Samenwerkingsovereenkomst voor Interventieteams 2017
Samenwerkingsovereenkomst voor Interventieteams
Samenwerkingsovereenkomst voor Interventieteams 2017
Convenantpartners
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigddoordeheerM.X.Xxxxxxx, Inspecteur-generaal,ende heer X. xxx Xxxx, Directeur-generaal Sociale Zekerheid en Integratie,
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer B.J. Bruins, voorzitter van de Raad van Bestuur,
De Sociale Verzekeringsbank, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer X.X. Xxxxxxxx, voorzittervan de Raad van Bestuur,
De Rijksbelastingdienst, onderdelen Belastingdienst/Belastingen en Belastingdienst/Toeslagen, beide te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer J.J.M. Uijlenbroek. Directeur-generaal,
Destaatssecretarisvan Veiligheid en Justitie, tedezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer X.X.X. xxx Xxxx, hoofddirecteur van de Immigratie- en Naturalisatiedienst,
Het College van Procureurs-generaal, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer X.X. xxx xxx Xxxx, portefeuillehouder,
DePolitie, tedezen rechtsgeldigvertegenwoordigddoorde xxxx
X. xxx Xxxxxxxx, Politiechef Den Haag,
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Emmen, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigddoordeheer J. Xxx, wethouder Volksgezondheid, Zorg en Welzijn en Inkomensvoorzieningen ca. en plv. voorzitter van het Regionaal Platform Fraudebestrijding Noord,
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Zwolle, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door mevr. N. Vedelaar, wethouder Xxxx en WMO, Sociale Zaken en Werkgelegenheid ca. en voorzitter van het Regionaal Platform FraudebestrijdingOverijssel,
2
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Apeldoorn, te dezen r chtsgeldigvertegenwoordigd door de heer J.G. Xxxxxxxx, wethouder Werk en Inkomen (inclusief participatie) ca. en voorzitter
van het Regionaal Platform Fraudebestrijding Gelderland,
HetColiegevan Burgemeester enWethouders vandegemeente Utrecht, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de xxxx X. Xxxxxxxxx, wethouderWerkenInkomen ca.envoorzitter vanhetRegionaal Platform Fraudebestrijding Midden-Nederland,
HetCollegevan Burgemeester enWethoudersvandegemeente Hoornte dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door mevr. X. X. xx Xxxx, wethouder Financiën, Sociale Zaken en Werkgelegenheid ca. en voorzittervan het Regionaal Platform Fraudebestrijding Noord-Holland,
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Gouda, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigddoordeheer X.X.Xxxxxxxx, wethouderSocialeZakenenWerkgelegenheidca.envoorzittervanhet Regionaal Platform Fraudebestrijding Haaglanden-Hollands Midden,
Het College van Burgemeester en Xxxxxxxxxx xxx xx xxxxxxxx Xxxxxxx xxx xxx XXxxxx, tedezen rechtsgeldig vertegenwoordigddoor de heer E.M.C. Xxxxxxx, wethouder Sociale Zaken, Werkgelegenheid, Economie en Decentralisaties en voorzitter van het Regionaal Platform Fraudebestrijding Rotterdam Rijnmond / Zuid-Holland Zuid,
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Tilburg, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de xxxx X. xx Xxxxxx, wethouder Financiën, werk en inkomen ca. en voorzitter van het Regionaal Platform Fraudebestrijding Zuidwest-Nederland,
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Eindhoven, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer G.C.F.M. Xxxxx, wethouderwerk, economie en beroepsonderwijsca. en voorzitter van het Regionaal Platform Fraudebestrijding Zuidoost-Nederland.
