moet de inlenende werkgever bekend zijn dat de uitzendwerkgever op de inleenkrachten de in dit artikel genoemde arbeidsvoorwaarden toepast. De inlenende werkgever vraagt aan de uit- zendwerkgever een verklaring waaruit blijkt dat deze de wettelijke bepalingen toepast. Deze aparte verklaring is niet nodig als de uitzendwerkgever NEN-gecertificeerd is.
AFWIJKENDE BEPALINGEN VOOR VERKOPERS
Artikel 5
1. In afwijking van artikel 2 lid 1 is deze overeenkomst niet van toepassing op verko- pers, waaronder mede vertegenwoordigers worden verstaan, voor wat betreft de
2. Onder salaris wordt verstaan het overeenkomstig de bepalingen van artikel 43 lid 1 door de werkgever aan werknemer verschuldigde salaris zonder enige bijverdien- ste, doch inclusief eventuele provisie.
WERKINGSSFEER, MINIMUM CAO, DISPENSATIE
Artikel 6
Deze overeenkomst geldt voor werkgevers en werknemers in de bedrijfstak van het motorvoertuigen- en tweewielerbedrijf, waaronder wordt verstaan:
a. het herstellen, veranderen, onderhouden, monteren, reviseren of vervangen van een of meer onderdelen of van delen daarvan van motorvoertuigen en/of twee- wielers en/of caravans en/of aanhangwagens;
b. aan het publiek verkopen van motorvoertuigen en/of tweewielers en/of caravans en/of aanhangwagens, onderdelen of delen daarvan, en/of
c. het stallen van motorvoertuigen en/of tweewielers en/of caravans en/of aanhangwagens;
d. het verhuren van motorvoertuigen, en/of tweewielers, en/of caravans en/of aanhangwagens;
e. het takelen en bergen van motorvoertuigen;
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
- motorvoertuigen: personenauto’s, bedrijfsauto’s, trucks en opleggers, kampeer- auto’s, race auto’s;
- tweewielers: motorrijwielen, bromfietsen, heren- , dames- en kinderfietsen, transportfietsen, invalidewagens en carriers (driewielers);
- caravans: toercaravans, vouwcaravans, vouwwagens, stacaravans;
- onderdelen of delen daarvan: motor, chassis, frame, wielen, vering, stuurinrichting, instrumenten, transmissiesysteem, remsysteem, brandstoftoevoersysteem, uitlaat- systeem, koelsysteem, schokdempers, vloeistof voor krachtoverbrenging, hydraulische systemen, remvloeistof, alsook die electrotechnische uitrustingsstuk- ken, welke bestemd zijn om permanent op het circuit te worden aangesloten en tevens een wezenlijk bestanddeel van het mechanisme vormen.
Er bestaat een aparte cao voor Tankstations en Wasbedrijven. Bij een bedrijf dat valt onder de cao voor het Motorvoertuigenbedrijf en het Tweewielerbedrijf kan brandstof- verkoop en/of wassen als nevenactiviteit voorkomen. Vandaar dat in de cao voor het Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf enkele specifieke bepalingen hiervoor staan opgenomen.
a. de werkgever bedoeld in artikel 7, die lid is van de werkgeversorganisatie bij deze cao;
b. de werknemer bedoeld in artikel 2, die in dienst is van een onder a bedoelde werkgever.
De werkgever als bedoeld in artikel 13 die niet is aangesloten bij de contracterende werkgeversorganisatie (w.v.) bij deze cao en de in dienst zijnde werknemer als bedoeld in artikel 2, dienen bij een tussen hen aangegane arbeidsovereenkomst in ieder geval de algemeen verbindend verklaarde bepalingen na te komen.
3. Aanvragen om vergunning tot afwijking van deze overeenkomst worden ingediend bij de Bedrijfsraad.
De Bedrijfsraad kan dispensatie verlenen van een of meerdere bepalingen van de cao als, vanwege zwaarwegende argumenten, toepassing van die ene of meerdere cao bepalingen redelijkerwijs niet kan worden gevergd. Van zwaarwegende argu- menten is met name sprake als de specifieke bedrijfselementen op essentiële punten verschillen van andere ondernemingen die tot de werkingssfeer van de cao gerekend kunnen worden.
Aantekening:
In bijlage 9 staat de procedure voor een dispensatieverzoek.
4. Rechten voortvloeiend uit bepalingen van eerdere collectieve arbeidsovereen- komsten MvT komen met de inwerkingtreding van deze cao te vervallen. In plaats daarvan gelden de rechten voortvloeiend uit de bepalingen van deze cao.
Deze cao heeft, voor zover deze mindere aanspraken geeft, voorrang op de voor- gaande cao(‘s).
WERKGEVER IN HET MOTORVOERTUIGENBERIJF EN TWEEWIELERBEDRIJF
Artikel 7
Onder ‘werkgever in het Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf’ wordt in deze cao verstaan de werkgever bij wie het aantal overeengekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers die betrokken zijn bij de werkzaamheden zoals uitgeoefend in de in artikel 6 genoemde takken van bedrijf, groter is dan het aantal overeengeko- men arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers die betrokken zijn bij werkzaam- heden uitgeoefend in enige andere tak van bedrijf, blijvende bij de hiervoor omschreven vergelijking de economische functie van elk der werkzaamheden buiten beschouwing.
Deze cao is niet van toepassing op de werkgever die voldoet aan de volgende cumulatieve vereisten:
a. de bedrijfsactiviteiten van de werkgever bestaan uitsluitend uit het ter beschikking stellen van arbeidskrachten als bedoeld in artikel 7:690 BW én
b. het aantal overeengekomen arbeidsuren van de bij deze werkgever in dienst zijnde werknemers die betrokken zijn bij de werkzaamheden zoals uitgeoefend in de in artikel 6 genoemde takken van bedrijf bedraagt minder dan 75% van het totaal aantal overeengekomen arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers, dat wil zeggen dat tenminste 25% van het aantal arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers betrekking heeft op werkzaamheden uitgeoefend in enige andere tak van bedrijf dan in artikel 6 genoemd én
c. de werkgever zendt voor tenminste 15% van het totale premieplichtige loon op jaarbasis uit op basis van uitzendovereenkomsten met uitzendbeding als bedoeld in artikel 7:691 lid 2 Burgerlijk Wetboek, zoals laatstelijk nader gedefinieerd in Bijlage 1, behorend bij artikel 5.1 van de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën van 2 december 2005, Directie Sociale Verzekeringen, Nr. SV/F&W/05/96420, ter uitvoering van de Wet financiering sociale verzekeringen (Regeling Wfsv), gepubliceerd in de Staatscourant nummer 242 van 13 december 2005.
De werkgever heeft aan dit criterium voldaan indien en voor zover dit door de uitvoeringsinstelling als zodanig is vastgesteld, én
d. de werkgever is geen onderdeel van een concern dat rechtstreeks of door alge- meen verbindend verklaring gebonden is aan de cao van een der bedrijfstakken zoals genoemd in artikel 6 én
e. de werkgever is geen paritair afgesproken arbeidspool én
f. de werkgever viel op 1 december 1999 niet onder de (algemeen verbindend verklaarde bepalingen van de) cao Vervroegd Uittreden Metaal en Technische Bedrijfstakken.
Voor de toepassing van de onderdelen a. en b. blijven buiten beschouwing de werk- nemers, c.q. het aantal arbeidsuren van werknemers, van wie de functie geheel ten dienste staat aan de bedrijfsactiviteit ‘ter beschikking stellen’ zoals administratie en bemiddeling.
MEDEZEGGENSCHAPSORGAAN
Artikel 9
1. Bij de werkgever die 50 of meer werknemers in dienst heeft is een ondernemings- raad ingesteld krachtens de Wet op de ondernemingsraden.
19
3. De werkgever die minder dan 10 werknemers in dienst heeft en waarvoor geen ondernemingsraad is ingesteld kan een personeelsvertegenwoordiging instellen.
4. Bij de werkgever die 10 of meer werknemers maar minder dan 50 werknemers in dienst heeft waar geen ondernemingsraad dan wel personeelsvertegenwoordiging is ingesteld, is een personeelsvergadering ingesteld zoals omschreven in artikel 35b van de Wet op de ondernemingsraden voor zover deze Wet op deze ondernemingen van toepassing is.
Aantekening:
WERKNEMERSDELEGATIE
Artikel 10
De werkgever die minder dan 10 werknemers in dienst heeft en waarvoor geen onder- nemingsraad of personeelsvertegenwoordiging is ingesteld kan in die voorkomende gevallen overleg plegen met een delegatie van werknemers afkomstig uit de in dienst zijnde werknemers.
VAKBONDSKADERLEDEN
Artikel 11
Het is vakbondskaderleden toegestaan informatie te verspreiden in de onderneming, waarin zij werkzaam zijn. Zij zullen in verband hiermee niet door hun werkgever worden benadeeld.
Aantekening:
Zie ook bij 3 van het voorwoord.
Artikel 12
Voor de in artikel 6 omschreven bedrijfstak wordt de Bedrijfsraad ingesteld. De Bedrijfsraad regelt zijn samenstelling, taak en werkwijze bij reglement.
Aantekening:
In de Bedrijfsraad werken de werkgevers- en werknemersorganisaties in het Motorvoertuigenbedrijf en het Tweewielerbedrijf samen met het doel het bevorderen van goede sociale verhoudingen in het Motorvoertuigen- bedrijf en het Tweewielerbedrijf. Dit doel wordt onder meer bereikt door het afsluiten van cao’s.
Correspondentie voor de Bedrijfsraad is te richten aan: Xxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxx.
COMMISSIE UITLEG CAO
Artikel 13
Er is een Commissie Uitleg cao die de Bedrijfsraad adviseert over geschillen omtrent interpretatie van cao-bepalingen. Deze geschillen kunnen uitsluitend door cao- partijen aan genoemde Commissie worden voorgelegd.
VEILIGHEID
Artikel 14
1. De werkgever neemt die maatregelen die nodig zijn voor de veiligheid in zijn onderneming, met inachtneming van de wettelijke voorschriften.
2. De werknemer kan niet worden verplicht tot het verrichten van werkzaamheden waarbij aan de wettelijke voorschriften omtrent veiligheid niet is voldaan.
3. Indien werkzaamheden het gebruik van veiligheidsmiddelen noodzakelijk maken, zal de werkgever deze aan de werknemer verstrekken.
4. De werknemer is verplicht eigen veiligheid en die van anderen in acht te nemen, door de werkgever gegeven voorschriften op te volgen, veiligheidsmiddelen te gebruiken en voorgeschreven beveiligingen toe te passen.
5. cao partijen hebben een branche Risico Inventarisatie- en Evaluatie en een arboca- talogus ontwikkeld.
Aantekening:
Voor meer informatie wordt verwezen naar de website xxx.xxxxxxxxxx.xx en bijlage 1.
XXXXX, SLUITING EN REORGANISATIE
Artikel 15
1. Voor de werkgever die fusiebesprekingen voert zijn de Fusiegedragsregels van de SER van toepassing. In afwijking op de Fusiegedragsregels geldt het bepaalde in lid 2 ten aanzien van de kennisgeving aan de w.v. en de v.v.
2. De werkgever die het voornemen heeft het bedrijf, waarin in de regel tenminste 20 personen werkzaam zijn, geheel of gedeeltelijk te sluiten en/of het personeelsbe- stand ingrijpend te reorganiseren, dan wel andere plannen heeft die een belang- rijke negatieve invloed op de werkgelegenheid zullen hebben, stelt de w.v. en de
v.v. daarvan tijdig in kennis. De werkgever zal er naar streven collectieve ontslagen zoveel mogelijk te voorkomen.
3. De kennisgeving bedoeld in lid 2 van dit artikel dient plaats te vinden zodra verwacht kan worden dat de eventuele sluiting en/of reorganisatie wellicht door- gang kan vinden.
4. Gelijk met de eerdergenoemde kennisgeving deelt de werkgever tevens mede de redenen die hem tot zijn besluit hebben gebracht, alsmede welke (sociale) gevol- gen hij verwacht, indien en voor zover die gevolgen alsdan reeds te overzien zijn.
5. Te zamen met de w.v. en de v.v. zal door de werkgever, zodra dit noodzakelijk wordt, aandacht worden besteed aan:
- het tijdstip waarop het medezeggenschapsorgaan dan wel de werknemers- delegatie voor het uitbrengen van advies zal worden ingelicht;
- het tijdstip en de wijze waarop het gehele personeel zal worden ingelicht;
- de vraag of en in hoeverre voorzieningen genomen kunnen worden opdat zoveel mogelijk de eventueel nadelige gevolgen voor de werknemers worden voor- komen, weggenomen of verminderd.
Aantekening:
1. Partijen bevelen de ondernemingen die niet vallen onder het getalscriterium in lid 2 aan om ter zake van fusie, sluiting en reorganisatie indien mogelijk het gestelde in de leden 2 t/m 5 te volgen.
2. De onderwerpen die in het kader van de in lid 5 genoemde voorzieningen aandacht verdienen, zijn vermeld in bijlage 2 van deze cao.
II. Begin en einde dienstverband
INDELING VAN FUNCTIES
Artikel 16
1. De werkgever deelt de functie van de werknemer in en informeert de werknemer hierover. Als de functie een samenstelling is van meerdere functies, worden deze alle vermeld.
2. De indeling van de functie van de werknemer vindt plaats op basis van het meest recente Handboek Functie-indeling voor het Motorvoertuigenbedrijf en Tweewieler- bedrijf, dat onderdeel uitmaakt van deze cao.
Aantekeningen:
1. Zie artikel 52 voor de salarisgevolgen van de invoering van het Handboek Functie-indeling.
2. Het Handboek Functie-indeling is gepubliceerd op xxx.xxxxxxxxxx.xx
3. Bij verschil van mening over de functie-indeling door de werkgever, kan de Bedrijfs- raad worden verzocht de functie in te delen. Deze indeling van de Bedrijfsraad is bindend. De procedure staat vermeld op xxx.xxxxxxxxxx.xx
4. Ten aanzien van de introductie van het Handboek Functie-indeling is artikel 27 Wet op de ondernemingsraden van toepassing.
Aantekening:
Met introductie is tevens bedoeld als een bedrijf op een later tijdstip het Handboek Functie-indeling invoert. Dit artikel houdt in dat zaken die niet inhoudelijk in de cao zijn geregeld onderwerp van overleg zijn met het mede- zeggenschapsorgaan.
PROEFTIJD
Artikel 17
Lid 1 In afwijking van art 7:652 lid 5 en 6 BW kan een proeftijd van maximaal twee maanden worden afgesproken in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van meer dan zes maanden en in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
Lid 2 In een arbeidsovereenkomst van zes maanden of korter kan geen proeftijd worden overeengekomen.
Aantekening:
Zie bijlage F ‘Ontslagrecht’.
ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR ONBEPAALDE TIJD
Artikel 18
De arbeidsovereenkomst wordt geacht te zijn aangegaan voor onbepaalde tijd. De arbeidsovereenkomst dient schriftelijk te worden aangegaan.
Aantekening:
Zie voor een voorbeeld aanstellingsbrief bijlage B.
EINDE ARBEIDSOVEREENKOMST
Artikel 19
1. Naast de in de Wet genoemde mogelijkheden eindigt de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd van rechtswege, dat wil zeggen zonder dat enigerlei opzeg- ging is vereist, op de dag waarop het ouderdomspensioen van overheidswege (AOW) ingaat.
2. De werknemer die een pensioenuitkering van het Pensioenfonds Metaal en Techniek gaat ontvangen, meldt dit uiterlijk drie maanden vóór de ingangsdatum van de uitkering aan de werkgever.
Aantekening:
Zie bijlage F ‘Ontslagrecht’.
ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR BEPAALDE TIJD
Artikel 20 (tot 1 juli 2015)
1. De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd dient schriftelijk te worden aangegaan.
2. De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan worden aangegaan voor een peri- ode van maximaal 36 maanden. De beperking tot 36 maanden geldt niet voor het verrichten van werkzaamheden van een overeengekomen taak.
3. De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eindigt op het overeengekomen tijd- stip of wanneer de taak volledig is uitgevoerd, zonder voorafgaande opzegging of toestemming van UWV.
4. Wanneer de vervulling van de overeengekomen taak korter dan een half jaar blijkt te duren, dient de werknemer ten minste één maand voor de te verwachten eind- datum van de taak op de hoogte te worden gebracht.
5. Werkgever en werknemer kunnen een keten van maximaal 4 arbeidsovereenkom- sten voor bepaalde tijd afsluiten, die tezamen niet langer duren dan 36 maanden.
6. In afwijking van het bepaalde in artikel 7:668a lid 2 BW geldt ten aanzien van de perioden waarin een medewerker, voorafgaande aan zijn indiensttreding bij de werkgever, als uitzendkracht bij werkgever heeft gewerkt, dat deze als één arbeids- overeenkomst voor bepaalde tijd wordt aangemerkt.
Aantekening:
Zie voor een voorbeeld aanstellingsbrief bijlage B.
Artikel 20 (met ingang van 1 juli 2015)
1. De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd dient schriftelijk te worden aangegaan.
2. Werkgever en werknemer kunnen een keten van maximaal drie arbeidsovereen- komsten voor bepaalde tijd sluiten, die samen niet langer duren dan 24 maanden. Om een nieuwe keten van tijdelijke arbeidsovereenkomsten te kunnen starten moet er een periode van langer dan zes maanden tussen twee arbeidsovereenkomsten zijn gelegen.
Aantekening:
Voor leerlingen geldt geen maximum aantal arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd die kunnen worden aangegaan. Zie artikel 22.
3. De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eindigt op het overeengekomen tijd- stip of wanneer de taak volledig is uitgevoerd, zonder voorafgaande opzegging of toestemming van UWV.
4. Wanneer de vervulling van de overeengekomen taak korter dan een half jaar blijkt te duren, dient de werknemer ten minste één maand voor de te verwachten eind- datum van de taak op de hoogte te worden gebracht.
5. De werkgever laat de werknemer minimaal één maand voor het aflopen van een ar- beidsovereenkomst voor bepaalde tijd schriftelijk weten of, en zo ja tegen welke voorwaarden, de werknemer een nieuwe arbeidsovereenkomst aangeboden krijgt. De werkgever die niet, of niet tijdig, aanzegt is schadeplichtig op grond van artikel 7:668 BW. Niet of niet tijdig aanzeggen heeft geen gevolgen voor het van rechts- wege eindigen van de arbeidsovereenkomst.
De aanzegplicht uit dit artikel geldt niet voor arbeidsovereenkomsten aangegaan
6. In afwijking van het bepaalde in artikel 7:668a lid 2 BW geldt ten aanzien van de perioden waarin een medewerker, voorafgaande aan zijn indiensttreding bij de werkgever, als uitzendkracht bij werkgever heeft gewerkt, dat deze als één arbeids- overeenkomst voor bepaalde tijd wordt aangemerkt.
Aantekening:
Zie voor een voorbeeld aanstellingsbrief bijlage B.
ARBEIDSOVEREENKOMST MET WERKNEMERS DIE DE AOW GERECHTIGDE LEEFTIJD HEBBEN BEREIKT OF OUDER
Artikel 21
1. Met een werknemer die de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt of ouder is, kan een arbeidsovereenkomst worden aangegaan voor bepaalde tijd of voor onbepaalde tijd.
2. Met een werknemer die de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt of ouder is, kan, conform artikel 7:668a, lid 12 BW, maximaal zes maal een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd worden aangegaan, met een totale maximum duur van 48 maanden. Bij een tussenliggende periode van meer dan zes maanden gaat een nieuwe keten lopen.
3. Op de arbeidsovereenkomst zijn de bepalingen van deze cao van toepassing, tenzij schriftelijk anders is overeengekomen. Het salaris is tenminste conform wet minimumloon (WML).
Aantekeningen:
1. Aangezien artikel 46 van de cao geldt voor werknemers beneden de AOW gerechtigde leeftijd, dient de beloning van de werknemer die deze leeftijd heeft overschreden, uitdrukkelijk te worden overeengekomen. Het is de bedoeling dat de werknemer voor gelijke arbeid niet in netto inkomen achteruit gaat.
2. Sinds 1 juli 2015 dient aan werknemers die de aow-gerechtigde leeftijd hebben bereikt tenminste het minimumloon te worden betaald, ingevolge artikel 7 WML.
3. Voor werknemers boven de AOW gerechtigde leeftijd kunnen andere regels gelden ten aanzien van sociale zekerheid en/of pensioen dan voor werknemers beneden de AOW gerechtigde leeftijd.
ARBEIDSVOORWAARDEN LEERLINGEN
Artikel 22
1. Voor de arbeidsovereenkomst die is aangegaan in het kader van de beroeps- begeleidende leerweg, als bedoeld in artikel 7.2.2. van de Wet educatie en beroepsonderwijs, geldt niet de ketenbepaling van artikel 7:668a BW, zoals beschreven in artikel 20.
2. Indien er sprake is van een deeltijd-arbeidsovereenkomst, die is aangegaan in het kader van de beroepsbegeleidende leerweg als bedoeld in artikel 7.2.2. van de Wet educatie en beroepsonderwijs, dient een minimale werktijd van 20 uur per week te zijn opgenomen. De werknemer heeft aanspraken op arbeidsvoorwaarden die in overeenkomstige verhouding staan tot de aanspraken die kunnen worden gemaakt bij een gemiddelde wekelijkse arbeidsduur zoals bedoeld in artikel 25 lid 1.
