Contract
Overeenkomst tussen België en Denemarken tot het vermijden van dubbele belasting en tot regeling van sommige andere aangelegenheden inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Brussel op 16 oktober 1969.
I. Reikwijdte van de overeenkomst.
Artikel 1. Personen op wie de overeenkomst van toepassing is.
Deze Overeenkomst is van toepassing op personen die verblijfhouder zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten.
Artikel 2. Belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is.
§ 1. Deze Overeenkomst is van toepassing op belastingen naar het inkomen en naar het vermogen die, ongeacht de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van elk van de overeenkomstsluitende Staten of van de staatkundige onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan.
§ 2. Als belastingen naar het inkomen en naar het vermogen worden beschouwd alle belastingen die worden geheven naar het gehele inkomen, naar het gehele vermogen of naar bestanddelen van het inkomen of van het vermogen, daaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende goederen, belastingen naar het bedrag van de door ondernemingen betaalde lonen, alsmede belastingen naar waardevermeerdering.
§ 3. De bestaande belastingen, waarop de Overeenkomst van toepassing is, zijn met name :
1* met betrekking tot België :
a) de personenbelasting;
b) de vennootschapsbelasting;
c) de rechtspersonenbelasting;
d) de belasting der niet-verblijfhouders,
met inbegrip van de voorheffingen en aanvullende voorheffingen, de opcentiemen op de hierboven vermelde belastingen en voorheffingen, alsmede de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting (hierna te noemen "Belgische belasting");
2* met betrekking tot Denemarken :
a) de Rijksbelasting op het inkomen;
b) de inkomstenbelasting van vennootschappen;
c) de bijdrage voor het volkspensioen;
d) de belasting op de lonen van zeelieden;
e) de belasting op bijzonder inkomen;
f) de gemeentebelasting op het inkomen;
g) de kerkelijke belasting;
h) de Rijksbelasting op het vermogen;
i) de grondbelastingen, met inbegrip van de bij de bron geheven belastingen (hierna te noemen "Deense belasting").
§ 4. De Overeenkomst zal ook van toepassing zijn op elke gelijke of in wezen gelijksoortige belasting, die in de toekomst naast of in de plaats van de bestaande belastingen wordt geheven. Aan het einde van elk jaar zullen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten elkaar de wijzigingen die in hun onderscheidene belastingwetten zijn aangebracht, mededelen.
II. Begripsbepalingen.
Artikel 3. Algemene bepalingen.
§ 1. In deze Overeenkomst, tenzij het zinsverband anders vereist :
1* betekent het woord "België", in aardrijkskundig-verband gebruikt het grondgebied van het koninkrijk België; in het geval dat in België wettelijke bepalingen in die zin worden getroffen, betekent het ook de zeebodem en de ondergrond van de Noordzee grenzend van de Belgische territoriale zee, waarover België soevereine rechten van onderzoek en ontginning uitoefent; de afbakening van dit gebied zal, in dat geval, in het Koninkrijk Denemarken langs diplomatieke weg worden betekend zodra zij hen worden bepaald ingevolge akkoorden met Frankrijk, Nederland en het Verenigd Koninkrijk van GrootBrittannië en NoordIerland;
2* betekent het woord "Denemarken", in aardrijkskundig verband gebruikt, het Koninkrijk Denemarken, daaronder begrepen elk gebied grenzend aan de Deense territoriale zee, waarin Denemarken volgens zijn wetgeving en overeenkomstig het internationaal recht, rechten van onderzoek en ontginning van natuurlijke hulpbronnen in het continentaal plat mag uitoefenen; het omvat niet de Fär Oereilanden en Groenland;
3* betekenen de uitdrukkingen "een overeenkomstsluitende Staat" en "de andere overeenkomstsluitende Staat", België of Denemarken, al naar het zinsverband vereist;
4* omvat het woord "persoon" elke natuurlijke persoon, elke vennootschap en elke andere vereniging van personen;
5* betekent het woord "vennootschap" elke rechtspersoon of elk ander lichaam dat als zodanig in de Staat waarvan het een verblijfhouder is, belastbaar is ter zake van zijn inkomen of van zijn vermogen;
6* betekenen de uitdrukkingen "onderneming van een overeenkomstsluitende Staat" en "onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat", onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat en een onderneming gedreven door een verblijfhouder van de andere overeenkomstsluitende Staat;
7* betekent de uitdrukking "bevoegde autoriteit" :
a) in België, de autoriteit die volgens de nationale wetgeving bevoegd is, en
b) in Denemarken, de Minister van Financiën of zijn behoorlijk gemachtigde vertegenwoordiger.
§ 2. Voor de toepassing van de Overeenkomst door een overeenkomstsluitende Staat heeft, tenzij het zinsverband anders vereist, elke niet anders omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van die Staat met betrekking tot de belastingen die het onderwerp van de Overeenkomst uitmaken.
Artikel 4. Fiscale woonplaats.
§ 1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking "verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat" iedere persoon die, ingevolge de wetgeving van die Staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding of enige andere soortgelijke omstandigheid. Zij omvat ook de vennootschappen naar Belgisch recht -niet zijnde vennootschappen op aandelen- die de aanslag van hun winsten in de personenbelasting hebben gekozen.
§ 2. Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepaling van paragraaf 1 verblijfhouder van beide overeenkomstsluitende Staten is, gelden de volgende regels :
1* hij wordt geacht verblijfhouder te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waarin hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft. Indien hij in beide overeenkomstsluitende Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht verblijfhouder te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waarmede zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwste zijn (middelpunt van de levensbelangen);
2* indien niet kan worden bepaald in welke overeenkomstsluitende Staat hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft, of indien hij in geen van de overeenkomstsluitende Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht verblijfhouder te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waarin hij gewoonlijk verblijft;
3* indien hij in beide overeenkomstsluitende Staten of in geen van beide gewoonlijk verblijft, wordt hij geacht verblijfhouder te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij onderdaan is;
4* indien hij onderdaan is van beide overeenkomstsluitende Staten of van geen van beide, zullen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming regelen.
§ 3. Indien een andere dan een natuurlijke persoon ingevolge de bepaling van paragraaf 1 verblijfhouder van beide overeenkomstsluitende Staten is, wordt hij geacht verblijfhouder te zijn van de overeenkomstsluitende Staat waarin de plaats van zijn werkelijke leiding is gelegen.
