INHOUDSOPGAVE
Nettopensioenreglement
Stichting Pensioenfonds DSM Nederland
Uitgave 1 januari 2020
INHOUDSOPGAVE
3 Omschrijving van de pensioenaanspraken 8
4 Pensioenopbouw over Vast Nettopensioenloon 9
5 Pensioenopbouw over Variabel Nettopensioenloon 11
7 Beleggingen nettopensioenkapitaal 14
8 Keuze Stabiele of Variabele Nettopensioenuitkering 15
9 Aanwending van het nettopensioenkapitaal voor een Stabiele Nettopensioenuitkering 16
10 Voorwaardelijke toeslagverlening stabiel nettopensioen 18
11 Korting van verworven stabiel nettopensioen 19
13 Aanwending van het nettopensioenkapitaal voor een Variabele Nettopensioenuitkering 22
14 Waardeontwikkeling Variabel Nettopensioen 24
15 Beëindiging deelnemerschap vóór de Pensioeningangsdatum 25
16 Netto-partnerpensioen bij overlijden vóór de Pensioeningangsdatum 26
17 Risico Netto-partnerpensioen 27
18 Risico netto-wezenpensioen 28
19 Premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid 29
21 Bijzonder Netto-Partnerpensioen 32
22 Verevening van netto-ouderdomspensioen 33
26 Informatieverplichtingen 39
28 Fiscale maximering pensioenaanspraken 41
29 Toetsing fiscaal maximum 42
x Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx Xxxxxxxxxxxxx XXX Xxxxxxxxx | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 2
1.1 In dit reglement wordt verstaan onder:
Afkoopgrens | het bedrag zoals bedoeld in artikel 66 lid 1 Pensioenwet (€ 497,27per jaar – per 1 januari 2020) |
AOW-leeftijd | de leeftijd zoals bedoeld in artikel 7a Xxxxxxxx Xxxxxxxxxxxx. |
Arbeidsongeschiktheid | arbeidsongeschiktheid conform de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), voor zover ontstaan tijdens het dienstverband met de werkgever. |
Basisregeling | de pensioenregeling in het “Pensioenreglement Stichting Pensioenfonds DSM Nederland”. |
Bestuur | het bestuur van het Fonds. |
Bijzonder Netto- Partnerpensioen | • het netto-partnerpensioen dat zou zijn verkregen indien het deelnemerschap op de Scheidingsdatum zou zijn beëindigd; • het netto-partnerpensioen dat tot uitkering komt bij overlijden van de Gepensioneerde ten behoeve van de Gewezen Partner. |
Collectief toedelingsmechanisme | wijze waarop financiële mee- en tegenvallers collectief worden verwerkt in variabele nettopensioenuitkeringen. |
Deelnemer | • de Werknemer; of • de arbeidsongeschikte (gewezen) Werknemer zoals bedoeld in artikel 2.3. |
Deelnemersjaren | de jaren gelegen tussen de datum waarop het deelnemerschap is aangevangen en de datum waarop het deelnemerschap is beëindigd, met inachtneming van artikel 6. Deelnemersjaren worden vastgesteld in dagen nauwkeurig. |
Deeltijddienstverband | er is sprake van een deeltijddienstverband indien een deelnemer in een jaar op basis van zijn arbeidsovereenkomst met de Werkgever minder uren werkt dan het aantal uren bij een volledig dienstverband dat geldt op grond van de cao. |
Deeltijdfactor | de verhouding tussen het aantal te werken arbeidsuren in Deeltijddienstverband en het aantal arbeidsuren bij een volledig dienstverband op grond van de cao. |
Fonds | Stichting Pensioenfonds DSM Nederland, gevestigd te Heerlen. |
Gepensioneerde | degene van wie het netto-ouderdomspensioen is ingegaan. |
Gewezen Deelnemer | degene van wie het deelnemerschap met in achtneming van artikel 2.2, anders dan door overlijden of pensionering, is beëindigd en die aanspraken kan ontlenen aan dit pensioenreglement, maar voor wie geen pensioen meer wordt verworven. |
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 3
Herstelplan | het herstelplan zoals omschreven in artikel 138 en 139 van de Pensioenwet. |
Kind | het eigen Kind dat tot de (Gewezen) Deelnemer in familierechtelijke betrekking staat. Het Bestuur is bevoegd een stief- of pleegkind dat tot het huishouden van de (Gewezen) Deelnemer behoorde en tot zijn overlijden door hem of haar als eigen Kind werd onderhouden en opgevoed met een eigen Kind gelijk te stellen, tenzij het in het gezin van de pleegouder is opgenomen nadat de Pensioeningangsdatum is bereikt. |
Nettopensioen Life Cycle | De door het Bestuur vastgestelde leeftijdsafhankelijke beleggingsmix op basis waarvan de rendementstoekenningen op het nettopensioenkapitaal in de opbouwfase plaatsvinden. |
Partner | a. de vrouw of man met wie de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde vóór het bereiken van de Pensioeningangsdatum is gehuwd; b. de vrouw of man met wie het Partnerschap met de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde vóór het bereiken van de Pensioeningangsdatum is geregistreerd bij de burgerlijke stand, op de wijze als omschreven in het Burgerlijk Wetboek; c. de Aangemelde Partner. |
Aangemelde Partner | degene met wie de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde reeds vóór het bereiken van de Pensioeningangsdatum ongehuwd samenwoont, wordt op verzoek van de (Gewezen) Deelnemer als Aangemelde Partner erkend, indien is voldaan aan de volgende voorwaarden: • de Aangemelde Partner is ongehuwd en geen geregistreerd Partnerschap aangegaan en geen bloed- en aanverwant in de rechte lijn van de (Gewezen) Deelnemer; • de Partners voeren een gemeenschappelijke huishouding, hetgeen blijkt uit een uittreksel uit het bevolkingsregister; de gemeenschappelijke huishouding moet zijn aangevangen vóór het bereiken van de Pensioeningangsdatum van de (Gewezen) Deelnemer; en • de Partners beschikken over een notarieel verleden samenlevingscontract, inhoudende enige vermogensrechtelijke zaken. |
Gewezen Partner | de Partner van wie het Partnerschap door Xxxxxxxxx is geëindigd. |
Partnerschap | de formele relatie van een Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde met een Partner. Voor de toepassing van deze regeling wordt slechts één persoon als partner aangemerkt. |
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 4
Pensioengerechtigde | persoon voor wie op grond van het reglement het pensioen is ingegaan. |
Pensioeningangsdatum | de dag waarop het ouderdomspensioen ingaat zoals bedoeld in artikel 5.5 van de Basisregeling. |
Pensioenleeftijd | voor het netto-ouderdomspensioen de leeftijd van 67 jaar. |
Regeling | de nettopensioenregeling zoals is neergelegd in het onderhavige pensioenreglement. |
Scheiding | beëindiging van het Partnerschap door: • de beëindiging van het huwelijk door echtscheiding; • de ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed; • beëindiging van een geregistreerd partnerschap; • beëindiging van het Partnerschap met de Aangemelde Partner. |
Scheidingsdatum | datum van de Scheiding opgenomen in de registers van de burgerlijke stand, dan wel de datum waarop het samenlevingsverband zoals bedoeld in dit artikel wordt beëindigd of het samenlevingscontract wordt verbroken blijkend uit een schriftelijke melding van de (Gewezen) Deelnemer of Partner. |
Stabiele Nettopensioenuitkering | een vastgestelde uitkering zoals bedoeld in artikel 63b Pensioenwet. |
Toedelingskring | groep personen waarop een collectief toedelingsmechanisme wordt toegepast; |
Vast Nettopensioenloon | de som van de loonbestanddelen zoals opgesomd in bijlage 2a voor zover de gezamenlijke loonbestanddelen UmeerU bedragen dan het grensbedrag als bedoeld in artikel 18ga Wet op de Loonbelasting 1964 (€110.111 – per 1 januari 2020). Voor de opbouw van nettopensioen wordt steeds het Vast Nettopensioenloon per de eerste dag van iedere maand in aanmerking genomen en wordt uitgegaan van het Vast Nettopensioenloon op voltijdsbasis |
Variabel Nettopensioenloon | |
Variabele Nettopensioenmix | De door het Bestuur vastgestelde beleggingsmix op basis waarvan de rendementstoekenningen op het collectieve kapitaal van de variabele pensioenuitkeringen in de uitkeringsfase plaatsvinden. |
Werkgever | DSM Nederland B.V., gevestigd te Heerlen en de ondernemingen zoals genoemd in BIJLAGE 1 bij dit reglement. |
Werknemer | • de Werknemer die krachtens een arbeidsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek in dienst is van de Werkgever; of • de werknemer zoals bedoeld in artikel 2 lid 3 Pensioenwet in combinatie met artikel 1 sub b Regeling |
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 5
Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling. | |
WIA | Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. |
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 6
2.1 Het deelnemerschap aan de Regeling vangt aan:
op de xxx xxx xxxxxxxxxxxxxxx, mits de Werknemer een Vast Nettopensioenloon geniet, maar niet eerder dan 1 januari 2015;
de dag waarop de Werknemer een Vast Nettopensioenloon gaat genieten,
tenzij de Werknemer door middel van het daartoe bestemd formulier binnen één maand na aanvang van de deelname aan de Werkgever kenbaar maakt niet te willen deelnemen aan de Regeling.
2.2 Het deelnemerschap aan de Regeling eindigt:
op de laatste dag van de maand voorafgaand aan de maand waarin de Deelnemer geen Vast Nettopensioenloon meer geniet;
op de laatste dag van de maand waarin de Deelnemer aan de Werkgever kenbaar heeft gemaakt de deelname te willen beëindigen, mits het verzoek daartoe uiterlijk twee weken voor het einde van een maand via het daartoe bestemd formulier aan de Werkgever kenbaar is gemaakt;
bij het bereiken van de Pensioeningangsdatum;
bij beëindiging van het dienstverband van de Deelnemer; bij overlijden van de Deelnemer; of
uiterlijk bij het bereiken van de AOW-leeftijd van de Deelnemer.
2.3 In afwijking van het gestelde onder artikel 2.2 onder d) eindigt het deelnemerschap niet ingeval een gewezen Werknemer recht heeft op premievrije voortzetting van de pensioenopbouw als bedoeld in artikel 19. In dat geval eindigt het deelnemerschap bij het bereiken van de Pensioeningangsdatum of zodra het recht op premievrije pensioenopbouw zoals bedoeld in artikel 19 eindigt, maar uiterlijk bij het bereiken van de AOW-leeftijd.
2.4 De Werknemer die overeenkomstig artikel 2.1 kenbaar heeft gemaakt niet te willen deelnemen aan de Regeling of de deelname aan de Regeling overeenkomstig artikel 2.2 onder b) heeft beëindigd, kan (opnieuw) deelnemen aan de Regeling mits:
• de Werknemer daartoe een verzoek aan de Werkgever doet via het daartoe bestemd formulier; en
• de Werknemer een Vast Nettopensioenloon geniet.
De deelname vangt in dat geval aan op de eerste dag van de maand volgend op het moment waarop de Werkgever het Fonds over het verzoek heeft geïnformeerd en het Fonds het verzoek heeft verwerkt. Het Fonds informeert de Werknemer over het definitieve moment van (hernieuwde) deelname.
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 7
3 Omschrijving van de pensioenaanspraken
3.1 De Regeling geeft, met inachtneming van de bepalingen in dit reglement, een aanspraak op een nettopensioenkapitaal waarmee de (Gewezen) Deelnemer een variabel of stabiel nettopensioen aankoopt.