Aantekening:
1. Voor leerlingen geldt geen maximum aantal arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd die kunnen worden aangegaan.
2. voor de model arbeidsovereenkomst zie bijlage K op xxx.xxxxxxxxxx.xx
OPZEGGING
Artikel 23
1. Opzegging van een arbeidsovereenkomst gebeurt met inachtneming van de termijnen zoals genoemd in artikel 7:672 BW.
2. Opzegging gebeurt met inachtneming van de opzegtermijnen tegen het einde van de maand bij salarisbetaling per maand en tegen het einde van de vierweken- periode bij salarisbetaling per vier weken.
Aantekening:
Zie bijlage 8 voor tekst artikel 7:672 BW en artikel 16a, 16b en 16c cao (oud) en artikel XXI van de zogeheten Flexwet.
DEFINITIES
Artikel 24
1. Onder ‘dagelijkse werktijd’ wordt verstaan de tijd waarin de werknemer volgens zijn dienstrooster arbeid verricht.
(Lid 2 tot 1 januari 2017)
2. a. Het dagvenster is een periode met een duur van 12 uur en loopt van 06.00 uur tot 18.00 uur. Indien de dagelijkse werktijd valt binnen het dagvenster, is de toeslagenregeling volgens artikel 61 van deze cao niet van toepassing. Indien de dagelijkse werktijd geheel of gedeeltelijk buiten het dagvenster valt, geldt de toeslagenregeling conform artikel 61.
b. De werkgever kan één keer per jaar voor de duur van één jaar het aanvangstijd- stip van het dagvenster verschuiven van 06.00 uur tot 07.00 uur met dien verstande dat het dagvenster ook in deze situatie een duur heeft van 12 uur.
De werkgever kan met instemming van het medezeggenschapsorgaan dan wel het personeel indien er geen medezeggenschapsorgaan aanwezig is, het aanvangstijdstip van het dagvenster verschuiven tot uiterlijk 08.00 uur; ook in deze situatie ligt het eindtijdstip van het dagvenster 12 uur later.
Aantekening:
Indien sprake is van ploegenarbeid conform artikel 32 van deze CAO, geldt de toeslagenregeling van artikel 66. Zie ook artikel 61. Zie bijlage D voor een schema met voorbeelden.
(Lid 2 met ingang van 1 januari 2017)
2. a. Het dagvenster is een periode met een duur van 13 uur en loopt van 07.00 uur tot 20.00 uur. Indien de dagelijkse werktijd geheel of gedeeltelijk buiten het dagvenster valt, geldt de toeslagenregeling conform artikel 61.
b. In afwijking van sub a loopt voor werknemers die volgens rooster in hoofdzaak werkzaamheden verrichten aan bedrijfsauto`s het dagvenster van 06.00 uur tot
18.30 uur. Indien de dagelijkse werktijd geheel of gedeeltelijk buiten het dagvenster valt, geldt de toeslagenregeling conform artikel 61.
c. Voor de deelbranches die zijn opgenomen in artikel 28 gelden, in afwijking van sub a, de regelingen uit dat artikel.
Aantekening:
Indien sprake is van ploegenarbeid conform artikel 32 van deze CAO, geldt de toeslagenregeling van artikel 66. Zie ook artikel 61. Zie bijlage D voor een schema met voorbeelden.
3 a. Onder dienstrooster wordt verstaan het schema, waarin de voor de werknemer geldende dagelijkse werktijd en de ADV-tijd zijn vastgelegd.
3 b. In afwijking van het gestelde onder 3a wordt bij ‘flexibele werktijd’ (zie artikel 26 lid 2 sub b) de ADV-tijd niet vastgelegd in het dienstrooster.
4. Onder ‘ADV-tijd’ wordt verstaan: de tijd waarop ten gevolge van arbeidsduur- verkorting niet wordt gewerkt.
5. Onder ‘overuren’ wordt verstaan: uren waarin wordt gewerkt buiten het dienst- rooster. Als overuren worden echter niet beschouwd verschoven uren als bedoeld in lid 6.
Aantekening:
Zie voor de betaling van overuren artikel 60.
6. Onder ‘verschoven uren’ wordt verstaan:
x. xxxx gedurende welke een werknemer werkt buiten zijn dienstrooster, voor zover de werknemer in dertien achtereenvolgende weken, met inbegrip van genoemde uren, niet langer werkt dan het aantal werkuren volgens zijn dienstrooster.
De werkgever verstrekt, op verzoek van de werknemer, periodiek een overzicht van het tijdstip en de uren waarop buiten het dienstrooster is gewerkt, danwel het tijdstip en de uren die minder zijn gewerkt dan het aantal uren volgens zijn dienstrooster;
b. uren gedurende welke, in overleg met het medezeggenschapsorgaan of bij gebreke hiervan met de werknemersdelegatie, buiten het dienstrooster wordt gewerkt, met het tevoren vaststaande doel om bepaaldelijk aangewezen uren, waarop niet wordt gewerkt of waarop niet zal worden gewerkt, in te halen.
x. xxxx, gedurende welke een werknemer werkt buiten zijn dienstrooster, doch binnen het aantal uren waarop hij op basis van zijn dienstrooster zou hebben gewerkt, ten gevolge van het feit dat de werkzaamheden door omstandigheden in het bedrijf van de opdrachtgever van de werkgever niet binnen zijn dienstrooster kunnen worden verricht.
Aantekening:
Zie voor de betaling van verschoven uren artikel 64.
7. Onder ‘jaar’ wordt verstaan een aaneengesloten periode van 365 dagen; ingeval van een schrikkeljaar 366 dagen.
8. Onder ‘week’ wordt verstaan een periode van 7 aaneengesloten dagen.
ARBEIDSDUUR
Artikel 25
1. De normale wekelijkse arbeidsduur bedraagt, berekend over een periode van maximaal één jaar, gemiddeld 38 uren, met inachtneming van het gestelde in artikel 24.*
Voor de werknemer die op grond van een bestaande regeling minder dan dit gemiddelde aantal uren per week werkt geldt het overeengekomen aantal uren.
2. Voor de berekening van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur gelden ook de uren die volgens het dienstrooster zouden worden gewerkt op nieuwjaarsdag, de 2e paasdag, de Hemelvaartsdag, de 2e pinksterdag, de beide Kerstdagen, Konings- dag en de dagen waarop de werknemer arbeidsongeschikt is, voor zover deze dagen vallen op een dag binnen het dienstrooster, evenals de uren die volgens het dienstrooster zouden worden gewerkt op de kort-verlofdagen als bedoeld in artikel 85, en op de vakantiedagen.
3. De werkgever stelt de werknemer voor een periode van minimaal drie weken in kennis van het voor de werknemer geldende dienstrooster.
Aantekening:
Dit houdt in dat bijvoorbeeld de werknemer uiterlijk 31 december het dienstrooster moet weten voor de eerstvolgende drie weken.
4. De werkgever kan in overleg met de v.v., en onder handhaving van het op het tijd- stip van invoering geldende niveau van arbeidsvoorwaarden, een dienstrooster invoeren waarbij op vier dagen per week, welke uitsluitend kunnen betreffen maan- dag t/m vrijdag, gedurende maximaal 9,5 uren per dag arbeid wordt verricht. Het bestaande niveau van arbeidsvoorwaarden wordt hierbij gehandhaafd.
5. De werkgever stelt het dienstrooster vast. Indien de werknemer daarom verzoekt, doet de werkgever dit na overleg met betrokkene. De werkgever houdt daarbij, voor zover redelijkerwijs van hem kan worden verwacht, rekening met de persoon- lijke omstandigheden van de werknemer.
6. Bij verschil van mening tussen de werkgever en de werknemer over de weging van de belangen bij het vaststellen van het dienstrooster als bedoeld in lid 5, kan aan de Bedrijfsraad advies worden gevraagd.
Aantekening:
Zie voor de procedure bijlage A op xxx.xxxxxxxxxx.xx.
7. Als regel wordt des zaterdags niet gewerkt.
Aantekening:
Xxxxxxx regelmatig op zaterdag moet worden gewerkt, pleegt de werkgever overleg met het medezeggen- schapsorgaan dan wel de werknemersdelegatie.
8. Door de werknemer in het tweewielerbedrijf of caravanbedrijf van wie de aanwezig- heid als regel op zaterdag noodzakelijk is, zal per week een andere dag, dan wel twee halve dagen, geen arbeid worden verricht.
Aantekening:
In artikel 6 staat beschreven wat wordt verstaan onder tweewielers en caravans.
9. Xxxxxxx een werknemer incidenteel een zaterdag moet werken zal hij in dezelfde of in de volgende week een hele dag of twee halve dagen desgewenst voor eigen rekening vrijaf kunnen nemen.
Aantekening:
Zie voor het invoeren van de zaterdag als werkdag in het motorvoertuigenbedrijf artikel 29.
* Van 1 oktober 1984 t/m 31 december 1984 gold de volgende bepaling:
‘De arbeidsduur is met ingang van 1 oktober 1984 verminderd met 5%. Deze verkorting van de arbeidsduur behoeft niet te leiden tot wijziging van de bedrijfstijd.’
VIERDAAGSE WERKWEEK
Artikel 25A
De werknemer kan met gebruikmaking van zijn vrije tijdsrechten de werkgever verzoeken zijn werkweek, voor zover het saldo van deze vrije tijdsrechten dat toelaten, aan te passen tot vier dagen met behoud van voltijds dienstverband. De werknemer kan daarvoor de bronnen aanwenden, zoals bedoeld in artikel 42 (Ruilen), maar ook vakantiedagen van artikel 71, de inzetbaarheidsuren van artikel 72 en andere tijds- elementen waar hij recht op heeft.
- Het betreft een werkweek van maximaal 4 dagen van 8 uur per dag;
- De werkgever maakt binnen vier weken na het verzoek van de werknemer bij afwijzing van het verzoek zijn beslissing aan de werknemer inhoudelijk gemotiveerd bekend;
- De inzet van vrije tijdsrechten van de werknemer mag er niet toe leiden dat de werknemer géén periode van twee weken aaneengesloten of twee losse weken vakantie meer kan opnemen per jaar;
- Indien een geschil ontstaat tussen de werknemer en de werkgever, kan gebruik gemaakt worden van de procedure bij geschil over dienstrooster, conform bijlage A.
Aantekening:
Nadere uitleg en voorbeelden van de vierdaagse werkweek is te vinden op xxx.xxxxxxxxxx.xx
VORMEN VAN ARBEIDSDUURVERKORTING
Artikel 26
1. De keuze van de vorm van arbeidsduurverkorting alsook de wijziging van de keuze dient tot stand te komen in overleg met het medezeggenschapsorgaan.
Bij gebreke van een medezeggenschapsorgaan komt de arbeidsduurverkorting tot stand na overleg met de werknemersdelegatie.
Daarnaast bestaat er voor de ondernemingen ook de mogelijkheid om de keuze te wijzigen in overleg met de v.v.
Indien de werknemer in deeltijd gaat werken dient in de arbeidsovereenkomst tot uitdrukking te komen of ADV in tijd dan wel in geld wordt genoten.
Aantekening:
Zie ook de artikelen 3 en 44.
Voorbeeld, uitgaande van een gemiddelde arbeidsduur van 10 uur per week: Indien de werknemer 10/38 van het op hem van toepassing zijnde tabelsalaris verdient, wordt de ADV geacht in geld te zijn genoten. Indien de werknemer 10/40 van het op hem van toepassing zijnde tabelsalaris verdient, wordt de ADV geacht in tijd te zijn genoten.
2. Gekozen kan worden uit één of meer van de volgende mogelijkheden, waarbij
ADV-tijd niet kan worden ingeroosterd op zon- en feestdagen als bedoeld in artikel 31 lid 1:
a. ADV-blokken
- 8 uren aaneengesloten ADV-tijd per 4 weken;
- 4 uren aaneengesloten ADV-tijd per 2 weken;
- 2 uren aaneengesloten ADV-tijd per week.
b. flexibele werktijd
Een week van minimaal 34 en maximaal 45 uren waarbij per dag minimaal 0 uur en maximaal 9 uren kan worden gewerkt.
c. vrije keuze
In afwijking van het bepaalde in de leden 1 en 2a t/m c kan worden gekozen voor een andere vorm van arbeidsduurverkorting. Deze keuze kan uitsluitend worden gemaakt in overleg met het medezeggenschapsorgaan dan wel de werknemers- delegatie, dan wel in overleg met de v.v. in de gevallen als bedoeld in lid 1 van dit artikel, voorlaatste zin. Indien hiervan gebruik wordt gemaakt dient de gekozen vorm van arbeidsduurverkorting te worden gemeld bij de Bedrijfsraad.
VERREKENING ARBEIDSDUURVERKORTING
Artikel 27
1. Indien bij het einde van de arbeidsovereenkomst de werknemer nog recht heeft op ADV-tijd dan wel te veel ADV-tijd heeft genoten wordt dit in tijd dan wel in geld verrekend. Indien een werknemer arbeidsongeschikt is tijdens ADV-tijd, behoeft dit niet te worden gecompenseerd. Bij verrekening in geld is artikel 43 lid 1, vermeerderd met een eventuele ploegentoeslag, van toepassing.
2. Indien op ADV-tijd arbeid wordt verricht, wordt in overleg met de werknemer vervangende ADV-tijd vastgesteld. Uiterlijk in het volgende kalenderkwartaal dient de vervangende ADV-tijd te worden genoten.
AFWIJKENDE BEPALINGEN VOOR WERKNEMERS OP VERKOOP- PUNTEN VOOR AUTOWASBEDRIJVEN, AUTOVERHUURBEDRIJVEN, STATIONSRIJWIELSTALLINGEN EN/OF BRANDSTOFVERKOOPPUNTEN
Artikel 28
Waar in de hierna volgende leden wordt gesproken over werknemers, worden daar- mee (uitsluitend) bedoeld werknemers die werkzaam zijn bij autowasbedrijven, auto- verhuurbedrijven, stations-rijwielstallingen en/of bij brandstofverkooppunten.
1. In afwijking van het bepaalde in artikel 25 lid 4 kan de werkgever, in overleg met de v.v., en onder handhaving van het op het tijdstip van invoering geldende niveau van arbeidsvoorwaarden, een dienstrooster invoeren waarbij op vier dagen per week, welke dagen uitsluitend kunnen betreffen de dagen van maandag t/m zaterdag, gedurende maximaal 9,5 uren per dag arbeid wordt verricht.
2. De ploegentoeslag van artikel 66 geldt niet voor de werknemers in dit artikel bedoeld.
3. Een werknemer van 23 jaar of ouder
- die op grond van de door hem uitgeoefende functie is ingedeeld in salarisgroep A,
- die het salaris ontvangt als vermeld in de artikelen 47 en 48, onder salarisgroep A, en
- die gedurende een jaar in het bedrijf van de werkgever zijn functie heeft uitgeoefend, ontvangt het in de artikelen 47 en 48 onder salarisgroep A met 1 functiejaar vermelde salaris, vermeerderd met 2%.
4 Het bepaalde in artikel 32 lid 4 is niet van toepassing ten aanzien van werknemers van 55 jaar en ouder, wanneer overduidelijk wordt aangetoond dat het invoeren van een dagdienst voor deze werknemers in het bestaande dienstrooster niet mogelijk is.
5. De werkgever betaalt aan de werknemers het salaris vermeerderd met de volgende toeslagen:
a. over gewerkte en verlofuren tussen 22.00 uur en 06.00 uur, voorzover vallend tussen maandag 06.00 uur en zaterdag 18.00 uur: een toeslag van 8%;
b. over gewerkte en verlofuren tussen zaterdag 18.00 uur en maandag 06.00 uur: een toeslag van 35%;
c. over gewerkte uren vallend op één van de in artikel 31 genoemde feestdagen: een toeslag van 35%. Daarnaast krijgt de werknemer recht op een compensatie in vrije tijd ter grootte van het gewerkte aantal uren op die dag. Indien een werknemer is ingeroosterd op een dergelijke feestdag, kan, in afwijking van artikel 76, alleen in zwaarwegende omstandigheden vrijaf worden gegeven. Alsdan geldt artikel 31 cao en behoeft de werknemer daartoe geen verlofuren op te nemen.
Aantekening:
Bestaande, afwijkende regelingen kunnen alleen worden gewijzigd in overleg met het medezeggenschaps- orgaan, danwel het personeel, waarbij zowel positieve als negatieve afwijkingen van de nieuwe regeling worden meegenomen.
d. De in dit lid onder a., b. en c. bedoelde toeslagen worden berekend over het voor de werknemer geldende vaste salaris. Deze toeslagen zullen evenwel worden berekend over maximaal het salarisbedrag zoals vermeld in de artikelen 47 en 48 onder salarisgroep C met 3 functiejaren.
e. De toeslagen zoals vermeld in lid a, b en c zijn niet van toepassing op werknemers die slechts incidenteel, dat wil zeggen minder dan 16 uur per week, werkzaam zijn bij autoverhuurbedrijven en stationsrijwielstallingen.
Aantekening:
Autoverhuur, Rijwielstallingen, Tankstations en Autowas (artikel 28 lid 5) | |||
Maandag 06.00 uur tot zaterdag 18.00 uur | Zaterdag 18.00 uur tot maandag 06.00 uur | Feestdag | |
Over gewerkte uren en verlofuren tussen 22.00 uur en 06.00 uur | 8% | ||
Over gewerkte uren en verlofuren | 35% | ||
Over gewerkte uren | 35%* | ||
* Naast de toeslag van 35% heeft de werknemer recht op een compensatie in vrije tijd ter grootte van het gewerkte aantal uren op die dag. Het uurloon bedraagt 0,607% van het maandsalaris, danwel 0,658% van het vierwekensalaris, gebaseerd op een gemiddelde werkweek van 38 uur. |
6. Op werknemers, zoals bedoeld in artikel 3 van de cao, is in afwijking van artikel 60 lid 2 de volgende regeling van toepassing:
Indien tussen maandag 06.00 uur en zaterdag 18.00 uur buiten het dienstrooster wordt gewerkt, betaalt de werkgever aan de werknemer het uurloon vermeerderd met de volgende toeslag:
- 28,5% over de eerste 8 overuren per week, voorzover deze uren tezamen met de contractueel overeengekomen uren de 38 uur per week, conform artikel 25, niet overschrijden.
- 47% over de overuren die volgen op de in de vorige zin genoemde uren. Indien tussen zaterdag 18.00 uur en maandag 06.00 uur en op feestdagen zoals genoemd in artikel 31 buiten het dienstrooster wordt gewerkt, betaalt de werkgever aan de werknemer een toeslag van 85%.
Aantekening:
Uitzondering voor overuren parttimers bij Autoverhuur, Rijwielstallingen, Tankstations en Autowas. (artikel 28 lid 6) | |||
Maandag 06.00 uur tot zaterdag 18.00 uur | Zaterdag 18.00 uur tot maandag 06.00 uur | Feestdag | |
Eerste 8 overuren* Na 8 overuren | 28,5% 47% | 85% 85% | 85% 85% |
* Let op: De lagere toeslag over de eerste 8 overuren geldt voorzover deze overuren tezamen met de contractueel overeengekomen uren de 38 uur per week niet overschrijden. Het uurloon bedraagt 0,607% van het maandsalaris, danwel 0,658% van het vierwekensalaris, gebaseerd op een gemiddelde werkweek van 38 uur. |
7 Een niet ingeroosterde invalskracht die een ingeroosterde werknemer vervangt komt niet in aanmerking voor de in lid 5 genoemde toeslagen.
8. Bij invoering bij het autoverhuurbedrijf van het hier gestelde onder lid 1 tot en met lid 6 dient de onderneming overleg te plegen met de OR, PVT of bij gebreke daar- aan, met de v.v.
In dit overleg moeten tenminste de volgende punten aan de orde komen:
1. de inhoud van de afwijkingen zoals bedoeld in dit artikel;
2. de huidige rechten van de in dienst zijnde werknemers;
3. de wijze van invoeren.
De uitgangspunten van de WOR zijn bij dit overleg van toepassing.
WERKEN OP ZATERDAG IN HET MOTORVOERTUIGENBEDRIJF
Artikel 29
1. De bestaande regelingen met betrekking tot het werken op zaterdag, zoals neerge- legd in de artikelen 28 en 5, blijven ongewijzigd van kracht, naast het bepaalde in de leden 2 en 3.
2. De werkgever in het motorvoertuigenbedrijf die de zaterdag - in afwijking van reeds bestaande regelingen in de cao - als werkdag wil invoeren dient het dienstrooster op te stellen in overleg met:
a. de OR of personeelsvertegenwoordiging of bij afwezigheid daarvan het personeel;
b. de v.v indien een OR/personeelsvertegenwoordiging of de meerderheid van de werknemers van oordeel is dat het overleg hierover gevoerd dient te worden met de v.v.
