Nieuw-Zeeland (Overeenkomst van 15.09.1981) Nieuw-Zeeland (Overeenkomst van 15.09.1981)
Nieuw-Zeeland (Overeenkomst van 15.09.1981)
Nieuw-Zeeland (Overeenkomst van 15.09.1981)
Overeenkomst tussen de Regering van België en de Regering van Nieuw-Zeeland tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen.
Goedkeuringswet: 08.08.1983 Overeenkomst ondertekend op 15.09.1981
In werking getreden op 08.12.1983
Verschenen in Belgisch Staatsblad: 06.12.1983
Toepassing vanaf: - Bronbelasting: 01.01.1984 - Andere belastingen: 31.12.1984
Bull. 624
xxxx://xxx.xxxxxxx.xx/xxxxxxx/XXX/X0000/X00000000/X00000000.xxx
|
HOOFDSTUK I. - Werkingssfeer van de Overeenkomst
Artikel 1 Personen op wie de overeenkomst van toepassing is
Deze Overeenkomst is van toepassing op personen die inwoners zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten.
Artikel 2 Belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is
1. Deze Overeenkomst is van toepassing op belastingen naar het inkomen die, ongeacht de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van een overeenkomstsluitende Staat.
2. Als belastingen naar het inkomen worden beschouwd alle belastingen die worden geheven naar het gehele inkomen of naar bestanddelen van het inkomen, daaronder begrepen belastingen naar inkomsten of voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende goederen.
3. De bestaande belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, zijn met name :
a) voor Nieuw-Zeeland :
de inkomstenbelasting (the income tax) en de belastingen op overdreven winstreserveringen (the excess retention tax) (hierna te noemen "Nieuwzeelandse belasting");
b) voor België :
(i) de personenbelasting;
(ii) de vennootschapsbelasting;
(iii) de rechtspersonenbelasting;
(iv) de belasting der nietverblijfhouders;
(v) de uitzonderlijke en tijdelijke solidariteitsbijdrage;
met inbegrip van de voorheffingen, de opdeciemen en opcentiemen op die belastingen en voorheffingen, en de aanvullende belastingen op de personenbelasting (hierna te noemen "Belgische belasting").
4. De Overeenkomst is ook van toepassing op alle gelijke of in wezen gelijksoortige belastingen die na de datum van de ondertekening van de Overeenkomst naast of in de plaats van de bestaande belastingen worden geheven. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten delen elkaar alle wezenlijke wijzigingen die in hun onderscheiden belastingwetten zijn aangebracht, mede.
5. Niettegenstaande de bepalingen van de paragrafen 1 en 2 is de Overeenkomst niet van toepassing :
a) voor Nieuw-Zeeland :
(i) op de belasting op bonusuitkeringen (the bonus issue tax);
(ii) op de belasting op grondspeculatie (the property speculation tax);
b) voor België, op de vennootschapsbelasting in zoverre als die belasting volgens de Belgische wet door een vennootschap die inwoner is van België is verschuldigd in geval van inkoop door die vennootschap van haar eigen aandelen of delen of naar aanleiding van de verdeling van haar maatschappelijk vermogen.
HOOFDSTUK II. - Begripsbepalingen
Artikel 3 Algemene bepalingen
1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst, tenzij het zinsverband anders vereist :
a) (i) betekent de uitdrukking "Nieuw-Zeeland", in aardrijkskundig verband gebruikt, het Nieuwzeelandse moederland (met inbegrip van de daarvoor gelegen eilanden) maar omvat niet de Cook Eilanden, Niue of Tokelau; zij omvat ook de aan de territoriale wateren van het Nieuwzeelandse moederland (met inbegrip van de daarvoor gelegen eilanden) grenzende gebieden die volgens de Nieuwzeelandse wetgeving en in overeenstemming met het internationale recht, zijn of later zullen worden aangeduid als gebieden waarover Nieuw-Zeeland soevereine rechten heeft met betrekking tot het onderzoek ervan of met betrekking tot het onderzoek, de ontginning, de instandhouding en het beheer van de natuurlijke rijkdommen van de zee, of van de zeebodem en de ondergrond;
(ii) betekent de uitdrukking "België", in aardrijkskundig verband gebruikt, het nationale grondgebied alsmede elk gebied buiten de territoriale wateren van België waarin volgens Belgische wetgeving en in overeenstemming met het internationale recht, de rechten van België met betrekking tot de zeebodem en de ondergrond en de natuurlijke rijkdommen daarvan kunnen worden uitgeoefend;
b) betekenen de uitdrukkingen "een overeenkomstsluitende Staat" en "de andere overeenkomstsluitende Staat" Nieuw-Zeeland of België, al naar het zinsverband vereist;
c) omvat de uitdrukking "persoon" een natuurlijke persoon, een vennootschap en elke andere vereniging van personen;
d) betekent de uitdrukking "vennootschap" elke rechtspersoon of elke andere eenheid die in de overeenkomstsluitende Staat waarvan zij inwoner is, voor de belastingheffing als een rechtspersoon wordt behandeld;
e) betekenen de uitdrukkingen "onderneming van een overeenkomstsluitende Staat" en "onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat" onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat en een onderneming gedreven door een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat;
f) betekent de uitdrukking "onderdaan" :
(i) met betrekking tot Nieuw-Zeeland, elke natuurlijke persoon die het Nieuwzeelandse staatsburgerschap bezit en elke rechtspersoon, personenvennootschap of vereniging die zijn of haar rechtspositie als zodanig ontleent aan de wetgeving die in Nieuw-Zeeland van kracht is;
(ii) met betrekking tot België, elke natuurlijke persoon die de Belgische nationaliteit bezit en elke rechtspersoon, personenvennootschap of vereniging die zijn of haar rechtspositie als zodanig ontleent aan de wetgeving die in België van kracht is;
g) betekent de uitdrukking "internationaal verkeer" elk vervoer door een schip of luchtvaartuig dat door een onderneming die haar plaats van werkelijke leiding in een overeenkomstsluitende Staat heeft, wordt geëxploiteerd, behalve indien het schip of het luchtvaartuig slechts tussen in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen plaatsen wordt geëxploiteerd;
h) betekent de uitdrukking "bevoegde autoriteit" :
(i) in Nieuw-Zeeland, de "Commissioner of Inland Revenue" of zijn bevoegde vertegenwoordiger;
(ii) in België, de Directeurgeneraal der directe belastingen of zijn bevoegde vertegenwoordiger.
