Contract
Bijlage 4 bij besluit CPP2003-1500M Modelpensioenovereenkomst Belastingdienst Digra, eigen beheer, middelloon, 65 jaar Versie 5 december 2002
Kenmerk 02-102
Pensioenovereenkomst voor Digra met pensioen in eigen beheer
De ondergetekenden:
1. ............... (naam) BV, fiscaal nummer ..........................., gevestigd te ......................
(vestigingsplaats), hierna te noemen "werkgever", hierbij vertegenwoordigd door haar bestuurder, de heer/mevrouw (naam);
en
2. de heer/mevrouw .......................(naam), SoFinummer ..................., geboren in ................
(geboorteplaats), op .. ............... 19..(geboortedatum), wonende te (woonplaats),
hierna te noemen "werknemer",
verklaren dat zij, in aanvulling op de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst, onder de hierna genoemde voorwaarden een pensioenovereenkomst hebben gesloten.
Artikel 1 Definities
a. Pensioendatum: de eerste dag van de maand waarin werknemer de 65-jarige leeftijd bereikt (1
............... ....) (datum).
b. Partner:
- de persoon waarmee werknemer is gehuwd (echtgenoot);
- de persoon waarmee werknemer een geregistreerd partnerschap als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek heeft gesloten (geregistreerde partner);
- de ongehuwde persoon, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de eerste graad, met wie werknemer duurzaam een gezamenlijke huishouding voert.
c. Kind: het eigen kind of pleegkind van werknemer dat de leeftijd van 30 jaar nog niet heeft bereikt.
d. WAZ: Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen.
e. Franchise: 100/70 van de uitkeringen voor een ongehuwde persoon als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, en vijfde lid, onderdeel a, van de Algemene Ouderdomswet, vermeerderd met de vakantie-uitkering.
f. AOW: Algemene ouderdomswet.
g. ANW: Algemene nabestaandenwet.
h. PSW: Pensioen- en spaarfondsenwet.
i. Wet LB: Wet op de loonbelasting 1964.
j. UBLB: Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965.
Artikel 2 Pensioenaanspraken
a. Ouderdomspensioen
Werknemer heeft aanspraak op een levenslang ouderdomspensioen dat ingaat op pensioendatum.
b. Nabestaandenpensioen
Werknemer heeft ten behoeve van zijn partner aanspraak op een nabestaandenpensioen dat ingaat direct na het overlijden van werknemer. Er bestaat slechts aanspraak op nabestaandenpensioen indien er tijdens de dienstbetrekking met werkgever daadwerkelijk een persoon is die voldoet aan de in artikel 1, onderdeel b, opgenomen omschrijving van een partner.
Het nabestaandenpensioen wordt uitgekeerd tot de datum van overlijden van de partner.
c. Wezenpensioen
Werknemer heeft ten behoeve van ieder van zijn kinderen aanspraak op een wezenpensioen dat ingaat direct na het overlijden van werknemer. Er bestaat slechts aanspraak op wezenpensioen voor tijdens de dienstbetrekking met werkgever daadwerkelijk aanwezige kinderen die voldoen aan de in artikel 1, onderdeel c, opgenomen omschrijving van een kind.
Het wezenpensioen eindigt op de 30ste verjaardag van het kind of bij eerder overlijden van het kind.
d. Nabestaandenoverbruggingspensioen
Werknemer heeft ten xxxxxxx van zijn partner aanspraak op een nabestaandenoverbruggingspensioen dat ingaat direct na het overlijden van werknemer en dat eindigt in de maand voorafgaand aan de maand waarin de partner de 65-jarige leeftijd bereikt of bij eerder overlijden van de partner.
e. Voortgezette pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid
Over een periode van arbeidsongeschiktheid wordt de pensioenopbouw voortgezet, mits werknemer in die periode een inkomensvervangende, loongerelateerde uitkering ontvangt. Voor de mate van arbeidsongeschiktheid wordt aangesloten bij het voor de WAZ vastgestelde arbeidsongeschiktheidspercentage. Bij de voortgezette pensioenopbouw wordt uitgegaan van het vastgestelde arbeidsongeschiktheidspercentage en het maandloon dat van toepassing is op het moment dat werknemer arbeidsongeschikt wordt. Bij wijzigingen in de mate van arbeidsongeschiktheid wordt de omvang van de voortgezette pensioenopbouw naar rato aangepast.