(Lid 3 en 4 tot 1 januari 2017)
3. Bij het in lid 2 bedoelde overleg dienen de volgden voorwaarden in acht genomen te worden:
a. de individuele werknemer kan niet verplicht worden om volgens dienstrooster op zaterdag te werken;
b. een werknemer kan op maximaal 2 zaterdagen per maand ingeroosterd worden;
c. een werknemer kan op maximaal vijf dagen per week worden ingeroosterd;
d. de arbeidsduur op zaterdag bedraagt maximaal 6 uur en minimaal 4 uur;
e. Voor de op zaterdag volgens rooster gewerkte uren geldt een vergoeding in tijd van ten minste 133,33%. Deze vergoeding zal zoveel mogelijk in hele dagen gecompenseerd worden binnen een periode van 8 weken.
Aantekening:
Als compensatie voor bijvoorbeeld 6 uur werken op zaterdag wordt ten minste 8 uur vrije tijd toegekend door de week. Voor gewerkte uren buiten het dienstrooster is de overwerktoeslag (artikel 60) van toepassing.
f. Werken op een roostervrije dag wordt als overwerk aangemerkt, in welk geval een toeslag geldt van 50%.
4. De werkgever betaalt de in dit artikel genoemde toeslagen uit in vrije tijd of geld, tenzij de individuele werknemer kiest. Uitbetaling in vrije tijd gebeurt met in achtneming van artikel 60 lid 5a tot en met c cao.
Aantekening:
Als compensatie voor bijvoorbeeld 6 uur werken op zaterdag wordt ten minste 8 uur vrije tijd toegekend door de week of indien de werknemer dit wenst een toeslag op het maandsalaris in geld van 1,214% van het voltijd- maandsalaris.
(Lid 3 en 4 met ingang van 1 januari 2017)
3. Bij het in lid 2 bedoelde overleg dienen de volgden voorwaarden in acht genomen te worden:
a. De individuele werknemer kan niet verplicht worden om volgens dienstrooster op zaterdag te werken;
b. Een werknemer kan op maximaal 2 zaterdagen per maand ingeroosterd worden;
c. Een werknemer kan op maximaal vijf dagen per week worden ingeroosterd. De werknemer die op zaterdag heeft gewerkt, geeft bij werkgever aan welke doordeweekse dag in dezelfde week, hij niet wenst te werken. De werkgever respecteert dit, tenzij een zwaarwegend bedrijfsbelang zich daar tegen verzet;
d. De arbeidsduur op zaterdag bedraagt maximaal 8 uur en minimaal 4 uur;
e. Voor de op zaterdag volgens rooster gewerkte uren geldt een vergoeding in tijd van ten minste 133,33% (= loon plus toeslag van 33,33%). Deze vergoeding zal zoveel mogelijk in hele dagen gecompenseerd worden.
Aantekening 1:
Een medewerker werkt volgens rooster 8 uur per dag. Hij wordt op zaterdag voor 6 uur ingeroosterd. Door de werknemer een doordeweekse dag in diezelfde week niet in te roosteren heeft hij een 5 daagse werkweek. Zes uur werken op zaterdag is door de toeslag in tijd van 33,33% gelijk aan 8 uur werken per dag. Op deze manier wordt de werknemer niet meer dan 5 dagen in een week ingeroosterd en wordt de toeslag van zaterdag meteen gecompenseerd binnen de werkweek.
Aantekening 2:
Als de werknemer op zaterdag voor 8 uur wordt ingeroosterd – als 5de werkdag – dan ontvangt hij een toeslag van 33,33% in tijd of geld. De toeslag in tijd is dan 2,67 uur. Deze tijd zal zoveel mogelijk binnen 8 weken worden gecompenseerd. Voor gewerkte uren buiten het dienstrooster is de overwerktoeslag (artikel 60) van toepassing.
f. Werken op een roostervrije dag wordt als overwerk aangemerkt, in welk geval een toeslag geldt van 50%.
4. De werkgever betaalt de in dit artikel genoemde toeslagen uit in vrije tijd of geld, tenzij de individuele werknemer kiest. Uitbetaling in vrije tijd gebeurt met in acht- neming van artikel 60 lid 5a tot en met c cao.
5. Als de werknemer kiest voor de uitbetaling in geld van de toeslag voor het werken op zaterdag, kan de toeslag in de reguliere beloning worden opgenomen. Een en ander moet blijken uit een door de werkgever afgegeven schriftelijke verklaring.
REGELING RUSTPAUZE
Artikel 30
1. Het begin- en eindtijdstip van de rustpauze wordt in overleg tussen werkgever en werknemer vastgesteld.
2. Indien werkgever en werknemer schriftelijk zijn overeengekomen dat de werknemer tijdens de vastgestelde rustpauze niet zal worden opgeroepen, is over deze rust- pauze geen salaris verschuldigd.
3. Indien werkgever en werknemer zijn overeengekomen dat de werknemer gedurende de rustpauze – in voorkomende gevallen – werkzaamheden dient te verrichten, wordt de gehele rustpauze als werktijd beschouwd, waarover salaris is verschuldigd.
ARBEID OP ZONDAGEN EN FEESTDAGEN
Artikel 31
1. Op zondagen, nieuwjaarsdag, 2e paasdag, Hemelvaartsdag, 2e pinksterdag, beide kerstdagen en Koningsdag wordt als regel niet gewerkt.
Aantekeningen:
1. Voor het geval op zon- en feestdagen wel wordt gewerkt, zie artikel 60.
2. Zie ook artikel 25 lid 2.
Indien een werknemer verklaart gewetensbezwaren te hebben tegen arbeid op zonda- gen, algemeen erkende christelijke feestdagen, r.k. feestdagen welke ter plaatse alge- meen als zondagen worden gevierd, of Goede Vrijdag, kan hij tot die arbeid niet worden verplicht.
ARBEID IN PLOEGEN
Artikel 32
1. Onder ploegendienst wordt verstaan het verrichten van arbeid in een systeem waarin de werktijden van twee of meer (groepen) werknemers (met een normale arbeidsduur zoals bedoeld in artikel 25 cao) op elkaar aansluiten of uitsluitend ten behoeve van het overdragen van de werkzaamheden elkaar in geringe mate over- lappen én een tijdsblok van 13 uur overtreft. Hierbij zal door de betrokken werk- nemer in regelmaat gedurende langere termijn van dienst worden gewisseld.
1. Onder regelmaat kan bijvoorbeeld worden verstaan wekelijks meer aaneensluitende dagen.
2. Zie voor de betaling van werknemers die in ploegendienst werken artikel 66 van deze cao.
2. De werkgever dient, vóór het instellen van ploegendienst, overleg te plegen met hetzij de v.v., hetzij de OR, de PVT, dan wel de werknemersdelegatie. Voor onder- nemingen met een wettelijk verplichte ondernemingsraad gelden de bepalingen van artikel 27 van de Wet op de ondernemingsraden.
3. De daartoe aangewezen werknemers dienen in ploegen arbeid te verrichten.
4. De in lid 3 bedoelde verplichting geldt niet voor werknemers van 55 jaar en ouder.
5. De in lid 3 bedoelde verplichting geldt eveneens niet voor werknemers van wie de gezondheidstoestand dit niet toelaat; bij verschil van mening hierover, kan de over- legging van een medische verklaring worden gevraagd.
6. ADV-tijd wordt bij voorkeur ingeroosterd aan het begin of aan het einde van een arbeidsperiode in een ploegendienst-rooster.
OVERWERK
Artikel 33
1. De werknemer kan, behalve het gestelde in lid 2a en 2b, niet worden verplicht om langer te werken dan zijn dienstrooster bepaalt.
2. a. De werknemer kan worden verplicht langer te werken dan zijn dienstrooster bepaalt gedurende de eerste tien uren in een periode van vier weken, in de gevallen waarin dat bij of krachtens de Arbeidstijdenwet is geoorloofd. Van
de werkgever wordt daarbij verlangd dat hij rekening houdt met de persoonlijke omstandigheden van de werknemer.
b. De werknemer kan worden verplicht langer te werken dan zijn dienstrooster bepaalt in geval van calamiteiten.
Aantekeningen:
1. Aanbevolen wordt het overwerk zoveel als mogelijk is te beperken.
2. Onder calamiteiten worden verstaan situaties zoals boeteclausules, onevenredige schade voor het eigen bedrijf/opdrachtgevers of derden. Indien de werkgever zich beroept op boeteclausules dient hij zich te gedragen als een goed werkgever.
3. Indien de werkgever opdracht geeft tot overwerk voor een of meer afdelingen in de onderneming geeft hij hiervan kennis aan het medezeggenschapsorgaan.
4. De in lid 2 sub a en sub b bedoelde verplichtingen gelden niet voor werknemers jonger dan 18 jaar en niet voor werknemers van 55 jaar en ouder.
5. De in lid 2 sub a en sub b bedoelde verplichtingen gelden eveneens niet voor werknemers van wie de gezondheidstoestand dat niet toelaat; bij verschil van me- ning hierover kan de overlegging van een medische verklaring worden gevraagd.
etmalen mag de onafgebroken rusttijd worden beperkt tot 8 uur.
7. In het kader van de werkgelegenheid dient regelmatig overwerk tot het uiterste te worden beperkt.
CONSIGNATIE
Artikel 34
1. De werkgever stelt geen consignatiedienst in dan nadat hij hiervoor in overleg met het medezeggenschapsorgaan dan wel de werknemersdelegatie een consignatie- regeling heeft getroffen.
2. De in lid 1 bedoelde consignatieregeling dient te bevatten afspraken omtrent de vergoeding van de reiskosten en telefoonkosten en over een toe te kennen consignatievergoeding.
3. Op de consignatie zijn de rust- en werktijden van toepassing zoals die bij de Arbeidstijdenwet zijn geregeld.
Aantekening:
Zie voor de betaling van werkzaamheden voortvloeiend uit consignatie artikel 60 lid 6 van deze cao. Indien consignatie leidt tot overwerk, geldt het bepaalde in artikel 33 lid 4 van deze cao.
IV. VERPLICHTINGEN VAN DE WERKNEMER
ALGEMEEN
Artikel 35
1. De werknemer is gehouden de werktijden stipt in acht te nemen en op tijd met de hem opgedragen werkzaamheden te beginnen.
2. De werknemer is verplicht hem door of namens de werkgever opgedragen werk- zaamheden welke zich in diens onderneming voordoen, of werkzaamheden welke met deze onderneming verband houden, naar beste krachten te verrichten; hij zal de werkgever of diens vertegenwoordiger xxxxxxxx kennis geven van enige fout in een hem verstrekte opdracht of van andere feiten en omstandigheden waarvan een goed werknemer kan veronderstellen dat de wetenschap voor de werkgever van belang is.
3. Als in de onderneming tijdelijk geen aanbod van werk aanwezig is, waarvoor de werknemer is aangenomen, dan is de werknemer gehouden andere hem opgedragen vervangende bedrijfswerkzaamheden te verrichten.
4. De werkgever kan de werknemer verplichten werkstaten bij te houden en deze in te leveren op een door de werkgever te bepalen tijdstip.
GEHEIMHOUDING
Artikel 36
Het is de werknemer verboden aan derden bijzonderheden betreffende het bedrijf van de werkgever mede te delen waarvan hij weet of redelijkerwijze kan vermoeden dat hij deze geheim behoort te houden.
CONCURRENTIEBEDING EN ECONOMISCHE CRISIS
Artikel 37
In geval er sprake is van een overeengekomen concurrentiebeding/relatiebeding en er is sprake van ontslag door de werkgever wegens bedrijfseconomische redenen ten gevolge van de crisis, mag de werknemer zich wel vrijelijk bewegen in de arbeids- markt waarbij de oude werkgever niet ernstig mag worden benadeeld.
ZORG TEN AANZIEN VAN BEDRIJFSMIDDELEN
Artikel 38
1. Van de door de werkgever verstrekte bedrijfsmiddelen wordt een lijst opgemaakt, die door de werknemer moet worden ondertekend. Onder bedrijfsmiddelen worden onder meer verstaan: machines, computerbestanden, gereedschappen, materialen, voertuigen en geld.
2. De werknemer zal de hem beschikbaar gestelde bedrijfsmiddelen deskundig en met zorg gebruiken.
3. De werknemer is verplicht een gebrek aan- of een verlies van een bedrijfsmiddel, direct aan de werkgever te melden, waarvan de werknemer kan veronderstellen dat die wetenschap voor de werkgever van belang is.
Aantekening:
De door de werkgever ter beschikking gestelde bedrijfsmiddelen dienen in deugdelijke staat te verkeren.
VERGOEDING VAN SCHADE
Artikel 39
1. Indien de werknemer ingevolge artikel 7:661 BW aansprakelijk is voor door hem veroorzaakte schade, zal deze schade worden vergoed in termijnen van ten hoogste 1/5 deel van het salaris als bedoeld in artikel 43 lid 1 per periode.
Het salaris bedraagt tenminste het niveau van de wet minimumloon (WML).
Aantekening:
Bij beëindiging van het dienstverband is de schade in haar geheel opeisbaar. Voor hetgeen onder bedrijfs- middelen wordt verstaan, wordt verwezen naar artikel 38.
2. De werkgever kan van zijn recht op schadevergoeding slechts gebruik maken in- dien hij uiterlijk binnen één maand nadat de aansprakelijkheid van de werknemer voor het verlies of de beschadiging is vastgesteld de werknemer schriftelijk mede- deling heeft gedaan van zijn voornemen tot verhaal van de daardoor te lijden schade.
Aantekening:
Zie voor de tekst van artikel 7:661 BW bijlage N.
ARBEID VOOR DERDEN
Artikel 40
1. Werknemer mag alleen met schriftelijke toestemming van zijn werkgever voor, dan wel ten behoeve van, derden werken, indien het werk concurrerend is voor de bedrijfstak, zoals omschreven in artikel 6 van deze cao.
2. Het is de werknemer niet toegestaan dat soort arbeid te verrichten waarvan de werkgever aan de werknemer schriftelijk en gemotiveerd te kennen heeft gegeven dat het bedrijfsbelang zich daartegen verzet.
TERUGKEER UIT MILITAIRE DIENST
Artikel 41
Voor het verlaten van de militaire dienst dient de werknemer zich – zo mogelijk een maand van te voren – aan te melden bij de werkgever waar hij in dienst is, opdat de laatste kan vaststellen wanneer de werknemer zijn werkzaamheden zal hervatten.
RUILEN
Artikel 42
1. De werknemer kan, volgens de regels als beschreven in dit artikel, bronnen (ADV- uren, vakantie-uren, toeslagen of andere financieringsbronnen) ruilen tegen doelen (geld, dan wel fiscaal gefaciliteerde regelingen).
2. De volgende bronnen kunnen ten behoeve van de daarbij vermelde doelen worden geruild:
a. ADV-uren en/of vakantie-uren kunnen volgens de wettelijke mogelijkheden worden geruild voor geld, dan wel fiscale regelingen.
b. de in deze cao genoemde toeslagen en overige financieringsbronnen kunnen worden geruild voor geld (uitbetaling ineens), of worden gebruikt voor het kopen van vrije uren als hierna bedoeld in lid 3.
3. De werknemer die een arbeidsduur heeft als bedoeld in artikel 25 lid1 eerste volzin kan per kalenderjaar maximaal 64 uur vrije tijd kopen. Voor de werknemer die een kortere arbeidsduur heeft geldt het gestelde in artikel 3 lid 2 cao.
4. Het ruilen van de bronnen in doelen gebeurt in overleg tussen de werknemer en de werkgever, met uitzondering van het besluit tot de aankoop van (maximaal 64 uur) vrije tijd. Hiertoe kan de werknemer zelf besluiten.
De afspraak tussen werkgever en werknemer over bronnen die zullen worden ge- bruikt en de doelen die daarmee worden verworven en/of het besluit van de werk- nemer tot aankoop van (maximaal 64 uur) vrije tijd is de ruilafspraak.
5. De ruilafspraak moet bij werkgever en werknemer bekend zijn voor 1 januari van het jaar waarin de ruilafspraak van toepassing is en geldt gedurende één kalender- jaar. Voor elk nieuw kalenderjaar kan telkens opnieuw een ruilafspraak tot stand komen als bedoeld in lid 4.
6. Wanneer bij het ruilen een omzetting plaatsvindt van tijd in geld of andersom, geldt als ruilvoet 0,607% van het maandsalaris per uur zoals genoemd in artikel 43 cao (0,658% per uur van het vierwekensalaris).
Aantekeningen:
1. Een werknemer wil 8 uur vrije tijd kopen en heeft een maandsalaris van € 1500,- Deze 8 uur vrije tijd kost dan 8 x 0,607% x € 1500,- = € 72,84.
2. Een werknemer wil een vakantiedag van 8 uur ruilen tegen geld en heeft een maandsalaris van € 1500,-. Deze 8 uur heeft dan een waarde van 8 x 0,607% x € 1500,- = € 72,84.
7. Voor het verrekenen kan de werknemer kiezen uit de volgende mogelijkheden:
a. De kosten van de koop van vrije tijd in gevolge lid 3, berekend op basis van de ruilvoet uit lid 6, worden ingehouden op aan de werknemer uit te betalen toe- slagen zoals, en voorzover van toepassing overwerktoeslag, ploegentoeslag, vakantiebijslag, dagvenstertoeslag, een en ander voorzover de toeslag niet is inbegrepen in het salaris als bedoeld in artikel 43 cao.
Indien het bedrag van de toeslag(en) ontoereikend is voor de bekostiging van de vrije tijd, vindt inhouding plaats op het salaris in de periode(s) waarin de vrije tijd wordt genoten.
Ingeval er sprake is van betaling voor de verkoop van vrije tijd, gebeurt de uitbetaling in de periode(s) waarin op deze dagen wordt gewerkt. De door ver- koop van vrije tijd verkregen gelden kunnen ook worden aangewend voor fiscaal gefaciliteerde regelingen.
b. De kosten of baten, berekend op basis van de ruilvoet uit lid 6, die voor de werknemer verbonden zijn aan de ruil, worden gedurende het kalenderjaar in gelijke delen bij de betaling van het maandsalaris dan wel het vier-weken- salaris ingehouden op de salarisbetaling of in gelijke delen uitbetaald.
c. In overleg tussen werkgever en werknemer kan voor een andere verrekenings- wijze worden gekozen.
8. 1. De ruilafspraak moet in het kalenderjaar worden geëffectueerd.
2. Als blijkt dat aan het eind van een kalenderkwartaal een (deel van de) ruilafspraak door arbeidsongeschiktheid van de werknemer niet of niet volledig geëffectueerd kan worden, vindt aan het eind van dat kalenderkwartaal verrekening plaats. Ingehouden bedragen waar geen verlof voor kon worden opgenomen in dat kwartaal worden alsdan alsnog uitbetaald bij de salaris- betaling; extra uitbetaalde bedragen waarvoor geen extra werk in dat kwartaal kon worden verricht, worden dan alsnog ingehouden c.q. niet uitbetaald.
In overleg kunnen werkgever en werknemer hierover andere afspraken maken.
9. 1. Een gemaakte ruilafspraak heeft geen effect op het salaris als bedoeld in artikel 43 voor de berekening van bij cao geregelde inkomensgerelateerde bestand- delen zoals de overwerktoeslag en de dagvenstertoeslag, met uitzondering van de vakantiebijslag als bedoeld in artikel 81.
Aantekening:
Een werknemer heeft 13 adv-dagen geruild tegen geld. De werknemer heeft een maandsalaris van € 1500,-. Door de ruil van 13 adv-dagen ontvangt hij maandelijks € 1578,95 (40/38 x € 1500,-). Voor de berekening van bij- voorbeeld overwerktoeslag moet worden uitgegaan van € 1500,- (38/40 x € 1578,95).
9. 2. Een gemaakte ruilafspraak heeft geen effect op het salaris als bedoeld in artikel 43 voor de berekening van niet bij cao geregelde inkomensgerelateerde bestanddelen zoals een dertiende maand of een winstdelingsregeling, tenzij daarover in overleg tussen de werkgever en OR/PVT, de werknemersdelegatie dan wel bij gebreke daarvan de v.v. andere afspraken worden gemaakt.
Aantekening:
10. Bij beëindiging dienstverband vindt verrekening van de ruil dan wel de gekochte extra vrije dagen plaats conform artikel 79 lid 3, 4, 5 en 7.
11. In afwijking van het hiervoor gestelde in lid 6 geldt voor de werknemer als bedoeld in artikel 2 lid 3 cao het volgende:
wanneer bij het ruilen een omzetting plaatsvindt van tijd in geld of andersom, geldt als ruilvoet het volgende:
((12/260)/(het aantal overeengekomen arbeidsuren per week/5)) maal 100. Het aldus verkregen percentage geldt dan als ruilvoet van het maandsalaris per uur (bij een vierwekensalaris dient in de genoemde formule het getal 12 te worden vervangen door 13).
Aan de beloningselementen genoemd in dit artikel kunnen geen rechten worden ontleend als deze ingevolge de cao expliciet niet van toepassing zijn.
SAL ARISBETALING PER MAAND OF PER VIERWEKENPERIODE
Artikel 43
1. De salarisbetaling vindt uitsluitend plaats per maand of per vierwekenperiode. Onder salaris wordt verstaan de overeengekomen vaste vergoeding, inclusief de persoonlijke toeslag als bedoeld in artikel 52 en alle vaste (structurele) emolumen- ten die per maand of per vierwekenperiode is ver-schuldigd door de werkgever. Het uurloon bedraagt 0,607% van het maandsalaris, dan wel 0,658% van het vier- wekensalaris, gebaseerd op een gemiddelde werkweek van 38 uur.
