Contract
<.. image(Document Cover Page. Document Number: 12481/23 ADD 2. Subject Codes: DRS 44 EF 262 ECOFIN 838 SUSTDEV 114 COMPET 823 DELACT 122. Heading: BEGELEIDENDE NOTA. Originator: de secretaris-generaal van de Europese Commissie, ondertekend door xxxxxxx Xxxxxxx XXXXXX, directeur. Recipient: xxxxxxx Xxxxxxx XXXXXXXX, secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie. Subject: BIJLAGE bij Gedelegeerde Verordening (EU) …/... van de Commissie tot aanvulling van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad wat betreft standaarden voor duurzaamheidsrapportage. Commission Document Number: C(2023) 5303 final - ANNEX 2. Preceeding Document Number: Not Set. Location: Brussel. Date: 30 augustus 2023. Interinstitutional Files: 2021/0104(COD). Institutional Framework: Raad van de Europese Unie. Language: NL. Distribution Code: PUBLIC. GUID: 5325504976220724647_0) removed ..>
Raad van de Europese Unie
Interinstitutioneel dossier: 2021/0104(COD)
Brussel, 30 augustus 2023 (OR. en)
12481/23
ADD 2
DRS 44
EF 262
ECOFIN 838
SUSTDEV 114
COMPET 823
DELACT 122
BEGELEIDENDE NOTA
van: de secretaris-generaal van de Europese Commissie, ondertekend door xxxxxxx Xxxxxxx XXXXXX, directeur
ingekomen: 21 augustus 2023
aan: xxxxxxx Xxxxxxx XXXXXXXX, secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie
nr. Comdoc.: C(2023) 5303 final - ANNEX 2
Betreft: BIJLAGE bij Gedelegeerde Verordening (EU) …/... van de Commissie tot aanvulling van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad wat betreft standaarden voor duurzaamheidsrapportage
Hierbij gaat voor de delegaties document C(2023) 5303 final - ANNEX 2.
Bijlage: C(2023) 5303 final - ANNEX 2
12481/23 ADD 2 ev
COMPET.2. NL
EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 31.7.2023
C(2023) 5303 final
ANNEX 2
BIJLAGE
bij
Gedelegeerde Verordening (EU) …/... van de Commissie
tot aanvulling van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad wat betreft standaarden voor duurzaamheidsrapportage
NL NL
BIJLAGE II
LIJST MET AFKORTINGEN EN BEGRIPPEN
Deze bijlage bevat alle afkortingen uit de ESRS (Tabel 1) en alle begrippen en hun definitie in de ESRS (Tabel 2).
Tabel 1 – Afkortingen
AMS | Automatische meetsystemen |
LKI’s | Luchtkwaliteitsindices |
TV | Toepassingsvoorschriften |
AWS | Alliance for Water Stewardship |
BBT | Beste Beschikbare Techniek |
BBT-GEN | Met de beste beschikbare technieken geassocieerd emissieniveau |
BBT-GMPN | Met de beste beschikbare technieken geassocieerd milieuprestatieniveau |
BREF’s | BBT-referentiedocumenten |
Btu | British Thermal Units |
CapEx | Kapitaaluitgaven |
CBD | Verdrag inzake biologische diversiteit |
CDDA | Common Database on Designated Areas |
CEN | Europees Comité voor Normalisatie |
Cenelec | Europees Comité voor elektrotechnische normalisatie |
CH4 | Methaan |
CICES | Common International Classification of Ecosystem Services |
CO2 | Koolstofdioxide |
VKV | Verordening (EU) 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad1 (Verordening kapitaalvereisten) |
DEGURBA | Stedelijkheidsgraad |
RE BP-1 | Rapportage-eis – Algemene basis voor het opstellen van duurzaamheidsverklaringen |
RE BP-2 | Rapportage-eis – Rapportage over specifieke omstandigheden |
RE GOV-1 | Rapportage-eis – De rol van de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen |
RE GOV-2 | Rapportage-eis – Informatie verschaft aan en omgang met duurzaamheidsthema’s door bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen van de onderneming |
RE GOV-3 | Rapportage-eis – Integratie van duurzaamheidsprestaties in beloningsregelingen |
RE GOV-4 | Rapportage-eis – Due-diligenceverklaring |
RE GOV-5 | Rapportage-eis – Risicobeheersing en interne controles voor duurzaamheidsrapportage |
RE SBM-1 | Rapportage-eis – Marktpositie, strategie, businessmodel(len) en waardeketen |
RE SBM-2 | Rapportage-eis – Belangen en opvattingen van stakeholders |
RE SBM-3 | Rapportage-eis – Materiële impacts, risico’s en kansen en de wisselwerking daarvan met strategie en businessmodel(len) |
1 Verordening (EU) Nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).
RE IRO-1 | Rapportage-eis – Beschrijving van de processen om materiële impacts, risico’s en kansen in kaart te brengen en te analyseren |
RE IRO-2 | Rapportage-eisen in ESRS opgenomen in de duurzaamheidsverklaringen van de onderneming |
DNSH | Geen ernstige afbreuk doen aan |
RE | Rapportage-eisen |
EBA | Europese Bankautoriteit |
EC | Europese Commissie |
EER | Europese Economische Ruimte |
EFRAG | European Financial Reporting Advisory Group. |
EFRAG SRB | European Financial Reporting Advisory Group Sustainability Reporting Board |
MEB | Milieueffectbeoordeling |
EMAS | Milieubeheer- en milieuauditsysteem |
EPC | Energieprestatiecertificaat |
Europees PRTR | Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen |
ESA’s | Europese toezichthoudende autoriteiten |
ESMA | Europese Autoriteit voor effecten en markten |
ESRS | European Sustainability Reporting Standards |
ESRS 1 | European Sustainability Reporting Standard 1 Algemene vereisten |
ESRS 2 | European Sustainability Reporting Standard 2 Algemene toelichtingen |
ESRS E1 | European Sustainability Reporting Standard E1 Klimaatverandering |
ESRS E2 | European Sustainability Reporting Standard E2 Verontreiniging |
ESRS E3 | European Sustainability Reporting Standard E3 Water en mariene hulpbronnen |
ESRS E4 | European Sustainability Reporting Standard E4 Biodiversiteit en ecosystemen |
ESRS E5 | European Sustainability Reporting Standard E5 Materiaalgebruik en circulaire economie |
ESRS G1 | European Sustainability Reporting Standard G1 Zakelijk gedrag |
ESRS S1 | European Sustainability Reporting Standard S1 Eigen personeel |
ESRS S2 | European Sustainability Reporting Standard S2 Werknemers in de waardeketen |
ESRS S3 | European Sustainability Reporting Standard S3 Getroffen gemeenschappen |
ESRS S4 | European Sustainability Reporting Standard S4 Consumenten en eindgebruikers |
EU | Europese Unie |
EU-ETS | EU-emissiehandelssysteem |
EOR | Europese ondernemingsraad |
FPIC | Vrijwillige, voorafgaande en geïnformeerde instemming |
VTE | Voltijds equivalent |
GAAP | Algemeen aanvaarde boekhoudkundige beginselen |
BKG | Broeikasgas |
GJ | Gigajoule |
GRI | Global Reporting Initiative |
GWP | Aardopwarmingsvermogen |
HFK’s | Fluorkoolwaterstoffen |
IED | Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad2 (Richtlijn industriële emissies) |
IFC | International Finance Corporation |
IFRS | International Financial Reporting Standards |
ILO | Internationale Arbeidsorganisatie |
IPBES | Intergovernmental Science-Policy Platform on Biodiversity and Ecosystem Services |
IPCC | Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering |
ISEAL | International Social and Environmental Accreditation and Labelling Alliance |
ISO | Internationale Organisatie voor normalisatie |
ISSB | International Sustainability Standards Board |
ITS | Technische uitvoeringsnormen |
IUCN | International Union for Conservation of Nature |
KBA’s | Key Biodiversity Areas |
kg | kilogram |
lb | pond |
LEAP | Locate Evaluate Assess Prepare |
LGBTQI | Lesbisch, homoseksueel, biseksueel, transgender, intersekse en queer |
MDR | Minimumrapportage-eis |
MWh | Megawattuur |
N2O | Distikstofoxide |
NACE | Statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap |
NF3 | Stikstoftrifluoride |
Ngo’s | Niet-gouvernementele organisaties |
NH3 | Ammoniak |
NOx | Stikstofoxiden |
NUTS | Nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek. |
O3 | Ozon |
ODS | Ozonlaagafbrekende stof |
OESO | Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling |
OECM | One Earth Climate Model |
OpEx | Operationele uitgaven |
PBT’s | Persistente, bioaccumulerende en toxische stoffen |
PCAF | Partnership for Carbon Accounting Financials |
PFK’s | Perfluorkoolwaterstoffen |
PM | Deeltjes |
PMT’s | Persistente, mobiele en toxische stoffen |
POP’s | Persistente organische verontreinigende stoffen |
REACH | Registratie en beoordeling van en autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen |
SBTi | Science Based Targets Initiative |
2 Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17).
SBTN | Science Based Targets Network |
SCE | Europese coöperatieve vennootschap (Societas Cooperativa Europaea) |
SDA | Sectoral Decarbonisation Approach |
SDG’s | Duurzame ontwikkelingsdoelen |
SDPI | Sustainable Development Performance Indicator |
SE | Europese vennootschap (Societas Europaea) |
SEEA | System of Environmental-Economic Accounting |
SEEA EA | System of Environmental-Economic Accounting – Ecosystem Accounting |
SFDR | Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad3 (Verordening duurzaamheidsinformatie financiële sector)) |
SOx | Zwaveloxiden |
ZZS | Zeer zorgwekkende stoffen |
TCFD | Task Force on Climate-Related Financial Disclosures |
TNFD | Taskforce on Nature-related Financial Disclosures |
VN | Verenigde Naties |
UNEP | Milieuprogramma van de Verenigde Naties |
Unesco | Organisatie van de Verenigde Naties voor Onderwijs, Wetenschap en Cultuur |
zPzB’s | Zeer persistente en zeer bioaccumulerende stoffen |
zPzM’s | Zeer persistente en zeer mobiele stoffen |
WDPA | World Database of Protected Areas |
WRI | World Resources Institute |
WWF | Wereld Natuur Fonds |
Tabel 2 – In ESRS gedefinieerde termen
Deze tabel definieert de termen die als referentie dienen bij het opstellen van duurzaamheidsverklaringen overeenkomstig ESRS.
Begrip | Definitie |
Maatregelen | Maatregelen zijn: i. maatregelen en actieplannen (met inbegrip van transitieplannen) die worden geïmplementeerd om ervoor te zorgen dat de onderneming resultaten boekt voor de gestelde doelen en waarmee de onderneming op materiële impacts, risico’s en kansen probeert te acteren; en ii. besluiten waarmee deze worden ondersteund met financiële, menselijke of technologische hulpbronnen. |
Speler binnen de waardeketen | Personen of entiteiten in de upstream- of downstreamwaardeketen. Een speler geldt als downstream van de onderneming (bv. distributeurs, klanten) wanneer deze producten of diensten van de onderneming |
3 Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector (PB L 317 van 9.12.2019, blz. 1).
ontvangt; hij geldt als upstream van de onderneming (bv. leveranciers) wanneer hij producten of diensten levert die bij de vervaardiging van de eigen producten of diensten van de onderneming worden gebruikt. | |
Leefbaar loon | Een loon dat voorziet in de behoeften van de werknemer en zijn of haar gezin in het licht van de nationale economische en sociale omstandigheden. |
Bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen | De bestuursorganen met de hoogste beslissingsbevoegdheid binnen de onderneming, met inbegrip van de comités ervan. Indien er in de governancestructuur geen leden van de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen van de onderneming zijn, wordt de bestuursvoorzitter (CEO) en, indien die functie bestaat, de adjunct- bestuursvoorzitter opgenomen. Sommige jurisdicties kennen een dualistisch bestuursmodel (two-tier governance), waarbij toezicht en management gescheiden zijn. In dat geval vallen beide niveaus onder de definitie van bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen. |
Getroffen gemeenschappen | Mensen of groep(en) die in hetzelfde gebied wonen of werken en die door de activiteiten van een rapporterende onderneming of via haar upstream- en downstreamwaardeketen zijn getroffen of kunnen worden getroffen. Getroffen gemeenschappen kunnen uiteenlopen van gemeenschappen die naast de activiteiten van de onderneming wonen (lokale gemeenschappen), tot gemeenschappen die verder weg wonen. Getroffen gemeenschappen omvatten ook daadwerkelijk en potentieel getroffen inheemse volken. |
Jaarlijkse totale beloning | De jaarlijkse totale beloning voor eigen personeel omvat het salaris, bonussen, aandelen- en optieregelingen, beloning in de vorm van een non-equity incentive plan, verandering in pensioenwaarde en inkomen uit non-qualified deferred compensation (NQDC- plannen) toegekend in de loop van een jaar. |
Beoogde financiële effecten | Financiële effecten die niet voldoen aan de criteria voor opname in de posten van de jaarrekening tijdens verslagperiode en die niet in beeld komen met de actuele financiële effecten. |
Gebied met waterrisico | Een waterwingebied, waar diverse fysieke aspecten wat betreft water: i. ertoe leiden dat een of meer waterlichamen in een minder dan goede status verkeren en/of hun toestand zien verslechteren (in de zin van Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad4), hetgeen wijst op |
4 Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).