De voortgezette pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid wordt beëindigd op de feitelijke ingangsdatum van het ouderdomspensioen, maar uiterlijk op de in artikel 1, onderdeel a, vastgestelde pensioendatum.
f. Arbeidsongeschiktheidspensioen
Indien werknemer langer dan een jaar arbeidsongeschikt is en in aanmerking komt voor een uitkering krachtens de WAZ, heeft werknemer aanspraak op een arbeidsongeschiktheidspensioen. Bij wijzigingen in de mate van arbeidsongeschiktheid wordt de omvang van het arbeidsongeschiktheidspensioen naar rato aangepast.
Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd tot de feitelijke ingangsdatum van het ouderdomspensioen, maar uiterlijk tot de in artikel 1, onderdeel a, vastgestelde pensioendatum.
Artikel 3 Pensioengrondslag
Voor de opbouw van de pensioenaanspraken wordt uitgegaan van de pensioengrondslag. De pensioengrondslag wordt vastgesteld op de ingangsdatum van deze overeenkomst en daarna per 1 januari van elk kalenderjaar. Bij het vaststellen van de pensioengrondslag wordt geen rekening gehouden met loonbestanddelen in natura.
De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend loon van werknemer verminderd met de franchise. Onder pensioengevend loon wordt verstaan het door werknemer uit hoofde van de dienstbetrekking genoten loon in geld.
Bij verlaging van het pensioengevend loon in de periode van 10 jaar direct voorafgaand aan de in de pensioenregeling vastgestelde pensioendatum als gevolg van het vervullen van een lager gekwalificeerde functie, of in geval van het vervullen van een deeltijdfunctie van niet minder dan 50% van een voltijdfunctie, wordt de opbouw van het pensioen voortgezet over het eerder genoten hogere pensioengevend loon.
Artikel 4 Dienstjaren
Als perioden die meetellen als dienstjaren dan wel als diensttijd worden in aanmerking genomen:
a. de periode gedurende welke de dienstbetrekking heeft geduurd, daaronder begrepen perioden van - al dan niet in deeltijd -:
1. ouderschapsverlof als bedoeld in artikel 644 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;
2. sabbatsverlof krachtens een schriftelijk vastgelegde regeling van werkgever gedurende ten hoogste twaalf maanden;
3. studieverlof voor cursussen, voor opleidingen of studie voor een beroep, voor het op peil houden van de vakkennis en voor cursussen, opleidingen of studie die door werkgever worden gefinancierd;
4. verlof als bedoeld in artikel 7:1 en volgende van de Wet arbeid en zorg gedurende ten hoogste achttien maanden;
met dien verstande dat bij dienstbetrekkingen in deeltijd de aldus in aanmerking te nemen periode wordt verminderd overeenkomstig de deeltijdfactor.
b. perioden gedurende welke werknemer in dienstbetrekking heeft gestaan tot een met werkgever verbonden lichaam als bedoeld in artikel 10a, vierde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, dat niet in Nederland is gevestigd, voorzover hij/zij bij dat verbonden lichaam niet heeft deelgenomen aan een pensioenregeling;
c. perioden gedurende welke, in aansluiting op de in de onderdelen a en b bedoelde perioden, na onvrijwillig ontslag inkomensvervangende, loongerelateerde uitkeringen worden ontvangen;
d. dienstjaren ten gevolge van waardeoverdracht van pensioenkapitaal, als bedoeld in de artikelen 32, vierde lid, 32a of 32b van de PSW, naar de huidige werkgever of de pensioenuitvoerder van de huidige werkgever;
e. perioden waarin werknemer een tot zijn huishouden behorend kind heeft verzorgd dat de leeftijd van twaalf jaar niet heeft bereikt, met dien verstande dat de perioden waarin de kinderen die werknemer heeft verzorgd de leeftijd van zes jaar hebben bereikt, meetellen voor de helft. Bij dienstbetrekkingen in deeltijd wordt de aldus in aanmerking te nemen periode verminderd overeenkomstig de deeltijdfactor.