3.2 Met inachtneming van de bepalingen van dit reglement geeft het deelnemerschap aanspraak op:
• een stabiel xxxxxx xxxxx-partnerpensioen dat ingaat bij overlijden van de Deelnemer, voor de Partner van de Deelnemer;
• een stabiel risico netto-wezenpensioen dat ingaat bij overlijden van de Deelnemer tijdens het deelnemerschap, voor het Kind van de Deelnemer;
• premievrijstelling bij Arbeidsongeschiktheid, ten behoeve van de Deelnemer.
3.3 Het deel van het reglement dat betrekking heeft op het stabiel risico netto- partnerpensioen en/of het stabiel risico netto-wezenpensioen zoals bedoeld in artikel 3.2 is een uitkeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 10 van de Pensioenwet.
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 8
4 Pensioenopbouw over Vast Nettopensioenloon
4.1 Bij aanvang van het deelnemerschap, en vervolgens iedere maand, is de Deelnemer een premie verschuldigd over het deel van het Vast Nettopensioenloon dat maandelijks tot uitkering komt. De hoogte van de premie is afhankelijk van de leeftijd van de Deelnemer op de eerste dag van de maand waarin de premie verschuldigd is en wordt uitgedrukt in een percentage van het deel van het Vast Nettopensioenloon dat tot uitkering komt.
4.2 De premie, zoals bedoeld in artikel 4.1, is gebaseerd op de fiscale staffel (kolom I) en wordt vastgesteld door de premiepercentages in Kolom II te vermenigvuldigen met het Vast Nettopensioenloon:
Kolom I | Kolom II | |
Leeftijdsklassen | Fiscale staffel (% van het Vast Nettopensioenloon) | Premie (% van het Vast Nettopensioenloon) |
20 tot en met 24 | 4,60 | 4,76 |
25 tot en met 29 | 5,40 | 5,59 |
30 tot en met 34 | 6,10 | 6,32 |
35 tot en met 39 | 7,00 | 7,25 |
40 tot en met 44 | 8,10 | 8,39 |
45 tot en met 49 | 9,30 | 9,63 |
50 tot en met 54 | 10,80 | 11,18 |
55 tot en met 59 | 12,40 | 12,84 |
60 tot en met 64 | 14,20 | 14,70 |
65 tot en met 66 | 15,80 | 16,36 |
4.3 Als de datum van indiensttreding van een Deelnemer niet op de eerste dag van een maand valt, wordt de verschuldigde premie over de periode eindigend op de laatste dag van de eerste maand waarin de Werknemer in dienst is getreden naar rato vastgesteld.
4.4 Als de laatste dag van de deelname niet op de laatste dag van een maand valt, wordt de verschuldigde premie over de periode eindigend op de dag waarop de deelname eindigt naar rato vastgesteld.
4.5 De hoogte van de risicopremie voor het stabiel risico netto-partnerpensioen zoals bedoeld in artikel 17 bedraagt een percentage van het Vast Nettopensioenloon. Het percentage zoals bedoeld in de vorige volzin wordt met inachtneming van de percentages in BIJLAGE 4 per Deelnemer vastgesteld op basis van:
• het Vast Nettopensioenloon op de eerste dag van de maand van de maand waarover de premie wordt berekend,
• de leeftijd van de Partner op de eerste dag van de maand van de maand waarover de premie wordt berekend en
• de leeftijd van de Deelnemer op de eerste dag van de maand van de maand waarover de premie wordt berekend.
De percentages in BIJLAGE 4 worden jaarlijks door het Bestuur vastgesteld.
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 9
4.6 De hoogte van de risicopremie voor het stabiel risico netto-wezenpensioen zoals bedoeld in artikel 18 bedraagt 0,04% van het Vast Nettopensioenloon.
4.7 De hoogte van de risicopremie voor de dekking van het recht op premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid zoals bedoeld in artikel 19 bedraagt 1,5% van de fiscale staffel zoals bedoeld in artikel 4.2 (kolom I) vermenigvuldigd met het Vast Nettopensioenloon.
4.8 De hoogte van de kostenopslag die de Deelnemer is verschuldigd over de pensioenopbouw over het Vast Nettopensioenloon bedraagt 2% van de fiscale staffel zoals bedoeld in artikel 4.2 (kolom I) vermenigvuldigd met het Vast Nettopensioenloon en 2% van de risicopremie voor de dekking van het recht op premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid zoals bedoeld in artikel 19 zoals bedoeld in artikel 4.7.
4.9 De premies voor de risicodekkingen zoals bedoeld in de artikelen 4.5, 4.6 en 4.7 en de kostenopslag zoals bedoeld in artikel 4.8, worden door het Fonds onttrokken aan de door de Deelnemer verschuldigde premie als bedoeld in artikel 4.1. In afwijking van de vorige volzin onttrekt het Fonds de premie voor de risicodekking zoals bedoeld in artikel 4.5 niet aan de door de Deelnemer verschuldigde premie als bedoeld in artikel 4.1, als de Deelnemer overeenkomstig artikel 16.2 aan het Fonds kenbaar heeft gemaakt deze risicodekking niet te willen verzekeren.
4.10 De premie als bedoeld in dit artikel wordt maandelijks door de Werkgever ingehouden op het netto salaris van de Deelnemer en aansluitend door de Werkgever afgedragen aan het Fonds. Het Fonds voegt de premie, onder aftrek van de kostenopslag zoals bedoeld in artikel 4.8 en met inachtneming van het bepaalde in de tweede volzin van artikel 4.9 de verschuldigde risicopremies voor de risicodekkingen als bedoeld in artikelen 4.5, 4.6 en 4.7 toe aan het nettopensioenkapitaal van de Deelnemer, nadat het nettopensioenkapitaal is aangepast met het beleggingsrendement zoals bedoeld in artikel 7.2. De Regeling voldoet aan de wettelijke voorwaarde dat de Werkgever een bijdrage aan de premie levert van tenminste 10% van de premie.
4.11 Het Fonds houdt voor iedere (Gewezen) Deelnemer een nettopensioenkapitaal aan dat wordt geadministreerd.
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 10
5 Pensioenopbouw over Variabel Nettopensioenloon
5.1 Indien en zolang een Deelnemer nettopensioen opbouwt over het Vast Nettopensioenloon, kan de Deelnemer kiezen ook nettopensioen op te bouwen over het Variabel Nettopensioenloon. De deelnemer maakt daartoe vóór 1 december van het jaar voorafgaand zijn keuze kenbaar aan de Werkgever middels het daartoe bestemd formulier. De pensioenopbouw over het Variabel Nettopensioenloon start per 1 januari van het jaar daaropvolgend. De Deelnemer kan jaarlijks vóór 1 december zijn keuze om over het Variabel Nettopensioenloon nettopensioen op te bouwen herzien door zijn keuze aan de Werkgever kenbaar te maken middels het daartoe bestemd formulier.
5.2 Indien een Deelnemer kiest om ook nettopensioen op te bouwen over het Variabel Nettopensioenloon, dan is de Deelnemer, iedere maand met ingang vanaf 1 januari na het moment waarop de Deelnemer zijn keuze, zoals bedoeld in artikel
5.1 heeft gemaakt, een premie verschuldigd over het deel van het Variabel Nettopensioenloon dat in de desbetreffende maand tot uitkering komt. De hoogte van de premie is afhankelijk van de leeftijd van de Deelnemer op de eerste dag van de maand waarin de premie verschuldigd is en wordt uitgedrukt in een percentage van het deel van het Variabel Nettopensioenloon dat tot uitkering komt.
5.3 De hoogte van de premie zoals bedoeld in artikel 5.2 is gebaseerd op de fiscale staffel (kolom I) en wordt vastgesteld door de premiepercentages in Kolom II te vermenigvuldigen met het Variabel Nettopensioenloon:
Leeftijdsklassen | Kolom I | Kolom II |
Fiscale staffel (% van het Variabel Nettopensioenloon) | Premie (% van het Variabel Nettopensioenloon) | |
20 tot en met 24 | 4,60 | 4,69 |
25 tot en met 29 | 5,40 | 5,51 |
30 tot en met 34 | 6,10 | 6,22 |
35 tot en met 39 | 7,00 | 7,14 |
40 tot en met 44 | 8,10 | 8,26 |
45 tot en met 49 | 9,30 | 9,49 |
50 tot en met 54 | 10,80 | 11,02 |
55 tot en met 59 | 12,40 | 12,65 |
60 tot en met 64 | 14,20 | 14,48 |
65 tot en met 66 | 15,80 | 16,12 |
5.4 De hoogte van de kostenopslag die de Deelnemer is verschuldigd over de pensioenopbouw over het Variabel Nettopensioenloon bedraagt 2% van de fiscale staffel zoals bedoeld in artikel 5.3 (kolom I) vermenigvuldigd met het Variabel Nettopensioenloon.
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 11
5.5 De premie als bedoeld in dit artikel wordt maandelijks door de Werkgever ingehouden op het netto salaris en aansluitend door de Werkgever afgedragen aan het Fonds. Het Fonds voegt de premie, onder aftrek van de kostenopslag zoals bedoeld in artikel 5.4, toe aan het nettopensioenkapitaal van de Deelnemer nadat het nettopensioenkapitaal is aangepast met het beleggingsrendement zoals bedoeld in artikel 7.2. De Regeling voldoet aan de wettelijke voorwaarde dat de Werkgever een bijdrage aan de premie levert van tenminste 10% van de premie.
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 12
6.1 Voor de Deelnemer met een Deeltijddienstverband geldt het volgende:
De berekening van de nettopensioenpremie zoals bedoeld in artikel 4 wordt bepaald naar rato van de op hem van toepassing zijnde Deeltijdfactor.
Als bij de berekening van een pensioen Deelnemersjaren in aanmerking worden genomen, wordt het aantal Deelnemersjaren bepaald naar rato van de op hem van toepassing zijnde Deeltijdfactor.
Als bij de berekening van een pensioen toekomstige Deelnemersjaren in aanmerking worden genomen, dan geldt voor die periode de laatste van toepassing zijnde Deeltijdfactor, tenzij in de arbeidsovereenkomst is bepaald dat de Deeltijdfactor op een later tijdstip zal worden gewijzigd. In dat geval zal vanaf dat tijdstip worden uitgegaan van de gewijzigde Deeltijdfactor.
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 13
7 Beleggingen nettopensioenkapitaal
7.1 Het Fonds belegt de nettopensioenkapitalen conform de Nettopensioen Life Cycle. De nettopensioenkapitalen worden belegd op naam van het Fonds, maar voor rekening en risico van de (Gewezen) Deelnemer.
7.2 Het Nettopensioenkapitaal van iedere (Gewezen) Deelnemer wordt maandelijks per de eerste dag van de maand aangepast met het beleggingsrendement van de maand voorafgaand.
7.3 De kosten van het beleggen van de nettopensioenkapitalen zijn voor rekening van de (Gewezen) Deelnemer en worden verrekend met de waarde van de behaalde rendementen.
7.4 Het Bestuur kan te allen tijde wijzigingen aanbrengen in de Nettopensioen Life Cycle. Eventueel hiermee gemoeide kosten zullen worden verrekend met de waarde van de beleggingen.
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 14
8 Keuze Stabiele of Variabele Nettopensioenuitkering
8.1 Het Fonds verzoekt de (Gewezen) Deelnemer op de Pensioeningangsdatum een keuze te maken tussen:
a) het aanwenden van het nettopensioenkapitaal op Pensioeningangsdatum voor een Stabiele Nettopensioenuitkering; of
b) het aanwenden van het nettopensioenkapitaal op Pensioeningangsdatum voor een Variabele Nettopensioenuitkering.