Artikel 5. Vaste inrichting.
§ 1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking "vaste inrichting" een vaste bedrijfsinrichting waarin de onderneming haar werkzaamheden geheel of gedeeltelijk uitoefent.
§ 2. De uitdrukking "vaste inrichting" omvat in het bijzonder : 1* een plaats waar leiding wordt gegeven;
2* een filiaal; 3* een kantoor; 4* een fabriek;
5* een werkplaats;
6* een mijn, een steengroeve of enige andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden geëxploiteerd;
7* de uitvoering van een bouwwerk of van constructiewerkzaamheden waarvan de duur twaalf maanden overschrijdt.
§ 3. Een vaste inrichting wordt niet aanwezig geacht indien :
1* gebruik wordt gemaakt van inrichtingen, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering van aan de onderneming toebehorende goederen;
2* een aan de onderneming toebehorende goederenvoorraad wordt aangehouden, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering;
3* een aan de onderneming toebehorende goederenvoorraad wordt aangehouden, uitsluitend voor de bewering of verwerking door een andere onderneming.
4* een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden uitsluitend om voor de onderneming goederen aan te kopen of inlichtingen in te winnen;
5* een vaste bedrijfsinrichting ten behoeve van de onderneming wordt aangehouden, uitsluitend voor reclamedoeleinden, voor het geven van inlichtingen, voor wetenschappelijk onderzoek of voor soortgelijke werkzaamheden die van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheden hebben.
§ 4. Een persoon niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger in de zin van paragraaf 5 die in een overeenkomstsluitende Staat voor een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat werkzaam is, wordt als een in de eerstbedoelde Staat aanwezige vaste inrichting van de onderneming beschouwd, indien hij in die Staat een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht aldaar gewoonlijk uitoefent, tenzij zijn werkzaamheden beperkt blijven tot de aankoop van goederen voor de onderneming.
§ 5. Een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat wordt niet geacht een vaste inrichting in de andere overeenkomstsluitende Staat te bezitten op grond van de enkele omstandigheid dat zij aldaar zaken doet door middel van een makelaar, een algemeen commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, op voorwaarde dat deze persoon in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen.
§ 6. Niettegenstaande de bepalingen van de paragrafen 4 en 5, wordt een verzekeringsonderneming van een overeenkomstsluitende Staat beschouwd in de andere Staat een vaste inrichting te hebben zodra zij op het grondgebied van die andere Staat premies int of op dat grondgebied gelegen risico's verzekert door bemiddeling van een in paragraaf 4 bedoelde vertegenwoordiger of van een onafhankelijke vertegenwoordiger die een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht gewoonlijk uitoefent.
§ 7. De enkele omstandigheid dat een vennootschap die verblijfhouder is van een overeenkomstsluitende Staat, een vennootschap beheerst of door een vennootschap wordt beheerst, die verblijfhouder is van de andere overeenkomstsluitende Staat of die in die andere Staat zaken doet (hetzij met behulp van een vaste inrichting, hetzij op andere wijze), stempelt een van beide vennootschappen niet tot een vaste inrichting van de andere.
III. Belastingheffing naar het inkomen.
Artikel 6. Inkomsten uit onroerende goederen.
§ 1. Inkomsten uit onroerende goederen zijn belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarin de goederen zijn gelegen.
§ 2. De uitdrukking "onroerende goederen" heeft de betekenis die daaraan wordt toegekend door het recht van de overeenkomtsluitende Staat waarin de desbetreffende goederen zijn gelegen. De uitdrukking omvat in ieder geval de goederen die bij de onroerende goederen behoren, levende en dode have van landbouw- en bosbouwbedrijven, rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, vruchtgebruik van onroerende goederen van rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie, of het recht tot exploitatie van minerale aardlagen, bronnen en andere bodemrijkdommen; schepen en luchtvaartuigen worden niet als onroerende goederen beschouwd.
§ 3. De bepaling van paragraaf 1 is van toepassing op inkomsten verkregen uit de rechtstreekse exploitatie of het rechtstreeks genot, uit de verhuring of verpachting, of uit elke andere vorm van exploitatie van onroerende goederen.
§ 1. De bepalingen van de paragrafen 1 en 3 zijn ook van toepassing op inkomsten uit onroerende goederen van een onderneming en op inkomsten uit onroerende goederen gebezigd voor de uitoefening van een vrij beroep.
Artikel 7. Winsten van ondernemingen.
§ 1. Winsten van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent zijn de winsten van de onderneming in de andere Staat belastbaar; maar slechts voor zover zij aan die vaste inrichting kunnen worden toegerekend.
§ 2. Onverminderd de toepassing van paragraaf 3 worden, indien een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting, in elke overeenkomstsluitende Staat aan die vaste inrichting de winsten toegerekend die zij zou kunnen behalen indien zij een onafhankelijke en zelfstandige onderneming zou zijn, die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die geheel onafhankelijk zou handelen.
§ 3. Bij het bepalen van de winsten van een vaste inrichting worden als aftrek toegelaten normale kosten die zijn gemaakt ten behoeve van die vaste inrichting, daaronder begrepen kosten van leiding en algemene beheerskosten, aldus gemaakt hetzij in de Staat waarin de vaste inrichting is gevestigd, hetzij elders.
§ 4. Bij gebrek aan een regelmatige boekhouding of andere afdoende gegevens die het mogelijk maken het bedrag te bepalen van de winsten van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat, die aan haar vaste inrichting, in de andere Staat kunnen worden toegerekend, mag de belasting in die andere Staat volgens diens wetgeving worden gevestigd, onder meer met inachtneming van de normale winsten van soortgelijke ondernemingen van diezelfde Staat die eenzelfde of soortgelijke werkzaamheden uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden. Indien deze methode echter tot dubbele belasting van dezelfde winsten leidt, plegen de bevoegde autoriteiten van beide Staten overleg om de dubbele belasting te vermijden.
§ 5. Geen winsten worden aan een vaste inrichting toegerekend enkel op grond van aankoop door die vaste inrichting van goederen voor de onderneming.
§ 6. Voor de toepassing van de voorgaande paragrafen worden de winsten die aan de vaste inrichting kunnen worden toegerekend, ieder jaar volgens dezelfde methode bepaald, tenzij er een goede en genoegzame reden bestaat om anders te handelen.
