COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN
COMMISSIE XXX XX XXXXXXXX XXXXXXXXXXXXXX
Xxxxxxx, 00 juli 2000
Beschikking van de Commissie van 26 juli 2000
waarbij een concentratie verenigbaar met de gemeenschappelijke markt en de EER-overeenkomst wordt verklaard
(Zaak nr. COMP/M.1806 – AstraZeneca/Novartis) Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad (Slechts de tekst in de Engelse taal is authentiek) (Voor de EER relevante tekst)
DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name op artikel 57,
Gelet op Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad van 21 december 1989 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen1, gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1310/972, en met name op artikel 8, lid 2,
Xxxxxx het besluit van de Commissie van 21 maart 2000 om in de onderhavige zaak de procedure in te leiden,
Na de betrokken ondernemingen in de gelegenheid te hebben gesteld hun opmerkingen ten aanzien van de bezwaren van de Commissie kenbaar te maken,
Gezien het advies van het Adviescomité voor concentraties3,
1 PB L 395 van 30.12.1989, blz. 1. Verordening gerectificeerd in PB L 257 van 21.9.1990, blz. 13.
2 PB L 180 van 9.7.1997, blz. 1.
3 PB C .. . van ...200. , blz....
OVERWEGENDE HETGEEN VOLGT:
DE PARTIJEN
3. Novartis is in december 19964 ontstaan uit de fusie tussen Ciba-Geigy en Sandoz. Novartis is een multinationale groep bedrijven die wereldwijd activiteiten ontplooit op het terrein van biowetenschappen. De nadruk ligt op gezondheidszorg (farmaceutische en generieke producten), landbouwindustrie (gewasbescherming, zaaizaad, diergezondheid) en consumentengezondheid (voeding, zelfmedicatie).
4. AstraZeneca is in het voorjaar van 1995 ontstaan uit de fusie tussen Astra AB en Zeneca Group PLC.5 De bedrijfsactiviteiten van AstraZeneca bestaan uit onderzoek, ontwikkeling, productie en marketing van farmaceutische en agrochemische producten.
CONCENTRATIE
4 Beschikking 97/469/EG van de Commissie (Zaak XX/X.000, Xxxx-Xxxxx/Xxxxxx), XX L 201 van 29.7.1997, blz. 1.
5 Beschikking van de Commissie van 26.2.1999 in zaak IV/M.1403 - Astra/Zeneca.
COMMUNAUTAIRE DIMENSIE
8. Samen hadden de betrokken divisies in 1998 een totale wereldwijde omzet van meer dan 5 000 miljoen EUR, (Novartis, [...]*, AstraZeneca [...]*). Binnen de Gemeenschap hadden de betrokken divisies van Novartis en AstraZeneca een omzet van meer dan 250 miljoen EUR, (Novartis, [...]*, AstraZeneca [...]*). Novartis noch AstraZeneca realiseert meer dan twee derde van zijn totale omzet in de Gemeenschap binnen één en dezelfde lidstaat. De concentratie valt derhalve binnen het toepassingsgebied van de concentratieverordening.
CONCURRENTIE
- fungiciden (voor ziektebestrijding),
- herbiciden (voor onkruidbestrijding),
- niet-selectieve herbiciden (voor onkruidbestrijding),
* Delen van deze tekst zijn weggelaten om te voorkomen dat vertrouwelijke informatie wordt bekendgemaakt. Deze gedeelten staan tussen vierkante haken en zijn aangegeven met een asterisk.
- insecticiden (voor insectenbestrijding),
- voedingsmiddelen ("sporenelementen") ter bestrijding van optredende tekorten, bv. een ijzertekort,
- zaadbehandeling voor de bescherming van zaden en de daaruit voortkomende planten tegen ziekten en insecten,
- groeiregulatoren,
- industriële onkruidbestrijdingsproducten,
- niet-agrarische insecticiden,
- werkzame stoffen.
Syngenta houdt zich niet alleen bezig met gewasbeschermingsmiddelen, maar begeeft zich ook op de markten voor zaaizaad.
12. De concentratie roept geen mededingingsbezwaren op met betrekking tot de markten voor voedingsmiddelen, industriële onkruidbestrijdingsproducten, niet- agrarische insecticiden en werkzame stoffen. In de beschikking krachtens artikel 6, lid 1, onder c), heeft de Commissie ook ernstige twijfel geuit met betrekking tot de markten voor rodenticiden. Deze twijfels waren gebaseerd op het feit dat, hoewel het marktaandeel van Novartis niet overgaat op Syngenta, de managers van Novartis wel worden vertegenwoordigd in de bestuursstructuur van Syngenta. Bovendien zal het gecombineerde marktaandeel van de twee entiteiten - volgens een concurrent - aanzienlijk zijn. De totale verkoop van rodenticiden door Novartis is echter gering ([...] EUR *) en [...] EUR *. Derhalve zijn de ernstige twijfels dat de fusie zou kunnen leiden tot het in het leven roepen van een duopolistische machtspositie op enkele markten voor rodenticiden, geuit in de beschikking ingevolge artikel 6, lid 1, onder c), ongegrond.
13. Om de redenen die hierna worden uiteengezet, geeft de concentratie aanleiding tot het in het leven roepen of versterken van een machtspositie op de volgende markten:
- fungiciden voor graangewassen in Frankrijk, Duitsland, het VK, Denemarken, Zweden en Finland,
- fungiciden voor suikerbieten in Frankrijk, Italië, Spanje en België,
- fungiciden voor aardappelen in Zweden,
- fungiciden voor de behandeling van echte meeldauw in druiven in Oostenrijk en fungiciden voor de behandeling van Botrytis in druiven in Oostenrijk en Frankrijk.
de markten voor herbiciden:
- herbiciden voor maïs in Frankrijk, Duitsland, Nederland en België,
- herbiciden voor aardappelen in België en Frankrijk,
- na-opkomst-graminiciden in aardappelen in Denemarken,
- na-opkomst-graminiciden in suikerbieten in het VK, België en Denemarken,
- na-opkomst-graminiciden in oliezaadgewassen in Duitsland, het VK en
Denemarken,
- herbiciden voor fruit en noten in Frankrijk.
de markten voor bladinsecticiden:
- granen in België, Denemarken, Frankrijk en Duitsland,
- voedergewassen in Frankrijk,
- aardappelen in Frankrijk,
- groentegewassen in Frankrijk.
de markten voor zaadbehandeling:
- sierplanten in België, Nederland en Frankrijk.
Zaaizaad
16. [Bedrijfsgeheim AstraZeneca - contractuele relaties]*.
17. De bestaande contractuele relatie tussen de Zeneca Group en Advanta legt een verband tussen Syngenta en Advanta, twee ondernemingen die zaaizaad voor suikerbieten produceren. […]* Er zijn slechts twee andere belangrijke concurrenten op het gebied van zaaizaad voor suikerbieten, KWS en Danisco.
18. AstraZeneca garandeert dat [bedrijfsgeheim AstraZeneca - contractuele relaties]*. Dit betekent dat [bedrijfsgeheim AstraZeneca - contractuele relaties]*.
19. Gelet op het bovenstaande [bedrijfsgeheim AstraZeneca - contractuele relaties]* is de Commissie van mening dat er geen verder onderzoek hoeft te volgen naar de gevolgen van de fusie voor de markten voor zaaizaad, omdat [bedrijfsgeheim AstraZeneca - contractuele relaties]* het voordeel teniet doet dat Syngenta verkrijgt uit [bedrijfsgeheim AstraZeneca - contractuele relaties]*.
A. RELEVANTE PRODUCTMARKTEN
Fungiciden
Fungiciden en het gebruik ervan
20. Fungiciden zijn agentia die worden ingezet ter bestrijding van plantenziekten, in het bijzonder die welke door schimmels worden veroorzaakt. Aan welke ziekten een gewas, zoals bijvoorbeeld tarwe, ten prooi valt, is afhankelijk van de variëteit die dat jaar is geplant, de weersomstandigheden en de teeltwijze. De variëteit van het gewas bepaalt de gevoeligheid voor een reeks van ziekten, zoals echte meeldauw, roest, Septoria of oogvlekken. De weersomstandigheden zijn van invloed op het type en de intensiteit van de aanval. Een nat seizoen bijvoorbeeld bevordert ziekten zoals Septoria en een droger seizoen bruine roest. De teeltwijze kan het risico verminderen dat bepaalde ziekten optreden. Bijvoorbeeld een goede vruchtwisseling of ploegen van het veld vermindert het risico van bepaalde ziekten.
24. Bij zijn beslissing over hoeveel hij aan fungiciden wil uitgeven, zal een boer de totale kosten van zijn fungicidenprogramma vergelijken met de verwachte opbrengstverhoging en de daaruit voortvloeiende inkomstenverhoging, die afhangt van de prijs die hij voor zijn gewassen zal ontvangen. Met het oog op de inherente
onzekerheid ten aanzien van de ziektedruk, de verwachte opbrengstverhoging en de prijs voor de gewassen moet het extra voordeel dat van een (duurder) fungicidenprogramma wordt verwacht aanzienlijk hoger liggen dan de prijs voor de fungiciden (hogere prijs).
Overzicht van de marktafbakeningen
25. De partijen refereren aan eerdere beschikkingen6 waarin de Commissie van mening was dat een indeling van fungiciden naar soort gewas op zijn plaats is, omdat de verschillende planten uiteenlopende (zij het deels overlappende) ziektepatronen laten zien. Om die reden hebben de partijen afzonderlijk beïnvloede productmarkten voor fungiciden vastgesteld voor graangewassen, suikerbieten, oliezaadgewassen, voedergewassen, aardappelen, tabak, fruit en noten, groenten en siergewassen. Het marktonderzoek bevestigt in het algemeen het standpunt dat een beoordeling van de markt voor fungiciden naar gewastype een geschikt uitgangspunt is.
26. Uit het marktonderzoek blijkt echter ook dat de markten zoals ze hierboven worden voorgesteld verder kunnen worden verdeeld door een opsplitsing naar gewas (bijvoorbeeld de opsplitsing van graangewassen in tarwe, gerst, haver, rogge en triticale7) en/of door te verwijzen naar een bepaalde ziekte (bijvoorbeeld de belangrijkste ziekten voor tarwe zijn echte meeldauw, roest, oogvlekken en Septoria; de belangrijkste ziekten voor gerst zijn echte meeldauw, roest, oogvlekken, Rhynchosporum en Pyrenopora).
29. Tot slot is er aan de aanbodzijde nauwelijks sprake van onderlinge substitueerbaarheid van fungiciden, hoewel het technisch gezien mogelijk is om van de productie van de ene fungicide over te gaan op een andere. Dit is het gevolg van het bestaan van octrooien en de officiële registratieprocedure voor
6 Beschikking van 9.8.1999 in Zaak IV/M.1378 – Hoechst/Rhône-Poulenc (PB C 254 van 7.9.1999, blz. 5). Beschikking van 17.7.1996 in Zaak IV/M.737 – Ciba-Geigy/Sandoz (PB L 201 van 29.7.1997, blz. 1).
7 Een kruising tussen twee planten met verschillende aantallen genen geeft een hoge opbrengst en een rijk gehalte aan proteïne.
gewasbeschermingsmiddelen (in de overwegingen 84-88 wordt dit meer gedetailleerd besproken). Deze opmerking is eveneens van toepassing op de andere gewasbeschermingsmiddelen die in de onderhavige beschikking worden besproken.
Fungiciden voor graangewassen die op een strobilurine zijn gebaseerd
30. In deze paragraaf die betrekking heeft op geformuleerde producten, verstaat men onder “strobilurines” geformuleerde producten die een werkzame stof bevatten die tot de chemische familie van de strobilurines behoort. Het geformuleerde product is ofwel een "zuivere" strobilurine, d.w.z. het bevat slechts één enkele werkzame stof, namelijk een werkzame stof die tot de chemische familie van de strobilurines behoort (bv. het product Amistar van AstraZeneca, met azoxystrobin als de enige werkzame stof) of een gemengd product, d.w.z. een product met een werkzame stof uit de chemische familie van de strobilurines en een of meer werkzame stoffen uit andere chemische families (bv. het product Juwel Top van BASF, dat bestaat uit een mengsel van kresoxim-methyl (strobilurine) en epoxiconazool (uit de chemische familie van de "triazolen"8) en fenpropimorf (uit de chemische familie van de "morfolines"9)). Opgemerkt zij dat deze geformuleerde producten vanuit het oogpunt van de industrie en in de interne marktstrategie van de partijen ‘strobilurines’ worden genoemd.
31. De werkzame stoffen van strobilurine zijn de meest recente chemische familie van de werkzame stoffen voor fungiciden. Het zijn breedwerkende (werkzaam tegen verschillende ziekten) fungiciden voor bladtoepassing (fungiciden die als bladspray worden gebruikt) en ze kunnen wereldwijd worden gebruikt voor een grote variëteit van gewassen, zoals met name tarwe, gerst, rijst, wijnstokken, bananen, boomfruit, gras en diverse groentegewassen. De werkzame stoffen van strobilurine zijn werkzaam tegen een laag totaal gebruik per hectare en bestrijden schimmels door het verstoren van de energieproductie. Hoewel de werkzame stoffen van strobilurine systemisch10 en/of bij verdamping11 werkzaam kunnen zijn, hebben ze een beperkte curatieve werking. Binnen Europa worden de op een strobilurine gebaseerde
8 Triazolen zijn breedwerkende fungiciden die als bladspray of zaadcoating wereldwijd kunnen worden gebruikt voor een grote variëteit van gewassen, zoals met name voor tarwe, gerst, wijnstokken, bananen, boomfruit, gras en diverse groentegewassen. Triazolen zijn systemisch en verplaatsen zich binnen de plant en hebben in het algemeen een curatieve werking. Triazolen zijn werkzaam tegen een laag totaal verbruik per hectare en ze bestrijden schimmels door het remmen van de synthese van ergosterol (een belangrijk onderdeel van de celmembranen) via remming van het 14-demethalyse enzym. Dit enzym verschilt van de enzymen die door morfolines worden geremd.
9 Morfolines (waaronder piperidines) zijn fungiciden met een relatief nauw spectrum die voornamelijk in Europa worden gebruikt als fungiciden voor bladtoepassing op tarwe en gerst. Morfolines zijn werkzaam tegen een matig totaal verbruik per hectare en ze bestrijden schimmels door het remmen van de synthese van ergosterol. Morfolines zijn systemisch en verplaatsen zich binnen de plant en hebben een curatieve werking. Ze zijn ook bij verdamping werkzaam.
10 Systemisch betekent dat een chemische stof zich binnen de plant verplaatst zodat bescherming wordt geboden aan (nieuwe) plantdelen die niet rechtstreeks zijn besproeid.
11 Werkzaam door verdamping betekent het vermogen van een chemische stof om ziekten te bestrijden enkel door middel van zijn vluchtige bestanddeel. De chemische stof hecht zich niet aan de plant en dringt ook niet in de plant.
producten tot op heden toegepast ten behoeve van graangewassen (voornamelijk tarwe en gerst) en druiven.
33. Met betrekking tot graangewassen zijn er uitgebreide gegevens over de opbrengstverhoging als gevolg van het gebruik van strobilurine en deze cijfers worden, samen met de breedwerkende bescherming tegen ziekten, breed uitgemeten in de promotieliteratuur van producten die op een strobilurine zijn gebaseerd. Boeren erkennen deze voordelen want zij zijn bereid om voor producten die op een strobilurine zijn gebaseerd een aanzienlijk hogere prijs te betalen, die tussen de 50% en 150% hoger is, dan de prijs voor producten die niet op een strobilurine zijn gebaseerd.
34. Volgens een document van Novartis uit maart 200012 hebben strobilurines vergeleken met triazolen in het VK, als een vuistregel, in de afgelopen drie jaar gemiddeld in een opbrengstverhoging van 1 ton/ha geresulteerd. “Zelfs toen de graanoogst in 1999 verminderde, was de opbrengst van strobilurines nog steeds 0,7 ton/ha hoger dan die van triazolen. Met tarweprijzen die volgens de ramingen in de herfst rond de 65 GBP/ton zullen liggen, heeft 0,7 ton een waarde van 45 GBP. Aangezien fungicidenprogramma’s gebaseerd op strobilurine-fungiciden ongeveer 20 GBP/ha duurder zijn dan een op triazool gebaseerd programma, is dit een goed investeringsresultaat.” Voor gerst, het andere belangrijke graangewas, wordt met strobilurines een lagere winst geboekt: wintergerst geeft een extra opbrengst van 32 GBP/ha afgezet tegen extra uitgaven voor fungiciden van 22 GBP/ha; voor zomergerst bedragen de extra uitgaven 20 GBP/ha. Deze gegevens uit het VK lijken ook voor Frankrijk13 en Duitsland14 te gelden. Dit zijn op het gebied van fungiciden voor landbouwgewassen de drie belangrijkste landen, die bijna 90% van de totale EER-consumptie en aanzienlijk meer dan 90% van de strobilurine-consumptie voor hun rekening nemen.
12 “A Compilation of Strobilurin Related Questions and Answers”, een document dat wordt uitgegeven in het VK.
13 Zie de gegevens in “Perspectives Agricoles, Février 2000, blz. 61-65” inzake de bruto- en nettowinst die het gevolg is van het wel of niet behandelen met strobilurine.
14 Zie de gegevens in “Welche Fungizidstrategien im Weizen 2000?”, gepubliceerd in Top Agrar 1/2000, blz. 52-57.
39. In de reactie betwisten de partijen dat strobilurines vanwege het ontbreken van ziekten de opbrengst aanzienlijk kunnen verhogen en wijzen erop dat de verhoging van de opbrengst het gevolg is van een betere ziektebestrijding. In de promotieliteratuur van partijen wordt echter gerefereerd aan het zogenaamde “groeningseffect” dat het gevolg is van het gebruik van strobilurine. Dit
groeningseffect, dat volstrekt geen verband houdt met ziektebestrijding, geeft graangewassen een langere periode om het gewicht van de graankorrel en dus de totale opbrengst te verhogen. Hoewel wordt beweerd dat dit groeningseffect als zodanig niet de enige rechtvaardiging is van het gebruik van fungiciden die zijn gebaseerd op een strobilurine (omdat de extra opbrengst die aan enkel het groeningseffect kan worden toegeschreven niet opweegt tegen de strobilurineprijs), is het vergeleken met de andere chemische families een belangrijk en uniek element van deze fungiciden.
41. De partijen beweren bovendien dat het hierboven beschreven voorbeeld van xxxxx (op basis van de promotieliteratuur van Novartis) minder overtuigend is dan de situatie met betrekking tot tarwe. Dit wordt door de Commissie onderkend. In de reactie stellen de partijen dat het voordeel voor de boer marginaal zou worden, maar dat nog steeds sprake zou zijn van dezelfde risico’s als voor tarwe. Bovendien zou een dergelijke stijging ertoe leiden dat de producent zijn aandeel op de markt voor gerst zou verspelen. Dit wordt echter niet onderbouwd. De resterende marge zou nog steeds gebaseerd zijn op de nogal uitzonderlijke omstandigheden van 1999. Het risico dat de boer accepteert, geeft hem derhalve een minimale marge van 5 GBP/ha (een prijsstijging van 10%). Onder betere weersomstandigheden zou dit meer zijn. Een prijsverhoging die ligt tussen de 5-10% zou derhalve een winstgevende handelswijze kunnen zijn voor een hypothetische monopolist, omdat de boer die zomergerst teelt zich met het oog op zijn minimale marge niet in die mate zou afkeren van strobilurines dat de prijsstijging onrendabel zou zijn.
43. De partijen stellen dat er een algemene markt is voor fungiciden voor graangewassen. Derden hebben gesteld en informatie verstrekt dat de markt krapper zou kunnen zijn, namelijk een markt voor fungiciden voor graangewassen die op
een strobilurine zijn gebaseerd. Om de hierboven vermelde redenen zijn er sterke aanwijzingen dat er een afzonderlijke markt is voor fungiciden die op een strobilurine zijn gebaseerd. Als dat het geval is, zouden de partijen een machtspositie verkrijgen op verschillende van die nationale markten. Aangezien de Commissie echter tot de conclusie is gekomen dat de partijen dominant zullen zijn op de algemene markten voor fungiciden voor graangewassen, heeft de Commissie ten behoeve van de onderhavige beschikking de algemene markt voor fungiciden voor graangewassen aangemerkt als de relevante productmarkt
Fungiciden voor echte meeldauw, valse meeldauw en Botrytis in druiven
44. De partijen zijn van mening dat fungiciden voor druiven een onderdeel zijn van de markt voor “fruit en noten” omdat deze perennerende (overblijvende) gewassen (druiven, appelen en steenvruchten, citrusvruchten, olijven en noten en bessen) de volgende gemeenschappelijke elementen hebben: een horizon op lange termijn (hoge kosten voor het planten, een tijdsverloop tot de eerste oogst, marktuittredingsdrempels die ertoe leiden dat de gewassen als activa worden beschouwd); hoogwaardige gewassen (de aansprakelijkheidskosten voor producenten van gewasbeschermingsmiddelen kunnen behoorlijk hoog oplopen als hun product bepaalde onverwachte negatieve gevolgen heeft); de meeste boeren verkopen hun producten zelf en hebben een direct contact met de eindconsument en/of voedseldistributiekanalen; het subsidieniveau is behoorlijk laag en er wordt veel gebruikgemaakt van dezelfde agrochemische producten.
45. De Commissie is van mening dat fungiciden voor druiven afzonderlijk moeten worden beoordeeld, omdat de voor druiven gebruikte geformuleerde producten en de daarin opgenomen werkzame stoffen in grote mate verschillen van de voor andere gewassen gebruikte geformuleerde producten en de daarin opgenomen werkzame stoffen. Van de zes voor druiven gebruikte werkzame stoffen van AstraZeneca wordt er bijvoorbeeld slechts één ook voor appelen en steenvruchten gebruikt en een andere voor olijven. Van de zes werkzame stoffen van Novartis wordt er één zowel voor appelen als voor steenvruchten gebruikt, een andere wordt gebruikt voor steenvruchten en weer een andere voor citrusvruchten. Anderzijds zijn er ook werkzame stoffen die voor de andere gewassen maar juist niet voor druiven worden gebruikt. Er is derhalve een substantieel verschil tussen de concurrentieverhoudingen van druiven en die van de andere perennerende gewassen.
46. Druiven worden door een groot aantal ziekten bedreigd. De drie belangrijkste ziekten zijn valse meeldauw, echte meeldauw en grauwe schimmel of Botrytis. De partijen hebben gesteld dat de fungiciden die voor het behandelen van de verschillende ziekten worden gebruikt verschillend en specifiek zijn, met uitzondering van drie werkzame stoffen (dichlofluanide, thifanaat-methyl en azoxystrobin) die bij minstens twee ziekten werkzaam zijn. De producten met deze werkzame stoffen en de vooraf geformuleerde mengsels die voor meer dan een ziekte zijn geregistreerd, zijn echter slechts zo’n 5% van alle fungiciden voor druiven. De verklaringen van de partijen worden door het marktonderzoek bevestigd. Derhalve kan worden geconcludeerd dat fungiciden voor de verschillende ziekten die druiven bedreigen, en in het bijzonder voor valse meeldauw, echte meeldauw en Botrytis, verschillende productmarkten vormen.
