Uitwerkingsovereenkomst samenwerking op het gebied van Ruimtelijke Economie
Uitwerkingsovereenkomst samenwerking op het gebied van Ruimtelijke Economie
hierna gezamenlijk te noemen "Gemeenten", en
hierna te noemen "Centrumgemeente";
Gemeenten en Centrumgemeente gezamenlijk te noemen "Partijen";
overwegende dat
Artikel 1 Doel van de overeenkomst
Artikel 2 Looptijd van de overeenkomst
Artikel 3 Gemeenschappelijk belang
Artikel 4 Rol Centrumgemeente
Artikel 5 Begroting
4. Op basis van de begroting wordt de bijdrage per Partij voor het jaar t vastgesteld.
Artikel 6 Procedure voor het vaststellen van de begroting
Artikel 7 De Verantwoording
1. De Centrumgemeente stelt gedurende het jaar van uitvoering één tussentijdse rapportage op, waarin wordt ingegaan op de inhoudelijke en financiële stand van zaken van alle thema's uit de strategische metavisie en de kosten die bij de Centrumgemeente optreden als gevolg van het uitvoeren van de activiteiten ten aanzien van de ruimtelijke economie, die ter beschikking wordt gesteld aan de Partijen.
2. De bestuurlijke trekkers zijn zelf verantwoordelijk voor het melden van substantiële afwijkingen in de uitvoering, aan de Partijen.
3. De Centrumgemeente stelt over de in het voorgaande kalenderjaar behaalde resultaten en bestede middelen een verantwoording op, waarin wordt ingegaan op alle thema's uit de strategische metavisie en de kosten die bij de Centrumgemeente optreden als gevolg van het uitvoeren van de activiteiten ten aanzien van de ruimtelijke economie. De verantwoording wordt elk jaar uiterlijk op 1 april, na vaststelling in de bestuurlijke werkgroepen, aangeboden aan de Partijen.
4. Bij een positief rekeningresultaat wordt het aandeel van de Gemeenten gereserveerd bij de Centrumgemeente op een rekening-courant rekening (overlopende passiva).
5. Het saldo op de rekening courant is minimaal 0.
6. Negatieve rekeningresultaten worden ten laste gebracht van deze rekening-courant rekening, voorzover het saldo dit toelaat. Een eventueel resterend negatief saldo komt naar rato ten laste van de Gemeenten.
7. Voorstellen over de besteding/teruggave van positieve bedragen worden gedaan door de bestuurlijke werkgroepen.
Artikel 8 Overleggen
Artikel 9 Monitoring
5. De burgemeester van de Centrumgemeente is voorzitter van het monitoringsoverleg.
6. Ondersteuning wordt geleverd door de gemeentesecretaris van de Centrumgemeente.
7. Het monitoringsoverleg komt tenminste 2 keer per jaar bijeen. Het overleg gaat over:
a. de voortgang per thema/project;
b. de onderlinge samenhang in voortgang: hoe ontwikkelt de gehele agenda zich?
c. eventuele knelpunten in het samenbrengen van menskracht/geld/overige middelen.
a. Trekkers zijn alleen verantwoording verschuldigd aan hun bestuurlijke werkgroep.
P&C-cyclus.
Artikel 10 Verplichtingen Gemeenten
medewerker niet instemt met de wijze waarop hij bij de uitvoering van de Groeiagenda wordt betrokken, stelt de Gemeente een andere geschikte medewerker beschikbaar.
Artikel 11 Uittreding
Indien een Gemeente niet langer wenst deel te nemen aan deze vorm van samenwerking c.q. deze overeenkomst wil opzeggen, geldt het gestelde in artikel 14 van de Regeling
Artikel 12 Geschillen
Geschillen tussen partijen die voortvloeien uit deze overeenkomst worden door partijen opgelost conform het gestelde in artikel 17 van de Regeling onderlinge samenwerking Drechtstedengemeenten.
Artikel 13 Citeertitel
Deze overeenkomst kan worden aangehaald als "Overeenkomst samenwerking op het gebied van Ruimtelijke Economie".
Aldus ondertekend in tweevoud,
Dordrecht, Alblasserdam,
op ……………………..….………… 2020 op 2020
A.W. Xxxxx X.X.X. Xxxxx
Hardinxveld-Giessendam, Xxxxxxx-Xxx-Xxxxxxx,
op …………………………………. 2020 op 2020
X.X. Xxxxxxxx X. Xxxxxxxx
Papendrecht, Sliedrecht,
op ……………………………….… 2020 op 2020
X.X. Xxxxxxxxx X.X.X. xxx Xxxxxx
Zwijndrecht,
op 2020
W.H.J.M. xxx xxx Xxx
Toelichting
Achtergrond
Naar aanleiding van het Xxxxxxx-rapport is door de colleges van de Drechtstedengemeenten besloten dat de beleidsontwikkeling en uitvoering op het gebied van de ruimtelijke economie weer meervoudig lokaal belegd zou worden. Daarbij is eveneens besloten dat Dordrecht een coördinerende en regisserende rol zou gaan vervullen.
