AB BVO DRAN 7-03-2024 bijlage 5d
AB BVO DRAN 7-03-2024 bijlage 5d
DE COLLEGES VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTEN Arnhem, Berg
en Dal, Beuningen, Doesburg, Druten, Duiven, Heumen, Lingewaard, Montferland, Mook en Middelaar, Nijmegen, Overbetuwe, Renkum, Rheden, Rozendaal, Westervoort, Wijchen en Zevenaar, hierna te noemen de deelnemers;
overwegende dat de gemeenten deel uitmaken van de oude regeling Bedrijfsvoeringsorganisatie Doelgroepenvervoer Regio Arnhem-Nijmegen (DRAN);
gezien het daartoe strekkende verzoek van het Bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie Doelgroepenvervoer Regio Arnhem-Nijmegen (DRAN);
gelet op het bepaalde in artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en de verkregen toestemming van de gemeenteraad van de gemeenten Arnhem, Berg en Dal, Beuningen, Doesburg, Druten, Duiven, Heumen, Lingewaard, Montferland, Mook en Middelaar, Nijmegen, Overbetuwe, Renkum, Rheden, Rozendaal, Westervoort, Wijchen en Zevenaar;
en gelet op artikel 1 en artikel 8, derde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen en titel 10.1 van de Algemene wet bestuursrecht en de verleende toestemming;
Besluiten:
vast te stellen de volgende regeling tot wijziging van de
REGELING BEDRIJFSVOERINGSORGANISATIE DOELGROEPENVERVOER REGIO ARNHEM- NIJMEGEN (DRAN)
Artikel I Wijzigingen
De Regeling Bedrijfsvoeringsorganisatie Doelgroepenvervoer Regio Arnhem-Nijmegen (DRAN) wordt als volgt gewijzigd:
A. De tekst in de aanhef na ‘Gelet op’ wordt vervangen door: artikel 1 en artikel 8, derde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen en titel 10.1 van de Algemene wet bestuursrecht;
B. In artikel 1 vervalt in het derde lid ‘, kleinschalig OV’ en vervallen de volgende omschrijvingen, onder vernummering van de overgebleven omschrijvingen tot nummer 1 tot en met 6,:
- 2. basismobiliteit; en
- 4. aanvullende vervoer.
C. In artikel 3 vervalt de laatste zin.
D. In artikel 4, eerste en tweede lid, vervalt de tekst ‘en aanvullend vervoer’.
E. Artikel 5 vervalt.
F. In artikel 10, zesde lid wordt ‘lid 4’ vervangen door: ‘het vijfde lid’.
G. In artikel 11 wordt het zesde lid vervangen door:
‘6. De raden wordt alleen om zienswijzen gevraagd voor zover wettelijk voorgeschreven.’
H. De artikelen 13,14 en 16 vervallen.
I. In artikel 17, eerste lid, wordt ‘eerste en derde lid’ vervangen door: eerste, derde en vierde lid.
J. De artikelen 19, 20 en 21 vervallen.
K. Artikel 23 wordt vervangen en komt te luiden: ‘Artikel 23 Aansprakelijkheid
1. De DRAN verzekert zich tegen:
a. civielrechtelijke aansprakelijkheid (wettelijke en contractuele aansprakelijkheid) voor schade aan personen en goederen;
b. wettelijke aansprakelijkheid voor vermogensschade.
2. De deelnemers ontvangen van de directeur de verzekeringspolissen.’
L. Het opschrift van hoofdstuk 8 wordt vervangen door: Wijziging, toetreding, uittreding, opheffing en evaluatie
M. Artikel 25 wordt vervangen en komt te luiden: ‘Artikel 25 Wijziging van de regeling
1. Elke deelnemer kan een voorstel voor wijziging indienen.
2. Iedere wijziging van de regeling vereist unanimiteit.’
N. Artikel 26, vierde lid, vervalt.
O. Artikel 27 wordt vervangen en komt te luiden: ‘Artikel 27 Uittreding
1. Indien een deelnemer geheel of deels (per doelgroep) uit wenst te treden, zal het Bestuur in het kader van de in het vierde lid bedoelde afwikkeling van de gevolgen daarvan op basis van een sociaal plan personeel aan deze deelnemer toewijzen.
2. De uittreding kan op twee manieren plaatsvinden:
a. gedurende de looptijd van voor deelnemer betreffende contract(en) met inachtneming van een termijn van aanzegging van het besluit aan de andere deelnemers van minimaal één jaar, met ingang van 1 januari van het opvolgende jaar;
b. bij afloop van de looptijd van voor deelnemer betreffende contract(en) met inachtneming van een termijn van aanzegging van het besluit aan de andere deelnemers van minimaal 15 maanden voordat het contract afloopt.
