ARTIKEL 1
Stichting Pensioenfonds voor de Architectenbureaus
Statuten
december 2021
ARTIKEL 1
Definities
Voor zover niet in deze statuten of in de pensioenreglementen afwijkend is bepaald, gelden de hierna volgende definities voor deze statuten en de pensioenreglementen.
a. het fonds:
de in artikel 2 genoemde stichting;
b. de wet:
de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000;
c. de werknemer:
degene die krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht arbeid verricht voor een werkgever, met uitzondering van de directeur-grootaandeelhouder van de naamloze vennootschap en van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid;
d. de werkgever:
de natuurlijke persoon of rechtspersoon, die op last van een opdrachtgever uitsluitend of in hoofdzaak architectenwerkzaamheden verricht.
Onder architectenwerkzaamheden wordt verstaan:
1. het ontwerpen van gebouwen of van vernieuwingen, veranderingen, uitbreidingen of restauraties in de ruimste zin des woords, met uitzondering van de werken behorende tot de grond-, water-, of wegenbouw;
2. het in een organisatorische eenheid met de onder 1 genoemde werkzaamheden uitsluitend of in overwegende mate verrichten van één of meerdere van de volgende activiteiten:
- het maken van het bestek;
- het maken van de bouwvoorbereidingstekeningen;
- het maken van de begroting;
- het verrichten van werkzaamheden terzake van het uitvoeringscontract;
- het maken van de uitvoeringstekeningen;
- het voeren van de directie;
- het verrichten van de oplevering;
- het maken van onderhouds- en beheersplannen;
- het verrichten van administratieve werkzaamheden;
- het verrichten van andere in samenhang met de hiervoor onder 1 en 2 genoemde werkzaamheden.
e. de deelnemer:
de werknemer bedoeld in artikel 5;
f. de gewezen deelnemer:
de werknemer of gewezen werknemer door wie op grond van een pensioenovereenkomst geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak heeft behouden jegens het fonds;
g. het bestuur:
het orgaan van het fonds, bedoeld in artikel 7;
h. verantwoordingsorgaan:
het orgaan van het fonds, bedoeld in artikel 14;
x. xxxx van toezicht:
het orgaan van het fonds, bedoeld in artikel 15;
j. pensioengerechtigde:
degene, die krachtens het betreffende pensioenreglement enigerlei vorm van pensioen geniet.
k. de accountant:
de accountant bedoeld in artikel 2:393, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek.
l. directeur-grootaandeelhouder:
a. persoonlijk houder van aandelen welke ten minste een tiende deel van het geplaatste kapitaal van de vennootschap van de werkgever vertegenwoordigen;
b. indirect persoonlijk houder van aandelen welke ten minste een tiende deel van het geplaatste kapitaal van de vennootschap van de werkgever vertegenwoordigen; of
c. houder van certificaten van aandelen, uitgegeven door tussenkomst van een administratiekantoor waarvan hij voor ten minste een tiende deel in het bestuur vertegenwoordigd is, welke ten minste een tiende deel van het geplaatste kapitaal van de vennootschap vertegenwoordigen;
m. lidstaat:
een lidstaat van de Europese Unie alsmede een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij de Overeenkomst betreffende Europese Economische Ruimte.
n. toezichthouder:
De Nederlandsche Bank N.V.
o. belet:
de situatie waarin een bestuurslid tijdelijk niet in staat is om zijn functie te vervullen, bijvoorbeeld door (ernstige) ziekte, geestelijke gesteldheid, schorsing, vermissing of zwangerschaps- en bevallingsverlof; vakantie valt hier niet onder.
p. ontstentenis:
de situatie waarin een bestuurslid niet langer in functie is, bijvoorbeeld door overlijden of ontslag, waardoor een vacature ontstaat.
q. vergadering:
een bijeenkomst waarbij de deelnemers aan de bijeenkomst fysiek aanwezig zijn dan wel via een tweezijdig elektronisch communicatiemiddel met elkaar contact hebben. Onder dit laatste wordt zowel het (groeps)telefoongesprek als beeldbellen en audiovisuele vergaderapplicaties verstaan.
ARTIKEL 2
Naam en zetel
1. De stichting draagt de naam: Stichting Pensioenfonds voor de Architectenbureaus.
2. De stichting is gevestigd in Harderwijk. Haar adres is Xxxxxxxxxxxx 0 in Harderwijk.
ARTIKEL 3
Doel en werkingssfeer
1. De werkingssfeer van het fonds betreft de werkgevers in de zin van deze statuten.
2. Het fonds heeft ten doel om binnen de werkingssfeer en overeenkomstig de bepalingen van deze statuten en van het betreffende pensioenreglement de deelnemers, de gewezen deelnemers, de gepensioneerden en overige belanghebbenden te beschermen tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom en overlijden.
3. Het fonds tracht dit doel te bereiken door:
a. overeenkomstig de bij pensioenreglementen te stellen regelen uitkeringen toe te kennen bij ouderdom en overlijden;
b. andere wettige middelen, die tot het bereiken van dit doel bevorderlijk kunnen zijn.
4. Het fonds werkt volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota. In deze nota is een omschrijving opgenomen van de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het bepaalde bij en krachtens de artikelen 25, 126 tot en met 137 en 143 van de Pensioenwet. De actuariële en bedrijfstechnische nota bevat voorts een verklaring inzake beleggingsbeginselen. De verklaring inzake beleggingsbeginselen wordt om de drie jaren en voorts onverwijld na iedere belangrijke wijziging van beleggingsbeleid herzien.
5. Het bestuur van het fonds legt de nota alsmede iedere wijziging daarvan onverwijld over aan de Toezichthouder.
6. De Toezichthouder kan het fonds de verplichting opleggen om binnen een door de Toezichthouder te stellen termijn over te gaan tot herverzekering, overdracht of onderbrenging indien dit naar het oordeel van de Toezichthouder noodzakelijk is in verband met:
a. de actuariële en bedrijfstechnische opzet van het fonds;
b. de deskundigheid en betrouwbaarheid van het bestuur.
7. Het fonds draagt er zorg voor dat de bezittingen van het fonds, tezamen met de te verwachten inkomsten, toereikend zijn ter dekking van de uit de statuten en de reglementen voortvloeiende pensioenverplichtingen.
8. Het fonds draagt er zorg voor dat de aanspraken die de deelnemers bij beëindiging van de deelname aan de regeling kunnen ontlenen in elk geval steeds aan het einde van ieder kalenderjaar dan wel, indien dat eerder is, bij beëindiging van de deelneming, volledig zijn gefinancierd.
9. Voor zover risico’s zijn overgedragen, herverzekerd of ondergebracht kan de omschrijving, bedoeld in het vierde lid beperkt blijven tot een verwijzing naar hetgeen daarover in de betreffende overeenkomsten is opgenomen.
ARTIKEL 4
Aangesloten werkgevers
Aangesloten werkgever is de werkgever, die:
a. onder de werkingssfeer van het fonds en onder de verplichtstelling krachtens de wet valt of
b. niet onder de werkingssfeer van het fonds valt, zoals omschreven in artikel 3, eerst lid, maar op een daartoe strekkend verzoek vrijwillig bij het fonds is aangesloten, zoals bedoeld in artikel 8, tweede lid.