Aantekening:
De ploegentoeslag is een vast onderdeel van het salaris.
2. De uitbetaling van het salaris alsook eventuele ploegentoeslag gebeurt uiterlijk op de laatste werkdag van de maand dan wel vierwekenperiode waarover dit
xxxxxxx verschuldigd is.
3. De uitbetaling van eventuele toeslagen, bijslagen, onkostenvergoedingen en dergelijke en van te verrekenen voorschotten gebeurt uiterlijk op de laatste werkdag van de volgende maand dan wel vierwekenperiode als bedoeld in lid 2, tenzij in deze cao anders is bepaald.
4. Voor reis, verblijf en andere kosten zullen, als de werknemer dat verzoekt, voorschotten worden verstrekt.
5. Niet door de werknemer behoorlijk verantwoorde werkuren, reis-, verblijf- en andere kosten, worden niet uitbetaald.
6. De werkgever verstrekt op verzoek een schriftelijke berekening van de betalingen bedoeld in lid 3.
7. De werkgever verstrekt binnen twee maanden na afloop van het kalenderjaar dan wel bij beëindiging van het dienstverband, aan de werknemer de jaaropgaaf.
XXX XXXXXXXXXXXX
Artikel 44
De tabellen die zijn opgenomen in de artikel 47 en bijlage 10 zijn van toepassing bij een dienstrooster op basis van een gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van 38 uren berekend over een periode van maximaal één jaar, voor werknemers die de AOW gerechtigde leeftijd nog niet hebben bereikt. Bij een dienstrooster op basis van een
Aantekening:
Zie ook de artikelen 3 en 26 lid 1.
TOEPASSING XXX XXXXXXXXX PARTICIPATIEWET
Artikel 45
Ten behoeve van de werknemer met een arbeidsbeperking, die voor arbeidsondersteu- ning een beroep doet op de gemeente en die naar het oordeel van het UWV niet in staat is het wettelijke minimumloon (WML) te verdienen, de werknemer met een WSW- indicatie en de werknemer die in de Wajong zit, geldt het navolgende:
- De werkgever bepaalt wat deze werknemer binnen de reikwijdte van 100%-120% WML kan verdienen;
- De hier bedoelde werknemer die een verdiencapaciteit van 100% heeft, stroomt door naar de reguliere salaristabellen;
- De werkgever betaalt niet meer dan het voor de hier bedoelde werknemer geldende tabelsalaris in de onderneming, onder aftrek van de eventueel door de werknemer daadwerkelijk ontvangen loonsubsidies.
Aantekening:
Voor de werknemer bedoeld in dit artikel geldt uitsluitend de salarisverhoging op basis van de aanpassing van de tabel Wet Minimumloon (WML).
TOEPASSING XXX XXXXXXXXXXXX VOOR 16 -JARIGEN EN OUDER
Artikel 46
1. De werknemer van 16 jaar of ouder wordt, op grond van de door hem uitgeoefende functie, ingedeeld in één van de salarisgroepen.
2. Onder functiejaren wordt verstaan de jaren gedurende welke de werknemer zijn functie (vanaf 23 jaar) in het bedrijf van de werkgever uitoefent. Onder functiejaren wordt mede begrepen de fictieve functiejaren welke de werkgever aan de werknemer heeft toegekend.
3. De werkgever betaalt aan de werknemer die is ingedeeld in één van de salaris- groepen A tot en met J, ten minste het salaris dat, in aanmerking nemende zijn leeftijd of het aantal aan de werknemer toegekende functiejaren, in zijn salaris- groep is vastgesteld. Met ingang van 1 januari 2017 gelden voor jongeren van 16 jaar de tabelbedragen van 17 jarigen. Ten aanzien van de werknemer die is ingedeeld in salarisgroep A geldt tevens het bepaalde in artikel 58.
4. Werknemers die bij indiensttreding ten minste 1 jaar werkloos zijn geweest en 23
5. Indien in de onderneming een met de v.v., OR of PVT overeengekomen loontabel wordt gehanteerd is de wijziging voor de salarisschalen B t/m F niet van toepassing.
XXX XXXXXXX PER MAAND
Artikel 47
XXX XXXXXXXXX voor betaling per maand vanaf 1 november 2014 tot en met 31 augustus 2016 | |||||||||||
Salarisgroepen | A/wml | B | C | D | E | F | G | H | I | J | |
Leeftijd | 16 | 530,35 | 653 | 716 | 805 | ||||||
17 | 607,20 | 751 | 820 | 918 | |||||||
18 | 699,45 | 863 | 941 | 1.061 | |||||||
19 | 807,05 | 996 | 1.087 | 1.222 | |||||||
20 | 945,40 | 1.167 | 1.272 | 1.433 | 1.531 | ||||||
21 | 1.114,45 | 1.372 | 1.500 | 1.687 | 1.743 | ||||||
22 | 1.306,60 | 1.693 | 1.771 | 1.848 | 1.900 | 2.006 | |||||
23/0 | 1.537,20 | 1.824 | 1.897 | 1.938 | 1.999 | 2.102 | 2.273 | 2.466 | 2.698 | 2.978 | |
Functiejaren | 1 | 1.772 | 1.879 | 1.915 | 1.958 | 2.038 | 2.149 | 2.321 | 2.518 | 2.760 | 3.040 |
2 | 1.786 | 1.895 | 1.930 | 1.979 | 2.074 | 2.195 | 2.370 | 2.566 | 2.817 | 3.102 | |
3 | 1.804 | 1.908 | 1.944 | 1.995 | 2.108 | 2.243 | 2.424 | 2.623 | 2.878 | 3.169 | |
4 | 1.925 | 1.958 | 2.019 | 2.148 | 2.289 | 2.473 | 2.679 | 2.935 | 3.229 | ||
5 | 1.943 | 1.976 | 2.037 | 2.184 | 2.334 | 2.520 | 2.730 | 2.991 | 3.291 | ||
6 | 1.962 | 1.996 | 2.067 | 2.220 | 2.385 | 2.567 | 2.782 | 3.050 | 3.355 | ||
7 | 1.981 | 2.017 | 2.100 | 2.288 | 2.456 | 2.622 | 2.832 | 3.107 | 3.420 | ||
8 | 2.886 | 3.169 | 3.482 | ||||||||
9 | 3.223 | 3.547 | |||||||||
10 | 3.611 | ||||||||||
Het uurloon bedraagt 0,607% van het maandsalaris, gebaseerd op een gemiddelde werkweek van 38 uur. |
XXX XXXXXXXXX voor betaling per maand vanaf 1 september 2016 tot en met 30 juni 2017 | |||||||||||
Salarisgroepen | A/wml | B | C | D | E | F | G | H | I | J | |
Leeftijd | 16* | 530,35 | 666 | 730 | 821 | ||||||
17 | 607,20 | 766 | 836 | 936 | |||||||
18 | 699,45 | 880 | 960 | 1.082 | |||||||
19 | 807,05 | 1.016 | 1.109 | 1.246 | |||||||
20 | 945,40 | 1.190 | 1.297 | 1.462 | 1.562 | ||||||
21 | 1.114,45 | 1.399 | 1.530 | 1.721 | 1.778 | ||||||
22 | 1.306,60 | 1.727 | 1.806 | 1.885 | 1.938 | 2.046 | |||||
23/0 | 1.537,20 | 1.860 | 1.935 | 1.977 | 2.039 | 2.144 | 2.318 | 2.515 | 2.752 | 3.038 | |
Functiejaren | 1 | 1.807 | 1.917 | 1.953 | 1.997 | 2.079 | 2.192 | 2.367 | 2.568 | 2.815 | 3.101 |
2 | 1.822 | 1.933 | 1.969 | 2.019 | 2.115 | 2.239 | 2.417 | 2.617 | 2.873 | 3.164 | |
3 | 1.840 | 1.946 | 1.983 | 2.035 | 2.150 | 2.288 | 2.472 | 2.675 | 2.936 | 3.232 | |
4 | 1.964 | 1.997 | 2.059 | 2.191 | 2.335 | 2.522 | 2.733 | 2.994 | 3.294 | ||
5 | 1.982 | 2.016 | 2.078 | 2.228 | 2.381 | 2.570 | 2.785 | 3.051 | 3.357 | ||
6 | 2.001 | 2.036 | 2.108 | 2.264 | 2.433 | 2.618 | 2.838 | 3.111 | 3.422 | ||
7 | 2.021 | 2.057 | 2.142 | 2.334 | 2.505 | 2.674 | 2.889 | 3.169 | 3.488 | ||
8 | 2.944 | 3.232 | 3.552 | ||||||||
9 | 3.287 | 3.618 | |||||||||
10 | 3.683 | ||||||||||
Het uurloon bedraagt 0,607% van het maandsalaris, gebaseerd op een gemiddelde werkweek van 38 uur. * Op basis van artikel 46 geldt vanaf 1 januari 2017 dat 16-jarigen recht hebben op het tabelbedrag van 17-jarigen. |
XXX XXXXXXXXX voor betaling per maand vanaf 1 juli 2017 tot en met 31 januari 2018 | ||||||||||
Salarisgroepen | A/wml | B | C | D | E | F | G | H | I | J |
Leeftijd 16/17 | 607,20 | 000 | 000 | 000 | ||||||
18 | 699,45 | 887 | 967 | 1.090 | ||||||
19 | 807,05 | 1.024 | 1.117 | 1.255 | ||||||
20 | 945,40 | 1.199 | 1.307 | 1.473 | 1.574 | |||||
21 | 1.114,45 | 1.409 | 1.541 | 1.734 | 1.791 | |||||
22 | 1.306,60 | 1.740 | 1.820 | 1.899 | 1.953 | 2.061 | ||||
23/0 | 1.537,20 | 1.874 | 1.950 | 1.992 | 2.054 | 2.160 | 2.335 | 2.534 | 2.773 | 3.061 |
Functiejaren 1 | 1.821 | 1.931 | 1.968 | 2.012 | 2.095 | 2.208 | 2.385 | 2.587 | 2.836 | 3.124 |
2 | 1.836 | 1.947 | 1.984 | 2.034 | 2.131 | 2.256 | 2.435 | 2.637 | 2.895 | 3.188 |
3 | 1.854 | 1.961 | 1.998 | 2.050 | 2.166 | 2.305 | 2.491 | 2.695 | 2.958 | 3.256 |
4 | 1.979 | 2.012 | 2.074 | 2.207 | 2.353 | 2.541 | 2.753 | 3.016 | 3.319 | |
5 | 1.997 | 2.031 | 2.094 | 2.245 | 2.399 | 2.589 | 2.806 | 3.074 | 3.382 | |
6 | 2.016 | 2.051 | 2.124 | 2.281 | 2.451 | 2.638 | 2.859 | 3.134 | 3.448 | |
7 | 2.036 | 2.072 | 2.158 | 2.352 | 2.524 | 2.694 | 2.911 | 3.193 | 3.514 | |
8 | 2.966 | 3.256 | 3.579 | |||||||
9 | 3.312 | 3.645 | ||||||||
10 | 3.711 | |||||||||
Het uurloon bedraagt 0,607% van het maandsalaris, gebaseerd op een gemiddelde werkweek van 38 uur. Op basis van artikel 46 geldt sinds 1 januari 2017 dat 16-jarigen recht hebben op het tabelbedrag van 17-jarigen. |
XXX XXXXXXXXX voor betaling per per maand vanaf 1 februari 2018 tot en met 31 oktober 2018 | ||||||||||
Salarisgroepen | A/wml | B | C | D | E | F | G | H | I | J |
Leeftijd 16/17 | 607,20 | 815 | 885 | 986 | ||||||
18 | 699,45 | 930 | 1.010 | 1.133 | ||||||
19 | 807,05 | 1.067 | 1.160 | 1.298 | ||||||
20 | 945,40 | 1.242 | 1.350 | 1.516 | 1.617 | |||||
21 | 1.114,45 | 1.452 | 1.584 | 1.777 | 1.834 | |||||
22 | 1.306,60 | 1.783 | 1.863 | 1.942 | 1.996 | 2.104 | ||||
23/0 | 1.537,20 | 1.917 | 1.993 | 2.035 | 2.097 | 2.203 | 2.378 | 2.577 | 2.816 | 3.104 |
Functiejaren 1 | 1.864 | 1.974 | 2.011 | 2.055 | 2.138 | 2.251 | 2.428 | 2.630 | 2.879 | 3.167 |
2 | 1.879 | 1.990 | 2.027 | 2.077 | 2.174 | 2.299 | 2.478 | 2.680 | 2.938 | 3.231 |
3 | 1.897 | 2.004 | 2.041 | 2.093 | 2.209 | 2.348 | 2.534 | 2.738 | 3.001 | 3.299 |
4 | 2.022 | 2.055 | 2.117 | 2.250 | 2.396 | 2.584 | 2.796 | 3.059 | 3.362 | |
5 | 2.040 | 2.074 | 2.137 | 2.288 | 2.442 | 2.632 | 2.849 | 3.117 | 3.425 | |
6 | 2.059 | 2.094 | 2.167 | 2.324 | 2.494 | 2.681 | 2.902 | 3.177 | 3.491 | |
7 | 2.079 | 2.115 | 2.201 | 2.395 | 2.567 | 2.737 | 2.954 | 3.236 | 3.557 | |
8 | 3.009 | 3.299 | 3.622 | |||||||
9 | 3.355 | 3.688 | ||||||||
10 | 3.754 | |||||||||
Het uurloon bedraagt 0,607% van het maandsalaris, gebaseerd op een gemiddelde werkweek van 38 uur. Op basis van artikel 46 geldt sinds 1 januari 2017 dat 16-jarigen recht hebben op het tabelbedrag van 17-jarigen. |
vervallen
SAL ARISVERHOGING IN VERBAND MET LEEFTIJD
Artikel 49
De verhogingen die verband houden met de leeftijd worden verleend met ingang van de betalingsperiode waarin de verjaardag van de betrokken werknemer valt.
Het vorenstaande geldt niet indien voor alle werknemers eenzelfde afwijkende regeling van kracht was, dan wel in overleg met het medezeggenschapsorgaan dan wel de werknemersdelegatie wordt vastgesteld.
SAL ARISVERHOGING IN VERBAND MET FUNCTIEJAREN
Artikel 50
Verhogingen op grond van functiejaren worden eenmaal per jaar toegekend, doch uiterlijk in de betalingsperiode waarin een nieuw functiejaar begint, een en ander totdat het maximum aantal functiejaren in de betreffende salarisgroep is bereikt. Indien voor alle werknemers eenzelfde afwijkende regeling van kracht was, dan wel in overleg met het medezeggenschapsorgaan dan wel de werknemersdelegatie wordt vastgesteld, kan een functiejarenverhoging worden toegekend in een periode van uiterlijk 6 maanden nà, en met terugwerkende kracht tot, de betalingsperiode waarin een nieuw functiejaar begint.
WIJZIGING VAN FUNCTIE; HER- OM- EN BIJSCHOLING
Artikel 51
1. De werknemer die een functie gaat vervullen die in een hogere salarisgroep is ingedeeld zal in salaris ten minste gelijk blijven.
2. Het in lid 1 bepaalde is ook van toepassing op de werknemer die een andere functie gaat vervullen die in dezelfde salarisgroep is ingedeeld.
3. De werknemer die een functie gaat vervullen, welke in een lagere salarisgroep is ingedeeld, zal ten minste drie betalingsperioden nog het salaris blijven ontvangen dat hij in de vorige functie verdiende. Vervolgens kan hij al dan niet getemporiseerd in de nieuwe salarisgroep worden ingedeeld.
4. In afwijking van het bepaalde in lid 3 zal bij indeling van een werknemer van 55 jaar en ouder in een lagere salarisgroep het verschil tussen het oude en het nieuwe salaris in de vorm van een toeslag worden uitgekeerd. Salarisverhogingen zullen uitsluitend worden berekend over het nieuwe salaris. De toeslag zal hierbij onge- wijzigd blijven.
5. Voor de werknemer die bij indiensttreding in herscholing wordt genomen geldt gedurende de eerste drie betalingsperioden geen salarisschaal.
Onder herscholing wordt verstaan een opleiding ter herkrijging van de geheel of gedeeltelijk verloren gegane bekwaamheid in het uitoefenen van een bepaalde functie die de op te leiden werknemer uitoefende.
6. Voor de werknemer die bij indiensttreding in omscholing wordt genomen geldt gedurende de eerste zes betalingsperioden geen salarisschaal, met dien verstande dat deze termijn van zes tot twaalf betalingsperioden wordt verlengd ingeval om- scholing plaatsvindt tot een functie die is ingedeeld in een van de salarisgroepen hoger dan D.
7. Voor de werknemer, die bij indiensttreding zal worden bijgeschoold ter verkrijging van meerdere vakkennis, resp. vaardigheid voor het uitoefenen van zijn functie, zal gedurende de eerste drie betalingsperioden geen salarisschaal gelden, indien de bijscholing plaatsvindt tijdens de dagelijkse werktijd.
8. De reeds in dienst zijnde werknemer, die tijdens de dagelijkse werktijd, op verzoek van de werkgever, een cursus volgt voor her-, om- of bijscholing, zoals genoemd in de leden 5 t/m 7, zal gedurende de duur van de cursus niet in salaris achteruit gaan.
9. De werkgever kan met een werknemer die in her-, om- of bijscholing wordt op- genomen, overeenkomen, dat de dienstbetrekking door geen van de partijen zal worden beëindigd binnen één jaar, nadat de scholing al dan niet met goed gevolg is beëindigd. Een overeenkomst, als bedoeld in de vorige zin, dient schriftelijk te worden aangegaan.
In een dergelijke overeenkomst kan tevens worden bepaald dat de werkgever de werknemer zal plaatsen in de functie waarvoor deze is her-, om- of bijgeschoold, respectievelijk dat de werknemer de bedoelde functie zal aanvaarden.
10. De werknemer die de dienstbetrekking beëindigt voor het in lid 9 bedoelde tijdstip, is schadeplichtig. De schadeloosstelling blijft beperkt tot het salaris, vermeerderd met de kosten welke de werkgever eventueel ten behoeve van de werknemer heeft gemaakt in verband met diens deelneming aan de cursus, zoals boeken, reisgeld, e.d.
Aantekening:
Het verdient aanbeveling de bepaling van lid 10 te herhalen in de schriftelijke overeenkomst, bedoeld in lid 9.
XXX XXXXXXXXXXXX INVOERING HANDBOEK FUNCTIE-INDELING
Artikel 52
Werknemers die de vakvolwassen leeftijd nog niet hebben bereikt:
1a. Als een werknemer, die de vakvolwassen leeftijd nog niet heeft bereikt, wordt inge- deeld in een hogere functiegroep, wordt hij ingedeeld in de salarisgroep die bij zijn indeling en leeftijd past. Hierbij dient zijn nieuwe salaris minimaal gelijk te zijn aan zijn huidige salaris.
1b. Als een werknemer die de vakvolwassen leeftijd nog niet heeft bereikt wordt inge- deeld in een lagere functiegroep, wordt hij ingedeeld in de salarisgroep die bij zijn indeling en leeftijd past. Het verschil tussen het huidige salaris en het tabelsalaris behorend bij zijn leeftijd en nieuwe salarisgroep wordt toegekend in de vorm van een persoonlijke toeslag.
Voor het geval dat er geen corresponderende leeftijd is wordt de werknemer ingeschaald met fictieve functiejaren zodanig dat het tabelsalaris gelijk is aan het huidige salaris. Indien het huidige salaris blijkt te liggen tussen de tabelsalarissen corresponderend met twee opeenvolgende functiejaren dan wordt het salaris toegekend corresponderend met het tabelsalaris van het lagere functiejaar.
Het verschil tussen het huidige salaris en het bij zijn indeling behorende tabel- salaris wordt toegekend in de vorm van een persoonlijke toeslag.
Over de persoonlijke toeslag zullen collectieve salarisverhogingen worden toe- gekend. Individuele salarisverhogingen zullen met de persoonlijke toeslag worden verrekend.
Werknemers die de vakvolwassen leeftijd hebben bereikt:
2a. Als een werknemer, die de vakvolwassen leeftijd heeft bereikt, wordt ingedeeld in een hogere functiegroep, wordt hij ingedeeld in de salarisgroep die bij zijn indeling past, zodanig dat hij een fictief aantal functiejaren ontvangt waardoor zijn nieuwe salaris minimaal gelijk is aan zijn huidige salaris.
Als de werknemer een salaris heeft dat lager is dan het tabelsalaris bij 0 functie- jaren dan zal het salaris worden verhoogd zodanig dat het gelijk is aan het tabel- salaris behorend bij 0 functiejaren.
Als de werknemer een salaris heeft dat gelegen is tussen de tabelsalarissen van twee opeenvolgende functiejaren van zijn nieuwe salarisgroep, dan zal het salaris worden verhoogd zodanig dat het gelijk is aan het tabelsalaris behorend bij het eerstvolgende hogere functiejaar.