3. Met de uittredende deelnemer dient een vaststellingsovereenkomst gesloten te worden.
4. Bij het uittreden wordt door het Bestuur een uittredingsplan vastgesteld. Het Bestuur geeft een onafhankelijke derde opdracht om een uittredingsplan op te stellen, nadat op de inhoud van deze opdracht instemming is verkregen van het college van de deelnemer die wenst uit te treden. De kosten van het inschakelen van de onafhankelijke derde zijn voor rekening van de deelnemer die wenst uit te treden.
5. Onderdeel van het uittredingsplan is het berekenen van de uittredingssom. Daaronder wordt verstaan de meerkosten, voor de komende 5 jaar of zoveel korter als de resterende duur van
de contract(en), die de resterende gemeenten moeten maken om de werkzaamheden uit te kunnen blijven voeren zonder de uittredende gemeente. Bij uittreding gedurende de looptijd van contract(en) zullen de financiële gevolgen van de uittreding voor rekening van de uittredende deelnemer komen. Bij een uittreding na afloop van de looptijd van het contract zullen alleen de directe kosten voor rekening van de uittredende deelnemer komen.
6. De kosten die niet direct aan de uittredende gemeente kunnen worden toegerekend, worden berekend door de totalen per kostensoort naar rato te berekenen. Middelen die onderdeel uitmaken van een reserve, worden naar rato in mindering gebracht op de uittredingssom. Voor het bepalen van de kostenverdeelsleutel wordt aangesloten bij de kostenverdeelsleutel van de begroting.
7. Bij uittreding blijft de uittredende deelnemer maximaal vijf jaar na uittreding aansprakelijk voor het intreden van risico’s voortvloeiende uit de periode dat de betreffende deelnemer deelnam aan de regeling indien en voor zover deze intredende risico’s leiden tot een kostenverhoging voor de basistaken in zijn geheel of voor de overige deelnemer.
8. Het bepaalde in de vorige leden is, met uitzondering van het tweede lid, van overeenkomstige toepassing als de uittreding van een deelnemer betrekking heeft op een of meerdere doelgroepen. Voor uittredingsplan moet in dat geval deeluittredingsplan worden gelezen.’
P. Artikel 28 wordt vervangen en komt te luiden: ‘Artikel 28 Opheffing
1. De regeling wordt opgeheven als ten minste tweederde van de deelnemers daartoe besluit na toestemming van hun raden.
2. Het Bestuur geeft een onafhankelijke derde opdracht om een opheffingsplan op te stellen.
3. Het opheffingsplan, bedoeld in het tweede lid, voorziet in ieder geval in de verplichting van de deelnemers tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing van de regeling en in de personele gevolgen van de opheffing.
4. Het opheffingsplan wordt vastgesteld door het Bestuur.
5. Het Bestuur is belast met de uitvoering van het vastgestelde opheffingsplan.’
Q. Artikel 29 ‘Duur van de regeling’ vervalt.
R. Er wordt een nieuw Artikel 29 ‘Evaluatie regeling’ en Artikel 30 ‘Participatie’ ingevoegd, onder vernummering van de artikelen 30 tot en met 32 naar 31 tot en met 33, die komen te luiden: ‘Artikel 29 Evaluatie regeling
1. Elke deelnemer kan vragen om een evaluatie van de regeling.
2. Evaluatie geschiedt als het bestuur daartoe besluit.
3. Het bestuur stelt gezamenlijk de onderzoeksopdracht vast.
Artikel 30 Participatie
1. Gebruikers van Avan en belanghebbenden kunnen inspreken tijdens de vergaderingen van het bestuur, voor zover deze openbaar zijn en zover de inspraak betrekking heeft op de taken van de BVO.
2. Verzoeken om inspraak dienen uiterlijk 3 dagen voor de vergadering gemeld te zijn bij de secretaris.’
S. Artikel 30 Toezending en bekendmakingen wordt vervangen en komt te luiden: ‘Artikel 31 Toezending en bekendmakingen
Arnhem is belast met bekendmaking in het Gemeenteblad.’
T. In de Toelichting bij artikel 2 wordt:
- ‘artikel 33’ vervangen door: artikel 31
- ‘de Staatscourant’ vervangen door: het Gemeenteblad
U. In de Toelichting bij artikel 15:
- wordt ‘Artikel 35 lid 6’ vervangen door: Artikel 35, zevende lid
- vervalt de laatste zin
V. In de Toelichting vervalt de tekst behorende bij ‘Artikel 16’ en ‘Artikel 19’.
W. In de Toelichting worden de twee alinea’s onder Hoofdstuk 8 vervangen door: Artikel 9, eerste lid van de Wgr vereist dat een regeling bepalingen bevat omtrent wijziging, opheffing, toetreding, de voorwaarden waaronder kan worden uitgetreden en de gevolgen van uittreding. Waaronder de bepalingen omtrent de gevolgen voor het vermogen van de bedrijfsvoeringsorganisatie, met inachtneming van artikel 1 van de Wgr.