ARTIKEL 5
Deelnemers
1. Xxxxxxxxx is met ingang van 1 januari 2015:
a. de werknemer vanaf de eerste dag van de maand waarin hij de leeftijd van 21 jaar bereikt of de latere datum van indiensttreding tot de eerste dag van de maand waarin hij de 67-jarige leeftijd bereikt en die verplicht is tot deelneming in het fonds krachtens de wet;
b. de werknemer die niet verplicht is tot deelneming in het fonds krachtens de wet en op grond van een uitvoeringsovereenkomst die tussen het fonds en zijn werkgever is gesloten en waarin de vrijwillige aansluiting van zijn werkgever bij het fonds is geregeld, door het bestuur als deelnemer is toegelaten vanaf de eerste dag van de maand waarin hij de leeftijd van 21 jaar bereikt of de latere datum van indiensttreding tot de eerste dag van de maand waarin hij de 67-jarige leeftijd bereikt;
c. degene die deelnemer was als bedoeld onder a of b en de deelneming individueel voortzet;
d. de werknemer die deelnemer was als bedoeld onder a of b en wiens verzekering na het bereiken van zijn pensioendatum wordt voortgezet.
2. De toelating als deelnemer van een werknemer, als bedoeld in het eerste lid onder b, gaat in op de eerste dag van de maand waarin hij de leeftijd van 21 jaar bereikt of op de latere datum van indiensttreding en is alleen mogelijk, indien de werkgever voor alle werknemers in zijn dienst, die tot eenzelfde groep behoren, toelating verzoekt.
3. Uitgezonderd van het begrip deelnemer in de voorgaande leden is de leerling/student van een school of onderwijsinstelling, die gedurende de door de school of onderwijsinstelling aangegeven tijd tijdens de stageperiode werkt in dienst van de werkgever of die tijdens zijn studie voor het opdoen van praktische ervaring werkt in dienst van een werkgever.
ARTIKEL 6
Middelen, financiering en beleggingen
1. De geldmiddelen van het fonds bestaan uit:
a. het stichtingskapitaal;
b. betaalde premies en koopsommen;
c. inkomsten uit beleggingen;
d. overige baten.
2. De uitgaven van het fonds bestaan uit:
a. de uitkeringen die in artikel 3, derde lid zijn omschreven te doen aan de personen die in artikel 3, tweede lid, worden bedoeld;
b. overige uitgaven.
3. Het bestuur beheert het fondsvermogen.
4. Het fonds voert een beleggingsbeleid dat in overeenstemming is met de prudent-person regel.
5. Ter zake van de bewaring van de bezittingen van het fonds zorgt het bestuur voor de nodige waarborgen ter voorkoming van vermogensschade.
ARTIKEL 7
Bestuur:
1. Het fonds heeft een paritair bestuurmodel. De belanghebbenden zijn op een zo evenwichtig mogelijke wijze vertegenwoordigd in het bestuur.
2. Het bestuur van het fonds bestaat uit acht leden, die door het bestuur worden benoemd, na het horen van de raad van toezicht over de procedure, en wel als volgt:
a. drie (3) leden op voordracht van de Koninklijke Maatschappij tot bevordering der Bouwkunst Bond van Nederlandse Architecten BNA, gevestigd te Amsterdam;
b. twee (2) leden op voordracht van de drie werknemersverenigingen, te weten: - de Unie, vakbond voor Industrie en Dienstverlening, gevestigd te Culemborg;
- Federatie Nederlandse Vakvereniging (FNV), gevestigd te Amsterdam;
- CNV Xxxxxxxxx.xx, gevestigd te Utrecht.
c. een (1) lid na verkiezing door pensioengerechtigden. Het bestuur stelt een reglement vast waarin de verkiezingsprocedure is vastgelegd;
d. twee (2) onafhankelijke bestuursleden die deskundig zijn op het gebied van vermogensbeheer respectievelijk risicomanagement.
De bestuursleden zijn geschikt in verband met de uitoefening van het bedrijf van het pensioenfonds. Voordracht of kandidaatstelling vindt plaats op basis van de voor het desbetreffende bestuurslid geldende profielschets. In de profielschets zijn de vereiste deskundigheid en competenties en het benodigde tijdsbeslag vastgelegd. Benoeming vindt niet plaats indien het bestuur van oordeel is dat de kandidaat niet voldoet aan de profielschets. Het bestuur legt de overwegingen vast waarom een kandidaat wordt benoemd. Het voorgaande geldt ook bij herbenoeming van een zittend bestuurslid. Het bestuur legt iedere voorgenomen benoeming voor aan de raad van toezicht. Benoeming vindt niet plaats indien de raad van toezicht van oordeel is dat de kandidaat niet voldoet aan de profielschets.
3. Met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid wordt de volgende procedure gevolgd bij de benoeming van de twee (2) onafhankelijke bestuursleden:
a. De kandidaten voor de functie van onafhankelijk bestuurslid worden telkens voor een tijdvak van vier (4) jaren, benoemd door het bestuur.
b. Ten behoeve van de voordracht als bedoeld in sub a, geeft het bestuur opdracht aan een werving- en selectiebureau om zowel voor de functie van onafhankelijk bestuurslid met als deskundigheid vermogensbeheer als voor de functie van onafhankelijk bestuurslid met als deskundigheid risicomanagement ten minste twee kandidaten te selecteren. (Mede) aan de hand van de lijst van kandidaten
geselecteerd door het betreffende werving- en selectiebureau, stelt het bestuur een voorkeurslijst op.
c. Aan de hand van de voorkeurslijst benoemt het bestuur de onafhankelijke bestuursleden.
4. De leden van het bestuur hebben zitting voor een tijdvak van vier (4) jaren en kunnen na afloop van deze periode conform de Code Pensioenfondsen maximaal twee keer worden herbenoemd.
Herbenoeming van het bestuurslid als bedoeld in lid 2 sub c van dit artikel, vindt uitsluitend plaats na verkiezing door pensioengerechtigden. De procedure wordt gevolgd als vastgelegd in het verkiezingsreglement.
5. a. Het bestuur benoemt uit haar midden een voorzitter en een vice-voorzitter. De benoeming voor deze functies geldt voor twee (2) kalenderjaren, met inachtneming van het in dit lid bepaalde.
b. De functies van voorzitter en vice-voorzitter worden om beurten, telkens voor de tijd van twee (2) kalenderjaren door een werkgever lid, respectievelijk een werknemerslid vervuld, tenzij het bestuur anders beslist.
c. Bij ontstentenis of belet van een bestuurslid, zijn de overige bestuursleden met het bestuur van het pensioenfonds belast.
d. Bij ontstentenis of belet van alle bestuursleden zijn de twee (2) personen die de raad van toezicht daartoe heeft aangewezen, op voordracht van de organisaties bedoeld in het tweede lid onder a en b, tijdelijk met het bestuur van het pensioenfonds belast. Zij nemen alleen noodzakelijke en spoedeisende besluiten. In geval van ontstentenis is de verplichting zo spoedig in ontstane vacatures te doen voorzien. Met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid worden de eerste twee (2) nieuwe bestuursleden benoemd door de raad van toezicht. De overige nieuwe leden worden benoemd door het bestuur.
6. Eventuele verdere bestuursfuncties worden onderling door de bestuursleden verdeeld.
7. Behalve door periodiek aftreden eindigt het lidmaatschap van het bestuur door:
a. bedanken;
b. overlijden;
c. een daartoe strekkend besluit van het bestuur tot ontslag op verzoek van de organisatie(s), welke het lid heeft (hebben) voorgedragen;
d. een daartoe strekkend besluit tot ontslag van het bestuur als bedoeld in het tiende lid en elfde lid. Een bestuurslid wordt ontslagen na het horen van de raad van toezicht over de procedure.