3
Overwegende dat,
• desocialezekerheid éénvan depijlersvandemaatschappijin Nederland is,
• burgersdie op desocialezekerheid een beroepdoen, naarwaarheid die gegevens dienen te verstrekken dienodigzijnom het uitkeringsrecht vasttestellen,
• deordeningvandearbeidsmarkt, die in dearbeidswetten is geregeld, zorgtvooreerlijk, veilig en gezondwerktegen een beloningconform de wet,
• hetvoor een rechtmatige uitvoering vandesociale zekerheid en voor hetuitoefenen van toezicht op denalevingvan dearbeidswetgeving, noodzakelijk isdat eenadequate controle op de nalevingvandewette- lijkeverplichtingen opdezebeleidsterreinen plaatsvindt en datdeze controle wordt gevolgd doordesanctionering, bestuursrechtelijkof strafrechtelijk, van de geconstateerde overtredingen en misdrijven,
• samenwerking in hetuitoefenenvanhettoezichtmeerwaardeoplevert in vergelijking meteen individuele aanpakvan elkeconvenantpartner afzonderlijk en daaromdeeffectiviteitvandezecontroles in hogemate bevordert,
• de convenantpartners besluiten om voor het uitoefenen van dit gezamen- lijk toezicht, waarbijiedereconvenantparmervandeeigenwettelijke bevoegdhedengebruikmaakt, inzogenaamde Inteiventieteamssamen te werken, ·
• hetgewenst isom deafspraken tenbehoevevandezesamenwerkingin een Convenant vast te leggen,
• de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namensdeStaatssecretarisvan Financiën, per briefvan 23 mei 2003 aan de Tweede Kamer heeft bekendgemaakt dat één landelijk dekkende structuur zal worden gerealiseerd die zwart werk, illegale arbeid, sociale zekerheids- en fiscale fraude in heel Nederland aanpakt (bijlage 1),
• deze structuur op 8 oktober 2003 door middel van ondertekening van de Samenwerkingsovereenkomst voor Inteiventieteams is ingesteld en sindsdien functioneert,
• hetgewenst isom dezeSamenwerkingsovereenkomst tevernieuwen omdatdesamenwerking in Inteiventieteamszichook zal uitstrekken totdeaanpakvan misbruikvan Toeslagen, overtredingen vanandere arbeidswetgeving naast de Wet arbeid vreemdelingen, en van misbruik van verblijfsrecht en de daaruit voortvloeiende rechten binnen het sociale domein.
Komen het volgende overeen:
Artikel, Definities enafkortingen
In dit Convenant (en de daarbij behorende bijlagen) wordt verstaan onder:
a. Convenant: desamenwerkingsovereenkomstbedoeld inartikel1.1.,
sub bb, van het Besluit SUWI;
b. Centrumgemeente: gemeente die optreedt als voorzitter van een RPF van een regio;
c. Convenantpartner:iederepartijdieditConvenantheeftondertekend;
d. Gemeenten: degemeenten diedit Convenanthebbengetekend;
e. Interventieteam: tijdelijksamenwerkingsverband, in devormvaneen projectorganisatie, tussen tweeofmeervandebijdit Convenantaange- sloten convenantpartners, waardoor het integraal overheidsoptreden ter voorkoming en terugdringing van belasting- en premiefraude, toeslagenfraude, uitkeringsfraude, overtredingen van arbeidswetgeving en daarmeesamenhangende misstanden zoalsdoorde LSIaangeduid, gestalte krijgt;
f. LSI: Landelijke Stuurgroep Interventieteams als bedoeld in artikel 3 van dit Convenant;
g. RPF: Regionaal Platform Fraudebestrijding als bedoeld in artikels van dit Convenant.
Artikel 2 Doel vandesamenwerking in Interventieteams
Hetdoelvandit Convenant isom afsprakenvast teleggen overdesamen- werking in Interventieteams. De convenantpartnerswerken samen in Interventieteams ter voorkoming en terugdringing van belasting- en premiefraude, toeslagenfraude, uitkeringsfraude, overtredingen van arbeidswetgeving en daarmee samenhangende misstanden zoals door
de LSI aangeduid.
Artikel 3 Landelijke Stuurgroep Interventieteams
1. Eriseen LSI, waarindeInspectie S'ZW, de Belastingdienst/ Belastingen, de Belastingdienst/Toeslagen, het Uitvoeringsinstituut werknemers- verzekeringen, de Sociale Verzekeringsbank, de Immigratie- en Naturalisatiedienst, de gemeenten, het Openbaar Ministerie en de Politie op managementniveauzittinghebben.
2. Dedirecteur Stelsel&Volksverzekeringenvanhetministerievan Sociale Zaken en Werkgelegenheid vervult de rol van voorzitter van de LSI en draagt zorg voor het secretariaat.
3. De voorzitters van de RPF's mandateren één van hen om alle gemeenten in de LSI te vertegenwoordigen.
4. Het Openbaar Ministerie wordt in de LSI vertegenwoordigd door een Officier van Justitie van het Functioneel Parket.
5. DePolitiewordtindeLSIvertegenwoordigddoorhetHoofd vanhet Expertisecentrum Vreemdelingen, Identificatie en Mensenhandel.