§ 7. Wanneer het recht tot belastingheffing van de winsten van een onderneming gedreven door een vennootschap, niet zijnde een vennootschap op aandelen, ingevolge paragraaf 1 aan een van de overeenkomstsluitende Staten wordt toegekend, belet die bepaling die Staat niet gezegde winsten te belasten ten name van de vennoten van die vennootschap.
§ 8. Indien in de winsten inkomstenbestanddelen zijn begrepen die afzonderlijk in andere artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, beletten de bepalingen van dit artikel niet de toepassing van die andere artikelen voor de belastingheffing van die inkomstenbestanddelen.
Artikel 8. Zee- en luchtscheepvaartondernemingen.
§ 1. In afwijking van artikel 7, paragrafen 1 tot 7, zijn winsten uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarin de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
§ 2. Indien de plaats van de werkelijke leiding van een zeescheepvaartonderneming zich aan boord van een schip bevindt, wordt deze plaats geacht te zijn gelegen in de overeenkomstsluitende Staat waarin de thuishaven van het schip is gelegen of, indien er geen thuishaven is, in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de exploitant van het schip verblijfhouder is.
§ 3. De bepalingen van paragraaf 1 zijn mede van toepassing indien een luchtvaartonderneming van een overeenkomstsluitende Staat deelneemt aan een pool, een gemeenschappelijk bedrijf of een internationaal bedrijfslichaam.
Artikel 9. Onderling afhankelijke ondernemingen.
Indien :
1* een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel aan de financiering van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat, of
2* dezelfde personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel aan de financiering van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat en van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat, en in het ene of in het andere geval tussen de twee ondernemingen in hun handels- of financiële betrekkingen, voorwaarden zijn aanvaard of opgelegd die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, mogen winsten, welke zonder deze voorwaarden door een van de ondernemingen zouden zijn behaald maar ten gevolge van die voorwaarden niet zijn behaald, worden begrepen in de winsten van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast.
Artikel 10. Dividenden.
§ 1. Dividenden toegekend door een vennootschap die verblijfhouder is van een overeenkomstsluitende Staat aan een verblijfhouder van de andere overeenkomstsluitende Staat, zijn in die andere Staat belastbaar.
§ 2. Die dividenden mogen echter in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden toekent verblijfhouder is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar de aldus geheven belasting mag niet hoger zijn dan 15 t.h. van het brutobedrag van die dividenden.
Deze paragraaf laat onverlet de belastingheffing van de vennootschap ter zake van de winsten waaruit de dividenden worden betaald.
§ 3. Het woord "dividenden" betekent in dit artikel inkomsten uit aandelen, genotsaandelén of rechten, mijnaandelen, oprichtersaandelen of andere winstaandelen met uitzondering van schuldvorderingen, alsmede inkomsten van andere maatschappelijke delen, die volgens de belastingwetgeving van de Staat, waarvan de uitkerende vennootschap verblijfhouder is, op dezelfde wijze als inkomsten van aandelen worden belast.
Dit woord omvat inkomsten zelfs toegekend in de vorm van interesten die belastbaar zijn als inkomsten van belegde kapitalen van vennoten in andere vennootschappen dan op aandelen, die verblijfhouder van België zijn.
§ 4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de genieter van de dividenden, verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden toekent verblijfhouder is, een vaste inrichting heeft waarmede de participatie die de dividenden oplevert wezenlijk is verbonden. In een zodanig geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing; zij vormen geen beletsel voor de heffing van de belasting bij de bron op die dividenden volgens de wetgeving van die andere overeenkomstsluitende Staat.
§ 5. Indien een vennootschap die verblijfhouder is van een overeenkomstsluitende Staat winsten of inkomsten verkrijgt uit de andere overeenkomstsluitende Staat, mag die andere Staat op grond van dit feit alleen geen belasting heffen op de dividenden die door die vennootschap worden uitgekeerd, noch de nietuitgedeelde winst van de vennootschap onderwerpen aan een bijkomende belasting, zelfs indien de uitgekeerde dividenden of de nietuitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit winsten of inkomsten die uit die andere Staat afkomstig zijn.
Artikel 11. Interest.
§ 1. Interest afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en toegekend aan een verblijfhouder van de andere overeenkomstsluitende Staat is in die andere Staat belastbaar.
§ 2. De interest mag echter in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij afkomstig is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar de aldus geheven belasting mag niet hoger zijn dan 15 t.h. van het bedrag van de interest.
§ 3. Het woord "interest" betekent in dit artikel inkomsten van overheidsfondsen, van leningobligaties met of zonder hypothecaire waarborg of recht van deelneming in de winsten, zomede onder voorbehoud van het volgende lid, van schuldvorderingen of deposito's van allerlei aard, alsmede loten van leningen en alle andere opbrengsten die volgens de
belastingwetgeving van de Staat waaruit de inkomsten afkomstig zijn, op dezelfde wijze worden belast als inkomsten van geleende of gedeponeerde gelden.
Het omvat niet :
1* interest die met dividenden wordt gelijkgesteld volgens artikel 10, paragraaf 3, tweede zin;
2* interest van handelsschuldvorderingen -met inbegrip van vorderingen vertegenwoordigd door handelspapier- wegens termijnbetaling van leveringen van koopwaar, goederen of diensten door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat aan een verblijfhouder van de andere overeenkomstsluitende Staat;
3* interest van rekeningen-courant of van voorschotten op naam tussen bankondernemingen van beide overeenkomstsluitende Staten;
4* interest van niet in effecten aan toonder verdeelde gelddeposito's bij bankondernemingen, daaronder begrepen openbare kredietinstellingen.
De in 2* tot 4* van vorig lid bedoelde interest is onderworpen aan de regeling van artikel 7 of van artikel 21, naar het geval.
§ 4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing, indien de genieter van de interest, verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is, een vaste inrichting heeft waarmede de schuldvordering of het deposito, die de interest opleveren wezenlijk zijn verbonden. In een zodanig geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing; zij vormen geen beletsel voor de heffing van de belastingen bij de bron op die interest volgens de wetgeving van die andere overeenkomstsluitende Staat.