Conclusie inzake de productmarkten voor fungiciden
Herbiciden
49. Daarentegen moeten selectieve herbiciden alleen het onkruid doden zonder schade toe te brengen aan het gewas waarop ze worden toegepast. Vanuit het oogpunt van de boer is het soort gewas waarop selectieve herbiciden worden toegepast uiteraard de belangrijkste factor bij het bepalen van de substitueerbaarheid van een middel.
50. Boeren houden ook rekening met de specifieke onkruidsoorten waartegen het gewas op een bepaald moment moet worden beschermd. Een paar uitzonderingen daargelaten, zijn de werkzame stoffen in de formuleringen van onkruidbestrijdingsmiddelen in sommige teelten vooral effectief tegen onkruid uit één van de twee hoofdgroepen van onkruiden: breedbladige onkruiden en grasonkruiden (grasachtigen).15
51. Aangezien bepaalde soorten gewassen vooral worden getroffen door “gemengde onkruidpopulaties”, bestaande uit zowel grasonkruiden als breedbladige onkruiden, is er behoefte aan behandelingen die beide onkruidsoorten vernietigen. De boer heeft daarbij vervolgens twee mogelijkheden. Ofwel hij koopt een aantal herbiciden met specifieke selectiviteiten en mengt deze afhankelijk van de onkruidsoorten die zich voordoen, ofwel hij koopt een kant-en-klaar product dat het gewenste mengsel van werkzame stoffen voor de bestrijding van grasonkruiden en breedbladige
15 Zoals de naam reeds doet veronderstellen zijn ‘breedbladige onkruiden’ onkruiden met blad. Grasonkruiden zijn grasachtige onkruiden. Binnen deze onkruidsoorten is het mogelijk om een extra onderscheid aan te brengen tussen eenjarige onkruiden en perennerende onkruiden. Eenjarige onkruiden zijn die onkruiden die hun levenscyclus in één enkel seizoen afronden (van zaadontkieming tot zaadproductie). Perennerende onkruiden blijven meer dan een seizoen over.
onkruiden bevat. Onkruidbestrijdingsmiddelen die voornamelijk tegen grasonkruiden werkzaam zijn, zullen in de onderhavige beschikking in het vervolg herbiciden ter bestrijding van grasonkruiden of graminiciden worden genoemd. Middelen die voornamelijk werkzaam zijn tegen breedbladige onkruiden worden herbiciden ter bestrijding van breedbladige onkruiden genoemd. Producten die werkzaam zijn tegen beide onkruidsoorten (zonder voornamelijk werkzaam te zijn tegen grasonkruiden of breedbladige onkruiden) worden breedwerkende herbiciden genoemd.16
54. De Commissie heeft in eerdere beschikkingen geconcludeerd dat niet-selectieve herbiciden en selectieve herbiciden niet met elkaar concurreren, met uitzondering van een paar zaken (die hieronder zullen worden besproken). Bovendien behoren selectieve herbiciden die bepaalde soorten gewassen beschermen tot afzonderlijke relevante productmarkten (zie IV/M.1378 Hoechst/Rhône Poulenc (Aventis), overweging 29 e.v., IV/M.737 Ciba Geigy/Sandoz (Novartis), overweging 109 e.v., IV/M.392 Hoechst/Schering17, overweging 16 e.v., en IV/M.354 American Cyanamid/Shell18, overweging 11 e.v.).
16 Een herbicide kan breed werkzaam zijn ofwel omdat de werkzame stof die erin is opgenomen zelf breed werkzaam is, of omdat het middel zowel werkzame stoffen tegen grasonkruiden als werkzame stoffen tegen breedbladige onkruiden bevat.
17 Beschikking van 22.12.1993, PB C 9 van 13.1.1994.
18 Beschikking van 1.10.1993, PB C 273 van 9.10.1993.
57. In de eerste plaats dient men zich te realiseren dat herbiciden ter bestrijding van breedbladige onkruiden geen substituten zijn voor graminiciden, of andersom. Indien een boer wordt geconfronteerd met schadelijke grasonkruiden op zijn akkers, moet hij herbiciden gebruiken die werken tegen deze specifieke onkruiden, d.w.z. dat hij of graminiciden of breedwerkende herbiciden nodig heeft. Herbiciden ter bestrijding van breedbladige onkruiden zijn niet werkzaam (of in ieder geval niet werkzaam genoeg) tegen grasonkruiden. Om die reden kunnen graminiciden en breedwerkende herbiciden vanuit de vraagkant bezien substitueerbaar zijn, maar zijn graminiciden en herbiciden ter bestrijding van breedbladige onkruiden dat niet.19 Hetzelfde geldt, mutatis mutandis, voor de bestrijding van breedbladige onkruidsoorten. Voorzover grasonkruiden en breedbladige onkruiden samen voorkomen (wat doorgaans zo is), zijn graminiciden en herbiciden ter bestrijding van breedbladige onkruiden in feite middelen die elkaar aanvullen. Dientengevolge is er geen concurrentie tussen de twee soorten middelen.
58. De twee aanvullende marktsegmenten zijn alleen aan elkaar gekoppeld door het bestaan van breedwerkende herbiciden, waarmee zowel grasonkruiden als breedbladige onkruiden kunnen worden bestreden. Om dit in te zien is het nuttig om te bedenken wat het doel is van het afbakenen van productmarkten. De afbakening van een markt (zowel wat zijn product als wat zijn geografische dimensie betreft) is er niet alleen op gericht vast te stellen welke feitelijke concurrenten van de betrokken ondernemingen in staat zijn te wegen op het gedrag van de betrokken ondernemingen,
19 Zoals door een concurrent werd bevestigd, is voldoende werkzaamheid tegen slechts een of twee commercieel belangrijke eenjarige grassen niet voldoende om een commercieel product te creëren. Bovendien zijn herbiciden ter bestrijding van grasonkruiden en herbiciden ter bestrijding van breedbladige onkruiden vanuit de aanbodzijde evenmin substitueerbaar. Dit wordt veroorzaakt door het bestaan van octrooien en de officiële registratieprocedure voor gewasbeschermingsmiddelen (dit zal gedetailleerd worden besproken in de paragraaf over de geografische marktafbakening).
maar deze ook te beletten onafhankelijk van daadwerkelijke concurrentiedruk op te treden.20
59. Een manier waarop kan worden nagegaan of er sprake is van een relevante productmarkt, is door te kijken naar het kleinste pakket middelen dat het voor een bedrijf rendabel zou maken om een geringe maar significante (5-10%) en permanente prijsstijging op te leggen, indien dat bedrijf het enige zou zijn dat deze middelen aanbiedt. Indien dit hypothetische bedrijf het niet rendabel zou vinden om die prijsstijging op te leggen, moet de conclusie luiden dat er op de een of andere manier voldoende concurrentie van andere producten is en dat de relevante productmarkt derhalve ruimer is dan werd verondersteld.
61. In de onderhavige zaak heeft het marktonderzoek aangetoond dat breedwerkende maïsherbiciden een substantieel deel van hun verkoopwaarde daadwerkelijk ontlenen aan hun vermogen tot bestrijding van grasonkruiden, alsmede aan hun vermogen tot bestrijding van breedbladige onkruiden. Derhalve is een afbakening van de productmarkt op basis van het soort gewas (maïs) gerechtvaardigd. Ten aanzien van de beoordeling van het effect van de onderhavige concentratie moet niet worden vergeten dat de concurrentieverhoudingen tussen de onderhavige middelen verschilt van die welke zich voordoet in de situatie dat alle middelen echt substitueerbaar zijn.
62. In de tweede plaats kunnen de volgende kwalificerende opmerkingen worden gemaakt met betrekking tot het mogelijke onderscheid tussen herbiciden die vóór het zaaien worden toegepast, herbiciden die vóór opkomst worden toegepast en herbiciden die na opkomst worden toegepast. Aangezien de drie soorten herbiciden
20 Zie ook: bekendmaking van de Commissie inzake de bepaling van de relevante markt voor het gemeenschappelijke mededingingsrecht, punt 2 (PB C 372 van 9.12.1997, blz. 5).
21 Bekendmaking van de Commissie inzake de bepaling van de relevante markt voor het gemeenschappelijke mededingingsrecht, punt 57.
allemaal worden gebruikt voor de bestrijding van dezelfde onkruidsoorten en dezelfde mate van effectiviteit vertonen, heeft de boer in ieder geval vóór het inzaaien een bepaalde mate van flexibiliteit bij zijn keuze van het toepassingstijdstip. Om die reden is een afbakening van een productmarkt van die drie soorten herbiciden gerechtvaardigd. Als zich na verloop van tijd op de akkers onkruidproblemen voordoen, zijn herbiciden die vóór het zaaien en vóór opkomst worden toegepast echter geen substituut meer voor herbiciden die na opkomst worden toegepast. Bovendien moet ook worden opgemerkt dat de "wacht af en kijk wat er opkomt"-benadering die bij de onkruidbestrijding ten grondslag ligt aan het gebruik van de na-opkomst-herbiciden met betrekking tot het voorkomen van resistentie, niet altijd de beste strategie is.
63. De mate van substitutie tussen voor-opkomst-toepassingen en na-opkomst- toepassingen van maïsherbiciden is niet altijd erg groot.22 Volgens de aan de Commissie verstrekte informatie is er bij maïs in het algemeen sprake van een toename van zowel de onkruidhoeveelheid als de onkruiddiversiteit. Dit vereist een meer complexe onkruidbestrijdingsstrategie waarbij zowel voor- als na-opkomst- middelen worden gebruikt. Indien de voor-opkomst-behandeling niet afdoende is, zijn in de zuidelijke regio’s ook na-opkomst-behandelingen nodig. Ook als vroegtijdige na-opkomst-behandelingen mogelijk zijn, wordt in de noordelijke regio’s het gebruik van voor-opkomst-behandelingen geadviseerd om de onkruiden te verzwakken en hen gevoeliger te maken voor de na-opkomst-behandelingen (met name in gebieden die te lijden hebben van grasonkruiden). Ook bij het bepalen van het juiste toepassingstijdstip lijkt het er derhalve op dat tussen de twee belangrijkste beschikbare middelen, voor-opkomst- en na-opkomst-herbiciden, niet alleen sprake is van een relatie van substitueerbaarheid maar ook van een relatie van complementariteit. Desalniettemin lijkt de mate van substitueerbaarheid voldoende te zijn om een brede marktafbakening te rechtvaardigen.
65. Met betrekking tot de herbicidenmarkten voor aardappelen, groenten, suikerbieten, oliehoudende zaden en sojabonen heeft het marktonderzoek aangetoond dat het dienstig is om de marktafbakening te verfijnen, omdat marktdeelnemers breedwerkende herbiciden geen goed substituut vinden voor graminiciden bij de na-
22 Vóór het inzaaien worden in de maïsteelt weinig herbiciden gebruikt, met uitzondering van het gebruik van niet-selectieve herbiciden zoals glyfosaat (bv. Roundup, Monsanto) of paraquat (Gramoxone, Zeneca) die worden gebruikt om de akkers voor te bereiden op beplanting.
opkomst-bestrijding van grasonkruiden.23 De partijen hebben aangegeven dat de vijf genoemde gewassen om alle onkruidsoorten te bestrijden in het algemeen eerst een voor-opkomst-behandeling ondergaan.24 De voor-opkomst-behandeling bestrijdt onkruiden tot het moment dat het gewas opkomt en aan de bovenkant aansluit tegen de planten in de naastliggende rijen (hetgeen met name bij aardappelen en suikerbieten het geval is). Daarna is het echter vaak nodig om een spray te gebruiken, vooral als de voor-opkomst-behandeling er niet in is geslaagd (droge grond, veel onkruiden, verkeerde dosering of keuze van herbiciden) om het grasonkruidprobleem te bestrijden. Als die situatie zich voordoet, moet een behandeling met een na-opkomst-graminicide worden toegepast, omdat de bestrijding met breedwerkende herbiciden niet afdoende is. Dat de graminiciden over specifieke eigenschappen beschikken die hen onderscheiden van breedwerkende herbiciden blijkt uit het feit dat ze, volgens de partijen, de enige herbiciden zijn die de grasonkruiden Agrostis stolonifera, Arrhenatherum elatius, Bromus sterilis en Phalaris spp kunnen bestrijden. Hieruit blijkt dat de concurrentiedruk op de middelen binnen de groep na-opkomst-graminiciden afkomstig is van andere middelen uit de groep. De conclusie luidt dat er binnen de herbicidenmarkten voor aardappelen, groenten, suikerbieten, oliehoudende zaden en sojabonen afzonderlijke markten zijn voor na-opkomst-graminiciden.
66. Alleen AstraZeneca, niet Novartis, produceert niet-selectieve herbiciden. Derhalve zijn er op dit terrein geen overlappingen indien selectieve en niet-selectieve herbiciden niet beide voor de gewassen kunnen worden gebruikt. De partijen stellen dat er één terrein is waarop selectieve herbiciden en niet-selectieve herbiciden met elkaar concurreren en dat is bij herbiciden die in wijngaarden en boomgaarden worden gebruikt.25 De partijen hebben aangevoerd dat niet-selectieve herbiciden aan deze markt moeten worden toegevoegd, omdat ze tussen de rijen wijnstokken kunnen worden gebruikt – zonder deze te vernietigen. Hoewel dit standpunt algemeen werd bevestigd, werd opgemerkt dat rond de wijnstokken juist selectieve herbiciden moeten worden gebruikt. Een concurrent heeft gewezen op het feit dat selectieve en niet-selectieve herbiciden niet zozeer substitueerbaar zijn, maar dat ze in feite aanvullend zijn omdat ze altijd in combinatie met elkaar worden gebruikt. Volgens deze concurrent dient een niet-selectieve herbicide (bv. paraquat, glyfosaat, sulfosaat) voor het vernietigen van alle onkruiden die op het moment van de toepassing aanwezig zijn en dient een selectieve herbicide (bv. een residueel
23 De boeren beschouwen de na-opkomst-herbiciden - in ieder geval vóór het inzaaien - echter als een substituut voor de voor-opkomst-herbiciden. De prijzen van de voor-opkomst-herbiciden worden derhalve beheerst door de prijzen van de na-opkomst-herbiciden. Bovendien zijn er, bij de voor- opkomst, breedwerkende middelen die een substantieel verband leggen tussen het breedbladige segment en het grassegment. De gevolgen van de concentratie voor herbiciden die geen na-opkomst- graminiciden zijn, worden derhalve beoordeeld op basis van herbiciden naar soort gewas.
24 Er is echter zowel tussen de vier gewassen als tussen landen een bepaalde variatie.
25 In de context van herbiciden voor wijngaarden en boomgaarden hebben de partijen herbiciden met een residuele of een residuele+bladactiviteit als "selectief" gedefinieerd en de herbiciden met enkel een bladactiviteit als "niet-selectief". Een herbicide heeft residuele activiteit als het werkzaam blijft voor, normaliter, een periode van een maand of langer. Een herbicide dat werkzaam is via de bladeren is gewoonlijk slechts twee tot drie dagen werkzaam. Momenteel verkoopt Novartis in Frankrijk een paar bladherbiciden voor gebruik in fruit en noten. Deze worden echter niet als niet-selectieve herbiciden in de traditionele zin verkocht.
herbicide zoals atrazine) voor het vernietigen van onkruiden die na de toepassing ontkiemen. De Commissie heeft deze tegenstrijdige standpunten onderzocht en ten behoeve van de onderhavige zaak geconcludeerd dat herbiciden die in wijngaarden en boomgaarden worden gebruikt (ofwel "herbiciden voor fruit en noten", de term die door de partijen wordt gebruikt) een relevante productmarkt zijn.
67. Tot slot moet nog iets worden gezegd over de ontwikkelingen die op het terrein van genetische modificatie van gewassen plaatsvinden. In de afgelopen jaren was de ontwikkeling van gewassen die bestand zijn tegen herbiciden, de meest opvallende technologische vernieuwing op gewasbeschermingsgebied. Hierbij gaat het om gewassen, bv. soorten maïs, die genetisch zijn gemodificeerd zodat ze resistent zijn tegen niet-selectieve herbiciden (voorheen zo genoemd). Dit betekent dat niet- selectieve herbiciden, op zichzelf erg krachtige herbiciden, veilig kunnen worden toegepast op die resistente gewassen. In beginsel kunnen deze genetisch gemodificeerde gewassen derhalve een grote bedreiging vormen voor de conventionele selectieve herbiciden. Vanwege de voortdurende tegenstand die er in veel Europese samenlevingen tegen deze vernieuwingen is, achten de partijen het echter niet waarschijnlijk dat deze soorten genetisch gemodificeerde gewassen vóór 2005 kunnen worden geïntroduceerd. Voor het tijdsbestek ten behoeve van de beoordeling van de onderhavige concentratiezaak heeft de komst van genetisch gemodificeerde gewassen geen invloed op de heersende afbakeningen van de productmarkt voor herbiciden.
Conclusie inzake de afbakeningen van productmarkt voor herbiciden
68. Gelet op de rol van breedwerkende middelen in maïsherbiciden en de voldoende mate van substitueerbaarheid tussen voor- en na-opkomst-toepassingen is het dienstig om, ten behoeve van de onderhavige zaak, de markt voor (selectieve) maïsherbiciden te beschouwen als een relevante productmarkt. Hetzelfde geldt voor de markten voor graan- en rijstherbiciden. Behalve afzonderlijke relevante markten voor herbiciden voor aardappelen, groenten, suikerbieten, sojabonen en oliehoudende zaden zijn er echter ook afzonderlijke relevante markten voor na-opkomst-graminiciden voor deze gewassen.
Insecticiden
70. In Hoechst/Rhône-Poulenc (overweging 36) heeft de Commissie erop gewezen dat een verdere onderverdeling van gewassen als aardappelen en suikerbieten op zijn plaats lijkt te zijn. Enkele van de insecticiden voor aardappelen of bieten bestrijden alleen nematoden en bodeminsecten in de bodem en worden toegepast door ze op of in de bodem aan te brengen. Deze middelen worden nematiciden genoemd. Andere middelen beschermen aardappelen en bieten tegen luizen en andere bladinsecten en worden via besproeiing op de bladeren toegepast. Deze middelen worden bladinsecticiden
genoemd. De twee verschillende soorten middelen zijn op verschillende werkzame stoffen gebaseerd, worden op verschillende manieren toegepast en zijn niet onderling verwisselbaar.
Chemische klasse | Marktaandeel |
organofosfaten | 28% |
pyrethroïden | 20% |
carbamaten | 18% |
nitromethylenen | <10% |
nicotinoïden | 5% |
organochloorverbindingen | 3% |
benzylureas | 3% |
overige | 15% |
73. Zoals blijkt uit de bovenstaande tabel zijn organofosfaten (OP’s), pyrethroïden en carbamaten de drie belangrijkste chemische klassen van insecticiden. Derden hebben beweerd dat pyrethroïden een afzonderlijke deelmarkt binnen de insecticiden vormen, vanwege hun erg brede werkingsspectrum, grote werkingssnelheid en de voordelen van milieuvriendelijkheid, omdat de verbinding een synthetisch bereid natuurlijk product is. Pyrethrum is een toxische koolwaterstof van de keroseen-soort die door extractie uit chrysanthen wordt verkregen. Voor een bepaalde categorie gewassen kiest de boer de insecticiden echter op basis van het spectrum dat moet worden bestreden. Voor sommige gewassen zoals graan- of voedergewassen zijn pyrethroïden de belangrijkste klasse die wordt gebruikt om insecten te bestrijden. De indeling van markten naar gewassoort houdt derhalve reeds in dat insecticiden op grond van het spectrum worden ingedeeld.
Zaadbehandeling
75. Zaadbehandeling is de behandeling (coating) van zaden met gewasbeschermingsmiddelen om ze met name te beschermen tegen ziekten die via de bodem/het zaad worden overgedragen en tegen bodeminsecten.
76. In Ciba-Geigy/Sandoz (overwegingen 118-121) heeft de Commissie geconcludeerd dat er geen afzonderlijke markten voor zaadbehandeling zijn want zaad dat is behandeld kan vanuit het oogpunt van de boer uiteindelijk worden vervangen door fungiciden en insecticiden die op de bodem worden toegepast of worden gesproeid. Zaadbehandeling wordt beschouwd als een specifieke wijze waarop insecticiden en fungiciden kunnen worden toegepast.
Groeiregulatoren
78. Groeiregulatoren zijn agrochemische middelen die de groei en ontwikkeling van een gewas onderdrukken, stimuleren of modificeren. Afhankelijk van hun chemische klasse beschikken ze over verschillende werkingsmechanismen. Een van de belangrijkste effecten is het onderdrukken van de groeikracht van gewassen. Zoals aangegeven in Ciba-Geigy/Sandoz (overweging 123) en bevestigd door het marktonderzoek vormen groeiregulatoren voor individuele gewassoorten afzonderlijke relevante markten.
B. RELEVANTE GEOGRAFISCHE MARKTEN
79. De partijen hebben naar voren gebracht dat de markten voor geformuleerde producten en groeiregulatoren in ieder geval EER-breed zijn, want zij beweren dat de concurrentievoorwaarden in de EER niet aanmerkelijk verschillen. Ter onderbouwing van hun standpunt voeren de partijen aan dat vele grote,
internationale fabrikanten in de hele wereld opereren; dat het distributiekanaal wordt gekenmerkt door grote distributeurs met weinig merkbinding; dat de boeren prijsbewust zijn; dat bewerkers en detailhandelaren brede Europese normen voor gewasmanagement stellen en dat de leidende voedseldetailhandel zijn sterke internationale inkooppositie vergroot. Bovendien beweren de partijen dat nationale octrooien en handelsmerken geen drempel zijn voor een EER-brede distributie en dat Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen26, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 99/80/EG van de Commissie27, de nationale regelgevingen die voorwaarden stellen voor de registratie van gewasbeschermingsmiddelen heeft geharmoniseerd en dat de corresponderende nationale registratieprocedures grotendeels zijn geharmoniseerd. De partijen beweren eveneens dat het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen grotendeels is geharmoniseerd en dat het derhalve gemakkelijk is om over te gaan tot parallelimport. Volgens de partijen zijn de vervoerskosten gering en komen ze overeen met 1% van de totale kosten. Tot slot stellen de partijen dat er een opmerkelijke trend was in de richting van convergentie van de prijzen tussen de lidstaten en dat die convergentie werd vergemakkelijkt door de transparantie van de prijzen en de stabiliteit van de indirecte wisselkoers die is ontstaan door de invoering van de euro.
80. In eerdere beschikkingen met betrekking tot deze sector (Ciba-Geigy/Sandoz, overweging 128; Hoechst/Rhône-Poulenc, overweging 48) heeft de Commissie de precieze afbakening van de geografische markten voor geformuleerde producten en groeiregulatoren in de agrochemische sector opengelaten.