X. In de Toelichting vervalt de tekst behorende bij ‘Artikel 26 e.v’
Y. In de Toelichting bij artikel 27 wordt:
- de eerste zin vervangen door: Het is verstandig om een derde in te schakelen voor het maken van een uittredingsplan.
- wordt een tweede alinea toegevoegd die komt te luiden:
‘De in het tweede en vijfde lid van artikel 27 van de Regeling genoemde contracten doelen op de contracten inkoop van het vervoer, zoals het vraagafhankelijk vervoer, routevervoer en callcenter.’
Z. In de Toelichting wordt na Artikel 28 een toelichting op de nieuwe artikelen 29 en 30 ingevoegd, die komt te luiden:
‘Artikel 29 Evaluatie regeling en 30 Participatie
Artikel 10, zevende lid en 11a van de Wgr eisen dat in de regeling bepalingen worden opgenomen over evaluatie en participatie. Aangezien participatie hierbij gericht is op beleid en de BVO een beleidsarme regeling betreft is in de regeling enkel opgenomen welke mogelijkheden er zijn voor belanghebbende als het gaat om inspraak op de taken van de BVO.’
AA. In de Toelichting wordt bij het huidige artikel 30:
- ‘Artikel 30’ vervangen door: Artikel 31
- vervalt in de eerste alinea de tekst ‘aan GS zendt en deze’
- vervalt de laatste zin.
Artikel II Inwerkingtreding en citeertitel
1. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking.
2. Dit besluit wordt aangehaald als: Wijziging Regeling DRAN 2024
De colleges van burgemeester en wethouders van Arnhem, Berg en Dal, Beuningen, Doesburg, Druten, Duiven, Heumen, Lingewaard, Montferland, Mook en Middelaar, Nijmegen, Overbetuwe, Renkum, Rheden, Rozendaal, Westervoort, Wijchen en Zevenaar.
De secretaris, De burgemeester,
Toelichting op het wijzigingsbesluit
Regeling Bedrijfsvoeringsorganisatie Doelgroepenvervoer Regio Arnhem-Nijmegen (DRAN)
Bestaande tekst Nieuwe tekst
Gelet op | Gelet op | |
- Artikel 1, eerste lid en artikel 8, derde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen; - Titel 10.1 van de Algemene wet bestuursrecht; - De verleende toestemming, overeenkomstig artikel 1, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, van de raden van de betrokken gemeenten aan de deelnemers voor het aangaan van de samenwerking en het treffen van deze regeling; | artikel 1 en artikel 8, derde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen en titel 10.1 van de Algemene wet bestuursrecht; | |
Artikel 1 Begripsbepalingen | Artikel 1 Begripsbepalingen | |
In deze regeling wordt verstaan onder: 1. college: het college van burgemeester en wethouders van een deelnemer; 2. basismobiliteit: de mogelijkheid voor burgers om zich zelfstandig en tegen een redelijk tarief te verplaatsen met een vorm van aanvullend openbaar vervoer of het doelgroepenvervoer. 3. doelgroepenvervoer: vervoer voor inwoners die geen of niet altijd gebruik kunnen maken van regulier openbaar vervoer. Hiermee wordt bedoeld vervoer in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet, het leerlingenvervoer, kleinschalig OV, maatwerkvervoer in het kader van de Participatiewet; 4. aanvullend vervoer: het openbaar- vervoervangnet dat wordt ingezet daar waar de vervoervraag te laag is voor het exploiteren van een reguliere lijndienst; 5. DRAN: bedrijfsvoeringsorganisatie Doelgroepenvervoer Regio Arnhem- Nijmegen 6. medewerkers: ambtenaren/medewerkers werkzaam bij de DRAN; | In deze regeling wordt verstaan onder: 1. college: het college van burgemeester en wethouders van een deelnemer; 2. doelgroepenvervoer: vervoer voor inwoners die geen of niet altijd gebruik kunnen maken van regulier openbaar vervoer. Hiermee wordt bedoeld vervoer in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet, het leerlingenvervoer, maatwerkvervoer in het kader van de Participatiewet; 3. DRAN: bedrijfsvoeringsorganisatie Doelgroepenvervoer Regio Arnhem- Nijmegen 4. medewerkers: ambtenaren/medewerkers werkzaam bij de DRAN; |
7. regeling: de regeling Bedrijfsvoeringsorganisatie Doelgroepenvervoer regio Arnhem- Nijmegen (DRAN) 8. Wgr: de Wet gemeenschappelijke regelingen. | 5. regeling: de regeling Bedrijfsvoeringsorganisatie Doelgroepenvervoer regio Arnhem-Nijmegen (DRAN) 6. Wgr: de Wet gemeenschappelijke regelingen. |