8.2 Het Fonds informeert de (Gewezen) Deelnemer tijdig:
a) over de gevolgen en de risico’s van de keuze voor een Stabiele Nettopensioenuitkering of Variabele Nettopensioenuitkering;
b) over de hoogte van de Stabiele Nettopensioenuitkering en over de hoogte van de Variabele Nettopensioenuitkering, beide gebaseerd op een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario.
8.3 De (Gewezen) Xxxxxxxxx geeft uiterlijk twee maanden vóór de Pensioeningangsdatum schriftelijk via het daartoe bestemd formulier de definitieve keuze zoals bedoeld in het artikel 8.1 aan het Fonds door. De (Gewezen) Deelnemer ontvangt van het Fonds een schriftelijke bevestiging van zijn keuze. Een combinatie van beide opties genoemd in artikel 8.1 is niet mogelijk.
8.4 De (Gewezen) Deelnemer die niet, of niet tijdig, schriftelijk zijn keuze als bedoeld in het artikel 8.3 aan het Fonds doorgeeft, kiest bij default voor een Stabiele Nettopensioenuitkering. Het fonds informeert de desbetreffende (Gewezen) Deelnemer schriftelijk hierover.
8.5 De keuze die de (Gewezen) Deelnemer overeenkomstig artikel 8.3 aan het Fonds heeft doorgegeven danwel de keuze die de (Gewezen) Deelnemer ingevolge artikel 8.4 wordt geacht te hebben gemaakt, is onherroepelijk.
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 15
9 Aanwending van het nettopensioenkapitaal voor een Stabiele Nettopensioenuitkering
9.1 Het nettopensioenkapitaal – zoals overeenkomstig artikel 7 is bepaald op de eerste dag van de maand voorafgaand aan de Pensioeningangsdatum – van de (Gewezen) Deelnemer die overeenkomstig artikel 8.3 dan wel artikel 8.4 heeft gekozen voor een Stabiele Nettopensioenuitkering wordt op Pensioeningangsdatum in de verhouding van 100:70 aangewend voor een stabiel netto-ouderdomspensioen en een stabiel netto-partnerpensioen. De hoogte van het in te kopen stabiel netto-ouderdomspensioen en stabiel netto-partnerpensioen wordt bepaald aan de hand van de op dat moment geldende aanwendingstarieven die gebaseerd zijn op de fondsgrondslagen zoals opgenomen in BIJLAGE 5. De aanwendingstarieven worden periodiek geactualiseerd.
9.2 Bij de verhouding 100:70 tussen het stabiel netto-ouderdomspensioen en het stabiel netto-partnerpensioen zoals genoemd artikel 9.1 wordt de som van het (de) eventuele Bijzonder(e) Netto Partnerpensioen(en) van (een) Gewezen Partner(s) inbegrepen in het stabiele netto-partnerpensioen.
9.3 De stabiele netto-ouderdomspensioenuitkering en de stabiele netto- partnerpensioenaanspraken zoals bedoeld in het artikel 9.1 komen in totaal niet uit boven de volgens artikel 28 bedoelde maximale pensioenen.
9.4 De netto-ouderdomspensioenuitkering volgt de keuzes van de (Gewezen) Deelnemer inzake:
c) de keuze voor deeltijdpensioen als bedoeld in artikel 11 van de Basisregeling.
9.5 Uitruil van netto-partnerpensioen voor (extra) netto-ouderdomspensioen op de Pensioeningangsdatum als bedoeld in artikel 9.4 onder a), is alleen mogelijk met schriftelijke instemming van de Partner. In afwijking van het bepaalde in artikel 9.1 vindt bij uitruil de inkoop van een stabiel netto-ouderdomspensioen en een stabiel netto-partnerpensioen plaats in de verhouding die de (Gewezen) Deelnemer en de Partner zijn overeengekomen.
9.6 Indien de (Gewezen) Deelnemer op de Pensioeningangsdatum geen Partner heeft dan wordt het nettopensioenkapitaal in afwijking van het bepaalde in artikel 9.1 volledig en alleen aangewend voor een stabiel netto-ouderdomspensioen. De hoogte van het in te kopen stabiele netto-ouderdomspensioen wordt bepaald aan de hand van de op dat moment geldende aanwendingstarieven die gebaseerd zijn op de fondsgrondslagen zoals opgenomen in BIJLAGE 5. De aanwendingstarieven worden periodiek geactualiseerd.
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 16
9.7 Het stabiele netto-ouderdomspensioen gaat in op Pensioeningangsdatum en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de Gepensioneerde overlijdt.
9.8 Het stabiele netto-partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de Gepensioneerde overlijdt en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de Partner overlijdt.
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 17
10 Voorwaardelijke toeslagverlening stabiel nettopensioen
10.1 Ten aanzien van het stabiel netto-ouderdomspensioen en het stabiel netto- partnerpensioen zoals bedoeld in artikel 9 kan jaarlijks een toeslag worden verleend ter hoogte van de toeslag die het Fonds verleent aan de pensioengerechtigden zoals bedoeld in artikel 20.2 van de Basisregeling. Het Bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken zoals bedoeld in dit lid worden aangepast.
10.2 De voorwaardelijke toeslagverlening zoals bedoeld in artikel 10.1 wordt niet uit de premie gefinancierd.
10.3 Het Bestuur besluit alleen dan tot het verlenen van een toeslag indien en voor zover de financiële middelen dat naar het oordeel van het Bestuur toelaten. Toeslagverlening vindt jaarlijks op en met ingang van 1 januari plaats op basis van het volgende beleid:
In de situatie dat:
a) de Beleidsdekkingsgraad van het Fonds lager is dan 110%, verleent het Bestuur geen toeslag;
b) de Beleidsdekkingsgraad van het Fonds hoger is dan 110% kan het Fonds een toeslag zoals bedoeld in artikel 10.1 verlenen in de mate dat dit is toegestaan met inachtneming van het bepaalde in artikel 15 van het Besluit Financieel toetsingskader pensioenfondsen.
Bepalend is de Beleidsdekkingsgraad per 31 december direct voorafgaand aan de eerste januari waarop de toeslagverlening plaatsvindt.
10.4 In afwijking van artikel 10.1 wordt, in het geval dat de verplichtingen van het Fonds ten aanzien van het stabiel nettopensioen toenemen als gevolg van een verschil in de stijging van de levensverwachting tussen de deelnemers aan het nettopensioen en de deelnemers aan de Basisregeling, de voorwaardelijke toeslagverlening als bedoeld in artikel 10.1 verminderd totdat deze toename van de verplichtingen bij het stabiel nettopensioen is gecompenseerd.
10.5 In geval het Fonds een incidentele bijstorting ontvangt van de Werkgever, vermindert het Fonds de voorwaardelijke toeslagverlening bij het stabiel nettopensioen, voor zover deze storting ten goede is gekomen aan de pensioengerechtigden van een stabiel nettopensioen.
10.6 Het Bestuur behoudt zich het recht voor om het toeslagbeleid of onderdelen van het toeslagbeleid als vastgelegd in dit artikel aan te passen in overeenstemming met de in de statuten omschreven formele vereisten ter zake van reglementswijzigingen. Toekomstige wijzigingen in dit artikel zijn bindend voor alle Deelnemers, Gewezen Deelnemers en Pensioengerechtigden van het Fonds.
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 18
11 Korting van verworven stabiel nettopensioen
11.1 Het Fonds zal besluiten het stabiel netto-ouderdomspensioen en het stabiel netto- partnerpensioen zoals bedoeld in artikel 9 te verminderen indien:
• het Fonds vijf achtereenvolgende jaren niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 131 Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen dan wel niet in staat is binnen zeven jaar aan de bij of krachtens artikel 132 Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen te voldoen zonder dat de belangen van de (Gewezen) Deelnemers, Pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en
• alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet in het Herstelplan
11.2 De in artikel 11.1 bedoelde korting van het stabiel netto-ouderdomspensioen en het stabiel netto-partnerpensioen zal plaatsvinden in de vorm van een gelijke procentuele korting op alle stabiele netto-ouderdomspensioenen en alle stabiele netto-partnerpensioenen zoals bedoeld in artikel 9, met dien verstande dat, indien het kortingspercentage meer bedraagt dan 10%, het Bestuur zal onderzoeken of en in hoeverre er aanleiding is om dat deel van de korting dat voornoemde 10% overschrijdt, op een andere wijze te verdelen over de belanghebbenden bij het Fonds.
11.3 Indien de Beleidsdekkingsgraad van het Fonds vijf achtereenvolgende jaren onder het niveau zoals bedoeld in artikel 131 Pensioenwet ligt, zal het Fonds de stabiele netto-ouderdomspensioenen en de stabiele netto-partnerpensioenen verminderen om te voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen zoals bedoeld in artikel 131 Pensioenwet. De hierbij benodigde vermindering zal uitgespreid worden over een periode van maximaal vijf jaar waarbij het fonds streeft naar een vermindering van minimaal 1% en maximaal 3% per jaar.
11.4 Indien de Beleidsdekkingsgraad van het Fonds onder het niveau zoals bedoeld in artikel 132 Pensioenwet ligt en het Fonds kan op basis van het Herstelplan niet binnen 7 jaar aan artikel 132 Pensioenwet voldoen, zal het Fonds de stabiele netto-ouderdomspensioenen en de stabiele netto-partnerpensioenen zoals bedoeld in artikel 9 evenredig verminderen met de conform het Herstelplan benodigde vermindering.
11.5 Ingeval het Fonds besluit tot korting van de stabiele netto-ouderdomspensioenen en de stabiele netto-partnerpensioenen informeert het Fonds de (Gewezen) Deelnemers, Pensioengerechtigden, Vakorganisaties en de Werkgever schriftelijk over het besluit tot de vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
11.6 De vermindering, bedoeld in 11.1, kan op zijn vroegst worden gerealiseerd drie maanden nadat de Pensioengerechtigden hierover zijn geïnformeerd en één maand nadat de (Gewezen) deelnemer, de Vakorganisaties, de Werkgever en toezichthouder hierover geïnformeerd zijn.
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 19
12.1 Het bestuur kan – in dezelfde mate als in de Basisregeling – inhaaltoeslagen verlenen ten aanzien van het stabiel netto-ouderdomspensioen en stabiel netto- partnerpensioen zoals bedoeld in artikel 9 om de in de laatste vijftien jaren voorafgaand aan het moment van inhaaltoeslagverlening niet-toegekende toeslagen zoals bedoeld in artikel 10 of de in de laatste vijftien jaren voorafgaand aan het moment van inhaaltoeslagverlening doorgevoerde vermindering van het stabiel netto-ouderdomspensioen en stabiel netto-partnerpensioen zoals bedoeld in artikel 10 zoals bedoeld in artikel 11 te compenseren, indien:
• dit geen gevolgen heeft voor de toeslagverlening in de toekomst zoals bedoeld in artikel 10.3; en
• de Beleidsdekkingsgraad ten minste het niveau van het vereist eigen vermogen behoudt.
Voor inhaaltoeslagverlening zoals bedoeld in dit artikel en de inhaaltoeslagverlening zoals in artikel 21 van de Basispensioenregeling wordt ten hoogste één vijfde van het vermogen gebruikt dat voor inhaaltoeslagverlening beschikbaar is.