82. Een groot aantal klanten, boerenverenigingen en landbouwvoorlichters heeft echter argumenten naar voren gebracht op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat markten nog steeds nationaal zijn. Gewasbeschermingsmiddelen moeten nog steeds
26 PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.
27 PB L 210 van 10.8.1999, blz. 13.
in een lidstaat worden geregistreerd alvorens ze op de markt mogen worden gebracht. De distributie is per land georganiseerd, waarbij leveranciers in de meeste gevallen een nationale verkooporganisatie hebben of gebruikmaken van de verkooporganisatie van een andere fabrikant die in de betrokken lidstaat opereert. Parallel geïmporteerde producten gelden als moeilijk te commercialiseren, onder meer omdat merknamen en formuleringen tussen de lidstaten kunnen verschillen, omdat de registratiekosten hoog kunnen zijn, en omdat het veel tijd kan kosten om de producten te registreren.
Productregistratie
84. De Commissie merkt op dat Richtlijn 91/414/EEG nationale regelgevingen harmoniseert. De richtlijn - en latere wijzigingen en uitvoeringsrichtlijnen - voorziet in een positieve communautaire lijst van werkzame stoffen, waarvan het gebruik op voorhand aanvaardbaar wordt geacht voor de gezondheid van mens en dier en voor het milieu (de lijst van bijlage I). Bovendien voorziet de richtlijn in een systeem waarbij de lidstaten, overeenkomstig de eisen van de richtlijn en op grond van uniforme beginselen, toelating moeten verlenen voor verschillende formuleringen die de werkzame stoffen uit de positieve lijst bevatten; de wederzijdse erkenning van toelatingen door de lidstaten, tenzij de fytosanitaire, agrarische en ecologische omstandigheden in de betrokken regio's niet vergelijkbaar zijn; geharmoniseerde regels betreffende de voorwaarden op het gebied van informatie, het beschermen van informatie en vertrouwelijkheid; geharmoniseerde regels voor etikettering en verpakking; geharmoniseerde regels voor de ontwikkeling van gewasbeschermingsmiddelen; en regels voor de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten en de Commissie.
85. De volledige effecten van de richtlijn zijn echter nog steeds niet merkbaar. Op dit moment zijn er op Europees niveau nog geen 10 werkzame stoffen geregistreerd (bijlage I). De ongeveer 800 overige werkzame stoffen op de markt zijn nog niet geregistreerd in het binnen de hele Gemeenschap werkende systeem. In de loop van de tijd moeten de ondernemingen de werkzame stoffen die ze willen blijven verkopen echter opnieuw registreren. Voor het screeningsproces van de bestaande werkzame stoffen dat momenteel ten behoeve van opneming in bijlage I gaande is, is het nodig dat de ondernemingen grote hoeveelheden informatie verstrekken. De volledige informatiepakketten voor de meerderheid van de bestaande werkzame stoffen moeten in mei 2003 beschikbaar zijn.
86. De harmonisatie van nationale registratieprocedures waarnaar door de partijen is verwezen, heeft betrekking op de werkzame stoffen die zijn opgenomen in bijlage I. Aangezien er nog maar een zeer beperkt aantal werkzame stoffen in bijlage I is geplaatst, zijn de nationale registratiesystemen uiteraard nog steeds een belangrijke stap voor de ondernemingen.
87. Ook moet worden opgemerkt dat een product door de nationale autoriteiten moet worden geregistreerd alvorens de boeren het product in die lidstaat kunnen gebruiken. Zelfs als exact hetzelfde product in een andere lidstaat beschikbaar is, is het een boer niet toegestaan om dat product in die andere lidstaat te kopen en het in
zijn eigen land te gebruiken, zonder daarvoor toestemming te vragen aan de nationale autoriteiten van zijn land.
Parallelimport
Distributie
Oostenrijk, Finland, Noorwegen en Zweden hebben een nogal geconcentreerd systeem. Xx xxxxxxxxxxxxxxxxxxx xxx Xxxxxx, Xxxxxxxxx, Xxxxxxx, Xxxxxxxxx en het Verenigd Koninkrijk liggen daar tussenin. De distributiesystemen verschillen ook met betrekking tot het deel van de gewasbeschermingsmiddelen waarvan de verkoop via coöperaties plaatsvindt en wel van [0-5]*% in het Verenigd Koninkrijk en [5-10]*% in België tot [60-70]*% in Frankrijk en [60-70]*% in Noorwegen.
Variaties in het gebruik
95. Ook het aantal spuitprogramma's varieert in de lidstaten. Met name het aantal behandelingen met fungiciden houdt verband met de intensiteit van de graanteelt en varieert van nul in heel Griekenland tot drie (of vier) spuitbehandelingen voor tarwe en twee voor gerst in de meest productieve gebieden zoals Noord-Frankrijk, het zuiden van het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en België.
96. Een andere reden voor de nationale variaties in gebruik is het significante effect van technische productevaluaties door onafhankelijke onderzoeksinstituten, hetgeen door de partijen werd aangevoerd als een argument voor de nationale markten voor zaden van suikerbieten. Deze instituten publiceren aanbevelingen voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, die op grote schaal door boeren en landbouwvoorlichters worden geraadpleegd. Deze onafhankelijke onderzoeksinstituten zijn doorgaans nationaal en een aanbeveling van een bepaald instituut zal derhalve voornamelijk het gebruik in die ene lidstaat beïnvloeden.
Verschillen in marktaandelen
97. De zeer uiteenlopende marktaandelen van zowel de partijen als hun concurrenten op veel productmarkten in de verschillende lidstaten zijn nog een aanwijzing voor het ontbreken van EER-brede geografische markten. In de aanmelding bevestigen de partijen dat er verschillen zijn tussen de marktaandelen die ondernemingen in de lidstaten hebben, maar ze beschouwen dat niet als een bewijs dat de afbakening van een nationale markt ondersteunt. Volgens de partijen kunnen deze verschillen gedeeltelijk worden toegeschreven aan de verschillende producteisen die worden veroorzaakt door onder andere het klimaat in Europa. De Commissie is van mening dat dit een argument is dat pleit ten gunste van een krappere afbakening van geografische markt dan de (minstens) EER-brede afbakening die door de partijen wordt bepleit. Bovendien zijn de deelnemers niet altijd op dezelfde wijze op de verschillende nationale markten aanwezig. Zoals hiervoor werd uiteengezet, beslissen de ondernemingen in welke landen zij hun producten willen registreren. Soms beslissen de ondernemingen om hun product niet in alle landen te registreren en doorgaans brengen ondernemingen hun producten niet tegelijkertijd op de markt in alle landen waar ze hun producten willen registreren. Tussen de eerste en de laatste registratie van een product kan een tijdsverschil van meerdere jaren liggen.
Prijsverschillen
98. Het marktonderzoek heeft aangetoond dat de prijzen tussen de lidstaten substantieel kunnen verschillen. In sommige situaties verwijzen de interne documenten van de partijen naar de noodzaak van prijsconvergentie. Uit hun interne documenten blijkt echter eveneens dat er nog steeds grote prijsverschillen zijn.28 In de aanmelding heeft AstraZeneca met betrekking tot diverse van zijn belangrijkste werkzame stoffen voorbeelden gegeven van de verschillen in de prijs per kg werkzame stof in de EU en in Noorwegen. In 1999 was de ratio van de hoogste prijs tot de laagste prijs voor azoxystrobin [>1]*, voor chlorothalonil [>1]*, voor fluazinam [>1]*, voor flutriafol [>1]*, voor hexaconazool [>1]*, voor diquat [>1]* en voor fluazifop-p-butyl [>1]*. De partijen beweren dat enkele van deze verschillen worden veroorzaakt door verschillen in de verpakking; kleinere verpakkingen hebben een hogere prijs per kg werkzame stof. AstraZeneca heeft zijn prijsstelling echter ook op een merkspecifieke basis ingediend. Voor azoxystrobin zijn Amistar en Quadris de twee merknamen waarvan de prijzen zijn gegeven. In 1999 was voor Amistar de ratio van de hoogste/laagste prijsdifferentieel [>1]*, voor Quadris [>1]*. Voor de werkzame stof hexaconazool was de ratio voor de merknaam Anvil[>1]* en voor de merknaam Planete [>1]* (hoewel er echter slechts voor twee landen cijfers zijn gegeven). Enkele voorbeelden van dezelfde ratio voor Novartis betreffen het product Topik EC240 [>1]*, het product Moddus 250ME [>1]* en het product Mavrik 240 [>1]*.
Conclusie
99. Ten behoeve van de beoordeling van de onderhavige zaak wordt de omvang van de markten voor geformuleerde producten en groeiregulatoren nationaal geacht.
28 [Bedrijfsgeheim Novartis – prijsverschillen]*.
C. BEOORDELING
C.1 Fungiciden
Fungiciden voor graangewassen
Ziektebestrijding in graangewassen
- representatief geacht voor alle graangewassen, omdat de ziekten en fungiciden voor deze gewassen dezelfde zijn als voor tarwe en gerst. Bovendien zijn marktgegevens voor die andere gewassen slechts beperkt beschikbaar.
103. Oogvlekkenziekte is een ziekte die de basis van de stengel van de plant aantast. Koud en nat weer is het optimale klimaat waaronder deze ziekte zich kan ontwikkelen. De ziekte komt derhalve niet in Zuid-Europa, maar wel vaak in het VK, Ierland, Noord-Duitsland en Noord-Frankrijk voor. De ziekte komt ook voor in de rest van Duitsland en Frankrijk, alsook in Oostenrijk en Scandinavië. De ziekte is van invloed op de groei van de aar (d.w.z. het gewicht van de graankorrel van de
plant), veroorzaakt verschrompelde graankorrels en kan tot gevolg hebben dat het gewas vóór de oogst omvalt (platliggen). De afname van de oogst kan tussen de 5- 20% liggen.
106. Bruine roest ontwikkelt zich bij warm weer (15-22°C). De verspreiding van de ziekte wordt bevorderd door droge en winderige weersomstandigheden. Uiteraard komt de ziekte vaker voor in het warmere klimaat van Zuid-Europa en minder vaak in het koelere Scandinavië. De ziekte kan minder kwaad in gerst dan in tarwe. De ziekte tast de hoeveelheid en de grootte van de korrels aan en kan een afname van de oogst teweegbrengen van zo’n 10-15% en soms wel tot 50%.
107. De bladziekten die alleen tarwe treffen zijn Septoria en gele roest. Netvlekkenziekte en brand zijn bladziekten van gerst die echter ook de aar kunnen aantasten.
109. Gele roest komt voornamelijk voor op het blad, maar kan ook de aar aantasten. De ziekte wordt bevorderd door een temperatuur van 10-15°C en droge, winderige dagen, waardoor de sporen zich kunnen verspreiden. De ziekte komt meer voor in het VK en Ierland en de zaadsoort heeft een grote invloed op het voorkomen van de ziekte.
Technische kracht van de werkzame stoffen die in graangewassen worden toegepast
114. Elke werkzame stof vertoont een karakteristieke werking als deze wordt ingezet voor de bestrijding van een specifieke ziekte in een graangewas. Deze werking beïnvloedt de keuze van de boer. De werking van een stof heeft betrekking op de efficiëntie waarmee deze de desbetreffende ziekte kan voorkomen en/of de aangetaste plant kan ‘genezen’ en op de duur van de bescherming (voor curatieve stoffen heeft dit betrekking op de maximumperiode waarin de ziekte in het gewas aanwezig mag zijn voordat ‘genezing’ met het fungicide niet meer mogelijk is; voor preventieve stoffen, op de maximumperiode waarin deze bescherming bieden). Een andere factor die in aanmerking wordt genomen, is de mogelijkheid voor de boer om het product in zijn sproeitank te mengen met andere producten, die andere werkzame stoffen bevatten.
115. De werkzame stoffen die momenteel toepassing vinden als fungiciden voor graangewassen behoren in grote lijnen tot drie verschillende chemische families. De morfolines vormen de oudste van deze families. De morfolines werden in 1969 geïntroduceerd en zijn voornamelijk werkzaam tegen echte meeldauw, wat de reden is waarom stoffen uit deze familie nog steeds een component van moderne mengproducten vormen. De morfolines hebben enig curatief effect. In 1976 werden werkzame stoffen van de chemische familie van de triazolen geïntroduceerd. Van deze familie zijn momenteel ongeveer 15 werkzame stoffen in de handel, waarvan
er enkele nog maar enkele jaren geleden zijn geïntroduceerd. Stoffen uit deze familie zijn vooral sterk in de bestrijding van Septoria, roesten en Fusarium. De nieuwste chemische familie, de strobilurines, werd in 1996 geïntroduceerd en combineert een breed werkingsspectrum (echte meeldauw, roesten, Septoria) met opbrengstverhoging. Naast deze drie families bestaan er nog enkele andere werkzame stoffen. Daarvan zijn de belangrijkste: cyprodinil, de “gouden regel” voor de behandeling van oogvlekken, en quinoxyfen, de meest effectieve stof voor de bestrijding van echte meeldauw. De onderstaande tabel geeft een indeling van de meeste werkzame stoffen in overeenstemming met hun efficiëntie waarbij gebruik wordt gemaakt van de volgende classificatie (bron: ITCF/partijen):
XXXX Uitstekende efficiëntie, de beste werkzame stof tegen deze ziekte
XXX Goede efficiëntie, belangrijke werkzame stof voor de bestrijding van deze ziekte XX Enige efficiëntie
0 Geen bruikbare efficiëntie tegen deze ziekte.
Echte meel- dauw | Roes- ten | Septo- ria | Oog- vlek- ken | Fus. Nivale | Fus. Rose um | Rhyn- chosp orium | Pyreno phora | |
[…]* […]* […]* | […]* […]* […]* | […]* […]* […]* | […]* […]* […]* | […]* […]* […]* | […]* […]* […]* | […]* […]* […]* | […]* […]* […]* | |
Kresoxim-methyl Basf BAS500 BASF Famoxadone Dupont | […]* […]* [...]* | […]* […]* […]* | […]* […]* […]* | […]* […]* […]* | […]* […]* […]* | […]* […]* […]* | […]* […]* […]* | […]* […]* […]* |
[…]* […]* | […]* […]* | […]* […]* | […]* […]* | […]* | […]* | […]* […]* | […]* […]* | |
Tridemorf BASF Spiroxamine Bayer | […]* […]* | […]* […]* | […]* […]* | […]* […]* | […]* […]* | […]* […]* | […]* […]* | […]* […]* |
Cyproconazool Difenoconazool Flutriafol Hexaconazool Propiconazool | […]* […]* […]* […]* […]* | […]* […]* […]* […]* […]* | […]* […]* […]* […]* […]* | […]* […]* […]* […]* […]* | […]* […]* […]* […]* […]* | […]* […]* […]* […]* […]* | […]* […]* […]* […]* | […]* […]* […]* […]* |
[…]* […]* […]* […]* […]* […]* […]* […]* […]* […]* | […]* […]* […]* […]* […]* […]* […]* […]* […]* […]* | […]* […]* […]* […]* […]* […]* […]* […]* […]* […]* | […]* […]* […]* […]* […]* […]* […]* […]* […]* […]* | […]* […]* […]* […]* […]* […]* […]* […]* […]* | […]* […]* […]* […]* […]* […]* […]* […]* […]* […]* | […]* […]* […]* […]* […]* […]* […]* […]* […]* […]* | […]* […]* […]* […]* […]* […]* […]* […]* […]* […]* | |
[…]* […]* | […]* […]* | […]* […]* | […]* […]* | […]* | […]* | […]* […]* | […]* […]* |
[…]* | […]* | |||||||
[…]* | […]* | […]* | […]* | […]* | […]* | […]* | […]* | |
Chlorothalonil | […]* […]* | […]* […]* | […]* […]* | […]* […]* | […]* […]* | […]* […]* | […]* […]* | […]* […]* |
[…]* | […]* | […]* | […]* | […]* | […]* | […]* | […]* | |
[…]* | […]* | […]* | […]* | […]* | […]* | […]* | […]* | |
Quinoxyfen Dow | […]* | […]* | […]* | […]* | […]* | […]* | […]* | […]* |
116. De werkzame stoffen die in de bovenstaande tabel vet zijn gedrukt, worden door de partijen geproduceerd. De eerste groep zijn de strobilurines samen met famoxadone, dat technisch gezien geen strobilurine is (en ook het groeningseffect ontbeert waarover de strobilurines beschikken), maar dat, omdat het over dezelfde werkingswijze als de strobilurines beschikt, onder dezelfde regels voor resistentieontwikkeling valt. De tweede groep zijn de morfolines en de derde groep zijn de triazolen.
Fungiciden voor graangewassen die op een strobilurine zijn gebaseerd
117. De tegenwoordig op de markt aanwezige middelen op basis van een strobilurine bevatten één van de drie werkzame stoffen uit de strobilurineklasse. Het gaat om kresoxim-methyl van BASF (hierna: “KM”), azoxystrobin van AstraZeneca en trifloxystrobin van Novartis. De eerste twee zijn in 1996 en 1997 geïntroduceerd. De registratie van trifloxystrobin voor de relatief kleine Noorse en Belgische markt vond in 1999 plaats en in maart 2000 is het middel geregistreerd in het VK, een belangrijke graanmarkt. Het middel wordt waarschijnlijk in 2000 in Frankrijk en Duitsland geregistreerd.
118. BASF heeft KM alleen geïntroduceerd in co-formuleringen met een of twee van zijn werkzame stoffen die tot andere chemische klassen behoren. BASF heeft drie verschillende formuleringen: één bestaande uit KM en zijn triazool epoxiconazool; één met de morfoline fenpropimorf; en één die uit de drie werkzame stoffen bestaat.
1997 | 1998 | 1999 | |
% van het marktaandeel strobilurines voor alle graangewassen | [10-20]*% | [30-40]*% | [40-50]*% |
1997 | 1998 | 1999 | |
[60-70]*% | [50-60]*% | [50-60]*% | |
[20-30]*% | [40-50]*% | [40-50]*% |
123. Omdat Frankrijk, Duitsland en het VK aanzienlijk meer dan 90% van het gebruik van de op een strobilurine gebaseerde graanfungiciden voor hun rekening nemen, zal daar hieronder meer gedetailleerd op worden ingegaan. Ook zal een overzicht van de Scandinavische markten worden gegeven.
Fungiciden voor graangewassen die op een strobilurine zijn gebaseerd in Frankrijk
125. De introductie in 1997 van de op een strobilurine gebaseerde producten had een groot effect op de Franse markt. Na twee seizoenen (1997-1998 en 1998-1999) werden deze producten al door driekwart van de boeren gebruikt. Bovendien worden strobilurines door het invloedrijke onafhankelijke technische instituut ITCF aanbevolen voor de verschillende regionale programma’s, omdat het voor de boer economisch haalbaar is om in zijn spuitprogramma het maximale aantal strobilurines op te nemen29 (in een enkelvoudig spuitprogramma moet een strobilurine zijn opgenomen; in een tweevoudig spuitprogramma moet het tweemaal zijn opgenomen en in een drievoudig spuitprogramma moeten strobilurines eveneens tweemaal zijn opgenomen30). Aangezien er in Frankrijk momenteel
29 Aanbevelingen van de ITCF in “Perspective Agricoles, février 2000”, blz. 61 e.v.
30 Met het oog op de resistentieontwikkeling wordt een maximum van twee behandelingen met strobilurines aanbevolen.
gemiddeld 2,25 keer wordt gespoten, waarbij slechts 0,98 keer gebruik wordt gemaakt van strobilurines, kan worden geconcludeerd dat er in Frankrijk nog behoorlijk wat ruimte is voor een toename van het aandeel van de strobilurines.
+ EPOXI). Bij de aanwezigheid van een ernstige vorm van echte meeldauw zou het middel in plaats van Ogam kunnen worden toegepast. Xxxx was in 1999 verantwoordelijk voor nagenoeg de totale verkoop van KM in Frankrijk. Van 1998 tot 1999 was de totale verkoop van BASF stabiel. Ogam wordt bij alle behandelingen gebruikt en in zeer grote mate zonder een ander tankmengsel.
127. In 1997 heeft AstraZeneca zowel zijn zuivere azoxystrobinproduct (Amistar) als een mengsel met fenpropimorf (Amistar Pro) geïntroduceerd. In 2000 introduceerde AstraZeneca een derde product, Amister Ter, een mengsel van azoxystrobin en zijn triazool hexaconazool. Omdat hexaconazool buiten België en Frankrijk niet is geregistreerd, zal dit mengsel alleen in Frankrijk op de markt worden gebracht. Met het oog op de curatieve werking van de triazool verwacht de ITCF dat dit mengsel de penetratie van azoxystrobin verder zal vergroten. Bovendien laten de testresultaten zien dat bij gebruik tegen Septoria en roesten, vergeleken met zuivere azoxystrobin, sprake is van superieure resultaten. Vergeleken met 1998 is de totale verkoop van azoxystrobin in 1999 met meer dan [20-30]*% toegenomen. Het zuivere middel Amistar vormt ongeveer [60-70]*% van de strobilurineverkoop van AstraZeneca. Azoxystrobin wordt doorgaans in tarwe gebruikt als een T3- behandeling en het is de “gouden regel” voor gerst. Amistar wordt doorgaans in tankmengsels met andere producten gebruikt.
128. Novartis zal zijn trifloxystrobinproducten in 2001 introduceren en verwacht een verkoop in het eerste jaar van [...]*, oplopend naar [...]* in 2004.
Fungiciden voor graangewassen die op een strobilurine zijn gebaseerd in Duitsland
129. Ook in Duitsland had de introductie van strobilurines in 1996 een groot effect op de concurrentie van graanfungiciden. De producten die op een strobilurine zijn gebaseerd namen in 1999 ongeveer de helft van de totale uitgaven voor graanfungiciden, circa 240 miljoen EUR, voor hun rekening. Tot 1999 was de strobilurineverkoop van BASF aanzienlijk groter dan die van AstraZeneca. Vanwege de snelle resistentieontwikkeling van echte meeldauw, waarvan in Noord- Duitsland in 1998 de eerste resistente stammen werden aangetroffen, en vanwege de door de markt onjuist geachte strategische reactie van BASF, lijkt de productpositionering van BASF echter te zijn aangetast ten gunste van AstraZeneca.
In 1998 verkocht BASF het middel Juwel (een mengsel van KM en epoxiconazool) en beval het gebruik daarvan aan voor T1 en T2. Als een reactie op de toegenomen resistentie van echte meeldauw haalde BASF zijn middel Juwel in 1999 van de markt (ook de voorraden werden teruggehaald, een zeer uitzonderlijke handelswijze in de gewasbeschermingsindustrie) en verving dat middel (Juwel) door Juwel Top (een drievoudig mengsel samengesteld uit KM+epoxiconazool+fenpropimorf). Het middel werd aanbevolen voor alleen T1-behandeling; voor T2 beval BASF het gebruik van Opus Top aan (epoxiconazool+fenpropimorf). Vanwege een te lage hoeveelheid fenpropimorf in het mengsel beschouwen leidende adviseurs Juwel Top als een middel dat ongeschikt is om de resistentieontwikkeling van echte meeldauw tegen te gaan. BASF maakt ook reclame voor een tankmengsel van zijn middel Juwel Top met het middel Fortress (quinoxyfen) van Dow. Voor het seizoen 1999- 2000 hebben BASF en Dow een dubbelpak met Juwel Top en Fortress op de markt gebracht, Juwel Forte genaamd, dat wordt aanbevolen voor T1, terwijl Xxxxx Top wordt aanbevolen voor T2. Een onafhankelijke deskundige31 is van mening dat dit pakket voor de bestrijding van echte meeldauw bijna de efficiëntie heeft van het oorspronkelijke Juwel-middel, maar met minder nevenwerkzaamheid tegen Septoria en roesten. BASF heeft zodoende zijn productsamenstelling en positionering in iedere jaarlijkse cyclus gewijzigd.