Dit was in eerste instantie een op zichzelf staand besluit omdat het rapport van Xxxxxxx en het onderzoek van Xxxxxxxxxx dat daaraan ten grondslag lag, met name betrekking had op de regionale samenwerking op het gebied van de ruimtelijke economie.
Nadat dit besluit was genomen zijn acties in gang gezet om dit besluit ook daadwerkelijk uit te voeren. Zo zijn de medewerkers van Bureau Drechtsteden die met de realisatie van de Groeiagenda zijn belast met ingang van 1 januari 2020 in dienst getreden bij de gemeente Dordrecht en heeft het DSB een mandaat gegeven aan het college van Dordrecht voor het aangaan van financiële verplichtingen uit het Groeiagendabudget.
Om de afspraken over de wijze waarop de Drechtstedengemeenten samenwerken bij de beleidsontwikkeling en uitvoering op het gebied van de ruimtelijke economie goed te verankeren is een uitwerkingsovereenkomst onder de Regeling onderlinge samenwerking Drechtstedengemeenten opgesteld, de Samenwerkingsovereenkomst Ruimtelijke Economie.
Gevolgen
a. Tekst GRD
Dat besluit heeft een aantal gevolgen. Zo moet de tekst van de GRD worden aangepast, in die zin dat de taak omtrent de Groeiagenda niet meer in die tekst thuishoort. Een voorstel tot wijziging van de GRD zal te zijner tijd ter besluitvorming aan de gemeenten worden voorgelegd. Afhankelijk van de uitkomsten van de discussie over de toekomst van de GRD zal dat wijzigingsbesluit alleen betrekking hebben op de Groeiagenda of ook op andere onderdelen van de GRD.
Een wijzigingsbesluit van de GRD moet worden vastgesteld door alle bestuursorganen van de deelnemende gemeenten. Dat betekent dat zowel de colleges, de burgemeesters als de raden het wijzigingsbesluit moeten vaststellen. Dit geeft aan dat alle bestuursorganen, dus ook de raden, uiteindelijk langs deze weg beslissen over de taken en dus de toekomst van de GRD.
b. Personeel
Het personeel dat bij het Bureau Drechtsteden was belast met de uitvoering van taken die samenhingen met de realisatie van de Groeiagenda 2018-2030 is, ter uitvoering van het regionaal genomen besluit over de Groeiagenda, inmiddels in dienst getreden bij de gemeente Dordrecht, zodat deze gemeente haar coördinerende en regisserende rol kan invullen.
c. Middelen
De middelen voor de Groeiagenda staan op de bankrekening van de GRD. De financiële verplichtingen worden echter sinds 1 januari 2020 aangegaan door de gemeente Dordrecht. De gemeente kan echter geen financiële verplichtingen aangaan met geld dat op de bankrekening van een andere organisatie staat. Om het mogelijk te maken dat de gemeente Dordrecht in 2020 rechtmatig financiële verplichtingen aangaat voor de Groeiagenda, is door het DSB een opdracht en een mandaat aan het college van Dordrecht verstrekt voor de uitvoering van de Groeiagenda.
Waarom een samenwerkingsovereenkomst in deze vorm?
Nu de samenwerking tussen de Drechtstedengemeenten op het gebied van ruimtelijke economie (waar de Groeiagenda een uitwerking van is) na de wijziging van de GRD niet meer in de tekst van die GRD zal zijn verankerd, is het noodzakelijk om de samenwerkingsafspraken in een ander document vast te leggen. Immers, als zeven gemeenten samen grote langjarige ambities hebben die de nodige inspanningen en middelen vergen, zullen daar afspraken over moeten worden gemaakt. Daartoe dient deze samenwerkingsovereenkomst.
De Drechtstedengemeenten hebben grote ambities op het gebied van de ruimtelijke economie. Die ambities zijn voor de periode 2018–2030 vastgelegd in de Groeiagenda 2018–2030. Die ambities zijn alleen te realiseren door samen te werken. Dat is ook de reden dat is besloten om de uitvoering van de Groeiagenda terug te halen naar de gemeenten zelf en dat meervoudig lokaal op te pakken. De meervoudig lokale uitvoering vereist wel dat er op het proces en op de inhoud de nodige coördinatie en regie plaatsvindt. Ook vereisen de ambities de inzet van financiële en personele middelen en een rolverdeling tussen de deelnemers. Dat gaat allemaal niet vanzelf. Het is belangrijk dat elke deelnemer in de samenwerking weet wat de afspraken hierover zijn, temeer om, ook gezien de looptijd van de afspraken, te borgen dat die afspraken bekend en helder blijven gedurende die looptijd.