2. Wanneer voor de toepassing van de artikelen 10, 11 of 12 moet worden uitgemaakt of de uiteindelijk gerechtigde tot dividenden, interest of royalty's inwoner is van Nieuw-Zeeland, worden dividenden, interest of royalty's ter zake waarvan een trustee in Nieuw-Zeeland aan belasting is onderworpen, geacht door die trustee als uiteindelijk gerechtigde te zijn verkregen.
3. Inde Overeenkomst omvatten de uitdrukkingen "Nieuwzeelandse belasting" en "Belgische belasting" niet lasten die als boete worden geheven op grond van de wet van een van de overeenkomstsluitende Staten met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst krachtens artikel 2 van toepassing is.
4. Voor de toepassing van de Overeenkomst door een overeenkomstsluitende Staat heeft, tenzij het zinsverband anders vereist, elke niet erin omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van die Staat met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is.
Artikel 4 Inwoner
1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking "inwoner van een overeenkomstsluitende Staat" iedere persoon die, ingevolge de wetgeving van die overeenkomstsluitende Staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding of enige andere, soortgelijke omstandigheid. Die uitdrukking omvat ook een vennootschap naar Belgisch recht, niet zijnde een vennootschap op aandelen, zelfs indien zij de aanslag van haar winsten in de personenbelasting heeft gekozen. Die uitdrukking omvat echter niet personen die in die Staat enkel ter zake van inkomsten uit in die Staat gelegen bronnen aan belasting zijn onderworpen.
2. Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf 1 inwoner van beide overeenkomstsluitende Staten is, wordt zijn toestand op de volgende wijze geregeld :
a) hij wordt geacht inwoner te zijn van de Staat waar hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft; indien hij in beide Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarmede zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn (middelpunt van de levensbelangen);
b) indien niet kan worden bepaald in welke Staat hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft of indien hij in geen van de Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waar hij gewoonlijk verblijft;
c) indien hij in beide Staten of in geen van beide gewoonlijk verblijft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarvan hij onderdaan is;
d) indien hij onderdaan is van beide Staten of van geen van beide, regelen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming.
3. Indien een andere dan een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf 1 inwoner is van beide overeenkomstsluitende Staten, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waar de plaats van zijn werkelijke leiding is gelegen.
Artikel 5 Vaste inrichting
1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking "vaste inrichting" een vaste bedrijfsinrichting met behulp waarvan de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.
2. De uitdrukking "vaste inrichting" omvat in het bijzonder :
a) een plaats waar leiding wordt gegeven;
b) een filiaal;
c) een kantoor;
d) een fabriek;
e) een werkplaats, en
f) een mijn, een olie of gasbron, een steengroeve of enige andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen.
3. De plaats van uitvoering van een bouwwerk of van een constructie of montagewerkzaamheden is slechts dan een vaste inrichting indien de duur daarvan twaalf maanden overschrijdt.
4. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel wordt een vaste inrichting niet aanwezig geacht indien :
a) gebruik wordt gemaakt van inrichtingen, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering van aan de onderneming toebehorende goederen;
b) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering;
c) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor de bewerking of verwerking door een andere onderneming;
d) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming goederen aan te kopen of inlichtingen in te winnen;
e) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming andere werkzaamheden die van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheden hebben, te verrichten;
f) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om verscheidene van de in de leden a tot e vermelde werkzaamheden te verrichten, op voorwaarde dat het geheel van de werkzaamheden van de vaste bedrijfsinrichting van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheden heeft.
5. Een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat wordt geacht een vaste inrichting in de andere overeenkomstsluitende Staat te bezitten indien :
a) zij in die andere Staat gedurende meer dan twaalf maanden werkzaamheden van toezicht verricht met betrekking tot een bouwwerk of constructie of montagewerkzaamheden die in die andere Staat worden uitgevoerd; of
b) in die andere Staat gedurende meer dan twaalf maanden gebruik van zwaar materieel of van zware werktuigen wordt gemaakt door of voor de onderneming of ingevolge een contract dat de onderneming heeft afgesloten.
