MILIEUNETWERK
Vastgesteld door de duurzame netwerken van CDA, D66, GroenLinks, PvdA, Volt en VVD
MILIEUNETWERK
Voorwoord
Voor u ligt het derde akkoord voor een duurzaam Nederland! De duurzame netwerken van CDA, D66, GroenLinks, PvdA, Volt en VVD hebben een akkoord over maar liefst 50 bouwstenen betreffende duurzaamheid bereikt. Hiermee laten we zien dat deze brede groep van experts van partijen tot overeenstemming komt. Het doel van dit akkoord is motivatie en inspiratie te bieden voor al onze partijen aan de onderhandelingstafel voor een nieuwe regering.
Het was geen gemakkelijke opdracht die we onszelf stelden. Allereerst omdat Nederland op een kritiek punt staat. Het oude systeem kraakt in haar voegen. We staan nu midden op het transitie- kruispunt. Daarom ligt er een belangrijke taak op de schouders van het komende kabinet om mensen mee te nemen in een betrouwbare aanpak van de transitie, die aansluit op het Parijsakkoord, de VN- doelen (zoals neergelegd in de Sustainable Development Goals), de Europese Green Deal en het Nederlandse Klimaatakkoord.
Om duurzame doelen snel te halen moeten partijen over hun schaduw heenstappen en elkaar de hand reiken. Dat hebben wij binnen het Duurzaamheidoverleg Politieke Partijen gedaan. Zo hebben we ook eerdere in kabinetsformaties onze voorstellen terug zien komen. Wij reiken u hierbij de bouwstenen aan waar wij, als ‘groene’ netwerken van uw partijen, achter staan. Wij hopen dat u inspiratie opdoet voor het échte regeerakkoord, zodat deze gedeelde duurzame doelen spoedig bereikt worden!
Leeswijzer
Dit document bevat een voorstel aan maatregelen op het gebied van duurzaamheid. Dit omvat een compromis tussen de duurzame netwerken van de diverse politieke partijen.
Belangrijk daarbij aan te merken is dat zeker niet op elk gebied consensus bereikt is, zoals bijvoorbeeld op kernenergie en dat tegelijkertijd de overeenkomsten vele malen groter zijn dan de onderlinge verschillen. Het stuk bevat in vier compacte hoofdstukken samenhangende mogelijk geheel over te nemen paragrafen en alinea’s als bouwstenen ten einde tot een consistent duurzaam beleid te komen. Het stuk heeft niet de pretentie compleet te zijn en tegelijk wel de belangrijkste aanpak van de vele duurzaamheidsvraagstukken aan te dragen.
De notitie is samengesteld door partijcommissies c.q. netwerken van de eerdergenoemde politieke partijen. Hiermee is er een breed politiek draagvlak voor het beleid en de maatregelen die wij in deze notitie voorstellen en weet het toekomstige kabinet zich gesterkt dat dit beleid vruchtbaar kan worden uitgevoerd. Wij zijn graag bereid in gesprek te gaan en een verder toelichting te geven over het ontstaan, de impact en de uitwerking van onze voorstellen.
Colofon
Contactpersonen voor meer informatie:
Xxxxx Xxxxxxx (voorzitter D66 Duurzaam), tevens vertegenwoordiger DoPP, x000 0000 0000, xxxxxxxxxx@x00xxxxxxxx.xx
Xxxx Xxxx (voorzitter Xxxxxxxx Xxxxx, VVD), x000 0000 0000, Xxxx.Xxxx@xxxx.xxx
Xxxx xxx xxx Xxxxx (voorzitter CDA Duurzaamheidsnetwerk), x000 0000 0000, xxxxxxxxxxx@xxxx.xx Xxxx Xxxxxxx (voorzitter Xxxx Xxxxx), x000 0000 0000, xxxx.xxxxxxx@xxxxxxxxxx.xxx
Xxxxx xxx Xxxxxxx (voorzitter GroenLinks Milieunetwerk), x000 0000 0000, x.xxxxxxxxxx@xxxxx.xx.xxx
Xxx Xxxxx (voorzitter PvdA duurzaam), x000 0000 0000, xxxxxxxxxx@xxxxxxxxxxxx.xx
KLIMAAT EN ENERGIE
Het aanstaande kabinet kan zich voor de energietransitie onderscheiden op een manier die het vertrouwen van de burger in de politiek helpt herstellen. De energietransitie biedt namelijk bij uitstek kansen om de burger te betrekken wat bijdraagt aan maatschappelijk draagvlak. Dit vereist een strakke programmatische aansturing die uitgaat van een schone energiemix en aansluit bij Europese doelen. De volgende acties zijn daarvoor noodzakelijk:
Doelen richting 2030 en 2050
1. Verdere aanscherping van het Klimaatakkoord conform de 55%, het aangescherpte EU-doel ter vermindering broeikasgasemissies in 2030 (t.o.v. 1990). Zorg voor een strakke uniforme programmatische sturing, met een hoge inzet op de industrie. Xxxx daarbij aansluiting bij de NL Klimaatwet en het Klimaatakkoord van Parijs, neem tijdig maatregelen en kom deze afspraken na.