§ 5. Interest wordt geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn als de schuldenaar die Staat zelf is, een staatkundig onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan, of een verblijfhouder van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de interest ongeacht of hij verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting heeft ten behoeve waarvan de lening die de interest voortbrengt werd aangegaan en die de last van die interest als zodanig draagt, wordt die interest geacht afkomstig te zijn uit de overeenkomstsluitende Staat waarin de vaste inrichting is gelegen.
§ 6. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de schuldeiser of deponent of tussen hen beiden en derden, het bedrag van de interest, gelet op de schuldvordering of het deposito waarvoor hij toegekend is, hoger is dan het bedrag dat zonder zulke een verhouding door de schuldenaar en de schuldeiser of deponent zou zijn overeengekomen, is de tariefbeperking volgens paragraaf 2 slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In een zodanig geval is het daarenboven uitgaande deel van de interest in de overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is belastbaar volgens de wetgeving van die Staat.
Artikel 12. Royalty's.
§ 1. Xxxxxxx'x afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en toegekend aan een verblijfhouder van de andere overeenkomstsluitende Staat zijn slechts in die andere Staat belastbaar.
§ 2. Het woord "royalty's" betekent in dit artikel betalingen van elke aard als vergoeding voor het gebruik of voor het recht van gebruik van een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap, films daaronder begrepen, van een octrooi, van een fabrieks of handelsmerk, van een ontwerp of model, van een plan, van een geheim recept of werkwijze, dan wel voor het gebruik of voor het recht van gebruik van een nijverheids, handels of wetenschappelijke uitrusting die geen onroerend goed is als bedoeld in artikel 6, of voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap.
§ 3. De bepaling van paragraaf 1 is niet van toepassing, indien de genieter van de royalty's, verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn, een vaste inrichting heeft waarmede het recht of het goed, die de royalty's opleveren, wezenlijk zijn verbonden. In een zodanig geval zijn de bepalingen van artikel 7 van toepassing.
§ 4. Royalty's worden geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn als de schuldenaar die Staat zelf is, een staatkundig onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan, of een verblijfhouder van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de royalty's, ongeacht hij verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting heeft ten behoeve waarvan de Overeenkomst welke tot de betaling van de royalty's aanleiding geeft werd aangegaan en die de last van de royalty's als zodanig draagt, worden die royalty's geacht afkomstig te zijn uit de overeenkomstsluitende Staat waarin de vaste inrichting is gelegen.
§ 5. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de genieter of tussen hen beiden en derden, het bedrag van de royalty's, gelet op de prestatie waarvoor zij worden toegekend, hoger is dan het normale bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de genieter zou zijn overeengekomen, is de bepaling van paragraaf 1 slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In een zodanig geval is het daarboven uitgaande deel van de royalty's in de overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn belastbaar volgens de wetgeving van die Staat.
Artikel 13. Vermogenswinsten.
§ 1. Winsten verkregen uit de vervreemding van onroerende goederen, als omschreven in artikel 6, zijn belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarin die goederen zijn gelegen.
§ 2. Winsten verkregen uit de vervreemding van roerende goederen deel uitmakende van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, of van roerende goederen behorende tot een vaste basis die een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat in een andere overeenkomstsluitende Staat voor de uitoefening van een vrij beroep tot zijn beschikking heeft, daaronder begrepen winsten verkregen uit de vervreemding van de vaste inrichting (alleen of te zamen met de gehele onderneming) of van de vaste basis, zijn in die andere Staat belastbaar.
Winsten verkregen uit de vervreemding van schepen en luchtvaartuigen geëxploiteerd in internationaal verkeer, alsmede van roerende goederen die voor de exploitatie daarvan worden gebezigd zijn echter slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarin de inkomsten uit de exploitatie van die schepen en luchtvaartuigen belastbaar zijn volgens artikel 8.
§ 3. Winsten verkregen uit de vervreemding van alle andere goederen daaronder begrepen een participatie welk geen deel uitmaakt van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting
als bedoeld in paragraaf 2, lid 1 in een vennootschap op aandelen, zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vervreemder verblijfhouder is.
Artikel 14. Vrije beroepen.
§ 1. Inkomsten verkregen door een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat uit de uitoefening van een vrij beroep of andere zelfstandige werkzaamheden van soortgelijke aard zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij die verblijfhouder in de andere Staat voor het verrichten van zijn werkzaamheden geregeld over een vaste basis beschikt. Indien hij over zulk een vaste basis beschikt, zijn de inkomsten in de andere Staat belastbaar, maar slechts voor zover zij aan die vaste basis kunnen worden toegerekend.
§ 2. De uitdrukking "vrij beroep" omvat onder meer zelfstandige werkzaamheden op het gebied van wetenschap, letterkunde, kunst, opvoeding of onderwijs, alsmede de zelfstandige werkzaamheden van artsen, advocaten, ingenieurs, architecten, tandartsen en accountants.
Artikel 15. Nietzelfstandige beroepen.
§ 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 16, 17, 18, 19 en 20, zijn lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in de andere overeenkomstsluitende Staat wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend, zijn de ter zake daarvan verkregen beloningen in die andere Staat belastbaar.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1 en onder het aldaar vermelde voorbehoud zijn beloningen verkregen door een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een in de andere overeenkomstsluitende Staat uitgeoefende dienstbetrekking slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar, indien :
1* de genieter in de andere Staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken die in het kalenderjaar een totaal van 183 dagen niet te boven gaan;
2* de beloningen worden betaald door of namens een werkgever die geen verblijfhouder van de andere Staat is, en
3* de last van de beloningen als zodanig niet wordt gedragen door een vaste inrichting of een vaste basis, die de werkgever in de andere Staat heeft.
§ 3. Beloningen ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip of luchtvaartuig in internationaal verkeer worden geacht betrekking te hebben op werkzaamheden uitgeoefend in de overeenkomstsluitende Staat, waarin de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen en zijn in die Staat belastbaar.
Artikel 16. Tantièmes.
§ 1. Tantièmes, presentiegelden en andere soortgelijke uitkeringen door een verblijfhouder van Denemarken verkregen in zijn hoedanigheid van lid van de raad van beheer of van toezicht van een vennootschap op aandelen, die verblijfhouder is van België, zijn in deze laatste Staat belastbaar.
Deze bepaling is eveneens van toepassing op de beloningen van een gecommanditeerde vennoot van een vennootschap bij wijze van geldschieting op aandelen, verblijfhouder van België.
