Contract
C-219
Green Deal Voedselbossen
Partijen:
Rijksoverheid
1. De Minister van Economische Zaken en Klimaat, de xxxx Xxxx Xxxxxx, hierna te noemen: EZK;
2. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, xxxxxxx X. xxx Xxxxxxxxx;
3. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, xxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxx, hierna te noemen: LNV;
Partijen 1, 2 en 3 ieder handelend in hun hoedanigheid van bestuursorgaan, hierna samen te noemen: Rijksoverheid.
Provincies
4. Provincie Limburg, te dezen vertegenwoordigd door de heer H.J.H. Mackus;
5. Provincie Flevoland, te dezen vertegenwoordigd door de xxxx X. Xxxxxx; Partijen 4 en 5 hierna samen te noemen: Provincies.
Faciliterende Partijen
6. Stichting Voedselbosbouw Nederland, te dezen vertegenwoordigd door de heer X. xx Xxxxx;
7. Stichting Voedselbossen Noord Nederland, te dezen vertegenwoordigd door mevrouw A. Limareva;
8. Stichting Both ENDS, te dezen vertegenwoordigd door xxxxxxx X. Xxxxxx;
9. Stichting The Tipping Point, te dezen vertegenwoordigd door de xxxx X. xxx xx Xxxx
10. Natuur- en Milieu Federaties Nederland, te dezen vertegenwoordigd door mevrouw X. xxx xx Xxx; Partijen 6 tot en met 10 hierna samen te noemen: Faciliterende Partijen.
Onderzoekspartijen
11. Staatsbosbeheer, te dezen vertegenwoordigd door de xxxx X. Xxxxxxx;
12. Waterschap Limburg, te dezen vertegenwoordigd door de heer X. X.X.X. xxx xxx Xxxxxx;
13. Waterschap De Dommel, te dezen vertegenwoordigd door de heer J.L.J. Xxxxxxxx;
14. Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW), te deze vertegenwoordigd door mevrouw X. X.X. Vet, hierna te noemen: NIOO;
15. Wageningen University, ( instituut Environmental Research), te dezen vertegenwoordigd door de heer X.X. xx Xxx;
16. Stichting Xxxxx Xxxx Instituut, te dezen vertegenwoordigd door de heer X.X. Erisman;
17. Stichting Van Hall Larenstein, te dezen vertegenwoordigd door X.X.X. xxx Xxxxxx; Partijen 11 tot en met 17 hierna samen te noemen: Onderzoekspartijen.
Koplopers
18. Boerenbedrijf Ketelbroek, te dezen vertegenwoordigd door de xxxx X. xxx Xxx;
19. Landgoed Welna B.V., te dezen vertegenwoordigd door X. Xxxxxx;
20. Stichting Roggebotstaete Landgoed, te dezen vertegenwoordigd door xxxxxxx X. xx Xxxxxx;
21. Landgoed Bleijendijk V.O.F., te dezen vertegenwoordigd door de heer K.J. Kooistra; Partijen 18 tot en met 21, hierna samen te noemen: Xxxxxxxxx.
Hierna samen te noemen: Partijen.
Algemene overwegingen
1. Om onze welvaart ook voor toekomstige generaties te behouden is het nodig om het concurrentie- vermogen van onze economie te versterken en tegelijkertijd de belasting van het milieu en de afhankelijkheid van fossiele energie en schaarse grondstoffen te verminderen en als zodanig groene groei te realiseren.
2. Creativiteit, ondernemerschap en innovatie zijn essentieel om deze omslag naar groene groei mogelijk te maken. Bedrijven, burgers en maatschappelijke organisaties nemen volop concrete initiatieven voor vergroening van economie en samenleving. Met de Green Deal Aanpak wil het kabinet deze dynamiek in de samenleving op groene groei ook als uiting van de energieke samenleving optimaal benutten.