aanzienlijke problemen wat betreft beschikbaarheid, kwaliteit, kwantiteit van water (waaronder grote waterstress); en/of ii. leiden tot problemen wat betreft toegankelijkheid van water, problemen wat betreft wet- en regelgeving of reputatie (onder meer het met gemeenschappen gedeeld gebruik van water en betaalbaarheid van water) voor haar faciliteiten en voor de faciliteiten van haar belangrijkste leverancier(s). | |
Gebied met grote waterstress | Regio’s waar het percentage totale wateronttrekking volgens de “Aqueduct Water Risk Atlas”-tool van het World Resources Institute (WRI) hoog (40-80 %) of extreem hoog (hoger dan 80 %) is. Zie ook waterschaarste. |
Benodigde procesmaterialen | Materialen die nodig zijn voor het productieproces, maar die geen deel uitmaken van het eindproduct, zoals smeermiddelen voor productiemachines. |
BBT-conclusies | Een document bestaande uit de delen van een BBT-referentiedocument met de conclusies over beste beschikbare technieken, de beschrijving ervan, gegevens ter beoordeling van de toepasselijkheid ervan, de met de beste beschikbare technieken geassocieerde emissieniveaus, de met de beste beschikbare technieken geassocieerde milieuprestatieniveaus, de met de beste beschikbare technieken geassocieerde minimuminhoud van een milieubeheersysteem met inbegrip van benchmarks, de daarmee verbonden monitoring, de daarmee verbonden consumptieniveaus en, in voorkomend geval, toepasselijke terreinsaneringsmaatregelen5. |
Met de beste beschikbare technieken geassocieerd emissieniveau (BBT-GEN) | Het bereik van emissieniveaus verkregen in normale bedrijfsomstandigheden met gebruikmaking van een beste beschikbare techniek of een combinatie van beste beschikbare technieken als omschreven in de BBT-conclusies, uitgedrukt als een gemiddelde over een bepaalde periode, in specifieke referentieomstandigheden, d.w.z. het met een BBT geassocieerde emissieniveau. |
Met de beste beschikbare technieken geassocieerd milieuprestatieniveau (BBT- GMPN) | Het bereik van milieuprestatieniveaus, met uitzondering van emissieniveaus, die onder normale bedrijfsomstandigheden worden verkregen door gebruik te maken van een BBT of een combinatie van BBT’s6. |
Beste beschikbare technieken (BBT’s)7 | Het meest doeltreffende en geavanceerde ontwikkelingsstadium van de activiteiten en exploitatiemethoden waarbij de praktische bruikbaarheid van speciale technieken om het |
5 Richtlijn 2010/75/EU inzake industriële emissies.
6 Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 10 februari 2012 tot vaststelling van richtsnoeren voor het verzamelen van gegevens, alsook voor het opstellen van BBT-referentiedocumenten en het waarborgen van de kwaliteit ervan als bedoeld in Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake industriële emissies (PB L 63 van 2.3.2012, blz. 1)
7 Artikel 3, punt 10, van Richtlijn 2010/75/EU inzake industriële emissies.
uitgangspunt voor de emissiegrenswaarden en andere vergunningsvoorwaarden te vormen is aangetoond, met het doel emissies en effecten op het milieu in zijn geheel te voorkomen of, wanneer dat niet mogelijk is, te beperken: i. “technieken” omvat zowel de toegepaste technieken als de wijze waarop de installatie wordt ontworpen, gebouwd, onderhouden, geëxploiteerd en ontmanteld; ii. “beschikbaar” betekent op zodanige schaal ontwikkeld dat, de betrokken technieken, kosten en baten in aanmerking genomen, economisch en technisch haalbaar in de betrokken industriële context kunnen worden toegepast, onafhankelijk van de vraag of die technieken al dan niet op het grondgebied van de betrokken lidstaat worden toegepast of geproduceerd, mits zij voor de exploitant op redelijke voorwaarden toegankelijk zijn; en iii. “beste” betekent het meest doeltreffend voor het bereiken van een hoog algemeen niveau van bescherming van het milieu in zijn geheel. | |
Biodiversiteitsverlies | De vermindering van aspecten van biologische diversiteit (d.w.z. diversiteit op genetisch, soort- en ecosysteemniveau) gaat verloren in een bepaald gebied door dood (met inbegrip van uitsterven), vernietiging of manuele verwijdering; dit kan op uiteenlopende schaal gebeuren – van uitsterven op planetaire schaal tot het uitsterven van populaties, met een verminderde totale diversiteit op dezelfde schaal. |
Biodiversiteit of biologische diversiteit | De variabiliteit tussen levende organismen van allerlei herkomst, met inbegrip van onder meer terrestrische, mariene en andere aquatische ecosystemen, en de ecologische complexen waarvan zij deel uitmaken. Dit omvat variatie in genetische, fenotypische, fylogenetische en functionele kenmerken, alsmede veranderingen in abundantie en distributie in tijd en ruimte binnen en tussen soorten, biologische gemeenschappen en ecosystemen. |
Biodiversiteitsgevoelig gebied | Natura 2000-netwerk van beschermde gebieden, Unesco-werelderfgoedlocaties en Key Biodiversity Areas (KBA’s), alsmede andere beschermde gebieden als bedoeld in bijlage II, aanhangsel D, bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139 van de Commissie8. |
Integriteit van de biosfeer of ecologische integriteit | Het vermogen van een ecosysteem om ecologische processen en een diverse |
8 Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139 van de Commissie van 4 juni 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad door technische screeningcriteria vast te stellen om de voorwaarden te bepalen waaronder een specifieke economische activiteit kan worden aangemerkt als substantieel bijdragend aan de mitigatie van klimaatverandering of de adaptatie aan klimaatverandering, en om uit te maken of die economische activiteit niet ernstig afbreuk doet aan een van de andere milieudoelstellingen (PB L 442 van 9.12.2021, blz. 1).
gemeenschap van organismen te ondersteunen en in stand te houden. | |
Blauwe economie | De blauwe economie omvat alle bedrijfstakken en sectoren die verband houden met de oceaan, de zee en de kust, ongeacht of deze actief zijn in het mariene milieu (zoals scheepvaart, visserij, energieopwekking) of op land (zoals havens, scheepswerven, aquacultuur en algenproductie aan land, kusttoerisme). |
XXXX’x of referentiedocumenten over beste beschikbare technieken in de EU | Een document dat het resultaat is van de overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake industriële emissies9, georganiseerde uitwisseling van informatie en dat is opgesteld voor welomschreven activiteiten en met name een beschrijving geeft van toegepaste technieken, huidige emissies en consumptieniveaus, technieken die in overweging worden genomen voor de bepaling van beste beschikbare technieken, alsmede BBT-conclusies en eventuele technieken in opkomst, met bijzondere aandacht voor de criteria vermeld in bijlage III bij Richtlijn 2010/75/EU. |
Omkoping | Xxxxxx op oneerlijke wijze overtuigen om in uw voordeel te handelen door hun een geschenk in de vorm van geld of een andere stimulus te geven. |
Businessmodel | Het systeem waarmee de onderneming inputs via haar activiteiten in outputs en uitkomsten transformeert en dat dient om de strategische doelen van de onderneming te verwezenlijken en op korte, middellange en lange termijn waarde te creëren. ESRS gebruikt het enkelvoud “businessmodel”, al moet worden erkend dat ondernemingen soms meer dan één businessmodel hebben. |
Zakelijke relaties | De relaties die de onderneming onderhoudt met zakenpartners, entiteiten binnen haar waardeketen en alle overige statelijke of niet- statelijke entiteiten die direct verband houden met haar zakelijke activiteiten, producten of diensten. Zakelijke relaties zijn niet beperkt tot directe contractuele relaties. Zij omvatten ook indirecte zakelijke relaties in de waardeketen van de onderneming buiten de first-tier-relaties, en aandeelhoudersposities in joint ventures of beleggingen. |
Nevenproduct | Een stof die of een voorwerp dat het resultaat is van een productieproces dat niet in de eerste plaats bedoeld is voor de productie van die stof of dat voorwerp, wordt niet als een afvalstof beschouwd, maar als een nevenproduct indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: i. het is zeker dat de stof of het voorwerp zal worden gebruikt; |