Artikel 3 Te behartigen belangen | Artikel 3 Te behartigen belangen | |
De DRAN is ingesteld ter gemeenschappelijke behartiging van de belangen van de deelnemers met betrekking tot het tot stand brengen, ontwikkelen en in stand houden van een kwalitatief hoogwaardig, herkenbaar, efficiënt en eenvoudig te gebruiken doelgroepenvervoer. Hierbij wordt rekening gehouden met de mogelijkheden van reizigers en hun sociale netwerk en wordt erop toegezien dat het aanvullend vervoer ook in het buitengebied en de kleine kernen voldoende gewaarborgd is en dat het vervoer een optimale aansluiting heeft op het openbaar- vervoer-netwerk. | De DRAN is ingesteld ter gemeenschappelijke behartiging van de belangen van de deelnemers met betrekking tot het tot stand brengen, ontwikkelen en in stand houden van een kwalitatief hoogwaardig, herkenbaar, efficiënt en eenvoudig te gebruiken doelgroepenvervoer. |
Artikel 4 Doelen en taken | Artikel 4 Doelen en taken | |
1. De DRAN heeft tot doel de gezamenlijke sturing en (financiële) beheersing van uitvoeringstaken en uitvoering van ondersteunende processen op het gebied van doelgroepenvervoer en aanvullend vervoer voor de deelnemers. 2. De sturing en (financiële) beheersing van uitvoeringstaken en uitvoering van ondersteunende processen op het gebied van doelgroepenvervoer en aanvullend vervoer worden overgedragen aan de DRAN. | 1. De DRAN heeft tot doel de gezamenlijke sturing en (financiële) beheersing van uitvoeringstaken en uitvoering van ondersteunende processen op het gebied van doelgroepenvervoer voor de deelnemers. 2. De sturing en (financiële) beheersing van uitvoeringstaken en uitvoering van ondersteunende processen op het gebied van doelgroepenvervoer worden overgedragen aan de DRAN. |
Artikel 5 Overeenkomst provincie Gelderland | Artikel 5 | |
Voor het uitvoeren van de taak aanvullend vervoer genoemd in artikel 4 lid 2 is de DRAN een samenwerkingsovereenkomst aangegaan met de provincie Gelderland. In deze overeenkomst komen de provincie Gelderland en de bedrijfsvoeringsorganisatie overeen dat de DRAN, gedurende de looptijd van de | Vervallen |
overeenkomst, de taak van het aanvullend
vervoer (basismobiliteit) uitvoert voor de provincie Gelderland.
Artikel 10 Vergaderingen | Artikel 10 Vergaderingen | |
6. Een lid van het Bestuur dat van opvatting is dat een besluit als bedoeld in lid 4 tot ongewenste en onrechtvaardige gevolgen leidt, voor de deelnemer die hij vertegenwoordigt, kan voorafgaande aan de vergadering een gemotiveerd en beargumenteerd schriftelijk verzoek indienen om via de escape-procedure te stemmen. | 6. Een lid van het Bestuur dat van opvatting is dat een besluit als bedoeld in het vijfde lid tot ongewenste en onrechtvaardige gevolgen leidt, voor de deelnemer die hij vertegenwoordigt, kan voorafgaande aan de vergadering een gemotiveerd en beargumenteerd schriftelijk verzoek indienen om via de escape-procedure te stemmen. |
Artikel 11 Informatie en verantwoordingplicht | Artikel 11 Informatie en verantwoordingplicht | |
6. De leden 1 tot en met 5 zijn van overeenkomstige toepassing jegens de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten. | 6. De raden wordt alleen om zienswijzen gevraagd voor zover wettelijk voorgeschreven. |
Artikel 13 Aanstellen overig personeel | Artikel 13 | |
1. Het Bestuur heeft de bevoegdheid tot het aanstellen van medewerkers als ambtenaar, het tewerkstellen op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht en het schorsen en ontslaan van het personeel van de DRAN. 2. Het Bestuur kan de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden mandateren aan de directeur. | Vervallen |
Artikel 14 Rechtspositie personeel | Artikel 14 | |
1. Het Bestuur stelt de rechtspositieregeling van het personeel vast. | Vervallen |
Artikel 16 Procedure begrotingsbehandeling | Artikel 16 | |
1. Het Bestuur voorziet de ramingen in de ontwerp-begroting als bedoeld in artikel 35 eerste lid van de Wgr van een behoorlijke toelichting. | Vervallen |
2. Het Bestuur zendt de ontwerp-begroting aan de raden van de gemeenten toe voor 15 april voorafgaand aan het begrotingsjaar waarop zij betrekking heeft.