31 Xx. Xxxxxxx Xxxxxxx in Top Agrar 1/2000, blz. 53.
Juwel Top) niet compenseren. Vergeleken met de ongeveer [...]* in voorafgaande jaren is Amistar echter voor de eerste keer verantwoordelijk voor meer dan [...]*. Amistar zou meer succesvol zijn geweest als het niet met capaciteitsbeperkingen te kampen had gehad. In totaal worden er nog steeds iets meer producten van BASF verkocht (omdat de producten van BASF gemengde producten zijn, zijn ze hoger geprijsd dan Amistar).
Fungiciden voor graangewassen die op een strobilurine zijn gebaseerd in het VK
134. Ook in het VK hadden de in 1997 geïntroduceerde strobilurines dezelfde grote invloed op de markt als in de andere belangrijke graanproducerende landen (in 1999 waren ze verantwoordelijk voor bijna [40-50]*% van de waarde). Omdat de resistentieontwikkeling van echte meeldauw in het VK een minder groot probleem is dan in Duitsland blijft het gebruik van strobilurines stijgen (de strategie van maximaal twee strobilurinebehandelingen ter bestrijding van resistentieontwikkeling wordt gehandhaafd).
135. Er lijkt tussen de producten van de twee producenten een “natuurlijke verdeling” te zijn. De producten van BASF zijn een onderdeel van de eerste spuitbehandeling en Amistar van AstraZeneca van de latere spuitbehandeling. In 1999 lag de verkoop van BASF iets hoger dan die van AstraZeneca. [bedrijfsgeheim van concurrent]*.
136. Het is kenmerkend voor de VK-markt dat het de eerste belangrijke markt is waar trifloxystrobin, de strobilurine van Novartis, onder de merknaam Flint na de registratie in maart 2000 zal worden geïntroduceerd. Het is dus de eerste markt waar de “natuurlijke verdeling” door een nieuwkomer op de markt wordt bedreigd. Volgens voorlopige verkoopramingen zal Xxxxx een verkoop van circa [...]* realiseren. Ondanks de late introductie zal deze verkoop naar verwachting [10- 20]*% van de strobilurineverkoop uitmaken. In 2000 neemt de tussenonderneming derhalve naar verwachting meer dan [50-60]*% van de strobilurineverkoop voor haar rekening.
137. Gebaseerd op zijn technische profiel van een zeer breedwerkende fungicide met een uitstekende werking tegen Septoria (evenals azoxystrobin) gecombineerd met een werking tegen meeldauw (in tegenstelling tot azoxystrobin, maar enigszins ondergeschikt aan KM), tracht Novartis [...]* te positioneren. Tot slot stelt Novartis dat zijn product [...]*. Gezegd wordt dat de grotere doseringsflexibiliteit [...]* een ander groot voordeel is, vergeleken met Amistar waarmee het op het gebied van de beste tankmengseloplossingen moet concurreren (in tegenstelling tot KM, dat alleen in vooraf geformuleerde mengsels wordt verkocht). Op gerst, waar de voorsprong van Xxxxxxx niet werd bedreigd door KM, heeft trifloxystrobin [...]*. Een
bijkomend voordeel van trifloxystrobin van Novartis is, dat dit middel ook wordt aangeboden in vooraf geformuleerde mengsels met cyproconazool en propiconazool, de sterkste triazolen van Novartis.
Fungiciden voor graangewassen die op een strobilurine zijn gebaseerd in de Scandinavische landen
Nieuwe producten die op een strobilurine zijn gebaseerd
140. Novartis zal zijn nieuwe strobilurine, trifloxystrobin, geleidelijk op de EER-markten introduceren.
144. [Bedrijfsgeheimen van concurrenten]* Bayer is bezig met de ontwikkeling van een strobilurine en verwacht [bedrijfsgeheim van Bayer]* dit in het jaar [bedrijfsgeheim van Bayer-]* voor het eerst op de markt te zullen brengen, hetgeen de verwachting van de partijen bevestigt. Vanwege de onzekerheden die verband houden met het resultaat van de bijkomende registratiegegevens die Bayer tussen nu en het jaar [bedrijfsgeheim van Bayer-]* moet verzamelen, is de Commissie echter van mening
dat deze tijdhorizon te ver verwijderd is om daarmee ten behoeve van de beoordeling van de gevolgen van de onderhavige transactie rekening te kunnen houden. De onzekerheid kan waarschijnlijk het best worden geïllustreerd door te verwijzen naar de ervaringen van [...]*. Er is niet veel bekend over de technische prestaties van de stof van Bayer, maar volgens de verwachting van AstraZeneca zal de stof niet beter zijn dan picoxystrobin. [bedrijfsgeheim van Bayer]*
146. De partijen hebben ook verwezen naar de introductie op de markt van producten die hetzelfde werkingsmechanisme hebben als strobilurines, hoewel het technisch gezien geen strobilurines zijn. Dit heeft betrekking op de stoffen famoxadone van Dupont en fenamidone van Aventis. Uit de door de partijen overhandigde openbare documenten blijkt echter dat fenamidone niet werkzaam is in graangewassen (de toepassing is bedoeld ter bestrijding van valse meeldauw bij druiven en groenten en vlekkenziekte bij tomaten). Bovendien is uit de interne testresultaten van AstraZeneca en de ITCF-classificatie gebleken dat famoxadone hoogstens zwakke tot middelmatige resultaten geeft bij de bestrijding van ziekten in graangewassen. Dit wordt ook expliciet bevestigd in interne documenten van AstraZeneca32 en het blijkt eveneens uit de lage verkoopresultaten van het product op de markten waar het is geïntroduceerd.
Ramingen van de verkoop van strobilurine
147. In het marketingplan van Novartis wordt een gestaag stijgende verkoop van zijn strobilurines voorzien, met in België en het VK in 2000 een verkoop van [...]* tot een verkoop in 2003 van in totaal [...]*. Deze ramingen van de EER-verkoop voor 2003 zullen naar verwachting [10-20]*% bedragen van de totale verkoop van graanfungiciden.
[tabel gebaseerd op een intern document van AZ]*
Strobilurines | Pico | Ami | Zeneca | BASF | Novartis | Anderen | Totale verkoop |
[...]* | [...]* | [...]* | [...]* | [...]* |
32 [….]*
Wintertarwe | [...]* | [...]* | [...]* | [...]* | [...]* | ||
Gerst | [...]* | [...]* | [...]* | [...]* | [...]* | ||
Verkoop (miljoen USD) | [...]* | [...]* | [...]* | [...]* | [...]* | [...]* | |
Totale aandeel in de strobilurines | [...]* | [...]* | [...]* | [...]* | [...]* | [...]* |
150. De onderstaande tabel geeft een raming van de toekomstige marktaandelen van de tussenonderneming33 en BASF, de enige ondernemingen die deze producten (in ieder geval) tot 2004, in de jaren 2000-2004 in de EER en in Frankrijk, Duitsland en het VK zullen aanbieden. De raming is gebaseerd op de geraamde verkoop van de ondernemingen.
EER | FR | DE | UK | |||||
Syngenta | BASF | Syngenta | BASF | Syngenta | BASF | Syngenta | BASF | |
2000 | [...]* | [...]* | [...]* | [...]* | [...]* | [...]* | [...]* | [...]* |
2001 | [...]* | [...]* | [...]* | [...]* | [...]* | [...]* | [...]* | [...]* |
2002 | [...]* | [...]* | [...]* | [...]* | [...]* | [...]* | [...]* | [...]* |
2003 | [...]* | [...]* | [...]* | [...]* | [...]* | [...]* | [...]* | [...]* |
2004 | [...]* | [...]* | [...]* | [...]* | [...]* | [...]* | [...]* | [...]* |
33 [...]*
34 […]*
Algemene markten voor fungiciden voor graangewassen
154. Met betrekking tot graanfungiciden in de EER schatten de partijen dat zij in 1998 met een verkoop van […]* EUR de beschikking hadden over een gecombineerd marktaandeel van [30-40]*% (N [10-20]*% + AZ [10-20]*%). BASF had [30-40]*% (verkoop van […]* EUR). Met een verkoop van […]* EUR zou Bayer de derde plaats innemen met [5-10]*%. Andere concurrenten waren Aventis met een EER-verkoop van […]* EUR, waardoor een marktaandeel van [5-10]*% wordt behaald, en DuPont met een EER-verkoop van […]* EUR, waardoor een marktaandeel van [0-5]*% wordt behaald. Deze raming wordt in het marktonderzoek van de Commissie globaal bevestigd. Het grootste verschil is dat Syngenta en BASF een vergelijkbare verkoop hebben gerealiseerd [bedrijfsgeheimen van concurrenten]*.
155. In 1999 bleef de verkoop in de EER stabiel. Uit de informatie die de Commissie ter beschikking staat, blijkt dat - met uitzondering van AstraZeneca en Bayer - de verkoop van alle ondernemingen is teruggelopen. De verkoop van BASF is enigszins teruggelopen. De verkoop van Novartis is met ongeveer [10-20]*% teruggelopen. De stijging van de verkoop van AstraZeneca (met meer dan [20-30]*%) betekent echter dat de leidende positie van de tussenonderneming op de markt verder is toegenomen. De tussenonderneming heeft een marktaandeel van [30-40]*% (N [10-20]*% + AZ [20-30]*%). BASF heeft [30-40]*%. Bayer heeft [5-10]*%, gevolgd door Aventis [5-10]*%, en de overigen met ieder minder dan [0-5]*%.
156. Frankrijk, Duitsland en het VK zijn de drie belangrijkste nationale markten voor fungiciden voor graangewassen. Zij nemen bijna 90% van de totale verkoop van graanfungiciden in de EER voor hun rekening. Deze markten zijn het best gedocumenteerd en worden beschreven in de overwegingen 157 tot en met 173. Behalve deze drie nationale markten zullen ook de Scandinavische markten kort
worden beschreven, omdat verwacht wordt dat de concentratie daar een machtspositie zal doen ontstaan.
De Franse markt voor fungiciden voor graangewassen
159. Vergeleken met 1999 is de Franse markt in 1999 met [0-5]*% gegroeid. Novartis leed onder een verkoopdaling, die resulteerde in een afname van zijn marktaandeel met ongeveer [0-5]*%. Dit verlies is echter bijna geheel gecompenseerd door de stijging van de verkoop van AstraZeneca. Vergeleken met 1999 is de verkoop van BASF stabiel gebleven. Van de andere ondernemingen is de verkoop van DuPont substantieel afgenomen. Syngenta heeft [30-40]*% (N[10-20]*% + AZ [20-30]*%). BASF heeft [30-40]*%. Bayer heeft [10-20]*%, Aventis [5-10]*%, Cyanamid [0- 5]*%, Dupont [0-5]*% en Dow [0-5]*% .
161. In Frankrijk zijn er meer dan 100 graanfungiciden op de markt. Naast de strobilurines zijn de productlijn epoxiconazool van BASF (zuiver en mengsels met respectievelijk fenpropimorf en chlorothalonil) en de productlijn cyprodinil van Novartis (zuiver en mengsels met respectievelijk fenpropidin en propiconazool) de
belangrijkste producten. De epoxiconazoolproducten van BASF en met name het zuivere product (merknaam “Opus”) worden algemeen beschouwd als het beste startblok voor een niet-strobilurine-spray. Vanwege de algemene aanbeveling om aan de hoeveelheid strobilurines een maximum te stellen, heeft dit ertoe geleid dat het product wordt aanbevolen voor de T1-behandeling van een programma waarin driemaal wordt gespoten. Het product wordt ook vaak als een tankmengsel gebruikt voor latere spuitbehandelingen met Amistar. Cyprodinil van Novartis is het meest effectieve middel voor de bestrijding van oogvlekken en wordt dus als een tankmengsel voor de T0- of T1-behandeling gebruikt. Andere belangrijke producten van Novartis zijn gebaseerd op zijn triazolen cyproconazool en propiconazool, zijn morfolines fenpropidin en fenpropimorf (laatstgenoemde samen met BASF), en zwavel.
De Duitse markt voor fungiciden voor xxxxxxxxxxxxx
167. Het belang van de strobilurines is hierboven beschreven. Er is specifiek verwezen naar de resistentieproblemen met echte meeldauw waarmee BASF werd geconfronteerd en de afname van het marktaandeel die daar het gevolg van was.
168. Met betrekking tot de niet op een strobilurine gebaseerde producten kan worden opgemerkt dat Novartis, in tegenstelling tot zijn positie in de meeste andere Europese landen, zijn totale verkoop in 1999 substantieel heeft verhoogd, met name met zijn propiconazoolmengsels (merknamen Gladio en Tilt Top). Ook de andere concurrenten, en met name Bayer, zijn erin geslaagd hun verkoop te verhogen. Zoals hierboven reeds is vermeld, wordt Pronto Plus - het belangrijkste product van Bayer - aangeprezen als de ideale partner voor een tankmengsel met Amistar. Het middel wordt ook gepositioneerd als een effectieve behandelingswijze voor Fusarium, een ziekte die evenals de daaruit voortkomende toxineproductie in Duitsland ter discussie staat. Bovendien positioneert Cyanamid zijn product (metconazool – merknaam Caramba) in dit segment als een directe concurrent voor Folicur van Bayer (zuivere tebuconazool). Zoals hierboven is vermeld, heeft Dow zijn product Fortress (quinoxyfen) gekoppeld aan Juwel Top van BASF en verkopen beide ondernemingen thans het Juwel Forte-pakket. Dow is gestopt met de verkoop van Fortress als een zuiver product.
169. De Duitse markt is zeer normatief ten aanzien van de mogelijkheden die een fabrikant heeft om zijn product aan te bevelen als een tankmengsel met een product van andere fabrikanten. In tegenstelling tot de andere lidstaten is hiervoor de overeenstemming van beide fabrikanten vereist, ook met betrekking tot de respectieve doseringen waarmee de tankmengsels kunnen worden aanbevolen. In dit verband wordt verwezen naar een recente overeenkomst (ten behoeve van het seizoen 2000) tussen Zeneca en Novartis om een tankmengsel van producten
gebaseerd op azoxystrobin en fenpropidin aan te bevelen. Omdat de dosering die voor dit mengsel wordt aanbevolen lager is dan de voorgeschreven dosering voor andere mengsels, kunnen de ondernemingen het meest aantrekkelijke mengsel aanbieden ten nadele van de in aanmerking komende, op fenpropimorf of quinoxyfen gebaseerde mengsels van andere ondernemingen (echte meeldauw- segment).
De Engelse markt voor fungiciden voor graangewassen
171. De partijen schatten dat de totale verkoop in 1998 ongeveer […]* EUR bedroeg. Volgens die schatting heeft Syngenta [30-40]*% (N [10-20]*% + AZ [10-20]*%), BASF [30-40]*%, Bayer en DuPont ieder [5-10]*% en Aventis minder dan [0-5]*%. Op basis van het marktonderzoek is de totale verkoop minder dan 150 miljoen EUR en is BASF de marktleider, op de hielen gevolgd door de tussenonderneming. Samen zijn de twee ondernemingen verantwoordelijk voor ongeveer [60-70]*%. Bayer neemt meer dan [5-10]*% voor zijn rekening en de andere ondernemingen zijn verantwoordelijk voor beduidend minder dan [5-10]*%. De totale markt wordt geraamd op […]* EUR en BASF neemt daarvan [30-40]*% voor zijn rekening, gevolgd door Syngenta met [30-40]*% (N [20-30]*% + AZ [10-20]*%). Bayer heeft [10-20]*%, Dupont en Aventis hebben ieder [0-5]*%. Dow heeft [0-5]*% en Cyanamid minder dan [0-5]*%.
173. Opgemerkt zij dat de geraamde verkoop in 2000 van alleen al het in maart 2000 op de markt gebrachte product trifloxystrobin van Novartis, verantwoordelijk is voor een bijna even grote verkoop als de totale verkoop van Novartis in 1999, een
verwachte verkoop van […]* EUR waarmee een geschat marktaandeel wordt behaald van [10-20]*%. De tussenonderneming is in 2000 derhalve zonder enige twijfel de marktleider.
De Scandinavische landen: Zweden, Finland en Denemarken
174. De partijen verwachten dat de Zweedse markt in 1998 […]* EUR waard is en dat Syngenta daarop een marktaandeel van [90-100]*% zal hebben (N [50-60]*% + AZ [30-40]*%). BASF zal een marktaandeel van [0-5]*% hebben. Dit wordt globaal door het marktonderzoek bevestigd. Met de substantiële winst van AstraZeneca die het verlies van Novartis compenseerde, behielden de partijen hun marktaandeel op de groeiende markt van 1999. BASF is de andere relevante speler op de markt.
177. De partijen schatten dat de Finse markt in 1998 […]* EUR waard is en dat Novartis een marktaandeel zal hebben van [60-70]*%, terwijl AstraZeneca ontbrak. Dit wordt in het marktonderzoek bevestigd. AstraZeneca betrad de markt echter in 1999 en had een aandeel van minder dan [5-10]*%. Bovendien is de verkoop van Novartis gestegen. Derhalve kan worden geconcludeerd dat het marktaandeel van de tussenonderneming in 1999 ongeveer [80-90%]* is.
178. Alle gewasbeschermingsmiddelen ten behoeve van de Finse markt worden of door Xxxxxx of door Kemira geïmporteerd. Deze ondernemingen hebben voor hun gehele portefeuille overeenkomsten met een of meer fabrikanten. Amistar werd pas in 1999 geïntroduceerd en Berner werd de lokale registratiehouder. In tegenstelling tot de gang van zaken in de andere Scandinavische landen werd slechts een klein deel van de totale markt veroverd. De door Kemira geïmporteerde portefeuille van Novartis (Tilt en Stereo) neemt nog steeds het overgrote deel van de rest van de markt voor zijn rekening.
179. De Deense markt is de op drie na belangrijkste markt voor graanfungiciden. Een door de partijen geschatte totale verkoop van […]* is echter slechts een fractie van de verkoop van 160 miljoen EUR op de op twee na belangrijkste markt, het VK. De partijen schatten dat Syngenta een marktaandeel zal hebben van [80-90]*% N [40- 50]*% + AZ [40-50]*%). Het marktaandeel van BASF zal [5-10]*% zijn en dat van Bayer [0-5]*%. In 1999 is de totale markt gestegen maar is Novartis een groot deel van zijn verkoop en van zijn marktaandeel kwijtgeraakt. AstraZeneca heeft die verliezen echter meer dan gecompenseerd. Globaal heeft Syngenta zijn grote marktaandeel behouden. Het marktonderzoek toont aan dat het marktaandeel van de tussenonderneming in 1998 groter was dan [60-70]*% en dat dit in 1999 verder is gestegen naar bijna [70-80]*%.
De overige markten voor graanfungiciden
184. De partijen schatten ook in dat zij waarschijnlijk marktleiders zijn in Spanje, maar dit wordt in het marktonderzoek niet bevestigd. In Ierland zijn de partijen in 1999 hun marktleiderschap ([40-50]*% in 1998) aan BASF kwijtgeraakt. In alle andere landen is BASF de marktleider of beschikken de partijen hoogstens over een marktaandeel van circa [20-30]*%. Het grootste marktaandeel wordt in Oostenrijk behaald met [30-40]*%, terwijl Bayer [20-30]*% heeft.
Nieuwe producten
Overzicht van de huidige marktaandelen
Alle graanfungiciden | ||||
1998 | 1999 | |||
Syngenta | BASF | Syngenta | BASF | |
EER | [30- 40]*% | [30- 40]*% | [30-40]*% | [30- 40]*% |
FR | [40-50]*% | [30- 40]* % | [30-40]*% | [30- 40]*% |
DE | [30- 40]*% | [40- 50]*% | [30-40]*% | [30- 40]*% |
UK | [30- 40]*% | [30- 40]*% | [30-40]*% | [30- 40]*% |
DK | ± [60- 70]*% | ±[10- 20]*% | ± [70- 80]*% | ±[10- 20]*% |
SV | [90- 100]*% | [0- 5]*% | [80-90]*% | ± [5- 10]*% |
FI | [60- 70]*% | [80-90]*% |
Verwachte toekomstige marktaandelen
190. Het marketingplan van Novartis voorziet in 2003 een aandeel van in totaal […]* op de EER-markten voor graanfungiciden.
191. Waarschijnlijk het meest geaggregeerde overzicht van het verwachte toekomstige marktaandeel van de partijen in graangewassen in Europa komt uit het - in de paragraaf over strobilurines genoemde - document uit september 1999, op grond waarvan de raad van bestuur van AstraZeneca werd verzocht in te stemmen met de investering in picoxystrobin. De verwachte verkoop van BASF en Novartis is op de volgende manier in hetzelfde document aangegeven:
…– Marktaandeel van graanfungiciden in de EU - 2005
Strobilurines | Zeneca | BASF | Novartis | Overigen | Totale verkoop |
Zomertarwe | [10- 20]*% | [10- 20]*% | [20- 30]*% | […]* | |
Wintertarwe | [40- 50]*% | [10- 20]*% | [0-5]*% | […]* | |
Gerst | [20- 30]*% | [5- 10]*% | [10- 20]*% | […]* |
Verkoop (miljoen USD) | […]* | […]* | […]* | […]* | |
Aandeel van de totale graanfungiciden | [30- 40]*% | [10- 20]*% | [10- 20]*% | [50- 60]*% |
Overige fungiciden | Zeneca | BASF | Novartis | Overigen | Totale verkoop |
Zomertarwe | [0-5]*% | [20- 30]*% | [10- 20]*% | [0-5]*% | […]* |
Wintertarwe | [5- 10]*% | [5-10]*% | [20-30]*% | […]* | |
Gerst | [10- 20]*% | [10- 20]*% | [10-20]*% | […]* | |
Verkoop (miljoen USD) | […]* | […]* | […]* | […]* | […]* |
Aandeel van de totale graanfungiciden | [0-5]*% | [10- 20]*% | [10- 20]*% | [10-20]*% | [40- 50]*% |
Totale fungiciden | Zeneca | BASF | Novartis | Overigen | Totale verkoop |
Zomertarwe | [20- 30]*% | [30- 40]*% | [30- 40]*% | [0-5]*% | […]* |
Wintertarwe | [40- 50]*% | [20- 30]*% | [10- 20]*% | [20-30]*% | […]* |
Gerst | [20- 30]*% | [20- 30]*% | [20- 30]*% | [10-20]*% | […]* |
Verkoop (miljoen USD) | […]* | […]* | […]* | […]* | […]* |
Totale marktaandeel | [30- 40]*% | [20- 30]*% | [20- 30]*% | [10-20]*% |
192. In het bovenstaande overzicht krijgt de tussenonderneming op de algemene markten voor graanfungiciden een gecombineerd marktaandeel van [50-60]*%. Opgemerkt zij dat een andere concurrent voor 2003 voor de tussenonderneming vergelijkbare
marktaandelen voorziet. Bovendien verwachten de meeste concurrenten dat op een strobilurine gebaseerde producten meer dan 60-70% van de totale verkoop zullen uitmaken. Als strobilurines op basis van deze aanname [60-70]*% van de totale verkoop zullen uitmaken, stijgt het marktaandeel van de tussenonderneming op de algemene markten voor graanfungiciden met nog eens [0-5]*%.