6. Indien een persoon - niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger op wie paragraaf 7 van toepassing is - voor een onderneming werkzaam is en in een overeenkomstsluitende Staat een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht aldaar gewoonlijk uitoefent, wordt die onderneming, niettegenstaande de bepalingen van de paragrafen 1 en 2, geacht een vaste inrichting in die Staat te hebben voor alle werkzaamheden welke deze persoon voor de onderneming verricht, tenzij de werkzaamheden van die persoon beperkt blijven tot de aankoop van goederen voor de onderneming.
7. Een onderneming wordt niet geacht een vaste inrichting in een overeenkomstsluitende Staat te bezitten op grond van de enkele omstandigheid dat zij aldaar zaken doet door middel van een makelaar, een algemeen commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, op voorwaarde dat deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen.
8. De enkele omstandigheid dat een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat een vennootschap beheerst of door een vennootschap wordt beheerst die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, of die in die andere Staat zaken doet (hetzij met behulp van een vaste inrichting hetzij op andere wijze), stempelt één van beide vennootschappen niet tot een vaste inrichting van de andere.
HOOFDSTUK III. - Belastingheffing naar het inkomen
Artikel 6 Inkomsten uit onroerende goederen
1. Inkomsten die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen onroerende goederen (inkomsten uit landbouw- of bosbedrijven daaronder begrepen), mogen in die andere Staat worden belast.
2. De uitdrukking "onroerende goederen" heeft de betekenis die daaraan wordt toegekend door het recht van de overeenkomstsluitende Staat waar de desbetreffende goederen zijn gelegen.
De uitdrukking omvat in ieder geval de goederen die bij de onroerende goederen behoren, levende en dode have van landbouw en bosbedrijven, rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, vruchtgebruik van onroerende goederen en rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie, of het recht tot exploitatie, van minerale aardlagen, bronnen en andere natuurrijkdommen; schepen en luchtvaartuigen worden niet als onroerende goederen beschouwd.
3. De bepaling van paragraaf 1 is van toepassing op inkomsten verkregen uit de rechtstreekse exploitatie of uit het rechtstreeks genot, uit het verhuren of verpachten, of uit elke andere vorm van exploitatie van onroerende goederen.
4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 3 zijn ook van toepassing op inkomsten uit onroerende goederen van een onderneming en op inkomsten uit onroerende goederen gebezigd voor de uitoefening van een zelfstandig beroep.
Artikel 7 Ondernemingswinst
1. Winsten van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde, vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, mogen de winsten van de onderneming in de andere Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij aan die vaste inrichting kunnen worden toegerekend.
2. Onverminderd de bepalingen van paragraaf 3 worden, indien een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting, in elke overeenkomstsluitende Staat aan die vaste inrichting de winsten toegerekend die zij geacht zou kunnen worden te behalen, indien zij een onafhankelijke onderneming zou zijn, die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die geheel onafhankelijk zou handelen.
3. Bij het bepalen van de winsten van een vaste inrichting worden in aftrek toegelaten kosten, daaronder begrepen kosten van leiding en algemene beheerskosten, die ten behoeve van de vaste inrichting zijn gemaakt, hetzij in de Staat waar de vaste inrichting is gevestigd, hetzij elders.
4. Voor zover het in een overeenkomstsluitende Staat gebruikelijk is, de aan een vaste inrichting toe te rekenen winsten te bepalen op basis van een verdeling van de totale winst van de onderneming over haar verschillende delen, belet paragraaf 2 die overeenkomstsluitende Staat niet de te belasten winsten te bepalen volgens de gebruikelijke verdeling; de gevolgde methode van verdeling moet echter zodanig zijn dat het resultaat in overeenstemming is met de in dit artikel neergelegde beginselen.
5. Geen winsten worden aan een vaste inrichting toegerekend enkel op grond van aankoop door die vaste inrichting van goederen voor de onderneming.
6. Voor de toepassing van de voorgaande paragrafen worden de aan de vaste inrichting toe te rekenen winsten van jaar tot jaar volgens dezelfde methode bepaald, tenzij er een goede en genoegzame reden bestaat om hiervan af te wijken.
7. Indien in de winsten inkomstenbestanddelen zijn begrepen die afzonderlijk in andere artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, worden de bepalingen van die artikelen niet aangetast door de bepalingen van dit artikel.
Artikel 8 Zeevaart en luchtvaart
1. Winsten uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
2. Indien de plaats van de werkelijke leiding van een scheepvaartonderneming zich aan boord van een schip bevindt, wordt deze plaats geacht te zijn gelegen in de overeenkomstsluitende Staat waar het schip zijn thuishaven heeft, of, indien er geen thuishaven is, in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de exploitant van het schip inwoner is.
3. De bepalingen van paragraaf 1 zijn ook van toepassing op winsten verkregen uit de deelneming aan een pool, een gemeenschappelijk bedrijf of een internationaal bedrijfslichaam.
Artikel 9 Verwante ondernemingen
Indien :
a) een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat, of
b) dezelfde personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat en van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat, en in het ene of in het andere geval tussen de twee ondernemingen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen, voorwaarden worden aanvaard of opgelegd die afwijken van die welke zouden worden aanvaard tussen onafhankelijke ondernemingen, mogen de winsten die één van de ondernemingen zonder deze voorwaarden zou hebben behaald maar ten gevolge van die voorwaarden niet heeft behaald, worden begrepen in de winsten van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast.