Artikel 5 Omvang van de pensioenen
De hierna omschreven omvang van de pensioenen is uitsluitend van toepassing indien werknemer tot pensioendatum onafgebroken in dienst van werkgever is geweest dan wel de pensioenopbouw onafgebroken tot pensioendatum heeft voortgezet overeenkomstig de mogelijkheden die deze overeenkomst daartoe biedt. Indien werknemer is overleden voor de pensioendatum geldt de omschreven omvang van het nabestaandenpensioen of wezenpensioen slechts indien werknemer tot het moment van overlijden in dienst van werkgever is geweest. De pensioenen worden tijdsevenredig opgebouwd.
Indien het overeengekomen aantal arbeidsuren per week lager is dan het bij werkgever voor een volledig dienstverband gebruikelijke aantal arbeidsuren, wordt het pensioen naar evenredigheid opgebouwd.
De in deze regeling voor het ouderdomspensioen opgenomen maxima moeten worden opgevat inclusief per dienstjaar 1/35 deel van de AOW-uitkering die voor het bepalen van de franchise in aanmerking is genomen. Voor het nabestaandenpensioen en wezenpensioen wordt rekening gehouden met respectievelijk 70% en 14% (voor een volle wees: 28%) van dit bedrag per dienstjaar.
a. Omvang van het ouderdomspensioen
Werknemer bouwt op basis van het middelloonstelsel elk jaar een ouderdomspensioen op van 2,25% van de voor dat jaar geldende pensioengrondslag. Het jaarlijks uit te keren ouderdomspensioen is gelijk aan de som van het in de opbouwjaren over de pensioengrondslagen opgebouwde ouderdomspensioen.
Het ouderdomspensioen bedraagt maximaal 100% van het pensioengevend loon.
b. Omvang van het nabestaandenpensioen
Het nabestaandenpensioen bedraagt 70% van het ouderdomspensioen. Indien werknemer overlijdt voor de pensioendatum wordt voor het nabestaandenpensioen uitgegaan van het ouderdomspensioen dat opgebouwd had kunnen worden bij een ongewijzigde voortzetting van de dienstbetrekking tot pensioendatum en het pensioengevend loon dat werknemer binnen de vastgestelde loopbaanontwikkeling in zijn functie zou hebben kunnen bereiken.
Het nabestaandenpensioen bedraagt maximaal 70% van het pensioengevend loon.
De rechten op nabestaandenpensioen worden verminderd met de op basis van artikel 11 aan de gewezen partner toekomende premievrije aanspraken op nabestaandenpensioen.
c. Omvang van het wezenpensioen
Het wezenpensioen bedraagt voor ieder kind 14% van het ouderdomspensioen. Na het overlijden van beide ouders van het kind wordt het wezenpensioen verdubbeld.
Indien werknemer overlijdt voor pensioendatum wordt voor het wezenpensioen uitgegaan van het ouderdomspensioen dat opgebouwd had kunnen worden bij een ongewijzigde voortzetting van de dienstbetrekking tot de pensioendatum en het pensioengevend loon dat werknemer binnen de vastgestelde loopbaanontwikkeling in zijn functie zou hebben kunnen bereiken.
Het wezenpensioen bedraagt maximaal 14% (voor een volle wees: 28%) van het pensioengevend loon.
d. Omvang van het nabestaandenoverbruggingspensioen
Het nabestaandenoverbruggingspensioen bestaat uit het gezamenlijke bedrag van 8/7 maal de nominale uitkering ingevolge de ANW, vermeerderd met de vakantie-uitkering, verhoogd met premiecompensatie. De premiecompensatie is gelijk aan het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het nabestaandenpensioen voor en na de 65-jarige leeftijd. De premiecompensatie zal worden gebruteerd indien en voorzover het netto pensioeninkomen van de partner vóór het bereiken van de 65-jarige leeftijd lager is dan na de 65-jarige leeftijd.
e. Omvang van het arbeidsongeschiktheidspensioen
Het arbeidsongeschiktheidspensioen per jaar bedraagt bij een arbeidsongeschiktheidspercentage van:
- 80% of meer : 100% van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen;
- 65%-80% | : 72,5% van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen; |
- 55%-65% | : 60% van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen; |
- 45%-55% | : 50% van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen; |
- 35%-45% | : 40% van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen; |
- 25%-35% | : 30% van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen; |
- 15%-25% | : 20% van de grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen. |
De grondslag voor het arbeidsongeschiktheidspensioen is gelijk aan het 12 maal het vaste maandloon dat van toepassing is op het moment dat werknemer arbeidsongeschikt wordt, verhoogd met 8% vakantie-uitkering.