2. Stel een routekaart op om van 2030 naar 2050 te komen met 5-jaarlijkse tussenstappen tot een robuust energiesysteem. Dit draagt bij aan investeringszekerheid en draagvlak voor ruimtelijke inpassing. De routekaart richt zich enerzijds o.a. op infrastructuur, de industrie, grootschalige windenergie op zee, en (seizoens)opslag en conversie en anderzijds op ondersteuning lokale energieopwekking.
Minder energie gebruik
3. Blijf sterk inzetten op energiebesparing als steevaste basis van de energietransitie: vermindering van het energiegebruik is nog steeds een ondergeschoven kind en maakt alles een stuk makkelijker. Sluit voor de inhoudelijke aanpak van energiebesparing aan bij de Europese Renovation Wave en de daarin opgenomen richtlijnen voor energiebesparing.
4. Zet in op aanscherping van het Europese ETS door consequent het plafond te verlagen en/of CO2 rechten uit de markt te halen. Bevorder emissiereductie in de niet-ETS sectoren o.a. door normeringen en beprijzen. Dit naast de grensheffing ETS als correctie naar landen buiten de EU.
Energie infrastructuur en uitvoering
5. Versnel de aanleg en versterking van infrastructuur als voorwaarde voor het slagen van de energietransitie. Optimaliseer de netwerkplanning op de geëigende schaalniveaus (EU, landelijk, regionaal en lokaal); decentraal waar het kan en centraal waar het moet. Dit vereist een duidelijke visie t.a.v. vraagsturing, grootschalige elektriciteitsopwekking, waterstof, opslag, conversie (P2X), CCS en warmte.
6. Investeer in groene waterstof productie en waterstof infrastructuur. Maak een eerste aanzet voor de regulering van aanleg en beheer van waterstofnetten om voorwaarden te scheppen t.b.v. industriële toepassingen en conversie. Neem snel een besluit over de noodzaak van backbones voor waterstoftransport en leg dat wettelijk vast. Komende jaren dient middels pilots verder te worden onderzocht in hoeverre waterstof kan bijdragen aan de energietransitie in de industrie en als buffer om knelpunten in de infrastructuur weg te nemen.
7. Geef expliciet aandacht aan de regionale en lokale uitwerking en invulling van het Klimaatakkoord met als belangrijke uitdaging het creëren van draagvlak. Voor luisteren, concretiseren en draagvlakverbreding is er een !burgerberaad voor klimaat”.
8. Schep kaders voor de uitvoering van de RES en neem landelijk regie op het realiseren het bod dat de RES"en doen. De daadwerkelijke uitvoering van de RES-opgaven is niet alleen afhankelijk van het bod, maar moet ook landelijk vastgesteld kunnen worden op basis van de mogelijkheden die er zijn gelet op de ruimtelijke inpassing, relatie met inwoners en geëigende energiemix op lokaal niveau.
9. Houd de energietransitie betaalbaar. Dit vergt maatregelen op maat maar ook verantwoordelijkheid van bestuurders op lokaal niveau. Door de verdere decentralisatie van de energiemarkt dienen met name de gemeenten over adequate sturingsinstrumenten te beschikken.
10. Pas de energiewetgeving aan op de overschakeling naar duurzame opwekking. Volg daarbij de Europese richtlijnen in de Clean Energy Package waarin handreikingen zijn gedaan om lokale energiegemeenschappen een makkelijkere toegang tot de energiemarkt te verschaffen.