Artikel 10 Dividenden
1. Dividenden betaald door een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.
2. Deze dividenden mogen echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 15 percent van het brutobedrag van de dividenden. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten regelen in onderlinge overeenstemming de wijze van toepassing van deze beperking.
Deze paragraaf laat onverlet de belastingheffing van de vennootschap ter zake van de winsten waaruit de dividenden worden betaald.
3. De uitdrukking "dividenden", zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit aandelen en andere inkomsten die door de belastingwetgeving van de overeenkomstsluitende Staat, waarvan de uitkerende vennootschap inwoner is, met inkomsten uit aandelen worden gelijkgesteld. Met betrekking tot België betekent die uitdrukking ook inkomsten - zelfs indien zij worden betaald in de vorm van interest -die belastbaar zijn als inkomsten van belegde kapitalen van vennoten in vennootschappen, niet zijnde vennootschappen op aandelen, die inwoner zijn van België.
4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is, een bedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, met die vaste inrichting of vaste basis wezenlijk is verbonden. In een zodanig geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.
5. Indien een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat winsten of inkomsten verkrijgt uit de andere overeenkomstsluitende Staat, mag die andere Staat geen belasting heffen op dividenden die door de vennootschap aan een inwoner van de eerstbedoelde Staat worden betaald, behalve voor zover het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald wezenlijk is verbonden met een in die andere Staat gelegen vaste inrichting of vaste basis, noch de nietuitgedeelde winst van de vennootschap onderwerpen aan een belasting op nietuitgedeelde winst, zelfs indien de betaalde dividenden of de nietuitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit winsten of inkomsten die uit die andere Staat afkomstig zijn.
Artikel 11 Interest
1. Interest afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag in die andere Staat worden belast.
2. Deze interest mag echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij afkomstig is overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 10 percent van het brutobedrag van de interest. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten regelen in onderlinge overeenstemming de wijze van toepassing van deze beperking.
3. De uitdrukking "interest", zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet gewaarborgd door hypotheek en al dan niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst van de schuldenaar, en in het bijzonder inkomsten uit overheidsleningen en obligaties, met inbegrip van premies en loten op die effecten. Deze uitdrukking omvat echter niet inkomsten als bedoeld in artikel 10. Voor de toepassing van dit artikel worden boeten voor laattijdige betaling niet als interest behandeld.
4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing, indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is, een bedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en de schuldvordering uit hoofde waarvan de interest is verschuldigd, met die vaste inrichting of vaste basis wezenlijk is verbonden. In een zodanig geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.
5. Interest wordt geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar die Staat zelf is, een staatkundig onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan, of een inwoner van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de interest, ongeacht of hij inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting of een vaste basis heeft waarvoor de schuld, ter zake waarvan de interest wordt betaald werd aangegaan, en de interest ten laste komt van die vaste inrichting of die vaste basis, wordt de interest geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of de vaste basis is gevestigd.
6. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de interest, gelet op de schuldvordering waarvoor hij wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In een zodanig geval is het daarboven uitgaande deel van de betalingen belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elke overeenkomstsluitende Staat, met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.
Artikel 12 Royalty's
1. Xxxxxxx'x afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.
2. Deze royalty's mogen echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waaruit zij afkomstig zijn overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 10 percent van het brutobedrag van de royalty's. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten regelen in onderlinge overeenstemming de wijze van toepassing van deze beperking.
3. De uitdrukking "royalty's", zoals gebezigd in dit artikel, betekent betalingen van welke aard ook als vergoeding voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap, daaronder begrepen bioscoopfilms, films of beeldbanden voor televisieuitzendingen of geluidsbanden voor radiouitzendingen, van een octrooi, een fabrieks of handelsmerk, een tekening, een model, een plan, een geheim recept of een geheime werkwijze, alsmede voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, nijverheids of handelsuitrusting of wetenschappelijke uitrusting, of voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap.
4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing, indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty's, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn, een bedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het recht of het goed uit hoofde waarvan de royalty's verschuldigd zijn, met die vaste inrichting of vaste basis wezenlijk is verbonden. In een zodanig geval zijn de bepalingen van artikel 7 of van artikel 14, naar het geval, van toepassing.
5. Royalty's worden geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar die Staat zelf is, een staatkundig onderdeel, een plaatselijke gemeenschap of een inwoner van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de royalty's, ongeacht of hij inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting of een vaste basis heeft waarvoor de verbintenis uit hoofde waarvan de royalty's worden betaald werd aangegaan, en de royalty's ten laste komen van die vaste inrichting of die vaste basis, worden die royalty's geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of de vaste basis is gevestigd.
6. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de royalty's, gelet op het gebruik, het recht of de inlichtingen waarvoor zij worden betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In een zodanig geval is het daarboven uitgaande deel van de betalingen belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elke overeenkomstsluitende Staat, met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.
Artikel 13 Vervreemding van goederen
1. Inkomsten of voordelen die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit de vervreemding van onroerende goederen zoals bedoeld in artikel 6 die in de andere overeenkomstsluitende Staat zijn gelegen, mogen in die andere Staat worden belast.