De door werknemer uit hoofde van de WAZ en andere arbeidsongeschiktheidsvoorzieningen te ontvangen uitkeringen worden in mindering gebracht op het arbeidsongeschiktheidspensioen.
Gedurende het eerste jaar van de arbeidsongeschiktheid worden de te ontvangen uitkeringen aangevuld tot 100% van het vaste maandloon op het moment dat werknemer arbeidsongeschikt wordt.
Artikel 6 Uitkering van de pensioenen
De pensioenen worden in gelijke maandelijkse termijnen bij achterafbetaling uitgekeerd.
Artikel 7 Indexering van de pensioenen
De pensioenen zullen na ingang zoveel mogelijk waarde- of welvaartsvast worden gehouden. Voor het indexeren van de pensioenen zal worden uitgegaan van een door het Centraal Bureau voor de Statistiek periodiek gepubliceerd indexcijfer. Uiterlijk op de ingangsdatum van het pensioen zal door werkgever worden beslist welk indexcijfer voor de uitkeringsperiode bepalend zal zijn voor het indexeren van de pensioenen.
Voorzover dit het gevolg is van de indexering mogen het ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en wezenpensioen meer bedragen dan respectievelijk 100%, 70% en 14% (voor een volle wees: 28%) van het pensioengevend loon.
Artikel 8 Inbouw elders verzekerde pensioenen
De door werknemer tijdens de voor de pensioenopbouw in aanmerking te nemen dienstjaren elders (bijvoorbeeld in verplicht gestelde bedrijfs- of beroepspensioenregelingen) opgebouwde pensioenen worden in mindering gebracht op de uit hoofde van deze pensioenovereenkomst opgebouwde pensioenen.
Artikel 9 Beëindiging van de dienstbetrekking voor pensioendatum
a. Indien de pensioenopbouw anders dan door overlijden vóór pensioendatum wordt stopgezet, verkrijgt werknemer een premievrije aanspraak op evenredig ouderdomspensioen als bepaald in artikel 8 van de PSW. Werknemer zal tenminste een tijdsevenredige aanspraak op ouderdomspensioen ontvangen.
b. De partner van werknemer ontvangt een premievrije aanspraak op nabestaandenpensioen, waarvan de hoogte door de uitvoerder van de regeling naar redelijkheid zal worden bepaald.
Artikel 10 Waardeoverdracht
a. Indien werknemer na het beëindigen van de dienstbetrekking een nieuwe dienstbetrekking aangaat bij een andere werkgever, heeft werknemer het recht om de waarde van de bij werkgever opgebouwde pensioenaanspraken over te laten dragen naar de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever. Werknemer zal hiertoe binnen twee maanden na deelname aan de pensioenregeling van de nieuwe werkgever een schriftelijk verzoek moeten doen aan de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever. De overgedragen waarde wordt bij de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever omgezet in aanspraken die meetellen in de pensioenregeling van de nieuwe werkgever. De wijze waarop de waardeoverdracht plaatsvindt alsmede het bepalen van de overdrachtswaarde geschiedt overeenkomstig de ter zake geldende wettelijke voorschriften.
De partner moet schriftelijk met de waardeoverdracht instemmen.
Het na ontbinden van het huwelijk, geregistreerd partnerschap of gezamenlijke huishouding aan de gewezen partner toekomende nabestaandenpensioen, zoals omschreven in artikel 11 van deze pensioenovereenkomst, komt niet in aanmerking voor waardeoverdracht naar de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever.
b. Indien werknemer in een dienstbetrekking bij een vorige werkgever premievrije pensioenaanspraken heeft opgebouwd, heeft werknemer het recht om de waarde van deze pensioenaanspraken te laten overdragen naar de (pensioenuitvoerder van de) huidige werkgever.
Waardeoverdracht naar eigen beheer is slechts mogelijk indien de pensioentoezegging van de vorige werkgever voldoet aan de voorwaarden van artikel 2, derde lid, onderdeel c, van de PSW. De wijze waarop de waardeoverdracht plaats vindt alsmede het omzetten van de overgedragen waarde in aanspraken die meetellen in de pensioenregeling geschiedt overeenkomstig de ter zake geldende wettelijke voorschriften.