Warmte en koude
11. Nu de Nederlandse aardgasproductie sterk teruggebracht wordt en een afhankelijkheid van importgas ongewenst is, zal onze warmte/koude-voorziening anders ingericht moeten worden. Dit betekent tot 2030:
• Nieuwbouw is uiteraard aardgas-loos en daar zal dus een duurzame warmtebron voor gevonden moeten worden. Bijv. aquathermie, geothermie, restwarmte of elektriciteit
• Biomassa toepassing voor verbranding alleen aan het eind van de waardeketen. Subsidies mogen niet de hoogwaardige toepassing verstoren. Bestaande centrales kunnen gebruik blijven maken van de huidige regeling (#betrouwbare overheid")
• Voor bestaande bouw: isoleren, isoleren, isoleren, en sturen op snelle ontwikkeling warmte/koudeopslag waarbij tussentijdse hybride oplossingen onontkoombaar zijn.
12. Warmte/koude behelst de helft van de totale energievraag in de gebouwde omgeving waar nu nog in voorzien wordt door aardgas. Technieken zoals warmte/koude opslag, geo- en aquathermie, bio/H2 -gassen, (rest)warmtebenutting, warmtepompen, etc. zullen op termijn de rol van aardgas over moeten nemen, daarbij ook gesteund door tijdelijke combinaties zoals de hybride (gas/elektriciteit) warmteketels en bijmenging van groengas met aardgas. Warmte- en koudevoorziening wordt daarmee een sterk lokale en ten dele regionale activiteit met veel verschillende aanbieders. Een Warmtewet is nodig die deze voorziening reguleert.
Landbouw, Biodiversiteit en Voedsel
Ons huidige voedselproductiesysteem maken we toekomstbestendig voor boeren en burgers. We laten het bijdragen aan biodiversiteitsherstel, verbetering van bodemkwaliteit, dierenwelzijn, klimaatmitigatie en -adaptatie. We bieden voldoende financiële zekerheid voor boeren. We nemen daarom de volgende maatregelen:
Landbouw
13. Maak kringlooplandbouw leidend voor onze gehele voedselketen. De intensieve veehouderij brengen we in balans door stapsgewijs toe te werken naar het hoofdzakelijk benutten van secundaire voerstromen uit de akkerbouw en voedingsindustrie binnen de Europese Unie. Daarnaast helpen we boeren zich te ontwikkelen in een veranderende sector door ondersteuning op (digitale) innovaties.
14. Stel een nationaal ruimtelijk kader op waarbinnen wordt aangewezen waar welk typen landbouwvoering (extensief, hoogproductief, grondgebonden, niet-grondgebonden en andere vormen) het beste passen, waarmee verplaatsingen en nieuwvestiging goed geregisseerd kunnen worden en er duidelijkheid wordt gegeven. De nadere invulling van het kader is maatwerk op provinciaal en gemeentelijk niveau. Met een burgerberaad verbeteren we het maatschappelijk begrip en waardering.
15. Financier de overgang naar duurzame landbouw door het opzetten van een transitiefonds. Hiermee helpen we boeren de overgang te maken, met aandacht voor kavelruil en het uitnemen van dierrechten bij extensivering. We stellen kaders zodat de verdeling van marge in de keten eerlijker wordt, opdat de boer de middelen heeft om te investeren in duurzaamheid in de bedrijfsvoering.
16. Zet sterk in op strategische innovaties in de voedselketen. Er wordt extra geïnvesteerd in high-tech en agro-ecologische kennisclusters, waardoor Nederland toonaangevend wordt en blijft in nieuwe teeltmethodes en technieken voor de eiwittransitie (maricultuur, kweekvlees, insecten en plantaardige eiwitten), precisielandbouw en veredeling. Help innovatieve ondernemers om op te schalen.
17. Verbind de verpachting van Rijksgronden aan duurzaamheidscriteria. Dan kunnen we doen op basis van een bodempaspoort en lange termijncontracten met bijvoorbeeld voorschriften voor gebruik van bestrijdingsmiddelen, (kunst)mest etc. We maken het mogelijk om groene voorwaarden bij reguliere (langdurige) pachtcontracten te stellen ten behoeve van bodemleven en klimaatadaptatie.
Biodiversiteit
18. Realiseer de oorspronkelijke plannen van de Ecologische Hoofdstructuur. Ten behoeve van biodiversiteitsherstel verbinden we o.a. de Veluwe met de Oostvaardersplassen en de Utrechtse Heuvelrug. Verder werken we toe naar de bestaande visie van een Pan-Europees Ecologisch Netwerk (PEEN) over onze landsgrenzen met onze buurlanden te beginnen met de Waddenzee.