3. Green Deals bieden bedrijven, burgers en organisaties een laagdrempelige mogelijkheid om samen met de overheid te werken aan groene groei. Initiatieven uit de samenleving staan daarbij aan de basis. Daar waar deze tegen belemmeringen aanlopen die volgens initiatiefnemers kunnen worden aangepakt op rijksniveau, wil het kabinet zich inzetten deze weg te nemen of op te lossen om zo deze initiatieven te faciliteren en te versnellen. In een Green Deal leggen partijen hierover concrete afspraken schriftelijk vast.
4. De resultaten van een Green Deal kunnen gebruikt worden bij andere, vergelijkbare projecten, waardoor er navolging kan plaatsvinden en de reikwijdte van een Green Deal kan worden vergroot zonder dat daar specifieke ondersteuning vanuit de Rijksoverheid tegenover staat.
Specifieke overwegingen
Nieuw licht op scheiding natuur versus landbouw
In de afgelopen eeuwen zijn de werkdomeinen van wat in Nederland benoemd wordt als ‘natuur’ versus ‘landbouw’ steeds scherper van elkaar afgebakend; op basis daarvan worden ook de fysieke terreinen die voor beide zijn bestemd zeer verschillend beschouwd en behandeld. ‘Ecologie’ en ‘economie’ gelden in het huidige stelsel van technisch-industriële productie zelfs als elkaars antagonisten, waarin winst op het ene vlak direct samenhangt met verlies op het andere, en het beheer van meer ‘natuurlijke’ systemen per definitie extensiever is. Vanuit het veld dient zich echter het fenomeen van voedselbossen aan, waarbij ook internationaal opvallend bemoedigende documentatie én ervaringspraktijk beschikbaar komt.
Voedselbossen
Voedselbossen kennen in vooral tropische delen van de wereld een respectabele geschiedenis als duurzaam productieve agro-ecosystemen. Zij omvatten een overwegend aandeel van botanische soorten die voedsel voor mensen opleveren, en daarnaast soorten met (ook) andere gebruiksfuncties, ten behoeve van de mens of van de interne gezondheid en productiviteit van het hele systeem.
Voedselbossen vormen bij uitstek een voorbeeld van intensieve agro-ecosystemen waarbij economie en ecologie samengaan. Rendement komt direct voort uit de biologische functionaliteit en coherentie van het natuurlijk kapitaal. Voedselbossen zijn zodanig te ontwerpen dat zij zich vanaf de aanlegfase, en met snel afnemende extra inputs, volgens een successie ontwikkelen. Deze kan in principe een levensduur van honderden jaren omvatten. Eigentijdse voedselbossen zijn bij uitstek te ontwikkelen als multifunctionele systemen, waarin de productie van voedsel zich laat combineren met meerwaarden in domeinen zoals educatie en recreatie. Net als natuurlijke bossen vervullen zij bovendien ecosysteemdiensten voor hun wijdere omgeving. Invasieve exoten maken geen deel uit van voedselbossen. Het beheer van gedomesticeerde dieren, en met van name grazend vee, laat zich slechts onder zodanige voorwaarden combineren met dat van een voedselbos, dat deze vorm van dierhouderij het voortbestaan van het bos als geheel niet bedreigt, maar ondersteunt.
Multifunctionaliteit en meerwaarde
De winstpunten van de voedselbosbouw laten zich als volgt samenvatten:
- productie van een hoge diversiteit aan hoogwaardige voedselproducten, mogelijk jaarrond, tegen jaarlijks afnemende kosten;
- habitat voor een hoge biodiversiteit aan soorten planten, dieren en micro-organismen, waaronder met name bijen en andere bestuivende insecten;
- klimaatmitigatie door permanente opbouw van organische bodemkoolstof vanuit atmosferische CO2;
- klimaatadaptie door vergroting watercapaciteit van de bodem en directe en indirecte buffering van klimaatextremen;
- opbouw van bodemvruchtbaarheid door permanente teelt en voeding voor het bodemleven;
- gedifferentieerd aanbod van voedselproducten als basis voor regionale verwerking en vermarkting;
- mogelijkheden voor collectief beheer door lokale gemeenschappen incl. sociale, educatieve en economische meerwaarden;
- aanbod van locaties voor scholing, training en bewustwording aan uiteenlopende doelgroepen over natuur, landschap, voedsel, gezondheid etc.;
- aanbod van locaties voor recreatief medegebruik.