Voorzover dit het gevolg is van waardeoverdracht van bij een vorige werkgever opgebouwde pensioenaanspraken, mogen het ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en wezenpensioen meer bedragen dan respectievelijk 100%, 70% en 14% (voor een volle wees: 28%) van het pensioengevend loon.
Artikel 11 Bepalingen in geval van echtscheiding
a. Indien het huwelijk of geregistreerd partnerschap anders dan door overlijden wordt verbroken, worden aan de gewezen echtgenoot/geregistreerde partner premievrije aanspraken op bijzonder nabestaandenpensioen verleend in overeenstemming met artikel 8a van de PSW.
b. Indien het huwelijk of geregistreerd partnerschap anders dan door overlijden wordt verbroken nadat de dienstbetrekking tussen werkgever en werknemer is beëindigd, verkrijgt zijn gewezen echtgenoot/geregistreerde partner een aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen. Het bijzonder nabestaandenpensioen is gelijk aan het nabestaandenpensioen dat de voormalige werknemer heeft verkregen bij het beëindigen van zijn dienstbetrekking.
c. Het hiervoor bepaalde vindt geen toepassing, indien de voormalige echtgenoten/geregistreerde partners bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding anders overeenkomen of zijn overeengekomen.
De overeenkomst is slechts geldig indien daaraan een verklaring van werkgever dan wel pensioenuitvoerder is gehecht waaruit blijkt dat deze bereid is het uit de afwijking voortvloeiende pensioenrisico te dekken.
d. Werkgever verstrekt aan de gewezen echtgenoot/geregistreerde partner een bewijs van diens aanspraak.
e. Indien werknemer en zijn partner, met wie hij een gezamenlijke huishouding voerde, niet langer duurzaam samenleven zal overeenkomstig het voorgaande een aanspraak op bijzonder partnerpensioen worden vastgesteld.
f. Indien als gevolg van de beëindiging van het huwelijk/geregistreerd partnerschap anders dan door overlijden dan wel na scheiding van tafel en bed de (gewezen) echtgenoot/ geregistreerde partner rechtstreeks tegenover werkgever aanspraak kan maken op uitbetaling van een gedeelte van het opgebouwde ouderdomspensioen, dient deze geheel ten genoegen van werkgever de nodige gegevens te verstrekken ter bepaling van de omvang van zijn aanspraken. Werkgever zal daarbij handelen overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de Wet verevening pensioenrechten bij echtscheiding.
Indien de toepassing van de Wet verevening pensioenrechten bij echtscheiding door partijen is uitgesloten, is werkgever op geen enkele wijze verplicht tot rechtstreekse uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen aan de (gewezen) echtgenoot/geregistreerde partner.
Artikel 12 Geheel of gedeeltelijk vervroegen of uitstellen van pensioendatum
a. Werknemer heeft het recht om de pensioendatum in overleg met werkgever geheel of gedeeltelijk te vervroegen binnen de daarvoor geldende fiscale grenzen. De opgebouwde pensioenaanspraken worden dan actuarieel herrekend met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen. Het vervroegen van de pensioendatum is mogelijk indien en voorzover de dienstbetrekking wordt beëindigd. Bij het vervroegen van de pensioendatum wordt de actuariële waarde van het tot dat moment opgebouwde ouderdomspensioen aangewend als koopsom voor een direct ingaand ouderdomspensioen. Het nabestaandenpensioen en wezenpensioen zullen worden aangepast aan het herrekende ouderdomspensioen. De partner moet schriftelijk instemmen met het aanpassen van het nabestaandenpensioen.
b. Werknemer heeft het recht om pensioendatum in overleg met werkgever, eventueel gedeeltelijk, tot uiterlijk de 70-jarige leeftijd van werknemer uit te stellen. Bij het uitstellen van pensioendatum worden de fiscale grenzen in acht genomen.
Het uitstellen van pensioendatum is slechts mogelijk indien en voorzover werknemer in een dienstbetrekking werkzaam blijft. Bij het geheel of gedeeltelijk beëindigen van de dienstbetrekking tijdens de uitstelperiode, zal het ouderdomspensioen direct ingaan voor het deel waarvoor de dienstbetrekking is beëindigd. Indien werknemer inmiddels in een andere dienstbetrekking werkzaam is, zal werkgever doorlopend toetsen of en in hoeverre werknemer nog in dienstbetrekking werkzaam is.