19. Reduceer de stikstofbelasting vanuit de landbouw en andere sectoren. Maak de aanbevelingen van commissie-Xxxxxx leidend en belast externe stikstof input met oog op kringlooplandbouw. In Benelux en bilateraal verband met Duitsland werken we nauwer samen voor de reductie van stikstofoxide emissies bij nabijgelegen natuurgebieden.
20. Compenseer boeren en burgers voor hun ecosysteemdiensten. De Europese en nationale subsidie-instrumenten worden hiertoe vergroend en zo nodig nationaal aangevuld. Bij het (grond)waterbeheer en bij klimaatadaptatie stellen we natuurlijke oplossingen als norm om de biodiversiteit te herstellen en het landschap klimaatbestendig te krijgen.
Voedsel
21. Neem als overheid een sterkere voorbeeldrol bij het inkopen van voedsel met publieke organisaties. Geef korte ketens en versnelling van de eiwittransitie de voorkeur: meer plantaardige eiwitten, minder uit de tropen en het stoppen met stimuleren van vleesconsumptie.
22. Versterk een gezonde voedselcultuur met onderwijs en eerlijke beprijzing. Voor de consument maken we gezond voedsel, zoals groente en fruit, goedkoper. Ongezond voedsel, zoals suiker en sterk bewerkt voedsel, wordt duurder. We prijzen de kosten van negatieve milieueffecten mee in de prijs van voedsel. Dit stimuleert innovatie en “de vervuiler betaalt”.
Ruimtelijke Ordening, Wonen en Mobiliteit
Er moeten 500.000 – 1.000.000 wooneenheden gerealiseerd worden de komende 10 jaar. Dit vraagt om een integrale visie en meer investeringen in circulaire gebiedsontwikkeling, gebouwtransities, goed landgebruik, grootschalige deelmobiliteit en openbaar vervoer. Daarbij worden de volgende maatregelen voorgesteld:
Ruimtelijke Ordening en Woonlocaties
23. Neem meer regie op Rijksniveau in Ruimtelijke Ordening, integraal met Wonen en Mobiliteit. Niet alleen op inhoud maar juist ook op proces en waarin gemeenten worden bijgestaan bij keuzes en ontwikkeling.
24. Binnenstedelijk bouwen heeft de voorkeur. Circulaire gebiedsontwikkeling met (minimaal) energie-neutrale woningen moet daarbij voorop staan. Daarin zijn voor nieuwe woonwijken goede OV-verbindingen de voorwaarde en is laagdrempelige en duurzame mobiliteit leidend.
25. Lokaal maatwerk en experimenten met nieuwe vormen van duurzame ontwikkeling van woningen, zoals o.a. Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO) stimuleren. Invloed ruilverkavelingsmodel Omgevingswet binnenstedelijk zo mogelijk uitbreiden met ruilen en onteigeningsvergoeding (meer handelingssnelheid planontwikkeling).
26. Pak langdurige leegstand in steden aan. Dit vereist aangepaste wetgeving om bruikbare leegstaande gebouwen, winkels en verouderde industriegebieden om te bouwen naar woningen met de laatste duurzaamheidsnormen.
Bouwen en Wonen
27. Circulariteit in de bouw vraagt om het bijeenbrengen van bouwindustrie en bouw-, installatie- en onderhoudsbedrijven. De overheid organiseert eenduidige aansturing, stimuleert samenwerking en geeft het goede voorbeeld.
28. Toekomstbestendig bouwen vraagt om passende woningen bouwen volgens het concept flexibel bouwen (met behulp van industrieel bouwen, gebruik van modulaire onderdelen en het stimuleren van hergebruik van materialen) met flexibele oplossingen: toegankelijk en veranderingsbestendig. Zodanig bouwen dat in de gebouwlevensduur meerdere gezins- en samenlevingsvormen en gezinsgrootten zijn op te nemen. We bouwen klimaat adaptief en bij de inrichting van de ruimte bevorderen we wateropvang en wordt hittestress tegengegaan.
29. Bouwtechnieken veranderen. Zo wordt in twee fasen bouwen (harde casco en zachte wooninvulling) weer uitgangspunt in regelgeving en besluitvorming van woningen. Uitgangspunten daarbij zijn circulair bouwen, gebruik van bio-based materialen en natuur- inclusief bouwen. Bij bedrijfspanden en (woon)gebouwen stimuleren dat zonnepanelen over het gehele dak gelegd worden voor maximale opbrengst.