6. DeLSIneemthaarbesluitenbijvoorkeurmetconsensus.
7. Elke vertegenwoordiger en zijn ofhaarvervanger beschikt over de gemandateerde bevoegdheid tot het nemen van besluiten diebetrekking hebben op het functioneren van de LSI, de RPF's en de Interventieteams, het maken van afspraken op hoofdlijnen met betrekking tot het Jaarplan Interventieteams en deel te nemen aandebesluitvorming
in de LSI over onder meer projectvoorstellen, projectplannen en rapportages. Metbetrekking totdezeonderwerpen iselke convenant- partner gebonden aan de besluiten die de LSI in gezamenlijkheid neemt.
8. Met uitzondering van de vertegenwoordigersvan degemeenten en de politie in de LSIhoudtvoorelkeandereconvenantpartnerinstemming meteen projectvoorstel-ofplan ookin dat, binnendewettelijkekaders, gegevens worden verstrekt en capaciteit ter beschikking wordt gesteld.
6
9. In hetgeval van een gemeente ligtde bevoegdheid tot het nemen van besluiten overhetverstrekken vangegevens en decapaciteitsinzetten behoeve van individuele Interventieteamprojecten niet bij de vertegen- woordiger van de gemeenten in de LSI maar bij het College van Burgemeester enWethouders vandedesbetreffendegemeentedieaan hetInterventieteamprojectdeelneemt.
10. In hetgeval van de Politie ligt de bevoegdheid tot het nemen van de beslissingen inzake gegevensverstrekking en capaciteitsinzet bij de chef van deregionale eenheid diehetbetreft. De Politie zal zich maximaal inspannen om tegemoet te komen aan de afspraken die in het kader van dit Convenant en per project worden gemaakt met betrekking tot beveiliging van het Interventieteam en het uitoefenen van het vreemdelingentoezicht.
11. DeLSIvergadertminimaaleenmaalperkwartaal, volgenseendoorde LSIvasttestellenschema. De LSI neemt haar besluiten in devastgestelde vergaderingen, tenzij zij anders besluit.
12. Indienspoedeisende redenendatvereisen, kandeLSIbesluitenomeen extra vergadering bijeen te roepen dan wel om over een voorstel of eindrapport, volgens een daarvoor door de LSI vastgestelde schriftelijke procedure, buiten devergadering een besluit te nemen.
Artikel 4 Taken van de Landelijke Stuurgroep Interventieteams
Metuitzondering vanoperationele beslissingen overdeaansturingvan een Interventieteam, diedoordeoperationeel projectleider zoalsbedoeld in artikel 7,derdelidvanhet Convenant wordengenomen, neemtde LSI alle beslissingen die op de samenwerking tussen convenantpartners betrekking hebben, in hetbijzonder:
• hetvaststellenvanhetjaarplanvoorhetdaaropvolgendejaar;
• hetvaststellenvandelandelijkethema'swaarbinnen Interventieteam- projecten in het daaropvolgende jaar met name zullen worden uitgevoerd;
• deafspraken overdecapaciteitdieelkeconvenantpartnerin hetdaarop- volgende jaar voor de uitvoering van Inte·rven tieteamprojecten ter beschikking stelt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3, achtste, negende en tiende lid, met betrekking totdegemeenten en depolitie;
• hetgoedkeuren van alle projectvoorstellen en -plannen en hetvaststellen van alle tussen en eindrapportages van Interventieteamprojecten;
• hetaanwijzenvanéénvandeconvenantpartnersalsprojectverantwoor- delijke convenantpartnervoor elk Interventieteamproject;
• het tussentijds heroverwegen van thema's en capacitei tsinzet , indien politieke prioriteiten ofmaatschappelijkeontwikkelingendaartoe aanleiding geven;
• hetgevenvan richtlijnen voordeinhoud vanheteindrapport vanelk Interventieteamproject;
• hetopdragen tothetformuleren vanaanbevelingen en uitvoerenvan effectmetingen;
• hetvaststellenvanhetverslagvanderesultatenvanhetvoorafgaande jaar.
Artikel s Regionaal Platform Fraudebestrijding
1. De convenantpartners participeren op regionaal niveau ook in RPF's. Intotaalzijnernegen regio'smetelkeen RPF. Elkeconvenantpartner zorgtervoordatzijnvertegenwoordigerin een RPFoverhetvereiste mandaat beschikt.