2. Inkomsten of voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende goederen die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, of van roerende goederen die behoren tot een vaste basis die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat tot zijn beschikking heeft voor de uitoefening van een zelfstandig beroep, daaronder begrepen inkomsten of voordelen verkregen uit de vervreemding van die vaste inrichting (alleen of te zamen met de gehele onderneming) of van die vaste basis, mogen in die andere Staat worden belast.
3. Inkomsten of voordelen verkregen uit de vervreemding van schepen of luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd of van roerende goederen die bij de exploitatie van die schepen of luchtvaartuigen worden gebruikt, zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
4. Inkomsten of voordelen verkregen uit de vervreemding van alle andere goederen dan die vermeld in de paragrafen 1, 2 en 3 zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vervreemder inwoner is.
Artikel 14 Zelfstandige beroepen
1. Inkomsten verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in de uitoefening van een vrij beroep of ter zake van andere werkzaamheden van zelfstandige aard zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij die werkzaamheden in de andere overeenkomstsluitende Staat worden verricht, en
a) de natuurlijke persoon in de andere Staat voor het verrichten van zijn werkzaamheden verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken die in het desbetreffende inkomstenjaar of in het desbetreffende belastbaar tijdperk, naar het geval, een totaal van 183 dagen te boven gaan, of
b) de natuurlijke persoon in de andere Staat voor het verrichten van zijn werkzaamheden geregeld over een vaste basis beschikt.
In die gevallen mogen de inkomsten in die andere Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij kunnen worden toegerekend aan werkzaamheden die met die vaste basis zijn verbonden of die gedurende dat tijdvak of die tijdvakken worden verricht.
2. De uitdrukking "vrij beroep" omvat in het bijzonder zelfstandige werkzaamheden op het gebied van wetenschap, letterkunde, kunst, opvoeding of onderwijs, alsmede de zelfstandige werkzaamheden van artsen, advocaten, ingenieurs, architecten, tandartsen en accountants.
Artikel 15 Nietzelfstandige beroepen
1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 16, 18, 19, 20 en 21, zijn lonen, salarissen en andere, soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in de andere overeenkomstsluitende Staat wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend, mogen de ter zake daarvan verkregen beloningen in die andere Staat worden belast.
2. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1 zijn beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een in de andere overeenkomstsluitende Staat uitgeoefende dienstbetrekking slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar, indien :
a) de genieter in de andere Staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken die in het desbetreffende inkomstenjaar of in het desbetreffende belastbaar tijdperk, naar het geval, een totaal van 183 dagen niet te boven gaan, en
b) de beloningen worden betaald door of namens een werkgever die niet inwoner van de andere Staat is, en
c) de beloningen niet ten laste komen van een vaste inrichting of een vaste basis, die de werkgever in de andere Staat heeft.
3. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel mogen beloningen verkregen ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip of luchtvaartuig dat in internationaal verkeer wordt geëxploiteerd, worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
Artikel 16 Tantièmes
Tantièmes, presentiegelden en soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in zijn hoedanigheid van lid van de raad van beheer of van toezicht van een vennootschap die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast. Met betrekking tot de beloning die een lid van de raad van beheer of van toezicht van een vennootschap van die vennootschap verkrijgt ter zake van de uitoefening van dagelijkse werkzaamheden van beheer of van technische aard, zijn de bepalingen van artikel 15 van toepassing alsof het zou gaan om de beloning van een werknemer ter zake van een dienstbetrekking en alsof de werkgever de vennootschap zou zijn.
Artikel 17 Artiesten en sportbeoefenaars
1. Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 14 en 15 mogen inkomsten die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit zijn persoonlijke werkzaamheden die hij in de andere overeenkomstsluitende Staat verricht in de hoedanigheid van artiest, zoals toneelspeler, film, radio- of televisieartiest of musicus of in de hoedanigheid van sportbeoefenaar, in die andere Staat worden belast.
2. Indien inkomsten uit werkzaamheden die een artiest of een sportbeoefenaar persoonlijk en als zodanig verricht, niet worden toegekend aan de artiest of aan de sportbeoefenaar zelf maar aan een andere persoon, mogen die inkomsten, niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7, 14 en 15, worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waar de werkzaamheden van de artiest of de sportbeoefenaar worden verricht.
Artikel 18 Pensioenen
Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 19, paragraaf 2, zijn pensioenen en andere, soortgelijke beloningen betaald aan een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een vroegere dienstbetrekking, slechts in die Staat belastbaar.
Artikel 19 Overheidsfuncties
1. a) Beloningen, niet zijnde pensioenen, betaald door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat onderdeel of die gemeenschap, zijn slechts in die Staat belastbaar.
b) Die beloningen zijn evenwel slechts in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar indien de diensten in die Staat worden bewezen en de natuurlijke persoon inwoner van die staat is, en
(i) onderdaan van die Staat is, of
(ii)niet uitsluitend met het oog op het bewijzen van de diensten inwoner van die Staat is geworden.
2. a) Pensioenen door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan, hetzij rechtstreeks, hetzij uit door hen in het leven geroepen fondsen, betaald aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat onderdeel of die gemeenschap, zijn slechts in die Staat belastbaar.
b) Die pensioenen zijn evenwel slechts in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar indien de natuurlijke persoon inwoner van die Staat en onderdaan van die Staat is.