Mobiliteit (luchtvaart, OV, fiets en auto)
De COVID-crisis heeft veel beperkingen voor thuiswerken weggenomen. De overheid moet daarom investeren in moderne oplossingen voor o.a. voetganger, elektrische fiets, snel (internationaal) OV, (elektrisch) auto(delen) en het makkelijk switchen tussen dergelijke oplossingen – niet te vergeten – investeringen in digitale infrastructuur. Er moet een logische prijsopbouw komen, zodat fietsen goedkoper is dan carpoolen en opties zoals autorijden of treinen goedkoper zijn dan vliegen.
30. Integrale en internationale aanpak voor binnensteden en woonwijken in de vorm van mobiliteitshubs wordt de norm. Zoals in andere Europese steden en in de USA voortvarend wordt opgepakt, met stevige financiële middelen. Nederland kiest voor een EU-brede koppositie met excellente onderlinge railinfra, standaardisatie van techniek, en regels voor duurzame mobiliteit.
31. Grootschalige infraprojecten heroverwegen waarbij we een voorkeur hebben voor duurzame alternatieven voor autowegen. Bij aanleg en reconstructie van infrastructuur in de opgave direct borgen dat de infrastructuur als energiecorridor benut wordt.
32. We maken elektrisch rijden de norm. Duurzame alternatieven maken we aantrekkelijk met
o.a. laadinfra op parkeerplaatsen voor de (elektrische) (deel) auto.
33. Aantrekkelijke infrastructuur voor fietsen wordt bereikt door het structureel aanleggen van snelfietspaden tussen gemeenten/ steden en dorpen en het uitbreiden van fietsenstallingen bij stations en OV-knooppunten.
34. Maak motorrijtuigenbelasting grotendeels variabel en gebaseerd op kilometrage per jaar en CO2 uitstoot van het voertuig. Zo wordt het ook voor particuliere rijders interessant om hybride of geheel elektrisch te rijden wegens lagere CO2 uitstoot en kosten per kilometer.
35. Investeer in innovatie in de luchtvaart en luchthavens zodat de uitstoot daalt. Vanzelfsprekend blijven luchtvaart en luchthavens binnen internationaal en nationaal vast te stellen klimaat-, milieu-, geluidsoverlast- en ultrastikstofnormen.
36. Zorg dat reizen per trein, auto en vliegtuig qua klimaat en milieulasten logisch worden ingeprijsd. Hierbij worden vluchten binnen 750 km zo veel mogelijk vervangen door treinverkeer. Overheden gaan daarom fors investeren in (internationale) railinfrastructuur. Dat betekent een kerosinebelasting, ook op nationaal niveau, hoewel het liefst natuurlijk in Europees verband. Gebruik bijvoorbeeld daarnaast landingsrechten of fijnstofuitstoot als een proxy voor vervuiling, zodat de vervuiler - niet alleen de eindgebruiker - betaalt.
Economie & Financiën
De transitie naar een brede economie vraagt om een flexibele markteconomie, waarin het nemen van duurzaam initiatief wordt beloond, en tegelijkertijd om een stevige overheid als markmeester, die afstemming tussen sectoren bewerkstelligt en via heldere kaders een level playing field creëert met alle kansen voor duurzaam ondernemen.
37. Ondernemers zorgen voor innovatie en groei. Die koesteren we. Duurzaamheidsrapportage én accounting volgens de internationale afspraken van IFRS worden de norm.
38. De financiële sector neemt duurzaamheidsrisico’s mee in haar handelen, onder toezicht van de DNB. Het kabinet ondersteunt dat banken, verzekeraars en pensioenfondsen worden aangesproken op duurzaamheidsrisico’s.
39. De consument kan duurzame en gezonde keuzes maken op basis van heldere productinformatie met een kleuren-systeem op verschillende onderdelen en link naar een website met duurzaamheidsaspecten. Dit als opstapje naar het doel om in 2028 de true-price informatie op elk product zichtbaar te hebben.