§ 2. Tantièmes, presentiegelden en andere soortgelijke uitkeringen, door een verblijfhouder van België verkregen in zijn hoedanigheid van lid van de raad van beheer of van toezicht of van een ander gelijkaardig orgaan van een vennootschap, die verblijfhouder is van Denemarken, zijn in deze laatste Staat belastbaar.
§ 3. De beloningen die aan een persoon als bedoeld in paragraaf 1 of in paragraaf 2 worden toegekend voor de uitoefening van dagelijkse werkzaamheden in een vaste inrichting, gelegen in de andere overeenkomstsluitende Staat dan die waarvan de vennootschap verblijfhouder is, zijn in die Staat belastbaar indien zij als dusdanig door die vaste inrichting worden gedragen.
Artikel 17. Artiesten en sportbeoefenaars.
Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 14 en 15 zijn inkomsten die beroepsartiesten, zoals toneelspelers, film, radio of televisieartiesten en musici, alsmede sportbeoefenaars, als zodanig verkrijgen uit hun persoonlijke werkzaamheden, belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarin die werkzaamheden worden verricht.
Artikel 18. Pensioenen.
§ 1. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 19, zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen, betaald aan een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een vroegere dienstbetrekking, slechts in die Staat belastbaar.
§ 2. Pensioenen en andere al dan niet periodieke uitkeringen ter uitvoering van de sociale wetgeving van een overeenkomstsluitende Staat betaald door die Staat, door een staatkundig onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan, of door een rechtspersoon naar het publiek recht van die Staat, zijn slechts in die Staat belastbaar.
Artikel 19. Openbare beloningen en pensioenen.
§ 1. Beloningen, daaronder begrepen pensioenen, door een overeenkomstsluitende Staat of door een staatkundig onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan, ofwel rechtstreeks ofwel uit door hen in het leven geroepen fondsen betaald ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat staatkundig onderdeel of die plaatselijke gemeenschap daarvan, zijn slechts in die Staat belastbaar.
Deze bepaling is niet van toepassing indien de genieter van die inkomsten onderdaan is van de andere Staat zonder terzelfdertijd onderdaan te zijn van de eerstbedoelde Staat.
§ 2. Xxxxxxxxx 0 is niet van toepassing op beloningen of pensioenen ter zake van diensten verricht in verband met enig handels of nijverheidsbedrijf uitgeoefend door een overeenkomstsluitende Staat of door een staatkundig onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan.
Artikel 20. Leraren en studenten, leerlingen of stagiairs.
§ 1. Hoogleraren en andere leden van het onderwijzend personeel die verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat zijn en tijdelijk in de andere overeenkomstsluitende staat verblijven om aldaar gedurende een tijdvak van ten hoogste twee jaar onderwijs te geven of wetenschappelijk onderzoek te verrichten aan een universiteit of een andere onderwijsinrichting of wetenschappelijke instelling zonder winstoogmerken zijn, ter zake van de beloningen die zij daarvoor verkrijgen, slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar.
§ 2. Betalingen die een student, een leerling of een voor een beroep of bedrijf opgeleid wordende persoon, die verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat is of vroeger was en die in de andere overeenkomstsluitende Staat verblijft uitsluitend voor zijn studie of opleiding, ontvangt ten behoeve van zijn onderhoud, studie of opleiding, zijn in die andere Staat niet belastbaar, op voorwaarde dat die betalingen afkomstig zijn uit bronnen buiten die andere Staat.
Artikel 21. Niet uitdrukkelijk vermelde inkomsten.
Een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat is in de andere overeenkomstsluitende Staat niet belastbaar ter zake van bestanddelen van zijn inkomen die naar hun aard of hun herkomst niet in de voorgaande artikelen zijn vermeld, indien hij volgens de wetgeving van de eerstbedoelde Staat aldaar belastbaar is ter zake van die bestanddelen van het inkomen.
IV. Belastingheffing naar het vermogen.
Artikel 22.
§ 1. Vermogen bestaande uit onroerende goederen, als omschreven in artikel 6, paragraaf 2, is belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar die goederen zijn gelegen.
§ 2. Onder voorbehoud van de bepalingen van paragraaf 3, is vermogen bestaande uit roerende zaken die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting van een onderneming, of uit roerende zaken die behoren tot een vaste basis gebezigd voor de uitoefening van een vrij beroep, belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de vaste inrichting of de vaste basis is gelegen.
§ 3. In internationaal verkeer geëxploiteerde schepen en luchtvaartuigen, zomede roerende zaken die voor de exploitatie daarvan worden gebezigd, zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
§ 4. Alle andere vermogensbestanddelen van een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat daaronder begrepen een deelneming in een onderneming die wordt gedreven door een vennootschap op aandelen zijn slechts in die Staat belastbaar.
V. Bepalingen tot voorkoming van dubbele belasting.
Artikel 23.
§ 1. In België wordt dubbele belasting op de volgende wijze voorkomen :
1* indien een verblijfhouder van België niet in 2* en 3* hierna bedoelde inkomsten ontvangt of vermogensbestanddelen bezit die volgens de bepalingen van de Overeenkomst in Denemarken belastbaar zijn, stelt België deze inkomsten of vermogensbestanddelen vrij van belasting, maar om het bedrag van zijn belasting over het overige inkomen of vermogen van die verblijfhouder te berekenen mag België hetzelfde tarief toepassen alsof die inkomsten of dat vermogen niet waren vrijgesteld;
2* met betrekking tot dividenden die belastbaar zijn volgens artikel 10, paragraaf 2, interesten die belastbaar zijn volgens artikel 11, paragrafen 2 tot 6, en royalty's die belastbaar zijn volgens artikel 12, paragraaf 5, wordt het forfaitaire gedeelte van buitenlandse belasting, waarin de Belgische wetgeving voorziet, onder de voorwaarden en volgens het tarief van die wetgeving verrekend hetzij met de personenbelasting in verband met die dividenden, interesten en royalty's, hetzij met de vennootschapsbelasting in verband met die interesten en royalty's;
3* indien een vennootschap- verblijfhouder van België, aandelen of delen in eigendom bezit van een vennootschap op aandelen, die verblijfhouder is van Denemarken en aldaar aan de inkomstenbelasting van vennootschappen is onderworpen, worden de dividenden die haar door deze laatste vennootschap worden toegekend en die in Denemarken volgens artikel 10, paragraaf 7 belastbaar zijn, in België vrijgesteld van de vennootschapsbelasting, voor zover vrij- stelling zou worden verleend indien beide vennootschappen verblijfhouder van België waren geweest; deze bepaling belet niet dat van die dividenden roerende voorheffing wordt geheven overeenkomstig de Belgische wetgeving;
4* indien een vennootschap, verblijfhouder van België, gedurende het volledige boekjaar van een vennootschap op aandelen, die verblijfhouder is van Denemarken en aldaar aan de inkomstenbelasting van vennootschappen is onderworpen, aandelen of delen van deze laatste vennootschappen in uitsluitende eigendom heeft bezeten, kan zij eveneens worden vrijgesteld van de roerende voorheffing die volgens de Belgische wetgeving op de dividenden van die aandelen of delen is verschuldigd, op voorwaarde dat zij zulks schriftelijk aanvraagt binnen de termijn waarin haar jaarlijkse aangifte moet worden ingediend; maar bij de wederuitkering van die aldus vrijgestelde dividenden aan haar eigen aandeelhouders, mogen die dividenden niet in mindering worden gebracht van de aan de roerende voorheffing te onderwerpen uitgekeerde dividenden. Deze bepaling is niet van toepassing als de eerste vennootschap op geldige wijze de aanslag van haar winsten in de personenbelasting heeft gekozen.