2b. Als een werknemer, die de vakvolwassen leeftijd heeft bereikt, wordt ingedeeld in een lagere functiegroep, wordt hij ingedeeld in de salarisgroep die bij zijn indeling
past, zodanig dat zijn nieuwe salaris gelijk is aan zijn huidige salaris.
Als het huidige salaris van de werknemer valt tussen de tabelsalarissen van twee opeenvolgende functiejaren dan wordt het salaris toegekend corresponderend met het tabelsalaris van het lagere functiejaar. Het verschil tussen het (lagere) tabel- salaris en het huidige salaris zal worden toegekend in de vorm van een persoon- lijke toeslag. Over de persoonlijke toeslag zullen de collectieve salarisverhogingen worden toegekend. Individuele salarisverhogingen zullen met de persoonlijke toeslag worden verrekend.
BELONINGSSYSTEMEN
Artikel 53
1. De werkgever die voornemens is over te gaan tot de invoering, wijziging of afschaf- fing van een beloningssysteem (tarief, merit rating enz.) in (een onderdeel van) de onderneming, pleegt hierover overleg met het medezeggenschapsorgaan dan wel de werknemersdelegatie.
2. Op verzoek van de werkgever of van één of meer werknemers dan wel het mede- zeggenschapsorgaan dan wel de werknemersdelegatie, zullen, ter verkrijging van advies inzake het in het vorige lid bedoelde onderwerp de w.v. en de v.v. tot het bijwonen van het overleg worden uitgenodigd.
3. Leidt het overleg tussen de werkgever en het medezeggenschapsorgaan dan wel de werknemersdelegatie niet tot overeenstemming, maar wenst de werkgever niettemin tot een besluit als bedoeld in lid 1 te komen, dan wendt hij zich voor advies tot de Bedrijfsraad, in welk geval de werkgever en het medezeggenschaps- orgaan dan wel de werknemersdelegatie in overeenstemming met het door de Xxxxxxxxxxxx gegeven advies dienen te handelen.
Aantekening:
Met beloningssytemen zijn bedoeld systemen, waarbij de wijze van taakvervulling (individueel, groepsgewijs of collectief) wordt vastgesteld volgens één of meer kwantificeerbare factoren, of volgens een samenstel van factoren waarvan de meeste, resp. de belangrijkste kwantificeerbaar zijn.
BASISSAL ARIS VERKOPERS
Artikel 54
1. Voor verkopers bedraagt het basissalaris per salarisbetalingsperiode minimaal het minimumloon dat is vastgesteld bij of krachtens de Wet op het Minimumloon.
2. Voor verkopers zullen algemene procentuele salarisverhogingen, alsmede één- malige uitkeringen, worden berekend over minimaal het basissalaris per salaris- betalingsperiode.
BELONING MEDEWERKERS AUTOVERHUURBEDRIJVEN
Artikel 55
1. Autoverhuurbedrijven kunnen voor hun medewerkers hikers en sales representatitives in afwijking van de artikelen 44 tot en met 49 een aparte beloningssystematiek invoeren. Met dien verstande dat ten minste het niveau van het salaris van functiegroep A wordt betaald.
2. Bij invoering van de in lid 1 genoemde beloningssystematiek, dient de onder- neming overleg te plegen met de ondernemingsraad, de personeelsvertegenwoor- diging of bij afwezigheid daarvan het personeel. Indien de OR, PVT of de meerder- heid van het personeel dit wenst kunnen de vakverenigingen bij het overleg worden betrokken.
Artikel 56
vervallen
VAKBONDSCONTRIBUTIE
Artikel 57
De werknemer kan bij de werkgever een verzoek zoals nader bepaald in het Reglement Aanvulling arbeidsovereenkomst in verband met vergoeding van de lid- maatschapskosten van een werknemersorganisatie indienen tot verlaging van het brutoloon in de maand december van enig jaar ter hoogte van de door hem in het betreffende kalenderjaar betaalde kosten voor het lidmaatschap van een werknemers- organisatie. De werkgever zal dit verzoek inwilligen, in ruil voor een kostenvergoeding gelijk aan de voormelde betaalde lidmaatschapskosten. Het verzoek dient door de
Aantekening:
Voor het Reglement vergoeding van de lidmaatschapskosten van een werknemersorganisatie en bijbehorend declaratieformulier zie bijlage 7.
TOEPASSING SAL ARISVERHOGING
Artikel 58
1. Het voor de werknemer geldende salaris wordt per 1 september 2016 met 2% en per 1 juli 2017 met 0,75% verhoogd. Per 1 februari 2018 wordt het voor de werknemer geldende salaris met € 43,- verhoogd (€ 40,- bij betaling van salaris per vier weken).
De werkgever betaalt aan de werknemer die is ingedeeld in salarisgroep A, met ingang van de datum waarop deze werknemer recht krijgt op salarisverhoging in verband met de leeftijd, ten minste het per die datum voor hem geldende salaris, verhoogd met het verschil tussen het tabelsalaris dat behoort bij zijn leeftijd en het tabelsalaris dat behoort bij zijn nieuwe leeftijd.
De werkgever betaalt aan de werknemer die valt onder de toepassing salaristabel Participatiewet (artikel 45) uitsluitend de salarisverhoging op basis van de aan- passing van de tabel Wet Minimumloon (WML).
Aantekening:
Als een werknemer van 18 jaar € 15,- meer verdient dan het voor hem geldende minimumloon, dan dient de werkgever, zodra de werknemer 19 jaar wordt, het dan geldend minimumloon met € 15,- te verhogen.
2. De werknemer van 50 jaar of ouder kan de salarisverhoging na overleg met de werkgever geheel of gedeeltelijk omzetten in ten hoogste 22 dagen (176 uren) vrije tijd. Als de werknemer door omzetting van de salarisverhoging(en) meer dan 22 dagen (176 uren) vrije tijd op jaarbasis wil verkrijgen, kan dit uitsluitend in overleg met de werkgever.
De berekening van de hoeveelheid vrije tijd die bij salarisverhoging maximaal kan worden verkregen, gebeurt volgens de volgende drie stappen:
1. Salaris + Salarisverhoging(en) = Nieuw Salaris
2. 100 -/- (Salaris / Nieuw Salaris) x 100) = Maximaal omzettingspercentage
3. Maximaal omzettingspercentage x 19,76 uur = Maximale hoeveelheid vrije tijd. Indien van de vorenbedoelde omzetting gebruik wordt gemaakt, wordt het voor de
4. Per jaar moet een herberekening worden gemaakt.
Aantekeningen:
2. Ingeval de werknemer van 55 jaar of ouder de salarisverhogingen niet eerder omzet in vrije tijd dan een maand na de (telkens) in artikel 58 lid 1 eerste volzin bedoelde tijdstippen is wellicht voor de hoogte van dagloon in het kader van WW of de WAO de Wijziging dagloonregels d.d. 28 mei 1999 van toepassing hetgeen betekent dat voor de hoogte van het dagloon bepalend is het salaris inclusief die salarisverhoging.
EENMALIGE UITKERING
Artikel 59
1. In de maand december 2016 wordt een eenmalige uitkering betaald van € 300,- De eenmalige uitkering wordt alleen toegekend aan werknemers die op 31 decem- ber 2015 in dienst waren en sindsdien onafgebroken in dienst zijn gebleven.
2. De werknemer krijgt in 2017 een eenmalige uitkering in de vorm van 2 vrije dagen of € 300,-. De werkgever bepaalt de keuze van de vorm van toekenning van de eenmalige uitkering. Het uitgangspunt bij de keuze is dat per bedrijfsonderdeel of afdeling een keuze wordt gemaakt.
Indien de keuze valt op het toekennen van vrije tijd, dan wordt deze door de werkgever ingepland vanaf 1 januari 2017 en door de werknemer daadwerkelijk genoten vóór 1 december 2017. Indien de keuze valt op geld dan wel de dagen niet vóór 1 december 2017 door de werknemer zijn genoten, vindt bij de salarisbetaling van december 2017 een bruto uitkering plaats van € 150,- per niet genoten dag.
Overzicht varianten in 2017 | ||
Variant: | Hoogte eenmalige uitkering | Aantal werkgelegenheidsdagen |
1 | € 300,- | 0 |
2 | € 150,- | 1 |
3 | 0 | 2 |
Indien de werknemer gedurende het jaar 2017 in- of uit- dienst treedt, dan ontvangt de werknemer de eenmalige uitkering naar rato van het aantal maanden in dienst in 2017.
Aantekening:
Als de werkgever de keuze heeft gemaakt voor de uitkering in geld en de werknemer op 30 juni 2017 uit dienst treedt, dan vindt bij de salarisbetaling van juni 2017 een bruto uitkering plaats van € 150. Als de werkgever de keuze heeft gemaakt voor het toekennen van vrije tijd en de 2 dagen vóór 30 juni 2017 reeds zijn genoten, dan kan de werkgever 1 dag verrekenen.
3. Parttimers ontvangen de eenmalige uitkering naar rato.
BETALING VAN OVERUREN
Artikel 60
1. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing indien de onderhavige ver- goedingen zijn begrepen in de beloning, hetgeen moet blijken uit een door de werkgever afgegeven schriftelijke verklaring.
2. De werkgever betaalt aan de werknemer het uurloon vermeerderd met de volgende toeslagen:
a. indien buiten het dienstrooster wordt gewerkt op een dag die niet is een zaterdag, een zondag of een feestdag:
- een toeslag van 28,5% over de eerste twee overuren direkt voorafgaande aan of direkt aansluitend op het dienstrooster, waarbij onder ‘direkt vooraf- gaand aan’ of ‘direkt aansluitend op’ mede worden verstaan die overuren welke van het dienstrooster zijn gescheiden door een wettelijk verplichte of door de plaatselijke omstandigheden geboden rusttijd;
- een toeslag van 47% over de overuren die volgen op de in de vorige zin genoemde uren;
b. indien buiten het dienstrooster wordt gewerkt op een zaterdag die niet is een feestdag: een toeslag van 47%;
c. indien wordt gewerkt op een zondag die niet is een feestdag, geldt een toeslag van 85%;
d. indien wordt gewerkt op een feestdag geldt een toeslag van 85%.
De vergoeding bedraagt evenwel 0,607% van het maandsalaris (0,658% van het salaris per vierwekenperiode) wanneer op een andere dag in dezelfde of de daaropvolgende week vrijaf wordt gegeven, ter vervanging van de
uren waarop die vergoeding betrekking heeft.
Aantekening:
Overuren algemeen | |||
Maandag tot en met vrijdag | Zaterdag | Zondag/feestdag* | |
Eerste 2 overuren | 28,5% | 47% | 85% |
Overige overuren | 47% | 47% | 85% |
* Bij een feestdag kan, in plaats van de toeslag, op een andere dag in dezelfde of de daaropvolgende week vrijaf worden gegeven. Het uurloon bedraagt 0,607% van het maandsalaris, danwel 0,658% van het vierwekensalaris, gebaseerd op een gemiddelde werkweek van 38 uur. |
Aantekening:
Onder vergoeding wordt verstaan het salaris inclusief toeslag. Bestaande afspraken of regelingen die positief afwijken van de cao blijven gehandhaafd, tenzij werkgever en werknemer anders overeenkomen.
3. Geen vergoeding is verschuldigd voor overwerk dat wordt verricht aansluitend aan de dagelijkse werktijd, wanneer dit overwerk dient tot afsluiting van de normale dagtaak, zich slechts incidenteel voordoet en niet langer duurt dan een half uur.
Is dit overwerk van langere duur, dan is de vergoeding over de gehele duur ervan verschuldigd.
4. Als de overuren niet direkt aansluiten op het dienstrooster, doch eerst op een later tijdstip aanvangen, terwijl bovendien op de betreffende dag de dagelijkse werktijd is gewerkt, betaalt de werkgever aan de werknemer een toeslag van 47% per uur voor alle alsdan in het kader van het overwerk gewerkte uren. Genoemde toeslag blijft ook van toepassing indien de in de vorige zin bedoelde uren, zonder onder- breking van ten minste drie aaneensluitende uren, vallen in de volgende dagelijkse werktijd.
5a. Naar keuze van de werknemer worden overuren en de toeslagen daarop vergoed op één van de onderstaande manieren:
1. overuren en toeslagen worden vergoed in geld
2. overuren worden vergoed in betaalde vrije tijd, toeslagen in geld.
Per kalenderjaar kunnen op de wijze als hiervoor bedoeld onder sub 2 tien dagen in vrijetijdsrechten worden vergoed alsdan kunnen de overige overuren alleen in overleg met de werkgever in tijd worden vergoed.
Als er sprake is van overwerk dient de werknemer de hier bedoelde keuze telkens schriftelijk vooraf bij ingang van het kwartaal voor het in dat kwartaal plaats hebbend overwerk te bepalen.
5b. In afwijking van artikel 60 lid 5a sub 2 kan in overleg tussen werkgever en werk- nemer ook de toeslag worden vergoed in betaalde vrije tijd.
5c. Ingeval de werknemer kiest voor de mogelijkheid als genoemd onder artikel 60 lid 5a sub 2 gelden de volgende bepalingen:
- De door overwerk verkregen betaalde vrijetijdsrechten worden opgenomen in overleg tussen werkgever en werknemer.
- Indien aan het eind van het kalenderjaar de door overwerk verworven vrijetijds- rechten niet zijn genoten, kunnen die op verzoek van de werknemer worden uitbetaald of worden overgeheveld naar het volgende kalenderjaar. In dat laatste geval is de werkgever gehouden de werknemer in het eerste kwartaal in de gelegenheid te stellen zijn saldo van het voorgaande kalenderjaar alsnog te genieten in betaalde vrije tijd.
Aantekening:
De keuze van betaling van overuren op basis van artikel 29 wordt bepaald door de werkgever, tenzij de individuele werknemer kiest.
6. Voor vergoeding van de in het kader van consignatie daadwerkelijk verrichte arbeid geldt de regeling van dit artikel.
7. Voor de werknemer, voor wie krachtens gemaakte afspraken een werkweek geldt van minder dan gemiddeld 38 uren per week berekend over een periode van maximaal één jaar, dient het salaris te worden herberekend naar een periodesalaris (maandsalaris, dan wel salaris over 4 weken) dat van toepassing zou zijn bij een gemiddeld 38-urige werkweek, alvorens de vergoeding wordt berekend.
Aantekening:
Hierbij dient de volgende formule te worden gebruikt:
38 x periode salaris x 0,607% gedeeld door het aantal overeengekomen uren per week, dat wordt gewerkt, vermeerderd met de betreffende overurentoeslag.
1. Een voorbeeld van zo een berekening: werknemer X werkt 19 uur per week en verdient € 1500,- per maand. Hij heeft een overuur en de vergoeding hier voor wordt als volgt berekend:
38 x € 1500,- x 0,607% is € 345,99. Gedeeld door 19 (uren per week werk) geeft een uitbetaling van € 18,21. Dit uurloon vermeerderd met 28,5% (aangezien het hier om het eerste overuur gaat ) geeft een uitbetaling
van € 23,40.
2. Zelfde werknemer, alleen nu drie opeenvolgende overuren:
38 x € 1500,- x 0,607% is € 345,99. Gedeeld door 19 (uren per week werk) geeft een uitbetaling van € 18,21. Dit uurloon vermeerderd met 28,5% (aangezien het hier om het eerste overuur gaat ) geeft een uitbetaling
van € 23,40. Aangezien er sprake is van twee overuren dus € 46,80.
Daarnaast nog 38 x € 1500,- x 0,607% is € 345,99. Gedeeld door 19 (uren per week werk) geeft een uitbetaling van € 18,21. Dit uurloon vermeerderd met 47% (aangezien het hier om het derde overuur gaat ) geeft een uitbetaling van € 26,77.
In totaal krijgt de werknemer dus voor zijn drie opeenvolgende overuren uitbetaald € 46,80 plus € 26,77 maakt € 73,57 euro.
Ter zake van de bepaling van de hoogte van het salaris als bedoeld in dit artikel is – tenzij in de onderneming een andere regeling bestaat – het salarisbegrip als omschreven in artikel 43 lid 1 van toepassing.
BETALING VAN UREN BUITEN HET DAGVENSTER
Artikel 61 (Tot 1 januari 2017)
1. In geval van een dagvenster als bedoeld in artikel 24 lid 2a (dat wil zeggen het dagvenster van 06.00 uur tot 18.00 uur) geldt voor de uren waarop wordt gewerkt tussen 18.00 uur en 21.00 uur een toeslag van 15% per uur.
2. In geval sprake is van een verschoven dagvenster conform artikel 24 lid 2b geldt voor de uren waarop wordt gewerkt tussen 06.00 uur en het aanvangstijdstip van het dagvenster alsook voor de uren waarop wordt gewerkt tussen het eindtijdstip van het dagvenster en 21.00 uur een toeslag van 15% per uur.
3. Voor uren waarop wordt gewerkt tussen 21.00 uur en 24.00 uur geldt ongeacht het gekozen dagvenster een toeslag van 30% per uur.
4. Voor de uren waarop wordt gewerkt tussen 00.00 uur en 06.00 uur geldt ongeacht het gekozen dagvenster een toeslag van 50% per uur.
5. De toeslagen als bedoeld in lid 1 tot en met 4 gelden niet indien er een samenloop is met de ploegentoeslag of de vergoeding voor overuren.
6. De toeslagen als bedoeld in lid 1 tot en met 4 gelden, indien er een samenloop is met de toeslagen van artikel 64 lid 2, in plaats van de in artikel 64 lid 2 genoemde toeslagen.
7. De toeslagen als bedoeld in lid 1 tot en met 4 gelden niet indien er een samenloop is met reisuren als bedoeld in artikel 65.
8. Dit artikel is in werking getreden op 1 juli 2001. De werkgever die op 2 april 2001 een gelijkwaardige regeling had, kan deze blijven hanteren.
Aantekening:
Dagvenster algemeen | Maandag tot en met vrijdag | |
00.00 - 06.00 uur | 50% | |
06.00 - 18.00 uur * | 0 | |
18.00 - 21.00 uur | 15% | |
21.00 - 00.00 uur | 30% | |
* Het dagvenster kan volgens de gebruikelijke systematiek verschoven worden (artikel 24 lid 2 sub b). De toeslag voor gewerkte uren buiten het dagvenster wordt in dat geval aangepast conform artikel 61 lid 2. Het uurloon bedraagt 0,607% van het maandsalaris, danwel 0,658% van het vierwekensalaris, gebaseerd op een gemiddelde werkweek van 38 uur. |
Aantekening:
Zie bijlage D, op xxx.xxxxxxxxxx.xx, voor een schema met voorbeelden.
Artikel 61 (Met ingang van 1 januari 2017)
1. Het dagvenster loopt van 07.00 uur tot 20.00 uur. Voor de gewerkte uren tussen
20.00 uur en 00.00 uur geldt een toeslag van 30% per uur en tussen 00.00 uur en
07.00 uur geldt een toeslag van 50% per uur.
2. Voor werknemers die volgens rooster in hoofdzaak werken aan bedrijfsauto’s loopt het dagvenster van 06.00 uur tot 18.30 uur. Voor gewerkte uren tussen 18.30 uur en
21.00 uur geldt een toeslag van 20% per uur, tussen 21.00 uur en 00.00 uur geldt een toeslag van 30% per uur en tussen 00.00 uur en 06.00 uur geldt een toeslag van 50% per uur.
3. De toeslagen als bedoeld in lid 1 en lid 2 gelden niet indien er een samenloop is met de ploegentoeslag of de vergoeding voor overuren.
4. De toeslagen als bedoeld in lid 1 en lid 2 gelden, indien er een samenloop is met de toeslagen van artikel 64 lid 2, in plaats van de in artikel 64 lid 2 genoemde toeslagen.
5. De toeslagen als bedoeld in lid 1 en lid 2 gelden niet indien er een samenloop is met reisuren als bedoeld in artikel 65.
6. De werkgever die op 2 april 2001 een gelijkwaardige regeling had, kan deze blijven hanteren.
Aantekening:
Dagvenster algemeen | Maandag tot en met vrijdag |
00.00 - 07.00 uur | 50% |
07.00 - 20.00 uur | 0 |
20.00 - 00.00 uur | 30% |
Dagvenster deelbranche bedrijfsauto/truck | Maandag tot en met vrijdag | |
00.00 - 06.00 uur | 50% | |
06.00 - 18:30 uur | 0 | |
18:30 - 21.00 uur | 20% | |
21.00 - 00.00 uur | 30% | |
Dit dagvenster geldt voor werknemers die volgens rooster in hoofdzaak werken aan bedrijfsauto’s. Het uurloon bedraagt 0,607% van het maandsalaris, dan wel 0,658% van het vierwekensalaris, gebaseerd op een gemiddelde werkweek van 38 uur. |
Aantekening:
Zie bijlage D, op xxx.xxxxxxxxxx.xx, voor een schema met voorbeelden.
vervallen
TOESL AG VOOR WERKZAAMHEDEN AAN BEDRIJFSAUTO’ S
Artikel 63 (Met ingang van 1 januari 2017)
1. Voor werknemers, die binnen de dagelijkse werktijd doch nà 18.30 uur en zonder dat de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur berekend over een periode van maxi- maal één jaar wordt overschreden, volgens xxxxxxx in hoofdzaak werkzaamheden verrichten aan bedrijfsauto’s, geldt de navolgende toeslag.