9 Richtlijn 2010/75/EU inzake industriële emissies (IED).
ii. de stof of het voorwerp kan onmiddellijk worden gebruikt zonder enige verdere verwerking anders dan die welke bij normale productiepraktijken gangbaar is; iii. de stof of het voorwerp wordt geproduceerd als een integraal onderdeel van een productieproces; en iv. verder gebruik is rechtmatig, d.w.z. de stof of het voorwerp voldoet aan alle voorschriften inzake producten, milieu en gezondheidsbescherming voor het specifieke gebruik en zal niet leiden tot over het geheel genomen ongunstige impacts op het milieu of de menselijke gezondheid. | |
Carbon credit | Een overdraagbaar of verhandelbaar instrument dat één ton CO2-eq emissiereductie of - verwijdering vertegenwoordigt en dat is gecertificeerd overeenkomstig erkende kwaliteitsstandaarden. |
Koolstofdioxide-equivalent (CO2-eq) | De universele meeteenheid die het aardopwarmingsvermogen (GWP) van elk broeikasgas aangeeft, uitgedrukt in termen van het aardopwarmingsvermogen van één eenheid koolstofdioxide. Deze eenheid wordt gebruikt om het vrijkomen van verschillende broeikasgassen (of het vermijden dat deze vrijkomen) op een gemeenschappelijke basis te evalueren. |
Kinderarbeid | Werk dat kinderen berooft van hun kindertijd, hun potentieel en hun waardigheid, en dat schadelijk is voor hun lichamelijke en geestelijke ontwikkeling. Het gaat om werk dat: i. mentaal, fysiek, sociaal of moreel gevaarlijk en schadelijk is voor kinderen; en/of ii. hun scholing belemmert door hun de kans te ontnemen om naar school te gaan, hen verplicht de school vroegtijdig te verlaten, of hen verplicht om schoolbezoek te proberen combineren met buitensporig lang en zwaar werk. Een kind wordt gedefinieerd als iemand jonger dan achttien jaar. Of bepaalde vormen van arbeid al dan niet “kinderarbeid” kunnen worden genoemd, hangt af van de leeftijd van het kind, het soort werk en het aantal gewerkte uren en de omstandigheden waarin de arbeid wordt verricht. Het antwoord op deze vraag verschilt van land tot land, maar ook tussen bedrijfstakken binnen landen. De minimumleeftijd om te werken mag, volgens Verdrag nr. 138 betreffende de minimumleeftijd van de Internationale Arbeidsorganisatie, niet lager zijn dan de leeftijd waarop de leerplicht eindigt en in ieder geval niet lager dan vijftien jaar. Uitzonderingen zijn mogelijk in bepaalde landen waar economie en onderwijsvoorzieningen onvoldoende ontwikkeld zijn en waar een minimumleeftijd van veertien |
jaar geldt. Deze landen waarvoor een uitzondering geldt, worden vermeld door de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) in antwoord op een speciaal verzoek van het betrokken land en in overleg met representatieve organisaties van werkgevers en werknemers. De nationale wetgeving kan toestaan dat personen van dertien tot en met vijftien jaar lichte werkzaamheden uitvoeren, op voorwaarde dat deze niet schadelijk zijn voor hun gezondheid of ontwikkeling en niet van zodanige aard zijn dat zij hen verhinderen de school regelmatig te bezoeken of deel te nemen aan programma’s voor beroepskeuze of beroepsopleiding. De minimumleeftijd voor toelating tot iedere vorm van arbeid die, naar de aard van de arbeid of de omstandigheden waaronder deze wordt uitgevoerd, de gezondheid, de veiligheid of de zedelijkheid van jeugdige personen in gevaar kan brengen, mag niet lager zijn dan achttien jaar. | |
Circulaire economie | Een economisch systeem waarin de waarde van producten, materialen en andere hulpbronnen in de economie zo lang mogelijk behouden blijft, waardoor deze efficiënter worden gebruikt bij productie en consumptie, zodat het milieueffect van het gebruik ervan wordt verminderd, en afval en het vrijkomen van gevaarlijke stoffen in alle stadia van de levenscyclus zo veel mogelijk worden beperkt, onder meer door toepassing van de afvalhiërarchie. |
Beginselen van de circulaire economie | De Europese beginselen van de circulaire economie zijn: i. bruikbaarheid; ii. herbruikbaarheid; iii. repareerbaarheid; iv. demontage; v. herfabricage of opknappen; vi. recycling; vii. recirculatie volgens de biologische cyclus; viii. ander potentieel optimaal gebruik van product en materiaal. |
Aandeel circulair materiaalgebruik (CMUR) | Het opnieuw gebruiken van materialen, componenten en producten in de praktijk na primair gebruik, volgens deze strategie (in voorkeursorde): i. onderhoud/verlengd gebruik; ii. hergebruik/herinzet; iii. opknappen/hergebruik productonderdelen; iv. recycling, compostering of anaerobe vergisting. Dit gebruikspercentage wordt omschreven als de verhouding van het circulaire materiaalgebruik ten opzichte van het totale materiaalgebruik. |
Gerubriceerde informatie | Gerubriceerde EU-informatie in de zin van Besluit 2013/488/EU van de Raad betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU- |
informatie10, of door een van de lidstaten gerubriceerde informatie en als dusdanig gemarkeerde informatie, overeenkomstig aanhangsel B bij dat besluit van de Raad. | |
Klimaatadaptatie | Het proces van aanpassing aan de daadwerkelijke en verwachte klimaatverandering en de impacts daarvan. |
Klimaatmitigatie | Het proces om broeikasgasemissies te reduceren en de gemiddelde mondiale temperatuurstijging te beperken tot 1,5 °C boven het pre-industriële niveau, zoals vastgelegd in de Overeenkomst van Parijs. |
Klimaatveerkracht | Het vermogen van een onderneming om zich aan te passen aan klimaatveranderingen en aan ontwikkelingen of onzekerheden in verband met klimaatverandering. Klimaatveerkracht omvat het vermogen om met klimaat-scope 1 en voordelen van klimaatkansen om te gaan, met inbegrip van het vermogen om te reageren op en zich aan te passen aan transitierisico’s en fysieke risico’s. De klimaatveerkracht van een onderneming omvat zowel haar strategische veerkracht als haar operationele veerkracht in het licht van veranderingen en ontwikkelingen op klimaatgebied of onzekerheden verbonden aan klimaatverandering. |
Klimaatkans | Potentiële positieve effecten van klimaatverandering voor de onderneming. Inspanningen inzake klimaatmitigatie en -adaptatie kunnen kansen creëren voor ondernemingen. Klimaatkansen zullen verschillen afhankelijk van de regio, markt en bedrijfstak waar een onderneming actief is. |
Fysiek klimaatrisico (fysiek risico door klimaatverandering) | Risico’s voortkomend uit klimaatverandering kunnen gebeurtenisgedreven zijn (acute risico’s) of voortkomen uit verschuivingen in klimaatpatronen op langere termijn (chronische risico’s). Acute fysieke risico’s komen voort uit specifieke gevaren, en met name weersverschijnselen zoals stormen, overstromingen, branden of hittegolven. Chronische fysieke risico’s komen voort uit veranderingen van het klimaat op langere termijn, zoals temperatuurveranderingen, zeespiegelstijgingen, verminderde waterbeschikbaarheid, biodiversiteitsverlies en veranderingen in productiviteit van grond en bodem. |
Klimaattransitierisico | Risico’s die voortkomen uit de transitie naar een koolstofarme en klimaatveerkrachtige economie. Daarbij gaat het doorgaans om beleidsrisico’s, juridische risico’s, technologische risico’s, marktrisico’s en reputatierisico’s. |
10 Besluit 2013/488/EU van de Raad van 23 september 2013 betreffende beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 274 van 15.10.2013, blz. 1).
Collectieve onderhandelingen | Alle onderhandelingen die plaatsvinden tussen een werkgever, een groep werkgevers of een of meer werkgeversorganisaties, enerzijds, en een of meer vakbonden of, bij hun afwezigheid, de vertegenwoordigers die geldig zijn verkozen en door hen zijn gemachtigd in overeenstemming met de nationale wet- en regelgeving, anderzijds, om: i. de arbeidsomstandigheden en -voorwaarden vast te stellen; en/of ii. de betrekkingen tussen werkgevers en werknemers te regelen; en/of de betrekkingen tussen werkgevers of hun organisaties en (een) werknemersorganisatie(s) te regelen. |
Bevestigd incident (kinder- of gedwongen arbeid of mensenhandel) | Incident van kinderarbeid of gedwongen arbeid of mensenhandel dat gegrond is bevonden. Bevestigde incidenten omvatten geen incidenten van kinderarbeid of gedwongen arbeid of mensenhandel waarnaar het onderzoek tijdens de rapportageperiode nog loopt. |
Bevestigd incident van corruptie of omkoping | Een incident van corruptie of omkoping dat gegrond is bevonden. Bevestigde incidenten van corruptie omvatten geen incidenten van corruptie waarnaar het onderzoek op het einde van de rapportageperiode nog loopt. Of potentiële gevallen van non-compliance gegrond blijken, kan worden bepaald door de compliance officer van de onderneming of door een vergelijkbare functie of instantie. Een incident hoeft niet gegrond te worden bevonden door een rechter. |
Consument | Personen die de goederen en diensten van de organisatie verwerven, consumeren of gebruiken voor persoonlijk gebruik – voor zichzelf of voor anderen – en niet voor wederverkoop of commerciële, handels- zakelijke, ambachts- of beroepsdoeleinden. |
Bedrijfscultuur | Een bedrijfscultuur formuleert doelstellingen via waarden en overtuigingen. Zij is de leidraad voor de activiteiten van de onderneming via gedeelde aannames en groepsnormen zoals waarden- of missieverklaringen of een gedragscode. |
Corruptie | Het misbruik van toevertrouwde macht voor persoonlijk gewin; dit kan worden geïnitieerd door personen of organisaties. Corruptie omvat praktijken zoals faciliterende betalingen, fraude, afpersing, samenzwering en witwassen. Het omvat ook het aanbieden of ontvangen van een geschenk, lening, vergoeding, beloning of ander voordeel aan of van een persoon om deze aan te zetten iets te doen dat oneerlijk, onwettig of een schending is van het vertrouwen in het zakelijk gedrag van de onderneming. Daarbij kan het gaan om voordelen in contanten of in natura, zoals kosteloze goederen, geschenken en vakanties, of speciale persoonlijke diensten die worden verstrekt met het oog op een |
ongepast voordeel, of die kunnen leiden tot morele druk om een dergelijk voordeel te ontvangen. | |
Geloofwaardige vertegenwoordigers | Personen met voldoende diepgaande ervaring in het omgaan met getroffen stakeholders uit een bepaalde regio of context (zoals vrouwelijke werknemers op landbouwbedrijven, inheemse volken of migrerende werknemers) die kunnen helpen om zorgen die dezen waarschijnlijk hebben, effectief over te brengen. In de praktijk kan het hier gaan om ontwikkelings- en mensenrechten-ngo’s, internationale vakbonden en het lokale middenveld, met inbegrip van levensbeschouwelijk geïnspireerde organisaties. |
Actuele financiële effecten | Financiële effecten voor de lopende verslagperiode die zijn opgenomen in de belangrijkste onderdelen van de jaarrekening. |
Decarbonisatiehefbomen | Geaggregeerde soorten klimaatmitigerende maatregelen zoals energie-efficiëntie, elektrificatie, overschakeling naar andere brandstoffen, gebruik van hernieuwbare energie, productwijzigingen en decarbonisatie van de toeleveringsketen die aansluiten bij de specifieke maatregelen van ondernemingen. |
Ontbossing | Door de mens veroorzaakte tijdelijke of permanente omzetting van bebost gebied in niet-bebost gebied11. |
Degradatie of gedegradeerd ecosysteem | Chronische menselijke impacts die resulteren in biodiversiteitsverlies en verstoring van de structuur, samenstelling en functionaliteit van een ecosysteem. |
Afhankelijkheden | De situatie van een onderneming die voor haar bedrijfsprocessen afhankelijk is van natuurlijke, menselijke en/of sociale hulpbronnen. |
Depositie op water en bodem | Een hoeveelheid van een stof die is geaccumuleerd in het milieu – in het water of in de bodem –, hetzij als gevolg van reguliere activiteiten of van incidenten of van verwijderingen door ondernemingen, ongeacht of die accumulatie optreedt op de bedrijfslocatie waar een onderneming produceert of daarbuiten. |
Verwoestijning (woestijnvorming) | Landdegradatie in droge, halfdroge en droge sub-humide gebieden als gevolg van diverse factoren, met inbegrip van klimaatveranderingen en menselijke activiteiten. Met verwoestijning wordt niet de natuurlijke uitbreiding van bestaande woestijnen bedoeld. |
Lozing | Een afvalwaterlozing is de hoeveelheid water (in m3) of stof (in kg BOD/dag of vergelijkbaar) toegevoegd aan of uitgeloogd naar een waterlichaam vanuit een puntbron of een diffuse |
11 Bijlage I, punt 21, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1288 van de Commissie van 6 april 2022 tot aanvulling van Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de inhoud en presentatie van de informatie met betrekking tot het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”, en tot nadere bepaling van de inhoud, methoden en presentatie van informatie met betrekking tot duurzaamheidsindicatoren en ongunstige effecten op de duurzaamheid en van de inhoud en presentatie van de informatie met betrekking tot het promoten van ecologische of sociale kenmerken en doelstellingen voor duurzaamheidsbeleggingen in precontractuele documenten, op websites en in periodieke verslagen (PB L 196 van 25.7.2022, blz. 1).
bron. Riooleffluent (of -lozing) is gezuiverd afvalwater dat door een rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi) wordt geloosd. | |
Discriminatie | Discriminatie kan direct of indirect plaatsvinden. Van directe discriminatie is sprake wanneer iemand ongunstiger wordt behandeld dan een ander die in een vergelijkbare situatie verkeert, wordt (of zou worden) behandeld, en de reden daarvoor een specifiek kenmerk is dat deze heeft en dat een van de “beschermingsgronden” is. Indirecte discriminatie vindt plaats wanneer een ogenschijnlijk neutrale bepaling een persoon of een groep die dezelfde kenmerken deelt, benadeelt. Aangetoond moet worden dat een groep door een besluit wordt benadeeld ten opzichte van een vergelijkbare groep. |
Dubbele materialiteit | Dubbele materialiteit heeft twee dimensies: impact-materialiteit en financiële materialiteit. Een duurzaamheidsthema voldoet aan het criterium van dubbele materialiteit indien het materieel is uit oogpunt van impact of uit financieel oogpunt, of beide. |
Duurzaamheid van een product, component of materiaal | Het vermogen van een product, component of materiaal om functioneel en relevant te blijven bij beoogd gebruik. |
Ecologische drempel | Het punt waarop een relatief kleine verandering in externe omstandigheden een snelle verandering in een ecosysteem veroorzaakt. Wanneer een ecologische drempel is overschreden, kan het ecosysteem misschien niet meer door zijn inherente veerkracht terugkeren naar zijn staat. |
Omvang van ecosystemen | De omvang van een natuurlijk kapitaalgoed (“ecosystem asset”), terwijl een natuurlijk kapitaalgoed het aangrenzende gebied van een specifiek ecosysteemtype is dat wordt gekenmerkt door een onderscheiden stel biotische en abiotische componenten en hun interacties. |
Ecosysteemherstel | Xxxxxxxxxxx ingrepen om het herstel van een ecosysteem in gedegradeerde toestand te initiëren of te versnellen. |
Ecosysteemdiensten | De bijdragen van ecosystemen aan de baten die worden gebruikt bij economische en andere menselijke activiteiten of de baten die ecosystemen de mens opleveren. Volgens het Millennium Ecosystem Assessment (MA) kunnen ecosysteemdiensten worden ingedeeld in ondersteunende, regulerende, producerende en culturele diensten. De Common International Classification of Ecosystem Services (CICES) is een classificatie van ecosysteemdiensten. |
Ecosysteem (ecosystemen) | Een dynamisch complex van gemeenschappen van planten, dieren en micro-organismen en hun niet-levende omgeving, die in een onderlinge wisselwerking een functionele eenheid vormen. Een typologie van |
ecosystemen is te vinden in de IUCN Global Ecosystem Typology 2.0. | |
Emissie | De directe of indirecte uitstoot, uit puntbronnen of diffuse bronnen, van stoffen, trillingen, warmte of geluid in de lucht, het water of de bodem12. |
Werknemer | Een persoon die met de onderneming een arbeidsrelatie heeft overeenkomstig nationaal recht of nationale praktijk. |
Eindgebruikers | Personen die de uiteindelijke gebruikers of beoogde uiteindelijke gebruikers van een bepaald product of bepaalde dienst zijn. |
Gelijke kansen | Een gelijke en niet-discriminerende toegang van personen tot kansen op onderwijs, opleiding, werkgelegenheid, loopbaanontwikkeling en machtsuitoefening zonder te worden benadeeld op basis van criteria zoals geslacht, ras of etnische afkomst, nationaliteit, religie of overtuiging, beperking, leeftijd of seksuele geaardheid. |
Gelijke behandeling | Het beginsel van gelijke behandeling is een algemeen beginsel van het Europees recht dat veronderstelt dat vergelijkbare situaties of partijen in vergelijkbare situaties gelijk worden behandeld. In de context van ESRS S1 verwijst de term “gelijke behandeling” ook naar het beginsel van niet-discriminatie dat inhoudt dat er geen directe of indirecte discriminatie mag zijn op gronden als geslacht, ras, kleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuiging, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, een handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid. |
Financiële effecten | Effecten van risico’s en kansen die voor een onderneming op korte, middellange of lange termijn invloed hebben op haar financiële positie, financiële prestaties en kasstromen. |
Financiële materialiteit | Een duurzaamheidsthema is uit financieel oogpunt materieel indien het risico’s of kansen genereert die voor een onderneming op korte, middellange of lange termijn invloed hebben (of waarvan redelijkerwijs mag worden verwacht dat zij invloed kunnen hebben) op haar financiële positie, financiële prestaties, kasstromen, toegang tot financiering of kapitaalkosten. |
Gedwongen arbeid | Alle arbeid of diensten die van een persoon worden gevorderd onder bedreiging met een of andere straf en waarvoor bedoelde persoon zich niet vrijwillig heeft aangeboden. Het begrip omvat alle situaties waarin personen met enigerlei middel worden gedwongen om werk te verrichten, en omvat zowel traditionele op slavernij lijkende praktijken als eigentijdse vormen van dwang waarmee arbeidsuitbuiting is gemoeid; dit kan mensenhandel en moderne |