In het geval dat de bepalingen van de Belgische wetgeving betreffende de vrijstelling van vennootschapsbelasting tot het nettobedrag van de dividenden die een vennootschap, verblijfhouder van België, ontvangt van een andere vennootschap, verblijfhouder van België, zodanig worden gewijzigd dat de vrijstelling wordt beperkt tot dividenden in verband met deelnemingen van een zekere belangrijkheid in het kapitaal van de tweede vennootschap, zal de bepaling van vorig lid slechts van toepassing zijn op door vennootschappen, verblijfhouders van Denemarken, toegekende dividenden voor zover deze verband houden met deelnemingen van dezelfde belangrijkheid in het kapitaal van zulke vennootschappen;
5* indien volgens de Belgische wetgeving verliezen, welke een onderneming van België in een in Denemarken gelegen vaste inrichting heeft geleden, voor de belastingheffing van die onderneming in België werkelijk in mindering van de winsten werden gebracht, is de vrijstelling volgens 1* in België niet van toepassing op de winsten van andere belastbare tijdperken die aan die inrichting kunnen worden toegerekend, in de mate dat de winsten ook in Denemarken van belasting werden vrijgesteld wegens hun compensatie met die verliezen.
§ 2. In Denemarken wordt dubbele belasting op de volgende wijze voorkomen :
1* indien een verblijfhouder van Denemarken inkomsten verkrijgt die volgens de bepalingen van de Overeenkomst in België belastbaar zijn, vermindert Denemarken de in artikel 2, paragraaf 3, 2*, a tot g, vermelde Deense belasting over de inkomsten van die verblijfhouder met een bedrag dat gelijk is aan de Belgische belasting op dezelfde inkomsten. De aldus verleende vermindering zal echter niet hoger zijn dan het deel van de voormelde Deense belasting, gerekend voor de vermindering, dat evenredig betrekking heeft op die in België belastbare inkomsten. Het eventuele overschot van Belgische belasting wordt in mindering gebracht op de in artikel 2, paragraaf 3, 2*, h, bedoelde Deense belasting op het vermogen, maar de aldus verleende vermindering mag niet hoger zijn dan het deel van die belasting, berekend voor de vermindering, dat evenredig betrekking heeft op het vermogen waaruit de in België belastbare inkomsten voortkomen;
2* indien een vennootschap, verblijfhouder van Denemarken, dividenden verkrijgt van een vennootschap, verblijfhouder van België, wordt bij de onder 1* hierboven bedoelde vermindering, naast de Belgische belasting die ter zake van de dividenden verschuldigd is volgens artikel 10, rekening gehouden met de Belgische belasting door deze laatste vennootschap verschuldigd met betrekking tot haar winsten, op voorwaarde dat de vennootschap, verblijfhouder van Denemarken, gedurende het volledige belastbare tijdperk waarin zij de dividenden heeft ontvangen, ten minste een vierde van het kapitaal van de vennootschap, verblijfhouder van België, eigendom heeft bezeten;
3* indien een verblijfhouder van Denemarken inkomsten ontvangt of vermogensbestanddelen bezit die volgens de bepalingen van de Overeenkomst uitsluitend in België belastbaar zijn mag Denemarken niettemin die inkomsten of vermogensbestanddelen in de belastbare grondslag van die verblijfhouder begrijpen maar vermindert het de belasting van de verblijfhouder met het deel van die belasting, berekend voor de vermindering, dat evenredig betrekking heeft op die Belgische inkomsten of vermogensbestanddelen.
VI. Bijzondere bepalingen.
Artikel 24. Non-discriminatie.
§ 1. Onderdanen van een overeenkomstsluitende Staat worden in de andere overeenkomstsluitende Staat niet onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting, die anders of drukkender is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen, waaraan onderdanen van die andere Staat onder gelijke omstandigheden zijn of kunnen worden onderworpen.
§ 2. De uitdrukking "onderdanen" betekent :
1* alle natuurlijke personen die de nationaliteit van een overeenkomstsluitende Staat bezitten;
2* alle vennootschappen opgericht overeenkomstig de wetgeving die van kracht is in een overeenkomstsluitende Staat.
§ 3. Staatlozen worden in een overeenkomstsluitende Staat niet onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting die anders of drukkender is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen, waaraan onderdanen van die Staat onder gelijke omstandigheden zijn of kunnen worden onderworpen.
§ 4. 1* Natuurlijke personen die verblijfhouder zijn van een overeenkomstsluitende Staat en die in de andere Staat belastbaar zijn, genieten aldaar voor de vestiging van de in artikel 2 bedoelde belastingen de vrijstellingen, aftrekken, verminderingen of andere
tegemoetkomingen, die uit hoofde van gezinslasten worden verleend aan natuurlijke personen, onderdanen van die andere Staat, die daarvan geen verblijfhouder zijn.
2* Een verblijfhouder van Denemarken die in België over een woning beschikt, is aldaar belastbaar zoals een Belgische onderdaan die geen verblijfhouder van België is, op een inkomstenbedrag van ten minste tweemaal het kadastraal inkomen van die woning.