EER | Syngenta | BASF |
2000 | [40-50]*% | [20-30]*% |
2001 | [50-60]*% | [20-30]*% |
2002 | [50-60]*% | [30-40]*% |
2003 | [50-60]*% | [30-40]*% |
2004 | [50-60]*% | [30-40]*% |
195. Volgens dezelfde methode is het resultaat voor Frankrijk, Duitsland en het VK als volgt36:
Frankrijk | Duitsland | Verenigd Koninkrijk | ||||
Syngenta | BASF | Syngenta | BASF | Syngenta | BASF | |
2000 | [50- 60]*% | [30- 40]*% | [40-50]*% | [30- 40]*% | [50- 60]*% | [30- 40]*% |
35 Alleen Novartis en BASF hebben ramingen gegeven voor de totale EER-markt. De raming van BASF voor 2000 komt het dichtst bij de totale marktwaarde die het resultaat is van het marktonderzoek voor 1999. Alleen BASF heeft ramingen voor de nationale markten verstrekt. Zelfs voor Duitsland en het VK ligt de raming voor 2000 betrekkelijk dicht bij de marktwaarde van 1999 die het resultaat is van het marktonderzoek van de Commissie. Dit geldt niet voor Frankrijk, waar de raming van BASF voor 2000 aanzienlijk lager is dan de verkoop in 1999. Ten behoeve van de consistentie wordt echter gebruikgemaakt van de raming.
36 De gegevens die de Commissie ter beschikking staan, maken het niet mogelijk om een vergelijkbare projectie te maken voor de Scandinavische landen.
2001 | [60- 70]*% | [30- 40]*% | [40- 50]*% | [30- 40]*% | [60- 70]*% | [20- 30]*% |
2002 | [60- 70]*% | [30- 40]*% | [50- 60]*% | [40- 50]*% | [60- 70]*% | [30- 40]*% |
2003 | [60- 70]*% | [30- 40]*% | [50- 60]*% | [40- 50]*% | [60- 70]*% | [40- 50]*% |
2004 | [60- 70]*% | [30- 40]*% | [50- 60]*% | [40- 50]*% | [70- 80]*% | [40- 50]*% |
Productportefeuillestrategieën
199. De bovenstaande overzichten van de feitelijke en toekomstige marktaandelen en productintroducties zijn gebaseerd op beoordelingen van de situatie voorafgaand aan de fusie, en derhalve op beoordelingen van de concurrentie tussen drie ondernemingen, die ieder op een strobilurine gebaseerde producten aanbieden en hun eigen, niet op een strobilurine gebaseerde producten hebben. Er wordt derhalve
geen rekening gehouden met de voordelen die de tussenonderneming kan ontlenen aan het combineren van de producten van Novartis en AstraZeneca.
Van de markt halen van zuivere strobilurineproducten
203. Hierboven is beschreven hoe de totale portefeuille van AstraZeneca, in tegenstelling tot die van BASF, niet veel ruimte bood voor de ontwikkeling van dergelijke mengsels, zodat het in het algemene belang van AstraZeneca was om zuivere azoxystrobin aan te bieden. Met het oog op het succes van azoxystrobin was het voor de andere fabrikanten die beschikten over een goede partner voor het produceren van een mengsel behoorlijk belangrijk om deze mogelijkheid te kunnen benutten. In dit verband kan worden verwezen naar de producten Pronto en Pronto Plus (tebuconazool en spiroxamine) van Bayer en Flamenco (fluquinconazool) van Aventis. Uit de tabel met het overzicht van de respectieve werkzaamheid van de werkzame stoffen (overweging 115) blijkt dat de werkzaamheid van een mengsel tussen Amistar en Flamenco kan worden vervangen door een vooraf geformuleerd mengsel van azoxystrobin en cyproconazool van Novartis. De werkzaamheid van het middel Pronto/Plus van Bayer kan ook in grote mate worden vervangen door een combinatie van cyproconazool met een van de morfolines. Het lijkt erop dat de tussenonderneming alleen met betrekking Fusarium roseum geen topproduct heeft. In dit segment blijven tankmengsels nodig. Opgemerkt moet echter worden dat de beste strategie om het risico op Fusarium roseum te voorkomen, bestaat uit het omploegen van de akkers indien het vorige gewas maïs was en vervolgens minder gevoelige variëteiten in te zaaien.37
37 Zie het artikel van Xx. Xxxxxxx Xxxxxxx, o.c., en Perspectives Agricoles, februari 2000.
Stopzetten van de samenwerking met concurrenten met betrekking tot de mengsels
207. Het is ook denkbaar dat het verlengen van het leveringscontract van azoxystrobin aan Bayer, ten behoeve van zijn mengsel spiroxamine voor de Scandinavische landen, niet noodzakelijkerwijs in het langetermijnbelang van de tussenonderneming is. Picoxystrobin (een stof die echte meeldauw zelfs nog beter bestrijdt) is waarschijnlijk op de markt tegen de tijd dat de overeenkomst afloopt.
Introductie van nieuwe combinaties – portefeuille van Syngenta
38 [….]*
210. Xxxxx eerder werd opgemerkt dat de partijen alleen met betrekking tot Fusarium roseum een zwakke plek in hun portefeuille lijken te hebben. Voor alle andere ziekten behoren hun producten reeds tot de “allerbeste” mengsels39 en kan de positie van de producten van de andere partijen worden verzwakt door nieuwe, door de partijen geformuleerde producten en door de introductie van de nieuwe strobilurines.
212. Een vergelijkbaar mechanisme is de strategie die Novartis in het VK toepast en waarbij de distributeur wordt beloond met een aanzienlijke minimale vergoeding voor iedere boer die hij voorziet van de producten van Novartis. Deze
39 Zie Journée UIPP, Fongicides Céréales, 12.10.99, “Traitements et interventions de printemps”.
mechanismen, die zich niet noodzakelijkerwijs tot fungiciden beperken, zijn potentieel succesvol vanwege de grotere allesomvattende portefeuille van de tussenonderneming en haar totale gewicht op de markt.
Gevolgen voor andere concurrenten
215. In het eerder genoemde, aan de raad van bestuur gerichte document van september 1999 stelt AstraZeneca met betrekking tot de prijs van picoxystrobin dat: […]*
216. De verkoopprognose van BASF bevestigt [bedrijfsgeheim van BASF]*. Er wordt echter getwijfeld aan de omvang van het succes dat zijn nieuwe producten in de toekomst zullen hebben. Uit de eigen testresultaten van AstraZeneca blijkt duidelijk dat zijn nieuwe strobilurine beter is dan het product van BASF. Anderzijds kan [bedrijfsgeheim van BASF]* dit element niet hebben meegenomen in zijn verkoopraming.
Conclusie
218. Op een strobilurine gebaseerde fungiciden vormen de belangrijkste basis van de Europese markten voor graanfungiciden. Zoals hiervoor werd opgemerkt, zijn er sterke aanwijzingen dat ze zelfs afzonderlijke markten vormen. Strobilurines zijn verantwoordelijk voor de helft van de verkoop van alle graanfungiciden en dit zal waarschijnlijk verder toenemen. Voor 2000 waren er met betrekking tot strobilurine slechts twee concurrenten: BASF en AstraZeneca. Binnen de EER verliest BASF zijn marktleiderschap snel. Terwijl BASF in 1997 [60-70]*% van de markt in handen had, was dit in 1999 teruggelopen naar [50-60]*%. Thans brengt Novartis zijn nieuwe strobilurine op de markt.
221. Met de introductie van een nieuwe strobilurine (picoxystrobin van AstraZeneca) kan de tussenonderneming haar marktleiderschap vergroten. Producten die op deze stof zijn gebaseerd zijn technisch beter dan de nieuwe strobilurineproducten van BASF. Vóór 2004 zullen er waarschijnlijk geen nieuwe producten van concurrenten op de markt komen. Op basis van de eigen marktraming van AstraZeneca neemt de tussenonderneming tegen […]* meer dan [60-70]*% van de communautaire verkoop van op een strobilurine gebaseerde graanfungiciden voor haar rekening. Op basis van de verkoopramingen van de individuele ondernemingen zou dit minder zijn. De grootste oorzaak van het verschil tussen deze twee cijfers houdt echter verband met de eigen cijfers van AstraZeneca.
222. Op de algemene markten voor graanfungiciden was de tussenonderneming met bijna [30-40]*% zelfs in 1999 de EER-marktleider. Dit is ook het geval op de Franse en Duitse markten. In het VK behield BASF in 1999 nipt de leiding, maar met het oog op de geschatte verkoop van de strobilure van Novartis in het VK zal de tussenonderneming in 2000 ongetwijfeld ook in het VK marktleider zijn. In Denemarken, Zweden en Finland is de tussenonderneming de onbetwiste marktleider met marktaandelen van meer dan [70-80]*%. Gelet op het toenemende belang van op een strobilurine gebaseerde graanfungiciden op de gehele markt voor graanfungiciden en de daaruit voor de partijen voortvloeiende positie (zie hierboven) zal de tussenonderneming, volgens de schatting van AstraZeneca, in de Gemeenschap in […]* een marktaandeel realiseren van [50-60]*%. Op basis van twee andere methoden met betrekking tot verkoopprognoses blijkt eveneens dat de tussenonderneming de onbetwiste marktleider wordt. De ene methode wijst op een voorsprong in […]* van 11 tot 23 procentpunten, die de jaren daarna verder zal toenemen. De andere methode geeft de tussenonderneming in […]* marktaandelen van [40-50]*% in Duitsland, [40-50]*% in Frankrijk en [50-60]*% in het VK en een voorsprong ten opzichte van BASF van [10-30]*% procentpunten.
223. De tussenonderneming kan door middel van haalbare en economisch beredeneerbare strategieën haar positie verder versterken. Dergelijke strategieën zijn, bijvoorbeeld, het van de markt halen van zuivere strobilurineproducten (met enkel een op een strobilurine gebaseerde werkzame stof) en hun vervanging door geformuleerde producten met stoffen uit andere chemische klassen binnen de productportefeuille van de tussenonderneming. Dit heeft tot gevolg dat andere concurrenten niet langer de mogelijkheid hebben waarover zij thans wel
beschikken, namelijk om hun niet-strobilurine producten als een partner voor een tankmengsel met de zuivere strobilurine van AstraZeneca te verkopen. Een andere strategie is om de in Frankrijk door AstraZeneca toegepaste distributiestrategie, te weten de selectieve distributie van zijn strobilurineproducten, tot andere lidstaten uit te breiden waardoor de loyaliteit van de distributeurs wordt gegarandeerd. Uit het marktonderzoek blijkt ook dat BASF niet in de positie is om een bedreiging te vormen voor de tussenonderneming. Het ligt meer voor de hand dat BASF de toonaangevende prijzen van de tussenonderneming zal volgen. Om de bovenstaande redenen is de Commissie van mening dat de aangemelde transactie een machtspositie doet ontstaan op de markten voor graanfungiciden in Frankrijk, Duitsland, het VK, Denemarken, Zweden en Finland.
Fungiciden voor suikerbieten
225. De fungicidenbehandeling wordt in grote mate beïnvloed door de technische adviezen van onafhankelijke instituten zoals het ITB in Frankrijk en het KBIVB in België. In Griekenland zijn de boeren contractueel verplicht om de aanbevelingen op te volgen van de ‘Hellenic Sugar Industry’ die de producten inkoopt middels een internationale aanbesteding.
Beschrijving van de EER
226. In 1997 bedroeg de totale verkoop van suikerbietfungiciden in de EER volgens de partijen […]* EUR. Hiervan nam Novartis [40-50]*% voor zijn rekening en AstraZeneca [10-20]*%. DuPont had [10-20]*% en Aventis [5-10]*%. In 1998 schatten de partijen de totale verkoop op […]* EUR. Novartis had [40-50]*%, AstraZeneca [10-20]*%, Dupont [10-20]*% en Aventis [0-5]*%. Voor 199940 werd de totale verkoop geschat op […]* EUR, waarvan Novartis [40-50]*% voor zijn rekening nam, Dupont [10-20]*%, AstraZeneca [5-10]*%, Sipcam [0-5]*%, Aventis en BASF [0-5]*%. Het verdient vermelding dat de marktraming van de partijen niet aangeeft welke overige ondernemingen verantwoordelijk zijn voor een verkoop van circa [10-20]*%.
40 De gegevens van 1999, verstrekt als antwoord op een vragenlijst, lijken op een andere methode te zijn gebaseerd dan de informatie die is verstrekt in het CO-formulier. Dit geldt voor alle gegevens van 1999 die in dit onderdeel over suikerbietfungiciden aan de orde komen.
miljoen EUR in 1998, […]* miljoen EUR in 1999) en Duitsland ([…]* EUR). In Finland, Zweden, Noorwegen en IJsland worden geen suikerbietfungiciden gebruikt. In de overige EER-staten ligt de verkoop beneden […]* EUR, met in 1999 een minimum van […]* EUR in Denemarken.
230. In Frankrijk, Italië, Spanje, Griekenland en België veroorzaakt de fusie een overlapping van het huidige productaanbod. Om de onderstaande redenen is de Commissie van mening dat de fusie in deze landen - behalve in Griekenland - een machtspositie zal doen ontstaan.
Frankrijk
41 […]*
5]*% van de totale markt. Voor 1999 wordt [10-20]*% van de verkoop door de partijen niet aan een bepaalde fabrikant toegeschreven.
234. De sterke positie van de partijen blijkt ook uit de aanbevelingen van het ITB. Voor het seizoen 1999 beval het ITB vijf verschillende middelen aan ten behoeve van een enkelvoudig behandelprogramma (dat in circa [10-20]*% van de gevallen wordt toegepast). Drie van deze middelen waren van Novartis, één van AstraZeneca en één van Dupont. Voor het tweevoudige behandelprogramma (dat in circa [70-80]*% van de gevallen wordt gebruikt) beval het ITB vier middelen aan waaruit voor iedere behandeling kon worden gekozen. Tevens werd aanbevolen om die middelen beurtelings te gebruiken. Van de vier T1-middelen waren er twee van Novartis, één van AstraZeneca en één van Xxxxxx. Van de vier T2-middelen waren er drie van Novartis en één van Sipcam.
235. Van de gebruiksaanbevelingen voor het jaar 2000 zijn twee van de vijf “enkelvoudige behandeling”-middelen van Novartis, twee van Dupont en één van AstraZeneca. Voor een programma waarin tweemaal wordt gespoten, zijn twee van de vijf T1-middelen van Xxxxxx en is één middel respectievelijk van Novartis, AstraZeneca en BASF. Van de vier T2-middelen zijn er drie van Novartis en één van Sipcam. Twee middelen van Novartis worden echter “speciaal” aanbevolen. Andere middelen die op de markt zijn en helemaal niet worden aanbevolen, zijn Castellan S van Aventis, Antarès (AstraZeneca), zwavelproducten (die volgens het ITB [5-10]*% van de totale verkoop uitmaken, worden gebruikt als een goedkope behandeling tegen echte meeldauw en beschikken over een zeer goede efficiëntie maar een gemiddelde persistentie) en Microthiol spécial (TotalElf).
echte meeldauw wordt behaald met het middel Spyrale van Novartis, algemeen beschouwd als het beste middel op de markt. Vergeleken met de andere T1- aanbevelingen heeft Punch CS een vergelijkbare kwaliteit, maar dit middel is beschikbaar voor de helft van de prijs. Het nieuwe middel van Dupont, Initial, heeft precies dezelfde efficiëntie en persistentie als zijn oudere middel Punch CS. Het nieuwe middel is echter [5-10]*% duurder, maar behoort nog steeds tot het “laaggeprijsde” segment.
240. De tussenonderneming combineert dus de sterke positie van Novartis met de toevoeging van de op twee na grootste fabrikant van bekende producten op de markt (met een marktaandeel dat groter is dan [5-10]*%) en met een nieuwe werkzame stof (azoxystrobin) die, in combinatie met een van de triazolen van de tussenonderneming, waarschijnlijk ook een sterk product zal worden. Hierdoor kan de tussenonderneming dezelfde distributietechnieken ontwikkelen als hierboven op het gebied van de graanfungiciden zijn beschreven.
241. De Commissie is derhalve van mening dat de transactie zal leiden tot het in het leven roepen van een machtspositie op de Franse markt voor suikerbietfungiciden.
Aventis worden gedistribueerd) en minimaal42 [50-60]*% (N [30-40]*% + AZ [10- 20]*%43).
247. De stijging van Novartis heeft plaatsgevonden ten koste van Dupont, dat [5-10]*% van zijn marktaandeel verloor (van [20-30]*% naar [10-20]*%). De resterende [30- 40]*% van de markt hebben de partijen aan geen enkele fabrikant toegeschreven. Uit het marktonderzoek blijkt dat Bayer en Cyanamid ieder een marktaandeel van ongeveer [0-5]*% hebben.
42 Novartis geeft aan dat Aventis in 1999 een verkoop heeft van [5-10]*% die, geheel of gedeeltelijk, het resultaat van de verkoop van de producten van Novartis kan zijn.
43 Berekend door gebruik te maken van het antwoord van AstraZeneca op de vragenlijst en dit antwoord te vermenigvuldigen met dezelfde factor (een stijging van [20-30]*%) als de resultaten van het onderlinge verband tussen het antwoord van AZ voor 1998 en de gegevens in het CO-formulier.
251. De Belgische markt is verantwoordelijk voor […]* EUR en het marktonderzoek bevestigt de sterke positie van de aan de fusie deelnemende partijen op deze markt. Volgens de schatting van de partijen heeft Novartis een marktaandeel van [30- 40%]* (1997), [40-50%]* (1998) en [40-50%]* (1999). Van 1997 tot 1998 heeft AstraZeneca zijn marktaandeel vergroot van [30-40]*% naar [30-40]*%. In de door Novartis (namens beide partijen) verstrekte gegevens voor 1999 wordt in België geen verkoop toegeschreven aan andere met name genoemde concurrenten (allen “niet met name genoemd”). Uit de verkoopcijfers van AstraZeneca voor 1999 kan een marktaandeel van minstens [20-30]*% worden afgeleid. De tussenonderneming beschikt derhalve over een marktaandeel van [60-70]*% in 1997, [80-90]*% in 1998 en minstens [60-70]*% in 1999.
252. Aventis en Dupont zijn de enige andere concurrenten, met in 1998 ieder een marktaandeel van ongeveer [5-10]*%.
253. De sterke positie van de tussenonderneming blijkt duidelijk uit het feit dat vijf (4N+1AZ) van de zeven op de markt aanwezige werkzame stoffen door de tussenonderneming worden geproduceerd. Deze sterke positie kan duurzaam worden geacht, want in 2003 wordt in België het trifloxystrobin-mengsel op de markt gebracht, dat volgens de verkoopraming [40-50]*% van de totale markt voor zijn rekening zal nemen! Het marketingplan van Novartis wijst uit dat […]*
254. De Commissie is derhalve van mening dat de fusie zal leiden tot het in het leven roepen van een machtspositie op de Belgische markt voor suikerbietfungiciden.
Fungiciden voor groenten
256. De partijen schatten dat de totale EER-verkoop in 1998 […]* EUR zal bedragen en dat Syngenta binnen de EER een marktaandeel zal hebben van […]* [20-30]*% (N [10-20]*% + AZ [5-10]*%). Volgens het CO-formulier zijn Spanje […]*, Italië […]* en Frankrijk […]* de grootste nationale markten.
260. Wat de introductie van nieuwe producten betreft, zal AstraZeneca vanaf februari 2000 voor steeds meer groentegewassen het middel azoxystrobin onder de merknaam Ortiva introduceren. AstraZeneca verwacht voor bijna alle gewassen een marktaandeel van [20-30]*% te realiseren en een marktaandeel van [10-20]*% voor de gewassen die te maken hebben met Botrytis. Dit betekent voor Ortiva een totaal marktaandeel van [20-30]*%. Zoals bij alle strobilurines gaat het om voorkoming van resistentieontwikkeling. Derhalve moet Ortiva beurtelings met andere stoffen worden gebruikt (Ortiva kan voor maximaal twee spuitbehandelingen worden gebruikt). De brede portefeuille van de tussenonderneming biedt de mogelijkheid om de werkzaamheid van Ortiva (zijn brede bereik) te combineren met de sterke triazoolfungiciden van Novartis. Indien de verkoopprognose wordt uitgedrukt als percentage van de “gecorrigeerde” huidige marktomvang, vertegenwoordigt Ortiva in […]* ongeveer [10-20]*%.
261. De nieuw geïntroduceerde producten van de concurrenten hebben een nogal beperkt potentieel.[Bedrijfsgeheimen van de concurrenten]*
263. De Commissie hoeft op basis van dit bewijs niet te beslissen of de aangemelde transactie zal leiden tot het in het leven roepen van een machtspositie, omdat
eventuele mededingingsproblemen verdwijnen als gevolg van de invoering van de verplichtingen die voor het behandelen van Botrytis bij druiven voor de Franse markt zijn opgelegd.
Zweedse markt voor aardappelfungiciden
264. Volgens het CO-formulier vertegenwoordigt de Zweedse markt voor aardappelfungiciden in 1997 een omzet van […]* EUR en in 1998 […]* EUR. In 1997 had AstraZeneca met fluazinam [60-70]*% van de markt in handen en Novartis met Ridomil (metalaxyl+mancozeb) [20-30]*%. Aventis had met zijn recent op de markt gebrachte middel Tattoo (propamocarb+mancozeb) [5-10]*% in handen. American Cyanamid heeft een nieuw product op de markt gebracht, Acrobat MZ (dimethomorf+mancozeb), waarmee [0-5]*% wordt gerealiseerd.
268. Novartis heeft aangegeven dat […]*. Volgens het antwoord van Novartis van 28 maart 2000 was de beslissing “een paar weken geleden” genomen, dat wil zeggen na de bekendmaking van de fusie met AstraZeneca. Om die reden kan de beslissing […]* ook door de voorgenomen transactie zijn beïnvloed, want de tussenonderneming heeft meer voordeel van […]* dan van concurrentie tussen Novartis en AstraZeneca.
Fungiciden voor de bestrijding van echte meeldauw, valse meeldauw en Botrytis bij druiven
271. Om druivenziekten te bestrijden worden druiven per seizoen zeven tot 15 maal bespoten met fungiciden. De belangrijkste markten voor druivenfungiciden zijn die
voor de behandeling van valse meeldauw (met in Europa een verkoop van […]* EUR), echte meeldauw […]* EUR en grauwe schimmel […]* EUR.
274. Met […]* EUR is de Oostenrijkse markt de kleinste markt voor echte meeldauw en de enige nationale markt waar de producten van Syngenta meer dan [30-40]*% vertegenwoordigen. In Oostenrijk had Novartis in 1999 een marktaandeel van [30- 40]*% ([20-30]*% met de triazool penconazool en [5-10]*% met zwavel) en distribueert Afaplant het middel pyrenifox van Novartis, waarmee een marktaandeel van [5-10]*% wordt gerealiseerd. Kwizda distribueert het middel Quadris (azoxystrobin) van AstraZeneca en realiseert daarmee een marktaandeel van [5- 10]*%. De stoffen van Syngenta hebben derhalve een marktaandeel van [40-50]*%.