12 Richtlijn 2010/75/EU inzake industriële emissies.
slavernij omvatten. | |
Fossiele brandstof | Niet-hernieuwbare energiebronnen op basis van koolstof, zoals vaste brandstoffen, aardgas en olie. |
Vrijwillige, voorafgaande en geïnformeerde instemming (FPIC) | Een uitdrukking van het recht van inheemse volken om zelf hun politieke, sociale, economische en culturele prioriteiten te bepalen. Het omvat drie onderling samenhangende en cumulatieve rechten van inheemse volken: het recht te worden geconsulteerd; het recht te participeren; en het recht op hun land, hun gebieden en hun hulpbronnen. FPIC ziet op inheemse volken en wordt erkend in het internationaal humanitair recht, en met name de Verklaring van de Verenigde Naties over de rechten van inheemse volken (UNDRIP). |
Zoet water | Grondwater en oppervlaktewater, met als jaargemiddelde een zoutgehalte < 0,5 ‰ (het maximum vermeld in bijlage II bij de kaderrichtlijn water). |
Broeikasgasemissiereductie | Daling van de scope 1-, 2- of 3-emissies of totale broeikasgasemissies van de onderneming aan het einde van de rapportageperiode ten opzichte van de emissies in het basisjaar. Emissiereducties kunnen het resultaat zijn van onder meer energie-efficiëntie, elektrificatie, decarbonisatie van leveranciers, decarbonisatie van de elektriciteitsmix, ontwikkeling van duurzame producten of wijzigingen in de begrenzingen of activiteiten van de rapportage (bv. uitbesteding, verminderde capaciteit), op voorwaarde dat deze reducties worden behaald binnen de eigen activiteiten en de upstream- en downstreamwaardeketen van de onderneming; broeikasgasverwijderingen en vermeden emissies tellen niet mee als emissiereducties. |
Broeikasgasverwijdering en -opslag | Met (antropogene) broeikasgasverwijderingen (GGR) wordt het onttrekken van broeikasgassen aan de atmosfeer als gevolg van bewust menselijke handelen bedoeld. Daarbij gaat het ook om het versterken van natuurlijke antropogene koolstofputten (“sinks”) en het gebruik van chemische technologie om langetermijnverwijdering en -opslag te verwezenlijken. Koolstofafvang en -opslag (CCS) uit bronnen in de sectoren industrie en energie, die op zich geen CO2 uit de atmosfeer verwijdert, kan atmosferisch CO2 verwijderen indien deze techniek wordt gecombineerd met de productie van bio-energie (bio-energie met CO2-afvang en -opslag – BECCS). Verwijderingen kunnen onderhevig zijn aan “reversals” (omkeringen), d.w.z. iedere beweging van opgeslagen broeikasgassen uit de beoogde opslag die opnieuw in de atmosfeer komen. Wanneer bijvoorbeeld een bos dat is aangeplant om een specifieke hoeveelheid CO2 te verwijderen, door een natuurbrand wordt |
getroffen, worden de in de bomen afgevangen emissies “omgekeerd”. | |
Aardopwarmingsvermogen (GWP) | Een factor die de door één eenheid van een bepaald broeikasgas veroorzaakte stralingsforcering (de mate van schade aan de atmosfeer) ten opzichte van één eenheid CO2 beschrijft. |
Broeikasgassen (BKG) | De gassen vermeld in deel 2 van bijlage V bij Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad13. Dit zijn: koolstofdioxide (CO2), methaan (CH4), distikstofoxide (N2O), zwavelhexafluoride (SF6), stikstoftrifluoride (NF3), fluorkoolwaterstoffen (HFK’s) en perfluorkoolwaterstoffen (PFK’s). |
Klachtenmechanisme | Routinematig, al dan niet door de staat georganiseerd, al dan niet juridische procedure waarmee stakeholders klachten kunnen indienen en herstelmaatregelen kunnen proberen te krijgen. Voorbeelden van door de staat georganiseerde juridische en niet- juridische klachtenmechanismen zijn rechtbanken, arbeidsrechtbanken, nationale mensenrechteninstituten, Nationale Contact Punten (NCP’s) in het kader van de OESO- richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen, ombudsdiensten, organisaties voor consumentenbescherming, toezichthouders en klachtendiensten van de overheid. Niet door de staat georganiseerde klachtenmechanismen zijn mechanismen beheerd door de onderneming – alleen of samen met stakeholders –, zoals klachtenmechanismen op operationeel niveau en collectieve onderhandelingen, met inbegrip van de mechanismen die zijn opgezet via collectieve onderhandelingen. Zij omvatten ook mechanismen beheerd door brancheorganisaties, internationale organisaties, organisaties uit het maatschappelijke middenveld, of multi- stakeholdergroepen. Klachtenmechanismen op operationeel niveau worden beheerd door de organisatie – alleen of in samenwerking met andere partijen – en zijn direct toegankelijk voor de stakeholders van de organisatie. Zij bieden de mogelijkheid om misstanden in een vroeg stadium en direct te identificeren en aan te pakken, en voorkomen zo dat klachten escaleren en misstanden verergeren. Ook krijgt de organisatie hiermee van de direct getroffenen belangrijke feedback over de effectiviteit van haar due diligence. Overeenkomstig UN Guiding Principle (UNGP) 31 zijn effectieve |
13 Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 663/2009 en (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 94/22/EG, 98/70/EG, 2009/31/EG, 2009/73/EG, 2010/31/EU, 2012/27/EU en 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2009/119/EG en (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).
klachtenmechanismen legitiem, toegankelijk, voorspelbaar, billijk, transparant, in overeenstemming met het recht en een bron van permanente educatie. Naast deze criteria zijn effectieve klachtenmechanismen op operationeel niveau ook gebaseerd op betrokkenheid en dialoog. Mogelijk is het voor de organisatie moeilijker om de effectiviteit te beoordelen van klachtenmechanismen waarin zij participeert, dan bij mechanismen die zij zelf heeft opgezet. | |
Grondwater | Alle water dat zich onder het bodemoppervlak in de verzadigde zone bevindt en dat in direct contact met de bodem of ondergrond staat14. |
Habitat | De plaats of soort locatie waar een organisme of populatie van nature voorkomt. Deze term wordt ook gebruikt voor de milieukenmerken die een bepaalde soort nodig heeft, of haar ecologische niche. |
Habitatfragmentatie (versnippering) | Een algemene term om de reeks processen te beschrijven waarbij habitatverlies resulteert in de opdeling van aaneengesloten habitats in een groter aantal kleinere gebieden, die in totaal kleiner in omvang zijn en onderling geïsoleerd door een matrix van verschillende habitats. Habitatfragmentatie kan optreden door natuurlijke processen (bv. bos- en graslandbranden, overstromingen) en door menselijk handelen (bosbouw, landbouw, verstedelijking). |
Intimidatie | Een situatie waarin ongewenst gedrag ten aanzien van een beschermingsgrond tegen discriminatie (bv. gender op grond van Xxxxxxxxx 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad15, of godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid op grond van Richtlijn 2000/78/EG van de Raad16) plaatsvindt met als doel of gevolg dat de waardigheid van een persoon wordt aangetast en een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende omgeving wordt gecreëerd. |
Gevaarlijke afvalstoffen | Een afvalstof die een of meer van de gevaarlijke eigenschappen bezit die worden vermeld in bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende afvalstoffen17. |
Sectoren met een grote klimaatimpact | Sectoren vermeld in de NACE-secties A tot en met H en sectie L van bijlage I bij |
14 Artikel 2, punt 20, van Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).
15 Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep (PB L 204 van 26.7.2006, blz. 23).
16 Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (PB L 303 van 2.12.2000, blz. 16).
17 Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).
Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad18 (zoals gedefinieerd in Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1288 van de Commissie19). | |
Impacts | Het effect dat de onderneming heeft (of kan hebben) op milieu en mens, met inbegrip van effecten op hun mensenrechten, in verband met haar eigen activiteiten en upstream- en downstreamwaardeketen, onder meer via haar producten en diensten, maar ook via haar zakelijke relaties. Deze impacts kunnen daadwerkelijk of potentieel zijn, negatief of positief, bedoeld of onbedoeld, en omkeerbaar of onomkeerbaar. Zij kunnen zich voordoen op korte, middellange of lange termijn. Impacts geven aan wat de – negatieve of positieve – bijdrage van de onderneming aan duurzame ontwikkeling is. |
Drukfactoren | Alle factoren die veranderingen veroorzaken in de natuur, antropogene activa, bijdragen van de natuur aan de mens en een goede kwaliteit van leven. Directe factoren van verandering kunnen zowel natuurlijk als antropogeen zijn. Zij hebben directe fysieke impact (mechanisch, chemisch, geluid, licht enz.) en gedragsimpacts op de natuur. Daarbij gaat het onder meer om klimaatverandering, verontreiniging, verschillende soorten van verandering in landgebruik, invasieve exoten en zoönosen, en exploitatie. Het functioneren van indirecte drukfactoren is diffuus doordat zij directe factoren veranderen of beïnvloeden (door niveau, richting of aandeel daarvan te beïnvloeden), maar ook andere indirecte factoren. Interactie tussen indirecte en directe drukfactoren creëert verschillende ketens van relaties, attributie en impacts, die kunnen verschillen naargelang soort, intensiteit, duur en afstand. Deze relaties kunnen ook leiden tot verschillende soorten overloopeffecten. Mondiale indirecte factoren zijn onder meer economische, demografische, governance-, technologische en culturele factoren. Bijzondere aandacht gaat bij indirecte factoren naar de rol van instellingen (zowel formeel als informeel) en impacts van de productie-, leverings- en consumptiepatronen op de natuur, bijdragen van de natuur aan de mens en een goede levenskwaliteit. |
18 Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden (PB L 393 van 30.12.2006, blz. 1).
19 Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1288 van de Commissie van 6 april 2022 tot aanvulling van Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de inhoud en presentatie van de informatie met betrekking tot het beginsel “geen ernstige afbreuk doen”, en tot nadere bepaling van de inhoud, methoden en presentatie van informatie met betrekking tot duurzaamheidsindicatoren en ongunstige effecten op de duurzaamheid en van de inhoud en presentatie van de informatie met betrekking tot het promoten van ecologische of sociale kenmerken en doelstellingen voor duurzaamheidsbeleggingen in precontractuele documenten, op websites en in periodieke verslagen (PB L 196 van 25.7.2022, blz. 1).