3. De bepalingen van de artikelen 15, 16 en 18 zijn van toepassing op beloningen en pensioenen ter zake van diensten bewezen in het kader van een bedrijf uitgeoefend door een overeenkomstsluitende Staat of een staatkundig onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan.
Artikel 20 Hoogleraren, leraren en onderwijzers
Beloningen verkregen door een hoogleraar of leraar die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat en die tijdelijk in de andere overeenkomstsluitende Staat verblijft om aldaar gedurende een tijdvak van ten hoogste twee jaar aan een universiteit, hogeschool, school of andere onderwijsinrichting onderwijs te geven, zijn in die andere Staat vrijgesteld van belasting.
Artikel 21 Studenten
Bedragen die een student of een voor een beroep in opleiding zijnde persoon, die onmiddellijk vóór zijn bezoek aan een overeenkomstsluitende Staat inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat is of was en die uitsluitend voor zijn studie of opleiding in de eerstbedoelde Staat verblijft, ontvangt ten behoeve van zijn onderhoud, studie of opleiding, zijn in die Staat niet belastbaar, op voorwaarde dat die bedragen afkomstig zijn uit bronnen buiten die Staat.
Artikel 22 Andere inkomsten
Bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat die niet uitdrukkelijk in de voorgaande artikelen van deze Overeenkomst zijn vermeld, zijn slechts in die Staat belastbaar, maar indien zulk inkomen wordt verkregen uit bronnen in de andere overeenkomstsluitende Staat mag het ook in die andere Staat worden belast.
HOOFDSTUK IV. - Bepalingen tot vermijding van dubbele belasting
Artikel 23
1. InNieuw-Zeeland wordt dubbele belasting op de volgende wijze vermeden :
a) Met inachtneming van de alsdan geldende bepalingen van de wetgeving van Nieuw-Zeeland die betrekking hebben op de verrekening van belasting die in een grondgebied buiten Nieuw-Zeeland betaald is, met de Nieuwzeelandse belasting (welke bepalingen het algemeen beginsel van het hiernavolgende niet mogen aantasten), wordt de Belgische belasting die, overeenkomstig de Belgische wetgeving en in overeenstemming met deze Overeenkomst, hetzij rechtstreeks hetzij door inhouding is bepaald ter zake van inkomsten die door een inwoner van Nieuw-Zeeland uit bronnen in België zijn verkregen (daaronder, in het geval van dividend, niet begrepen belasting die is betaald ter zake van de winst waaruit het dividend is betaald), verrekend met de Nieuwzeelandse belasting die over die inkomsten is verschuldigd.
b) Voor de toepassing van dit artikel worden winst, inkomsten of voordelen van een inwoner van Nieuw-Zeeland die in België volgens de Overeenkomst worden belast, geacht afkomstig te zijn uit bronnen in België.
2. In België wordt dubbele belasting op de volgende wijze vermeden :
a) Indien een inwoner van België inkomsten verkrijgt die volgens de bepalingen van de Overeenkomst in Nieuw-Zeeland mogen worden belast en waarop de bepalingen van de subparagrafen b), c) en d) hierna niet van toepassing zijn, stelt België die inkomsten vrij van belasting maar om het bedrag van de belasting over het overige inkomen van die inwoner te berekenen, mag België het belastingtarief toepassen dat van toepassing zou zijn indien die inkomsten niet waren vrijgesteld.
b) Verkrijgt een inwoner van België :
- dividenden als bedoeld in artikel 10, § 2, en waarop subparagraaf d) hierna niet van toepassing is,
- interest als bedoeld in artikel 11, § 2 of 6,
- royalty's als bedoeld in artikel 12, § 2 of 6,
dan verleent België een vermindering op de Belgische belasting ten bedrage van het forfaitaire gedeelte van buitenlandse belasting waarin de Belgische wetgeving voorziet, onder de voorwaarden en volgens het tarief van die wetgeving.
c) Indien een inwoner van België inkomsten verkrijgt die overeenkomstig de bepalingen van artikel22 inNieuw-Zeeland werden belast, mag het bedrag van de Belgische belasting met betrekking tot die inkomsten niet hoger zijn dan het bedrag dat overeenkomstig de Belgische wetgeving zou verschuldigd zijn indien die inkomsten zouden worden belast als inkomsten die werden verkregen uit bronnen buiten België en die aan buitenlandse belasting werden onderworpen.
d) Indien een vennootschap die inwoner is van België, aandelen bezit van een vennootschap op aandelen die inwoner is van Nieuw-Zeeland en aan de Nieuwzeelandse belasting op haar inkomsten is onderworpen, worden de dividenden die haar door de laatstbedoelde vennootschap worden betaald en die volgens artikel 10, §2, inNieuw-Zeeland mogen worden belast, in België vrijgesteld van de vennootschapsbelasting in zoverre als vrijstelling zou worden verleend indien beide vennootschappen inwoner zouden zijn van België.
e) Indien volgens de Belgische wetgeving verliezen van een onderneming gedreven door een inwoner van België die aan een in Nieuw-Zeeland gelegen vaste inrichting kunnen worden toegerekend, voor de belastingheffing van die onderneming in België werkelijk in mindering van de winsten werden gebracht, is de in subparagraaf a) bepaalde vrijstelling in België niet van toepassing op de winsten van andere belastbare tijdperken die aan die inrichting kunnen worden toegekend, in zoverre als deze winsten in Nieuw-Zeeland door een aftrek uit hoofde van die verliezen eveneens van belasting werden vrijgesteld.
