ingediend op
ingediend op
1425 (2022-2023) – Nr. 1
29 september 2022 (2022-2023)
Ontwerp van decreet
tot instemming
met de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds,
en Centraal Afrika, anderzijds,
ondertekend te Yaoundé op 15 januari 2009 en te Brussel op 22 januari 2009
verzendcode: BUI
MEMORIE VAN TOELICHTING
Samenvatting
De economische partnerschapsakkoorden (EPO, of in het Engels Economic Partner- ship Agreements, EPA) zijn overeenkomsten over vrije handel tussen de Europese Unie (EU) en ACS-landen (ACS: Afrika, de Caraïben en de Stille Oceaan). De voor- naamste doelstelling die de EU via de EPA wenst te bereiken is de integratie van de ontwikkelingslanden in de mondiale economie en het internationale handelsstelsel.
De voorliggende tijdelijke overeenkomst is een op ontwikkeling gerichte overeen- komst die de basis zal vormen voor de handelsbetrekkingen tussen de Europese Unie en Centraal-Afrika, hier alleen bestaande uit Kameroen. De partijen hand- haven hun verbintenis ten opzichte van de volwaardige, regionale EPA met Centraal-Afrika, die in de plaats komt van de tijdelijke EPA.
I. ALGEMENE TOELICHTING
A. Situering
Van 1975 tot 1999 boden de Conventies van Lomé de ACS-landen1 een preferen- tiële toegang tot de interne markt van de Europese Unie, dit zonder enige vorm van reciprociteit en aangevuld met de nodige hulppakketten. Van 2000 tot 2007 zette de Overeenkomst van Cotonou dit systeem op tijdelijke basis voort, in afwachting van de inwerkingtreding van de economische partnerschapsovereenkomsten.
De vier conventies van Lomé regelden gedurende 25 jaar de betrekkingen met de ACS-staten. Tussen 1975 en 1995 bleven die conventies in essentie dezelfde. Het specifieke karakter bestond erin dat concrete bepalingen op het vlak van handels- betrekkingen, politieke dialoog en financiële samenwerking gebundeld werden in één kaderovereenkomst.
Een aantal evoluties op internationaal vlak en socio-economische en politieke ver- anderingen in de ACS-staten noodzaakten een herziening en modernisering van de betrekkingen. De herziening van het handelsregime was nodig om twee rede- nen. Enerzijds stelde men vast dat het systeem van marktpreferenties en hulp ten gunste van de ACS-landen niet had geleid tot een wezenlijke verbetering van hun economische en sociale toestand. Anderzijds stelde een Wereldhandelsorganisatie- panel (WTO: World Trade Organization) in 1994 vast dat de Xxxx XX(bis)-conven- tie in strijd was met artikel I van de Algemene Overeenkomst inzake Tarieven en Handel (General Agreement on Tariffs and Trade, GATT) betreffende het principe van de meest begunstigde natie (Most Favourite Nation, MFN), waartoe WTO-leden gebonden zijn. Dit artikel stelt dat indien een WTO-lid aan een ander WTO-lid een handelsvoordeel toekent, het dit automatisch aan het gehele WTO-lidmaatschap moet toekennen. Volgens het WTO-panel was de Loméconventie ook niet in over- eenstemming met de zogenaamde enabling clause van de GATT, die toestaat dat ontwikkelingslanden meer gunstige marktvoorwaarden worden geboden, op voor- waarde dat er niet tussen ontwikkelingslanden wordt gediscrimineerd.
Om hieraan te remediëren vroeg de EU in eerste instantie een tijdelijke opschorting (‘waiver’) van de toepassing van bepaalde verplichtingen aan. Op termijn diende echter een meer structurele oplossing te worden voorzien. Het leek immers weinig waarschijnlijk dat de door de EU aangevraagde waiver telkens door drie kwart van het WTO-lidmaatschap zou worden goedgekeurd, zonder dat de EU daarvoor zware
1 De ACS-landen (ACP Group of States) zijn staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan die tot de voormalige kolonies van de EU-lidstaten behoren. Met Zuid-Afrika erbij zijn er 79 ACS-landen.
concessies zou moeten doen. Vandaar de idee om de ACS/EG-handelsrelaties (EG: Europese Gemeenschap) in vrijhandelsakkoorden te gieten die in overeenstem- ming zijn met artikel XXIV van de GATT2. In tegenstelling tot de unilaterale regeling van de Loméconventies veronderstelde een dergelijk opzet een wederkerige libera- lisering, zij het enkel op termijn. Allerhande overgangsperiodes en uitzonderingen zouden tot asymmetrische verbintenissen leiden.