2. Dedeelnamevaneengemeente in hetRPFvindt, inafwijkingvan het eerste lid, plaats op vrijwillige basis. Per regio worden afspraken gemaakt over een evenwichtige vertegenwoordiging van gemeenten. Alsbijlage 2 bijditConvenant iseen overzichtvanderegio-indeling van de negen RPF's opgenomen.
3. Inelkeregio iséén gemeenteverantwoordelijkvoordeinstelling en de werkwijze van het RPF in die regio. Deze gemeente is de centrum- gemeente in die regio. Een wethouder van deze centrumgemeente treedt op alsvoorzittervan hetplatform in die regio, tenzij in het RPF hierover anders wordt besloten.
4. De RPF'shebben totdoel om de regionale contacten en expertise te waarborgen, regionaleprioriteitenvasttestellenenprojectvoorstellen voor Interventieteams, na het bereiken van overeenstemmingop regionaalniveau, bijdeLSItergoedkeuring in tedienen. Devoorzitter van het RPFdie namensgemeenten zitting heeft in de LSI, draagter voor zorg dat de projectvoorstellen van het RPF bij de LSI worden ingebracht.
Artikel 6 CriteriavoorsamenwerkinginInterventieteams
1. Desamenwerking in een Interventieteam moetvoordedeelnemende convenantpartnersmeerwaardeopleveren tenopzichtevan de aanpak van belasting- en premiefraude, toeslagenfraude, uitkeringsfraude, overtredingen van arbeidswetgeving en daarmee samenhangende misstanden zoalsdoorde LSIaangeduid, doorelkedaartoe bevoegde convenantpartner afzonderlijk. Meerwaarde van gezamenlijk optreden wordt verondersteld aanwezig te zijn, indien tenminste twee convenant- partners bijeen projectbelanghebben.
2. lnterventieteamprojecten moetenworden gericht op hetaanpakken van een, naar de opvatting van één of meer convenantpartners, bestaand ofuit resultaten vanonderzoek blijkend nalevingstekort in een branche, doelgroep of gebied, en op het bevorderen van de nalevingvanregelgeving indie branche, doelgroepofdatgebied.
3. Interventieteamprojectenzijnnietgericht opeen (nader) onderzoek naaraard, xxxxx en omvangvan mogelijke misstanden. Voorzover mogelijk zullen de convenantpartners deze onderzoeken met toepassing van artikel 64 Wet Suwi uitvoeren.
Artikel 7 Interventieteams
1. Deconvenantpartnerswerken, tenbehoevevanhet in artikel 2
genoemde doel, op projectmatige basis samen in Interventieteams.
2. Projectvoorstellenvoorhetinstellen vaneen Interventieteamworden doorofnamensdeconvenantpartnersbijde LSIingediend. Perproject wordt een Interventieteam gevormd, nadat de LSI haar goedkeuring aan een daartoe strekkend projectvoorstel heeft gegeven en een project- verantwoordelijke convenantpartner heeft benoemd. Het model projectvoorstelisalsbijlage3abijditConvenantopgenomen.
3. De projectverantwoordelijke convenantpartner benoemt binnen zijn/haarorganisatieeen operationeel projectleiderdieverantwoorde- lijk isvoor deactiviteiten van het Interventieteam. Dezeoperationeel projectleider heeft de leiding over het Interventieteam en onderhoudt de contacten metdeandere aan het Interventieteamprojectdeelnemende convenantpartners.
4. Het Interventieteam heeft als eerste taak het goedgekeurde project- voorstel nader uit tewerken in een projectplan dat tergoedkeuring aan de LSIwordtaangeboden. Hetmodel Projectplan Interventieteamsis alsbijlage 3b bijditConvenantopgenomen.
5. Met inachtneming van de van toepassing zijnde wettelijke grondslagen is de inzet van alle preventieve en repressieve instrumenten en bevoegdheden mogelijk. Onder preventieve enrepressieve instrumenten worden in dit Convenantverstaan: risicoanalysesomonderwerpen te selecteren, handhavingscommunicatie, het uitvoeren van gezamenlijke controles, het opleggen van bestuursrechtelijke sancties, het opsporen, verbaliseren envervolgen vanstrafbarefeiten,enflankerende beleids- maatregelen ten tijdevan het bestaan van het Interventieteam.