HOOFDSTUK V. - Bijzondere bepalingen
Artikel 24 Regeling voor onderling overleg
1. Indien een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat van oordeel is dat de maatregelen van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze Overeenkomst, kan hij, onverminderd de rechtsmiddelen waarin het interne recht van die Staten voorziet, zijn geval voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij inwoner is. Het geval moet worden voorgelegd binnen drie jaar nadat de maatregel die een belastingheffing ten gevolge heeft die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de Overeenkomst, voor het eerst te zijner kennis is gebracht.
2. De bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing ervan te komen, de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat op te lossen, ten einde een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de Overeenkomst, te vermijden.
3. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de interpretatie of de toepassing van de Overeenkomst, in onderlinge overeenstemming op te lossen.
4. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten kunnen zich rechtstreeks met elkaar in verbinding stellen ten einde uitvoering te geven aan de bepalingen van de Overeenkomst.
Artikel 25 Uitwisseling van inlichtingen
1. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten wisselen de inlichtingen uit die nodig zijn om uitvoering te geven aan de bepalingen van deze Overeenkomst of aan die van de nationale wetgeving van de overeenkomstsluitende Staten met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, voor zover de heffing van die belastingen niet in strijd is met de Overeenkomst, en ook om het ontgaan van belastingen te voorkomen. De uitwisseling van inlichtingen wordt niet beperkt door artikel 1. De door een overeenkomstsluitende Staat verkregen inlichtingen worden op dezelfde wijze geheim gehouden als de inlichtingen die onder de nationale wetgeving van die Staat zijn verkregen en worden alleen ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (daaronder begrepen rechterlijke instanties en administratieve lichamen) die betrokken zijn bij de vestiging of de invordering van, de tenuitvoerlegging of vervolging ter zake van, of de beslissing in beroepszaken betrekking hebbende op de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is. Deze personen of autoriteiten mogen deze inlichtingen slechts voor die doeleinden gebruiken. Zij mogen van deze inlichtingen melding maken tijdens openbare rechtszittingen of in rechterlijke beslissingen.
2. In geen geval mogen de bepalingen van § 1 aldus worden uitgelegd, dat zij een overeenkomstsluitende Staat de verplichting opleggen :
a) administratieve maatregelen te nemen die afwijken van de wetgeving en de administratieve praktijk van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;
b) bijzonderheden te verstrekken die niet verkrijgbaar zijn volgens de wetgeving of in de normale gang van de administratieve werkzaamheden van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;
c) inlichtingen te verstrekken die een handels, bedrijfs, nijverheids of beroepsgeheim of een handelswerkwijze zouden onthullen, dan wel inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde.
Artikel 26 Diplomatieke vertegenwoordigers en consulaire ambtenaren
1. De bepalingen van deze Overeenkomst tasten in geen enkel opzicht de fiscale voorrechten aan die diplomatieke of consulaire ambtenaren ontlenen aan de algemene regelen van het volkenrecht of aan de bepalingen van bijzondere internationale overeenkomsten.
2. Voor de toepassing van de Overeenkomst worden personen die deel uitmaken van een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat of in een derde Staat en die de nationaliteit van de Zendstaat bezitten, geacht inwoner te zijn van de Zendstaat indien zij aldaar aan dezelfde verplichtingen in zake belastingen naar het inkomen zijn onderworpen als de inwoners van die Staat.
3. De Overeenkomst is niet van toepassing op internationale organisaties, op organen of ambtenaren daarvan, noch op personen die deel uitmaken van een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van een derde Staat, indien deze in een overeenkomstsluitende Staat verblijven en in geen van beide overeenkomstsluitende Staten aan dezelfde verplichtingen inzake belastingheffing naar hun totaal wereldinkomen zijn onderworpen als de inwoners van die Staat.
Artikel 27 Uitbreiding tot andere gebieden
1. Deze Overeenkomst kan, hetzij in haar geheel, hetzij met de noodzakelijke wijzigingen, worden uitgebreid tot elk gebied voor de internationale betrekkingen waarvan één van beide overeenkomstsluitende Staten verantwoordelijk is en dat in wezen gelijksoortige belastingen heft als de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is. Een zodanige uitbreiding zal van kracht worden met ingang van de dag en met inachtneming van de wijzigingen en voorwaarden (daaronder begrepen voorwaarden met betrekking tot de beëindiging van de toepassing) zoals deze tussen de overeenkomstsluitende Staten nader zullen worden overeengekomen bij diplomatieke notawisseling of op enige andere wijze in overeenstemming met hun grondwettelijke bepalingen.
2. Tenzij door de twee overeenkomstsluitende Staten anders is overeengekomen, zal de opzegging van de Overeenkomst door een van hen op grond van artikel 29 op de in dat artikel bepaalde voorwaarde ook een einde stellen aan de toepassing van de Overeenkomst met betrekking tot elk gebied waartoe zij ingevolge dit artikel is uitgebreid.
3. Artikel 2, § 4, zal van toepassing zijn op alle belastingen die door elk gebied waartoe de Overeenkomst ingevolge dit artikel is uitgebreid, worden geheven.