8. In een tussentijdse vacature wordt zo spoedig mogelijk na het ontstaan daarvan, door het bestuur voorzien, in voorkomende gevallen op voordracht van de organisatie(s), die het bestuurslid conform het bepaalde in het tweede lid van dit artikel heeft (hebben) voorgedragen. Het nieuwe lid heeft zitting gedurende de tijd die het te vervangen lid nog had te vervullen, doch is na afloop van die termijn terstond herbenoembaar.
In een tussentijdse vacature voor het bestuurslid als bedoeld in het tweede lid sub c wordt voorzien via verkiezing door pensioengerechtigden. Het nieuwe lid wordt gekozen voor een periode van vier (4) jaren.
Gedurende het bestaan van vacatures behoudt het bestuur zijn volledige bevoegdheden.
9. Het bestuur van het fonds meldt elke wijziging in de samenstelling van het bestuur vooraf aan de Toezichthouder.
10. Een wijziging als bedoeld in het negende lid wordt niet doorgevoerd indien:
a. de Toezichthouder binnen zes (6) weken na ontvangst van de melding van de wijziging aan het fonds bekend maakt dat het niet met de voorgenomen wijziging instemt; of
b. de Toezichthouder om nadere gegevens of inlichtingen heeft verzocht en binnen zes (6) weken na ontvangst van die gegevens of inlichtingen aan het fonds bekend maakt dat zij niet met de voorgenomen wijziging instemt.
11. Met in achtneming van het bepaalde in het dertiende en veertiende lid van dit artikel, kan een bestuurslid door het bestuur worden geschorst of ontslagen indien het desbetreffende bestuurslid:
a. naar het oordeel van het bestuur niet (naar behoren) functioneert;
b. in gebreke blijft te voldoen aan de aan het bestuurslidmaatschap gestelde verplichtingen of handelt in strijd met de statuten of reglementen van het fonds;
c. naar het oordeel van het bestuur gedragingen verricht waardoor de goede naam of de belangen van het fonds worden geschaad;
d. een taak of functie uitvoert die niet verenigbaar is met het bestuurslidmaatschap.
12. De raad van toezicht kan de bestuurders wegens disfunctioneren schorsen of ontslaan. Van disfunctioneren is in ieder geval sprake als het bestuur een besluit heeft genomen zonder de volgens artikel 15a, vijfde lid, benodigde goedkeuring van de raad van toezicht en het bestuur niet aannemelijk maakt dat het besluit nodig was in het belang van de belanghebbenden of voortvloeit uit een aanwijzing van de Toezichthouder, een last onder dwangsom of een wettelijk voorschrift. De raad van toezicht maakt slechts van de bevoegdheid om de bestuurders te schorsen of te ontslaan gebruik nadat het bestuur in de gelegenheid is gesteld het disfunctioneren ongedaan te maken.
13. Voordat het bestuur kan overgaan tot schorsing of ontslag van een bestuurslid wordt, tenzij het bepaalde in het veertiende lid van dit artikel van toepassing is, eerst de volgende procedure doorlopen:
a. indien vier (4) bestuursleden van mening zijn dat een ander bestuurslid niet naar behoren functioneert, melden zij dit gezamenlijk bij zowel de voorzitter als de vice-voorzitter.
b. de beide voorzitters bepalen vervolgens gezamenlijk, na overleg met het bestuur en de raad van toezicht of het betreffende bestuurslid op basis van de melding bedoeld onder a, wordt aangesproken op zijn gedrag of disfunctioneren. Indien hieromtrent verschil van mening bestaat in het bestuur en/of de raad van toezicht, dan zal het bestuur hierover een besluit nemen overeenkomstig het bepaalde in artikel 11, achtste lid. In afwijking van het bepaalde in artikel 11, vijfde lid, dient een dergelijk besluit te worden genomen in een vergadering waarin in ieder geval alle overige bestuursleden aanwezig zijn. De stem van het bestuurslid wiens functioneren ter discussie staat wordt hierbij buiten beschouwing gelaten;
c. het betreffende bestuurslid wordt door de voorzitter en de vice-voorzitter aangesproken op gedrag of disfunctioneren. Tevens wordt het betreffende bestuurslid hierover schriftelijk in kennis gesteld;
d. indien het bestuurslid zijn gedrag of functioneren naar het oordeel van de voorzitter en/of de vice-voorzitter, niet voldoende heeft verbeterd binnen drie (3) maanden nadat het betreffende bestuurslid hierop is aangesproken, wordt de mogelijkheid van schorsing of het ontslag van het betreffende bestuurslid door de beide voorzitters gezamenlijk besproken en wordt het gedrag en/of functioneren van het betreffende bestuurslid geëvalueerd. Op basis van de evaluatie wordt het bestuur gevraagd om een besluit te nemen over schorsing respectievelijk ontslag van het betreffende bestuurslid. Het betreffende bestuurslid wordt hierover schriftelijk in kennis gesteld.
14. Voordat het bestuur kan overgaan tot schorsing of ontslag van een bestuurslid, zijnde een voorzitter of vice-voorzitter, wordt eerst de volgende procedure doorlopen:
a. indien vier (4) bestuursleden van mening zijn dat de voorzitter of vice-voorzitter niet naar behoren functioneert, melden zij dit gezamenlijk aan de voorzitter of vice-voorzitter wiens functioneren niet ter discussie staat;
b. de voorzitter of vice-voorzitter wiens functioneren niet ter discussie staat, roept het bestuur en de raad van toezicht op om in onderling overleg gezamenlijk te bepalen of de voorzitter of de vice-voorzitter wiens functioneren ter discussie staat, op basis van de melding bedoeld onder a, wordt aangesproken op zijn gedrag of disfunctioneren. Indien hieromtrent verschil van mening bestaat in het bestuur en/of de raad van toezicht, dan zal het bestuur hierover een besluit nemen overeenkomstig het bepaalde in artikel 11, achtste lid. In afwijking van het bepaalde in artikel 11, vijfde lid, dient een dergelijk besluit te worden genomen in een vergadering waarin in ieder geval alle overige bestuursleden aanwezig zijn. De stem van de voorzitter of vice-voorzitter wiens functioneren ter discussie staat wordt buiten beschouwing gelaten;
c. de disfuncionerende voorzitter of vice-voorzitter wordt aangesproken door de voorzitter of vice-voorzitter, wiens functioneren niet ter discussie staat en ten minste één ander bestuurslid. Tevens wordt de betreffende voorzitter of vice- voorzitter hierover schriftelijk in kennis gesteld;
d. indien de voorzitter of vice-voorzitter zijn gedrag of functioneren naar het oordeel van het bestuur, niet voldoende heeft verbeterd binnen drie (3) maanden nadat de betreffende voorzitter of vice-voorzitter hierop is aangesproken, dan wordt de mogelijkheid van schorsing of het ontslag van de betreffende voorzitter of vice- voorzitter door bestuur besproken en wordt het gedrag en/of functioneren van de betreffende voorzitter of vice-voorzitter geëvalueerd. De voorzitter of vice- voorzitter wiens functioneren ter discussie staat is bij dit overleg niet aanwezig. Op basis van deze evaluatie wordt het bestuur gevraagd om een besluit te nemen over schorsing respectievelijk ontslag van de betreffende voorzitter of vice- voorzitter. De betreffende voorzitter of vice-voorzitter wordt hierover schriftelijk in kennis gesteld.