277. De partijen bevinden zich in de unieke positie dat ze de boer zwavel, triazolen en strobilurines kunnen aanbieden. Omdat ze een volledig pakket ter bestrijding van
echte meeldauw hebben, kunnen ze hun voordeel doen met de spuitbeperkingen voor de triazolen en strobilurines. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door de werkzaamheid van Xxxxx xxx Xxxxxxxx, dat met [20-30]*% van de totale markt veruit de meest toegepaste triazool is, te gebruiken om azoxystrobin te stimuleren, dat vergeleken met kresoxim-methyl van BASF algemeen wordt beschouwd als de technisch zwakkere strobilurine ter bestrijding van echte meeldauw. Dit is met name haalbaar in Oostenrijk, waar azoxystrobin momenteel even “populair” is als kresoxim-methyl (met ieder een marktaandeel van [5-10]*%). Voor de resterende spuitbehandelingen kan zwavel worden aangeboden. In de reactie wijzen de partijen erop dat azoxystrobin niet de eerste keuze zal zijn van telers die echte meeldauwepidemieën in druiven moeten voorkomen, omdat azoxystrobin technisch zwakker is dan de meeste echte meeldauwproducten voor druiven die de telers tot hun beschikking hebben. De partijen stellen dat een dergelijke strategie derhalve niet kan werken voor azoxystrobin. Een dergelijke strategie wordt echter uitdrukkelijk door Novartis overwogen voor de introductie van zijn trifloxystrobin […]*, waarvoor het tegen 2005 een marktaandeel wil hebben veroverd van [20- 30]*%.
280. Frankrijk is met […]* EUR veruit de grootste nationale markt, gevolgd door Italië met […]* EUR. De andere nationale markten zijn Duitsland […]*, Spanje […]*, Portugal […]*, Griekenland […]* en Oostenrijk […]*. De producten van beide partijen worden verkocht in Frankrijk, Portugal en Oostenrijk.
De Oostenrijkse Botrytis-markt
287. Novartis is de onbetwiste marktleider met het product onder de merknaam Switch, waarmee een marktaandeel wordt gerealiseerd van [50-60]*%. De verkoop van het op chlorothalonil gebaseerde product van AstraZeneca (Provin) door de Oostenrijkse fabrikant/distributeur Kwizda levert een marktaandeel van nog eens [5-10]*% op. De tussenonderneming heeft dus een marktaandeel van [50-60]*%. De grootste concurrent is Bayer met een marktaandeel van [10-20]*%. Agrolinz, Aventis en Cyanamid hebben ieder een marktaandeel dat kleiner is dan [5-10]*%. Een concurrent is van plan om vóór het einde van 2003 een nieuw product op de markt te brengen. Er is echter geen verkoopprognose verstrekt.
288. De Commissie is derhalve van mening dat de aangemelde transactie zal leiden tot het in het leven roepen van een machtspositie op de Oostenrijkse Botrytis-markt.
C.3 Herbiciden Herbiciden voor maïs
Maïsteelt en onkruidbestrijding
289. In Europa is de teelt van maïs een belangrijke landbouwactiviteit. Een belangrijke factor in de maïsteelt is de mate waarin boeren slagen in de bestrijding van de onkruiden die de opbrengst van gewassen beïnvloeden. Behandelingen die onsuccesvol of slechts gedeeltelijk succesvol zijn, kunnen in de maïsteelt een opbrengstverlaging tot gevolg hebben die kan oplopen tot [20-30]*%. Xxxx heeft enkele specifieke factoren die van invloed zijn op de wijze van onkruidbestrijding.
290. Maïs is een gewas dat langzaam groeit in vergelijking met het onkruid waardoor het wordt omringd. Deze onkruiden hebben derhalve vooral tijdens de vroege groeifase
van maïs een negatief effect op de groei van maïs, omdat ze veel voedingsstoffen en zonlicht wegnemen van de jonge maïs. Daarom moet de door de onkruiden veroorzaakte concurrentie om voedingsstoffen en zonlicht met name tijdens de vroege groeifase van maïs een halt worden toegeroepen.
294. In het algemeen lijkt het erop dat er in alle belangrijke maïstelende Europese landen sprake is van een toenemende druk van onkruiden en een groeiende diversiteit van
44 Dit wordt ook geïllustreerd door het feit dat de producten die in vroege na-opkomst-behandelingen worden gebruikt vaak niet verschillen van die welke voor de voor-opkomst-behandelingen worden gebruikt. Dit is bijvoorbeeld van toepassing op de chemische klasse van de acetanilides (alachloor, acetochloor, metolachloor, dimethenamid, flufenacet) die gewoonlijk wordt ondergebracht bij de klasse van de voor-opkomst-herbiciden, hoewel [10-20]*% wordt toegepast in vroege na-opkomst- behandelingen. De na-opkomst-behandelingen (in de strikte zin van het woord) worden doorgaans 4- 10 weken na het planten toegepast. Producten die doorgaans in na-opkomst-behandelingen worden toegepast zijn sulcotrion, rimsulfuron en nicosulfuron.
onkruidplagen van eenjarige (grassen en breedbladige onkruiden) en overblijvende planten. Als gevolg daarvan worden de onkruidbestrijdingsstrategieën voor maïs steeds complexer. Voor de bestrijding van zowel grassen als breedbladige onkruiden vereisen de strategieën vaak een gecombineerd gebruik van zowel voor- als na-opkomst-producten. De boeren passen dus vaak een brede niet-gerichte onkruidbestrijdingsstrategie toe, op basis van breedwerkende producten en mengsels van verschillende producten.
De Europese markten voor maïsherbiciden en de marktaandelen van de partijen
+ AZ [10-20]*%). Op de nationale markten is echter sprake van verschillen die uiteenlopen van [30-40]*% in Oostenrijk tot [60-70]*% in Nederland. Concurrenten hebben gegevens verstrekt die de schattingen van de partijen voor de EER-markt grotendeels bevestigen. De onderstaande tabel geeft een gedetailleerd overzicht van de marktaandelen per land.45
Gegevens van de marktaandelen voor maïsherbiciden – 1998 | |||
Novartis | AstraZeneca | Totaal | |
Oostenrijk | [30- 40]*% | [30- 40]*% | |
België | [20- 30]*% | [30-40]*% | [50- 60]*% |
[40- 50]*% | [40- 50]*% |
45 De cijfers in deze tabel zijn op ronde percentages afgerond. Dit verklaart waarom het totaal van de cijfers in de eerste en de tweede kolom niet altijd overeen lijkt te komen met het totaal in de derde kolom. In de landen die niet in de tabel worden genoemd (Finland, Ierland, Zweden, Luxemburg, Noorwegen, IJsland, Liechtenstein) is de teelt van maïs onbelangrijk. In Oostenrijk [5-10]*%, Griekenland [0-5]*%, Italië [0-5]*% en Frankrijk [0-50]*% hebben Novartis en AstraZeneca bovendien nog een extra verkoop via derden. Hoewel die extra verkoop betrekkelijk gering is, zijn deze cijfers verwerkt in de bovenstaande gegevens over de marktaandelen.
Frankrijk | [20- 30]*% | [20- 30]*% | [50- 60]*% |
Duitsland | [30- 40]*% | [5- 10]*% | [40- 50]*% |
Griekenland | [30- 40]*% | [5-10]*% | [30- 40]*% |
Italië | [20- 30]*% | [10- 20]*% | [30- 40]*% |
Nederland | [30- 40]*% | [30- 40]*% | [60- 70]*% |
Portugal | [10- 20]*% | [20- 30]*% | [30- 40]*% |
Spanje | [20- 30]*% | [10- 20]*% | [30- 40]*% |
Verenigd Koninkrijk | [40- 50]*% | [40- 50]*% | |
EER | [20- 30]*% | [10- 20]*% | [40- 50]*% |
De Franse markt voor maïsherbiciden
De Duitse markt voor maïsherbiciden
302. De partijen schatten dat de totale verkoop van maïsherbiciden in Duitsland in 1998 ongeveer […]* EUR bedroeg. Volgens hun schatting hadden de partijen een gecombineerd marktaandeel van [40-50]*% (N [30-40]*% + AZ [5-10]*%) en hadden BASF en Aventis ieder een marktaandeel van respectievelijk [10-20]*% en [10-20]*%. Er is geen informatie verstrekt over de andere concurrenten. Het marktonderzoek van de Commissie toont aan dat de totale marktomvang in 1998 waarschijnlijk wat groter was dan de schatting van de partijen. Dit betekent dat het marktaandeel van Syngenta enigszins kleiner is dan de schatting van de partijen, ongeveer [40-50]*%. Het genoemde marktaandeel van [10-20]*% voor BASF is correct, maar het marktaandeel van Aventis is kleiner, ongeveer [5-10]*%. In het marktonderzoek worden verder marktaandelen genoemd van [5-10]*% voor DuPont, [5-10]*% voor Bayer, [5-10]*% voor American Cyanamid, [0-5]*% voor Dow en [0-5]*% voor Monsanto.
303. Uit de voorlopige informatie die de Commissie ter beschikking staat, blijkt dat het gecombineerde marktaandeel van de partijen in 1999 enigszins is afgenomen, naar [40-50]*%. Novartis verloor een deel van zijn marktaandeel (van [30-40]*% naar [30-40]*%), maar het marktaandeel van AstraZeneca is toegenomen (van [5-10]*% naar [10-20]*%).
De markt voor maïsherbiciden in Italië
304. De partijen schatten dat de totale verkoop op de Italiaanse markt voor maïsherbiciden in 1998 ongeveer […]* EUR bedroeg. Volgens hun schatting had Syngenta [30-40]*% (N [20-30]*% + AZ [10-20]*%) en Aventis [10-20]*%. Er is geen informatie verstrekt over de andere concurrenten. Volgens het marktonderzoek van de Commissie lag de totale marktomvang in 1998 waarschijnlijk iets beneden
de eigen schatting van de partijen. Dit betekent dat het marktaandeel van Syngenta wat groter zal zijn dan de schatting van de partijen, namelijk ongeveer [30-40]*%. Volgens het marktonderzoek had Aventis een marktaandeel van ongeveer [10- 20]*%, DuPont [5-10]*%, American Cyanamid [5-10]*%, Dow [0-5]*% en Bayer [0-5]*%. BASF heeft in Italië een ondergeschikte marktpositie.
Kleinere markten voor maïsherbiciden
+ AZ [30-40]*%).
308. In Oostenrijk ([30-40]*%), Denemarken ([40-50]*%) en het Verenigd Koninkrijk ([40-50]*%) had Novartis grote marktaandelen […]*. De concentratie heeft echter geen invloed op die markten, omdat AstraZeneca in dat jaar nauwelijks in die landen aanwezig was. Zowel het marktaandeel als de overlapping op de Portugese markt zijn substantieel ([40-50]*%, N [20-30]*% + AZ [10-20]*%). Toch hoeft de Commissie op basis van dit bewijs niet te beslissen of de aangemelde transactie een machtspositie zal doen ontstaan. Eventuele mededingingsproblemen zullen namelijk verdwijnen als gevolg van de uitvoering van de verplichtingen, die zijn opgelegd aan de nationale markten voor maïsherbiciden waar de fusie een machtspositie zal doen ontstaan.
310. Deze conclusie wordt bevestigd door het marktonderzoek dat onder klanten, concurrenten, adviseurs en coöperaties van boeren heeft plaatsgevonden. Een substantieel aantal respondenten heeft zijn bezorgdheid geuit met betrekking tot de toekomstige marktpositie van de nieuwe entiteit op het gebied van de
maïsherbiciden. Alle opmerkingen wijzen op het feit dat de reeds sterke positie van de partijen met betrekking tot de marktaandelen wordt versterkt, door een sterke en alomtegenwoordige aanwezigheid van de producten van de partijen in alle segmenten van de markt voor maïsherbiciden: voor-opkomst-herbiciden en na- opkomst-herbiciden zowel voor de bestrijding van grasonkruiden als voor de bestrijding van breedbladige onkruiden.
311. Zoals vermeld in de paragraaf over de afbakening van de relevante productmarkten zijn herbiciden ter bestrijding van breedbladige onkruiden geen realistisch substituut voor graminiciden, en omgekeerd geldt hetzelfde. Alleen via het bestaan van breedwerkende producten is er een concurrentieverband tussen de twee uitersten van de markten. De grootste concurrentiedruk is echter aanwezig binnen de respectieve segmenten van gras- en breedbladige onkruidbestrijding. Bij de beslissing over het toepassingstijdstip, vóór opkomst of na opkomst, speelt bovendien vaak mee dat de twee beschikbare producten, voor-opkomst- en na- opkomst-herbiciden, elkaar niet alleen onderling vervangen maar elkaar ook aanvullen. Ook wat betreft het tijdstip is de grootste concurrentiedruk derhalve aanwezig binnen de respectieve segmenten: voor-opkomst-bestrijding en na- opkomst-bestrijding.
De vier segmenten van de onkruidbestrijding bij maïs
46 Volgens de partijen zijn de belangrijkste overblijvende grassen: Elymus repens (kweek), Cynodon dactylon (handjesgras) en Sorghum halepense (wilde sorgo). De belangrijkste eenjarige grasonkruiden zijn: Avena fatua (oot), Alopecurus myosuroides (duist), Apera spica-venti (pluimgras), Lolium multiflorum (Italiaans raaigras), Echinochloa crus-galli (hanepoot), Digitaria sanguinalis (harig vingergras), Setaria spp. (naaldaar), Panicum spp. (Panicum) en Poa spp. (beemdgrassen). De belangrijkste overblijvende breedbladige onkruiden zijn: Convolvulus arvensis (akkerwinde), Cirsium arvense (akkerdistel) en Rumex obtusifolius (ridderzuring). De belangrijkste eenjarige breedbladige onkruiden zijn: Amaranthus retroflexus (papegaaikruid), Chenopodium album (witte ganzevoet), Mercurialis annua (bingelkruid), Galium aparine (kleefkruid), Geranium spp. (ooievaarsbek), Lamium
Belangrijke werkzame stoffen in de EER
graminiciden | breedwerkende herbiciden | herbiciden voor breedbladige onkruiden | |
VOOR (of vroege na) | Novartis: metolachloor (g) s-metolachloor AstraZeneca: acetochloor | Novartis: atrazine (g) terbutylazine (g) | Novartis: terbutryn (g) AstraZeneca: mesotrione |
Monsanto: acetochloor alachloor (g) | AmCy: pendimethalin | ||
BASF: dimethenamid | Dow: metosulam | ||
Bayer: flufenacet | Aventis: isoxaflutool aclonifen |
pupureum (paarse dovenetel), Matricaria spp. (kamille), Papaver rhoeas (gewone klaproos), Polygonum spp. (duizendknoop), Capsella bursa pastoris (herderstasje), Sinapis arvensis (herik), Solanum nigrum (zwarte nachtschade), Stellaria media (vogelmuur), Veronica spp. (ereprijssoorten) en Viola arvensis (akkerviooltje).
47 In hun reactie op de mededeling van punten van bezwaar beweren de partijen dat isoxaflutool (Aventis) een breedwerkende herbicide is. Aventis zelf beschouwt dit middel echter als een herbicide voor breedbladige onkruiden (evenals de concurrenten die over isoxaflutool opmerkingen hebben gemaakt). De partijen beschouwen terbutylazine (generiek) als een herbicide voor breedbladige onkruiden; bepaalde concurrenten en de “Pesticide Manual” (de pesticidenhandleiding) van de Britse Raad voor Gewasbescherming classificeren het middel als een breedwerkende herbicide. De partijen beschouwen rimsulfuron (DuPont) als een breedwerkende herbicide; Xxxxxx geeft echter toe dat het een graminicide is. In hun reactie op de mededeling van punten van bezwaar merken de partijen nicosulfuron aan als een breedwerkende herbicide. In zijn antwoord op de vragenlijst van de Commissie (2ph2, vraag 49) en in zijn interne documenten classificeert AstraZeneca nicosulfuron echter als een graminicide (bv. in de ABR-productinstructies ). Deze visie wordt bevestigd door de “Pesticides Manual” en het “Farm Chemicals Handbook 2000”. De partijen zijn ook van mening dat er meer werkzame stoffen van de concurrenten moeten worden opgenomen, omdat die de komende jaren op de markt zullen worden gebracht. Het standpunt van de Commissie is dat deze stoffen niet moeten worden opgenomen, omdat hun introductie nog niet in de komende twee tot drie jaar zal plaatsvinden, of omdat ze niet belangrijk genoeg worden geacht (op basis van de marktprognose van de ondernemingen voor deze stoffen).
NA | AstraZeneca: nicosulfuron (ISK) | Novartis: atrazine (g) terbutylazine (g) | Novartis: dicamba (g) pyridaat prosulfuron primisulfuron |
AstraZeneca: sulcotrion mesotrione | |||
DuPont: rimsulfuron | BASF: 2-4D (g) bentazone | ||
(Aventis:) nicosulfuron (ISK) | DuPont: thifensulfuron | ||
(BASF:) nicosulfuron (ISK) | Aventis: bromoxynil (g) | ||
Dow: clopyralid fluroxypyr metosulam |
g ∧ werkzame stof die ook wordt geproduceerd door generieke fabrikanten (Europa). Opgemerkt zij dat als een stof wordt geproduceerd door generieke fabrikanten, het niet vanzelfsprekend is dat deze fabrikanten ook geformuleerde producten kunnen verkopen. ISK ∧ nicosulfuron is eigendom van ISK. AstraZeneca is in de EU de belangrijkste distributeur voor ISK en heeft distributierechten voor Frankrijk (met Aventis), Italië (exclusief), het Verenigd Koninkrijk (exclusief), Spanje (met Aventis), Griekenland exclusief) en Portugal (exclusief). […]*.
314. Wat betreft de werkzaamheid van de individuele werkzame stoffen waarop de producten van AstraZeneca en Novartis zijn gebaseerd, zijn de partijen en hun concurrenten gevraagd om aan te geven welke stoffen het meest effectief zijn tegen de belangrijkste onkruiden in de Europese maïsteelt.48 Uit dit onderzoek (opgenomen in de mededeling van punten van bezwaar) komt naar voren dat de toonaangevende herbicideproducten voor maïs zijn gebaseerd, of zullen worden gebaseerd, op de volgende werkzame stoffen. Bij vóór opkomst: acetochloor (AZ/Monsanto), (s-)metolachloor (N), mesotrione (AZ), isoxaflutool (Aventis) en bij na opkomst: sulcotrion (AZ), mesotrione (AZ), nicosulfuron (ISK/AZ/Aventis/BASF) en dicamba (N/generiek). Uit de analyse van de herbicidenportefeuille van Syngenta blijkt dat deze portefeuille uniek is voor wat betreft het aantal en de omvang van de toonaangevende werkzame stoffen voor een effectieve onkruidbestrijding in maïs. Bovendien bevat deze portefeuille minstens vier andere belangrijke werkzame stoffen, namelijk pyridaat, prosulfuron, atrazine en terbutylazine.
Huidige marktaandelen van de partijen in de respectieve segmenten
48 Op basis van de 30 hiervoor genoemde belangrijke onkruiden hebben de partijen (Novartis) en hun concurrenten de onkruiden verder gecategoriseerd naar gelang van hun economische belang.
49 De cijfers zijn verstrekt door Novartis op basis van zijn gegevensbron, Impact. Vanwege het feit dat enkele producten tweemaal zijn meegeteld (met name breedwerkende producten, maar ook producten die zowel vóór opkomst als na opkomst kunnen worden gebruikt) kunnen de cijfers niet worden opgeteld.
EER | bestrijding van grasonkruiden | bestrijding van breedbladige onkruiden | |
Vóór opkomst | [30-40]*% (N [20-30]*%, AZ [0-5]*% van […]* EUR) | [30-40]*% (N [30-40]*%, AZ [0-5]*% van […]* EUR) | ► [20- 30]*% (N [20-30]*%, AZ [0-5]*% van […]* EUR) |
Na opkomst | [40-50]*% (N [10-20]*%, AZ [20-30]*% van […]* EUR) | [50-60]*% (N [20-30]*%, AZ [30-40]*% van […]* EUR) | ►[50-60]*% (N [20-30]*%, AZ [30-40]*% van […]* EUR) |
▼ [30-40]*% (N [20-30]*%, AZ [5-10]*% van […]* EUR) | ▼ [40-50]*% (N [20-30]*%, AZ [20-30]*% van […]* EUR) | totaal: [40-50]*% (N [20-30]*%, AZ [10-20]*% van […]* EUR) |
FRANKRIJK | bestrijding van grasonkruiden | bestrijding van breedbladige onkruiden | |
Vóór opkomst | [20-30]*% (N [20-30]*%, AZ [0-5]*% van […]* EUR) | [20-30]*% (N [20-30]*%, AZ [0-5]*% van […]* EUR) | ► [20- 30]*% (N [20-30]*%, AZ [0-5]*% van […]* EUR) |
Na opkomst | [90-100]*% (N [10-20]*%, AZ [5-10]*% van […]* EUR) | [70-80]*% (N [20-30]*%, AZ [50-60]*% van […]* EUR) | ►[70-80]*% (N [20-30]*%, AZ [50-60]*% van […]* EUR) |
▼ [30-40]*% (N [20-30]*%, AZ [10-20]*% van […]* EUR) | ▼ [60-70]*% (N [20-30]*%, AZ [30-40]*% van […]* EUR) | totaal maïs: [50-60]*% (N [20-30]*%, AZ [20-30]*% van […]* EUR) |
DUITSLAND | bestrijding van grasonkruiden | bestrijding van breedbladige onkruiden | |
Vóór opkomst | [50-60]*% (N [50-60]*%, AZ 0% van […]* EUR) | [50-60]*% (N [50-60]*%, AZ [0-5]*% van […]*EUR) | ► [60-70]*% (N [60-70]*%, AZ 0% van […]* EUR) |
Na opkomst | [30-40]*% (N [30-40]*%, AZ 0% van […]* EUR) | [40-50]*% (N [20-30]*%, AZ [10-20]*% van […]* EUR) | ►[40-50]*% (N [20-30]*%, AZ [10-20]*% van […]* EUR) |
▼ [40-50]*% (N [40-50]*%, AZ 0% van […]* EUR) | ▼ [40-50]*% (N [30-40]*%, AZ [10-20]*% van […]* EUR) | totaal maïs: [40-50]*% (N [30-40]*%, AZ [10-20]*% van […]* EUR) |
Nieuwe producten van de partijen voor de voor-opkomst-bestrijding van grasonkruiden
Acetochloor
- net als eerder al in de VS - een belangrijk product te worden. Acetochloor heeft in de maïsherbicidenmarkt van de VS een marktaandeel veroverd van [10-20]*%, voornamelijk door het eens toonaangevende product alachloor van Monsanto te vervangen.50 Naar verwachting zal deze substitutie van alachloor door acetochloor ook in Europa plaatsvinden. Alachloor is momenteel in Frankrijk, Italië, Portugal en Spanje geregistreerd voor het gebruik in maïs. In Frankrijk, de grootste maïsmarkt, had de verkoop van alachloor een waarde van ongeveer […]* EUR, hetgeen leidde tot een marktaandeel in maïs van [10-20]*%. In Italië, de op twee na grootste maïsmarkt, bedroeg de verkoop van alachloor ongeveer […]* EUR, hetgeen overeenkomt met een marktaandeel van [10-20]*%. Naar verwachting zal het aandeel van acetochloor derhalve in de Gemeenschap aanzienlijk groeien.51
323. Het feit dat de registratie van de werkzame stof acetochloor in Europa tussen AstraZeneca en Monsanto is verdeeld, houdt verband met het volgende. Hoewel het potentieel van acetochloor reeds halverwege de jaren tachtig werd erkend, ondervond de commercialisering vele jaren vertraging vanwege technische problemen met de betrokken ‘safeners’. Safeners zijn chemische stoffen die in bepaalde herbicidenformuleringen zijn opgenomen om de werking van de herbicide op het gewas te verminderen en te voorkomen dat schade aan het gewas wordt toegebracht. Zodoende maken safeners de marktintroductie mogelijk van herbiciden die anders niet op de markt zouden worden gebracht, vanwege hun mogelijke giftige uitwerking en de schade die daarmee wordt toegebracht aan de gewassen. Het onderzoek naar safeners is niet eenvoudig. Vanwege praktijktests en de wettelijk
50 Acetochloor en alachloor behoren tot dezelfde chemische klasse, de acetalinides (waartoe ook metolachloor, flufenacet en dimethenamid behoren). In het algemeen heeft acetochloor een betere werkzaamheid bij de bestrijding van onkruiden dan alachloor. Er is ook gesteld dat acetochloor voor de boer een betere oplossing is dan dimethenamid en flufenacet. Acetochloor en metolachloor worden beide beschouwd als de beste van hun klasse.