Verkenning met en door Koplopers
Gezien deze meerwaarde is er vanuit innovatieve professionele spelers de gezamenlijke ambitie om het Nederlandse areaal aan voedselbossen structureel uit te breiden en daarmee de bestaande categorische scheiding tussen natuur en landbouw op juridisch, ecologisch en sociaal-economisch vlak te slechten. Met de concrete initiatieven van de Koplopers worden vanuit hun praktijk reeds een aantal knelpunten zichtbaar die vragen om oplossingen. Zodoende brengt deze Green Deal publieke en private partners bij elkaar om de mogelijkheden tot oplossingen te verkennen, als onmisbare stap in de ontwikkeling van randvoorwaarden en infrastructuur voor de voedselbosbouw.
Het traject van deze Green Deal vormt tegelijkertijd een kapstok voor de opbouw van een netwerk van relevante partners dat de huidige Koplopers proactief verbindt en versterkt, en mogelijkheden biedt om hun expertise te delen en uit te blijven bouwen. Deze Green Deal staat uitdrukkelijk open voor andere, vergelijkbare initiatieven.
Partijen komen het volgende overeen:
1. Doelen en definities
Artikel 1: Doelen van de Green Deal Voedselbossen
Deze Green Deal heeft als hoofddoel om vanuit de samenwerking tussen Partijen het areaal voedselbossen te helpen vergroten. Hiervoor is het nodig om de volgende doelen te realiseren:
- het inventariseren, analyseren en waar mogelijk oplossen van knelpunten in beleid, wet- en regelgeving;
- het bundelen van bestaand onderzoek en formuleren van een onderzoeksagenda:
Het veronderstelde potentieel aan maatschappelijke en economische waarden van voedselbossen vraagt om een degelijke wetenschappelijke onderbouwing. Bestaande en nieuwe kennis kan dan blijven dienen als basis voor een verantwoorde ontwikkeling van voedselbossen op verschillende schaalniveaus en in verschillende situaties. Hiervoor is het nodig een onderzoeksagenda op stellen die een bundeling van bestaande onderzoeksresultaten en een voorstel voor nieuw onderzoek omvat.
Onderwerpen voor een dergelijke onderzoekagenda zijn onder meer:
- biotische aspecten (o.a. biodiversiteit, bodemleven, ecologische functionaliteit)
- abiotische aspecten (o.a. bodem, water, microklimaat)
- gezondheid, zorg en sociaalmaatschappelijke waarde
- bedrijfsvoering en verdienmodellen
- governance
- community building
- het ontwikkelen van een kennisstructuur:
Om de maximale uitwisseling van praktijkkennis over voedselbossen te bevorderen is een professionele kennisstructuur nodig. Hiermee kan bestaande en toekomstige kennis toegankelijk, deelbaar en toepasbaar worden gemaakt voor de Partijen, en vooral ook voor anderen in de samenleving die belang stellen in deze innovatieve vorm van grondgebruik. Primair krijgt zo’n kennisstructuur de vorm van een online platform, waarop Partijen actief kennis kunnen uitwisselen en ontwikkelen, ter ondersteuning van de interactie tussen praktijk, onderwijs, onderzoek en beleid.
- het opbouwen van communicatielijnen voor interactie met belangstellenden in de samenleving.