2. De werkgever zal over de in het vorengaande lid bedoelde uren het uurloon aan de werknemer betalen vermeerderd met een toeslag van 20% per uur.
Aantekening:
De hier bedoelde toeslagregeling kan van toepassing zijn onder de voorwaarde dat die regeling gelijkwaardig moet zijn aan de dagvenstervergoedingsregeling als bedoeld in artikel 61 van deze cao.
BETALING VAN VERSCHOVEN UREN
Artikel 64
1. De verschoven uren, genoemd in artikel 24 lid 6 sub a en b, komen niet voor een toeslag in aanmerking.
2. Voor de verschoven uren, genoemd in artikel 24 lid 6 sub c betaalt de werkgever aan werknemer het uurloon vermeerderd met een toeslag van 20%, als dat uur valt binnen het dagvenster als bedoeld in artikel 24 lid 2.
3. Voor de verschoven uren genoemd in artikel 24 lid 6 sub c, dient met betrekking tot de werknemer, voor wie krachtens gemaakte afspraken een werkweek geldt van minder dan gemiddeld 38 uren per week, berekend over een periode van maximaal één jaar, het salaris te worden herberekend naar een periodesalaris (maandsalaris, dan wel salaris over vier weken) dat van toepassing zou zijn bij een gemiddeld
38-urige werkweek, voordat de toeslag over het salaris wordt berekend.
Aantekening:
Hierbij dient de volgende formule te worden gebruikt:
38 x periode salaris x 0,607% gedeeld door het aantal overeengekomen uren per week, dat wordt gewerkt, vermeerderd met de betreffende overurentoeslag.
38 x € 1500,- x 0,607% is € 345,-. Gedeeld door 19 (uren per week werk) geeft een uurloon van € 18,21.
Dit uurloon vermeerderd met de toeslag van 20% (€ 3,64) geeft een uitbetaling van
€ 21,85.
Aantekening:
Voor het begrip salaris: zie artikel 43 lid 1.
BETALING VAN REISUREN
Artikel 65
1. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing indien de onderhavige vergoedingen zijn inbegrepen in het salaris.
Dit moet blijken uit een schriftelijke verklaring van de werkgever die dient te worden verstrekt vóórdat de vergoeding in de beloning wordt inbegrepen.
2. Indien de werknemer voor het verrichten van werkzaamheden op locatie (karwei- werkzaamheden) moet reizen, zal de werkgever hem de reistijd als volgt vergoeden:
a. bij gebruikmaking van openbare middelen van vervoer: de noodzakelijke reistijd berekend volgens de dienstregeling van het openbaar vervoer;
b. bij gebruikmaking van een eigen of van een door de werkgever ter beschikking gesteld vervoermiddel: de reistijd berekend in redelijke verhouding tot de reistijd volgens het openbaar vervoer over een vergelijkbare afstand.
3. De in lid 2 sub a en b genoemde reistijd komt alleen voor vergoeding in aan- merking voor zover de werknemer langer heeft moeten reizen dan hij normaal nodig heeft naar de plaats waarvoor de dienstbetrekking is aangegaan.
4. De reistijdenvergoeding wordt als volgt berekend:
a. uren buiten het dienstrooster: het uurloon, zijnde 0,607% van het maandsalaris 0,658% van het salaris per vierwekenperiode) per volledig uur;
b. voor uren op zondag en uren binnen en/of buiten het dienstrooster op een in artikel 31 lid 1 genoemde feestdag geldt een toeslag van 85% per volledig uur;
Aantekening:
Bij gedeelten van uren geldt de regeling pro rato.
5. Voor de werknemer, voor wie krachtens gemaakte afspraken een werkweek geldt van minder dan gemiddeld 38 uren per week, berekend over een periode van maximaal één jaar, dient het salaris te worden herberekend naar een periodesalaris
Aantekening:
Voor het begrip salaris: zie artikel 43 lid
6. Indien bij het verrichten van werkzaamheden op locatie (karweiwerkzaamheden) de werktijd inclusief de overeengekomen pauzes en de reistijd (alleen het deel van de reistijd dat de werknemer langer heeft moeten reizen dan hij normaal nodig heeft naar de plaats waarvoor de dienstbetrekking is aangegaan) meer is dan 10,5 uur op een dag, heeft de werknemer het recht om de tijd meer dan 10,5 uur in vrije tijd te compenseren.
Het maximum van de in vrije tijd te compenseren reistijd in verband met werk- zaamheden op locatie (karweiwerk) bedraagt 6 dagen per jaar. Het maximum van de in vrije tijd te compenseren reistijd in verband met werkzaamheden op locatie (karweiwerk) en overwerk samen bedraagt 12 dagen per jaar. De overige uren kunnen alleen in overleg met de werkgever in tijd worden vergoed. Het opnemen vindt overeenkomstig artikel 60 lid 5a plaats.
Aantekening:
Zie ook artikel 60 lid 5a cao.
7. Wanneer werknemers gezamenlijk naar een locatie (karwei) reizen, en een deel van de werknemers geen overwerk wil verrichten, is de werkgever niet gehouden voor die werknemers voor vervangend vervoer zorg te dragen.
PLOEGENTOESL AG
Artikel 66
De werkgever betaalt aan de werknemers die in ploegendienst werken een toeslag van 14% van het maandsalaris dan wel het salaris per vierwekenperiode.
Aantekening:
Voor het begrip salaris: zie artikel 43 lid 1.
Voor omschrijving van ‘ploegendienst’ zie artikel 32 lid 1.
VIII. VERGOEDING VAN REIS- EN VERBLIJFKOSTEN
VERGOEDING VAN REISKOSTEN
Artikel 67
1. Indien de werknemer voor het verrichten van werkzaamheden waarvoor de dienst- betrekking is aangegaan moet reizen, zal de werkgever hem, met inachtneming van hetgeen is bepaald in lid 2 van dit artikel, ter zake van reiskosten de volgende vergoeding geven:
a. bij gebruikmaking van openbare middelen van vervoer: de werkelijk gemaakte kosten in de laagste klasse;
b. bij gebruikmaking van vervoer waarin door de werkgever wordt voorzien: geen vergoeding;
c. bij gebruikmaking van een eigen vervoermiddel van de werknemer, mits dit gebeurt in opdracht en/of met toestemming van de werkgever: een redelijke vergoeding.
Van de werkgever wordt verwacht dat hij zich ervan overtuigt dat het vervoer- middel in deugdelijke staat verkeert en verzekerd is volgens de normen van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen.
2. Van de onder lid 1 sub a en c bedoelde reiskosten komen alleen voor vergoeding in aanmerking de meerdere kosten die de werknemer heeft moeten maken boven de kosten die hij normaal maakt om te komen op de plaats waarvoor de dienstbetrek- king is aangegaan.
3. Werknemers, die langer dan een week buiten hun vaste woonplaats moeten over- nachten, zullen elke week in de gelegenheid worden gesteld om na afloop van de voor het betreffende werk vastgestelde wekelijkse werktijd naar huis te reizen. Indien echter de werkzaamheden vorderen, dan wel de reisverbinding daartoe aan- leiding geeft kan de werkgever na overleg met de werknemer hiervan
afwijken. De afreis naar het karwei zal op maandag per eerste gelegenheid gebeuren, maar behoeft, behoudens bijzondere omstandigheden, niet eerder aan te vangen dan omstreeks zes uur des morgens.
Aantekening:
Onder bijzondere omstandigheden is in dit verband te verstaan: een abnormaal grote afstand en/of moeilijke reisgelegenheid.
4. Onverminderd het bepaalde in lid 3 heeft de in dat lid bedoelde werknemer ter zake van een feestdag als genoemd in artikel 31 lid 1 recht op een betaalde reis naar huis.
VERGOEDING VAN VERBLIJFKOSTEN
Artikel 68
1. Indien de werknemer werkzaamheden moet verrichten buiten de plaats waarvoor de dienstbetrekking is aangegaan zal de werkgever hem vergoeden:
a. pensionkosten, indien de noodzakelijke reistijd en/of moeilijke reisgelegenheid noodzakelijk maken dat de werknemer overnacht in een door de werkgever goed te keuren pension;
b. verblijfkosten, in redelijke omvang naar gelang van de omstandigheden.
2. Lid 1 sub b is eveneens van toepassing wanneer de werknemer als gevolg van hem plotseling opgedragen overwerk des avonds twee uur of langer na het einde van de dagelijkse werktijd het werk verlaat, tenzij door de werkgever voor een maaltijd wordt gezorgd.
ANDERE REGELINGEN
Artikel 69
Bestaande ondernemingsgewijze regelingen die ten minste gelijkwaardig zijn aan het bepaalde in artikel 65 alsook aan het bepaalde in de artikelen van dit hoofdstuk, kun- nen met een beroep op deze artikelen niet dan in overleg met de werknemer
worden gewijzigd.
IX. VAKANTIE EN VAKANTIEBIJSLAG
DEFINITIE VAKANTIEDAG
Artikel 70
Onder een vakantiedag wordt in de volgende artikelen verstaan een dag waarop de werknemer volgens zijn dienstrooster zou werken als hij op die dag geen vakantie zou hebben.
VAKANTIERECHTEN
Artikel 71
1. De werknemer voor wie een dienstrooster van vijf dagen per week geldt op basis van een gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van 38 uren berekend over een periode van maximaal één jaar, ontvangt 192 vakantie-uren ( in de regel 24 vakantiedagen) per jaar.
2. Bij een voor de werknemer geldend dienstrooster op basis van een kortere gemiddelde wekelijkse arbeidsduur heeft de werknemer recht op vakantie naar evenredigheid.
3. Bij een dienstverband gedurende een gedeelte van het kalenderjaar heeft de werk- nemer recht op vakantie naar evenredigheid.
INZETBAARHEIDSUREN VOOR OUDERE WERKNEMERS
Artikel 72
1. Op 1 juli 2012 is de regeling extra vakantiedagen voor oudere werknemers, vervangen door onderstaande regeling met betrekking tot inzetbaarheidsuren.
2. De werknemer die op 30 juni respectievelijk op 31 december van het lopende jaar ten minste zes maanden onafgebroken in dienst van de werkgever is, verwerft boven de vakantie genoemd in artikel 71 mede telkenmale op voormelde tijdstippen:
a | Xxxxxxxx 00 jaar of ouder | 12 inzetbaarheidsuren (in de regel anderhalve inzetbaarheidsdag) |
b | Xxxxxxxx 00 jaar of ouder | 16 inzetbaarheidsuren (in de regel twee inzetbaarheidsdagen) |
c | Leeftijd 57,5 jaar | 28 inzetbaarheidsuren (in de regel drie en een halve inzetbaarheidsdag) |
d | Xxxxxxxx 00 jaar of ouder | 40 inzetbaarheidsuren (in de regel vijf inzetbaarheidsdagen) |
e | Xxxxxxxx 00 jaar | 48 inzetbaarheidsuren (in de regel zes inzetbaarheidsdagen) |
f | Xxxxxxxx 00 jaar of ouder | 52 inzetbaarheidsuren (in de regel zes en een halve inzetbaarheidsdag) |
Voorbeelden:
1. De werknemer is jarig in de periode 1 januari t/m 30 juni.
Wordt hij in die periode 61 jaar, dan heeft hij in dat jaar recht op extra inzetbaarheidsuren nl.:
per 30 juni 52 inzetbaarheidsuren (in de regel 6 1/2 dag)
per 31 december 52 inzetbaarheidsuren (in de regel 6 1/2 dag)
in totaal 104 inzetbaarheidsuren (in de regel 13 dagen)
2. De werknemer is jarig in de periode van 1 juli t/m 31 december. Wordt hij in die periode 61 jaar, dan heeft hij in dat jaar recht op extra inzetbaarheidsuren nl.:
per 30 juni (hij is dan nog 60 jaar) 48 inzetbaarheidsuren (in de regel 6 dagen) per 31 december 52 inzetbaarheidsuren (in de regel 6 1/2 dagen)
in totaal 100 inzetbaarheidsuren (in de regel 12 1/2 dag)
In beide voorbeelden is aangenomen dat de werknemer op 30 juni en 31 december ten minste zes maanden in dienst is.
3. In afwijking van het gestelde in lid 1 geldt voor de werknemer, die op 1 juli 2012 61 jaar of ouder was en tenminste zes maanden onafgebroken in dienst van de
werkgever is, dat hij boven de vakantie genoemd in artikel 71 telkens op 30 juni en 31 december van het lopende jaar niet meer inzetbaarheidsuren verwerft dan het aantal inzetbaarheidsuren waarop hij per 30 juni 2012 recht had. Indien deze werk- nemer na 30 juni 2012 in dienst treedt van een andere werkgever in de Motorvoer- tuigen en Tweewielerbranche behoudt hij boven de vakantie genoemd in artikel 71 telkens op 30 juni en 31 december van het lopende jaar hetzelfde aantal inzetbaar- heidsuren als het aantal inzetbaarheidsuren waarop hij per 30 juni 2012 recht had op grond van het in lid 1 bepaalde.
Aantekening:
Voor de werknemer als bedoeld in lid 3 geldt dat hij per 30 juni 2012 recht had op:
52 inzetbaarheidsuren (in de regel 6,5 dag) | |
Indien hij 62 jaar was | 56 inzetbaarheidsuren (in de regel 7 dagen) |
Indien hij 63 jaar was | 60 inzetbaarheidsuren (in de regel 7,5 dag) |
Indien hij 64 jaar was | 64 inzetbaarheidsuren (in de regel 8 dagen) |
Voorbeeld
De werknemer is in de periode van 1 januari tot en met 30 juni 2012 62 jaar en wordt op 1 oktober 2012 63 jaar:
per 30 juni 2012 56 inzetbaarheidsuren (in de regel 7 dagen)
per 31 december 2012 56 inzetbaarheidsuren (in de regel 7 dagen) in totaal 112 inzetbaarheidsuren (in de regel 14 dagen)
De werknemer ontvangt per 31 december dus niet het aantal uren behorende bij een 63-jarige maar blijft het aantal uren behouden waar hij op 30 juni 2012 recht had. In dit geval dus 56 vakantie-uren in plaats van 60 vakantie-uren.
4. De werknemer moet de inzetbaarheidsuren binnen anderhalf jaar een bestemming geven als de werkgever daartoe verzoekt. De werknemer bepaalt na overleg met zijn werkgever de bestemming van de inzetbaarheidsuren, die altijd materieel gelijk is aan de waarde van de in de tabel van lid 2 onder a t/m f genoemde uren.
De inzetbaarheidsuren kunnen worden bestemd voor bijvoorbeeld ontziedagen, extra vakantie, voorafgaand aan pensioen, in geld, of scholing en ontwikkeling.
INHOUDING VAKANTIEDAG BIJ TWEEDE ZIEKMELDING
Artikel 73
Ten aanzien van de werknemer die zich gedurende een kalenderjaar voor de tweede keer arbeidsongeschikt meldt anders dan ten gevolge van zwangerschap en/of beval- ling, zal de werkge-ver één dag waarop niet wordt gewerkt vanwege arbeidsonge- schiktheid aanmerken als een door de werknemer opgenomen verlofdag.
Het aantal van het vakantietegoed van de werknemer af te schrijven uren is gelijk aan het aantal uren dat de werknemer op de eerste dag van arbeidsongeschiktheid vol- gens dienstrooster had moeten werken met een maximum van 8 uren. De werknemer heeft tenminste recht op het wettelijk minimum aantal vakantiedagen.
Aantekening:
Zie ook artikel 90.
BEPERKING VAN DE VAKANTIERECHTEN
Artikel 74
1. De werknemer verdient geen vakantie over de tijd, gedurende welke hij wegens het niet verrichten van de bedongen arbeid geen aanspraak heeft op zijn salaris.
2. In afwijking van het in lid 1 bepaalde verdient de werknemer toch vakantie over de tijd gedurende welke hij geen recht op salaris heeft:
a. in de gevallen als genoemd in de artikelen 86 lid 1 sub b en 87,
b. in het geval de werknemer die op 1 mei van het kalenderjaar
- de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt,
- de bedongen arbeid niet verricht wegens het volgen van onderricht waartoe hij door de werkgever in de gelegenheid is gesteld.
De vrouwelijke werknemer verdient vakantie over de tijd waarin zij niet in staat is de bedongen arbeid te verrichten ten gevolge van zwangerschap en bevalling.
Aantekening:
3. De in lid 2 bedoelde vakantieaanspraken vervallen als de arbeidsovereenkomst door de werknemer wordt beëindigd voordat de werkzaamheden zijn hervat, tenzij beëindiging van de arbeidsovereenkomst plaatsvindt op grond van een daartoe strekkend schriftelijk medisch advies.
XXXXXXXXXXXXXX XXXXXXXX
Artikel 75
1. De aaneengesloten vakantie wordt als regel genoten tussen 30 april en 1 oktober en omvat, tenzij het bedrijfsbelang zich daartegen verzet, 21 of meer kalenderdagen. Als het bedrijfsbelang zich verzet tegen een aaneengesloten vakantie van 21 of meer kalenderdagen, omvat de aaneengesloten vakantie ten minste 14 of meer kalenderdagen. De vaststelling van de aaneengesloten vakantie gebeurt door de werkgever in overleg met de betrokken werknemer, mits de werknemer deze tijdig aanvraagt en zijn aanspraken toereikend zijn.
2. Voor 1 januari kan de werkgever, na overleg met de OR, PVT dan wel de werk- nemersdelegatie, vaststellen wanneer een aaneengesloten vakantie collectief zal worden gehouden. In individuele gevallen kan hiervan in overleg tussen de werk- gever en de betrokken werknemer worden afgeweken.
Voor ondernemingen met een wettelijk verplichte OR geldt dat voor het vaststellen van een collectieve aaneengesloten vakantie de instemming van de OR vereist is.
VASTSTELLEN VERLOFDAGEN
Artikel 76
1. De vaststelling van de individuele verlofdagen gebeurt door de werkgever in over- leg met de werknemer, mits de werknemer deze ten minste twee werkdagen van te voren aanvraagt en zijn aanspraken toereikend zijn. Religieuze feestdagen voor Nederlandse en buitenlandse werknemers, 1 mei en andere feestdagen, buiten die genoemd in artikel 31 lid 1, waarop vrijaf wordt genomen, gelden als individuele verlofdagen.
Aantekening:
Het verdient aanbeveling dat de werkgever elk jaar in de maand januari aan de werknemer
opgave doet van het aantal vakantiedagen dat de werknemer nog toekomt per 1 januari van dat jaar.
2. De werkgever is bevoegd om na overleg met de OR, PVT dan wel de werknemers- delegatie ten hoogste drie collectieve verlofdagen vast te stellen. De vaststelling van collectieve verlofdagen gebeurt zo tijdig mogelijk.
Aantekening:
Zie ook artikel 9.
BEREKENING VAN OPGENOMEN VAKANTIEDAGEN
Artikel 77
1. Als de werknemer vakantie opneemt op een dag die hij volgens zijn dienstrooster zou werken, wordt zijn vakantietegoed verminderd met het aantal uren dat hij volgens zijn dienstrooster zou werken.
2. Als de werknemer vakantie opneemt tijdens arbeidsongeschiktheid, dan wordt zijn vakantietegoed verminderd met het aantal uren dat hij bij arbeidsgeschiktheid zou hebben gewerkt.
3. Bij collectief vastgestelde vakantiedagen wordt het vakantietegoed van werknemer verminderd, tenzij hij arbeidsongeschikt is. In afwijking hiervan wordt ook bij arbeidsongeschiktheid het vakantietegoed verminderd, indien de werknemer vrij wil zijn van zijn re-integratieverplichtingen.
DOORBETALING VAN XXX XXXX TIJDENS VAKANTIE
Artikel 78
1. De werknemer heeft tijdens het opnemen van vakantie recht op doorbetaling van het salaris, zoals bedoeld in artikel 43 lid 1.
2. Als in een onderneming een collectieve vakantie geldt, behoudt de werknemer, wiens aanspraak op deze vakantie niet toereikend is en die niet kan worden tewerkgesteld, aanspraak op doorbetaling van salaris, vermeerderd met een even- tueel van toepassing zijnde ploegentoeslag. Hetzelfde geldt voor collectieve verlof- dagen.
AFWIKKELING VAN TE VEEL OF TE WEINIG OPGENOMEN VAKANTIE-UREN
Artikel 79
1. Tijdens de dienstbetrekking kan de werkgever de door de werknemer te veel opge- nomen (gedeelten van) vakantie-uren doen inhalen of in mindering brengen op te verdienen vakantie.
2. Nog niet opgenomen (gedeelten van) vakantie-uren kunnen tijdens de dienst- betrekking niet worden vervangen door een uitkering in geld.
Aantekening:
Het gestelde in lid 2 conflicteert niet met artikel 42.
3. Bij het einde van de dienstbetrekking kan de werkgever de door de werknemer te veel opgenomen (gedeelten van) vakantie-uren verrekenen met hetgeen hij aan deze werknemer verschuldigd is, als de beëindiging van het dienstverband gebeurt op verzoek van de werknemer.