De nieuw te onderhandelen overeenkomsten waarop de ACS/EG-handelsrelaties voortaan zouden worden gegrond, dienden nieuwe uitgangspunten te weerspie- gelen. Onder de Loméconventies waren de ACS-staten te veel afhankelijk van de handel met de EU in specifieke producten zoals grondstoffen en basisproducten. De Europese marktpreferenties leken veel ACS-staten ervan te weerhouden om hun economie te hervormen en te diversifiëren. Via de preferenties waren zij immers verzekerd van belangrijke inkomsten vanuit de uitvoer. Dit effect deed zich ook voor wanneer de ACS-staten in kwestie geen competitieve producenten bleken te zijn. De ACS-staten genoten immers tot op zekere hoogte van de voordelen van de Europese interne markt, die veelal hogere prijzen hanteerde dan die op de wereld- markt van toepassing waren.
Ook leken de marktpreferenties bij te dragen tot de bestendiging van de naaf-spaak- verhouding (‘hub/spokes’) tussen de EU en de ACS-staten. Dit betekende dat de handel van de ACS-staten voornamelijk in één richting ging, namelijk naar de EU. Een Zuid-Zuidhandel tussen de ACS-staten en andere ontwikkelingslanden kwam niet van de grond. De binnen het Lomésysteem gehanteerde oorsprongsregels zaten daar voor iets tussen, aangezien zij zich voornamen om in ACS-staten de verticale integratie van productiefactoren te stimuleren. Een dergelijk opzet bleek echter niet in overeenstemming met de realiteit van de versnippering van produc- tieketens die de huidige geglobaliseerde economie kenmerkt.
De economische partnerschapsakkoorden zijn overeenkomsten over handel tussen de Europese Unie en ACS-landen. De voornaamste doelstelling die de EU via de EPA wenst te bereiken is de integratie van de ontwikkelingslanden in de mondiale economie en het internationale handelsstelsel. Door een meer actieve participatie in beide, zo luidt de idee, kunnen ontwikkelingslanden hun economische zelfred- zaamheid vergroten. De economische groei die daarmee gepaard gaat, dient via hun beleid door regeringen te worden omgezet in sociale welvaart. Duurzaamheid en respect voor het milieu zijn een integraal onderdeel van de socio-economische ontwikkelingsstrategie die de EU via de EPA wenst te stimuleren.
Oorspronkelijk was het de bedoeling van de EU dat alle EPA ondertekend zouden zijn op 31 december 2007, de dag waarop het Cotonousysteem van unilaterale preferenties verviel. Dit scenario is echter niet uitgekomen. Zo werd op 1 januari 2008 slechts met één regio een akkoord bereikt over een volwaardige overeen- komst, met name de Caribische ACS-groep. In andere regio’s werd afgesproken om tijdelijke goederenovereenkomsten te sluiten, in afwachting van volwaardige EPA. Dergelijke overeenkomsten werden voorzien met (sub)regio’s zoals de Ont- wikkelingsgemeenschap van Zuidelijk Afrika (Southern African Development Com- munity, SADC), Oostelijk en Zuidelijk Afrika (Eastern and Southern Africa, ESA) en de Oost-Afrikaanse Gemeenschap (East African Community, EAC) en individuele staten als Ivoorkust en Ghana. Met deze staten en regio’s werd afgesproken dat men in 2008 (en mogelijk 2009) verder zou onderhandelen over de overblijvende luiken. Daartoe werd een rendez-vousclausule in hun overeenkomsten opgenomen.
In totaal ondertekenden 36 staten een EPA in de een of andere vorm. 32 andere staten (de minst ontwikkelde landen, MOL) vallen onder de alles-behalve-wapensregeling
2 Artikel XXIV van de GATT-overeenkomst definieert de enige toegestane uitzonderingen op het algeme- ne MFN-principe. Die uitzondering geldt voor vrijhandelszones, douane-unies, economische en mone- taire unies.
(Everything But Arms, EBA). Dit betekent dat 67 van de 78 staten betrokken bij de EPA-onderhandelingen momenteel van tarief- en quotavrije toegang tot de EU-markt genieten. Onder de EBA-regeling genieten de MOL echter niet van de versoepeling van de oorsprongsregels waarvan ACS-staten onder de EPA wel kun- nen genieten. Tien van de overige staten vallen als niet-MOL onder het ASP-regime (Algemeen Systeem van Preferenties). Zij genieten van een minder gunstig regime dan de staten die een EPA parafeerden omdat hun goederen niet van een tarief- en quotavrije toegang tot de EU-markt genieten.
Xxxxxxxx, Xxxxxxx en Swaziland genieten momenteel preferentiële markttoegang tot de EU in het kader van de regelingen in de verordening inzake markttoegang. Lesotho en Mozambique vallen momenteel onder de regelingen in het kader van de alles-behalve-wapensregeling. Voor Zuid-Afrika worden de relevante bepalingen van titel II en III van zijn bilaterale overeenkomst met de EU (Trade and Develop- ment Cooperation Agreement, TDCA) inzake handel en handelsgerelateerde vraag- stukken vervangen door de economische partnerschapsovereenkomst tussen de EU en de SADC-EPA-staten.
Om de periode tussen parafering en de inwerkingtreding van de uiteindelijke EPA te overbruggen, voorziet de EU in een transitieregime via de verordening tot markt- toegang voor goederen van ACS-staten die instemden met de sluiting van een EPA.