Artikel 2: Definitie voedselbos
Voor Nederland vormen voedselbossen een betrekkelijk nieuw fenomeen, dat vraagt om nadere afbakening; hiertoe leent zich met name de typologie die de University of Missouri heeft ontwikkeld voor verschillende vormen van agroforestry. Agroforestry is zelf een brede categorie van landgebruikssystemen waarin meerjarige houtige gewassen (bomen en struiken) bewust worden gecombineerd met (éénjarige) landbouwgewassen en/of -dieren, in ruimte of tijd, dan wel in beide. Hieronder worden op grond van hun ruimtelijke structuur onderscheiden:
A. rijenteelt (alley cropping); rijen bomen in een akker;
B. bosweides (silvopasture); grazend vee op gronden waarop ook bomen groeien;
C. oeverstroken (riparian zones); lijnvormige beplantingen langs terrassen en watergangen;
D. voedselbossen (food forests); hoogdiverse ecosystemen met de gelaagde structuur en diverse functies van een natuurlijk bos.
Voor Partijen in het kader van deze Green Deal laat een specifiek ecosysteem zich als voedselbos kwalificeren op basis van de volgende kenmerken:
- een door mensen ontworpen productief ecosysteem naar het voorbeeld van een natuurlijk bos, met een hoge diversiteit aan meerjarige en/of houtige soorten, waarvan delen (vruchten, zaden, bladeren, stengels ed.) voor de mens als voedsel dienen;
- aanwezigheid van een kruinlaag van hogere bomen;
- aanwezigheid van minimaal 3 van de andere niches of vegetatielagen van resp. lagere bomen, struiken, kruiden, bodembedekkers, ondergrondse gewassen en klimplanten;
- aanwezigheid van een rijk bosbodemleven;
- een robuuste omvang, d.w.z. een oppervlakte van minimaal 0,5 hectare in een ecologisch rijke omgeving; in een ernstig verarmde omgeving is een minimale oppervlakte tot 20 hectare vereist.
2. Inzet en acties
Artikel 3: Inzet en acties alle Partijen
Partijen zullen vanuit een positieve grondhouding gebaseerd op wederzijds vertrouwen van alle betrokkenen, ieder voor zich en gezamenlijk en gelet op ieders rol en verantwoordelijkheden, zich maximaal inspannen om het beschreven doel van deze Green Deal te realiseren volgens de hierna beschreven inzet en acties.
De Koplopers zullen het vertrekpunt zijn voor een knelpuntenanalyse en de toetssteen van mogelijke oplossingen. Hun projecten zijn voor Partijen praktijkvoorbeelden voor het ontwikkelen van voedselbossen.
Artikel 4: Inzet en acties LNV
LNV spant zich in om de ontwikkeling van voedselbossen te ondersteunen, zoals door het verkennen van de mogelijkheden om:
1. oplossingen te zoeken voor de thans ervaren administratieve lasten in het kader van de door Rijksdienst voor Ondernemend Nederland uitgevoerde gecombineerde opgave, en voor het risico op economische afwaardering van landbouwgrondwaarde naar bosgrondwaarde, bij de uitvoering van de betalingsrechten.
2. de ontwikkeling van voedselbossen mee te nemen in het beleid voor natuurinclusieve landbouw.
Artikel 5: Inzet en acties Provincies
1. De Provincies hebben een regierol in de ruimtelijke ordening en zijn verantwoordelijk voor het natuurbeleid. Zij spannen zich in om de ontwikkeling van voedselbossen te ondersteunen, onder meer door het verkennen van de mogelijkheden om:
a. vrijstelling te verlenen dan wel vooraf ontheffing van herplantingsverplichting, zoals bedoeld in art 4.5.1. van de Wet natuurbescherming met inachtneming van de daarvoor geldende vereisten en procedures. De Provincies overwegen om een vrijstelling van de herplantverplichting mogelijk te maken voor voedselbossen die – als vorm van (natuurinclusieve) landbouw – op landbouwgrond worden aangelegd. Voor bestaande bossen die tot voedselbos worden omgevormd of voedselbossen met een natuurbestemming blijft het geldende regime van kracht. Ook daarbinnen verkennen de Provincies de mogelijkheid om een ontheffing te verlenen;
b. het provinciaal natuurnetwerk op basis van (bijstelling van) het Natuurbeheerplan mede in te vullen door middel van voedselbossen, indien daarbij voldaan wordt aan de reeds geldende ecologische randvoorwaarden;
c. provinciale subsidieregelingen voor bijvoorbeeld innovatie, plattelandsontwikkeling en duurzaamheid ook voor het stimuleren van de ontwikkeling van voedselbossen open kunnen worden gesteld. Daarbij kan gekeken worden naar financiering van de transitie naar deze vorm van landgebruik, van impulsen voor regionale vermarkting, van kennisontwikkeling, beloning voor ecosysteemdiensten, en monitoring.