4. Bij beëindiging van het dienstbetrekking heeft de werknemer aanspraak op vergoeding wegens door hem te weinig opgenomen (gedeelten van) vakantie-uren. Ter zake van de hoogte van de vergoeding is artikel 43 lid 1 van overeenkomstige toepassing.
Aantekening:
Werkgever en werknemer kunnen overeenkomen dat door de werknemer te weinig opgenomen (gedeelten van) vakantie-uren tijdens de opzeggingstermijn worden opgenomen.
5. Bij beëindiging van het dienstverband wegens een dringende reden of tijdens de proeftijd, zullen de door de werknemer te veel of te weinig opgenomen (gedeelten van) vakantie-uren in geld worden verrekend.
De provisie wordt echter uitsluitend in de berekening betrokken als over de vakantie-uren waarvoor vergoeding plaatsvindt, recht op provisie bestaat.
Als verdiende provisie geldt de provisie die is verdiend gedurende de laatste 12 kalendermaanden direct voorafgaande aan de datum van het einde van de dienst- betrekking, herleid naar het aantal vakantie-uren waarover de vergoeding dient te worden berekend.
In geval van arbeidsongeschiktheid gedurende de laatste 12 kalendermaanden direct voorafgaande aan de datum van het einde van het dienstverband, zullen als de laatste 12 kalendermaanden gelden de laatste 12 kalendermaanden gedurende welke de functie bij arbeidsgeschiktheid feitelijk is uitgeoefend.
7. Bij het einde van het dienstverband verstrekt de werkgever aan de werknemer een schriftelijke verklaring waaruit blijkt xxxxxxx vakantie-uren de werknemer niet heeft opgenomen doch wel heeft uitbetaald gekregen.
VERVAL VAN VAKANTIERECHTEN
Artikel 80
1. De werknemer die bij de aanvang van de voor hem vastgestelde aaneengesloten vakantie of van één of meer van de door hem vastgestelde vakantie-uren arbeids- ongeschikt is, ontvangt de vakantie-uren waarvan hij geen gebruik heeft kunnen maken op een andere tijd, maar uiterlijk vijf jaar na de laatste dag van het kalender- jaar waarin het recht op vakantie is ontstaan.
2. Als werkgever en werknemer van mening verschillen over de vraag of dan wel in hoeverre de werknemer van vakantie-uren gebruik heeft kunnen maken, kan het geschil ter beslissing worden voorgelegd aan de Bedrijfsraad.
3. Als de werknemer dat wenst, kan hij de bovenwettelijke vakantiedagen sparen tot een maximum van 13 maal de overeengekomen arbeidsduur (65 dagen bij een full time dienstverband). Die gespaarde vakantiedagen vervallen en verjaren niet.
VAKANTIEBIJSL AG
Artikel 81
1. De werknemer heeft, met inachtneming van het bepaalde in artikel 84, aanspraak op vakantiebijslag van 8% over hetgeen hij sinds de laatst verschenen eerste juli heeft verdiend.
Bij de in de vorige volzin bedoelde verdienste blijven – tenzij in de onderneming een andere regeling bestaat – buiten beschouwing: overwerk, tijdelijke werktijdver- korting, reisuren vallende buiten de dagelijkse arbeidstijd, onkostenvergoedingen, de dertiende maand, de dagvenstertoeslag als deze minder dan 30 dagen per jaar is uitgekeerd, winstdelingsregelingen e.d. en éénmalige uitkering(en), tenzij in de onderneming een andere regeling bestaat. Vergoedingen in verband met beloningssystemen als bedoeld in artikel 53 behoren wel tot de in de eerste volzin van dit lid bedoelde verdienste.
Aantekening:
Voorbeeld: als de dagvenstertoeslag 34 dagen over een kalenderjaar is toegekend, geldt de gehele toeslag over die 34 dagen.
2. De vakantiebijslag dient op 30 juni te zijn uitbetaald, dan wel op de datum van beëindiging van de dienstbetrekking.
3. De vakantiebijslag wordt verminderd met een evenredig deel van het in lid 1 bepaalde:
a. voor de tijd die de werknemer voor eigen rekening vrijaf neemt;
b. voor de tijd die de werknemer sinds de laatstverschenen eerste juli zijn werk- zaamheden niet heeft verricht anders dan ten gevolge van arbeidsongeschikt- heid of werktijdverkorting, waarbij de eerste maand buiten beschouwing blijft.
4. Ten aanzien van verkopers moet onder salaris als bedoeld in lid 1 worden verstaan: het basissalaris over de periode 1 juli/30 juni + de in die periode uitbetaalde provisie. De voor verkopers verschuldigde vakantiebijslag is niet hoger dan 8%
van driemaal het wettelijk minimumloon per jaar.
Aantekeningen:
Aanbevolen wordt dat de werkgever met de werknemer die in dienst van de werkgever terugkeert na verblijf in militaire dienst, een regeling treft t.a.v. de toe te kennen vakantiebijslag.
vervallen
Artikel 83
vervallen
MINIMUM-VAKANTIEBIJSL AG
Artikel 84
1. De werknemer die op 1 november 2014 in dienst is of nadien in dienst treedt en die op 30 juni 2016 de leeftijd van 23 jaar doch niet die van de AOW gerechtigde leef- tijd heeft bereikt, ontvangt een vakantiebijslag van tenminste € 151,86 per maand (€ 139,66 per vierwekenperiode) in de periode van 1 oktober 2014 tot 1 oktober 2016.
2. De werknemer die op 1 september 2016 in dienst is of nadien in dienst treedt en die op 30 juni 2017 de leeftijd van 23 jaar doch niet die van de AOW gerechtigde leeftijd heeft bereikt, ontvangt een vakantiebijslag van tenminste € 159,19 per maand (€ 146,39 per vierwekenperiode) in de periode van 1 september 2016 tot 1 juli 2017.
3. De werknemer die op 1 juli 2017 in dienst is of nadien in dienst treedt en die op 30 juni 2018 de leeftijd van 23 jaar doch niet die van de AOW gerechtigde leeftijd heeft bereikt, ontvangt een vakantiebijslag van tenminste € 160,38 per maand (€ 147,49 per vierwekenperiode) in de periode van 1 juli 2017 tot 1 februari 2018.
4. De werknemer die op 1 februari 2018 in dienst is of nadien in dienst treedt en die op 30 juni 2018 de leeftijd van 23 jaar doch niet die van de AOW gerechtigde leef- tijd heeft bereikt, ontvangt een vakantiebijslag van tenminste € 163,19 per maand (€ 150,07 per vierwekenperiode) in de periode vanaf 1 februari 2018.
Aantekening:
De minimum-vakantiebijslag per maand die gold vanaf 1 november 2014 is per 1 september 2016 verhoogd met 2%, per 1 juli 2017 met 0,75% en per 1 februari 2018 met 1,75%.
KORT VERLOF
Artikel 85
Met uitsluiting van het bepaalde in het derde en vierde lid van artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek wordt bij verzuim, voor zover dit binnen de dagelijkse werktijd noodzakelijk is, met doorbetaling van salaris in de hierna te noemen gevallen en over de daarbij vermelde duur vrijaf gegeven:
a. over vier dagen aaneengesloten bij:
- overlijden van de xxxxxxxxxxxxx, een inwonend kind of pleegkind;
b. over twee dagen aaneengesloten bij:
- huwelijk of geregistreerd partnerschap van de werknemer;
c. over één dag bij:
- bevalling van de levenspartner;
- adoptie door de werknemer;
- huwelijk van een ouder, ouder van de levenspartner, kind, kleinkind, broer, zus, broer en/of zus van de levenspartner;
- overlijden van een ouder, levenspartner van de ouder, ouder van de levens- partner, niet-inwonend kind of pleegkind, broer of zus;
- bijwoning van de begrafenis of crematie van een ouder, levenspartner van de ouder, ouder van de levenspartner, niet-inwonend kind of pleegkind, broer of zus;
- overlijden of bijwoning van de begrafenis of crematie van een grootouder van de werknemer of van diens levenspartner, kleinkind, xxxxxxxxxx, schoon- dochter, broer en/of zus van de levenspartner, alsook de levenspartner van (laatstgenoemde) broer of zus;
- 25 jarig en 40 jarig huwelijksfeest van de werknemer;
- keuring voor verplichte militaire dienst, waarbij doorbetaling van salaris slechts behoeft plaats te vinden wanneer de werknemer geen tegemoetkoming van het Ministerie van Defensie ontvangt;
- professie van een kind, broer of zus of priesterwijding van een kind of broer;
- 25-, 40-, 50-, en 60 jarig huwelijksfeest van de ouders, dan wel van de ouders van de levenspartner;
d. - over de tijd nodig voor het doen van een examen waaronder begrepen maximaal één herexamen voor een diploma of getuigschrift krachtens de Wet educatie en beroepsonderwijs;
- over de tijd nodig voor het doen van een vakexamen voor een ander erkend diploma – mits dit in het belang van het bedrijf is – indien een verzuim van niet langer dan twee dagen nodig is;
e. over een door de werkgever naar redelijkheid te bepalen tijd tot ten hoogste één dag bij:
- vervulling van een bij wettelijk voorschrift of door de overheid zonder geldelijke vergoeding opgelegde verplichting, voor zover deze verplichting persoonlijk moet worden nagekomen;
f. over ten hoogste twee uren bij:
- uitoefening van de kiesbevoegdheid.
Onder levenspartner als in het voorafgaande bedoeld onder a en c wordt verstaan de echtgenoot dan wel echtgenote van de werknemer, dan wel degene, geen ouder, broer of zus van de werknemer, met wie de werknemer duurzaam een gezamenlijke huis- houding voert en waarvan de naam door de werknemer vooraf aan de werkgever bekend is gemaakt.
Onder levenspartner van de ouder als bedoeld in het voorafgaande bij het derde en vierde gedachtestreepje onder c, wordt verstaan de echtgenoot dan wel echtgenote van de ouder dan wel degene, geen ouder, broer of zus van de ouder zijnde, met wie de ouder duurzaam een gezamenlijke huishouding voert.
Aantekeningen:
1. Zie bijlage 5 voor verlof in verband met doktersbezoek.
2. De werkgever wordt aanbevolen de jeugdige werknemer die een avondschool bezoekt, daartoe tijdig vrijaf te geven.
3. Het kort verlof mag geenszins als een extra vakantie worden beschouwd. Indien b.v. één van de gebeurtenissen die aanleiding kunnen zijn tot kort verlof in de vakantie of op een vrije dag valt, heeft de werknemer na afloop van de vakantie of de vrije dag geen recht meer op de kort verlofdagen tenzij verlof ten gevolge van die gebeurtenis alsnog noodzakelijk is.
4. Voor de wettelijke verlofregelingen zie xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx.
BIJZONDER VERLOF
Artikel 86
1. Aan de werknemer die lid is van een werknemersorganisatie zal, mits het verzoek daartoe tijdig door de v.v. aan de werkgever kenbaar is gemaakt, vrijaf worden gegeven:
a. met doorbetaling van salaris over de tijd nodig voor het bijwonen als officieel afgevaardigde van een bijeenkomst van één van de volgende colleges van zijn organisatie:
- congres, bedrijfsafdeling, bedrijfsgroepafdeling, ledenparlement en landelijke sectorraad Metaal en Techniek (FNV);
- congres, bestuursraad, bedrijfsgroepsbestuur en landelijke bedrijfsgroeps- vergadering (De Unie);
- congres, bestuursraad, bedrijfsgroepsbestuur en landelijke bedrijfsgroeps- vergadering (De Unie);
b. voor eigen rekening over de tijd nodig voor het deelnemen aan cursussen en/of scholingsactiviteiten van zijn organisatie.
Het vorenbedoelde verzoek kan alleen worden geweigerd als aannemelijk wordt gemaakt dat inwilliging van het verzoek de bedrijfsbelangen ernstig schaadt dan wel de normale uitoefening van de functie van de werknemer ernstig in gevaar brengt.
Aantekening:
Zie ten aanzien van vakbondskaderleden ook punt 3 van het voorwoord van deze cao.
2. De werknemer die lid is van het Verantwoordingsorgaan van de Stichting Pensioen- fonds Metaal en Techniek zal vrijaf worden gegeven met doorbetaling van salaris over de tijd die nodig is voor het bijwonen van vergaderingen van het Verantwoordingsorgaan.
Aantekening:
PMT vergoedt aan de werkgever de loonkosten van de uren die nodig zijn voor het bijwonen van vergaderingen van het Verantwoordingsorgaan.
VERLOF VOOR EIGEN REKENING
Artikel 87
1. De werknemer, die in het bezit is van een verklaring waaruit blijkt xxxxxxx vakantie- uren hij nog te goed had bij een vorige werkgever, heeft aanspraak op verlof voor eigen rekening over dat aantal uren.
2. De werkgever is niet verplicht de werknemer deze verlofuren te verlenen als de werknemer niet voor het aangaan van het dienstverband hiervan mededeling heeft gedaan.
LEVENSLOOP
Artikel 88
Als de werknemer gebruik maakt van zijn gespaarde tegoed in het kader van de Levensloopregeling geldt het volgende:
1. Het verlof kan zowel in vol- als in deeltijd worden opgenomen;
3. De werkgever neemt een beslissing op het verzoek na overleg met de werknemer binnen een maand na ontvangst van het verzoek.
4. De werkgever willigt het verzoek in, als de werknemer met verlof wil gaan voor een periode van niet langer dan 2 jaar direct voorafgaand aan het moment waarop hij met pensioen gaat.
Aantekening
Per 1 januari 2012 is de levensloopregeling afgeschaft. Werknemers met een tegoed van € 3000,- of meer per 31 december 2011, kunnen blijven opbouwen in de levensloopregeling tot uiterlijk 1 januari 2022.
Voor meer informatie zie xxx.xxxxxxxxxxxx.xx
GEDWONGEN VERZUIM
Artikel 89
1. Bij gedwongen verzuim behoudt de werknemer het recht op het naar tijdruimte vastgestelde loon als hij de overeengekomen arbeid niet heeft verricht door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werkgever behoort te komen. Gedurende maximaal de eerste zes maanden van de arbeidsovereenkomst kan hier ten nadele van de werknemer van worden afgeweken. Hierbij worden conform artikel 7:628 lid 6 BW opvolgende arbeidsovereenkomsten samengeteld.
2. In afwijking van het eerste lid is de werkgever, indien niet kan worden gewerkt wegens gedwongen verzuim ten gevolge van vorst, harde wind of hoge water- stand, niet verplicht tot enige betaling van salaris zoals bedoeld in artikel 43 lid 1, behoudens het bepaalde in lid 3 van dit artikel.
3. Over elke (volle) dag, dat ten gevolge van de in het vorige lid bedoelde oorzaken niet gewerkt kan worden, verstrekt de werkgever op de aan de werk- nemer verstrekte uitkering krachtens de Werkloosheidswet een aanvulling tot
100% van het voor de werknemer geldende individueel overeengekomen salaris, vermeerderd met een eventueel van toepassing zijnde ploegentoeslag.
Bij elke periode van vorst of hoge waterstand moet ten hoogste twee weken de hiervoor genoemde aanvulling worden betaald.
In een eenmaal begonnen vorstperiode of periode van hoge waterstand wordt de periode van twee weken geacht te zijn onderbroken indien er minimaal op drie aaneengesloten dagen arbeid is verricht. Na deze drie dagen begint een nieuwe periode van ten hoogste twee weken aanvulling voor de werkgever te lopen, indien en voor zover er nog sprake is van een gedwongen verzuim ten gevolge van vorst of hoge waterstand.
In geval de werknemer op grond van de zogeheten referte-eis geen uitkering
krachtens de Werkloosheidswet krijgt, behoudt de werknemer recht op een aan- vulling van het salaris door de werkgever tot 100%.
4. Bij invoering door de werkgever van een door de bevoegde instantie goed- gekeurde tijdelijke werktijdverkorting (verkorting tot een 0 uren week daaronder begrepen) betaalt de werkgever geen salaris over de tijd waarin geen arbeid is verricht.
5. Wanneer de werknemer ten opzichte van het Uitvoeringsinstituut Werknemers- verzekeringen (UWV) waarbij de werkgever is aangesloten aanspraak heeft op uitkering krachtens de werkloosheidswet omdat de werkgever ingevolge het bepaalde in het voorgaande lid niet verplicht is tot betaling van salaris, vermeer- derd met een eventueel van toepassing zijnde ploegentoeslag, wordt deze uitkering door de werkgever aangevuld tot het gederfde salaris.
Aantekening:
Door gedwongen verzuim wordt het dienstverband niet verbroken.
DEFINITIE
Artikel 90
1. Onder arbeidsongeschiktheid in dit hoofdstuk wordt verstaan het ongeschikt zijn tot werken ten gevolge van ziekte, ongeval, gebrek, zwangerschap en/of bevalling, een en ander zoals omschreven in de Ziektewet (ZW), de Wet op de Arbeids- ongeschiktheids- verzekering (WAO).
2. Als eerste dag van de arbeidsongeschiktheid wordt beschouwd de dag, waarop niet is gewerkt of het werken tijdens de werktijd is gestaakt.
3. Als dag van arbeidsongeschiktheid wordt ook beschouwd de dag vallend binnen het dienstrooster waarop ten gevolge van arbeidsduurverkorting niet wordt gewerkt.
4. Als dag van arbeidsongeschiktheid wordt voorts beschouwd de dag waarop niet wordt gewerkt ingevolge een dienstrooster als bedoeld in artikel 25 lid 4.
AANVULLEND INVALIDITEITSPENSIOEN
Artikel 91
1. Er is een N.V. ‘N.V. Schadeverzekering Metaal en Technische Bedrijfstakken’.
2. De N.V. heeft ten doel om, op de voet en onder de voorwaarden als in de betref- fende reglementen nader is bepaald, onder meer het aanbieden en verzorgen van schadeverzekeringen ter dekking van financieel risico als gevolg van arbeids- ongeschiktheid.
De N.V. stelt zich ook ten doel om gelden te innen en beheren ter financiering van vorengenoemde doeleinden.
3. De uitvoering van de in lid 2 omschreven doeleinden wordt nader geregeld in de daartoe naast deze cao overeengekomen cao Aanvullend Invaliditeitspensioen Me- taal en Technische Bedrijfstakken.
4. De werkgever kan van de gedifferentieerde premie voor de WGA, verminderd met de rentehobbeltoeslag, maximaal 50% verhalen op de werknemer.
MELDING
Artikel 92
1. Xxxxxxx van arbeidsongeschiktheid is de werknemer verplicht hiervan ten spoedig- ste kennis te geven of te doen geven aan de werkgever. Als de werknemer op de eerste dag van de arbeidsongeschiktheid tot werken niet op het werk verschijnt, dient de in de vorige zin bedoelde kennisgeving uiterlijk om 09.00 uur des voor- middags te gebeuren.
Aantekening:
Zie voor gedragsregels bij arbeidsongeschiktheid bijlage 4.
2. Ter voorkoming van misbruik is de werkgever bevoegd om, ingeval hij aannemelijk maakt dat de werknemer zich ten onrechte arbeidsongeschikt heeft gemeld, hetzij de eerste dag van de ziekte aan te merken als een door de werknemer opgenomen verlofdag, hetzij over die dag de doorbetaling van het salaris achterwege te laten.
ZWANGERSCHAPS- EN BEVALLINGSVERLOF
Artikel 93
1. Het wettelijke zwangerschaps- en bevallingsverlof bedraagt zestien weken.
De vrouwelijke werknemer heeft in verband met de bevalling recht op verlof gedurende maximaal zes weken en minimaal vier weken voor de vermoedelijke bevallingsdatum en gedurende minimaal tien weken na de bevallingsdatum.
2. Uiterlijk drie weken voordat zij het verlof wenst op te nemen, moet de vrouwelijke werknemer dit kenbaar maken aan de werkgever door middel van een zwanger- schapsverklaring van een arts of verloskundige met de uitgerekende datum.
3. De werkgever doet de aanvraag van een uitkering in verband met zwangerschap en bevalling bij UWV, uiterlijk twee weken voor de datum van ingang van het zwangerschapsverlof.
Aantekening:
Op de website xxx.xxxxxxxx.xx is de integrale tekst van de Wet Arbeid en Zorg te lezen..
AANVULLING VAN SAL ARIS
Artikel 94
1 a. De werkgever is bij gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van de werk- nemer gedurende een tijdvak van maximaal 24 maanden gehouden het salaris aan de werknemer door te betalen dat de werknemer bij arbeidsgeschiktheid zou hebben verdiend, waarbij geldt dat gedurende de eerste zes maanden 100% van dat salaris wordt doorbetaald en gedurende de volgende 18 maanden 90% van dat salaris wordt doorbetaald. Gedurende de eerste 12 maanden bedraagt de doorbetaling van salaris bij ziekte ten minste het niveau van de wet minimumloon (WML).
b. In afwijking van het in lid 1 sub a gestelde wordt aan de werknemer die het werk gedeeltelijk dan wel op arbeidstherapeutische basis hervat gedurende de in lid 1 sub a bedoelde periode van maximaal 24 maanden tijdens die periode van werkhervatting 100% van het salaris door de werkgever doorbetaald dat de werknemer bij arbeidsgeschiktheid zou hebben verdiend.