12.2 Inhaaltoeslag zoals bedoeld in artikel 12.1 wordt alleen verleend aan de Gepensioneerde en/of de Partner van de (overleden) Gepensioneerde voor zover aan de Gepensioneerde en/of de Partner van de (overleden) Gepensioneerde in de laatste vijftien jaren voorafgaand aan het moment van inhaaltoeslagverlening geen of minder toeslag zoals bedoeld in artikel 10 is verleend dan wel dat zijn pensioenaanspraken en/of -rechten daadwerkelijk verminderd zijn zoals bedoeld in artikel 11.
12.3 De aan Gepensioneerde en/of de Partner van de (overleden) Gepensioneerde te verlenen inhaaltoeslag zoals bedoeld in artikel 12.1 wordt uitgedrukt in een percentage van de in de laatste vijftien jaren voorafgaand aan het moment van inhaaltoeslagverlening niet-toegekende toeslagen en de in de laatste vijftien jaren voorafgaand aan het moment van inhaaltoeslagverlening doorgevoerde verminderingen. Het percentage zoals bedoeld in de vorige volzin wordt vastgesteld door op de datum van toekenning van de inhaaltoeslag het voor inhaaltoeslagverlening beschikbare vermogen zoals bedoeld in artikel 12.1 te delen door de waarde van de in de laatste vijftien jaren voorafgaand aan het moment van inhaaltoeslagverlening niet-toegekende toeslagen en de waarde van de in de laatste vijftien jaren voorafgaand aan het moment van inhaaltoeslagverlening doorgevoerde verminderingen zoals bedoeld in artikel 11. Het percentage als bedoeld in de vorige volzin bedraagt nooit meer dan 100%.
12.4 Inhaaltoeslagen hebben effect op het stabiel netto-ouderdomspensioen en stabiel netto-partnerpensioen zoals bedoeld in artikel 9 per de datum waarop inhaaltoeslag verleend wordt. Inhaaltoeslagen worden niet met terugwerkende kracht nabetaald.
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 20
12.5 Het Bestuur behoudt zich het recht voor om het inhaaltoeslagbeleid of onderdelen van het inhaaltoeslagbeleid als vastgelegd in dit artikel aan te passen, in overeenstemming met de in de statuten omschreven formele vereisten ter zake van reglementswijzigingen. Toekomstige wijzigingen in dit artikel zijn bindend voor alle Deelnemers, Gewezen Deelnemers en Pensioengerechtigden van het Fonds.
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 21
13 Aanwending van het nettopensioenkapitaal voor een Variabele Nettopensioenuitkering
13.1 Het nettopensioenkapitaal – zoals overeenkomstig artikel 7 is bepaald op de eerste dag van de maand voorafgaand aan de Pensioeningangsdatum – van de (Gewezen) Deelnemer die overeenkomstig artikel 8.3 heeft gekozen voor een Variabele Nettopensioenuitkering wordt op Pensioeningangsdatum in de verhouding van 100:70 aangewend voor een variabel netto- ouderdomspensioenen en een variabel netto-partnerpensioen. De hoogte van het in te kopen variabel netto-ouderdomspensioen en variabel netto-partnerpensioen wordt bepaald aan de hand van de op dat moment geldende aanwendingstarieven die gebaseerd zijn op de fondsgrondslagen zoals opgenomen in BIJLAGE 5. De aanwendingstarieven worden periodiek geactualiseerd.
13.2 Bij de verhouding 100:70 tussen het variabel netto-ouderdomspensioen en het variabel netto-partnerpensioen zoals genoemd artikel 13.1 wordt de som van (het) de eventuele Bijzonder(e) Netto Partnerpensioen(en) van (een) Gewezen Partner(s) inbegrepen in het variabele netto-partnerpensioen.
13.3 De variabele netto-ouderdomspensioenuitkering en de variabele netto- partnerpensioenaanspraken zoals bedoeld in artikel 13.1 komen in totaal niet uit boven de volgens artikel 28 bedoelde maximale pensioenen.
13.4 De variabele netto-ouderdomspensioenuitkering volgt de keuzes van de (Gewezen) Deelnemer inzake:
b) de keuze voor deeltijdpensioen als bedoeld in artikel 11 van de Basisregeling.
13.5 Uitruil van variabel netto-partnerpensioen voor (extra) variabel netto- ouderdomspensioen op de Pensioeningangsdatum als bedoeld in artikel 13.4 onder a), is alleen mogelijk met schriftelijke instemming van de Partner.
13.6 Indien de (Gewezen) Deelnemer op de Pensioeningangsdatum geen Partner heeft dan wordt het nettopensioenkapitaal in afwijking van het bepaalde in artikel 13.1 volledig en alleen aangewend voor een variabel netto-ouderdomspensioen. De hoogte van het in te kopen variabel netto-ouderdomspensioen wordt bepaald aan de hand van de op dat moment geldende aanwendingstarieven die gebaseerd zijn op de fondsgrondslagen zoals opgenomen in BIJLAGE 5. De aanwendingstarieven worden periodiek geactualiseerd.
13.7 Het variabel netto-ouderdomspensioen gaat in op Pensioeningangsdatum en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de Gepensioneerde overlijdt.
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 22
13.8 Het variabel netto-partnerpensioen gaat in op in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de Gepensioneerde overlijdt en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de Partner overlijdt.
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 23
14 Waardeontwikkeling Variabel Nettopensioen
14.1 Uitkeringen van het variabel netto-ouderdomspensioen en aanspraken op, danwel uitkeringen van het variabel netto-partnerpensioen worden jaarlijks aangepast aan de som van in het afgelopen jaar in de Toedelingskring voor variabel nettopensioen behaalde resultaat met betrekking tot:
• het beleggingsrendement van de Variabele Nettopensioenmix;
• het effect van de wijziging van de marktrente op de verplichtingen;
• het sterfteresultaat van de Toedelingskring voor variabel nettopensioen (microlanglevenrisico), en;
• de ontwikkeling van de levensverwachting van de Toedelingskring voor variabel nettopensioen (macrolanglevenrisico).
14.2 De som van het over het afgelopen jaar behaalde resultaat als genoemd in artikel
14.1 wordt ingaande 1 januari van het daaropvolgende jaar toegepast op de uitkeringen van variabel netto-ouderdomspensioen en aanspraken op, danwel uitkeringen van, het variabel netto-partnerpensioen per 31 december van het afgelopen jaar, waarbij een evenredige verdeling plaatsvindt van het resultaat gedurende de vijf daaropvolgende jaren.
14.3 De evenredige verdeling van het resultaat over het variabel pensioen over een bepaald jaar vindt plaats naar rato van het variabel nettopensioen in dat jaar binnen de Toedelingskring voor variabel nettopensioen.
14.4 Het Fonds informeert de Pensioengerechtigden in de Toedelingskring jaarlijks over de hoogte en de ontwikkeling van het variabel netto-ouderdomspensioen en het variabel netto-partnerpensioen.
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 24
15 Beëindiging deelnemerschap vóór de Pensioeningangsdatum
15.1 In het geval het deelnemerschap eindigt anders dan door overlijden of het bereiken van de Pensioeningangsdatum, blijft het nettopensioenkapitaal belegd met inachtneming van het bepaalde in dit reglement.
15.2 Er is geen sprake van beëindiging van het deelnemerschap als bedoeld in artikel
15.1 voor zover er sprake is van premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 19. Indien er recht bestaat op premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid, eindigt het deelnemerschap op het moment dat het recht op voortzetting eindigt, maar uiterlijk op de AOW-leeftijd.
15.3 Het recht op stabiel risico netto-partnerpensioen als bedoeld in artikel 17.1 en stabiel risico netto-wezenpensioen als bedoeld in artikel 18.1 vervallen bij einde deelname als bedoeld in artikel 15.1.
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 25
16 Netto-partnerpensioen bij overlijden vóór de Pensioeningangsdatum
16.1 Bij overlijden van een (Gewezen) Deelnemer vóór de Pensioeningangsdatum wordt het nettopensioenkapitaal – zoals overeenkomstig artikel 7 is bepaald op de eerste dag van de maand voorafgaand aan de Pensioeningangsdatum – aangewend voor een stabiel netto-partnerpensioen voor de Partner, indien en voor zover dit naar fiscale maatstaven is toegestaan. De hoogte van het in te kopen stabiel netto-partnerpensioen zoals bedoeld in dit artikel wordt bepaald aan de hand van de op dat moment geldende inkooptarieven die gebaseerd zijn op de fondsgrondslagen zoals opgenomen in BIJLAGE 5. De aanwendingstarieven worden periodiek geactualiseerd.
16.2 Het stabiel netto-partnerpensioen gaat in op eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer overlijdt en eindigt op de laatste dag van de maand waarin de Partner overlijdt.
16.3 Het bepaalde in de artikelen 10, 11 en 12 is van overeenkomstige toepassing op het stabiel netto-partnerpensioen.
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 26
17 Risico Netto-partnerpensioen
17.1 Het stabiel netto-partnerpensioen zoals bedoeld in artikel 16, wordt aangevuld met een stabiel risico netto-partnerpensioen, ter hoogte van 1,16% van het laatste Vaste Nettopensioenloon na aftrek van loonbelasting vermenigvuldigd met het aantal Deelnemersjaren tussen het moment waarop de Deelnemer is overleden en de AOW-leeftijd van de overleden Xxxxxxxxx, of tot de pensioenrichtleeftijd zoals bedoeld in artikel 18a van de Wet op de Loonbelasting 1964 voor zover deze eerder ligt dan de AOW-leeftijd.
17.2 In afwijking van artikel 17.1, heeft de Partner geen recht op stabiel risico netto- partnerpensioen, indien de Deelnemer de keuze maakt het risico-partnerpensioen niet te willen verzekeren. De Deelnemer maakt – maximaal één keer per jaar – deze keuze middels het daartoe bestemd formulier aan het Fonds kenbaar. De dekking voor het stabiel risico netto-partnerpensioen eindigt de laatste dag van de maand volgend op maand waarin de Deelnemer zijn keuze kenbaar heeft gemaakt.
17.3 De Deelnemer kan zijn keuze om het stabiel risico netto-partnerpensioen niet te verzekeren herzien. De Deelnemer maakt deze keuze middels het daartoe bestemd formulier aan het Fonds kenbaar. In dat geval is het stabiel risico netto- partnerpensioen opnieuw verzekerd per de eerste dag van de maand volgend op maand waarin de Deelnemer zijn keuze kenbaar heeft gemaakt.
17.4 Indien de Xxxxxxxxx komt te overlijden binnen één jaar nadat hij zijn keuze kenbaar heeft gemaakt aan het Fonds om het stabiel risico netto-partnerpensioen opnieuw te verzekeren, dan heeft de Partner recht op stabiel xxxxxx xxxxx- partnerpensioen, tenzij het overlijden redelijkerwijs te verwachten was op het moment dat de deelnemer de keuze maakte om het risico netto-partnerpensioen te verzekeren. Het bestuur is bevoegd om een oordeel te vragen aan de Toetsingscommissie Gezondheidsgegevens alvorens een stabiel risico Netto- partnerpensioen toe te kennen. Het oordeel van de Toetsingscommissie Gezondheidsgegevens is bindend voor het pensioenfonds.
17.5 Het stabiel risico netto-partnerpensioen gaat in op eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer overlijdt en eindigt op de laatste dag van de maand waarin de Partner overlijdt.
17.6 Het bepaalde in de artikelen 10, 11 en 12 is van overeenkomstige toepassing op het stabiel risico netto-partnerpensioen.
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 27
18.1 Het stabiel risico netto-wezenpensioen bedraagt 0,232% van het laatste Vaste Nettopensioenloon na aftrek van loonbelasting vermenigvuldigd met het aantal Deelnemersjaren tussen het moment van aanvang deelname en AOW-leeftijd van de overleden deelnemer, of tot de pensioenrichtleeftijd zoals bedoeld in artikel 18a van de Wet op de Loonbelasting 1964 voor zover deze eerder ligt dan de AOW.