2. De Provincies stellen hiertoe na ondertekening van deze Green Deal in overleg met de andere Partijen een plan van aanpak op, waarin het traject van de verkenning is beschreven, evenals de wijze waarop de bevindingen zullen leiden tot eventuele vervolgstappen t.a.v. de provinciale ondersteuning voor voedselbossen.
Artikel 6: Inzet en acties Staatsbosbeheer
De inzet van Staatsbosbeheer richt zich, middels haar pilots Houtrak en Eemvallei Zuid, specifiek op het ontwikkelen en delen van praktische kennis en ervaring met betrekking tot realisatie en beheer van voedselbossen, het verkennen en toepassen van formele en praktische vormen van samenwerking met derden bij de realisatie en beheer van voedselbossen en het opstellen van intern beleid en gedragsregels met als doel een impuls te geven aan de realisatie van voedselbossen binnen gebieden van Staatsbosbeheer.
Artikel 7: Inzet en acties ten behoeve van onderzoek
1. De opstelling van een onderzoeksagenda zal tot stand komen door samenwerking tussen:
- de Onderzoekspartijen;
- de Koplopers:
- andere relevante organisaties, partners en individuen die gemotiveerd zijn om zich bij de samenwerking aan te sluiten en een bijdrage te leveren.
2. In de onderzoeksagenda komt onder meer het volgende aan bod:
- beschikbaar onderzoek en literatuur uit wetenschappelijke, vakmatige en populaire hoek in binnen- en buitenland;
- beeld en cijfers van bestaande en nieuwe voedselbosinitiatieven;
- hiaten in bestaande documentatie en behoeften aan nieuw en aanvullend onderzoek;
- mogelijkheden en strategieën voor financiering.
De onderzoeksagenda en eventueel daaropvolgende resultaten worden publiekelijk gedeeld.
3. De onderzoeksagenda richt zich mede richten op actieve deelname vanuit de onderwijssector. Vormen van praktijkonderzoek die hierbij passen zijn onder meer:
- bedrijfsmatig en landschappelijk ontwerp als proefneming op één of meerdere nieuwe voedselboslocaties;
- nadere uitwerking van toepassingen in de grotere regio. Hierbij valt te denken aan de ontwikkeling van voedselbossen als innovatie binnen ruimtelijke ordening en regionale voedselsystemen.
4. De waterschappen die Partij zijn bij deze Green Deal zullen zich specifiek richten op kennisontwikkeling rond de functionele impact van voedselbossen op de robuustheid van het bodem- watersysteem t.o.v. de klimaatverandering, mede door inzet van eigen grond, kennis en onderzoek.
5. De Onderzoekspartijen stellen na ondertekening van deze Green Deal een plan van aanpak op voor de realisatie van de onderzoeksagenda zoals gesteld in artikel 7, tweede lid.
Artikel 8: Inzet en acties ten behoeve van een kennisstructuur
1. De te ontsluiten kennis over voedselbossen omvat:
- toepassingskennis over beleid, wet- en regelgeving van overheden;
- praktijkkennis vanuit Koplopers. Deze kennis bestrijkt allereerst fysieke parameters als ecologische functionaliteit, productiviteit en de economische weerslag daarvan. Daarnaast omvatten projecten van de Koplopers ook een spectrum aan sociaal-maatschappelijke functies van voedselbossen, zoals scholing, gezondheid, werkgelegenheid, zorg en recreatie. De Koplopers ontwikkelen daarmee nieuwe praktijkkennis die op veel andere plekken van waarde is.