Impact-materialiteit | Een duurzaamheidsthema is materieel uit oogpunt van impact wanneer het betrekking heeft op materiële daadwerkelijke of potentiële, positieve of negatieve impacts van de onderneming op mens of milieu op korte, middellange en lange termijn. Een uit oogpunt van impact materieel duurzaamheidsthema omvat impacts die verband houden met de eigen activiteiten en upstream- en downstreamwaardeketen van de onderneming, onder meer via haar producten en diensten, maar ook via haar zakelijke relaties. |
Incident | Een via een formeel proces bij de onderneming of bevoegde autoriteiten geregistreerde juridische actie of klacht, of een geval van niet- naleving dat door de onderneming is geïdentificeerd via vastgestelde procedures. Bij vastgestelde procedures om gevallen van niet- naleving te identificeren, kan het gaan om audits van het beheersysteem, formele monitoringprogramma’s of klachtenmechanismen. |
Afvalverbranding | Het op hoge temperatuur gecontroleerd verbranden van afval, al dan niet met terugwinning van energie. |
Onafhankelijk bestuurder | Bestuurders die onafhankelijk oordelen, vrij van externe invloeden of belangenconflicten. Onafhankelijkheid betekent over het algemeen objectieve, ongebonden oordeelsvorming. Wanneer “onafhankelijkheid” wordt gebruikt als de maatstaf om de schijn van onafhankelijkheid te beoordelen, of om een niet-uitvoerend lid van de bestuurs-, leidinggevende en toezichthoudende organen of hun comités als onafhankelijk aan te merken, betekent het de afwezigheid van een belang, positie, band of relatie die, beschouwd uit het oogpunt van een redelijke en goed geïnformeerde derde, waarschijnlijk aanleiding zal geven tot ongepaste beïnvloeding van of vooringenomenheid bij de besluitvorming. |
Inheemse volken | Er is geen uniforme definitie van inheemse volken waarover op internationaal niveau overeenstemming bestaat. In de praktijk valt er wel convergentie waar te nemen tussen internationale instanties over de vraag welke groepen als inheemse volken kunnen worden beschouwd – en dus bijzondere bescherming moeten krijgen. Een belangrijk criterium om inheemse volken te definiëren betreft hun verbondenheid met een traditioneel gebied, in de zin van artikel 1 van ILO-Verdrag nr. 169, dat verklaart dat het betrokken verdrag van toepassing is op: “(a) in stamverband levende volken in onafhankelijke landen waarvan de sociale, culturele en economische omstandigheden hen onderscheiden van andere delen van de nationale gemeenschap, en van wie de status geheel of gedeeltelijk wordt gereguleerd door hun eigen gewoonten of |
tradities of door speciale wetten of voorschriften; (b) volken in onafhankelijke landen die als inheems worden beschouwd wegens hun afstamming van de volken die het land of een geografisch gebied waartoe het land behoort, bewoonden op het tijdstip waarop het werd veroverd of gekoloniseerd of waarop de huidige grenzen van de staat werden vastgesteld en die, ongeacht hun wettelijke status, sommige of al hun eigen sociale, economische, culturele en politieke instellingen hebben behouden.” In artikel 1, lid 2, van ILO-Verdrag nr. 169 is ook het volgende bepaald: “Het gevoel inheems te zijn of te behoren tot een stam dient te worden aangemerkt als fundamenteel criterium om te bepalen op welke groepen de bepalingen van dit Verdrag van toepassing zijn.” | |
Indirecte broeikasgasemissies | Broeikasgasemissies die een gevolg zijn van de activiteiten van een entiteit, maar die optreden bij bronnen die eigendom zijn van of onder de zeggenschap staan van een andere entiteit. Indirecte emissies omvatten zowel scope 2-emissies als scope 3-emissies. |
Installatie | Een stationaire technische eenheid waarin een of meer activiteiten plaatsvinden die een effect op emissies en verontreiniging kunnen hebben. |
Interne koolstofprijs | Een prijs die een onderneming gebruikt om de financiële implicaties in te schatten van veranderingen in investeringen, productie en consumptiepatronen, alsmede van potentiële technologische vooruitgang en toekomstige kosten van emissiereductie. |
Regelingen voor interne koolstofbeprijzing | Een organisatorische regeling waarmee een onderneming koolstofprijzen kan toepassen bij strategische en operationele besluitvorming. Er zijn twee soorten interne koolstofprijzen gangbaar in ondernemingen. De eerste soort is een “schaduwprijs”, d.w.z. een theoretische kostprijs of theoretisch bedrag dat de onderneming niet in rekening brengt, maar dat wel kan worden gebruikt voor het inschatten van de economische implicaties of afruil voor elementen als risico-impacts, nieuwe investeringen, netto contante waarde (NPV) van projecten en de kosten-batenanalyse van diverse initiatieven. De tweede soort is een interne “heffing” of “vergoeding”, d.w.z. een koolstofprijs die in rekening wordt gebracht aan een bedrijfsactiviteit, productlijn of andere bedrijfseenheid op basis van hun broeikasgasemissies (deze interne heffingen of vergoedingen vallen te vergelijken met intracompany-verrekenprijzen). |
Invasieve of uitheemse soorten | Soorten waarvan de introductie en/of verspreiding door menselijk handelen buiten hun natuurlijke verspreidingsgebied een bedreiging vormt voor de biologische diversiteit, de voedselveiligheid en de menselijke gezondheid en het menselijk welzijn. |
Met “uitheemse soort” wordt een soort bedoeld die buiten haar natuurlijke verspreidingsgebied is geïntroduceerd (“exoot”, “niet-inheems” en “niet van nature voorkomend” zijn synoniemen voor “uitheems”). “Invasieve soort” is een soort die zich blijkt uit te breiden in ecosystemen waarin deze is geïntroduceerd en die deze blijkt te veranderen. Een soort kan dus uitheems zijn zonder invasief te zijn of kan, in het geval van een soort die van nature in een gebied voorkomt, toenemen en invasief worden, zonder evenwel een uitheemse soort te zijn. | |
Key Biodiversity Area (KBA) | Locaties die significant bijdragen aan de mondiale instandhouding van biodiversiteit, in terrestrische, zoetwater- en mariene ecosystemen. Sites kwalificeren als mondiale KBA’s indien deze voldoen aan een of meer van elf criteria, ingedeeld in vijf clusters: bedreigde biodiversiteit; geografisch beperkte biodiversiteit; ecologische integriteit; biologische processen; en onvervangbaar karakter. De World Database of Key Biodiversity Areas wordt door BirdLife International beheerd namens het KBA Partnership. |
Landdegradatie | De talrijke processen die leiden tot de afname of het verlies van biodiversiteit, ecosysteemfuncties of de baten daarvan voor de mens; dit omvat ook de degradatie van alle terrestrische ecosystemen. |
Vuilstortplaats | Een afvalverwijderingsterrein voor het storten van afvalstoffen op of in de bodem20. |
Landsysteem (verandering in –) | De terrestrische component van het aardsysteem die alle processen en activiteiten met betrekking tot het landgebruik door de mens omvat. Daarbij gaat het om sociaal- economische, technologische en organisatorische inputs en regelingen, alsmede om de baten van land en de onbedoelde sociale en ecologische uitkomsten van maatschappelijke activiteiten. Het concept “landsystemen” is een combinatie van “landgebruik” (de activiteiten, regelingen en inputs verbonden aan landgebruik) en “landbedekking” (het geheel van fysieke kenmerken van land die kunnen worden onderscheiden met aardobservatie). |
Landgebruik (verandering in –) | Het gebruik door de mens van een specifiek gebied voor een bepaalde doelstelling (zoals wonen, landbouw, recreatie, industrie enz.). Wordt beïnvloed door, maar is niet synoniem met landbedekking. Met “verandering in landgebruik” wordt een verandering bedoeld in het gebruik of beheer van land door de mens, die tot een verandering in de landbedekking kan leiden. |
Officiële vertegenwoordigers | Personen die als officieel zijn erkend door de |
20 Artikel 2, punt g), xxx Xxxxxxxxx 1999/31/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende het storten van afvalstoffen (PB L 182 van 16.7.1999, blz. 1).
wet of de praktijk, zoals gekozen vakbondsvertegenwoordigers in het geval van werknemers, of andere gelijkaardige vrij gekozen vertegenwoordigers van getroffen stakeholders. | |
Invloed | Het vermogen van de onderneming om de onrechtmatige praktijken te veranderen van een andere partij die met een negatieve duurzaamheidsimpact in verband te brengen is. |
Lobbyactiviteiten | Activiteiten ondernomen met het oog op de beïnvloeding van het formuleren of de uitvoering van beleid of wetgeving of de besluitvorming van regeringen, overheidsinstellingen, toezichthouders, EU-instellingen, -organen en -instanties of normerende instanties. Bij dit soort activiteiten gaat het om (niet-uitputtende lijst): i. het organiseren van of deelnemen aan bijeenkomsten, conferenties, evenementen; ii. het leveren van een bijdrage of deelnemen aan publieke consultaties, hoorzittingen of andere soortgelijke initiatieven; iii. het opzetten van communicatiecampagnes, platformen, netwerken, initiatieven van onderop; iv. het (laten) opstellen van beleids- en standpuntnota’s, opiniepeilingen, surveys, open brieven, onderzoekswerkzaamheden, zijnde de activiteiten die onder de regels van het transparantieregister vallen. |
Locked-in broeikasgasemissies | Schattingen van toekomstige broeikasgasemissies die waarschijnlijk zullen worden veroorzaakt door de belangrijkste activa of verkochte producten van een onderneming tijdens hun operationele levensduur. |
Lange levensduur | Een ontwerp voor onderhoud en duurzaamheid dat moet stimuleren dat producten in de praktijk langer worden gebruikt dan de industrienorm en op een schaal en zodanige wijze dat de circulaire verwerking aan het einde van het functionele leven niet in het gedrang komt. |
Xxxxxxx hulpbronnen | Biologische en niet-biologische hulpbronnen die in de zeeën en oceanen worden aangetroffen. Voorbeelden zijn onder meer, doch niet uitsluitend, diepzeemineralen, grind en visserijproducten. |
Materiële kansen | Duurzaamheidskansen met positieve financiële effecten die voor de onderneming materiële invloed hebben (of waarvan redelijkerwijs mag worden verwacht dat zij die invloed kunnen hebben) op haar kasstromen, toegang tot financiering of kapitaalkosten op korte, middellange of lange termijn. |
Materiële risico’s | Duurzaamheidsrisico’s met negatieve financiële effecten die voor de onderneming materiële invloed hebben (of waarvan redelijkerwijs mag worden verwacht dat zij die invloed kunnen hebben) op haar kasstromen, |
toegang tot financiering of kapitaalkosten op korte, middellange of lange termijn. | |
Materialiteit | Een duurzaamheidsthema is materieel indien het voldoet aan de criteria die zijn bepaald voor impact-materialiteit, voor financiële materialiteit, of voor beide. |
Maatstaven | Kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren die de onderneming gebruikt voor het meten van en rapporteren over de effectiviteit van de verwezenlijking van haar duurzaamheidsbeleid, mede afgezet tegen haar doelen op termijn. Maatstaven helpen ook om de resultaten van de onderneming te meten wat betreft betrokken mensen, milieu en de onderneming. |
Microplastics | Kleine stukjes plastic, doorgaans kleiner dan 5 mm. Een toenemende hoeveelheid microplastics wordt aangetroffen in het milieu (ook in de zee) en in voedsel en drinkwater. Wanneer microplastics in het milieu terechtkomen, zijn zij niet biologisch afbreekbaar en hopen zij zich meestal op – tenzij zij speciaal ontworpen zijn om biologisch afbreekbaar te zijn in het open milieu. Biologische afbreekbaarheid is een complex fenomeen, met name in het mariene milieu. Er bestaat toenemende zorg over de aanwezigheid van microplastics in verschillende milieucompartimenten (zoals water), de impact daarvan op het milieu en potentieel de gezondheid van de mens. |
Minimumrapportage-eis | Een minimumrapportage-eis legt de inhoud vast van de informatie die de onderneming moet opnemen wanneer zij rapporteert over beleid, maatregelen, maatstaven of doelen, hetzij overeenkomstig een Rapportage-eis in een ESRS, hetzij op entiteitspecifieke basis. |
Natuurlijke hulpbronnen | In de natuur voorkomende natuurlijke kapitaalgoederen (grondstoffen) die voor economische productie of consumptie kunnen worden gebruikt. |
Nature-based solutions (NbS) | Maatregelen ten behoeve van de bescherming, het behoud, het herstel, het duurzame gebruik en beheer van natuurlijke of veranderde terrestrische, zoetwater-, kust- en mariene ecosystemen, die sociale, economische en ecologische uitdagingen effectief en adaptief het hoofd bieden en tegelijkertijd voordelen opleveren in termen van menselijk welzijn, ecosysteemdiensten, veerkracht en biodiversiteit. |
Netto-nul-doel | Op het niveau van een onderneming een netto- nul-doel (klimaatneutraliteit) vaststellen dat is afgestemd op het behalen van maatschappelijke klimaatdoelen, betekent: i. binnen de waardeketen emissiereducties behalen op een schaal die consistent is met de reductie die vereist is om het punt van mondiale netto-nul op 1,5 °C-trajecten te bereiken; en ii. het neutraliseren van de impact van |
restemissies (na een broeikasgasemissiereductie met zo’n 90 tot 95 %, met de mogelijkheid voor gerechtvaardigde sectorale verschillen in lijn met een erkend sectoraal traject) door permanent een equivalent volume CO2 te verwijderen. | |
Medewerkers niet in loondienst | Binnen het eigen personeel van een onderneming omvatten medewerkers niet in loondienst zowel individuele opdrachtnemers die arbeid leveren aan de onderneming (“zelfstandigen”) als werknemers die worden geleverd door ondernemingen die zich voornamelijk bezighouden met “Arbeidsbemiddeling en personeelswerk” (NACE-code N78). |
Niet-hernieuwbare energie | Energie die niet kan worden geïdentificeerd als zijnde afkomstig uit hernieuwbare bronnen. |
Operationele zeggenschap | Operationele zeggenschap (over een entiteit, bedrijfslocatie, activiteit of activum) is de situatie waarin de onderneming in staat is de operationele activiteiten en relaties van de entiteit, de bedrijfslocatie, de activiteit of het activum aan te sturen. |
Kansen | Duurzaamheidskansen met positieve financiële effecten. |
Overwerk | Het aantal uren dat een werknemer daadwerkelijk heeft gewerkt boven zijn of haar contractuele werkuren. |
Eigen personeel/eigen werknemers | Xxxxx medewerkers die een arbeidsrelatie met de onderneming hebben (“werknemers”) als medewerkers niet in loondienst die ofwel individuele opdrachtnemers zijn die arbeid leveren aan de onderneming (“zelfstandigen”), of personen die worden geleverd door ondernemingen die zich voornamelijk bezighouden met “Arbeidsbemiddeling en personeelswerk” (NACE-code N78). |
Ozonlaagafbrekende stoffen | Stoffen vermeld in het Protocol van Montréal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken. |
Verpakking | Producten, vervaardigd uit materiaal van welke aard ook, die kunnen worden gebruikt voor het insluiten, beschermen, verladen, afleveren, opslaan, vervoeren en aanbieden van goederen – van grondstoffen tot afgewerkte producten – over het gehele traject van producent tot gebruiker of consument21. |
Beloning | Het gewone basis- of minimumloon of -salaris en alle overige vormen van beloning, in geld of in natura die de werknemer direct of indirect (“aanvullende of variabele componenten”) van zijn of haar werkgever ontvangt met betrekking tot zijn of haar dienstbetrekking. Het “beloningsniveau” is het brutojaarloon en het overeenkomstige bruto-uurloon. Het “mediane beloningsniveau” is de werknemersbeloning |
21 Artikel 3, punt 1), van Richtlijn 94/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval (PB L 365 van 31.12.1994, blz. 10).