6. In het projectplan van elk project wordt voor zover mogelijk vastgelegd welke van de in het vijfde lid genoemde instrumenten en bevoegdheden bijhetprojectworden ingezet.
7. Een instantie die geen convenantpartner is, kan ook aan een Interventieteamproject deelnemen, mits de deelname binnen de doelstelling van dit Convenant past en wettelijke grondslagen voor gegevensuitwisseling tussen elke convenantpartner enerzijds en de bedoelde instantie aanwezig is. Dezesamenwerking tussen de convenant- partners en de bedoelde instantiewordt in een afzonderlijke overeen- komstvastgelegd.
8. Dedoorhet Interventieteamgeconstateerdegevallenvanfraudeen overtredingenwordenbijvoorrangdoordedaartoebevoegdedeel- nemendeconvenantpartnersbinnenhunregulierewerkproces afgehand eld.
9. Elk project wordt afgerond met een eindrapport. In het eindrapport wordt uitsluitend gerapporteerd over de bevindingen van het Interventieteam die rechtstreeks voortvloeien uit de projectdoelstelling. Hetmodeleindrapportisalsbijlage3cbijditConvenantopgenomen.
10. Effectmetingen en aanbevelingen worden niet voor elk onderwerp · afzonderlijk opgesteld maar kunnen in voorkomende gevallen - op verzoekvande LSI- worden opgesteld dooréénvandedeelnemende convenantpartnersofdoorhetvoorhetonderwerp beleidsverantwoor- delijke departement.
10
Samenwerkingsovereenkomst voor lnterv" nt1eteams 2017
Artikel 8 Communicatiejwoordvoerderslijn t.a.v.
Interventieteams
1. Bijhet besluit totgoedkeuringvan een Inteiventieteamprojectwordt dewoordvoering overdat project door de LSItoegewezen aan de projectverantwoordelijke convenantpartner.
2. Elke vorm van publiciteit wordt vooraf door de projectverantwoorde- lijkeconvenantpartnerafgestemd metalledeelnemende convenant- partners en de betrokken departementen.
3. Indiensprake isvan eenstrafrechtelijkonderzoek, isde betrokken persofficier van Justitie bevoegd om als woordvoerder op te treden.
Artikel 9 Gegevensuitwisselingen privacy
1. Alsin hetkadervanditConvenant (persoons)gegevens,wordenver- werkt, makendedeelnemendeconvenantpartnersdaaroverzodanige afspraken datwordtvoldaan aandeeisen diedevan toepassing zijnde wet- en reg lgeving daaraan stelt.
2. De in heteerste lid genoemde afspraken worden opgenomen in het projectplan.
3. Gegevensverwerkingals bedoeld in heteerstelidvindtnietplaatsdan nadatde in heteerste lid genoemde afspraken zijngemaakt en goedge- keurd door de LSI.
4. De projectverantwoordelijke convenantpartnerwordt aangemerkt als de verantwoordelijke als bedoeld in de Wetbescherming persoonsgegevens. Ditlaatonverletdatelkeconvenantpartnerverantwoordelijkblijftvoor de uit de eigen administratie geleverde persoonsgegevens.
5. Indien in een Inteiventieteamprojecthetinstrument SyRIwordttoege- past, dan gelden tenaanzien vandedaaivoor gebruikte gegevensdein artikel 65 Wet SUWI en de in het Besluit SUWI, hoofdstuk sa, daarover opgenomen wettelijke voorschriften.
,,
Artikel 10 Vervolgacties
Eventuelevervolgacties dievoortvloeien uit de doorhet Interventieteamuitge- voerde activiteiten worden door de deelnemende convenantpartnerszelf afge- handeld binnen de projectduur dan wel, indien dit noodzakelijk is, doorgeleid naar de voor interventie meest geëigende (publiekrechtelijke) organisatie.
Artikel 11 Financiële verplichtingen
1. Elkeconvenantpartnerdieaan een Interventieteamprojectdeelneemt, draagtzelfdekostenvaninzetvanpersoneel en apparatuur.
2. De Interventieteamsmaken - voorde periodewaarin het team bestaat- gebruikvandekantoorruimte,automatiseringensecretariële ondersteu- ningdiedoor één van de deelnemende convenantpartnersbeschikbaar worden gesteld.