2. Ontwikkeling en inhoudelijke invulling van deze kennisstructuur zijn een gezamenlijke taak van Faciliterende Partijen, Koplopers en eventuele andere, nog te vinden maatschappelijke partners.
3. De Faciliterende partijen en Koplopers stellen na ondertekening van deze Green Deal een plan van aanpak op voor de realisatie van het gestelde in het eerste en tweede lid van dit artikel.
Artikel 9: Inzet en acties t.b.v. communicatie
Stichting The Tipping Point stelt na ondertekening van deze Green Deal een plan van aanpak op voor de realisatie van een communicatieplan waarmee de bewustwording voor voedselbossen wordt vergroot en onderzoekt de mogelijkheden tot financiering ervan.
Artikel 10: Coördinatie en bewaking van inzet en acties
1. Na ondertekening van deze Green Deal stellen Partijen een werkgroep Voedselbossen samen, die is belast met de coördinatie en bewaking van de inzet en acties van Partijen binnen deze Green Deal.
2. Aan de werkgroep neemt ten minste één vertegenwoordiger deel vanuit:
a) de Rijksoverheid;
b) de Provincies;
c) Staatsbosbeheer;
d) Onderzoekspartijen;
e) Faciliterende Partijen;
e) Koplopers.
3. De werkgroep komt binnen 6 maanden na ondertekening ten minste één keer bij elkaar en daarna één keer in de vier maanden. De leden daarvan zorgen bij toerbeurt voor een vergaderruimte.
4. De werkgroep stelt jaarlijks een voortgangsrapportage op, waarin verslag van de inzet en acties wordt gedaan.
5. De werkgroep organiseert jaarlijks een strategisch beraad, waarin ze evalueert in hoeverre de uitvoering van deze Green Deal bijdraagt aan het in artikel 1 gestelde hoofddoel.
3. Slotbepalingen
Artikel 11: Uitvoering in overeenstemming met het Unierecht
De afspraken van deze Green Deal zullen in overeenstemming met het recht van de Europese Unie worden uitgevoerd, in het bijzonder voor zover de afspraken vallen onder de werking van de Europese regels met betrekking tot aanbesteding, mededinging, staatssteun en technische normen en voorschriften.
Artikel 12: Wijzigingen
1. Elke Partij kan de andere Partijen schriftelijk verzoeken de Green Deal te wijzigen. De wijziging behoeft de schriftelijke instemming van alle Partijen.
2. Partijen treden in overleg binnen zes weken nadat een Partij de wens daartoe aan de andere Partijen schriftelijk heeft medegedeeld.
3. De wijziging en de verklaringen tot instemming worden in afschrift als bijlagen aan de Green Deal gehecht.
Artikel 13: Toetreding van nieuwe partijen
1. Er kunnen nieuwe partijen toetreden tot deze Green Deal.
2. Een nieuwe partij maakt haar verzoek tot toetreding schriftelijk bekend aan Stichting Voedselbosbouw Nederland. Zodra alle Partijen schriftelijk hebben ingestemd met het verzoek tot toetreding, ontvangt de toetredende partij de status van Partij van de Green Deal en gelden voor die Partij de voor haar uit de Green Deal voortvloeiende rechten en verplichtingen.
3. Het verzoek tot toetreding en de verklaring tot instemming worden als bijlage aan de Green Deal gehecht.
Artikel 14: Opzegging
Elke Partij kan deze Green Deal gemotiveerd en niet nadat overleg met de overige Partijen heeft plaatsgevonden, schriftelijk opzeggen. Opzegging dient te gebeuren vóór 1 oktober van het lopende kalenderjaar en kan worden geëffectueerd per 1 januari van het volgende kalenderjaar. Opzegging kan terstond plaatsvinden, indien sprake is van strijd met het bepaalde in artikel 11 (uitvoering in overeenstemming met het Unierecht).