Voor het gedeelte waarvoor de dienstbetrekking in de uitstelperiode in stand blijft, zal de opbouw van ouderdomspensioen worden voortgezet en zal het opgebouwde ouderdomspensioen met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen worden herrekend. Het herrekende ouderdomspensioen mag niet uitgaan boven 100% van het pensioengevend loon.
Op het moment dat het ouderdomspensioen de 100%-grens bereikt, zal het ouderdomspensioen direct ingaan.
Het nabestaandenpensioen en wezenpensioen zullen worden aangepast aan het herrekende ouderdomspensioen.
Artikel 13 Keuzemogelijkheden
Onverminderd hetgeen overigens in deze pensioenovereenkomst is bepaald, heeft werknemer de hierna volgende keuzemogelijkheden. Indien de rechten van een derde (bijvoorbeeld de partner) worden aangetast als gevolg van een door werknemer te maken keuze, bestaat de keuzemogelijkheid slechts indien de derde daarmee schriftelijk instemt.
a. Variabilisering van de pensioenuitkering
Werknemer heeft het recht om de hoogte van de uitkeringen van het ouderdomspensioen te laten variëren binnen de verhouding 100:75. De laagste uitkering mag niet lager zijn dan 75% van de hoogste uitkering. De mate van variatie wordt uiterlijk op de pensioendatum vastgesteld.
Voorzover dit het gevolg is van het variabiliseren van de uitkeringen mag het ouderdomspensioen méér bedragen dan 100% van het laatste pensioengevend loon.
b. Ruil van pensioenaanspraken
Werknemer heeft uiterlijk tot pensioendatum het recht het nabestaandenpensioen geheel of gedeeltelijk, maar maximaal tot 50% van het pensioengevend loon, om te ruilen in een hoger of eerder ingaand ouderdomspensioen. Voorzover dit het gevolg is van de ruil van nabestaandenpensioen mag het ouderdomspensioen méér bedragen dan 100% van het laatste pensioengevend loon.
Werknemer heeft uiterlijk tot pensioendatum het recht om ouderdomspensioen te ruilen voor nabestaandenpensioen. Het nabestaandenpensioen kan na een dergelijke ruil niet méér bedragen dan 70% van het laatste pensioengevend loon.
De ruil vindt plaats op basis van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen. Het verlies aan pensioen dat het gevolg is van de ruil van pensioenaanspraken kan niet worden gecompenseerd.
Artikel 14 Verzekeraar van de pensioenen
De pensioenen zullen door werkgever volledig in eigen beheer worden gehouden.
Met het ondertekenen van deze pensioenovereenkomst verklaart werknemer dat hij/zij direct of indirect houder is van tenminste 10% van het geplaatste kapitaal van BV (naam
werkgever) en dat hij er mee instemt dat de pensioentoezegging niet wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 2, eerste lid, van de PSW.
Werkgever en werknemer kunnen overeenkomen dat de toegekende pensioenaanspraken geheel of gedeeltelijk zullen worden verzekerd bij een pensioenfonds of een verzekeringsmaatschappij welke voldoet aan de daaraan op grond van de PSW en de Wet LB te stellen eisen.
Artikel 15 Afkoopverbod
De aan deze pensioenovereenkomst te ontlenen pensioenaanspraken kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de PSW.
Artikel 16 Inkoop dienstjaren
a. Werknemer heeft het recht om extra dienstjaren in te kopen voorzover deze volgens artikel 10a, eerste lid, van het UBLB kunnen worden aangemerkt als diensttijd welke bij werkgever is doorgebracht.
b. Werknemer heeft het recht om xx xxxx 0 xxxx 0000 xx Xxxxxxxxx bij andere werkgevers doorgebrachte dienstjaren in te kopen voorzover werknemer aannemelijk kan maken dat er als gevolg van het ontbreken van die dienstjaren, gerelateerd aan de pensioenregeling bij de huidige werkgever, sprake is van een pensioentekort.
De kosten van een inkoop van dienstjaren zijn volledig voor rekening van werknemer. Werkgever kan besluiten om de kosten van de inkoop geheel of gedeeltelijk voor zijn rekening te nemen.