Artikel 12 Verslaglegging
NaafloopvanelkkalenderjaarstelthetsecretariaatvandeLSIeenverslagop van de uitvoering van het Convenant en van de behaalde resultaten. Dit verslag wordt vóór 1 juni van het daaropvolgende jaar aan de LSI aang eboden.
Artikel 13 Evaluatie
1. Deconvenantpartnersevaluerendeuitvoeringenwerkingvandit Convenant elkevijf jaar, voor het eerst in 2022.
2. Deevaluatiewordtverrichteneenverslagdaarvanwordtgemaaktdoor een doorde LSI te benoemen commissie. Indien de meningen overde evaluatieofdeuitkomsten daarvan binnendecommissieverschillen, vermeldt het verslag de verschillende meningen.
3. Decommissiebiedthaarverslagtelkensuiterlijk op1 januarivanhet daaropvolgende jaaraandeconvenantpartnersaan.
4. Dekostenvandeevaluatiewordendoorelkeconvenantpartner, behoudensdegemeenten, vooreengelijkdeelgedragen.
12
Artikel 14 Publiekrechtelijke medewerking
1. . Met inachtneming van het bepaalde in artikel 3, zevende, achtste, negende en tiende lid, verbinden de convenantpartners zich jegens elkaaromdevoordeuitvoeringvanditConvenantbenodigdepubliek- rechtelijke besluiten zodanigvast testellen respectievelijk te nemen, dat de uitvoering van dit Convenant publiekrechtelijk is toegestaan.
0
2. De convenantpartners bevorderen daarbij zoveel mogelijk, met inacht - nemingvan wettelijke procedures en de tebetrachten zorgvuldigheid jegensderden, datdeprocedures tothetnemenvan publiekrechtelijke besluiten met voortvarendheid worde doorlopen.
3. Ingeval de in het tweede lid bedoelde procedures ertoeleiden dat de uitvoering van het Convenant niet ofalthans niet op dedoorde convenantpartnersbijhetaangaanvanhetConvenantvoorgestane wijzekanworden uitgevoerd, beziendeconvenantpartnersofdit Convenant wijziging, of (gedeeltelijke) beëindiging behoeft.
De artikelen 16, 17 en 18 worden hierbij in acht genomen.
4. De in het kader van dit Convenant door de convenantpartners te verlenen publiekrechtelijkemedewerkinglaatdepubliekrechtelijkepositieen bevoegdheden van de convenantpartners onverlet.
Artikel,s Gewijzigde omstandigheden
1. De convenantpartners treden met elkaar in overleg indien zich omstan- digheden voordoen die wezenlijke gevolgen hebben voor de uitvoering van dit Convenant.
2. Het in het eerste lid bedoelde overleg vindt plaats binnen 4 weken nadat een convenantpartnerdewens hiertoe aan deandere convenant- partners schriftelijk kenbaar heeft gemaakt.
3. Ingeval hetoverlegnietbinnen 2 maanden totovereenstemmingheeft geleid, geldt de beëindigingsregeling zoals deze is opgenomen in artikel 17 van dit Convenant.
13
Artikel16 WijzigingofaanpassingvanhetConvenant
1. DeafsprakendieinditConvenant zijngemaakt, zullenwordenaange- past indien een wetswijziging dat noodzakelijk maakt.
2. Voorts kunnen de afspraken van het Convenant worden aangepast indien één of méer convenantpartnersde andere convenantpartners schriftelijk verzoeken het Convenant te wijzigen. De wijziging behoeft de schriftelijke instemming van alle convenantpartners.
3. Deconvenantpartners treden in overleg binnen 4 weken nadat een convenantpartnerdewensdaartoe aan deandere convenantpartners schriftelijk heeft meegedeeld.
4. De wijziging en de verklaring(en) tot instemming worden als bijlage aan hetConvenantgehecht.
5. Ingeval hetoverleg nietbinnen 2 maanden totovereenstemmingheeft geleid, geldt de beëindigingsregeling zoals deze is opgenomen in artikel 17 van dit Convenant.
Artikel 17 Opzegging
1. Elkeconvenantpartnerkanmetinachtnemingvaneenopzegtermijn van 3 maanden het Convenant schriftelijk opzeggen en uit het samenwerkingsverband treden, indien een zodanige verandering vanomstandigheden isopgetreden datdeelname aan dit Convenant billijkheidshalve op korte termijn hoort te eindigen. Onder een zodanige verandering van omstandigheden wordt in ieder geval begrepen: door het kabinet vastgestelde bezuinigingen. De opzegging moet de verandering in omstandigheden vermelden.