Aantekening:
onder een periode van arbeids-therapie wordt verstaan het tijdvak dat de werknemer op basis van een gestructureerd plan van de arbo-arts c.q. bedrijfsarts in het kader van herstel, werkzaamheden gaat verrichten tegen geen of verminderde loonwaarde.
c. In afwijking van het in lid 1 sub a gestelde wordt aan de werknemer waarvan is vastgesteld dat die geen kans op herstel heeft en niet beschikt over een resterende verdiencapaciteit gedurende de in lid 1 sub a bedoelde periode van maximaal 24 maanden 100% van het salaris door de werkgever doorbetaald dat de werknemer bij arbeidsgeschiktheid zou hebben verdiend.
Als werkgever en werknemer twijfelen over de toepasselijkheid van de vorige volzin kan de werknemer eerder dan na twee jaar een aanvraag voor een
IVA-uitkering indienen bij het uitvoeringsorgaan. Deze aanvraag moet vergezeld gaan van een verklaring van de bedrijfsarts dat er naar zijn mening sprake is van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid en geen kans op herstel.
De verklaring van de bedrijfsarts moet mede gebaseerd zijn op een verklaring van de behandelende medisch specialist.
2. De in lid 1 bedoelde salarisdoorbetaling wordt verminderd met:
a. het bedrag van enige – ongekorte – geldelijke uitkering die de werknemer toekomt dan wel zou kunnen toekomen krachtens enige wettelijk voor- geschreven verzekering.
Het bedrag waarmee deze uitkering eventueel verlaagd is als gevolg van een sanctie van de uitkeringsinstantie vanwege een aan de werknemer verwijtbare omstandigheid, dient daarbij gerekend te worden als de geldelijke uitkering als
bedoeld in de vorige volzin;
b. het bedrag waar de werknemer recht op heeft dan wel recht op had kunnen hebben indien hij zich heeft dan wel had verzekerd voor een aanvullend invaliditeitspensioen bij de N.V. Schadeverzekering Metaal en Technische Bedrijfstakken, tenzij het niet verzekerd zijn het gevolg is van handelen of nalaten van de werkgever;
c. het bedrag dat in verband met premievrijstelling door het pensioenfonds niet bij de werknemer wordt ingehouden, voor zover het werknemersdeel van de premie conform het reglement door de werkgever voor de intreding van de arbeidsongeschiktheid werd ingehouden, dit geldt niet voor de werknemer die op 1 april 2003 één jaar of langer arbeidsongeschikt is.
3. Onder salaris wordt in dit artikel verstaan het salaris als bedoeld in artikel 43 lid 1.
4 a. In afwijking van het gestelde in lid 1 heeft de werkgever geen verplichting tot salarisbetaling van meer dan 70% indien die arbeidsongeschiktheid voortvloeit uit werkzaamheden verricht in strijd met het gestelde van artikel 40 van deze cao.
In de gevallen als genoemd in artikel 7:629 lid 3 BW heeft de werkgever geen verplichting tot salarisdoorbetaling als bedoeld in artikel 94 lid 1 van deze cao.
4 b. In afwijking van het gestelde in lid 1 heeft de werkgever geen verplichting tot salarisbetaling indien de werknemer uitsluitend recht heeft op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet.
Aantekening:
Indien in geval van artikel 94 lid 4a eerste volzin, de salarisbetaling minder bedraagt dan het wettelijk minimum- loon dient het wettelijk minimumloon te worden uitbetaald.
5. Voor de toepassing van het in het eerste lid bepaalde worden perioden waarin de werknemer ten gevolge van dezelfde arbeidsongeschiktheidsoorzaak verhinderd is geweest zijn arbeid te verrichten samengeteld, indien zij elkaar met een onder- breking van minder dan zes maanden opvolgen.
Voor de toepassing van het in het eerste lid bepaalde worden perioden waarin de werknemer ten gevolge van verschillende arbeidsongeschiktheidsoorzaken verhinderd is geweest zijn arbeid te verrichten samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.
6. De werknemer dient zich te houden aan de gedragsregels als genoemd in bijlage
4. De werkgever kan de in deze bijlage genoemde sancties toepassen.
Aantekening:
Zie bijlage S voor de tekst van artikel 7:629 BW.
RE-INTEGRATIE
Artikel 95
1. Onder een arbeidsgehandicapte werknemer wordt in dit artikel verstaan een werk- nemer in het Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf die beperkingen heeft in de zin van de wet WIA.
2. a. De werknemer die in het kader van de WIA een verminderde verdiencapaciteit heeft van minder dan 35% en werkzaamheden verricht overeenkomstig zijn resterende verdiencapaciteit ontvangt een salaris dat gelijk is aan het oude salaris, verminderd met het percentage van zijn gewijzigde verdiencapaciteit. Indien de werknemer een verzekering tegen deze verminderde verdiencapaci- teit heeft gesloten bij de N.V. Schadeverzekering Metaal en Technische Bedrijfs- takken en werkzaam is bij een werkgever in het Motorvoertuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf, ontvangt de werknemer een toeslag op zijn salaris conform de geldende polisvoorwaarden.
Een werknemer die een toeslag ontvangt als bedoeld in de vorige volzin en die een nieuw dienstverband aangaat bij een andere werkgever in het Motorvoer- tuigenbedrijf en Tweewielerbedrijf, is gehouden aan de nieuwe werkgever voor- dat hij het nieuwe dienstverband aangaat te melden dat hij de toeslag ontvangt.
b. De arbeidsgehandicapte werknemer die in het kader van WIA een verminderde verdiencapaciteit van 35%-80% heeft en die in het kader van zijn re-integratie passende arbeid bij de eigen werkgever accepteert en daardoor een functie gaat vervullen met een lager salaris, ontvangt met inachtneming van het hierna in sub c bepaalde, vanaf het moment dat hij de nieuwe functie gaat vervullen gedurende een tijdvak van maximaal 24 maanden een persoonlijke toeslag op het salaris. De periode van loondoorbetaling als bedoeld in artikel 94 lid 1 cao voorafgaand aan het vervullen van de functie als hier bedoeld, en het tijdvak waarin de persoonlijke toeslag als bedoeld in de vorige volzin wordt betaald, kunnen tezamen niet langer zijn dan 42 maanden. Indien die periode wel langer is vervalt na die 42 maanden de persoonlijke toeslag. Het bedrag van deze toe- slag is gelijk aan het verschil tussen het salaris van de oude functie en het nieuwe lagere salaris. Na het verstrijken van het genoemde tijdvak geldt voor de werknemer het bepaalde in artikel 51 cao.
c. Bij het berekenen van de hiervoor in sub b bedoelde toeslag wordt het salaris dat de werknemer verdiende ten tijde van de arbeidsongeschiktheid pro rata berekend over de arbeidsduur waarin de werknemer in de nieuwe passende functie werkzaam is.
d. Bij het berekenen van het sub a bedoelde verschil wordt bij het nieuwe salaris opgeteld het bedrag waarmede een eventuele WIA-uitkering dan wel de uitke- ring als bedoeld in artikel 94 lid 2 sub c cao wordt verhoogd na het aanvaarden
van de passende arbeid, dan wel het bedrag van enige andere, dan de WIA, – ongekorte – geldelijke uitkering die de werknemer toekomt dan wel zou kunnen toekomen krachtens enige wettelijk voorgeschreven verzekering.
Aantekeningen:
1. Artikel 95 lid 2 regelt dat de werknemer, jonger dan 55 jaar na het aanvaarden van passende arbeid gedurende een periode van maximaal 27 maanden (namelijk 24 maanden en 3 maanden ex artikel 51 cao) hetzelfde salaris blijft verdienen als hij had voor het aanvaarden van die passende arbeid.
2. Bij het berekenen van de toeslag wordt ingevolge sub c rekening gehouden met de arbeidsduur van de nieuwe passende functie, tevens wordt rekening gehouden met het nieuwe salaris inclusief uitkeringen als bedoeld in sub d.
Voorbeelden:
1 Werknemer is 38 uur per week werkzaam en heeft een salaris van € 2000,- per maand. Hij raakt arbeids- ongeschikt en de werkgever heeft een andere passende functie voor 38 uur per week met een salaris van
€ 1800,- per maand. Het verschil tussen het salaris voor arbeidsongeschiktheid en na re-integratie bedraagt € 200,- per maand. Derhalve ontvangt de werknemer gedurende een periode van 27 maanden een toeslag van € 200,- per maand.
2 Werknemer is 38 uur per week werkzaam en heeft een salaris van € 2000,- per maand. Hij raakt arbeids- ongeschikt en de werkgever heeft een andere passende functie voor 19 uur per week met een salaris van
€ 800,-- per maand. De WAO-uitkering wordt na het aanvaarden van de passende arbeid met € 100,- verhoogd.
Het salaris voor arbeidsongeschiktheid dient te worden omgezet naar de arbeidsduur van de nieuwe passende functie: 50% (van 38 uur naar 19 uur) van € 2000,- zijnde € 1000,-. De toeslag zou dan zijn
€ 1000,- (de 50% van het salaris ten tijde van de arbeidsongeschiktheid) minus € 800,- (het salaris van de nieuwe passende functie) zijnde € 200,-. Aangezien de WAO-uitkering na het aanvaarden van de passende arbeid werd verhoogd met € 100,- moet dit bedrag bij het nieuwe salaris worden opgeteld zodat het uiteindelijke verschil € 100,- is, zijnde de toeslag die gedurende 27 maanden moet worden betaald.
3. Indien de werknemer na aanvang van de passende arbeid bij de eigen werkgever ook voor die passende arbeid arbeidsongeschikt wordt, geldt het volgende:
a. Indien de werknemer binnen zes maanden na aanvang van de passende arbeid bij de eigen werkgever opnieuw arbeidsongeschiktheid wordt, is de werkgever gedurende het resterende deel van het tijdvak van 24 maanden ex artikel 94 lid 1 gehouden de werknemer het salaris door te betalen dat de werknemer ver- diende voor aanvaarding van de passende arbeid. Het in de vorige volzin be- doelde resterende deel is het maximale tijdvak van 24 maanden minus de periode die ligt tussen de aanvang gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschikt- heid en de aanvaarding van de passende arbeid. Het bepaalde in artikel 95 lid 2 sub b tot en met sub d is in dit geval niet meer van toepassing.
b. Indien de werknemer na zes maanden na aanvang van de passende arbeid bij de eigen werkgever opnieuw arbeidsongeschiktheid wordt, is de werkgever ex artikel 94 gedurende een tijdvak van maximaal 24 maanden gehouden het salaris door te betalen dat de werknemer bij arbeidsgeschiktheid zou hebben verdiend, namelijk het salaris dat hoort bij de passende arbeid die de werk- nemer is gaan verrichten. Daarnaast blijft het bepaalde in artikel 95 lid 2 sub b tot en met sub d van toepassing voor de resterende periode van het in artikel 95 lid 2 sub b genoemde tijdvak.
Aantekening:
De werknemer die binnen zes maanden na aanvang van de passende arbeid bij de eigen werkgever opnieuw arbeidsongeschikt uitvalt, zoals beschreven in lid 3 sub a, behoudt de rechten die hij had als ware hij niet aan de slag gegaan in passende arbeid; de werking van artikel 94 is gedurende de periode dat hij passende arbeid verrichtte opgeschort.
De werknemer die na zes maanden na aanvang van de passende arbeid bij de eigen werkgever opnieuw arbeidsongeschikt uitvalt, behoudt het bij aanvang van de passende arbeid verkregen recht op de persoonlijke toeslag voor de resterende duur en voorts de rechten conform artikel 94, waarbij het nieuwe salaris als uitgangspunt geldt voor de salarisdoorbetalingsverplichting.
4. De arbeidsgehandicapte werknemer die in het kader van zijn re-integratie wordt gedetacheerd of bij wijze van proefplaatsing gaat werken bij een andere werkgever, behoudt tijdens die periode de arbeidsvoorwaarden van zijn werkgever waar vanuit de detachering/proefplaatsing plaatsvindt.
5 a. In geval de arbeidsgehandicapte werknemer in het kader van zijn re-integratie passende arbeid gaat verrichten bij een nieuwe werkgever geldt, indien bij de re-integratie voldaan is aan de volgende criteria,
- de re-integratie bij de nieuwe werkgever is tot stand gekomen met behulp van een erkend re-integratiebedrijf conform de wet;
- de re-integratie vindt plaats binnen de termijn van maximaal 24 maanden als bedoeld in artikel 94 lid 1;
het bepaalde in lid 6 sub a., sub b. en sub c.
5 b. Indien door de arbodienst, danwel het UWV is vastgesteld dat de werknemer niet kan terugkeren in het eigen bedrijf kan een re-integratiebedrijf worden in- geschakeld. Als werkgever en werknemer dan besluiten om een re-integratie- bedrijf (welke bij voorkeur beschikt over het Blik op Werk Keurmerk, in te scha- kelen bij het re-integreren van de arbeidsongeschikte werknemer, dan krijgt de werkgever een tegemoetkoming in de kosten van het re-integratiebedrijf. Deze tegemoetkoming bedraagt 25% van de kosten tot een maximum van € 1250,-.
Aantekening:
6 a. De werkgever bij wie de werknemer als bedoeld in lid 5 uit dienst treedt en daardoor een lager salaris gaat verdienen, betaalt de werknemer bij einde dienstverband een bedrag ineens, waarvan de hoogte als volgt wordt bepaald: Het verschil tussen het salaris dat de werknemer tijdens arbeidsongeschiktheid verdiende en het salaris dat de werknemer na zijn re-integratie gaat verdienen, vermeerderd met eventuele uitkeringen als bedoeld in artikel 94 lid 2 sub b en sub c, over de resterende periode van de maximaal 24 maanden als bedoeld in artikel 94 lid 1.
Bij het berekenen van de hiervoor bedoelde uitkering wordt het salaris dat de werknemer verdiende ten tijde van de arbeidsongeschiktheid pro rata berekend over de arbeidsduur waarin de werknemer na zijn re-integratie werkzaam is.
Bij de bepaling van de hoogte van dit bedrag geldt voorts het volgende:
Het bedrag ineens is maximaal 30% van het salaris dat de werknemer gedu- rende de resterende periode van de maximaal 24 maanden als bedoeld in artikel 94 lid 1 zou hebben verdiend in de functie waarin hij werkzaam was toen hij arbeidsongeschikt werd.
Aantekening:
Voorbeelden van de berekening van het hier bedoelde bedrag ineens:
1. Werknemer heeft een salaris van € 2000,- en raakt arbeidsongeschikt. Na zes maanden re-integreert
de werknemer bij een andere werkgever met een salaris van € 1500,-. De resterende periode van artikel 94 cao bedraagt 24 minus 6 maanden, zijnde 18 maanden. Het verschil in salaris is € 2000,- minus € 1500,- zijnde € 500,-. Berekend over 18 maanden geeft dit een bedrag van € 9000,- . 30% van € 2000,- over 18 maanden is € 10.800,-. Het berekende bedrag valt binnen de ‘30%-regel’; derhalve is het te betalen bedrag ineens € 9000,-.
2. Zelfde situatie als onder 1 alleen nu bedraagt het salaris na re-integratie € 1000,-.
Het verschil in salaris is dan € 1000,-. Berekend over een periode van 18 maanden geeft dit een bedrag van
€ 18.000,-. Echter het te betalen bedrag ineens is gemaximeerd op € 10.800,- (de 30%-regel); derhalve is het te betalen bedrag ineens in dit geval € 10.800,-.
3. Werknemer heeft een salaris van € 2000,- en raakt arbeidsongeschikt. Na 14 maanden re-integreert de werknemer bij een andere werkgever met een salaris van € 1000,-. Daarnaast ontvangt de werknemer als gevolg van die arbeidsongeschiktheid een WAO-uitkering van € 400,-. De resterende periode van artikel 94 cao bedraagt 24 minus 14 zijnde 10 maanden. Het verschil in salaris is € 2000,- minus € 1000,- plus
€ 400,- WAO-uitkering, zijnde € 600,-. Berekend over 10 maanden geeft dit een bedrag van € 6000,- . 30% van € 2000,- over 10 maanden is € 6000,-. Het berekende bedrag valt binnen de ‘30%-regel’; derhalve is het te betalen bedrag ineens € 6000,-.
6 b. De werkgever bij wie de werknemer als bedoeld in lid 5 uit dienst treedt, ontvangt van de Bedrijfsraad een bedrag van maximaal € 1250,- indien het re-integratiebedrijf bij voorkeur beschikt over het Blik op Werk Keurmerk.
6 c. De werkgever die een bedrag van de Bedrijfsraad ontvangt als bedoeld in sub b, betaalt een bedrag van € 500,- aan de werknemer als bedoeld in lid 5 tenzij door de Bedrijfsraad een ander bedrag wordt vastgesteld. Dit bedrag komt bovenop de eventuele betaling ex sub a.
Aantekening:
7. Indien de arbeidsgehandicapte werknemer hem in het kader van re-integratie aan- geboden passende arbeid bij de eigen of een nieuwe werkgever niet accepteert, geldt het volgende:
a. De loondoorbetaling kan worden beëindigd. Dit geldt niet wanneer de werk- nemer voor de eerste keer sinds zijn arbeidsongeschiktheid is aangevangen ge- bruik maakt van zijn recht op het aanvragen van een second opinion bij het UWV conform artikel 7:629a BW. In dat geval is de werkgever gehouden gedurende ten hoogste vier weken na de aanvraag van de second opinion 70% te betalen van het bedrag dat hij ex artikel 94 cao aan de werknemer moet doorbetalen. Tevens zal de werkgever de kosten van de second opinion dienen te betalen.
c. Als de arbeidsgehandicapte werknemer in dezelfde periode van arbeidsonge- schiktheid ook een tweede aanbod van passende arbeid afwijst, kan de loon- doorbetaling opnieuw worden beëindigd. In geval de werknemer een
second opinion bij UWV aanvraagt, vindt het gestelde in sub a en b toepassing als zijnde een voorschot met dien verstande dat wanneer de werknemer bij deze second opinion in het ongelijk wordt gesteld, de werkgever het over die periode van ten hoogste vier weken betaalde voorschot mag verrekenen dan wel terugvorderen.
d. Ten aanzien van de beëindiging van de loondoorbetaling, zoals onder sub a en sub c vermeld, geldt dat de loondoorbetaling herleeft als de werknemer aan zijn re-integratieverplichtingen voldoet.
Aantekening:
Zie xxx.xxxxxxxxxx.xx voor een schema Wet Verbetering Poortwachter.
VAKANTIEBIJSL AG IN GEVAL VAN L ANGDURIGE ARBEIDSONGESCHIKTHEID
Artikel 96
De werknemer die onafgebroken arbeidsongeschikt is, behoudt gedurende maximaal 24 maanden zijn aanspraak op vakantiebijslag, echter onder aftrek van de vakantie- uitkering waar hij recht op heeft op basis van een wettelijk voorgeschreven verzeke- ring. Voor de werknemers van 65 jaar of ouder geldt deze aanspraak niet.
Aantekening:
Zie voor vakantierechten bij langdurige arbeidsongeschiktheid artikel 7:635 BW lid 3 in bijlage Q.
XII. PENSIOEN- EN OVERLIJDENSUITKERING
PENSIOENFONDS
Artikel 97
1. In dit artikel wordt verstaan onder:
‘pensioenfonds’: de Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek, gevestigd in Den Haag;
‘pensioenreglement’: het pensioenreglement van het pensioenfonds, zoals dat door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is goedgekeurd; *) ‘werknemer’: de persoon bedoeld in artikel 2, die deelnemer is in de zin van het pensioenreglement.
2. Behoudens de in het pensioenreglement genoemde gevallen is de werkgever voor elke werknemer de krachtens genoemde reglement vastgestelde premie voor de verplichte basispensioenregeling verschuldigd. De werknemer draagt 46,30% bij aan de door de werkgever verschuldigde premie onder de basispensioenregeling. De werkgever heeft voor genoemd percentage van de premie recht van verhaal op de werknemer, door middel van inhouding bij elke uitbetaling van het salaris.
Aantekening:
1. Voor de gevallen waarin de werkgever van premiebetaling is vrijgesteld, dan wel voor de werknemer geen premie verschuldigd is, wordt verwezen naar het pensioenreglement.
2. Voor de niet-georganiseerde werkgever, en de werknemers die bij hem in dienst zijn, geldt, op grond van de desbetreffende beschikking van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid eveneens de ver- plichting tot deelneming in het pensioenfonds, behoudens de in de beschikking gemaakte uitzonderingen.
3. Van het overlijden van een werknemer doet de werkgever mededeling aan de Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek ter verkrijging van een eventueel weduwe en/of wezenpensioen.
*) Dit reglement is verkrijgbaar bij de Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek, Xxxxxxx 00000, 0000 XX Xxx Xxxx.
ARBEIDSOVEREENKOMST NA DEELTIJDPENSIOEN
Artikel 97A
1. De werknemer kan zonder opzegging van de arbeidsovereenkomst met deeltijd- pensioen gaan bij PMT.
2. Voor de aanpassing van de arbeidsovereenkomst, in verband met het deeltijd- pensioen, naar minder dan gemiddeld 38 uur per week wordt verwezen naar artikel 3 lid 2 van deze cao.