18.2 Het stabiel risico netto-wezenpensioen gaat in op eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de Deelnemer overlijdt.
18.3 Het stabiel risico netto-wezenpensioen eindigt op de laatste dag van de maand waarin het Kind:
a) de 18-jarige leeftijd bereikt,
c) eerder overlijdt dan de leeftijd onder a) of b).
18.4 Het stabiel risico netto-wezenpensioen voor ieder Kind van wie beide ouders zijn overleden wordt verdubbeld.
18.5 Het bepaalde in artikelen 10, 11 en 12 is van overeenkomstige toepassing op het stabiel risico netto-wezenpensioen zoals bedoeld in dit artikel.
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 28
19 Premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid
19.1 Een Deelnemer die recht heeft op ‘Premievrije pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid’ zoals bedoeld in artikel 15 van de Basisregeling, heeft gedurende de periode van Arbeidsongeschiktheid recht op voortzetting van de opbouw van het nettopensioenkapitaal overeenkomstig de leeftijdsafhankelijke premiestaffel Kolom I zoals bedoeld in artikel 4 vermenigvuldigd met de onderstaande staffel:
Arbeidsongeschiktheids- percentage | Opbouw netto- pensioenkapitaal voortgezet voor: |
35% tot 45% | 40% |
45% tot 55% | 50% |
55% tot 65% | 60% |
65% tot 80% | 75% |
80% tot 100% | 100% |
19.2 De premievrije opbouw van het nettopensioenkapitaal zoals bedoeld in artikel 19.1 vindt plaats op basis van het de som van de loonbestanddelen zoals opgesomd in BIJLAGE 2 zoals laatstelijk gold vóór de eerste ziektedag (“Loon”) verminderd met het grensbedrag zoals bedoeld in artikel 18ga Wet op de Loonbelasting 1964 (€ 110.111 – per 1 januari 2020). Indien het Loon op enig moment lager is dan het grensbedrag zoals bedoeld in artikel 18ga Wet op de Loonbelasting 1964 dan eindigt de premievrije opbouw van het nettopensioenkapitaal zoals bedoeld in dit artikel. Mocht vervolgens het Loon op enig moment weer meer bedragen dan het grensbedrag als bedoeld in artikel 18ga Wet op de Loonbelasting 1964 en de Deelnemer voldoet nog steeds aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 19.1 dan hervat het Fonds de premievrije opbouw van het nettopensioenkapitaal.
19.3 Een Deelnemer heeft geen recht op premievrije opbouw van het nettopensioenkapitaal zoals bedoeld in artikel 19.1 op basis van de loonbestanddelen zoals opgesomd in BIJLAGE 3.
19.4 Zolang de Deelnemer recht heeft op premievrije opbouw van nettopensioenkapitaal zoals bedoeld in artikel 19.1, wordt het in artikel 19.2 genoemd Loon jaarlijks verhoogd met maximaal de stijging van de consumentenprijsindex (CPI-Alle Bestedingen-afgeleid), zoals vastgesteld door het CBS. Bij de vaststelling van deze indexatie wordt uitgegaan van het percentage waarmee de consumentenprijsindex in de laatst verstreken maand oktober is gestegen ten opzichte van het percentage in de maand oktober in het voorafgaande jaar. De jaarlijkse indexatie van het loon zoals bedoeld in dit lid kan echter niet meer bedragen dan de algemene loonsverhogingen bij DSM NL Services B.V. in de periode van 2 januari van het voorafgaande jaar tot en met 1 januari van het desbetreffende jaar. Daarbij kan het bestuur besluiten de verhoging te beperken tot 5%.
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 29
19.5 De Deelnemer die bij aanvang deelname aan de Regeling ziek of (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is, heeft geen recht op premievrije opbouw van nettopensioenkapitaal zoals bedoeld in artikel 19.1, tenzij de mate van Arbeidsongeschiktheid toeneemt. Indien de mate van Arbeidsongeschiktheid tijdens het deelnemerschap toeneemt dan heeft de Deelnemer recht op premievrije opbouw van het nettopensioenkapitaal naar rato van de toename van de mate van Arbeidsongeschiktheid.
19.6 Indien het percentage van de Arbeidsongeschiktheid gedurende het dienstverband bij de Werkgever wordt verhoogd dan wel verlaagd, respectievelijk, indien dit percentage na te zijn verlaagd tot beneden 35%, wordt verhoogd tot 35% of meer, vindt de premievrije opbouw van nettopensioenkapitaal volgens het alsdan van toepassing zijnde percentage plaats.
19.7 Indien het percentage van de Arbeidsongeschiktheid na beëindiging van het dienstverband bij de Werkgever wordt verhoogd dan wel verlaagd, respectievelijk, indien dit percentage na te zijn verlaagd tot beneden de 35%, wordt verhoogd tot 35% of meer, vindt de premievrije opbouw van nettopensioenkapitaal als bedoeld in artikel 19.1 volgens het alsdan van toepassing zijnde percentage plaats voor zover dat percentage niet hoger is dan het percentage van de Arbeidsongeschiktheid zoals gold op het moment dat het dienstverband bij Werkgever werd beëindigd.
19.8 Een verhoging of verlaging van het van toepassing zijnde percentage gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin het percentage van de Arbeidsongeschiktheid is gewijzigd.
19.9 De Partner van een Deelnemer die recht heeft op premievrije opbouw van nettopensioenkapitaal, heeft bij overlijden van de Deelnemer voor de Pensioeningangsdatum onverminderd recht op een stabiel risico netto- partnerpensioen, zoals bedoeld in artikel 17.1.
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 30
20.1 Tijdens een periode van ouderschapsverlof of onbetaald verlof, wordt de deelname voortgezet naar verhouding dat de Deelnemer werkzaamheden blijft verrichten. De Deelnemer is premie zoals bedoeld in artikel 4 verschuldigd naar verhouding dat de Deelnemer werkzaamheden blijft verrichten. Het bepaalde in artikel 5 blijft onverkort van toepassing. Tijdens een periode van ouderschapsverlof of onbetaald verlof, heeft de Partner en/of Kind van de Deelnemer bij overlijden van de Deelnemer gedurende de periode van onbetaald verlof onverminderd recht op een stabiel risico netto-partnerpensioen en stabiel risico netto-wezenpensioen, zoals bedoeld in artikel 17 en artikel 18. De Deelnemer behoudt gedurende de periode van ouderschapsverlof of onbetaald verlof recht op premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid, zoals bedoeld in artikel 19. Het stabiel risico netto-partnerpensioen, het stabiel risico netto- wezenpensioen en het recht op premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid worden gebaseerd op het Vast Nettopensioenloon en de deeltijdfactor direct voorafgaand aan de datum waarop het ouderschapsverlof en/of onbetaald verlof ingaat.
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 31
21 Bijzonder Netto-Partnerpensioen
21.1 In geval van Scheiding behoudt de Gewezen Partner een aanspraak op een Bijzonder Netto-Partnerpensioen bij Scheiding.
21.2 Het Bijzonder Netto-Partnerpensioen bij Scheiding vóór de Pensioeningangsdatum wordt als volgt bepaald:
Het Fonds berekent fictief welke aanspraak op netto-ouderdomspensioen en netto- partnerpensioen - in de verhouding 100% stabiel netto-ouderdomspensioen en 70% stabiel netto-partnerpensioen - op de Scheidingsdatum had kunnen worden verworven met het nettopensioenkapitaal. Uit het nettopensioenkapitaal wordt vervolgens dat deel onttrokken dat noodzakelijk is voor de inkoop van een stabiel Bijzonder Netto- Partnerpensioen (het “BNPP-saldo”). Het BNPP-saldo administreert het Fonds ten behoeve van de Gewezen Partner separaat van het nettopensioenkapitaal van de (Gewezen) Deelnemer. Het fonds belegt het BNPP-saldo op dezelfde wijze als het nettopensioenkapitaal van de (Gewezen) Deelnemer. Op de Pensioeningangsdatum wordt het saldo aangewend voor de inkoop van Bijzonder Netto-Partnerpensioen overeenkomstig de keuze van de (Gewezen) Deelnemer, zoals bedoeld in artikel 8.1. Het Bijzonder Netto-Partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin Gepensioneerde overlijdt en eindigt op de laatste dag van de maand waarin de Gewezen Partner overlijdt. Afhankelijk van de keuze van de (Gewezen) Deelnemer zoals bedoeld in artikel 8, zijn de artikelen 10, 11 en 12 respectievelijk artikel 14 van overeenkomstige toepassing op het Bijzonder Netto- Partnerpensioen zoals bedoeld in dit lid.
21.3 Indien de (Gewezen) Deelnemer overlijdt vóór de Pensioeningangsdatum, wendt het Fonds het BNPP-saldo aan voor een stabiel Bijzonder Netto-Partnerpensioen. Het stabiel Bijzonder Netto-Partnerpensioen gaat in op eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer overlijdt en eindigt op de laatste dag van de maand waarin de Gewezen Partner overlijdt. Het bepaalde in artikelen 10, 11 en 12 is van overeenkomstige toepassing op het stabiel Bijzonder Netto-Partnerpensioen zoals bedoeld in dit lid.
21.4 Het bepaalde in de artikelen 21.1 en 21.2 kan door beide partners worden uitgesloten middels een daartoe bestemde akte. De overeenkomst is slechts geldig indien aan deze overeenkomst een verklaring van het Fonds is gehecht, waaruit blijkt dat het Fonds bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken.
21.5 Indien na toepassing van artikelen 21.1 en 21.2 de Gewezen Partner overlijdt voordat de (Gewezen) Deelnemer overlijdt, komt vanaf het moment van overlijden het op grond van deze leden aan de Gewezen Partner toebedeelde stabiel Bijzonder Netto-Partnerpensioen toe aan de (Gewezen) Deelnemer.
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 32
22 Verevening van netto-ouderdomspensioen
22.1 In geval van Xxxxxxxxx, vindt conform de Wet verevening pensioenrechten bij Scheiding verevening plaats van het tijdens het huwelijk dan wel geregistreerd Partnerschap opgebouwde nettopensioenkapitaal ten behoeve van netto- ouderdomspensioen, mits het Fonds binnen twee jaar na het tijdstip van Scheiding het bij wet voorgeschreven formulier heeft ontvangen.
22.2 Bij Scheiding wordt de verevening als volgt bepaald:
Door het Fonds wordt per de Scheidingsdatum berekend welk deel van het nettopensioenkapitaal - na aftrek van het BNPP-saldo zoals bedoeld in artikel 21.2 - tijdens het huwelijk dan wel het geregistreerd Partnerschap is opgebouwd. Vijftig procent (of een ander door partijen overeengekomen percentage) van het volgens dit lid bepaalde nettopensioenkapitaal wordt onttrokken aan het nettopensioenkapitaal van de (Gewezen) Deelnemer en wordt aan de Gewezen Partner toegerekend. Het verevend nettopensioenkapitaal belegt het Fonds op dezelfde wijze als het nettopensioenkapitaal van de (Gewezen) Deelnemer. Indien bij leven van (Gewezen) Deelnemer de Gewezen Partner overlijdt, dan voegt het fonds het verevend nettopensioenkapitaal toe aan het nettopensioenkapitaal van de (Gewezen) Deelnemer.