2. Wanneer een convenantpartner het Convenant opzegt, blijft het Convenantvoordeoverigepartijen in standvoorzoverdeinhoud en de strekking ervan zich niet daartegen verzetten.
3. IngevalvanbeëindigingvanhetConvenantkrachtensopzeggingis geenvan deconvenantpartner jegenseen andere convenantpartner schadeplichtig.
14
Artikel18 Ontbinding
1. Onverminderd wat in het Convenant is vastgelegd, kan elk van de convenantpartners het Convenant doormiddel vaneenaangetekend schrijven buiten rechte geheel of gedeeltelijk ontbinden, indien de (een) andere convenantpartner in verzuim is dan wel nakoming blijvend of tijdelijk onmogelijk is.
2. Indien één vandeconvenantpartnersgedurende een bijdit Convenant te bepalen periode tengevolgevanovermacht haarverplichtingenop grond van dit Convenant niet kan nakomen, heeft de andere convenant- partner(hebben deandereconvenantpartners) hetrechtdit Convenant doormiddelvaneenaangetekend schrijvenmetonmiddellijkeingang buiten rechtegeheel ofgedeeltelijk te ontbinden, zonderdatdaardoor enigrecht opschadevergoedingzalontstaan.
3. Onderovermachtwordt in iedergevalnietverstaan: gebrekaan personeel,stakingen, ziektevanpersoneelentekortschietenvan ingeschakelde derden.
4. Ingeval van overmacht gaan deconvenantpartners nieteerder tot ontbinding overdan nadateen termijn van 3 maanden isverstreken, tenzijdeconvenantpartnerseen anderetermijnovereenkomen.
Artikel 19 Toetredingsregeling
1. Het Convenantstaatopenvoor toetredingdoorinstanties waarvan de (wettelijke) taak past bij de in artikel 2 van het Convenant geformuleerde doelstelling, die gerechtigd zijn tot gegevensuitwisselingbinnen de gesteldewettelijke kaders en bereid zijnom ten behoevevandedoor de Interventieteams uit te voeren controles capaciteit beschikbaar
te stellen. Elke instantie die tot het Convenant toetreedt, dient de verplichtingendievoordieinstantieuithetConvenantvoortvloeien, te aanvaarden.
2. Eeninstantie dietothet Convenant wiltoetreden, kandaartoeeen aanvraag indienen bij de voorzitter van de LSI.
15
3. De voorzitter van de LSI legt een verzoek tot toetreding van een instantie vooraandeconvenantpartners. Indien deconvenantpartnersmethet verzoekinstemmen, vindt toetredingtothet Convenant plaatsdoormiddel vanondertekening doordieinstantievaneen bijlage bijhet Convenant waarin de toetreding wordt geregeld en gelden voor die instantie de voorhaaruithetConvenantvoortvloeienderechten enverplichtingen. Hetmodel Toetreding isalsbijlages bijditConvenantopgenomen.
4. Deconvenantpartnerskunnen gezamenlijk besluitenom een instantie waarvan de(wettelijke) taakpast bijde in artikel 2 van het Convenant geformuleerdedoelstelling, diegerechtigd istotgegevensuitwisseling binnendegesteldewettelijkekaders en bereid isom tenbehoevevande doordeInterventieteamsuit tevoeren controles capaciteit beschikbaar testellen en aan deverplichtingen die uithet Convenant voortvloeien, kan en wilvoldoen, uit te nodigen om tot het Convenant toe te treden. Indien dit tot toetreding van die instantie leidt, vindt toetreding op dezelfdewijzeplaatsalsin hetderde lid vanditartikel isbepaald.
5. Hetverzoektottoetreding en deverklaringtotinstemmingworden als bijlageaanhetConvenantgehecht.
Artikel 20 Afdwingbaarheid enescalatie
1. Metuitzonderingvan de in artikel 24 opgenomen geheimhoudings- bepalingzijndeinditConvenant vastgelegdeafspraken nietin rechte afdwingbaar.
2. Mochterbijde uitvoeringvandit Convenant een geschilontstaan, dan zullen de convenantpartners zich in goed overleg tot het uiterste inspannen om hetgeschil tot een oplossing te brengen. Een geschil is aanwezig, indienditdooréénvandeconvenantpartners isgesteld.