§ 5. De belastingheffing van een vaste inrichting, die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, is in die andere Staat niet ongunstiger dan de belastingheffing van ondernemingen van die andere Staat die dezelfde werkzaamheden uitoefenen.
Deze bepaling mag niet dusdanig worden uitgelegd, dat zij een overeenkomstsluitende Staat belet de winsten die kunnen worden toegekend aan de in die Staat gelegen vaste inrichting van een vennootschap, verblijfhouder van de andere Staat, of van een vereniging van personen, waarvan de plaats van werkelijke leiding in die andere Staat is gelegen, gezamenlijk aan belasting te onderwerpen tegen het tarief dat door zijn wetgeving is bepaald, op voorwaarde dat dit laatste in hoofdsom niet hoger is dan het hoogste tarief dat van toepassing is ter zake van het geheel of enig deel van de winsten van vennootschappen, verblijfhouder van de eerstbedoelde Staat.
§ 6. Behoudens het geval van toepassing van de artikelen 9, 11, paragraaf 6 en 12, paragraaf 5, kunnen interest, royalty's en andere kosten, die door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat aan een verblijfhouder van de andere overeenkomstsluitende Staat worden betaald, voor de vaststelling van de belastbare winsten van die onderneming in mindering worden gebracht op dezelfde voorwaarden, alsof zij aan een verblijfhouder van de eerstbedoelde Staat zouden zijn betaald.
Evenzo worden de schulden van een onderneming aan een overeenkomstsluitende Staat tegenover een verblijfhouder aan de andere overeenkomstsluitende Staat voor de vaststelling aan het belastbare vermogen van die onderneming in mindering gebracht op dezelfde voorwaarden, alsof zij tegenover een verblijfhouder van de eerstbedoelde Staat zouden zijn aangegaan.
§ 7. Ondernemingen van een overeenkomstsluitende Staat, waarvan het kapitaal geheel of ten dele onmiddellijk of middellijk in het bezit is van, of wordt beheerst door één of meer verblijfhouders van de andere overeenkomstsluitende Staat, worden in de eerstbedoelde Staat niet onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting die anders of drukkender is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen, waaraan soortgelijke ondernemingen van die eerstbedoelde Staat zijn of kunnen worden onderworpen.
§ 8. In dit artikel betekent de uitdrukking "belastingheffing" de belastingen van elke soort en benaming.
Artikel 25 Regeling voor onderling overleg.
§ 1. Indien een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat van oordeel is dat de maatregelen van een overeenkomstsluitende Staat of van beide Staten voor hem leiden of zullen leiden tot een dubbele belastingheffing die niet in overeenstemming is met deze Overeenkomst, kan hij, onverminderd de rechtsmiddelen waarin de nationale wetgeving van die Staten voorziet, schriftelijk een met redenen omkleed verzoek om herziening van die belastingheffing richten aan de bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende Staat, waarvan hij verblijfhouder is. Om ontvankelijk te zijn moet dat verzoek worden ingediend
binnen een termijn van twee jaren vanaf de betekening of vanaf de inning bij de bron van de tweede aanslag.
§ 2. De in paragraaf 1 bedoelde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing te komen, de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat te regelen, ten einde een dubbele belastingheffing die niet in overeenstemming is met de Overeenkomst, te vermijden.
§ 3. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de toepassing van de Overeenkomst in onderlinge overeenstemming op te lossen.
§ 4. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten plegen overleg omtrent de administratieve maatregelen die voor de uitvoering van de bepalingen van de Overeenkomst nodig zijn en met name omtrent de bewijzen die de verblijfhouders van elke Staat moeten voorleggen om in de andere Staat de bij deze Overeenkomst vastgestelde berastingvrijstellingen of verminderingen te genieten.
Artikel 26. Uitwisseling van inlichtingen.
§ 1. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten wisselen de inlichtingen uit die nodig zijn om uitvoering te geven aan de bepalingen van deze Overeenkomst en aan die van de nationale wetten van de overeenkomstsluitende Staten met betrekking tot de belastingen waarop deze Overeenkomst van toepassing is voor zover de belastingheffing waarin deze voorzien in overeenstemming is met de Overeenkomst.
Elke aldus bekomen inlichting moet geheim worden gehouden; buiten de belastingplichtige of zijn gevolmachtigde mag zij slechts worden medegedeeld aan personen of autoriteiten die belast zijn met de vestiging of de invordering van de in deze overeenkomst bedoelde belastingen en met de desbetreffende bezwaarschriften en verhalen, alsmede aan de gerechtelijke autoriteiten met het oog op strafrechtelijke vervolgingen.
§ 2. In geen geval mogen de bepalingen van paragraaf 1 aldus worden uitgelegd dat zij een van de overeenkomstsluitende Staten de verplichting opleggen :
1* administratieve maatregelen te nemen welke afwijken van zijn eigen wetgeving of van zijn administratieve praktijk of van die van de andere overeenkomstsluitende Staat;
2* bijzonderheden te verstrekken die niet verkrijgbaar zouden zijn volgens zijn eigen wetgeving of binnen het raam van zijn normale administratieve praktijk of die van de andere overeenkomstsluitende Staat;
3* inlichtingen te verstrekken die een handels, bedrijfs, nijverheids- of beroepsgeheim of een handelswerkwijze zouden onthullen dan wel inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde.
Artikel 27. Invorderingsbijstand.
§ 1. De overeenkomstsluitende Staten nemen op zich elkander hulp en bijstand te verlenen voor de betekening en de invordering van de in artikel 2 bedoelde belastingen in hoofdsom, verhogingen, opcentiemen, interest, kosten en boeten van niet strafrechtelijke aard.
§ 2. Op verzoekschrift van de bevoegde autoriteit van een overeeenkomstsluitende Staat zorgt de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat, overeenkomstig de wetten en de regels welke voor de betekening en de invordering van zijn eigen belastingen van toepassing zijn, voor de betekening en de invordering van de in paragraaf 1 bedoelde belastingvorderingen die in de eerstbedoelde Staat eisbaar zijn. Zodanige vorderingen genieten geen enkel voorrecht in de aangezochte Staat en deze is niet gehouden uitvoeringsmiddelen aan te wenden die niet toegelaten zijn door de wetten of de regels van de verzoekende Staat.