waarbij de ene helft van de werknemers meer dan dat bedrag verdient en de andere helft minder. | |
Mensen met een beperking | Mensen met langdurige fysieke, mentale, intellectuele of zintuiglijke beperkingen die hen, in wisselwerking met diverse drempels, kunnen beletten volledig, effectief en op voet van gelijkheid met anderen te participeren in de samenleving. |
Fysieke risico’s | Alle mondiale economische bedrijvigheid is afhankelijk van het functioneren van aardsystemen (zoals een stabiel klimaat) en ecosysteemdiensten (zoals de levering van biomassa (grondstoffen)). Natuurlijke fysieke risico’s zijn een direct gevolg van de afhankelijkheid van een organisatie van de natuur. Xxxxxxx risico’s treden op wanneer natuurlijke systemen worden aangetast door de impact van klimatologische gebeurtenissen (bv. extreme weersomstandigheden zoals droogte), geologische gebeurtenissen (bv. seismische gebeurtenissen zoals een aardbeving), gebeurtenissen of veranderingen in ecosysteemevenwichten, zoals bodemkwaliteit of mariene ecologie, die van invloed zijn op de ecosysteemdiensten waarvan organisaties afhankelijk zijn. Dit soort risico’s kunnen acuut of chronisch zijn, of beide. Natuurlijke fysieke risico’s ontstaan als gevolg van veranderingen in de biotische (levende) en abiotische (niet- levende) omstandigheden die gezonde, functionerende ecosystemen ondersteunen. Fysieke risico’s zijn meestal locatiegebonden. Natuurlijke fysieke risico’s gaan vaak samen met fysieke klimaatrisico’s. |
Planetaire grenzen | Met dit concept kan een schatting worden gemaakt van een veilige operationele ruimte voor de mensheid wat betreft het functioneren van de aarde. Voor elk cruciaal proces van het aardsysteem is kwantitatief bepaald waar de grens ligt die niet mag worden overschreden om onacceptabele planetaire milieuveranderingen te vermijden. |
Beleid | Een samenstel of raamwerk van algemene doelstellingen en managementbeginselen dat de onderneming gebruikt bij haar besluitvorming. Een beleid geeft uitvoering aan de strategie of de managementbesluiten met betrekking tot een materieel duurzaamheidsthema. Elke beleidslijn valt onder de verantwoordelijkheid van een of meer specifieke personen, legt het toepassingsbereik ervan vast en omvat een of meer doelen (die in voorkomend geval zijn gekoppeld aan meetbare doelen). Beleid wordt gevalideerd en geëvalueerd aan de hand van de toepasselijke governanceregels van ondernemingen. Beleid wordt uitgerold via maatregelen of actieplannen. |
Verontreinigende stof | Een stof, trilling, warmte, geluid, licht of andere |
contaminant in lucht, water of bodem die de gezondheid van mens en/of milieu kan aantasten, schade kan toebrengen aan materiële bezittingen, dan wel de belevingswaarde van het milieu of ander rechtmatig milieugebruik kan aantasten of in de weg staan22. | |
Verontreiniging | De directe of indirecte inbreng door menselijk handelen van verontreinigende stoffen in lucht, water of bodem die de gezondheid van mens en/of het milieu kan aantasten, schade kan toebrengen aan materiële goederen, dan wel de belevingswaarde van het milieu of ander rechtmatig milieugebruik kan aantasten of in de weg kan staan23. |
Bodemverontreiniging | De inbreng in de bodem door menselijk handelen – ongeacht of die inbreng optreedt op de bedrijfslocatie waar een onderneming produceert of daarbuiten, of door het gebruik van de producten en/of diensten van de onderneming – van stoffen, trillingen, warmte of geluid die de gezondheid van mens en/of milieu kan aantasten, schade kan toebrengen aan materiële bezittingen, dan wel de belevingswaarde van het milieu of ander rechtmatig milieugebruik kan aantasten of in de weg staan24. Bodem-verontreinigende stoffen zijn onder meer anorganische verontreinigende stoffen, persistente organische verontreinigende stoffen (POP’s), pesticiden, stikstof- en fosforverbindingen enz. |
Beschermd gebied | Een duidelijk afgebakend geografisch gebied dat, met behulp van juridische of andere effectieve middelen, is erkend, specifiek is aangewezen en wordt beheerd met het oog op de instandhouding van natuur op lange termijn met de daarbij behorende ecosysteemdiensten en culturele waarden. |
Ingekochte of verworven elektriciteit, warmte, stoom en koeling | Wanneer de onderneming haar elektriciteit, warmte, stoom of koeling van een derde partij heeft ontvangen. De term “verworven” duidt op omstandigheden waarin een onderneming elektriciteit misschien niet direct aankoopt (bv. een huurder in een pand), maar waar de energie voor gebruik naar de faciliteit van de onderneming wordt gebracht. |
Grondstof | Primair of secundair materiaal dat wordt gebruikt om een product te vervaardigen. |
Erkende kwaliteitsstandaarden voor carbon credits | Kwaliteitsstandaarden voor carbon credits zijn standaarden die door onafhankelijke derden kunnen worden geverifieerd, die vereisten en projectrapportage publiek beschikbaar stellen en ten minste garanties bieden voor additionaliteit, permanentie, vermijden van |
22 Artikel 2, punt 10, van Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen.
23 Richtlijn 2010/75/EU inzake industriële emissies (IED).
24 Richtlijn 2010/75/EU inzake industriële emissies (IED).
dubbeltelling en die regels vastleggen voor het berekenen, monitoren en certificeren van de broeikasgasemissies en -verwijderingen van het project. | |
Te registreren arbeidsongeval of beroepsziekte | Een arbeidsongeval of beroepsziekte ontstaan door: i. overlijden, arbeidsverzuim, verminderde beschikbaarheid of overplaatsing naar een andere baan, medische behandeling die verder gaat dan eerste hulp, of bewustzijnsverlies; of ii. ernstig letsel of ziekte, waarvan de diagnose is gesteld door een arts of een andere gediplomeerde zorgverlener, ook al resulteert dit niet in overlijden, arbeidsverzuim, verminderde beschikbaarheid of overplaatsing naar een andere baan, medische behandeling die verder gaat dan eerste hulp, of bewustzijnsverlies. |
Nuttige toepassing | Elke handeling met als voornaamste resultaat dat afvalstoffen een nuttig doel dienen door hetzij in de betrokken installatie, hetzij in de ruimere economie andere materialen te vervangen die anders voor een specifieke functie zouden zijn gebruikt, of waardoor de afvalstof voor die functie wordt klaargemaakt25. |
Recycling | Elke nuttige toepassing waardoor afvalstoffen opnieuw worden verwerkt tot producten, materialen of stoffen, voor het oorspronkelijke doel of voor een ander doel. Dit omvat het opnieuw bewerken van organisch afval, maar niet de terugwinning van energie en het opnieuw bewerken tot materialen die bestemd zijn om te worden gebruikt als brandstof of als opvulmateriaal. |
Regeneratie van hulpbronnen | Bevorderen van het vermogen tot zelfvernieuwing van natuursystemen om ecologische processen opnieuw te activeren die door toedoen van de mens zijn verstoord of lijden onder overexploitatie. |
Herstel (genoegdoening) | Een negatieve impact tegengaan of ongedaan maken. Voorbeelden: excuses, financiële of niet-financiële compensatie, voorkomen van schade door gerechtelijke bevelen of garanties van niet-herhaling, bestraffende sancties (strafrechtelijk of bestuurlijk, zoals geldboeten), restitutie, herstel, rehabilitatie. |
Hernieuwbare energie | Energie uit hernieuwbare niet-fossiele bronnen, met name windenergie, zonne-energie (thermische zonne-energie en fotovoltaïsche energie) en geothermische energie, omgevingsenergie, getijdenenergie, golfslagenergie en andere oceaanenergie, waterkracht, energie uit biomassa, stortgas, gas van rioolzuiveringsinstallaties en biogas26. |
25 Artikel 3, punt 15), van Richtlijn 2008/98/EEG betreffende afvalstoffen.
26 Artikel 2, punt 1), van Xxxxxxxxx (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter
Hernieuwbaar materiaal | Materialen geproduceerd uit grondstoffen die snel opnieuw kunnen worden aangevuld via ecologische cycli of landbouwprocessen, zodat de diensten die deze materialen en andere daarmee samenhangende grondstoffen leveren, niet in gevaar komen en voor de volgende generatie beschikbaar blijven. |
Materiaalinstromen | Materiaal dat de faciliteiten van de onderneming binnenkomt. |
Materiaaluitstromen | Materiaal dat de faciliteiten van de onderneming verlaat. |
Optimalisatie materiaalgebruik | Ontwerp, productie en distributie van materialen en producten met als doel deze zo hoogwaardig mogelijk te blijven gebruiken. Ecodesign en ontwerp voor lange levensduur, reparatie, hergebruik, herbestemming, demontage, herfabriceren zijn voorbeelden van tools om materiaalgebruik te optimaliseren. |
Hergebruik | Elke handeling waarbij producten of componenten die geen afvalstoffen zijn, opnieuw worden gebruikt voor hetzelfde doel als dat waarvoor zij waren bedoeld. Dit kan schoonmaken of kleine aanpassingen omvatten, zodat deze producten of componenten zonder significante aanpassingen klaar zijn voor het volgende gebruik. |
Stroomgebied | Het gebied vanwaaruit alle oppervlakteafvoer langs een reeks stromen, rivieren en eventueel meren via één riviermond, estuarium of delta in zee stroomt. |
Risico’s | Duurzaamheidsrisico’s met negatieve financiële effecten voortkomend uit milieu-, sociale of governancethema’s die voor de onderneming op korte, middellange of lange termijn negatieve invloed kunnen hebben op haar financiële positie, financiële prestaties, kasstromen, toegang tot financiering of kapitaalkosten. |
Scenario | Een plausibele beschrijving van hoe de toekomst kan verlopen, op basis van een coherente en intern consistente reeks aannames over centrale bepalende factoren (bv. tempo van technologische veranderingen, prijzen) en relaties. Scenario’s zijn dus geen voorspellingen of prognoses, maar worden gebruikt om de implicaties van ontwikkelingen en maatregelen in beeld te brengen. |
Scenarioanalyse | Een proces voor het in kaart brengen en beoordelen van een potentieel scala uitkomsten van toekomstige gebeurtenissen onder omstandigheden van onzekerheid. |
Scope 1-emissies | Directe broeikasgasemissies afkomstig van bronnen die eigendom zijn van of onder de zeggenschap staan van de onderneming. |
Scope 2-emissies | Indirecte emissies als gevolg van de opwekking van ingekochte of verkregen elektriciteit, |
bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).