22.3 Op de Pensioeningangsdatum wordt het verevend nettopensioenkapitaal aangewend voor netto-ouderdomspensioen overeenkomstig de keuze van (Gewezen) Deelnemer zoals bedoeld in artikel 8 en wordt per de Pensioeningangsdatum van het netto-ouderdomspensioen van de (Gewezen) Deelnemer uitgekeerd aan de Gewezen Partner. Afhankelijk van de keuze van de (Gewezen) Deelnemer zoals bedoeld in artikel 8, zijn de artikelen 10, 11 en 12 respectievelijk artikel 14 van overeenkomstige toepassing op het netto- ouderdomspensioen dat aan de Gewezen Partner wordt uitgekeerd.
22.4 Het netto-ouderdomspensioen van de Gewezen Partner eindigt:
a) – bij leven van de Gepensioneerde – op de laatste dag van de maand waarin de Gewezen Partner overlijdt, waarbij het netto-ouderdomspensioen van de Gewezen Partner terugvloeit aan de Gepensioneerde; of
b) – bij overlijden van de Gepensioneerde – op de laatste dag van de maand waarin de Gepensioneerde is overleden.
22.5 Het bepaalde in artikel 22.1 is niet van toepassing indien partijen verevening van pensioenrechten bij Scheiding hebben uitgesloten bij huwelijkse voorwaarden, voorwaarden bij geregistreerd Partnerschap of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op Scheiding.
22.6 Het bepaalde in artikel 22.1 is niet van toepassing indien het desbetreffende recht op uitbetaling tezamen met het recht op uitbetaling van het ouderdomspensioen zoals bedoeld in artikel 13.1 van de Basisregeling op het tijdstip van de Scheiding de Afkoopgrens niet te boven gaat.
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 33
22.7 In geval van beëindiging van het samenlevingsverband kan het Fonds dit artikel toepassen als ware sprake van Scheiding, indien beide partijen dit zijn overeengekomen in het notarieel verleden samenlevingscontract dan wel in een notariële akte opgemaakt bij de beëindiging van het samenlevingscontract.
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 34
23.1 Het Fonds is bij ingang van de nettopensioenuitkering bevoegd tot het afkopen van het nettopensioen indien:
a) de uitkering van het nettopensioen tezamen met de ouderdomspensioenaanspraken respectievelijk de partnerpensioenaanspraken uit de Basisregeling gezamenlijk op de ingangsdatum minder bedragen de Afkoopgrens; en
b) de Pensioengerechtigde instemt met de afkoop.
23.2 Het Fonds neemt het bepaalde ter zake van afkoop bij of krachtens de Pensioenwet in acht.
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 35
24.1 De Deelnemer dient de wens tot waardeoverdracht na aanvang van de deelneming in het Fonds schriftelijk aan het Fonds kenbaar te maken. In dat geval zal het Fonds de door de pensioenuitvoerder van de oude werkgever aan het Fonds overgedragen waarde van nettopensioen toevoegen aan het nettopensioenkapitaal van de Deelnemer.
24.2 Bij individuele beëindiging van de deelneming, anders dan door overlijden of het bereiken van de Pensioeningangsdatum, zal op verzoek van de Gewezen Deelnemer het nettopensioenkapitaal door het Fonds worden overgedragen aan de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever onder de voorwaarden en met inachtneming van de termijnen zoals gesteld bij of krachtens de Pensioenwet. Het Fonds werkt alleen mee aan een uitgaande waardeoverdracht van nettopensioen voor zover de pensioenregeling van de ontvangende pensioenuitvoerder voorziet in een nettopensioen als bedoeld in afdeling 5.3B Wet inkomstenbelasting 2001.
24.3 Het Fonds is verplicht tot collectieve waardeoverdracht aan een andere pensioenuitvoerder bij liquidatie van het Fonds.
24.4 In de andere in de Pensioenwet genoemde situaties is het Fonds bevoegd om mee te werken aan een waardeoverdracht.
24.5 Het Bestuur neemt het bepaalde ter zake van waardeoverdracht bij of krachtens de Pensioenwet in acht.
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 36
25.1 Toekenning van een nettopensioenuitkering geschiedt op schriftelijke aanvraag. Bij deze aanvraag moeten de door het Bestuur nodig geachte bescheiden worden overgelegd. Het Bestuur is bevoegd een nettopensioenuitkering uit eigen beweging toe te kennen, indien de aanvraag om pensioen achterwege is gebleven. Degene aan wie een nettopensioenuitkering is toegekend ontvangt hiervan een opgave.
25.2 De Pensioengerechtigde die woonachtig is in het buitenland dient jaarlijks een "bewijs van in leven zijn" aan het Fonds te zenden. Bij nalatigheid wordt de uitkering opgeschort. In de gevallen waarin het Bestuur zich op andere wijze heeft overtuigd van het feit dat betrokkene nog in leven is, kan het toezenden van een "bewijs van in leven zijn" aan Fonds achterwege blijven.
25.3 De nettopensioenuitkeringen worden giraal in euro’s uitbetaald. Voor zover aan de betaling overmakingskosten zijn verbonden, kunnen deze kosten op de uitkering in mindering worden gebracht.
25.4 De nettopensioenuitkeringen worden in maandelijkse termijnen aan het einde van iedere maand uitgekeerd.
25.5 De uitbetaling van nettopensioenuitkeringen en van andere (rest-) uitkeringen geschiedt aan de Pensioengerechtigde of aan diens wettelijke vertegenwoordiger, dan wel onder overlegging van een bewijs van machtiging aan diens gemachtigde.
De uitbetaling van het wezenpensioen voor de minderjarige Kinderen geschiedt aan de vader of moeder of aan degene die, naar het oordeel van het Bestuur, de zorg voor de opvoeding van het Kind op zich heeft genomen.
25.6 Ten onrechte genoten uitkeringen moeten worden terugbetaald.
25.7 Indien het pensioen voor zover ingevolge dit reglement verworven over de jaren na beëindiging van het dienstverband ingevolge het bepaalde in artikel 19, tezamen met het pensioen dat betrokkene over die jaren elders op grond van een arbeidsverhouding heeft verkregen, uitgaan boven het pensioen dat ingevolge dit reglement bij continuering van het deelnemerschap zou zijn opgebouwd, wordt het meerdere in mindering gebracht op het nettopensioen toegekend op grond van het bepaalde in artikel 19.1.
25.8 Indien de Arbeidsongeschiktheid of het overlijden is veroorzaakt door schuld van derden dient de (Gewezen) Deelnemer dan wel de rechtsopvolger, de rechten die hij/zij tegen derden geldend zou kunnen maken aan het Fonds te cederen. Slechts in het geval betrokkene dit weigert kan het Bestuur besluiten, de voorziene uitkeringen niet toe te kennen.
De cessie zal geschieden tot een maximum gelijk aan de contante waarde van de door het Fonds te verrichten uitkeringen.
25.9 Het recht op (bijzonder) netto-partnerpensioen en/of het netto-wezenpensioen gaat voor die belanghebbende verloren, door wiens opzettelijke toedoen de (Gewezen) Deelnemer of aanspraakgerechtigde tot een Bijzonder Netto- Partnerpensioen overlijdt.
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 37
25.10 Indien de toepassing van de bepalingen van dit reglement in een individueel geval leidt tot onvoorziene of onbedoelde gevolgen, kan de belanghebbende het Bestuur schriftelijk verzoeken om een bijzondere regeling te treffen.
25.11 Het Fonds is bevoegd op verzoek van de Werkgever ook andere dan de in dit reglement geregelde pensioenovereenkomsten ten behoeve van Deelnemers uit te voeren dan wel pensioenen aan (Gewezen) Deelnemers en hun nagelaten betrekkingen uit te keren, mits de Werkgever de daartoe - door het Fonds te bepalen - middelen ter beschikking stelt. De toekenning en de gegevens van dergelijke pensioenaanspraken dan wel pensioenrechten worden schriftelijk aan de rechthebbende meegedeeld.
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 38
26.1 De (Gewezen) Deelnemers, (Gewezen) Partners of Pensioengerechtigden zijn verplicht om die gegevens aan het Fonds te verstrekken die het Bestuur noodzakelijk acht voor een goede uitvoering van de Nettopensioenregeling en is tevens verplicht mee te werken aan een nader onderzoek door of namens het Fonds ter verificatie van de door hem verstrekte gegevens. Bij weigering of bij onjuiste inlichtingen worden de nettopensioenaanspraken en/of -rechten naar de eisen van redelijkheid en billijkheid door het Bestuur vastgesteld.
26.2 Het Fonds verstrekt overeenkomstig de eisen die hieraan door de Pensioenwet worden gesteld informatie aan de Deelnemers, Gewezen Deelnemers, (Gewezen) Partners, Pensioengerechtigden en overige belanghebbenden.
26.3 Het Bestuur kan de informatie te allen tijde herzien, behoudens datgene waarop de Deelnemers, Gewezen Deelnemers, (Gewezen) Partners, Pensioengerechtigden en overige belanghebbenden recht heeft krachtens de reglementen van het Fonds. Van een dergelijke herziening wordt aan de Deelnemers, Gewezen Deelnemers, (Gewezen) Partners, Pensioengerechtigden en overige belanghebbenden een opgave gedaan.
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 39
27.1 Voor geschillen is er een geschillenprocedure en voor klachten is er een klachtenprocedure bij het Fonds die is neergelegd in de Regeling Klachten & Geschillen.
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 40
28 Fiscale maximering pensioenaanspraken
28.1 De pensioenaanspraken uit dit reglement gaan niet uit boven de fiscale grenzen die voor de in dit reglement opgenomen pensioenregeling gelden bij en krachtens hoofdstuk IIB Wet op de Loonbelasting 1964 en afdeling 5.3B Wet inkomstenbelasting 2001.
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 41
29.1 Op een aantal momenten toetst het Fonds of het netto-ouderdomspensioen en netto-partnerpensioen dat uit het nettopensioenkapitaal kan worden aangekocht binnen de in artikel 28 bedoelde fiscale grenzen blijven. De momenten bedoeld in de eerste volzin zijn in ieder geval:
• beëindiging van de deelneming in verband met ontslag, gevolgd door waardeoverdracht; en
• de Pensioeningangsdatum.
Het Fonds kan op andere momenten toetsen als dat bij en krachtens het bepaalde in hoofdstuk II Wet LB 1964 en afdeling 5.3B Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop gebaseerde regelgeving vereist is.
29.2 De Deelnemer kan geen recht doen gelden op het deel van het nettopensioenkapitaal dat niet benodigd is om de maximale pensioenen volgens artikel 28 aan te kopen. Als uit de fiscale toetsing als bedoeld in dit artikel blijkt dat nettopensioenkapitaal uitgaat boven hetgeen benodigd is om de maximale pensioenen volgens artikel 28 aan te kopen, zal het deel van het nettopensioenkapitaal dat deze overschrijding veroorzaakt onherroepelijk vervallen aan het Fonds.
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 42
30.1 Ingeval een of meer bepalingen in dit reglement volgens het oordeel van de Belastingdienst niet voldoen aan de fiscale wet- en andere regelgeving ter zake van een nettopensioenregeling, is het Bestuur bevoegd deze bepaling(en) – eventueel met terugwerkende kracht – zodanig aan te passen zodat na die aanpassing sprake is van een zuivere nettopensioenregeling.