15. In afwijking van het bepaalde in artikel 11, vijfde lid, dient een besluit tot schorsing of ontslag te worden genomen in een vergadering waarin in ieder geval alle overige bestuursleden aanwezig zijn. Het bestuurslid over wiens schorsing of ontslag wordt beraadslaagd, wordt in de desbetreffende vergadering de gelegenheid geboden om te worden gehoord en heeft het recht om zich te verdedigen of te verantwoorden. Een besluit over schorsing of ontslag komt tot stand conform artikel 11, achtste lid. De stem van het bestuurslid over wiens schorsing of ontslag wordt beraadslaagd wordt buiten beschouwing gelaten. Een schorsing die niet binnen drie (3) maanden wordt gevolgd door een besluit tot verlenging van de schorsing of ontslag eindigt door het verloop van die termijn.
Een bestuursbesluit tot schorsing of ontslag is na het nemen van het besluit onmiddellijk van kracht en wordt schriftelijk door het bestuur met opgave van redenen medegedeeld aan het geschorste of ontslagen bestuurslid. Na ontslag van een bestuurslid vragen de beide voorzitters de voordragende organisatie een nieuw kandidaat-bestuurslid aan het bestuur voor te dragen.
16. Het bestuur legt een procedure vast voor een periodieke evaluatie van het functioneren van het bestuur als geheel en van de individuele bestuursleden.
17. Het bestuur stelt een vergoedingsregeling voor de leden van het bestuur vast. Zij ontvangen op grond van deze regeling een vaste vergoeding per jaar, waarbij verschil wordt gemaakt tussen de voorzitter, vice-voorzitter, de onafhankelijke bestuursleden en de andere leden van het bestuur. De vergoeding staat in redelijke verhouding tot de gedragen verantwoordelijkheid, de aan de functie gestelde eisen en het tijdsbeslag zoals vastgelegd in de profielschets en voor de onafhankelijke bestuursleden ook de specifieke deskundigheid.
ARTIKEL 8
Taken en bevoegdheden van het bestuur en haar bestuursleden
1. Het bestuur draagt zorg voor de uitvoering van de statuten en de pensioenreglementen. Dat geldt ook voor het sluiten van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen. Van de bevoegdheid tot het aangaan van overeenkomsten tot het kopen, vervreemden of bezwaren van registergoederen maakt het bestuur gebruik in geval van specifieke onderwerpen.
2. Het bestuur is bevoegd tot het sluiten van een uitvoeringsovereenkomst met een natuurlijke of rechtspersoon die niet onder de werkingssfeer van het fonds valt, zoals omschreven in artikel 3, eerste lid, maar die zich op vrijwillige basis bij de stichting wil aansluiten indien:
a. de loonontwikkeling bij deze natuurlijke of rechtspersoon ten minste gelijk is aan de loonontwikkeling die geldt voor werkgevers als bedoeld in artikel 1, onder d, en de natuurlijke of rechtspersoon deelneemt in de sociale fondsen die voor die werkgevers actief zijn of zullen zijn; of
b. er sprake is van een groepsverhouding tussen de natuurlijke persoon of rechtspersoon die zich vrijwillig wil aansluiten en een werkgever als bedoeld in artikel 2 van de wet; of
c. dit aansluitend gebeurt aan een periode waarin de natuurlijke of rechtspersoon wel onder de werkingssfeer van het fonds viel;
en
de arbeidsvoorwaarden als omschreven in de geldende cao Architectenbureaus op hoofdlijnen wordt toegepast. Overeenkomstig bestuursbeleid wordt voornoemde cao op hoofdlijnen toegepast indien de werkgever:
I. zijn werknemers salarieert volgens de salarisschaal die behoort bij de functiegroep waarin hun functie is ingedeeld en volgens het hen toegekende functiejaar conform het bepaalde in voornoemde cao; en
II. de salarissen van zijn werknemers ten minste verhoogt conform het bepaalde in voornoemde cao; en
III. de op basis van voornoemde xxx xxxxxxxx (voltijd) arbeidsduur voor zijn werknemers toepast.
Voorafgaand aan een totstandkoming van een vrijwillige aansluiting en bij een verlenging van een vrijwillige aansluiting wordt getoetst of de werkgever aan de gestelde voorwaarde voldoet.
De uitvoeringsovereenkomst komt uitsluitend tot stand indien aan het fonds een schriftelijk advies wordt verstrekt met betrekking tot de vrijwillige aansluiting, opgesteld door de meerderheid van de werknemers of een vertegenwoordiging van de werknemers die door de vrijwillige aansluiting als deelnemer zullen worden toegelaten, inhoudende dat zij zich voor het onderbrengen van hun pensioenovereenkomst bij het fonds hebben uitgesproken.
Een werkgever die zich vrijwillig heeft aangesloten bij het fonds is verplicht tot aansluiting bij Stichting Fonds Architectenbureaus (SFA). De werknemers van deze werkgever zijn verplicht tot deelneming in die fondsen uiterlijk vanaf het moment dat de vrijwillige aansluiting bij het fonds tot stand is gekomen.
3. Het bestuur is belast met het bepalen van het beleid van het fonds. Het dagelijks beleid wordt bepaald door het dagelijks bestuur dat bestaat uit de voorzitter en de vice-
voorzitter van het bestuur. Het dagelijks bestuur is verantwoording verschuldigd aan het bestuur.
Het dagelijks bestuur is belast met en bevoegd tot:
a. de behandeling van de ingekomen stukken en de afdoening van de lopende zaken, waar reeds besluiten over zijn genomen;
b. de voorbereiding van de zaken die in de vergadering van het bestuur aan de orde zullen komen;
c. de uitvoering van de besluiten van het bestuur. In spoedeisende gevallen is het dagelijks bestuur bevoegd zelfstandig op te treden. Het dagelijks bestuur is achteraf verantwoording schuldig aan het bestuur op een door het bestuur te bepalen wijze;
d. al datgene waartoe het bestuur het dagelijks bestuur in een expliciete situatie machtigt.
Het dagelijks bestuur is verplicht uit eigen beweging of desgevraagd aan het bestuur alle inlichtingen te verstrekken over de uitvoering van het dagelijks beleid.
Het dagelijks bestuur neemt zijn besluiten slechts bij unanimiteit. Indien geen unanimiteit kan worden bereikt, wordt de betreffende zaak aan het bestuur voorgelegd.
Het dagelijks bestuur brengt elk genomen spoedeisend besluit onverwijld ter kennis aan het gehele bestuur.
Het bepalen van het dagelijks beleid of onderdelen daarvan kan door het bestuur worden gemandateerd op basis van een gedetailleerde vastlegging van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de personen of instellingen, aan wie mandaat is verleend. Op de personen aan wie het meebepalen van dagelijks beleid wordt gemandateerd zijn de leden 9 en 10 van artikel 7 en de leden 1 tot en met 5 van artikel 10 van overeenkomstige toepassing.
4. De beide voorzitters vertegenwoordigen samen het fonds in en buiten rechte. Bij ontstentenis of belet van een van de voorzitters treedt zijn plaatsvervanger in zijn plaats en vertegenwoordigt dan samen met de overgebleven voorzitter het fonds. In geval van ontstentenis of belet van beide voorzitters wordt het fonds door hun plaatsvervangers gezamenlijk vertegenwoordigd.
5. Ieder bestuurslid is bevoegd een deskundige te raadplegen, alsmede zich ter vergadering door een deskundige te laten bijstaan indien ten minste een vierde van de bestuursleden het eens is met de aanwezigheid van de deskundige in de bestuursvergadering. De kosten van dedeskundige voor het raadplegen of voor het bijwonen van de vergadering komen ten laste van het fonds als dit redelijkerwijs noodzakelijk is voor de vervulling van de taak van het desbetreffende bestuurslid en het fonds van de te maken kosten vooraf in kennis is gesteld.