3. De gemeenteraden kunnen hun zienswijze omtrent het ontwerp van de begroting, indien zij dit in de nota van wijziging aan de orde gesteld wensen te hebben dan wel een nadere toelichting van het Bestuur verlangen, binnen acht weken na de verzending ervan aan het Bestuur kenbaar maken.
4. Het Bestuur zendt het ontwerp van de begroting onder bijvoeging van de zienswijzen van de gemeenteraden, zijn commentaar daarop en zo nodig een nota van wijziging uiterlijk drie weken voor de voorgenomen datum van vaststelling aan de gemeenteraden. Artikel 35, tweede lid van de Wgr is ten aanzien van dit commentaar en de nota van wijziging van
overeenkomstige toepassing.
Artikel 17 Procedure bij wijziging begroting | Artikel 17 Procedure bij wijziging begroting | |
1. Het bepaalde in artikel 35, eerste en derde lid van de Wgr is niet van toepassing op af- en overschrijvingen op de posten van de begroting, alsmede op andere ontwerp-wijzigingen voor zover daaruit geen verhoging van de gemeentelijke bijdragen voortvloeit. | 1. Het bepaalde in artikel 35, eerste, derde en vierde lid van de Wgr is niet van toepassing op af- en overschrijvingen op de posten van de begroting, alsmede op andere ontwerp- wijzigingen voor zover daaruit geen verhoging van de gemeentelijke bijdragen voortvloeit. |
Artikel 19 Informatievoorziening | Artikel 19 | |
Het Bestuur geeft voor 1 maart van elk lopend boekjaar inzicht in te verwachten ontwikkelingen alsmede de algemene financiële kaders voor het opvolgende jaar, teneinde de gemeenten in staat te stellen daar in hun begrotingscyclus op te anticiperen. | Vervallen |
Artikel 20 Aanbieding rekening | Artikel 20 | |
1. Van de inkomsten en uitgaven van de DRAN wordt door het Bestuur over het dienstjaar verantwoording gedaan onder overlegging van de rekening en het verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid | Vervallen |
van de rekening, ingesteld door de krachtens artikel 213, tweede lid van de Gemeentewet aangewezen deskundigen. Voor de raad dient het Bestuur te worden gelezen.
2. Het Bestuur zendt de in het eerste lid bedoelde stukken aan de raden van de gemeenten toe voor 15 april van het jaar dat volgt op het begrotingsjaar waarop zij
betrekking hebben.
Artikel 21 Vaststelling rekening | Artikel 21 | |
1. Het Bestuur onderzoekt de rekening zonder uitstel en stelt haar vast voor 15 juli van het jaar volgende op dat waarop zij betrekking heeft. 2. Het Bestuur zendt de rekening aan Gedeputeerde Staten. 3. In de rekening wordt de door elk der gemeenten over het desbetreffende jaar werkelijk verschuldigde bijdrage opgenomen. | Vervallen |
Artikel 23 Aansprakelijkheid | Artikel 23 Aansprakelijkheid | |
De DRAN verzekert zich tegen: a. civielrechtelijke aansprakelijkheid (wettelijke en contractuele aansprakelijkheid) voor schade aan personen en goederen; b. wettelijke aansprakelijkheid voor vermogensschade; c. de deelnemers ontvangen van de directeur de verzekeringspolissen. | 1. De DRAN verzekert zich tegen: a. civielrechtelijke aansprakelijkheid (wettelijke en contractuele aansprakelijkheid) voor schade aan personen en goederen; b. wettelijke aansprakelijkheid voor vermogensschade; 2. De deelnemers ontvangen van de directeur de verzekeringspolissen. |
Hoofdstuk 8: Wijziging, toetreding, uittreding en opheffing | Hoofdstuk 8: Wijziging, toetreding, uittreding, opheffing en evaluatie |
Artikel 25 Wijziging van de regeling | Artikel 25 Wijziging van de regeling | |
1. Deze regeling kan door de deelnemers op voorstel van elke deelnemer worden gewijzigd. 2. Een wijziging van de regeling vereist unanimiteit. 3. De wijziging van de regeling treedt, tenzij anders is bepaald, in werking op de dag | 1. Elke deelnemer kan een voorstel voor wijziging indienen. 2. Iedere wijziging van de regeling vereist unanimiteit. |
volgend op die waarop de wijziging is bekendgemaakt.
4. Het gemeentebestuur van de plaats van vestiging is belast met de toezending van de gewijzigde regeling aan gedeputeerde staten van de provincie Gelderland en met bekendmaking van de gewijzigde regeling in
de Staatscourant.