De onderhavige nettopensioenregeling wordt ingevoerd onder de ontbindende voorwaarde dat de Regeling een pensioenregeling is als bedoeld in de artikelen 18 tot en met 18ga Wet op de Loonbelasting 1964 en afdeling 5.3B Wet inkomstenbelasting 2001. Indien onherroepelijk komt vast te staan dat de nettopensioenregeling niet voldoet aan de genoemde bepalingen, wordt de Regeling onverwijld en met terugwerkende kracht tot het tijdstip van ingang van de relevante wijziging zodanig aangepast dat wordt voldaan aan het bepaalde in de artikelen 18 tot en met 18ga Wet op de Loonbelasting 1964 en de afdeling 5.3B Wet inkomstenbelasting 2001.
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 43
31.1 Dit reglement is vastgesteld door het Bestuur op 16 december 2014 en treedt in werking op 1 januari 2015. Dit reglement is laatstelijk gewijzigd door het bestuur op 29 januari 2020. Het gewijzigde pensioenreglement treedt met terugwerkende kracht op 1 januari 2020 in werking. Dit reglement vervangt het reglement d.d. 1 januari 2020 (kenmerk: 2019-000295).
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 44
32.1 Dit reglement is onverkort van toepassing op alle nettopensioenkapitalen en nettopensioenaanspraken die zijn opgebouwd tot en met 31 december 2018, met dien verstande dat ten aanzien van de nettopensioenaanspraken van (Gewezen) Deelnemers het bepaalde in de artikel 9.4, 9.5, 10, 11 en 12 van overeenkomstige toepassing is.
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 45
BIJLAGEN
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 46
Lijst van aan DSM Nederland B.V. gelieerde ondernemingen
De ondernemingen zoals bedoeld in artikel 1 zijn:
• Koninklijke DSM N.V., gevestigd te Heerlen
• DSM Executive Services B.V., gevestigd te Heerlen
• DSM NL Sevices B.V., gevestigd te Geleen
• Aliancys Nederland B.V., gevestigd te Zandpol
• AnQore B.V., gevestigd te Sittard
• Bioprocess Pilot Facility B.V., gevestigd te Delft
• Chemelot Campus B.V., gevestigd te Geleen
• Stichting Chemelot InSciTe, gevestigd te Geleen
• Chemelot Ventures Management B.V., gevestigd te Geleen
• Centrient Pharmaceuticals Netherlands B.V., gevestigd te Delft
• Euroresins Benelux B.V., gevestigd te Budel
• Fibrant B.V., gevestigd te Sittard
• InnoSyn B.V., gevestigd te Geleen
• Patheon B.V., gevestigd te Amsterdam
• Patheon Biologics B.V., gevestigd te Groningen
• Sitech Services B.V., gevestigd te Geleen
• Synres B.V., gevestigd te Xxxx xxx Xxxxxxx
• Xxxxxx Xxxx B.V., gevestigd te Geleen
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 47
Uitvoeringsbepaling inzake vast nettopensioenloon bij artikel 1
DSM NL Services B.V. DSM Executive Services B.V. | Centrient Pharmaceuticals Netherlands B.V. |
Pensioengevende loonbestanddelen die geacht worden te behoren tot het vaste jaarinkomen: • het jaarinkomen • de toeslag voor ploegendienst • de feestdagvergoeding voor zover deze daadwerkelijk wordt genoten • de consignatievergoeding voor zover deze onderdeel uitmaakt van het vaste jaarinkomen als gevolg van een vaste, roostermatige consignatie • de aanvullingsregeling • de WAO-uitkering c.q. de WIA-uitkering (inclusief vakantie-uitkering) • de inkomensaanvulling ingevolge de compensatieregeling langdurige Arbeidsongeschiktheid rekening houdend met de vermindering van het inkomen ingeval het inkomen meer dan 100% bedraagt van het inkomen zoals geldend de dag voor aanvang van de Arbeidsongeschiktheid. In de periode waarin op grond van het bepaalde in artikel 42, lid 3 van de cao DSM NL Services B.V. sprake is van loondoorbetaling, is de pensioenbijdrage verschuldigd (en worden aanspraken opgebouwd) over die loonbestanddelen (zie bovenstaand) die bij het verrichten van de normale werkzaamheden zouden zijn genoten. | Pensioengevende loonbestanddelen die geacht worden te behoren tot het vaste jaarinkomen: • Salaris • Bevroren Persoonlijke Toeslag • Diensttijd uitkering • Wachtdiensttoeslag • Persoonlijke toeslag • Ploegendiensttoeslag (zowel 2 als 5) • Vakantietoeslag • 13P maand e P |
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 48
Aliancys Nederland B.V. | AnQore B.V. |
Pensioengevende loonbestanddelen die geacht worden te behoren tot het vaste jaarinkomen: • het jaarinkomen • de toeslag voor ploegendienst • de feestdagvergoeding voor zover deze daadwerkelijk wordt genoten • de consignatievergoeding voor zover deze onderdeel uitmaakt van het vaste jaarinkomen als gevolg van een vaste, roostermatige consignatie • de aanvullingsregeling • de WAO-uitkering c.q. de WIA- uitkering (inclusief vakantie- uitkering) • de inkomensaanvulling ingevolge de compensatieregeling langdurige Arbeidsongeschiktheid rekening houdend met de vermindering van het inkomen ingeval het inkomen meer dan 100% bedraagt van het inkomen zoals geldend de dag voor aanvang van de Arbeidsongeschiktheid. In de periode waarin op grond van het bepaalde in artikel 42, lid 3 van de cao DSM NL Services B.V. sprake is van loondoorbetaling, is de pensioenbijdrage verschuldigd (en worden aanspraken opgebouwd) over die loonbestanddelen (zie bovenstaand) die bij het verrichten van de normale werkzaamheden zouden zijn genoten | Pensioengevende loonbestanddelen die geacht worden te behoren tot het vaste jaarinkomen: • Het jaarsalaris (deze is inclusief 13e en 14e maand) • De toeslag voor ploegendienst • Feestdagvergoeding voor zover deze daadwerkelijk wordt genoten • De consignatievergoeding voor zover deze onderdeel uitmaakt van het vaste jaarinkomen als gevolg van een vaste, roostermatige consignatie • De toeslagen, ingevolge regelingen ter zake van blijvende plaatsing aan minder betaald werk om bedrijfsredenen • De WAO-uitkering c.q. de WIA- uitkering (incl. vakantietoeslag) • De inkomensaanvulling ingevolge de compensatieregeling langdurige Arbeidsongeschiktheid rekening houdend met de vermindering van het inkomen ingeval het inkomen meer dan 100% bedraagt van het inkomen zoals geldend de dag voor aanvang van de Arbeidsongeschiktheid. |
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 49
Bioprocess Pilot Facility B.V. | Chemelot Campus B.V. |
Pensioengevende loonbestanddelen die geacht worden te behoren tot het vaste jaarinkomen: UStandaard: • Salaris • Vakantietoeslag • Eindejaarsuitkering (10%) SU pecifiek: • Ploegendiensttoeslag (indien ploegendienst) • DTU (Dienst Tijd Uitkering) • Persoonlijke toeslag (indien aangegeven dat dit pensioengevend is) | Pensioengevende loonbestanddelen die geacht worden te behoren tot het vaste jaarinkomen: • Salaris • Vakantietoeslag • Ploegentoeslag • Feestdagvergoeding • Consignatievergoeding (enkel als onderdeel van vaste jaarinkomen) |
Chemelot Ventures Management B.V. | Stichting Chemelot InSciTe |
Pensioengevende loonbestanddelen die geacht worden te behoren tot het vaste jaarinkomen: • Het salaris • De vakantietoeslag • De WAO-uitkering c.q. de WIA- uitkering (inclusief vakantietoeslag) • De WGA-uitkering (inclusief vakantietoeslag). | Pensioengevende loonbestanddelen die geacht worden te behoren tot het vaste jaarinkomen: • Het salaris • De vakantietoeslag • De WAO-uitkering c.q. de WIA- uitkering (inclusief vakantietoeslag) • De WGA-uitkering (inclusief vakantietoeslag) |
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 50
Euroresins Benelux B.V. | Fibrant B.V. |
Pensioengevende loonbestanddelen die geacht worden te behoren tot het vaste jaarinkomen: • het jaarinkomen • 13e maand P P | Pensioengevende loonbestanddelen die geacht worden te behoren tot het vaste jaarinkomen: • het jaarinkomen • de toeslag voor ploegendienst • de feestdagvergoeding voor zover deze daadwerkelijk wordt genoten • de consignatievergoeding voor zover deze onderdeel uitmaakt van het vaste jaarinkomen als gevolg van een vaste, roostermatige consignatie • de aanvullingsregeling • de WAO-uitkering c.q. de WIA-uitkering (inclusief vakantie-uitkering) • de inkomensaanvulling ingevolge de compensatieregeling langdurige Arbeidsongeschiktheid rekening houdend met de vermindering van het inkomen ingeval het inkomen meer dan 100% bedraagt van het inkomen zoals geldend de dag voor aanvang van de Arbeidsongeschiktheid. In de periode waarin op grond van het bepaalde in artikel 42, lid 3 van de cao DSM NL Services B.V. sprake is van loondoorbetaling, is de pensioenbijdrage verschuldigd (en worden aanspraken opgebouwd) over die loonbestanddelen (zie bovenstaand) die bij het verrichten van de normale werkzaamheden zouden zijn genoten |
InnoSyn B.V. | Patheon N.V. |
Pensioengevende loonbestanddelen die geacht worden te behoren tot het vaste jaarinkomen: • Het salaris • De vakantietoeslag (let wel, die is in feite onderdeel van het jaarsalaris. Het jaarsalaris is verdeeld in 12.96 delen en in mei wordt naast het normale maandsalaris nog eens 0.96 maandsalaris uitgekeerd) • Nog bepalen of een eventuele WIA- uitkering onderdeel uitmaakt van de pensioengrondslag | Pensioengevende loonbestanddelen die geacht worden te behoren tot het vaste jaarinkomen: • Salaris • Vakantietoeslag • Salaristoeslag • Garantietoeslag • WAO/WIA-uitkering |
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 51
Patheon Biologics B.V. | Sitech Services B.V. |
Pensioengevende loonbestanddelen die geacht worden te behoren tot het vaste jaarinkomen: • Salaris • Vakantietoeslag • Salaristoeslag • Garantietoeslag • WAO/WIA-uitkering • Ploegentoeslag 13,5% • Vaste consignatietoeslag | Pensioengevende loonbestanddelen die geacht worden te behoren tot het vaste jaarinkomen voor de medewerkers op wie de CAO Sitech Services BV van toepassing is, • Het maandinkomen: de som van de volgende inkomensbestanddelen: o Het salaris (artikel 20 Salarisschalen) o De toeslag voor ploegendienst (artikel 28 Toeslag voor ploegendienst) o De toeslag voor blijvende plaatsing in de wachtdienst (artikel 31 Toeslag voor wachtdienst) o De toeslagen ingevolge de bijbetalingsregeling (bijlage 3 CAO) en garantietoeslag (bijlage 4 CAO) rekening houdend met de vermindering als bedoeld in artikel 45, lid 10 • De Jaaruitkering (artikel 24 Aanspraak op Jaaruitkering) • De feestdagvergoeding (artikel 29 Toeslag voor werken volgens dienstrooster op een feestdag) voor zover deze daadwerkelijk wordt genoten. • De WAO-uitkering c.q. de WIA- uitkering In de periode waarin op grond van het bepaalde in artikel 45 Arbeidsongeschiktheid lid 3 CAO Sitech Services BV sprake is van loondoorbetaling, is de pensioenbijdrage verschuldigd (en worden aanspraken opgebouwd) over die loonbestanddelen (zie bovenstaand) die bij het verrichten van de normale werkzaamheden zouden zijn genoten. Voor de executive medewerkers van Sitech Services BV wordt het loonbegrip voor de Pensioengrondslag gebaseerd op het maandinkomen zoals afgesproken in de individuele arbeidsovereenkomst. |