stoom, warmte of koeling die door de onderneming wordt verbruikt. | |
Scope 3-emissies | Alle indirecte emissies (niet opgenomen in scope 2-emissies) die optreden binnen de waardeketen van de rapporterende onderneming, met inbegrip van zowel upstream- als downstreamemissies. Scope 3-emissies kunnen worden uitgesplitst in scope 3- categorieën. |
Scope 3-categorie | Een van de vijftien soorten scope 3-emissies geïdentificeerd door de GHG Protocol Corporate Standard en nader uitgewerkt in de GHG Protocol Corporate Value Chain (Scope 3) Accounting and Reporting Standard (aangepast van GHG Protocol Corporate Value Chain (Scope 3) Accounting and Reporting Standard, Glossary (versie 2011)). Ondernemingen die ervoor kiezen om hun scope 3-emissies administratief te verwerken op basis van de categorieën indirecte broeikasgasemissies van EN ISO 14064-1:2018, kunnen ook verwijzen naar de categorie omschreven in deel 5.2.4 van EN ISO 14064-1:2018 (m.u.v. indirecte broeikasgasemissies uit ingevoerde energie). |
Gevoelige informatie | Gevoelige informatie in de zin van Verordening (EU) 2021/697 van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Europees Defensiefonds27. |
Bedrijfslocatie | De locatie van een of meer fysieke installaties. Indien er meer dan één fysieke installatie is van dezelfde of van verschillende eigenaren of exploitanten en bepaalde infrastructuur en faciliteiten worden gedeeld, kan de volledige zone waar de fysieke installatie zich bevindt, een bedrijfslocatie (“site”) vormen. |
Sociale dialoog | Alle vormen van onderhandeling, consultatie of gewoon uitwisseling van informatie tussen of onder vertegenwoordigers van overheden, werkgevers, werkgeversorganisaties en werknemersvertegenwoordigers, gericht op sociaaleconomische onderwerpen die het algemeen belang raken. Het kan bestaan als een driehoeksoverleg – met de overheid als officiële partij bij de dialoog – of alleen bestaan uit relaties tussen twee partijen, de werknemersvertegenwoordigers en het management (of vakbonden en werkgeversorganisaties). |
Sociale bescherming | Het geheel van maatregelen dat bedoeld is om armoede en kwetsbaarheid over de hele levenscyclus te verminderen en te voorkomen. |
Bodem | De bovenste laag van de aardkorst die begrensd is door het vaste gesteente en het aardoppervlak. De bodem bestaat uit minerale |
27 Verordening (EU) 2021/697 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 tot oprichting van het Europees Defensiefonds en tot intrekking van Verordening (EU) 2018/1092 (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 149).
deeltjes, organisch materiaal, water, lucht en levende organismen28. | |
Bodemdegradatie | Het afnemende vermogen van de bodem om door de stakeholders ervan gewenste ecosysteemgoederen en -diensten te leveren. |
Bodemafdekking | De bodem zodanig afdekken dat het afgedekte gebied daardoor ondoorlatend wordt (bv. een weg). Deze ondoorlatendheid kan milieu- impacts met zich brengen, zoals beschreven in bijlage IV bij Verordening (EU) 2018/202629. |
Specifieke massastroom | Massa vrijgekomen verontreinigende stof per massa vervaardigd product. Specifieke massastromen (emissievracht) maken vergelijking mogelijk van de milieuprestaties van installaties, ongeacht hun verschillende productievolumes. Evenmin worden deze gegevens beïnvloed door vermenging of verdunning30. |
Stakeholderbetrokkenheid | Een voortdurend proces van interactie en dialoog tussen de onderneming en haar stakeholders dat de onderneming in staat stelt hun belangen en zorgen te horen, te begrijpen en daarop te reageren. |
Stakeholders | Partijen die van invloed kunnen zijn op de onderneming of op wie de onderneming van invloed kan zijn. Er zijn twee grote groepen stakeholders: i. Getroffen stakeholders: personen of groepen van wie belangen – positief of negatief – (kunnen) worden beïnvloed door de activiteiten van de onderneming en haar directe en indirecte zakelijke relaties binnen haar waardeketen; en ii. gebruikers van duurzaamheidsverklaringen: primaire gebruikers van financiële verslaggeving voor algemeen gebruik (bestaande en potentiële beleggers, kredietverstrekkers en andere crediteuren, zoals assetmanagers, kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen), alsmede andere gebruikers, zoals zakenpartners van de onderneming, vakbonden en sociale partners, het maatschappelijke middenveld en niet-gouvernementele organisaties, overheden, analisten en mensen uit de academische wereld. Sommige, maar niet alle stakeholders behoren mogelijk tot de beide groepen. |
Stoffen | Een chemisch element en de verbindingen daarvan, met uitzondering van de volgende stoffen: |
28 Artikel 3, punt 21, van Richtlijn 2010/75/EU inzake industriële emissies.
29 Verordening (EU) 2018/2026 van de Commissie van 19 december 2018 tot wijziging van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) (PB L 325 van 20.12.2018, blz. 18).
30 Uitvoeringsbesluit van de Commissie van 10 februari 2012 tot vaststelling van richtsnoeren voor het verzamelen van gegevens, alsook voor het opstellen van BBT-referentiedocumenten en het waarborgen van de kwaliteit ervan als bedoeld in Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake industriële emissies.
i. radioactieve stoffen als omschreven in artikel 1 van Richtlijn 96/29/Euratom van de Raad tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der bevolking en der werkers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren31; ii. genetisch gemodificeerde micro- organismen als omschreven in artikel 2, punt b), van Richtlijn 2009/41/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake het ingeperkte gebruik van genetisch gemodificeerde micro-organismen32; iii. genetisch gemodificeerde organismen als omschreven in artikel 2, punt 2), van Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad33 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu34. | |
Zorgwekkende stoffen | Een stof die: i. voldoet aan de criteria van artikel 57 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad35 en overeenkomstig artikel 59, lid 1, van die verordening wordt vastgesteld; ii. in deel 3 van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad36 is ingedeeld in een van de volgende gevarencategorieën: − kankerverwekkend van de categorieën 1 en 2; − mutageniteit in geslachtscellen van de categorieën 1 en 2; − voortplantingstoxiciteit van de categorieën 1 en 2; − hormoonontregeling met gevolgen voor de menselijke gezondheid; − hormoonontregeling met gevolgen voor het milieu; − persistente, mobiele en toxische of zeer persistente, zeer mobiele eigenschappen; |
31 Richtlijn 96/29/Euratom van de Raad van 13 mei 1996 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming van de gezondheid der bevolking en der werkers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren (PB L 159 van 29.6.1996, blz. 1).
32 Richtlijn 2009/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 inzake het ingeperkte gebruik van genetisch gemodificeerde micro-organismen (PB L 125 van 21.5.2009, blz. 75).
33 Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad (PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1).
34 Richtlijn 2010/75/EU inzake industriële emissies.
35 Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).
36 Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (PB L 353 van 31.12.2008, blz. 1).
− persistente, bioaccumulerende en toxische of zeer persistente, zeer bioaccumulerende eigenschappen; − sensibilisatie van de luchtwegen van categorie 1; − sensibilisatie van de huid van categorie 1; − chronisch gevaar voor het aquatisch milieu van de categorieën 1 t/m 4; − gevaarlijk voor de ozonlaag; − specifieke doelorgaantoxiciteit (STOT) bij herhaalde blootstelling van de categorieën 1 en 2; − specifieke doelorgaantoxiciteit bij eenmalige blootstelling van de categorieën 1 en 2; of iii. een negatieve invloed heeft op het hergebruik en de recycling van materialen in het product waarin de stof aanwezig is, zoals omschreven in de betrokken EU- productspecifieke eisen voor ecologisch ontwerp. | |
Zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) | Stoffen die voldoen aan de criteria van artikel 57 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 (REACH) en die overeenkomstig artikel 59, lid 1, van die verordening zijn vastgesteld. |
Leverancier | Entiteit upstream van de organisatie (d.w.z. in de toeleveringsketen van de organisatie) die producten of diensten levert die worden gebruikt bij de ontwikkeling van de eigen producten of diensten van de organisatie. Een leverancier kan een directe zakelijke relatie met de organisatie hebben (vaak “first-tier-leverancier” genoemd) of een indirecte zakelijke relatie. |
Toeleveringsketen | Het volledige scala activiteiten of processen uitgevoerd door entiteiten upstream van de onderneming, die producten of diensten leveren die bij de ontwikkeling en vervaardiging van de eigen producten of diensten van de onderneming worden gebruikt. Dit omvat upstreamentiteiten waarmee de onderneming een directe relatie heeft (vaak “first tier- leverancier” genoemd) en entiteiten waarmee de onderneming een indirecte zakelijke relatie heeft. |
Oppervlaktewater | Binnenwater (met uitzondering van grondwater), overgangswater en kustwateren en, voor zover het de chemische toestand betreft, ook territoriale wateren37. |
Duurzaamheidsthema’s | Milieu-, sociale en mensenrechten-, en governancefactoren (ESG-factoren), waaronder duurzaamheidsfactoren in de zin van artikel 2, punt 24), van Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad38. |
37 Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (Kaderrichtlijn water).
38 Verordening (EU) 2019/2088 betreffende informatieverschaffing over duurzaamheid in de financiëledienstensector.
Duurzaamheidsverklaring | Het aparte onderdeel van het bestuursverslag van de onderneming waarin de informatie over duurzaamheidsthema’s wordt gepresenteerd die overeenkomstig de Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad39 en de ESRS is opgesteld. |
Duurzaamheidskansen | Onzekere milieu-, sociale of governancegebeurtenissen of -omstandigheden die, mochten zij optreden, een potentieel materieel positief effect kunnen hebben op het businessmodel of de strategie van de onderneming, en op haar mogelijkheden om haar doelstellingen en doelen te verwezenlijken en waarde te creëren – en die dus haar beslissingen en die van haar zakelijke relaties kunnen beïnvloeden waar het gaat om duurzaamheidsthema’s. Net zoals alle andere kansen worden duurzaamheidskansen gemeten als een combinatie van de omvang van een impact en de waarschijnlijkheid dat deze zich voordoet. |
Duurzaamheidsrisico’s | Onzekere milieu-, sociale of governancegebeurtenissen of -omstandigheden die, mochten zij optreden, een potentieel materieel negatief effect kunnen hebben op het businessmodel of de strategie van de onderneming, en op haar mogelijkheden om haar doelstellingen en doelen te verwezenlijken en waarde te creëren – en die dus haar beslissingen en die van haar zakelijke relaties kunnen beïnvloeden waar het gaat om duurzaamheidsthema’s. Net zoals alle andere risico’s worden duurzaamheidsrisico’s gemeten als een combinatie van de omvang van een impact en de waarschijnlijkheid dat deze zich voordoet. |
Duurzaamheidsimpacts | Het effect dat de onderneming heeft of kan hebben op milieu en mens, met inbegrip van effecten op hun mensenrechten, als gevolg van de activiteiten of zakelijke relaties van de onderneming. Deze impacts kunnen daadwerkelijk of potentieel zijn, negatief of positief, op korte, middellange of lange termijn, bedoeld of onbedoeld, en omkeerbaar of onomkeerbaar. Impacts geven aan wat de – negatieve of positieve – bijdrage van de onderneming aan duurzame ontwikkeling is. |
Systeemrisico’s | Risico’s die voortkomen uit het uitvallen van het hele systeem – en niet uit het falen van afzonderlijke onderdelen ervan. Zij worden gekenmerkt door bescheiden omslagpunten die, indirect gecombineerd, tot groot falen leiden met een waterval van interacties van fysieke en transitierisico’s (besmetting), omdat één |
39 Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).