6. Het bestuur kan een of meer van zijn bevoegdheden geheel of gedeeltelijk delegeren aan een of meer door het bestuur benoemde commissies. De commissie aan wie de bevoegdheden zijn gedelegeerd en van wie de bevoegdheden in deze statuten zijn geregeld neemt zelfstandig besluiten namens het bestuur. Voor de uitoefening van die bevoegdheden is de betreffende commissie achteraf verantwoording schuldig aan het bestuur op een door het bestuur te bepalen wijze, waarbij het genomen besluit ter kennis van het bestuur wordt gebracht.
7. Het bestuur betrekt bij de uitvoering van zijn taken de Code Pensioenfondsen en leeft deze na.
8. In het financieel crisisplan is vastgelegd hoe zal worden gehandeld indien er sprake is van een financiële crisis zoals gedefinieerd in het financieel crisisplan. In het escalatieplan is vastgelegd hoe zal worden gehandeld nadat het dagelijks bestuur of het voltallige bestuur heeft besloten dat er sprake is van een algemene crisis.
ARTIKEL 9
Geheimhoudingsplicht
De leden van het bestuur zijn verplicht geheim te houden hetgeen uit hoofde van hun functie te hunner kennis is gekomen en voorts van alle aangelegenheden ten aanzien waarvan het bestuur of de voorzitter geheimhouding heeft opgelegd of waarvan zij het vertrouwelijke karakter moeten begrijpen. Hij die deze geheimhoudingsplicht schendt kan bij besluit van het bestuur worden ontslagen of geschorst.
ARTIKEL 10
Deskundigheid en betrouwbaarheid van het bestuur
1. De bestuursleden richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden en zij zorgen ervoor dat deze personen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. Een bestuurslid neemt, als gevolg van deze vervulling van zijn taak, niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van het fonds en/of de belanghebbenden als bedoeld in voorgaande volzin. Wanneer het bestuur hierdoor geen besluit kan nemen, omdat niet wordt voldaan aan de eisen in artikel 11, wordt het besluit genomen door het bestuur onder schriftelijke vastlegging van de overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen.
2. Van de bestuursleden staat de betrouwbaarheid buiten twijfel. De betrouwbaarheid staat buiten twijfel wanneer dat eenmaal door de Toezichthouder voor de toepassing van de Pensioenwet is vastgesteld, zolang niet de Toezichthouder naar aanleiding van een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden tot het oordeel is gekomen dat de betrouwbaarheid niet meer buiten twijfel staat. Indien zich een wijziging voordoet van de antecedenten die van invloed is op de betrouwbaarheid van een van de bestuursleden, stelt het fonds de Toezichthouder daarvan onverwijld schriftelijk in kennis
3. De deskundigheid van het bestuur van het fonds dient naar het oordeel van de Toezichthouder voldoende te zijn met het oog op de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden.
4. De voornemens, de handelingen of de antecedenten van de bestuursleden mogen de Toezichthouder geen aanleiding geven tot het oordeel dat, met het oog op de belangen, bedoeld in het eerste lid, de betrouwbaarheid van de bestuursleden niet buiten twijfel staat.
5. Indien zich een wijziging voordoet van de antecedenten, bedoeld in het vierde lid, stelt het bestuur van het fonds de Toezichthouder daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.
ARTIKEL 11
Bestuursvergaderingen
1. Het bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter of minstens twee andere bestuursleden dit wenselijk achten, doch ten minste eenmaal per half jaar.
De vergaderingen van het bestuur worden geleid door de voorzitter of de vice-voorzitter en bij beider afwezigheid door de plaatsvervangend voorzitter. Indien in laatstgenoemd geval twee of meer leden een gelijke anciënniteit hebben, treedt de oudste in jaren als voorzitter op.
2. De oproep voor vergaderingen van het bestuur gebeurt in opdracht van de voorzitter en, behoudens in spoedeisende gevallen ter beoordeling van de voorzitter, schriftelijk (per oproepbrief dan wel digitaal (per e-mail) op een termijn van ten minste 14 dagen.
3. De oproepbrieven danwel de e-mails inhoudend de oproep vermelden, behalve het tijdstip en de plaats van de vergadering, de te behandelen onderwerpen en bevatten als bijlagen zoveel mogelijk alle schriftelijk opgestelde voorstellen en ontwerpen, die in de vergadering zullen worden behandeld. Ongeacht de wijze waarop de oproep voor de vergadering geschiedt, kunnen schriftelijk opgestelde voorstellen en ontwerpen zowel digitaal als handmatig per fysieke post worden aangeleverd.
4. In de vergaderingen, die niet op de voorgeschreven wijze zijn bijeen geroepen, kunnen alleen besluiten worden genomen, indien alle leden van het bestuur aanwezig zijn.
5. Geldige besluiten kunnen, tenzij de statuten en de pensioenreglementen anders bepalen, slechts genomen worden in vergaderingen, waarin minstens twee derde van de leden aanwezig is. Bij ontstentenis of belet van een of meer bestuursleden tellen deze leden niet mee bij het vaststellen van het in de vorige volzin bedoelde quorum.
6. Indien in een vergadering van het bestuur geen besluiten kunnen worden genomen, omdat niet voldaan is aan het bepaalde in het vorige lid, wordt binnen een maand een tweede vergadering bijeengeroepen. Is in die vergadering het vereiste aantal leden weer niet aanwezig, dan kunnen in die vergadering ongeacht het aantal aanwezige leden over de voorstellen waarover wegens het ontbreken van het quorum in de eerste vergadering geen besluit kon worden genomen, besluiten worden genomen, mits met minstens twee derde van de uitgebrachte stemmen.
7. Een bestuurslid kan aan een ander bestuurslid bij schriftelijke volmacht de bevoegdheid geven hem/haar in een vergadering van het bestuur te vertegenwoordigen.
8. De besluiten van het bestuur worden, voor zover daarvan bij deze statuten niet wordt afgeweken, genomen bij volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Xxxxxx stemmen en stemmen van onwaarde worden als niet uitgebrachte stemmen beschouwd.
9. Xxxxxxxx over zaken geschiedt hoofdelijk en mondeling. Xxxxxxxx over personen geschiedt bij gesloten en ongetekende briefjes. Het bestuur is evenwel bevoegd, indien de meerderheid daartoe besluit, de stemming op een andere wijze te houden.
10. Bij staking van stemmen over zaken wordt het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Indien de stemmen dan wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Bij staking van stemmen over personen beslist het lot.
11. Ter vergadering brengen de aanwezige werkgeversbestuursleden gezamenlijk evenveel stemmen uit als de aanwezige bestuursleden die de werknemersverenigingen en de pensioengerechtigden vertegenwoordigen gezamenlijk uitbrengen. De bestuursleden die de werknemersverenigingen en de pensioengerechtigden vertegenwoordigen, brengen ieder zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal aanwezige werkgeversbestuursleden.
12. Indien het gaat om een besluit tot wijziging van de (pensioen)reglementen of statuten van het fonds, zal het akkoord bevonden wijzigingsvoorstel door de voorzitter en vice- voorzitter worden ondertekend.