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Artikel 28 Inwerkingtreding
1. Deze Overeenkomst zal worden bekrachtigd en de akten van bekrachtiging zullen zo spoedig mogelijk te Xxxxxxxxxx worden uitgewisseld.
2. De Overeenkomst zal in werking treden op de vijftiende dag die volgt op de dag van de uitwisseling van de akten van bekrachtiging en haar bepalingen zullen toepassing vinden :
a) in Nieuw-Zeeland :
op inkomsten die belastbaar zijn voor enig inkomstenjaar dat aanvangt op of na 1 april van het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de Overeenkomst in werking treedt;
b) in België :
(i) op alle bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld op of na 1 januari van het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de Overeenkomst in werking treedt;
(ii) op alle andere dan bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten van belastbare tijdperken die eindigen op of na 31 december van het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de Overeenkomst in werking treedt.
3. Het Akkoord tussen België en Nieuw-Zeeland gesloten bij wisseling van nota's gedagtekend op 23 december 1975 en 20 januari 1976, betreffende de wederzijdse belastingvrijstelling met betrekking tot de exploitatie van schepen in internationaal verkeer zal geen uitwerking hebben voor enig tijdperk waarvoor artikel 8 van deze Overeenkomst van toepassing is .
Artikel 29 Beëindiging
Deze Overeenkomst blijft voor onbepaalde tijd van kracht, maar elke overeenkomstsluitende Staat, kan, tot en met de 30e juni van elk kalenderjaar dat aanvangt na het verstrijken van 5 jaar vanaf de datum van haar inwerkingtreding, aan de andere overeenkomstsluitende Staat langs diplomatieke weg een schriftelijke opzegging doen toekomen; in dat geval houdt de Overeenkomst op van toepassing te zijn :
a) in Nieuw-Zeeland :
op inkomsten die belastbaar zijn voor enig inkomstenjaar dat aanvangt op of na 1 april van het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de opzegging is gedaan;
b) in België :
(i) op alle bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld op of na 1 januari van het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de opzegging is gedaan;
(ii) op alle andere dan bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten van belastbare tijdperken die eindigen op of na 31 december van het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de opzegging is gedaan.
Ten blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gevolmachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.
Gedaan in tweevoud te Brussel, op 15 september1981, inde Nederlandse, de Franse en de Engelse taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek.
Voor de Regering van België :
(get.) CharlesFerdinand NOTHOMB
Voor de Regering van Nieuw-Zeeland :
(get.) J.G. Xxx XXXXXX
Protocol
Protocol bij de overeenkomst tussen de Regering van België en de Regering van Nieuw-Zeeland tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen.
Bij de ondertekening van de heden tussen de Regering van Nieuw-Zeeland en de Regering van België gesloten Overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, zijn de ondergetekenden overeengekomen dat de volgende aanvullende bepalingen een integrerend deel van die Overeenkomst uitmaken.
Er is overeengekomen dat :
a) de bepalingen van artikel7 ingeen enkel opzicht de toepassing van de wetgeving van een overeenkomstsluitende Staat met betrekking tot het bepalen van de inkomsten en de berekening van de winst van een verzekeringsbedrijf beletten, met dien verstande dat indien de desbetreffende wetten die op het ogenblik van de ondertekening van deze Overeenkomst in elk van de Staten van kracht zijn, worden gewijzigd (anders dan op ondergeschikte punten die het algemeen principe niet aantasten), de overeenkomstsluitende Staten onderling overleg zullen plegen om overeenstemming te bereiken over elke passende wijziging van deze paragraaf;
b) niettegenstaande de bepalingen van artikel 12, § 3, betalingen van welke aard ook als vergoeding voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, nijverheids of handelsuitrusting of wetenschappelijke uitrusting, geacht worden winst van ondernemingen te zijn waarop de bepalingen van artikel 7 van toepassing zijn in zoverre als de bedragen van die betalingen niet worden berekend op, of niet gebonden zijn aan, productie, omzet, prestaties of enig ander gelijkaardig criterium;
c) voor de toepassing van artikel 12, paragraaf 3, betalingen als vergoeding voor technische diensten, daaronder begrepen studies of rapporten van wetenschappelijke, geologische of technische aard, of voor technische contracten, daaronder begrepen de daarop betrekking hebbende blauwdrukken of voor het verstrekken van advies of het houden van toezicht, niet worden geacht betalingen te zijn ter vergoeding voor ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap;
d) indien Nieuw-Zeeland, na de ondertekening van dit Protocol, een artikel betreffende nondiscriminatie in één van zijn overeenkomsten tot het vermijden van dubbele belasting mocht opnemen, de Regering van Nieuw-Zeeland, de Regering van België hiervan binnen een redelijke termijn in kennis zal stellen en met de Regering van België onderhandelingen zal aanvatten met het oog op de opneming van een dergelijk artikel in deze Overeenkomst.
Gedaan in tweevoud te Brussel, op 15 september1981, inde Nederlandse, de Franse en de Engelse taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek.
Voor de Regering van België : Voor de Regering van Nieuw-Zeeland :
(get.) CharlesFerdinand NOTHOMB (get.) J.G. Xxx XXXXXX
Daar de uitwisseling van de bekrachtigingsoorkonden voorzien in artikel 28 van de Overeenkomst heeft plaatsgevonden te Wellington op 23 november 1983, is deze Overeenkomst in werking getreden op 8 december 1983.