51 Bovendien is het waard te vermelden dat acetochloor in het eerste jaar dat het in Hongarije op de markt werd gebracht een marktaandeel behaalde van [10-20]*% en in de Tsjechische Republiek zelfs een marktaandeel van [20-30]*%.
voorgeschreven onderzoeken zijn vele jaren en hoge kosten gemoeid met de ontwikkeling van safeners.52
X-xxxxxxxxxxxx
000. S-metolachloor is nauw verbonden met metolachloor. Metolachloor werd in de vroege jaren zeventig ontdekt en gepatenteerd als een herbicide. In de praktijk liet het product in belangrijke gewassen, waaronder maïs, een uitstekende bestrijding van grasonkruiden en, in combinatie met een safener, een goede gewastolerantie zien. Voor het eerst verkocht in 1976 werd het product uiteindelijk in meer dan 90 landen en voor meer dan 70 gewassen geregistreerd. Vanaf het begin was het product bekend als een molecule die in de verhouding 50:50 was samengesteld uit een werkzaam deel (de s-isomer) en een relatief niet-werkzaam deel (de r-isomer). Pas in de late jaren tachtig werd het haalbaar om, met nieuwe synthesetechnologieën, alleen de werkzame isomer selectief te produceren (Novartis heeft het octrooi voor deze technologie). Omdat de nieuwe werkzame stof is gebaseerd op de s-isomer van metolachloor, wordt deze s-metolachloor genoemd. Met [60-70]*% van de oorspronkelijke gebruiksdosering laat s-metolachloor dezelfde resultaten zien als metolachloor. Omdat het in lagere doseringen kan worden gebruikt, is s-metolachloor milieuvriendelijker dan metolachloor (in de VS is het een pesticide met een verlaagd risico). In de VS werden de eerste registraties met de nieuwe molecule in 1997 verleend. In Europa zal het omschakelingsproces van metolachloor naar s-metolachloor in 2003 zijn afgerond.
326. Wellicht de belangrijkste reden van de introductie van s-metolachloor is dat metolachloor daardoor kan worden uitgeschreven. Dit heeft tot gevolg dat generieke concurrentie op dit gebied wordt tegengegaan. Hoewel de uitschrijving op zich geen afdoende voorwaarde is om het metolachloormarktsegment te beschermen tegen generieke toetreding (omdat derden metolachloor nog steeds kunnen herregistreren), zal het volgens een document van Novartis met daarin de strategie voor de periode na het octrooi van metolachloor […]*. In hetzelfde strategiedocument voor de
52 De registratiestukken voor safeners vallen ook onder de gegevensbescherming. Volgens AstraZeneca (AZ reactie op 4ph2, vraag 15) is dit van toepassing op de safener voor acetochloor, vooral omdat de grootschalige tests te duur zijn om te worden herhaald, hetgeen een toegangsdrempel opwerpt.
53 [Bedrijfsgeheim van Monsanto]*
periode na het octrooi wordt derhalve de volgende belangrijke stap in het vooruitzicht gesteld:[…]*54.
328. In Europa loopt het octrooi voor s-metolachloor in 2002 af, maar door de gegevensbescherming en de diverse octrooien voor mengsels blijft de uitsluiting van generieke fabrikanten gehandhaafd. Wat de waarde betreft, zal s-metolachloor naar verwachting de positie van metolachloor volledig kunnen overnemen en derhalve de sterke positie die Novartis op dit gebied heeft handhaven: […]*55. Het is met name waarschijnlijk dat […]*56.
329. Acetochloor en (s-)metolachloor concurreren rechtstreeks met elkaar in het segment van de voor-opkomst-bestrijding van grasonkruiden. Acetochloor en metolachloor zijn de sterkste herbiciden in de chemische klasse van de acetalinides (waartoe alachloor, dimethenamid en flufenacet behoren). Dat de concurrentie op het gebied van voor-opkomst-bestrijding van grasonkruiden voornamelijk plaatsvindt tussen acetochloor en metolachloor blijkt ook uit de ervaringen die in de VS zijn opgedaan. Opgemerkt zij dat de (toekomstige) concurrentie van […]* in de interne documenten van Novartis werd genoemd als één van de argumenten om s- metolachloor te vervangen door metolachloor.57 In de interne documenten van AstraZeneca wordt ook vermeld dat metolachloor […]* vormt.58 De combinatie van de twee toonaangevende voor-opkomst-herbiciden tegen grasonkruiden in maïs resulteert in een niet te evenaren sterke positie in dit segment.
Het nieuwe product van de partijen voor de bestrijding van breedbladige onkruiden
Mesotrione
54 […]*
55 […]*
56 […]*
57 […]*
58 […]*
documenten heeft het de […]*.59 Uitzonderlijk is dat het zowel een voor-opkomst- als een na-opkomst-middel is, maar dat het voornamelijk zal worden gepositioneerd […]*60. In de VS is het een pesticide met een verlaagd risico. Novartis verwacht heel veel van het product, want volgens interne documenten zou mesotrione meer concurrerend kunnen zijn dan […]*61.
332. Mesotrione wordt geacht op zichzelf tegen […]* een marktaandeel van [5-10]*% op de wereldwijde markt voor maïsherbiciden te realiseren. Dit marktaandeel is voor [10-20]*% opgebouwd uit na-opkomst-behandelingen en voor [0-5]*% uit voor- opkomst-behandelingen […]*62. In Europa is mesotrione bestemd om […]*63. Zoals blijkt uit een analyse van de technische mogelijkheden en zoals door een concurrent wordt benadrukt, lijken mesotrione en sulcotrion veel op elkaar, behalve met betrekking tot het tijdstip van de toepassing: mesotrione kan ook vóór opkomst worden gebruikt, sulcotrion alleen na opkomst. De […]* van sulcotrion […]* is op zichzelf een indicatie van de werkzaamheid van dat product, omdat sulcotrion momenteel de meest verkochte maïsherbicide van AstraZeneca is (verantwoordelijk voor [50-60]*% van de verkoop) en deze werkzame stof feitelijk is gepatenteerd […]*64. Met andere woorden, op het moment dat sulcotrion niet langer door een octrooi wordt beschermd, zal de nieuwe mesotrione de marktpositie van sulcotrion hebben overgenomen, zodat sulcotrion uit de registratie kan worden gehaald en het voor een generieke fabrikant veel moeilijker wordt om met sulcotrion op de markt te komen. Deze strategie lijkt veel op […]*.
333. […]* Daarom zal mesotrione volgens de interne documenten ook worden gepositioneerd in veelbelovende mengsels met […]*65. Als gevolg daarvan zal de totale verkoop van acetochloor […]*66. Tot slot laat de productie van mesotrione vergeleken met die van sulcotrion een verbeterde kostenstructuur zien, wat een bijkomend concurrentievoordeel tot gevolg heeft.
De argumenten die door de partijen worden aangevoerd
334. De partijen stellen dat het totale marktaandeel van Novartis en AstraZeneca waarschijnlijk zal afnemen, en noemen daarvoor een aantal redenen.
59 […]*
60 […]*
61 […]*
62 […]*
63 […]*
64 […]*
65 […]*
geregistreerd. Als dat niet gebeurt, zullen deze producten niet langer in de Gemeenschap kunnen worden verkocht. Aangezien de voorschriften inzake herregistratie zowel op nationaal als Europees niveau strenger worden geïnterpreteerd, bestaat het risico dat bijvoorbeeld de vergunningen voor op atrazine en metolachloor gebaseerde producten in respectievelijk Frankrijk en Nederland niet zullen worden verlengd.
337. Voorts moet het effect van het intrekken van de registratie van atrazine in Frankrijk op de marktpositie van de partijen niet worden overschat. Meer in het bijzonder kan worden verwacht dat een aanzienlijk aandeel van de afzet van atrazine, dat toch een herbicide met een breed werkingsspectrum is dat zowel vóór als na opkomst kan worden ingezet, zal verschuiven in de richting van een of meer specifieke producten in de vier segmenten van de productniche (vóór/na opkomst/grassen/breedbladige onkruiden) en in het bijzonder van combinaties daarvan. Zoals aangegeven in de paragraaf over ‘maïsteelt en onkruidbestrijding’, is het in de landen waar atrazine is verboden in het algemeen zo dat de meeste teelders voor de bestrijding van breedbladige onkruiden meer producten zijn gaan inzetten die na opkomst van het gewas moeten worden toegepast. Dit heeft AstraZeneca de mogelijkheid gegeven om zijn marktaandeel te vergroten door het promoten van sulcotrion en nicosulfuron voor gebruik in tankmengsels, voor toepassing na opkomst. Ook in Frankrijk is AstraZeneca, volgens een concurrent, door de ongunstige milieueffecten van atrazine al de mogelijkheid geboden om zijn marktaandeel op deze wijze te vergroten. Verder is het nuttig erop te wijzen dat het veelbelovende nieuwe product voor de bestrijding van breedbladige onkruiden, mesotrione, volgens interne documenten van AstraZeneca onder meer aan mengsels met […]*67 zal worden toegevoegd. Het is derhalve waarschijnlijk dat het specifieke mengproduct voor gebruik vóór opkomst van gewassen, mesotrione- […]*, de mogelijke vermindering in de afzet van atrazine als gevolg van intrekking van de vergunning (zo dat al gebeurt) nog verder zal compenseren. Dit is des te waarschijnlijker omdat de huidige generieke producenten van atrazine (zie hierna) geen duidelijk alternatief voor atrazine hebben dat vóór of na opkomst kan worden aangewend, terwijl Syngenta dat wel heeft.
338. Voor mengsels van andere werkzame stoffen met atrazine zou intrekking van de registratie van atrazine minder belangrijk zijn, aangezien er een aanvaardbaar substituut is: terbutylazine. Ofschoon terbutylazine op zichzelf een betrekkelijk oude verbinding is, die bovendien geen octrooibescherming meer geniet, is zij pas begin jaren negentig op de markt voor maïsherbiciden geïntroduceerd, juist omdat atrazine in Duitsland en Italië werd verboden. Terbutylazine heeft een vergelijkbaar
werkingsspectrum als atrazine, maar werkt minder intensief. De kans dat het voor toepassing in maïsherbiciden zal worden verboden, is dan ook minder groot, zeker wanneer het in mengsels wordt gebruikt (het mengen van werkzame bestanddelen biedt fabrikanten doorgaans de mogelijkheid om de gebruiksintensiteit beter in de hand te houden; daarom heeft Novartis besloten om terbutylazine alleen vermengd te verkopen, dus niet in zuivere vorm).
342. Voorts betekent het feit alleen dat generieke producenten een werkzaam bestanddeel produceren (of kunnen produceren) niet automatisch dat zij dat product vervolgens in de EER kunnen verkopen. Dit is heel duidelijk het geval voor atrazine, dat in Duitsland, Italië en Nederland niet langer is geregistreerd. Bovendien kan concurrentie behalve door octrooibescherming ook door de wettelijke bescherming van registratiegegevens worden voorkomen: het EU-registratiesysteem (voor de werkzame stof) en de nationale registratiesystemen (voor het product) verlenen doorgaans 5-10 jaar gegevensbescherming, ingaande op het moment van registratie. In Duitsland, bijvoorbeeld, geniet het gegevenspakket voor de registratie van terbutylazine nog steeds wettelijke bescherming, hoewel het octrooi op dit product is verlopen, met als gevolg de afwezigheid van generieke concurrentie.
343. Een ander voorbeeld biedt acetochloor, een stof die naar verwachting een van de toonaangevende herbiciden in Europa zal worden (zoals hierboven besproken). Tot dusver is het alleen een samenwerkingsverband tussen AstraZeneca en Monsanto gelukt om voor een maïsherbicide dat acetochloor bevat een registratie te verwerven, namelijk in Spanje (1993, voor twee producten) en Frankrijk (1999,
voor een product dat de beschermstof (‘safener’)68 dichlormide bevat, dat alleen door AstraZeneca is geregistreerd. Hoewel acetochloor niet langer octrooibescherming geniet, zijn de registratiegegevens nog wel beschermd binnen de EU, omdat het EU-registratiesysteem voor werkzame stoffen voor tien jaar gegevensbescherming biedt. De registratiegegevens voor ‘safeners’ genieten die bescherming ook.[…]*69. Als gevolg hiervan is tot dusver geen enkele generieke producent van acetochloor erin geslaagd om zijn producten in de EER geregistreerd te krijgen. En trouwens ook geen van de concurrenten die omvangrijke onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten verrichten. Vandaar dat er met betrekking tot acetochloor absoluut geen concurrentie is van generieke producenten in de EER. Kortom: het feit dat een product geen octrooibescherming meer geniet en de werkzame stof door generieke producenten wordt geproduceerd, betekent niet automatisch dat deze producten binnen Europa kunnen worden verkocht.
344. Op dicamba is in de belangrijkste maïsproducerende landen nog steeds gegevensbescherming van toepassing. In Frankrijk, bijvoorbeeld, zijn de registratiegegevens tot 2006 beschermd en in Duitsland tot 2009. Gezien het feit dat de registratieprocedures voor generiek dicamba met name in Frankrijk en Duitsland70 (de twee grootste markten) veeleisend zijn, is het onwaarschijnlijk dat generieke producenten deze markten zullen betreden. Een uitzondering wat betreft gegevensbescherming is Italië. In dit land zijn in 1999 de eerste producten van vermeende generieke origine op de markt gebracht. Er zijn echter verscheidene strategieën om te verhinderen dat het feit dat xxxxxxx niet langer octrooibescherming geniet, een te groot effect zal hebben. […]* Aangezien Novartis dicamba in toenemende mate in mengproducten zal gebruiken, zou ook het regelrecht beëindigen van de registratie van onvermengd dicamba een effectieve manier kunnen zijn om concurrentie van generiek dicamba tegen te gaan. De registratieprocedures voor generiek dicamba zijn met name veeleisend in Frankrijk, Duitsland (de twee grootste markten) en Oostenrijk. Verwacht wordt […]*71.
345. Ten derde beweren de partijen dat zij met betrekking tot een aantal van hun sleutelproducten geen exclusieve rechten hebben. Zoals vermeld, is acetochloor in Europa door AstraZeneca en Monsanto gezamenlijk geregistreerd. Voorts betrekt Novartis dicamba van BASF, dat volgens de partijen voornemens is om zelf in Europa een op dicamba gebaseerd product te lanceren. Hoewel laatstgenoemde verklaring juist is, is het onwaarschijnlijk dat dit product de positie van Syngenta op de markt voor de na-opkomst-bestrijding van breedbladige onkruiden wezenlijk zal veranderen72. Verder heeft de tussenonderneming, zoals hierboven beschreven, ook
68 ‘Safeners’ zijn chemische stoffen die worden gebruikt in combinatie met werkzame stoffen voor de verdelging van onkruid en die de fytotoxiciteit van deze stoffen tot voor de moderne landbouw aanvaardbare niveaus verlagen. Niet alle herbiciden vereisen het gebruik van een ‘safener’, maar acetochloor en metolachloor doen dat wel.
69 […]*
70 Antwoord van N op 4ph2, vraag 67; post-octrooistrategie van Novartis West-Europa met betrekking tot dicamba.
71 […]*.
72 [Bedrijfsgeheim van BASF]*
voor dicamba strategieën voor productvervanging en zal zij over producten beschikken die in dit segment als superieur worden beschouwd (sulcotrion, […]*). Wat acetochloor betreft, is uit marktonderzoek de kracht van AstraZeneca ten opzichte van Monsanto73 gebleken (zie hierboven).
348. Met uitzondering wellicht van isoxaflutool, zijn de vooruitzichten met betrekking tot deze producten niet zodanig dat geconcludeerd kan worden dat de ondernemingen die deze producten vervaardigen daarmee de marktpositie van Syngenta kunnen bedreigen74. De vooruitzichten van de gevestigde producten van de concurrentie rechtvaardigen die conclusie trouwens evenmin.75 Beide conclusies zijn het resultaat van een zorgvuldige vergelijking van de opbrengstramingen voor elk van de producten in kwestie (verstrekt door de concurrenten) en bestaande afzetcijfers. Terwijl de partijen stellen dat bovengenoemde “pijplijnproducten” van de concurrenten een zeer goed marktpotentieel hebben - foramsulfuron zou bijvoorbeeld net zo goede vooruitzichten hebben als nicosulfuron -, meent de Commissie significante waarde te moeten hechten aan de schattingen van de concurrenten zelf, omdat zij waarschijnlijk het best geïnformeerd zijn over de eigenschappen en het marktpotentieel van hun producten, zeker omdat deze nog steeds in ontwikkeling zijn.
349. Isoxaflutool (Aventis) is zeker een zeer krachtig product. Zoals aangegeven in de paragraaf over onkruidbestrijding, is isoxaflutool een uitstekend product voor de voor-opkomst-bestrijding van breedbladige onkruiden. De partijen stellen dat het product in de eerste twee jaar na zijn introductie [5-10]*% van de EU-markt heeft veroverd en dat het marktaandeel, gezien de recente introductie, snel zal blijven
73 [Bedrijfsgeheim van Monsanto]*
74 [Bedrijfsgeheim van Aventis]*[Bedrijfsgeheim van Bayer]*[Bedrijfsgeheim van BASF]*[Bedrijfsgeheim van Dow]*
75 [Bedrijfsgeheim van Aventis]*[Bedrijfsgeheim van BASF]*[Bedrijfsgeheim van DuPont]*[Bedrijfsgeheim van Dow]*[Bedrijfsgeheim van American Cyanamid]*[Bedrijfsgeheim van Monsanto]*
groeien. Volgens de verkoopcijfers van Aventis behaalde isoxaflutool in 1999 in de representatieve maïsproducerende landen Frankrijk, Duitsland en Italië, een marktaandeel van [5-10]*%. In dit verband is het zelfs opmerkelijk dat het gecombineerde marktaandeel van AstraZeneca en Novartis in de EER in 1999, in vergelijking met het jaar daarvoor, slechts in zeer geringe mate afnam: van [40- 50]*% tot [40-50]*%. Terwijl de opbrengstramingen van Aventis voor 2003 bevestigen dat het marktaandeel van isoxaflutool nog verder kan groeien [bedrijfsgeheim Aventis]*, moet toch worden geconstateerd dat in 1999 al drievijfde van het marktpotentieel was gerealiseerd. In hun antwoord op de mededeling van punten van bezwaar stellen de partijen dat laatstgenoemd cijfer een grove onderschatting is van het marktpotentieel van isoxaflutool. De Commissie heeft Aventis daarom gevraagd zijn verklaring te bevestigen en te controleren of de meest recente ontwikkelingen in het teeltseizoen van 2000 wellicht aanleiding geven tot een bijstelling van de marktverwachtingen voor het product. Aventis zag echter geen aanleiding voor een bijstelling van de eerder gegeven verkoopvoorspellingen.
351. Dit is het scenario dat door talloze respondenten, afnemers en concurrenten naar voren wordt gebracht. Volgens een concurrent zal het unieke en “ongekende” assortiment van maïsherbiciden Syngenta de mogelijkheid geven tot het maken van toonaangevende onvermengde en vermengde producten, met een dusdanig sterke marktpositie dat Syngenta zelfs in staat zou zijn om op distributeurs- en eindgebruikersniveau producten (inclusief zaden) te bundelen, waarbij enkele van de topproducten als hefboom voor nieuwe of minder goede producten zouden worden gebruikt.
352. Hieronder wordt verder beschreven in welke mate een krachtig productassortiment Syngenta een uitzonderlijke positie op de markt voor maïsherbiciden geeft.
Mogelijke (toekomstige) productcombinaties
353. Het unieke assortiment van maïsherbiciden zal Syngenta de mogelijkheid geven voor het maken van nog meer toonaangevende productcombinaties. Hieronder volgen de productcombinaties die de concurrenten in dit verband doorgaans als voorbeelden van “uitstekende” combinaties noemen.
358. Het productassortiment van de concurrentie heeft veel minder gewicht dan dat van de nieuwe entiteit. In het marktsegment voor producten die vóór opkomst worden toegepast, beschikt BASF over geen enkele verbinding voor de bestrijding van breedbladige onkruiden. Het productassortiment van BASF zou veel concurrerender zijn als het bedrijf toegang had tot een product dat kon worden vermengd met zijn werkzame stof dimethenamid, wat hoofdzakelijk een grasverdelgingsmiddel is. De enige stoffen die werkzaam zijn tegen breedbladige onkruiden en technisch gezien als complement voor dimethenamid in aanmerking kunnen komen, zijn atrazine (Novartis/generiek), terbutylazine (Novartis/generiek), isoxaflutool (Aventis) en pendimethalin (AmCy). Uit het oogpunt van prijs en effectiviteit zouden de twee werkzame stoffen van Novartis het meest geschikt zijn, terwijl isoxaflutool
76 […]*
77 […]*
(Aventis) en pendimethalin (AmCy) dat minder zijn, onder andere door problemen van fytotoxische aard.
361. Het na-opkomst-herbicide voor breedbladige onkruiden bromoxynil, van Aventis, zou idealiter met terbutylazine (Novartis/generiek) moeten worden gemengd, om op die manier het werkingsspectrum met betrekking tot breedbladige onkruiden te verbreden. Het breedspectrum-product foramsulfuron, eveneens voor toepassing na opkomst, kampt met een residuprobleem, dat opgelost zou kunnen worden door het product te combineren met, in volgorde van afnemende aantrekkelijkheid: atrazine (Novartis/generiek), mesotrione (AstraZeneca), terbutylazine (Novartis/generiek), dicamba (Novartis), metosulam/fluthiamid (Bayer) en pyridaat (Novartis). Het werkingsspectrum van foramsulfuron ten aanzien van breedbladige onkruiden zou kunnen worden verbreed door het te combineren met mesotrione (AstraZeneca), sulcotrion (AstraZeneca) of prosulfuron (Novartis), opnieuw in volgorde van afnemende aantrekkelijkheid. Monsanto richt zich hoofdzakelijk op het segment voor voor-opkomst-herbiciden. DuPont ontbreekt het in Duitsland aan na-opkomst- herbiciden met residuele werking. In Italië zou XxXxxx erop vooruitgaan wanneer het toegang had tot voor-opkomst-middelen en een verbinding voor toepassing na opkomst die werkzaam is tegen breedbladige onkruiden en waarvan de werkingswijze verschilt van die van de andere producten in het assortiment.