ARTIKEL 12
Schriftelijke besluitvorming buiten de vergadering om
1. Indien de voorzitter en de vice-voorzitter dit wenselijk achten, kan het bestuur in afwijking van het bepaalde in artikel 11 ook zonder dat het bestuur in vergadering bijeen is een rechtsgeldig besluit nemen door het volgen van de procedure van schriftelijke besluitvorming. In dit kader kan een besluit per e-mail door het bestuur worden genomen, mits alle bestuursleden hun stem uitbrengen, met uitzondering van de bestuursleden waarbij sprake is van ontstentenis of belet. Indien één of meer leden van het bestuur binnen de daarvoor door de voorzitter gestelde termijn bezwaar maakt tegen digitale voorlegging per e-mail of tegen het voorgelegde ontwerp besluit, dient het besluit te worden genomen in een vergadering van het bestuur.
2. De procedure van schriftelijke besluitvorming is als volgt: een schriftelijk stuk met betrekking tot het betreffende onderwerp waarvan besluitvorming gewenst is (de voorlegger) wordt aan alle bestuursleden gelijktijdig handmatig per fysieke post toegezonden of digitaal toegezonden, met een éénduidige vraagstelling en met het verzoek om de gestelde vraag/vragen schriftelijk per brief dan wel per e-mail te beantwoorden.
3. In afwijking van het bepaalde in artikel 11 moeten in een procedure van schriftelijke besluitvorming alle bestuursleden hun stem uitbrengen, met uitzondering van de bestuursleden waarbij sprake is van ontstentenis of belet. Een besluit komt alleen rechtsgeldig tot stand indien er sprake is van volstrekte meerderheid van stemmen. Indien het gaat om een besluit tot wijziging van de (pensioen)reglementen of statuten van het fonds, zal het akkoord bevonden wijzigingsvoorstel door de voorzitter en vice-voorzitter worden ondertekend.
4. Als door één of meer leden van het bestuur binnen de daarvoor door de voorzitter gestelde termijn bezwaar wordt gemaakt tegen het volgen van de procedure van schriftelijke besluitvorming met betrekking tot het betreffende onderwerp, tegen de vorm of inhoud van voorlegger of vraagstelling, of als er geen meerderheid van stemmen is, dan moet over het betreffende onderwerp in een vergadering worden besloten.
ARTIKEL 13
Vacatiegeld, inclusief reis- en verblijfkosten, voor commissies:
De leden van de in artikel 23 bedoelde klachten-, respectievelijk geschillencommissie komen in aanmerking voor een jaarlijks door het bestuur vast te stellen vacatiegeld indien
zij in hun hoedanigheid van lid van die klachten-, respectievelijk geschillencommissie bijeen komen. Dit vacatiegeld is inclusief reis- en verblijfkosten.
ARTIKEL 14
Verantwoordingsorgaan
1. Het verantwoordingsorgaan van het fonds bestaat uit zes leden.
2. In het verantwoordingsorgaan zijn de deelnemers en de pensioengerechtigden die een ouderdomspensioen of partnerpensioen van het fonds ontvangen evenredig op basis van onderlinge getalsverhoudingen vertegenwoordigd. Er wordt gestreefd naar een situatie waarin de leden van het verantwoordingsorgaan een zo evenwichtig mogelijke afspiegeling vormen van de betreffende geleding.
3. Het verantwoordingsorgaan is samengesteld als volgt:
a. twee leden vertegenwoordigen de deelnemers;
b. twee leden vertegenwoordigen de pensioengerechtigden;
c. twee leden vertegenwoordigen de werkgevers.
4. Het bestuur benoemt de leden die de deelnemers vertegenwoordigen op bindende voordracht van de in artikel 7, tweede lid, genoemde werknemersverenigingen, na goedkeuring door de raad van toezicht. Het verantwoordingsorgaan ontslaat deze leden, na het horen van de raad van toezicht.
5. Het bestuur benoemt de leden die de pensioengerechtigden vertegenwoordigen op bindende voordracht van de verenigingen van pensioengerechtigden en/of de in artikel 7, tweede lid, genoemde werknemersverenigingen, na goedkeuring door de raad van toezicht. Het verantwoordingsorgaan ontslaat deze leden, na het horen van de raad van toezicht.
6. Het bestuur benoemt de leden die de werkgevers vertegenwoordigen op bindende voordracht van de in artikel 7, tweede lid, genoemde werkgeversvereniging, na goedkeuring door de raad van toezicht. Het verantwoordingsorgaan ontslaat deze leden, na het horen van de raad van toezicht.
7. In geval van verkiezing van de leden die de deelnemers en pensioengerechtigden vertegenwoordigen besluit het bestuur, in afwijking van het vierde en vijfde lid van dit artikel, aan de hand van de uitslag van de verkiezingen tot benoeming van de gekozen kandidaat of kandidaten.
8. Het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan is niet verenigbaar met het lidmaatschap van het bestuur of de raad van toezicht.
9. Het verantwoordingsorgaan heeft recht op overleg met de raad van toezicht.
10. Het bestuur en het verantwoordingsorgaan komen ten minste tweemaal per jaar in vergadering bijeen. Tijdens deze vergaderingen worden de aangelegenheden aan de orde gesteld waarover het bestuur of het verantwoordingsorgaan overleg wenselijk acht.
11. Het bestuur verstrekt aan het verantwoordingsorgaan tijdig alle inlichtingen en gegevens, die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft. De inlichtingen worden desgevraagd schriftelijk verstrekt.
12. De leden van het verantwoordingsorgaan ontvangen voor het bijwonen van vergaderingen of daarmee gelijk te stellen bijeenkomsten een vacatiegeld en een vergoeding voor de gemaakte reiskosten.
13. Het bestuur stelt een reglement vast waarin de werkwijze van het verantwoordingsorgaan wordt vastgelegd. Het reglement bevat onder meer bepalingen over:
a. de verkiezingsprocedure in geval van verkiezing van de leden die de deelnemers en pensioengerechtigden vertegenwoordigen;
b. de taken en bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan;
c. de wijze waarop het verantwoordingsorgaan tot een oordeel komt dan wel adviezen samenstelt en dit oordeel dan wel deze adviezen aan het bestuur ter kennis brengt;
d. de wijze waarop en de gevallen waarin vergaderingen van het verantwoordingsorgaan worden bijeengeroepen;
e. de wijze waarop het verantwoordingsorgaan in en buiten de vergaderingen besluiten neemt.
f. de uitzonderingssituaties waarin het bestuur het verantwoordingsorgaan kan ontslaan, na goedkeuring door de raad van toezicht.
Het verantwoordingsorgaan is verplicht zich te houden aan de procedures die zijn vastgelegd in het reglement.
ARTIKEL 14a
Taken en bevoegdheden verantwoordingsorgaan
1. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, over het door het bestuur uitgevoerde beleid, alsmede over beleidskeuzes voor de toekomst.
2. Het verantwoordingsorgaan is bevoegd het bestuur te adviseren overeenkomstig het bepaalde in de Pensioenwet. Dit is nader uitgewerkt in het reglement van het verantwoordingsorgaan.
ARTIKEL 15
Raad van toezicht
1. De raad van toezicht bestaat uit drie onafhankelijke deskundigen. De leden van de raad van toezicht zijn onafhankelijk en laten dit tot uiting komen in het toezicht.
2. Het bestuur benoemt de voorzitter en de andere leden van de raad van toezicht na bindende voordracht van het verantwoordingsorgaan. Het bestuur kan, na bindend advies van het verantwoordingsorgaan, de leden van de raad van toezicht schorsen of ontslaan.