verlies een keten van andere risico’s in gang zet, en systemen na een schok hun evenwicht niet kunnen herstellen. Een voorbeeld is het verlies van een belangrijke soort, zoals de zeeotter, die een cruciale rol speelt in de gemeenschapsstructuur van een ecosysteem. Toen in de jaren 1900 op zeeotters werd gejaagd tot deze bijna waren uitgestorven, vond er een omslag plaats in de kustecosystemen en nam de biomassaproductie sterk af. | |
Doelen | Meetbare, uitkomstgerichte en termijngebonden doelstellingen die de onderneming tracht te behalen voor materiële impacts, risico’s of kansen. Deze kunnen vrijwillig door de onderneming zijn bepaald of voortkomen uit wettelijke voorschriften voor de onderneming. |
Bedreigde soort | Bedreigde soorten, met inbegrip van flora en fauna, op de Europese rode lijst of de rode lijst van de IUCN, als bedoeld in bijlage II, deel 7, bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/2139 van de Commissie. |
Opleiding | Initiatieven die de onderneming opzet om de vaardigheden en kennis van haar eigen werknemers in stand te houden en/of te verbeteren. Dit kan uiteenlopende methodologieën omvatten, zoals opleiding op locatie en onlineopleiding. |
Transitieplan | Een specifiek type actieplan dat de onderneming vaststelt met betrekking tot een strategisch besluit en dat inzet op: i. een doelstelling van overheidsbeleid; en/of ii. een entiteitspecifiek actieplan dat is opgebouwd als een gestructureerde set van doelen en maatregelen, in verband met een cruciaal strategisch besluit, een ingrijpende verandering van het businessmodel, en/of bijzonder belangrijke maatregelen en toegedeelde hulpbronnen. |
Transitieplan voor klimaatmitigatie | Een aspect van de algehele strategie van een onderneming die de doelen, maatregelen en middelen van de onderneming schetst voor haar transitie naar een koolstofarmere economie, met inbegrip van maatregelen zoals het reduceren van haar broeikasgasemissies, met als doelstelling het beperken van de opwarming van de aarde tot 1,5 °C en klimaatneutraliteit. |
Transitierisico’s | Risico’s die het gevolg zijn van een verkeerde afstemming tussen de strategie en het management van een organisatie of investeerder en de veranderende regelgevings-, beleids- of maatschappelijke context waarbinnen deze opereert. Ontwikkelingen die gericht zijn op het stoppen of ongedaan maken van klimaat- of natuurschade, zoals overheidsmaatregelen, technologische doorbraken, veranderingen in de markt, rechtszaken en veranderende consumentenvoorkeuren, kunnen allemaal transitierisico’s doen ontstaan of veranderen. |
Gebruikers | Gebruikers van duurzaamheidsverklaringen zijn primaire gebruikers van financiële verslaggeving voor algemeen gebruik (bestaande en potentiële beleggers, kredietverstrekkers en andere crediteuren, zoals assetmanagers, kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen), alsmede andere gebruikers, zoals zakenpartners van de onderneming, vakbonden en sociale partners, het maatschappelijke middenveld en niet- gouvernementele organisaties, overheden, analisten en mensen uit de academische wereld. |
Waardeketen | Het volledige scala activiteiten, hulpbronnen en relaties met betrekking tot het businessmodel van de onderneming en de externe omgeving waarbinnen zij opereert. Een waardeketen omvat de activiteiten, hulpbronnen en relaties die de onderneming gebruikt en waarop zij een beroep doet voor het creëren van haar producten of diensten van ontwerp tot levering, consumptie en end-of-life. De betrokken activiteiten, hulpbronnen en relaties situeren zich binnen: i. de eigen activiteiten van de onderneming, zoals human resources; ii. haar toeleverings-, marketing- en distributiekanalen, zoals de inkoop van materialen en diensten en de verkoop en levering van producten en diensten; en iii. de financierings-, geografische, geopolitieke en reguleringsomgeving waarin de onderneming opereert. Spelers binnen de waardeketen kunnen zich zowel upstream als downstream van de onderneming bevinden. Spelers upstream van de onderneming (bv. leveranciers) leveren producten of diensten die bij de ontwikkeling van de eigen producten of diensten van de onderneming worden gebruikt. Entiteiten downstream van de onderneming (bv. distributeurs, klanten) ontvangen producten of diensten van de onderneming. ESRS gebruikt het enkelvoud “waardeketen”, ook al moet worden erkend dat ondernemingen soms meerdere waardeketens hebben. |
Werknemer in de waardeketen | Een persoon die arbeid verricht binnen de waardeketen van de onderneming, ongeacht het bestaan of de aard van enigerlei contractuele relatie met die onderneming. In de ESRS omvat het begrip “werknemers in de waardeketen” alle werknemers binnen de upstream- en downstreamwaardeketen van de onderneming die materiële impact van de onderneming (kunnen) ondervinden. Dit omvat impacts die verband houden met de eigen activiteiten van de onderneming en haar waardeketen, onder meer via haar producten of diensten, alsmede via haar zakelijke relaties. Dit omvat alle medewerkers die niet zijn |
opgenomen onder “eigen personeel”. (“Eigen personeel” omvat zowel medewerkers die een arbeidsrelatie met de onderneming hebben (“werknemers”) als medewerkers niet in loondienst die ofwel individuele opdrachtnemers zijn die arbeid leveren aan de onderneming (“zelfstandigen”), of medewerkers die worden geleverd door ondernemingen die zich voornamelijk bezighouden met “Arbeidsbemiddeling en personeelswerk” (NACE-code N78).) | |
Loon | Brutoloon, exclusief variabele componenten zoals overwerkvergoedingen en financiële incentives, en exclusief toeslagen tenzij deze gegarandeerd zijn. |
Afval(stoffen) | Elke stof of elk voorwerp waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen40. |
Afvalhiërarchie | Prioriteitsvolgorde bij de preventie en het beheer van afvalstoffen41: i. preventie; ii. voorbereiding voor hergebruik; iii. recycling; iv. andere nuttige toepassing (bv. energieterugwinning); en v. verwijdering. |
Afval(stoffen)beheer | Inzameling, vervoer, nuttige toepassing en verwijdering van afval, met inbegrip van het toezicht op die handelingen en de nazorg voor de stortplaatsen na sluiting, en met inbegrip van activiteiten van handelaren of makelaars42. |
Afvalwater | Water dat geen verdere directe waarde heeft voor het doel waarvoor het werd gebruikt of dat daarbij is geproduceerd, vanwege zijn kwaliteit, kwantiteit of tijdstip. Afvalwater van een gebruiker kan voor een gebruiker elders een potentiële leveringsbron zijn. Koelwater wordt niet als afvalwater beschouwd. |
Waterverbruik | De hoeveelheid water die gedurende de rapportageperiode wordt onttrokken binnen de begrenzing van de onderneming (of faciliteit) en niet opnieuw wordt geloosd in het aquatische milieu of naar een derde partij. |
Waterlozing | De som van effluenten en ander water die gedurende de rapportageperiode de begrenzing van de organisatie verlaten en vrijkomen in het oppervlaktewater, grondwater of bij derde partijen. |
Waterintensiteit | Een maatstaf om de relatie aan te geven tussen een volumetrisch aspect van water en een gecreëerde eenheid activiteit (producten, verkoop enz.) |
Water (gerecycled en teruggewonnen –) | Water en (behandeld of onbehandeld) afvalwater dat meer dan eenmaal is gebruikt |
40 Artikel 3, punt 1), van Richtlijn 2008/98/EEG betreffende afvalstoffen.
41 Artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2008/98/EEG betreffende afvalstoffen.
42 Artikel 3, punt 9), van Richtlijn 2008/98/EEG betreffende afvalstoffen.
voordat het buiten de begrenzing van de onderneming wordt geloosd, zodat de vraag naar water wordt verminderd. Dit kan gebeuren binnen hetzelfde proces (recycling) of in een ander proces binnen dezelfde (eigen of met andere ondernemingen gedeelde) faciliteit of in een andere faciliteit van de onderneming (hergebruik). | |
Waterschaarste | De volumetrische overvloed aan zoetwatervoorraden (of het ontbreken daarvan). Schaarste wordt door de mens veroorzaakt; dit is een functie van het volume waterverbruik door de mens ten opzichte van het volume watervoorraden in een bepaald gebied. Een droge regio met zeer weinig water, maar zonder waterverbruik door de mens zou niet als “waterschaars”, maar als droog worden beschouwd. Waterschaarste is een fysieke, objectieve werkelijkheid die consistent voor regio’s en in de tijd kan worden gemeten. Waterschaarste geeft de fysieke overvloed aan zoetwater weer – niet of dat water voor gebruik geschikt is. Een regio kan bijvoorbeeld over overvloedige watervoorraden beschikken (en geldt dus niet als “waterschaars”), maar is zo ernstig verontreinigd dat die voorraden niet geschikt zijn voor menselijk of ecologisch gebruik. |
Wateronttrekking | De som van alle water dat gedurende de rapportageperiode binnen de begrenzing van de onderneming aan alle bronnen voor enigerlei gebruik is onttrokken. |
Werknemersvertegenwoordigers | Met “werknemersvertegenwoordigers” wordt bedoeld: i. vakbondsvertegenwoordigers, d.w.z. vertegenwoordigers die zijn aangewezen of verkozen door vakbonden of door leden van dergelijke vakbonden in overeenstemming met de nationale wetgeving en praktijk; ii. rechtmatig gekozen vertegenwoordigers, d.w.z. vertegenwoordigers die vrij worden gekozen door de werknemers van de organisatie, die niet onder de overheersende invloed of controle van de werkgever staan overeenkomstig bepalingen van nationale wet- of regelgeving of overeenkomstig collectieve overeenkomsten, en van wie de functies geen activiteiten omvatten die in het betrokken land het exclusieve voorrecht van vakbonden zijn, en waarvan het bestaan niet wordt gebruikt om de positie van de betrokken vakbonden of hun vertegenwoordigers te ondermijnen. |
Werk-privébalans | Bevredigend evenwicht tussen werk en privéleven van een individu. Werk-privébalans in ruimere zin omvat niet alleen het evenwicht tussen werk en privéleven, rekening houdende met gezins- of zorgtaken, maar ook de |
tijdsverdeling tussen de tijd op het werk en in het privéleven naast de gezinstaken. | |
Arbeidsrisico’s | Arbeidsrisico’s kunnen: i. fysiek zijn (bv. straling, extreme temperaturen, langdurig schadelijk geluid, gladde vloeren of struikelgevaar, onbewaakte machines, defecte elektrische apparatuur); ii. ergonomisch zijn (bv. slecht ingerichte werkplekken en stoelen, ongunstige werkhoudingen, trillingen); iii. chemisch (bv. blootstelling aan carcinogene, mutagene en reprotoxische stoffen (CMR-stoffen), solventen, koolstofmonoxide, ontvlambare stoffen of pesticiden); iv. biologisch zijn (bv. blootstelling aan bloed en lichaamsvloeistoffen, schimmels, bacteriën, virussen of insectenbeten); v. psychosociaal (bv. verbale agressie, intimidatie, pestgedrag); vi. verband houden met de werkorganisatie (bv. hoge werkdruk, ploegenarbeid, lange uren, nachtarbeid, geweld op het werk). |
Incident op het werk | Voorval dat voortkomt uit of tijdens het werk en dat kan of zal leiden tot letsel of ziekte. Incidenten kunnen bijvoorbeeld te wijten zijn aan elektrische problemen, explosies, brand, overlopen, kantelen, lekken, stromen, breken, barsten, splijten, verlies van controle, uitglijden, struikelen en vallen, lichaamsbeweging zonder stress, lichaamsbeweging onder/met stress, schok, schrik, geweld of intimidatie (bv. seksuele intimidatie) op het werk. Een incident dat leidt tot letsel of ziekte wordt vaak een “ongeval” genoemd. Een incident dat kán leiden tot letsel of ziekte, zonder dat dit ook echt het geval is, wordt vaak een “bijna-ongeval” genoemd (in het Engels: “close call”, “near- miss”, of “near-hit”). |