§ 3. De in paragraaf 2 bedoelde verzoekschriften worden gestaafd met een officieel afschrift van de uitvoerbare titels, eventueel vergezeld van een officieel afschrift van de beslissingen die het gezag van het gewijsde hebben verworven.
§ 4. Met betrekking tot belastingvorderingen waartegen beroep openstaat, mag de bevoegde autoriteit van een overeenkomstsluitende Staat, om zijn rechten te vrijwaren, de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat verzoeken de conservatoire maatregelen te nemen waarin diens wetgeving voorziet; de bepalingen van de paragrafen 1 tot 3 zijn mutatis mutandis op die maatregelen van toepassing.
§ 5. Artikel 26, paragraaf 1, lid 2, is mede van toepassing op elke inlichting die, ingevolge dit artikel, ter kennis van de bevoegde autoriteit van de aangezochte Staat wordt gebracht.
Artikel 28. Varia.
§ 1. Generlei bepaling van deze Overeenkomst kan dusdanig uitwerking hebben dat de belastingheffing beperkt wordt van een vennootschap, verblijfhouder van België, in geval van inkoop van haar eigen aandelen of delen of naar aanleiding van de verdeling van haar maatschappelijk vermogen.
§ 2. De bepalingen van de Overeenkomst tasten in geen enkel opzicht de fiscale voorrechten aan, die leden van diplomatieke zendingen of consulaire posten ontlenen aan de algemene regelen van het volkenrecht of aan de bepalingen van bijzondere akkoorden.
§ 3. Voor de toepassing van de Overeenkomst worden de leden van een diplomatieke zending of een consulaire post van een overeenkomstsluitende Staat die in de andere overeenkomstsluitende Staat of in een derde Staat geaccrediteerd zijn en die de nationaliteit van de zendstaat bezitten, geacht verblijfhouder van die Staat te zijn indien zij aldaar, op het stuk van belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, aan dezelfde verplichtingen onderworpen zijn als de verblijfhouders van die Staat.
§ 4. De Overeenkomst is niet van toepassing op internationale organisaties, hun organen of hun ambtenaren, noch op de leden van een diplomatieke zending of een consulaire post van een derde Staat, wanneer deze zich op het grondgebied van een overeenkomstsluitende Staat bevinden en op het stuk van belastingen naar het inkomen en naar het vermogen in de ene of de andere overeenkomstsluitende Staat niet als verblijfhouders worden behandeld.
§ 5. De Ministers van Financiën van de overeenkomstsluitende Staten of hun lasthebbers stellen zich rechtstreeks met elkander in verbinding voor de toepassing van de Overeenkomst.
Artikel 29. Uitbreiding tot andere gebieden.
§1. Deze Overeenkomst kan ongewijzigd of met noodzakelijke wijzigingen worden uitgebreid tot geheel of tot elk deel van het grondgebied van Denemarken dat niet onder de toepassing van de Overeenkomst valt en dat gelijksoortige belastingen heft als de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is. Zodanige uitbreiding treedt in werking met ingang van de datum, met de wijzigingen en op de voorwaarden daaronder begrepen de voorwaarden met betrekking tot de beëindiging welke tussen de overeenkomstsluitende Staten in onderlinge overeenstemming worden vastgelegd bij diplomatieke notawisseling of op andere wijze in overeenstemming met hun grondwettelijke bepalingen.
§ 2. Tenzij door de twee overeenkomstsluitende Staten anders is overeengekomen, zal de opzegging van de Overeenkomst door een van hen op grond van artikel 31, op de in dat artikel bepaalde voorwaarden een einde maken aan de toepassing van de Overeenkomst ten opzichte van elk deel van het grondgebied van Denemarken waartoe zij overeenkomstig dit artikel is uitgebreid.
VII. Slotbepalingen.
Artikel 30.
Inwerkingtreding en schorsing van vroegere overeenkomsten.
§ 1. Deze Overeenkomst zal in werking treden op de vijftiende dag die volgt op de dag waarop de overeenkomstsluitende Staten elkander zullen hebben betekend dat de volgens hun grondwet vereiste procedure is vervuld.
§ 2. De bepalingen van de Overeenkomst zullen van toepassing zijn :
1* op de bij de bron verschuldigde belastingen met betrekking tot inkomsten welke normaal zijn toegekend of betaalbaar gesteld na 31 december van het jaar waarin de Overeenkomst volgens paragraaf 1 in werking is getreden;
2* op de andere belastingen geheven naar de inkomsten van belastbare tijdperken eindigend na 31 december van hetzelfde jaar.
§ 3. De bepalingen van de op 21 december 1928 tussen België en Denemarken gesloten Overeenkomst ter vermijding van dubbele belasting van de inkomsten van scheepvaartondernemingen en de op 23 oktober 1961 tussen deze twee Staten gesloten Overeenkomst ter vermijding van dubbele belasting van de inkomsten uit de uitoefening van de luchtvaart, zullen ophouden van toepassing te zijn zolang artikel 8 van deze Overeenkomst van toepassing is.
Artikel 31. Opzegging.
Deze Overeenkomst zal voor onbepaalde tijd in werking blijven, maar elk van de overeenkomstsluitende Staten kan tot de 30e juni van elk kalenderjaar met ingang van het vijfde jaar volgend op het jaar van de inwerkingtreding aan de andere overeenkomstsluitende Staat langs diplomatieke weg een schriftelijke opzegging doen toekomen. In geval van opzegging vóór 1 juli van zodanig jaar, zal de Overeenkomst voor de laatste maal van toepassing zijn :
1* op de bij de bron verschuldigde belastingen met betrekking tot inkomsten welke normaal zijn toegekend of betaalbaar gesteld tot de 31e december van het jaar waarin de opzegging is gedaan;
2* op de andere belastingen geheven naar de inkomsten van belastbare tijdperken die normaal ten laatste op 31 december van hetzelfde jaar eindigen.
Ten blijke waarvan de Gevolmachtigden van beide Staten deze Overeenkomst hebben ondertekend en daaraan hun zegel hebben gehecht.
Gedaan te Brussel, op 16.10.1969, in tweevoud in de Nederlandse, de Franse en de Deense taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek.
Voor het Koninkrijk België : Xxxxxx Xxxxxx.
Voor het Koninkrijk Denemarken : Xxxx Xxxxxxxx