Daarom is het belangrijk dat de afspraken in een samenwerkingsovereenkomst worden vastgelegd.
De samenwerkingsovereenkomst is een uitwerkingsovereenkomst in de zin van artikel 3, vijfde lid van de Regeling onderlinge samenwerking Drechtstedengemeenten. Dat is een lichte gemeenschappelijke regeling die de Drechtstedengemeenten in 2013 met elkaar zijn aangegaan en waartoe ook Hardinxveld-Giessendam is toegetreden.
Die regeling onderlinge samenwerking regelt de samenwerking van de Drechtstedengemeenten op alle terreinen, met uitzondering van de terreinen van samenwerking die in andere gemeenschappelijke regelingen, zoals de GR Drechtsteden, de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid, de GR Drechtwerk enz., zijn vastgelegd.
De hoofdlijnen van de samenwerking zijn vastgelegd in de Regeling onderlinge samenwerking Drechtstedengemeenten en de concrete afspraken over de samenwerking op het gebied van de ruimtelijke economie zijn dus vastgelegd in deze samenwerkingsovereenkomst.
De looptijd
De looptijd van de overeenkomst is onbepaald. De reden daarvoor is dat deze overeenkomst ziet op de samenwerking in het ruimtelijk-economisch domein op de lange(re) termijn en niet slechts op de huidige bestuursperiode. Nog afgezien van het feit dat ook de Groeiagenda zelf een scope heeft tot 2030, laat de noodzaak tot samenwerking in het ruimtelijk-economisch domein zich niet beperken tot een looptijd van 4 jaar. Juist in dit domein moet naar de doelstellingen en effecten op de lange termijn worden gekeken en dus worden samengewerkt. Dit laat onverlet dat elke deelnemer aan deze overeenkomst op elk gewenst moment aan de andere deelnemers een voorstel tot een evaluatie van de samenwerking kan doen. Daar is geen expliciete afspraak in de overeenkomst voor nodig. In tegendeel, zo'n afspraak doet juist afbreuk aan de gewenste flexibiliteit daarin. Immers, door dat moment open te laten kan het meest geschikte moment voor een evaluatie met elkaar worden bepaald in plaats van een van te voren bedacht tijdstip dat achteraf wellicht niet het meest geëigend blijkt te zijn.
Bestuurlijke betrokkenheid bij de Groeiagenda
De bestuurlijke betrokkenheid bij de Groeiagenda is in de SOK langs verschillende lijnen gewaarborgd. In artikel 4, lid 2 is geregeld dat de raden de strategische visie accorderen, voordat die door de Drechtraad wordt vastgesteld.
In artikel 6 is geregeld dat de begroting voor de Groeiagenda wordt vastgesteld door de raden.
In artikel 7 is geregeld dat de gemeente Dordrecht jaarlijks een verantwoordingsdocument opstelt dat aan alle gemeenten wordt toegestuurd. Het is uiteraard de verantwoordelijkheid van elk college om te beslissen of dat verantwoordingsdocument aan de raad wordt gezonden.
Voor de huidige periode zijn de Opgavebladen vastgesteld, met het daarbij behorende financieel arrangement.
Financiën
Vanaf 2021 zullen de financiële middelen voor de Groeiagenda op een Dordtse rekening moeten worden gestort. Immers, Dordrecht gaat in het kader van de Groeiagenda namens alle Partijen de financiële verplichtingen aan.
In artikel 7 van de SOK is enerzijds de mogelijkheid gecreëerd dat op de rekening van de Groeiagenda een reserve wordt opgebouwd en aangehouden maar anderzijds is in het zevende lid bepaald dat de bestuurlijke werkgroepen voorstellen doen over de besteding c.q. teruggave (aan de gemeenten) van eventuele overschotten.
Bevoegdheid
Deze overeenkomst is een uitwerking van de Regeling onderlinge samenwerking Drechtstedengemeenten. Die regeling is aangegaan door de colleges met toestemming van de raden. Het aangaan van deze overeenkomst, die een uitwerking is van de Regeling onderlinge samenwerking Drechtstedengemeenten, is dus ook een bevoegdheid van het college. Uiteraard is het aan elk college zelf om te bepalen of deze overeenkomst ook ter informatie aan de raad wordt gezonden.