3. De leden van de raad van toezicht zijn geschikt in verband met de uitoefening van het bedrijf van het fonds. Van de leden van de raad van toezicht staat de betrouwbaarheid buiten twijfel. Het bepaalde in het vierde en vijfde lid van artikel 10 is van overeenkomstige toepassing op de leden van de raad van toezicht.
4. De raad van toezicht evalueert in elk geval jaarlijks zijn functioneren.
5. Ieder lid van de raad van toezicht treedt uiterlijk vier jaar na zijn benoeming af volgens een door de raad van toezicht op te stellen rooster van aftreden dat gericht is op de continuïteit van de raad van toezicht. Een lid van de raad van toezicht kan maximaal één keer worden herbenoemd na bindende voordracht van het verantwoordingsorgaan.
6. Behalve door periodiek aftreden eindigt het lidmaatschap van de raad van toezicht door:
a. bedanken;
b. overlijden;
c. een daartoe strekkend besluit van het bestuur tot ontslag als bedoeld in het tweede lid.
7. De raad van toezicht stelt een profielschets vast voor de leden van de raad van toezicht.
8. Het bestuur en de raad van toezicht komen ten minste tweemaal per kalenderjaar in vergadering bijeen.
9. In geval van belet of ontstentenis van een of meer leden van de raad van toezicht vormen de overige leden, dan wel vormt het overgebleven lid een geldige raad van toezicht. In geval van belet of ontstentenis van alle leden van de raad van toezicht, is de persoon of zijn de personen die het bestuur daartoe heeft aangewezen op bindende voordracht van het verantwoordingsorgaan, tijdelijk belast met de taken van de raad van toezicht. De waarnemende personen moeten voldoen aan de profielschets als bedoeld in het zevende lid. In vacature(s) wordt zo spoedig mogelijk na het ontstaan daarvan, door het bestuur voorzien.
10. Het bestuur verstrekt aan de raad van toezicht tijdig alle inlichtingen en gegevens, die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig heeft. De inlichtingen worden desgevraagd schriftelijk verstrekt.
11. Het bestuur stelt een reglement vast waarin de taken en bevoegdheden van de raad van toezicht en zijn werkwijze worden vastgelegd. De raad van toezicht is verplicht zich te houden aan de procedures die zijn vastgelegd in het reglement.
ARTIKEL 15a
Taken en bevoegdheden raad van toezicht
1. De raad van toezicht heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het fonds.
2. De raad van toezicht is ten minste belast met het toezien op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur. Dat laatste houdt in dat beoordeeld wordt of er een evenwichtige belangenafweging is geweest.
3. De raad van toezicht legt verantwoording af over de uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden aan het verantwoordingsorgaan, aan de werkgever en in het jaarverslag.
4. De raad van toezicht staat het bestuur met raad ter zijde.
5. Aan de goedkeuring van de raad van toezicht zijn onderworpen de voorgenomen besluiten van het bestuur tot vaststelling van:
a. het jaarverslag en de jaarrekening;
b. de profielschets voor bestuurders;
c. het beleid inzake beloningen, met uitzondering van de beloning van de raad van toezicht;
d. gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het fonds of de overname van verplichtingen door het fonds;
e. liquidatie, fusie of splitsing van het fonds;
f. het omzetten van het fonds in een andere rechtsvorm.
6. Indien de raad van toezicht geen goedkeuring verleent op een voorgenomen besluit als bedoeld in het vijfde lid, zal het bestuur dat besluit heroverwegen, met inachtneming van de door de raad van toezicht aangevoerde argumenten, en goedkeuring vragen op een gewijzigd voorgenomen besluit. Het ontbreken van de goedkeuring van de raad van toezicht tast de vertegenwoordigingsbevoegdheid van bestuur of bestuurders niet aan. Indien het zonder goedkeuring genomen besluit, naar het oordeel van de raad van toezicht, afbreuk doet aan een beheerste en integere bedrijfsvoering van het fonds, kan de raad van toezicht zijn bezwaren tegen dat besluit melden aan De Nederlandsche Bank.
7. De raad van toezicht meldt disfunctioneren van het bestuur aan het verantwoordingsorgaan en treedt in overleg met het bestuur om te trachten tot een oplossing voor het disfunctioneren te komen. Indien dit binnen een redelijke termijn, te beoordelen door de raad van toezicht, niet tot resultaten leidt, meldt de raad van toezicht het disfunctioneren aan De Nederlandsche Bank.
8. De leden van de raad van toezicht richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, de pensioengerechtigden en de werkgevers en zorgen ervoor dat dezen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. Een lid van de raad van toezicht neemt, als gevolg van deze vervulling van zijn taak, niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming als hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van het fonds en/of de belanghebbenden als bedoeld in voorgaande volzin. Wanneer de raad van toezicht hierdoor geen besluit kan nemen, wordt het besluit genomen door de raad van toezicht onder schriftelijke vastlegging van de overwegingen die aan het besluit ten grondslag liggen.
ARTIKEL 16
Administrateur en vermogensbeheerder
1. Het administratief en geldelijk beheer wordt onder verantwoordelijkheid van het bestuur gevoerd door een door het bestuur tot wederopzegging benoemde administrateur en vermogensbeheerder(s).
2. De opdracht tot het voeren van het administratief en geldelijk beheer aan de administrateur en vermogensbeheerder(s) wordt schriftelijk verstrekt. Deze opdracht, vergezeld van een instructie, wordt door het bestuur vastgesteld en goedgekeurd.
3. De administrateur en vermogensbeheerder is verplicht alle vergaderingen van het bestuur bij te wonen, indien het bestuur dat verlangt. Voor de vergaderingen, welke hij moet bijwonen, ontvangt de administrateur en vermogensbeheerder een oproeping.
ARTIKEL 17
Actuaris
1. Het bestuur benoemt tot wederopzegging een adviserende en een waarmerkende actuaris. De adviserende actuaris geeft het bestuur voorlichting over de financiële opzet van het fonds en de grondslagen waarop het rust en adviseert het bestuur in financiële en actuarieel-technische aangelegenheden.
De waarmerkende actuaris brengt jaarlijks een actuarieel verslag uit aan het bestuur en is verantwoordelijk voor de actuariële controle van de jaarverslaglegging. De waarmerkende actuaris geeft een verklaring af over de juistheid van de op de balans en de rekening van baten en lasten voorkomende actuariële posten en het actuarieel verslag.
2. De adviserende en de waarmerkende actuaris zijn gerechtigd tot inzage van alle boeken en bescheiden van het fonds, waarvan inzage voor de juiste vervulling van hun taak noodzakelijk is. Het is hen verboden, hetgeen hen met betrekking tot het fonds, de aangesloten ondernemingen en de deelnemers blijkt of medegedeeld wordt, verder bekend te maken dan hun opdracht met zich brengt.
3. De waarmerkende actuaris is verplicht desgevraagd aan de Toezichthouder inzicht te bieden in zijn werkzaamheden alsmede haar alle overige inlichtingen te verstrekken die redelijkerwijze geacht kunnen worden nodig te zijn voor de vervulling van de haar bij of krachtens de Pensioenwet opgelegde taak. De Toezichthouder stelt het bestuur in de gelegenheid aanwezig te zijn bij het verstrekken van inlichtingen door de waarmerkende actuaris.
ARTIKEL 18
Accountant
1. Het bestuur benoemt tot wederopzegging een accountant, die tot taak heeft de boekhouding geregeld te controleren en jaarlijks aan het bestuur een overzicht te verstrekken van de middelen en uitgaven van het fonds, waarin een volledig beeld van de financiële toestand van het fonds wordt gegeven en de in artikel 21 vierde lid, bedoelde accountantsverklaring af te geven.