Artikel 21 Ongeldigheid
Indieneenbepalingvandit Convenant in enigematealsnietig, vernietig- baar, onwettigofanderszins alsniet-bindend moetworden beschouwd, wordtdie bepaling, voorzover nodig, uitdit Convenant verwijderd en vervangendoor een bepalingdiewelbindend en rechtsgeldig isen die deinhoudvandeniet-geldigebepalingzoveelmogelijkbenadert.
Het overige deel van het Convenant blijft ongewijzigd.
16
Slotbepalingen
Artikel 22 Inwerkingtreding, looptijd en intrekking
HetConvenant treedt in werkingmetingangvandedagnaplaatsing in deStaatscourant enwordtvooronbepaalde tijd aangegaan.
De Samenwerkingsovereenkomst voor Interventieteams van 8 oktober 2003 wordt ingetrokken na inwerkingtreding van dit Convenant.
Artikel 23 Bijlagen
1. Bijdit Convenant zijn devolgende bijlagen gevoegd:
1. Brief van 23 mei 2003, kenmerk BOB/2003/39316, van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Voorzitter van de Tweede Kamer betreffende de besluitvorming over Interventieteams;
2. Overzicht van de regio-indelingvan de negen RPF's;
3. Modelprojectvoorstel, -projectplan en -eindrapport van een
. Interventieteamproject;
4. Modelcorrespondentiemetbetrekkingtotverzoekenomde toepassingvanhetSysteem Risico Indicatie(SyRI);
5. Model Toetreding.
2. Ingevalvanstrijdigheid tussenhetbepaalde in een bijlage en het Convenant prevaleert het Convenant.
3. DitConvenant, metinbegripvandebijlagen, omvatalleafspraken tussen de convenantpartners aangaande de samenwerking in Interventieteamstenbehoevevanhetin artikel 2omschreven doel.
4. Toekomstige bijlagendieonderdewerkingvandit Convenantgaan vallen, makenvanafhetmomentvaninwerkingtredingvandebijlage eveneensintegraalonderdeel uitvandit Convenant. In debijlage(n) wordt (voor zover mogelijk) de verwijzing naar dit Convenant opgenomen.
17
Artikel 24 Geheimhouding
1. Deconvenantpartnersverbinden zichover en weerde in hetkadervan (deuitvoeringvan)ditConvenantuitgewisseldedanweluittewisselen gegevensgeheim te houden en dezegeheelnochgedeeltelijk aan enige derde bekend te maken, behoudens voor zover een verplichting tot openbaarmakingvoortvloeit uit de wet, een rechterlijke uitspraak of dit Convenant.
2. Elkvandeconvenantpartnerskanverlangen dateen dooréénof meervan deandere convenantpartners in te zetten derde een geheim- houdingsverklaring ondertekent alvorens aan die derde informatie wordt verstrekt.
Artikel 25 Toepasselijk recht
Op dit Convenant is uitsluitend Nederlands recht van toepassing .
Artikel 26 PublicatieindeStaatscourant
1. Binnen een maand naondertekeningvanditConvenantwordtdetekst daarvan gepubliceerd in de Staatscourant.
2. Bij wijzigingen in het Convenant vindt het eerste lid overeenkomstige toepassing.
3. Vantoetreden, uittreden, opzeggenofontbinden wordtmelding gemaakt in deStaatscourant.
18
Ondertekening
Aldus overeengekomen en in zeventienvoud ondertekend, op 17 maart 2017, te Den Haag
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Directeur-generaal Sociale Zekerheid en Integratie,
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, voorzitter Raad van Bestuur
De Sociale Verzekeringsbank,
De Rijksbelastingdienst, onderdelen Belastingdienst/Belas-tingen en de Belastingdienst/Toeslagen,
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, Hoofddirecteur van de Immigratie- en Naturalisatiedienst
Het College van Procureurs-generaal, De korpschef van politie,
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Emmen, Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Zwolle, Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Apeldoorn, Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Utrecht,
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hoorn, Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Gouda,
Het College van Burgemeester en Xxxxxxxxxx xxx xx xxxxxxxx Xxxxxxx xxx xxx XXxxxx, Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Tilburg,
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Eindhoven,
10 Staatscourant 2017 nr. 20624 13 april 0000
Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx voor Intervent ieteams 2.017