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 52
Synres B.V. | Vynova Beek B.V. |
Pensioengevende loonbestanddelen die geacht worden te behoren tot het vaste jaarinkomen: • het jaarinkomen • de toeslag voor ploegendienst • de feestdagvergoeding voor zover deze daadwerkelijk wordt genoten • de consignatievergoeding voor zover deze onderdeel uitmaakt van het vaste jaarinkomen als gevolg van een vaste, roostermatige consignatie • de aanvullingsregeling • de WAO-uitkering c.q. de WIA-uitkering (inclusief vakantie-uitkering) • de inkomensaanvulling ingevolge de compensatieregeling langdurige Arbeidsongeschiktheid rekening houdend met de vermindering van het inkomen ingeval het inkomen meer dan 100% bedraagt van het inkomen zoals geldend de dag voor aanvang van de Arbeidsongeschiktheid. In de periode waarin op grond van het bepaalde in artikel 42, lid 3 van de cao DSM NL Services B.V. sprake is van loondoorbetaling, is de pensioenbijdrage verschuldigd (en worden aanspraken opgebouwd) over die loonbestanddelen (zie bovenstaand) die bij het verrichten van de normale werkzaamheden zouden zijn genoten | Pensioengevende loonbestanddelen die geacht worden te behoren tot het vaste jaarinkomen: • het jaarinkomen • de toeslag voor ploegendienst • de feestdagvergoeding voor zover deze daadwerkelijk wordt genoten • de consignatievergoeding voor zover deze onderdeel uitmaakt van het vaste jaarinkomen als gevolg van een vaste, roostermatige consignatie • de aanvullingsregeling • de WAO-uitkering c.q. de WIA-uitkering (inclusief vakantie-uitkering) • de inkomensaanvulling ingevolge de compensatieregeling langdurige Arbeidsongeschiktheid rekening houdend met de vermindering van het inkomen ingeval het inkomen meer dan 100% bedraagt van het inkomen zoals geldend de dag voor aanvang van de Arbeidsongeschiktheid. In de periode waarin op grond van het bepaalde in artikel 42, lid 3 van de cao DSM NL Services B.V. sprake is van loondoorbetaling, is de pensioenbijdrage verschuldigd (en worden aanspraken opgebouwd) over die loonbestanddelen (zie bovenstaand) die bij het verrichten van de normale werkzaamheden zouden zijn genoten |
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 53
Uitvoeringsbepaling inzake variabel nettopensioenloon bij artikel 1
DSM NL Services B.V. | DSM Executive Services B.V. |
Pensioengevende loonbestanddelen die geacht worden te behoren tot het variabel pensioenloon: • Short term incentive (bonus) • MyChoice • Performance uitkering • Transitietoeslag • Vakantiedagen voor zover deze op verzoek van de Werknemer tot uitkering komen | Pensioengevende loonbestanddelen die geacht worden te behoren tot het variabel pensioenloon: • Short term incentive (2A(S)) |
Centrient Pharmaceuticals Netherlands B.V. | Aliancys Nederland B.V. |
Pensioengevende loonbestanddelen die geacht worden te behoren tot het variabel pensioenloon: • Variabele beloning • Short term cash incentive | Pensioengevende loonbestanddelen die geacht worden te behoren tot het variabel pensioenloon: • Short term incentive (bonus) • MyChoice • Transitietoeslag |
AnQore B.V. | Bioprocess Pilot Facility B.V. |
Pensioengevende loonbestanddelen die geacht worden te behoren tot het variabel pensioenloon: • Short term incentive (bonus) • MyChoice • Persoonlijke toeslag • Performance uitkering | Pensioengevende loonbestanddelen die geacht worden te behoren tot het variabel pensioenloon: [Geen variabele loonbestanddelen] |
Chemelot Campus B.V. | Chemelot Ventures Management B.V. |
Pensioengevende loonbestanddelen die geacht worden te behoren tot het variabel pensioenloon: • Short term incentive (bonus) • Transitietoeslag Index • Transitietoeslag Nominaal | Pensioengevende loonbestanddelen die geacht worden te behoren tot het variabel pensioenloon: • Short term incentive (bonus) |
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 54
Stichting Chemelot InSciTe | Euroresins Benelux B.V. |
Pensioengevende loonbestanddelen die geacht worden te behoren tot het variabel pensioenloon: [Geen variabele loonbestanddelen] | Pensioengevende loonbestanddelen die geacht worden te behoren tot het variabel pensioenloon: • MyChoice |
Fibrant B.V. | InnoSyn B.V. |
Pensioengevende loonbestanddelen die geacht worden te behoren tot het variabel pensioenloon: • Targetbeloning • Targetbeloning 2 • MyChoice • Persoonlijke toeslag Performance uitkering | Pensioengevende loonbestanddelen die geacht worden te behoren tot het variabel pensioenloon: • Performance uitkering • Transitievergoeding |
Patheon Biologics B.V. | Patheon B.V. |
Pensioengevende loonbestanddelen die geacht worden te behoren tot het variabel pensioenloon: [Geen variabele loonbestanddelen] | Pensioengevende loonbestanddelen die geacht worden te behoren tot het variabel pensioenloon: [Geen variabele loonbestanddelen] |
Sitech Services B.V. | Synres B.V. |
Pensioengevende loonbestanddelen die geacht worden te behoren tot het variabel pensioenloon: • Short term incentive (bonus) • Resultaatbonus • Resultaatbeloning (RAU) | Pensioengevende loonbestanddelen die geacht worden te behoren tot het variabel pensioenloon: • MyChoice |
Vynova Beek B.V. |
Pensioengevende loonbestanddelen die geacht worden te behoren tot het variabel pensioenloon: • Resultaatbeloning |
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 55
Risicopremie risico nettopartnerpensioen
De hoogte van de risicopremie voor het stabiel risico netto-partnerpensioen zoals bedoeld in artikel 4.5 als percentage van het Vast Nettopensioenloon.
Leeftijd Partner | |||||||||||
20 tot en met 24 | 25 tot en met 29 | 30 tot en met 34 | 35 tot en met 39 | 40 tot en met 44 | 45 tot en met 49 | 50 tot en met 54 | 55 tot en met 59 | 60 tot en met 64 | 65 tot en met 66 | ||
20 tot en met 24 | 0,27% | 0,26% | 0,24% | 0,23% | 0,21% | 0,19% | 0,17% | 0,15% | 0,13% | 0,12% | |
25 tot en met 29 | 0,28% | 0,27% | 0,25% | 0,24% | 0,22% | 0,20% | 0,18% | 0,16% | 0,14% | 0,12% | |
Leeftijd Deelnemer | 30 tot en met 34 | 0,31% | 0,30% | 0,28% | 0,27% | 0,25% | 0,23% | 0,20% | 0,18% | 0,15% | 0,13% |
35 tot en met 39 | 0,37% | 0,35% | 0,33% | 0,31% | 0,29% | 0,27% | 0,24% | 0,21% | 0,18% | 0,16% | |
40 tot en met 44 | 0,50% | 0,48% | 0,45% | 0,42% | 0,39% | 0,36% | 0,32% | 0,28% | 0,24% | 0,22% | |
45 tot en met 49 | 0,72% | 0,69% | 0,65% | 0,61% | 0,56% | 0,52% | 0,46% | 0,41% | 0,35% | 0,31% | |
50 tot en met 54 | 0,94% | 0,90% | 0,85% | 0,80% | 0,74% | 0,68% | 0,61% | 0,54% | 0,46% | 0,41% | |
55 tot en met 59 | 1,08% | 1,03% | 0,98% | 0,92% | 0,85% | 0,78% | 0,70% | 0,61% | 0,53% | 0,46% | |
60 tot en met 64 | 0,86% | 0,82% | 0,78% | 0,73% | 0,67% | 0,62% | 0,55% | 0,49% | 0,42% | 0,37% | |
65 tot en met 66 | 0,27% | 0,26% | 0,25% | 0,23% | 0,21% | 0,20% | 0,18% | 0,16% | 0,13% | 0,12% |
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 56
De grondslagen die worden gehanteerd voor het bepalen van de aanwendingstarieven zoals bedoeld in de artikelen 9, 13 en 16 zijn opgenomen in onderstaande tabel.
Grondslagsoort | Omschrijving |
Sterfte | Prognosetafel AG 2018 met PDN ervaring 2018 en aanvullende correctiefactor van 94% |
Gehuwdheid | Gehuwdheidsfrequenties 1985-1990 zoals gepubliceerd door het Actuarieel Genootschap; 100% gehuwdheid op pensioenleeftijd; na pensioendatum op basis van bepaalde partnersysteem |
Leeftijdsverschil | De vrouwelijke partner/verzekerde wordt verondersteld drie jaar jonger te zijn dan de mannelijke verzekerde/partner |
Sekseneutraliteit | Gebaseerd op de verhouding van de voorziening man / vrouw voor niet pensioengerechtigden in de nettopensioenregeling (NPR) |
Excassokosten | 2,0% |
Rente | DNB-rentetermijnstructuur per kwartaaleinde voorafgaand aan de inkoop |
Solvabiliteitsopslag | Geen solvabiliteitsopslag voor variabel nettopensioen zoals bedoeld in artikel 13 Opslag volgens dekkingsgraad per kwartaal einde voorafgaand aan de inkoop geminimaliseerd op de minimaal vereiste dekkingsgraad voor stabiel nettopensioen zoals bedoeld in de artikelen 9 en 16 |
De grondslagen kunnen middels een bestuursbesluit op ieder moment worden aangepast.
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 57
XXxxxxxx xxx xxxxx-partnerpensioen in netto-ouderdomspensioen (artikel 9.4 onder a) & artikel 13.4 onder a))
Het netto-partnerpensioen kan op de ingangsdatum van het pensioen geruild worden voor extra netto-ouderdomspensioen. Per € 100 netto-partnerpensioen wordt een netto- ouderdomspensioen (OP) verkregen ter hoogte van de vermelde factor.
Leeftijd | OP |
55 | 21,53 |
56 | 22,36 |
57 | 23,23 |
58 | 24,12 |
59 | 25,05 |
60 | 26,00 |
61 | 26,99 |
62 | 28,00 |
63 | 29,05 |
64 | 30,13 |
65 | 31,24 |
66 | 32,38 |
67 | 33,55 |
68 | 34,83 |
69 | 36,15 |
70 | 37,53 |
71 | 38,96 |
72 | 40,44 |
UHoog-laag (artikel 9.4 onder b)
De nettopensioenregeling kent een keuzemogelijkheid voor variatie in uitkeringshoogte van het levenslange ouderdomspensioen. De periode van uitkering wordt in tweeën gesplitst. De hoogte van de uitkering in de eerste periode (waarvan de duur vastligt) is verschillend van de hoogte van de uitkering in de tweede, direct aansluitende, levenslange periode. Bij de berekening gaat het Fonds uit van de fondsgrondslagen, zoals opgenomen in BIJLAGE 5 met uitzondering van de Rente. Voor deze berekening hanteert het Fonds de DNB- rentetermijnstructuur 30 september van het voorafgaande jaar.
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 0000-000000 00
Contact
Bij vragen over je pensioen kun je terecht op de website: xxx.xxxxxxxxxxx.xx
of bij onze Pension Desk: tel. 045 - 0000000
| Nettopensioenreglement Pensioenfonds DSM Nederland | uitgave 1-1-2020 | kenmerk 2020-000016 59