2. De accountant is gerechtigd tot inzage van alle boeken en bescheiden van het fonds, waarvan inzage voor de juiste vervulling van zijn taak noodzakelijk is. De waarden van het fonds moeten hem desverlangd worden vertoond. Het is de accountant verboden, hetgeen hem met betrekking tot het fonds, de aangesloten ondernemingen en de deelnemers blijkt of medegedeeld wordt verder bekend te maken dan zijn opdracht met zich brengt.
3. De accountant is verplicht desgevraagd aan de Toezichthouder inzicht te bieden in zijn controlewerkzaamheden alsmede haar alle overige inlichtingen te verstrekken die redelijkerwijze geacht kunnen worden nodig te zijn voor de vervulling van de haar bij of krachtens de Pensioenwet opgelegde taak. De Toezichthouder stelt het bestuur in de gelegenheid aanwezig te zijn bij het verstrekken van inlichtingen door de accountant.
ARTIKEL 19
Andere deskundigen
Het bestuur kan andere deskundigen dan die bedoeld in de artikelen 17 en 18 benoemen.
ARTIKEL 20
Boekjaar
Het boekjaar van het fonds loopt van 1 januari tot en met 31 december.
ARTIKEL 21
Verslag, rekening en verantwoording
1. Na afloop van elk boekjaar stelt het bestuur een balans, een rekening van baten en lasten en een verslag over de toestand van het fonds vast.
2. Ten blijke van de vaststelling van de in het vorige lid genoemde stukken worden deze ondertekend door de voorzitter en de vice-voorzitter.
3. Het bestuur draagt zorg, dat de inhoud van het verslag, eventueel in beknopte vorm, ter kennis wordt gebracht van de deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden en van de aangesloten werkgevers.
4. Het bestuur van het fonds legt aan de Toezichthouder jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een jaarrekening, een jaarverslag en overige gegevens over het verstreken boekjaar over, waarin een volledig beeld van de financiële toestand van het fonds gegeven wordt en waaruit ten genoegen van de Toezichthouder blijkt dat wordt voldaan aan het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet en dat de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden voldoende gewaarborgd geacht kunnen worden. De jaarrekening moet zijn voorzien van een verklaring omtrent de getrouwheid, ondertekend door de accountant.
5. Het bestuur van een fonds legt aan de Toezichthouder bovendien jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een actuarieel verslag betreffende het fonds over, voorzien van de verklaring van een actuaris.
ARTIKEL 22
Wijziging van de statuten en/of de reglementen
1. De statuten en de reglementen kunnen door een besluit van het bestuur worden gewijzigd. Het bepaalde in de artikelen 11 en 12 is daarbij van toepassing, tenzij daarvan in de volgende leden van dit artikel wordt afgeweken.
2. Een besluit als bedoeld in het eerste lid kan slechts worden genomen:
- in een vergadering van het bestuur, waarin ten minste twee derde van het totaal aantal leden aanwezig is en
- met minstens drie vierde van de uitgebrachte stemmen.
Indien geen besluit kon worden genomen, omdat het vereiste aantal leden van het bestuur niet aanwezig was, wordt binnen een maand een tweede vergadering bijeengeroepen. Is in die vergadering het vereiste aantal leden weer niet aanwezig, dan kan in die vergadering een besluit worden genomen, mits met minstens twee derde van de uitgebrachte stemmen.
3. Indien de voorzitter en de vice-voorzitter van het bestuur dit wenselijk achten, kan een besluit als bedoeld in het eerste lid ook schriftelijk van het bestuur worden gevraagd. Het besluit dient echter te worden genomen in een vergadering van het bestuur, indien door één of meer leden van het bestuur bezwaar wordt gemaakt tegen de schriftelijke voorlegging of tegen het voorgelegde ontwerpbesluit.
4. Een wijziging van de reglementen treedt in werking op een door het bestuur bepaald tijdstip. Elke wijziging in de statuten dient, op straffe van nietigheid, bij notariële akte te worden vastgelegd en treedt in werking nadat deze wijziging door de notaris in een akte is neergelegd of op een later gelegen, door het bestuur bepaald tijdstip.
ARTIKEL 23
Klachten en geschillen
1. Er is een klachten- en geschillencommissie van wie de samenstelling en de in acht te nemen procedures worden geregeld in een klachten- en geschillenreglement. Het klachten- en geschillenreglement wordt vastgesteld en gewijzigd door het bestuur.
2. Er bestaat voor belanghebbenden de mogelijkheid bij de klachten- en geschillencommissie een klacht in te dienen met betrekking tot het gedrag van mensen (bestuur of uitvoering) die belast zijn met de uitvoering van de pensioenregeling. De kring van belanghebbenden is vastgelegd in het klachten- en geschillenreglement. Voorts kan de klacht aan de Ombudsman Pensioenen worden voorgelegd. Zodra de belanghebbende de klacht in handen heeft gesteld van een rechtsbijstandverlener zal de Ombudsman Pensioenen zich onbevoegd verklaren en de klacht niet langer in behandeling nemen.
3. Er bestaat voor belanghebbenden de mogelijkheid bij de klachten- en geschillencommissie een geschil aanhangig te maken met betrekking tot de interpretatie en de uitvoering van de regelingen van het fonds, de besluiten die hierover zijn genomen en de afspraken die hierover zijn gemaakt. De kring van belanghebbenden is vastgelegd in het klachten- en geschillenreglement.
4. In het klachten- en geschillenreglement zijn bepalingen opgenomen die beantwoorden aan de betreffende bepalingen in de Code pensioenfondsen.
ARTIKEL 24
Ontbinding en liquidatie van het fonds:
1. Het fonds kan worden ontbonden bij een besluit van het bestuur. Een besluit tot ontbinding van het fonds kan slechts genomen worden in een uitdrukkelijk daartoe bijeengeroepen vergadering. Het bepaalde in artikel 22, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
2. De liquidatie geschiedt door het bestuur, dat aanblijft tot de liquidatie is geëindigd.
3. Het fonds is bevoegd bij liquidatie zijn verplichtingen over te dragen aan een pensioenuitvoerder in de zin van de Pensioenwet. Een eventueel overschot zal worden aangewend zoveel mogelijk in overeenstemming met het doel van het fonds. Bij een eventueel tekort worden alle rechten naar evenredigheid verlaagd met inachtneming van het bepaalde in artikel 134 van de Pensioenwet.
4. Ten aanzien van de slotrekening van de liquidateuren vraagt het bestuur advies aan de organisaties, genoemd in artikel 7, tweede lid, welke zijn belast met de benoeming van de leden van het bestuur.
ARTIKEL 25
Overeenkomsten met andere pensioenfondsen
1. Het bestuur is bevoegd met andere pensioenfondsen overeenkomsten aan te gaan, ten doel hebbende de aanspraken, door deelnemers verkregen, na hun overgang van het ene naar het andere fonds, op hun verzoek, met de na die overgang te verkrijgen aanspraken te verenigen.
2. Het bestuur kan daartoe ten aanzien van de betrokken deelnemers van de bepalingen van de statuten of van de pensioenreglementen afwijken, mits niet ten nadele van de gezamenlijke deelnemers.
ARTIKEL 26
Inwerkingtreding:
Deze statuten zijn in werking getreden op 26 juni 1958 en worden thans, op 24 december 2021, gewijzigd.