Artikel 17 Vrijwillige voortzetting na ontslag
Onverminderd artikel 4, onderdeel c, van deze pensioenovereenkomst heeft werknemer het recht om de pensioenopbouw in aansluiting op ontslag uit de dienstbetrekking gedurende 3 jaren op vrijwillige basis voort te zetten onder de daaraan door de Minister van Financiën op de voet van artikel 10a, eerste lid, onderdeel c, laatste zinsnede, van het UBLB gestelde voorwaarden.
De kosten van de vrijwillige voortzetting zijn volledig voor rekening van werknemer. Werkgever kan besluiten om de kosten van de voortzetting geheel of gedeeltelijk voor zijn rekening te nemen.
Werknemer betaalt zijn bijdrage rechtstreeks aan werkgever.
Artikel 18 Kosten van de pensioenen
Afgezien van de kosten van inkoop van dienstjaren als bedoeld in artikel 16 en de kosten van vrijwillige voortzetting als bedoeld in artikel 17, zijn de kosten van de in deze pensioenovereenkomst toegezegde pensioenaanspraken voor % voor rekening van werkgever
en voor % voor rekening van werknemer met dien verstande dat de werknemersbijdrage nooit
hoger zal zijn dan de bijdrage van de werkgever.
Voorzover in deze pensioenovereenkomst niet anders is bepaald, zal de werknemersbijdrage in de kosten van de pensioenregeling worden ingehouden op het loon.
Artikel 19 Voorbehoud aanpassen pensioenaanspraken
Werkgever kan, ingeval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden als bedoeld in artikel 2, zevende lid, van de PSW, de betaling van zijn verdere bijdragen verminderen of geheel staken. De pensioenaanspraken worden in dat geval aangepast aan de gewijzigde omstandigheden.
Indien de resultaten van werkgever - uitsluitend ter beoordeling van werkgever - de toegezegde aanspraken voor de toekomst niet meer toelaten, kan werkgever de betaling van zijn verdere bijdragen verminderen of geheel staken. Werkgever beraadt zich dan met werknemer en/of andere gerechtigden omtrent de aanpassing van de toekomstige aanspraken aan de gewijzigde omstandigheden.
De aanspraak op ouderdomspensioen van werknemer kan zonder toestemming van diens partner niet bij overeenkomst tussen werknemer en werkgever of de uitvoerder van de regeling worden verminderd anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de PSW, tenzij de partners het recht op pensioenverevening ingevolge de Xxx verevening pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten. In dat geval dienen de huwelijkse voorwaarden of het echtscheidingsconvenant waaruit dit blijkt overlegd te worden.
De aanspraak op nabestaandenpensioen ten behoeve van de partner van werknemer kan zonder toestemming van die partner niet bij overeenkomst tussen werknemer en werkgever of de uitvoerder van de regeling worden verminderd anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de PSW.
Indien de sociale, fiscale of pensioenregelgeving wordt gewijzigd of een wettelijk verplichte pensioenvoorziening wordt ingevoerd, kan werkgever deze pensioenovereenkomst aanpassen indien en voorzover die wijziging of die invoering de aanpassing noodzakelijk maakt. Onder een noodzakelijke aanpassing wordt ook begrepen een aanpassing met het oog op voortzetting van de fiscale faciliëring van de uit deze overeenkomst voortvloeiende pensioenrechten.
De hiervoor bedoelde aanpassingen hebben geen gevolgen voor de op dat moment reeds opgebouwde pensioenaanspraken. Bij verlaging van het loon worden reeds opgebouwde pensioenaanspraken niet verlaagd.
Artikel 20 Slotbepalingen
Deze pensioenovereenkomst is gelijk aan de door of namens de Staatssecretaris van Financiën gepubliceerde modelpensioenovereenkomst met kenmerk "Modelpensioenovereenkomst Belastingdienst, digra, eigen beheer, middelloon, 60 jaar, versie 5 december 2002, kenmerk 02-
102".
Werknemer zal werkgever tijdig op de hoogte brengen van alle omstandigheden die voor de uitvoering van de pensioenovereenkomst van belang kunnen zijn.
Deze pensioenovereenkomst is van kracht met ingang van 20.. (datum).
Aldus overeengekomen en in tweevoud getekend te .....................(plaats), op .. ......... 20.. (datum). Werkgever, Werknemer,
................... BV (naam)
namens deze,
........................ ........................