Artikel 26 Toetreding door andere gemeenten | Artikel 26 Toetreding door andere gemeenten | |
1. Toetreding van een gemeente tot deze regeling geschiedt als ten minste tweederde van de deelnemers daartoe besluit. 2. De deelnemers kunnen bij hun besluit de voorwaarden bepalen waaronder de toetreding van een gemeente mogelijk is. 3. Toetreding van een gemeente is gebonden aan de volgende procedure: a. het verzoek tot toetreding wordt ingediend bij het Bestuur, dat zo spoedig mogelijk dit verzoek vergezeld van een advies doorstuurt aan de overige deelnemers; b. de deelnemers beslissen over de in het eerste lid bedoelde instemming; c. het Bestuur stelt de verzoekende gemeente in kennis van de genomen besluiten, als bedoeld onder b. 4. De toetreding treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand, volgende op die, waarin het Bestuur de wijziging van de regeling aan gedeputeerde staten heeft toegezonden. | 1. Toetreding van een gemeente tot deze regeling geschiedt als ten minste tweederde van de deelnemers daartoe besluit. 2. De deelnemers kunnen bij hun besluit de voorwaarden bepalen waaronder de toetreding van een gemeente mogelijk is. 3. Toetreding van een gemeente is gebonden aan de volgende procedure: a. het verzoek tot toetreding wordt ingediend bij het Bestuur, dat zo spoedig mogelijk dit verzoek vergezeld van een advies doorstuurt aan de overige deelnemers; b. de deelnemers beslissen over de in het eerste lid bedoelde instemming; c. het Bestuur stelt de verzoekende gemeente in kennis van de genomen besluiten, als bedoeld onder b. |
Artikel 27 Uittreding | Artikel 27 Uittreding | |
1. Indien een deelnemer geheel of deels (per doelgroep) uit wenst te treden, zal het Bestuur in het kader van de in het derde lid bedoelde afwikkeling van de gevolgen daarvan op basis van een sociaal plan personeel aan deze deelnemer toewijzen. 2. De uittreding kan op twee manieren plaatsvinden: a. gedurende de looptijd van voor deelnemer betreffende contract(en) met inachtneming van een termijn van | 1. Indien een deelnemer geheel of deels (per doelgroep) uit wenst te treden, zal het Bestuur in het kader van de in het vierde lid bedoelde afwikkeling van de gevolgen daarvan op basis van een sociaal plan personeel aan deze deelnemer toewijzen. 2. De uittreding kan op twee manieren plaatsvinden: a. gedurende de looptijd van voor deelnemer betreffende contract(en) met inachtneming van een termijn van |
aanzegging van het besluit aan de aanzegging van het besluit aan de andere deelnemers van minimaal één andere deelnemers van minimaal één jaar, met ingang van 1 januari van het jaar, met ingang van 1 januari van het opvolgende jaar. opvolgende jaar. b. bij afloop van de looptijd van voor b. bij afloop van de looptijd van voor deelnemer betreffende contract(en) deelnemer betreffende contract(en) met inachtneming van een termijn van met inachtneming van een termijn van aanzegging van het besluit aan de aanzegging van het besluit aan de andere deelnemers van minimaal 15 andere deelnemers van minimaal 15 maanden voordat het contract afloopt. maanden voordat het contract afloopt. | ||
3. Een uittredingsplan wordt vastgesteld als ten minste tweederde van de deelnemers waaronder de uittredende deelnemer, daartoe besluit. Het Bestuur kan een onafhankelijke derde opdracht geven een uittredingsplan op te stellen, nadat op de inhoud van deze opdracht instemming is verkregen van het college van de deelnemer die wenst uit te treden. De kosten van het inschakelen van de onafhankelijke derde zijn voor rekening van de deelnemer die wenst uit te treden. | 3. Met de uittredende deelnemer dient een vaststellingsovereenkomst gesloten te worden. 4. Bij het uittreden wordt door het Bestuur een uittredingsplan vastgesteld. Het Bestuur geeft een onafhankelijke derde opdracht om een uittredingsplan op te stellen, nadat op de inhoud van deze opdracht instemming is verkregen van het college van de deelnemer die wenst uit te treden. De kosten van het inschakelen van de onafhankelijke derde zijn voor rekening van de deelnemer die wenst uit te treden. 5. Onderdeel van het uittredingsplan is het berekenen van de uittredingssom. Daaronder wordt verstaan de meerkosten, voor de komende 5 jaar of zoveel korter als de resterende duur van de contract(en), die de resterende gemeenten moeten maken om de werkzaamheden uit te kunnen blijven voeren zonder de uittredende gemeente. Bij uittreding gedurende de looptijd van contract(en) zullen de financiële gevolgen van de uittreding voor rekening van de uittredende deelnemer komen. Bij een uittreding na afloop van de looptijd van het contract zullen alleen de directe kosten voor rekening van de uittredende deelnemer komen. 6. De kosten die niet direct aan de uittredende gemeente kunnen worden toegerekend, worden berekend door de totalen per kostensoort naar rato te berekenen. Middelen die onderdeel uitmaken van een reserve, worden naar rato in mindering gebracht op de |