362. Op dit moment bestaan er tussen de concurrenten en Novartis of AstraZeneca verschillende ontwikkelings- en samenwerkingsovereenkomsten. Ook hebben sommige van de concurrenten er concreet blijk van gegeven hun producten eventueel met een product van Novartis of AstraZeneca te willen mengen in gebruiksklare formuleringen78. Gezien het zeer complete productassortiment waarover Syngenta intern zal beschikken (zowel middelen voor toepassing voor als na opkomst, graminiciden, breedspectrum-herbiciden en herbiciden voor
78 [Bedrijfsgeheim van Aventis]*[Bedrijfsgeheim van BASF]*[Bedrijfsgeheim van Bayer]*
breedbladige onkruiden, verscheidene werkingswijzen), zal de nieuwe entiteit aanvankelijk vooral haar eigen moleculen trachten te combineren. Deze ontwikkeling zou het concurrentievermogen van de concurrenten die momenteel een samenwerkingsovereenkomst met de partijen hebben of geïnteresseerd zijn in zo’n overeenkomst, nadelig beïnvloeden, omdat de mogelijkheden voor combinatie met producten van andere concurrenten beperkt zijn, zowel wat aantal als toepassingsmogelijkheid betreft. Verscheidene concurrenten hebben zich bezorgd getoond over het feit dat wanneer Xxxxxxxx niet langer bereid zou zijn hun bepaalde essentiële moleculen te leveren, de marktpositie van Syngenta daarmee nog verder zou worden versterkt. Sterker nog, sommige concurrenten hebben erop gewezen dat toegang tot de werkzame stoffen van Syngenta essentieel is voor hun concurrentievermogen79.
Distributie
79 [Bedrijfsgeheim van AmCy]* [Bedrijfsgeheim van Monsanto ]* De verkrijgbaarheid van generieke producten is minder een probleem - althans, voorzover die geregistreerd zijn - vanwege het grote aantal leveranciers en de ruime beschikbaarheid van registratiepakketten. Dit is niet het geval voor terbuthylazine in Duitsland, waar Novartis als enige onderneming een registratie heeft.
weggelegd voor de vervanging, op strategische gronden, van metolachloor door s- metolachloor en van sulcotrion door mesotrione80.
366. Het is aannemelijk dat Syngenta een dergelijke gedragslijn zal volgen. Wat prijsstelling betreft,[…]*81. In dit verband moet worden opgemerkt dat distributeurs hoe dan ook een belangrijke invloed uitoefenen op de afnemers, omdat zij die gewoonlijk zowel gevraagd als ongevraagd adviseren over de producten die zij moeten gebruiken en in welke combinaties. Een mogelijke prijsstrategie is prijssegmentatie, waarbij telers worden ingedeeld naar koopkracht en elke groep met een andere merk en/of etiket dan wel een andere formulering wordt benaderd. Hoewel AstraZeneca beweert dat deze prijsstrategie de penetratie van merken op afzonderlijke marktsegmenten mogelijk maakt en tegelijkertijd voor afnemer en AstraZeneca het beste rendement oplevert, is het alleszins waarschijnlijk dat een onderneming die beschikt over zo’n ongeëvenaard ruim assortiment van uitstekende herbiciden als Syngenta zal hebben, in staat zal zijn - en ertoe verleid zal worden - om marketingstrategieën in te zetten (productcombinatie, introductie van nieuwe merken, prijsstelling) die alleen maar tot doel hebben om de winst te verhogen en de verkoopprijzen te doen stijgen.
Conclusie met betrekking tot maïsherbiciden
367. Op basis van het bovenstaande, en in het bijzonder gezien de grote marktaandelen die de tussenonderneming zal hebben, het feit dat de nieuwe entiteit ten minste […]* keer zo groot zal zijn als de naaste concurrent, en de krachtige en alomtegenwoordige aanwezigheid van de producten van de partijen op allevier de segmenten van de markt voor maïsherbiciden (voor en na opkomst, bestrijding van grassen en breedbladige onkruiden), komt de Commissie tot de slotsom dat de aangemelde transactie zal leiden tot het in het leven roepen van een machtspositie op de markt voor maïsherbiciden in ten minste Frankrijk, Duitsland, Nederland en België.
80 […]*
81 […]*
Herbiciden voor graangewassen
368. De markt voor herbiciden voor graangewassen is, wat geldswaarde betreft, de belangrijkste markt voor selectieve herbiciden. In 1998 werd over de gehele EER voor een totaalbedrag van circa […]*EUR aan herbiciden voor graangewassen omgezet, op een EER-markt voor selectieve herbiciden die een totale waarde vertegenwoordigde van ongeveer […]* EUR. De drie belangrijkste nationale markten voor graanherbiciden zijn Frankrijk ([…]* EUR) Duitsland ([…]* EUR) en het Verenigd Koninkrijk ([…]* EUR).
370. Bovengenoemde aandelen in de totale markt voor graanherbiciden wijzen op zichzelf niet op het bestaan van mededingingsbezwaren. Tijdens het marktonderzoek zijn echter verscheidene bedenkingen geuit. Een behoorlijk aantal distributeurs hebben erop gewezen dat de partijen een sterke positie zouden kunnen verwerven op het segment voor de na-opkomst-bestrijding van grassen in graangewassen, omdat zij twee van de drie toonaangevende producten zouden samenbrengen, namelijk: Grasp/Achieve van AstraZeneca (gebaseerd op de werkzame stof tralkoxydim) en Topik van Novartis (gebaseerd op clodinafop). Het derde product zou overigens Puma/Proper van Aventis zijn (gebaseerd op fenoxaprop).
371. Echt grote marktaandelen in het segment voor bestrijdingsmiddelen voor grassen (graminiciden en breedspectrum-herbiciden samen) zouden de partijen hebben in Portugal met [30-40]*% (N [30-40]*% + AZ [0-5]*%), Spanje met [30-40]*% (N [20- 30]*% + AZ [5-10]*%), Nederland met [30-40]*% (maar geen overlapping), Griekenland met [30-40]*% (N [30-40]*% + AZ [0-5]*%), en Italië met [40-50]*% (N [40-50]*% + AZ [0-5]*%). Als specifiek wordt gekeken naar de situatie met betrekking tot graminiciden, zouden de partijen een sterke marktpositie verwerven in Spanje ([30-40]*%; N [10-20]*% + AZ [10-20]*%), Portugal ([30-40]*%; N [30- 40]*% + AZ [0-5]*%), Griekenland ([30-40]*%; N [30-40]*% + AZ [0-5]*%), België ([40-50]*%; geen overlapping), Frankrijk ([40-50]*%; geen overlapping), Nederland ([50-60]*%, geen overlapping) en Italië ([50-60]*%; N [50-60]*% + AZ [0-5]*%).
82 In IV/M.1378 Hoechst/Rhône Poulenc (Aventis) bestonden ernstige twijfels over de positie van de fuserende partijen in de productie van herbiciden die Isoproturon (IPU) bevatten, hetzij onvermengd of vermengd met andere werkzame stoffen (IV/M.1378 Hoechst/Rhône Poulenc (Aventis), overweging 31).
373. Voorts zal Aventis in 2001/2002 het nieuwe graminicide voor na-opkomst-bestrijding iodosulforon introduceren, dat naar verluidt buitengewoon efficiënt is tegen Lolium, een veelvoorkomend onkruid waartegen in Italië graminiciden worden ingezet. Deze verbinding werkt beter tegen Lolium dan clodinafop (Topik) en tralkoxydim (Grasp). Verwacht wordt dat Aventis iodosulfuron zowel in onvermengde formuleringen op de markt zal brengen als vermengd met de werkzame stof fenoxaprop, waarop Aventis het octrooi heeft.
Herbiciden voor aardappelen
- AZ [20-30]*% + N [0-5]*%), Oostenrijk ([30-40]*% - AZ [20-30]*% + N [5-
10]*%), Duitsland ([30-40]*% - alleen AZ), Nederland ([30-40]*% - AZ [30-40]*%
+ N [0-5]*%), Portugal ([40-50]*% - AZ [30-40]*% + N [5-10]*%), België ([50- 60]*% - AZ [40-50]*% + N [0-5]*%) en Frankrijk ([50-60]*% - AZ [40-50]*% + N
[5-10]*%). Later hebben de partijen de marktaandelen voor 1999 gegeven. Uit de cijfers die voor dat jaar zijn verstrekt, blijkt dat op de volgende nationale markten sprake was van een gecombineerd marktaandeel van meer dan [20-30]*% en overlapping: Spanje ([20-30]*% - AZ [20-30]*% + N [5-10]*%), Oostenrijk ([30- 40]*% - AZ [20-30]*% + N [5-10]*%), Nederland ([30-40]*% - AZ [30-40]*% + N [0-5]*%), Portugal ([20-30]*% - AZ [20-30]*% + N [0-5]*%), België ([50-60]*% - AZ [40-50]*% + N [5-10]*%) en Frankrijk ([50-60]*% - AZ [40-50]*% + N [5- 10]*%).83
83 De partijen stellen in een latere verklaring dat in de aanmelding bij het berekenen van de marktaandelen van AstraZeneca voor respectievelijk Griekenland en Ierland ten onrechte de afzet van niet-selectieve
380. De partijen stellen in de aanmelding dat het grootste deel van de afzet van Novartis op een werkzame stof (metobromuron) is gebaseerd die in 1999 uit productie is genomen. In een latere verklaring stellen de partijen echter dat metobromuron (en de daarop gebaseerde formuleringen) in 2000 uit productie wordt genomen. De op metobromuron gebaseerde producten werden in 1999 verkocht in Oostenrijk, België, Frankrijk, Italië en Nederland. Hieruit volgt dat de partijen zeer hoge marktaandelen hebben in België en Frankrijk ([50-60]*% en [50-60]*%). In beide landen heeft zowel AstraZeneca als Novartis alleen producten verkocht in het segment voor breedspectrum-herbiciden, waarin de partijen naar eigen schatting een gecombineerd aandeel hebben van [60-70]*% in België en [60-70]*% in Frankrijk. Op basis van deze zeer hoge marktaandelen, die bovendien zijn geconcentreerd in één segment, kan worden geconcludeerd dat bij de verdere verkoop van op metobromuron gebaseerde producten, de concentratie op de Belgische en Franse markt voor aardappelherbiciden een machtspositie in het leven zou roepen.
Graminiciden voor aardappelen die na opkomst worden gebruikt
herbiciden is meegenomen. De partijen zouden dan geen gecombineerd marktaandeel van meer dan [20-30]*% in deze twee landen hebben.
383. De partijen hebben aangegeven welke producten het best werken tegen specifieke grassen in aardappelen. Novartis zegt dat voor de grassen agropyron repens, cynodon dactylon, sorghum halepense, digitaria sanguinalis en echinochloa crus galli Agil/Falcon of Fusilade het beste product is. AstraZeneca zegt dat voor de grassen agropyron repens, cynodon dactylon, sorghum halepense, avena fatua en alepecurus myosuroides Agil/Falcon of Fusilade het meest effectief is. Agil/Falcon en Fusilade worden derhalve door de partijen beschouwd als technisch zeer goede producten in vergelijking met de producten van de concurrentie.
384. Voorts is Fusilade het meest succesvolle na-opkomst-graminicide op de Europese markt. In interne documenten schat AstraZeneca het aandeel van Fusilade in de totale afzet van deze graminiciden in Europa op [40-50]*%. Blijkens het marktonderzoek van de Commissie ligt het aandeel van Fusilade waarschijnlijk dichter bij de [20-30]*% en dat van Agil/Falcon rond de [10-20]*%. […]*
385. Verscheidene respondenten uit verschillende landen, zowel distributeurs, landbouwvoorlichters als boerenverenigingen, hebben erop gewezen dat de nieuwe entiteit door de combinatie van Fusilade en Agil/Falcon een zeer sterke positie op de markten voor na-opkomst-graminiciden zou verwerven.
Herbiciden voor suikerbieten
387. In 1998 werd in de EER voor een totaalbedrag van circa […]* EUR aan herbiciden voor suikerbieten omgezet. De belangrijkste nationale markten voor deze herbiciden zijn Duitsland ([…]* EUR), Frankrijk ([…]* EUR) en Italië ([…]* EUR).
Graminiciden voor suikerbieten die na opkomst worden gebruikt
391. De partijen hebben aangegeven welke producten het best werken tegen specifieke grassen in suikerbieten. Novartis zegt dat voor de grassen agropyron repens, cynodon dactylon, sorghum halepense, digitaria sanguinalis en echinochloa crus galli Agil/Falcon of Fusilade het beste product is. AstraZeneca zegt dat voor de grassen agropyron repens, avena fatua en alepecurus myosuroides Agil/Falcon of Fusilade het meest effectief is. Agil/Falcon en Fusilade worden derhalve door de partijen beschouwd als technisch zeer goede producten in vergelijking met de producten van de concurrentie.
Herbiciden voor oliegewassen
396. De partijen zijn op deze markt met de volgende producten vertegenwoordigd: Novartis heeft producten tegen breedbladige onkruiden die op de werkzame stoffen pyridaat en clomazone zijn gebaseerd. Deze zijn belangrijk in Duitsland, waar de
partijen in 1999 een aandeel van [30-40]*% in het segment voor breedbladige onkruiden hadden. Op EU-niveau was dit percentage [20-30]*%. De breedspectrum-producten van Novartis zijn gebaseerd op de werkzame stoffen dimethachlor, clomazone, tebutam en terbutryn. Deze producten waren in 1999 goed voor [10-20]*% van de totale afzet van breedspectrum-herbiciden voor oliegewassen in de EU en hadden een belangrijk aandeel in de nationale markten van Frankrijk ([30-40]*%) en Spanje ([10-20]*%). Wat graminiciden betreft, beschikt Novartis over producten […]* die op de werkzame stof propaquizafop zijn gebaseerd en een product (Dual) dat op metolachloor is gebaseerd. Dual is goed voor [0-5]*% en Agil/Falcon voor [10-20]*% van de totale afzet van graminiciden voor oliegewassen in de EU. Agil/Falcon heeft in Duitsland een aandeel van [20- 30]*% in dit segment. AstraZeneca beschikt niet over herbiciden voor breedbladige onkruiden voor dit gewas. Het belangrijkste breedspectrum-product van AstraZeneca is het op flurochloridone gebaseerde Racer, dat in Spanje een aandeel van [30-40]*% in het segment voor breedspectrum-herbiciden heeft. Wat graminiciden betreft, beschikt AstraZeneca over Fusilade, dat op de werkzame stof fluazifop-p-butyl is gebaseerd. Fusilade is goed voor [10-20]*% van de totale afzet van graminiciden voor oliegewassen in de EER, en heeft een marktaandeel van [30- 40]*% in Duitsland en van [10-20]*% in het Verenigd Koninkrijk. Als we kijken naar het gecombineerde aandeel in de nationale markten voor graminiciden, hebben de partijen in Duitsland een marktaandeel van [60-70]*% en in het Verenigd Koninkrijk van [30-40]*%.
Bovenstaande analyse laat zien dat er voor wat betreft de totale markt voor herbiciden voor oliegewassen, uit het oogpunt van de mededinging geen bedenkingen bestaan, maar dat de situatie met betrekking tot na-opkomst- graminiciden in het oog moet worden gehouden.
Graminiciden voor oliegewassen die na opkomst worden gebruikt
397. In de markt voor na-opkomst-graminiciden voor oliegewassen zouden de partijen een aandeel van [60-70]*% in Duitsland, van [50-60]*% in het Verenigd Koninkrijk en van [60-70]*% in Denemarken hebben. Een van de respondenten heeft grote bedenkingen geuit met betrekking tot de Deense markt, waar de partijen een gecombineerd marktaandeel van meer dan [50-60]*% hebben, met het AstraZeneca- product Fusilade ([20-30]*%) en het Novartis-product Agil ([30-40]*%). Het enige andere geregistreerde product op deze markt is Gallant, van Dow, dat is gebaseerd op haloxyfob. De partijen wijzen erop dat Denemarken, in tegenstelling tot andere landen waar zes á zeven na-opkomst-graminiciden staan geregistreerd, een restrictief registratiebeleid voor nieuwe producten voert wanneer al een bepaald aantal waardevolle alternatieven op de markt zijn. Maar ook in andere landen hebben zowel distributeurs als landbouwvoorlichters en boerenverenigingen gewezen op de zeer sterke positie die de nieuwe entiteit door de combinatie van Fusilade en Agil/Falcon op de markt voor na-opkomst-graminiciden zou innemen. […]* De partijen hebben aangegeven welke producten het best werken tegen specifieke grassen in oliegewassen. Novartis zegt dat voor het gras agropyron repens Fusilade het beste product is en AstraZeneca laat weten dat voor de grassen agropyron repens, avena fatua en alepecurus myosuroides Agil/Falcon of Fusilade het meest effectief is. Agil/Falcon en Fusilade worden derhalve door de partijen beschouwd als technisch zeer goede producten in vergelijking met de producten van de concurrentie.
Herbiciden voor rijst
399. De partijen hebben in de aanmelding aangegeven dat AstraZeneca in 1997 en 1998 in Frankrijk geen herbiciden voor rijst heeft verkocht, terwijl Novartis die jaren een marktaandeel van [90-100]*% in Frankrijk had. Een respondent in het marktonderzoek van de Commissie meldde daarentegen dat AstraZeneca in 1996, 1997 en 1998 wel afzet had in Frankrijk. Op 10 mei 2000, kort voordat de mededeling van punten van bezwaar zou worden verstuurd, bevestigde AstraZeneca dat de aanmelding op dit punt incorrect was. Als gevolg hiervan is de Commissie niet in staat geweest om deze markt aan een volledig marktonderzoek te onderwerpen. Toch meent de Commissie uit de door de partijen verstrekte gegevens te moeten concluderen dat de transactie uit het oogpunt van de mededinging bedenkingen geeft.
402. Volgens de door AstraZeneca verstrekte schatting van het marktvolume, zou het gecombineerde marktaandeel in 1998 [60-70]*% en in 1999 [40-50]*% zijn geweest. De oorspronkelijke schatting van de partijen van het totale marktvolume was echter aanzienlijk lager. Op grond hiervan meent de Commissie dat de door AstraZeneca genoemde percentages kunnen worden beschouwd als minimumpercentages. Voorts hebben de partijen niet aangegeven dat een van de andere concurrenten mogelijk een substantieel marktaandeel heeft. De stelling van AstraZeneca dat de overlapping zal verdwijnen, omdat al is besloten om met de verkoop van Xxxxxx Xxxxxxxx te stoppen, een formulering van molinaat die alleen in Frankrijk wordt verkocht, wordt in het kader van de onderhavige beoordeling buiten
beschouwing gelaten, omdat het simpelweg stopzetten van de verkoop van deze formulering het verkoopapparaat van de tussenonderneming de mogelijkheid zou geven deze afzetvermindering te compenseren met de verkoop van de overige producten van Novartis. Verder kan worden opgemerkt dat AstraZeneca heeft aangegeven dat het nog niet is gestopt met de fabricage van dit product. Zelfs als de fabricage in 2000 zou worden stopgezet, zoals AstraZeneca zegt te doen, dan nog zou de tussenonderneming uit de bestaande voorraad kunnen blijven verkopen. Voorts heeft AstraZeneca aangegeven dat Xxxxxx Xxxxxxxx nog tot 2008 staat geregistreerd, waarmee de onderneming tot op dat tijdstip op elk moment kan terugkomen op haar besluit om de fabricage van het product stop te zetten. Tot slot verkoopt AstraZeneca in andere landen nog een andere formulering met deze merknaam, die eventueel op een later tijdstip in Frankrijk zou kunnen worden geïntroduceerd, hoewel de onderneming zegt dat dit oneconomisch zou zijn.
403. Zoals hierboven is vermeld, behoort de Franse markt voor rijstherbiciden niet tot de markten die volgens het CO-fomulier gevolgen van de fusie zullen ondervinden. Toch erkennen de partijen dat er gegronde redenen zijn om uit mededingingsoogpunt bezwaren tegen de fusie te uiten. Zij hebben derhalve voorgesteld dat AstraZeneca tot 2008 een exclusieve vergunning verleent voor de productie en verkoop van de op molinaat gebaseerde formulering met de merknaam “Ordram-Sopra” en voor enigerlei vervangende formulering die daar aanzienlijke overeenkomsten mee vertoont en die Syngenta eventueel voor toepassing in rijstgewassen in Frankrijk zou registreren, tenzij voor een dergelijke productievergunning geen koper kan worden gevonden, in welk geval AstraZeneca een exclusieve vergunning zal verlenen voor het gebruik en de distributie van Ordram-Sopra (of de vervanging ervan, als hierboven beschreven) voor toepassing in rijstgewassen in Frankrijk en bedoelde formulering (of de vervanging ervan, als hierboven beschreven) naar behoefte aan de koper zal leveren.
404. Deze verbintenis zal de overlapping op de Franse markt voor rijstherbiciden wegnemen. Op grond hiervan meent de Commissie dat de nakoming van deze verbintenis de bovengenoemde bezwaren uit de weg ruimt. Vandaar dat de Commissie de aanmelding niet onvolledig heeft verklaard.
Herbiciden voor fruit en noten
405. In de aanmelding stellen de partijen dat in 1998 in de EER voor een totaalbedrag van ongeveer […]* EUR aan herbiciden voor fruit en noten werd omgezet. De twee belangrijkste nationale markten waren Frankrijk ([…]* EUR) en Spanje ([…]* EUR).
410. Als vermeld in overweging 407, zijn de productassortimenten van de partijen in andere landen dan Frankrijk grotendeels complementair, in de zin dat de producten van AstraZeneca vooral niet-selectief zijn, terwijl die van Novartis vooral selectief zijn. Dit is niet het geval in Frankrijk, waar Novartis actief is op het segment voor niet-selectieve herbiciden, met de producten Weedazol (ata) en Glifazol (ata+glyfosaat). Voorts heeft AstraZeneca in 1999 twee nieuwe producten geïntroduceerd, Katana en Mission, die op de werkzame stof flazasulfuron zijn gebaseerd. Er is enige onenigheid geweest over de vraag of Xxxxxx en Mission niet- selectief zijn, zoals in eerste instantie door de partijen werd beweerd, of selectief, zoals door een concurrent wordt beweerd. In een later stadium hebben de partijen echter verklaard dat Xxxxxx en Mission in het segment voor herbiciden met residuele werking zullen concurreren, hetgeen erop lijkt te wijzen dat zij als ‘selectief’ moeten worden geclassificeerd.
411. Volgens de partijen vertegenwoordigde de Franse markt in 1999 een totale waarde van […]* EUR, wat een toename is ten opzichte van het jaar daarvoor, toen deze