Fiscale vergroening
Voor de transitie naar een groene economie moet milieuvervuiling worden belast, zodat de vervuiler echt betaalt. De belasting op arbeid kan dan omlaag. Deze overall budget-neutrale belastingverschuiving vermindert het gebruik van energie en virgin grondstoffen, en daardoor CO2- uitstoot en milieuvervuiling. Tegelijkertijd voorkomt het koopkrachtverlies en verbetert het de concurrentiepositie voor bedrijven met duurzame businessmodellen. Daarbij geldt:
40. Gebruik zoveel mogelijk bronbelasting met als uitgangspunt producentenverantwoordelijkheid. Voorbeelden zijn heffing op energie, grondstoffen en emissies en hiermee kunnen we in de range van 5 tot 20 miljard € verschuiving realiseren.
41. Behoud het level playing field voor het bedrijfsleven waaronder de industrie; heffingen moeten leiden tot verduurzaming, niet tot verplaatsing. Dit kan door lagere arbeidskosten en het financieren van innovatie en herstructurering.
42. Compenseer burgers voor hogere kosten, door een (sterke) verlaging van de belasting op arbeid of inkomsten want daar heeft iedereen voordeel van.
Circulaire Economie
Circulariteit draagt bij aan vermindering van gebruik van grondstoffen, hieraan gerelateerde milieubelasting, en het behoud van strategische materialen, waardoor er minder afhankelijkheid is van internationale toelevering. Een hiermee samengaande versterking van de maakindustrie vergemakkelijkt regionale kringlopen. Nederland loopt hierin voorop en kan dit doorzetten door duurzaamheid te koppelen aan innovatie, ondernemerschap en werkgelegenheid.
Het PBL concludeerde dit jaar in haar Integrale Circulaire Economie Rapportage dat de huidige instrumenten te vrijblijvend zijn. Wij stellen daarom een strakke keten-aanpak voor, afgestemd op elke specifieke sector/branche. Immers: verschillende sectoren (b.v. bouw vs verpakkingen) zijn heel anders qua materiaalgebruik, cyclustijd en keten. Dit koppelen we aan de keuze voor minder materiaaltypen, want alleen dan ontstaan voldoende grote homogene materiaalstromen die in de praktijk recyclebaar zijn. Chemische recycling is hierop een aanvulling. Per sector worden harde afspraken gemaakt over de mate van circulariteit in 2025 en 2030, met als inzet in de Green Deal:
43. Maak afspraken over ‘gouden’ materialen, die bij (sterke) voorkeur dienen te worden gebruikt (analoog aan de PET-fles voor drank) en ‘foute’ materialen (ook: slecht recyclebare multilayers) die worden uit gefaseerd. Indien noodzakelijk wordt voor andere doeleinden (bijvoorbeeld multilayers voor medicijnen) gekeken naar innovatieve technieken in recycling.
44. Investeer in retoursystemen, per fabrikant of per branche; incl. statiegeldregeling of andere incentives voor retouren en maak afspraken over een overall-reductie van milieu-impact over de hele keten van grondstof tot product.
Ondersteunende principes:
45. Uitgebreide Producentenverantwoordelijkheid maakt de primaire producent verantwoordelijk voor het circulaire gehalte van het product en de verwerking daarvan bij einde levensduur.
46. Vermeld in digitale productpaspoorten gebruikte materialen, demontage- en recycle- opties. Dit bevat ook ‘track & trace’ (bijvoorbeeld ondersteund door Artificial Intelligence) producten en materialen zijn traceerbaar over de keten in de hele productcyclus.
Faciliterend beleid en rol van de nationale overheid t.b.v. circulair ondernemerschap:
47. Stel bij inkoop circulariteitseisen op volgens de sectordoelen en harde criteria overeenkomstig met de nieuwe aanbestedingswet.
48. Financier circulaire samenwerking door het groeifonds, regionale fondsen en InvestNL.
Duurzame handel
49. Laat internationale handelsbevordering en handelsmissies in het teken staan van duurzaamheid, en dit is ook het criterium voor deelname van bedrijven en support die ze van de overheid krijgen. De overheid profileert zich met het Nederlandse bedrijfsleven als de partner die kennis, ervaring en concrete oplossingen biedt voor duurzaamheid.
50. Pleit in EU verband voor de oprichting van een internationaal milieuhof. Milieu (Planet) krijgt daarin minimaal een gelijkwaardig positie in de internationale rechtspraak naast economie (Profit) en mensenrechten (People) in de handelsrelaties. Daartoe kunnen de Europese milieuregels inclusief handhavingsbevoegdheden als voorbeeld worden genomen.