4. Het bepaalde in de vorige leden is, met uitzondering van het tweede lid, van overeenkomstige toepassing als de uittreding van een deelnemer betrekking heeft op een of meerdere doelgroepen. Voor uittredingsplan moet in dat geval deeluittredingsplan worden gelezen. | uittredingssom. Voor het bepalen van de kostenverdeelsleutel wordt aangesloten bij de kostenverdeelsleutel van de begroting. 7. Bij uittreding blijft de uittredende deelnemer maximaal vijf jaar na uittreding aansprakelijk voor het intreden van risico’s voortvloeiende uit de periode dat de betreffende deelnemer deelnam aan de regeling indien en voor zover deze intredende risico’s leiden tot een kostenverhoging voor de basistaken in zijn geheel of voor de overige deelnemer. 8. Het bepaalde in de vorige leden is, met uitzondering van het tweede lid, van overeenkomstige toepassing als de uittreding van een deelnemer betrekking heeft op een of meerdere doelgroepen. Voor uittredingsplan moet in dat geval deeluittredingsplan worden gelezen. |
Artikel 28 Opheffing | Artikel 28 Opheffing | |
1. De regeling kan worden opgeheven als ten minste tweederde van de deelnemers daartoe besluit. 2. De deelnemers nemen geen besluit als bedoeld in het eerste lid dan nadat zij daartoe toestemming hebben verkregen van hun raden. 3. De opheffing gaat in op de eerste dag van de maand, volgend op die waarin het Bestuur de opheffing openbaar heeft bekendgemaakt, tenzij het besluit tot opheffing een latere datum van ingang heeft. 4. Indien op grond van het eerste lid de regeling wordt opgeheven, geeft het Bestuur een onafhankelijke derde opdracht om een opheffingsplan op te stellen, nadat op de inhoud van deze opdracht bij gewone meerderheid van stemmen instemming is verkregen van de deelnemers. 5. Het opheffingsplan, bedoeld in het vierde lid, voorziet in ieder geval in de verplichting van de deelnemers tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing van de | 1. De regeling wordt opgeheven als ten minste tweederde van de deelnemers daartoe besluit na toestemming van hun raden. 2. Het Bestuur geeft een onafhankelijke derde opdracht om een opheffingsplan op te stellen. 3. Het opheffingsplan, bedoeld in het tweede lid, voorziet in ieder geval in de verplichting van de deelnemers tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing van de |
regeling en in de personele gevolgen van de opheffing. 6. Het opheffingsplan wordt vastgesteld door het Bestuur. 7. Het Bestuur is belast met de uitvoering van het opheffingsplan, bedoeld in het vierde lid. 8. Bij ontbinding van de DRAN in verband met opheffing van de regeling of anderszins, blijft de DRAN voortbestaan voor zover dat voor de vereffening van zijn vermogen noodzakelijk is. | regeling en in de personele gevolgen van de opheffing. 4. Het opheffingsplan wordt vastgesteld door het Bestuur. 5. Het Bestuur is belast met de uitvoering van het vastgestelde opheffingsplan. |
Artikel 29 Evaluatie regeling |
1. Elke deelnemer kan vragen om een evaluatie van de regeling. 2. Evaluatie geschiedt als het bestuur daartoe besluit. 3. Het bestuur stelt gezamenlijk de onderzoeksopdracht vast. |
Artikel 30 Participatie |
1. Gebruikers van Avan en belanghebbenden kunnen inspreken tijdens de vergaderingen van het bestuur, voor zover deze openbaar zijn en zover de inspraak betrekking heeft op de taken van de BVO. 2. Verzoeken om inspraak dienen uiterlijk 3 dagen voor de vergadering gemeld te zijn bij de secretaris. |
Artikel 29 Duur van de regeling | Artikel 29 | |
Deze regeling wordt getroffen voor onbepaalde tijd. | Vervallen |
Artikel 30 Toezending en bekendmaking | Artikel 31 Toezending en bekendmaking | |
Arnhem is belast met de toezending van deze regeling aan gedeputeerde staten van de provincie Gelderland en met bekendmaking als bedoeld in artikel 26 van de Wgr. | Arnhem is belast met bekendmaking in het Gemeenteblad. |
Artikel 31 Inwerkingtreding | Artikel 32 Inwerkingtreding |
Artikel 32 Citeerwijze | Artikel 33 Citeerwijze |