Artikel 15: Nakoming
Partijen komen overeen dat de nakoming van de afspraken van deze Green Deal niet in rechte afdwingbaar is.
Artikel 16: Citeertitel
Deze Green Deal kan worden aangehaald als Green Deal Voedselbossen.
Artikel 17: Inwerkingtreding
1. Deze Green Deal treedt in werking met ingang van de dag na ondertekening door alle Partijen en heeft een looptijd van 4 jaar, vanaf de datum van ondertekening
2. Partijen nemen de uitvoering van de in deze Green Deal genoemde afspraken zo snel mogelijk na inwerkingtreding ter hand.
Artikel 18: Openbaarmaking
Deze Green Deal zal samen met andere afgesloten Green Deals openbaar worden gemaakt, onder andere in de Staatscourant, waardoor anderen kennis kunnen nemen van de gesloten Green Deals, zodat navolging hiervan kan worden bevorderd.
Aldus overeengekomen en in 2-voud ondertekend,
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
..............................................................................................................................
de xxxx Xxxx Xxxxxx, hierna te noemen: EZK
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
..............................................................................................................................
xxxxxxx X. xxx Xxxxxxxxx
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
..............................................................................................................................
xxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxx, hierna te noemen: LNV
Provincie Limburg,
..............................................................................................................................
te dezen vertegenwoordigd door de heer H.J.H. Mackus
Provincie Flevoland,
..............................................................................................................................
te dezen vertegenwoordigd door de xxxx X. Xxxxxx
Stichting Voedselbosbouw Nederland,
..............................................................................................................................
te dezen vertegenwoordigd door de heer X. xx Xxxxx
Stichting Voedselbossen Noord Nederland,
..............................................................................................................................
te dezen vertegenwoordigd door mevrouw A. Limareva
Stichting Both ENDS,
..............................................................................................................................
te dezen vertegenwoordigd door xxxxxxx X. Xxxxxx
Stichting The Tipping Point,
..............................................................................................................................
te dezen vertegenwoordigd door de xxxx X. xxx xx Xxxx
Natuur- en Milieu Federaties Nederland,
..............................................................................................................................
te dezen vertegenwoordigd door mevrouw X. xxx xx Xxx
Staatsbosbeheer,
..............................................................................................................................
te dezen vertegenwoordigd door de xxxx X. Xxxxxxx
Waterschap Limburg,
..............................................................................................................................
te dezen vertegenwoordigd door de heer X. X.X.X. xxx xxx Xxxxxx
Waterschap De Dommel,
..............................................................................................................................
te dezen vertegenwoordigd door de heer J.L.J. Hendriks
Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW),
..............................................................................................................................
te deze vertegenwoordigd door mevrouw X. X.X. Vet, hierna te noemen: NIOO
Wageningen University, ( instituut Environmental Research),
..............................................................................................................................
te dezen vertegenwoordigd door de heer X.X. xx Xxx
Stichting Xxxxx Xxxx Instituut,
..............................................................................................................................
te dezen vertegenwoordigd door de heer J.W. Erisman
Stichting Van Hall Larenstein,
..............................................................................................................................
te dezen vertegenwoordigd door X.X.X. xxx Xxxxxx
Boerenbedrijf Ketelbroek,
..............................................................................................................................
te dezen vertegenwoordigd door de xxxx X. xxx Xxx
Landgoed Welna B.V.,
..............................................................................................................................
te dezen vertegenwoordigd door X. Xxxxxx
Stichting Roggebotstaete Landgoed,
..............................................................................................................................
te dezen vertegenwoordigd door xxxxxxx X. xx Xxxxxx
Landgoed Bleijendijk V.O.F.,
..............................................................................................................................
te dezen vertegenwoordigd door de heer K.J. Kooistra