Toelichting Artikel 2 | Toelichting Artikel 2 | |
Omdat de DRAN een rechtspersoon is, moet deze worden ingeschreven in het Handelsregister. Daarvoor is nodig dat een statutaire vestigingsplaats wordt gekozen. Ook om te bepalen bij welke bestuursrechter men in beroep kan gaan. Artikel 10 lid 3 van de Wgr vereist dat in de regeling de plaats van vestiging wordt aangewezen. De gemeente van de plaats van vestiging is op grond van artikel 33 belast met de toezending van de regeling aan GS en de bekendmaking van de regeling in de Staatscourant. | Omdat de DRAN een rechtspersoon is, moet deze worden ingeschreven in het Handelsregister. Daarvoor is nodig dat een statutaire vestigingsplaats wordt gekozen. Ook om te bepalen bij welke bestuursrechter men in beroep kan gaan. Artikel 10 lid 3 van de Wgr vereist dat in de regeling de plaats van vestiging wordt aangewezen. De gemeente van de plaats van vestiging is op grond van artikel 31 belast met de toezending van de regeling aan GS en de bekendmaking van de regeling in het Gemeenteblad. |
Toelichting Artikel 16 | ||
Artikel 35 van de Wgr bevat geen termijn voor de zienswijzeprocedure door de raad. In deze regeling is bepaald dat de raad een termijn van acht weken heeft om haar zienswijze kenbaar te maken. Binnen drie weken na het verstrijken van deze termijn, stuurt het Bestuur haar reactie op de zienswijzen aan de raden. De begroting van de gemeenschappelijke regeling dient in ieder geval vóór 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten te zenden. Dit betreft een fatale termijn. Deze termijn is zo vroeg in het jaar gelegen om de deelnemende gemeenten de mogelijkheid te geven de begroting van de gemeenschappelijke regeling in hun eigen begroting te verwerken. Er is voor gekozen dat de vaststelling van de begroting bij meerderheid kan geschieden ter voorkoming dat er een patstelling kan ontstaan, waardoor preventief toezicht bij niet tijdige vaststelling dreigt. | Vervallen |
Toelichting Artikel 19 | ||
De genoemde data zijn gekozen zodat de gemeenten de uitkomsten van de rapportages kunnen gebruiken in hun voor- en najaarsnota. | Vervallen |
Toelichting Hoofdstuk 8 | Toelichting Hoofdstuk 8 | |
Artikel 9 lid 1 van de Wgr vereist dat een regeling die voor onbepaalde tijd wordt getroffen, bepalingen bevat omtrent wijziging, opheffing, toetreding en de gevolgen van uittreding. Geadviseerd wordt om m.b.t. de beslissingen hieromtrent unanimiteit te vereisen. | Artikel 9, eerste lid van de Wgr vereist dat een regeling bepalingen bevat omtrent wijziging, opheffing, toetreding, de voorwaarden waaronder kan worden uitgetreden en de gevolgen van uittreding. Waaronder de bepalingen omtrent de gevolgen voor het vermogen van de bedrijfsvoeringsorganisatie, met inachtneming van artikel 1 van de Wgr. |
Toelichting Artikel 26 e.v | ||
Op grond van artikel 9 lid 1 en artikel 1 lid 3 van de Wgr moeten de deelnemers voor het wijzigen van, toetreden tot en uittreden uit een regeling toestemming verkrijgen van hun raden. Het verzoek tot toetreding zou kunnen worden ingediend bij een van de deelnemers. Geadviseerd wordt om het verzoek te laten indienen bij het Bestuur. | Vervallen |
Toelichting Artikel 27 | Toelichting Artikel 27 | |
In geval een uittreding op robuuste wijze verloopt, kan het verstandig zijn om een derde in te schakelen voor het maken van een uittredingsplan. Dit kan een onafhankelijke registeraccountant zijn, maar ook een andersoortig een financieel adviseur of een mediator behoort tot de mogelijkheden. | Het is verstandig om een derde in te schakelen voor het maken van een uittredingsplan. Dit kan een onafhankelijke registeraccountant zijn, maar ook een andersoortig een financieel adviseur of een mediator behoort tot de mogelijkheden. De in het tweede en vijfde lid van artikel 27 van de Regeling genoemde contracten doelen op de contracten inkoop van het vervoer, zoals het vraagafhankelijk vervoer, routevervoer en callcenter. |
Toelichting
Artikel 29 Evaluatie regeling en 30 Participatie
Artikel 10, zevende lid en 11a van de Wgr eisen dat in de regeling bepalingen worden opgenomen over evaluatie en participatie. Aangezien participatie hierbij gericht is op beleid en de BVO een beleidsarme regeling betreft is in de regeling enkel opgenomen welke mogelijkheden er zijn voor belanghebbende als het gaat om inspraak op
de taken van de BVO.
Toelichting Artikel 30 Toezending en bekendmaking | Toelichting Artikel 31 Toezending en bekendmaking |