B. Inhoud
De overeenkomst met Centraal-Afrika, hier alleen bestaande uit Kameroen, is tij- delijk. Het akkoord schetst het kader en de voorwaarden waarbinnen de onder- handelingen met de EU zullen worden voortgezet. In fine moeten deze leiden tot een volwaardige, regionale EPA, die niet alleen de goederenhandel betreft maar ook andere thema’s aansnijdt. Wat de goederenhandel tussen de EU en Kameroen betreft, voorziet het tijdelijke EPA in een regeling die de handelsstromen tussen beide garandeert.
De hoeksteen van deze overeenkomst is een asymmetrische en geleidelijke libe- ralisering van de douanetarieven waarbij is voorzien in bilaterale waarborgen, ook op het terrein van de voedselzekerheid. Kameroen heeft zich ertoe verbonden om tegen 2023 80 procent van zijn invoer, met uitzondering van bepaalde gevoelige goederen, te liberaliseren.
De overeenkomst bevat bepalingen over de ontwikkelingssamenwerking, waarin de prioriteiten voor de uitvoering van het EPA worden uiteengezet. De EU verbindt zich tot financiële en andere steun van Kameroens inspanningen ter versterking van het algemene zakenklimaat, de regionale infrastructuur, de landbouwproduc- tie en voedselveiligheid, industriële competitiviteit en diversificatie enzovoort. Ook verbindt de EU zich ertoe Kameroen te helpen met de nodige hervorming van zijn fiscaal stelsel in voorbereiding op de komende liberalisering. Tot slot voorziet de EU steun aan de inspanningen tot regionale integratie van de Centraal-Afrikaanse landen.
Daarnaast bevat de overeenkomst reeds beperkte bepalingen inzake de handel van hout en houtproducten. Zij voorziet in de ontwikkeling en opzet van een kader waarin de regionale houthandel kan worden opgevolgd en geëvalueerd.
De overeenkomst met Centraal-Afrika bevat acht titels. Titel I zet de doelstellingen uiteen. Titel II omvat het luik ontwikkelingssamenwerking met het partnerschap voor ontwikkeling. Titel III omvat de handelsregeling voor producten met maat- regelen op het vlak van douanerechten en niet-tarifaire maatregelen, handels- beschermingsinstrumenten, douane en handelsbevordering, technische handels- belemmeringen en sanitaire en fytosanitaire maatregelen en bosbeheer en handel
in hout en in producten van bosbouw. Titel IV betreft de vestiging, handel in dien- sten en elektronische handel en titel V de handelsgerelateerde voorschriften. Titel VI omvat een regeling voor het vermijden en beslechten van geschillen. Titel VII bevat een algemene uitzonderingsclausule en vrijwaringsbepalingen betreffende nationale veiligheid en belastingen. Titel VIII bevat algemene bepalingen en slot- bepalingen. Voorts zijn er drie bijlagen en een protocol.
C. Totstandkomingsprocedure
1. Totstandkoming
In 2002 ontving de Europese Commissie een mandaat van de Raad van de Europese Unie om onderhandelingen te openen over economische partnerschapsakkoor- den met zes groepen van ACS-landen: het Caribische gebied, de Stille Oceaan, Westelijk Afrika, Centraal-Afrika, Oostelijk Afrika en Zuidelijk Afrika. Hiertoe werd besloten op basis van de Cotonou-overeenkomst (2000). Deze voorziet namelijk in de actualisering van de handelsrelaties tussen de EU en de ACS-landen.
Formeel gingen de onderhandelingen met de ACS van start in 2002. De regionale onderhandelingen met Centraal-Afrika werden geopend op 4 oktober 2003. De EU onderhandelde er met de zes leden van de Economische en Monetaire Gemeen- schap van Centraal-Afrika (Communauté Economique et Monétaire d’Afrique Cen- trale, CEMAC), Sao Tomé en Principe en de Democratische Republiek Congo (Kin- shasa). Van dit laatste land is het niet geweten of het een EPA zal ondertekenen onder de vaandel van CEMAC. Het voert immers ook EPA-onderhandelingen binnen de ESA-configuratie. CEMAC omvat de volgende landen: de Centraal-Afrikaanse Republiek, Equatoriaal-Guinea, Gabon, Kameroen, Republiek Congo (Brazzaville) en Tsjaad. De onderhandelingen verliepen volgens een gezamenlijk afgesproken plan en tijdsschema. Er werd echter weinig vooruitgang geboekt op regionaal niveau.
Op 17 december 2008 besloot Kameroen om een tijdelijke overeenkomst met de EU te paraferen. Hiermee wenste het te vermijden dat zijn bilaterale handelsver- keer met de EU zou worden verstoord, omdat het anders enkel een beroep zou kunnen doen op het ASP-regime (Algemeen Systeem van Preferenties). Op 31 december 2007 liep de WTO-waiver voor de Cotonoupreferenties immers af.
Voor de meeste landen in de regio doet dit probleem zich niet voor. Alle andere Centraal-Afrikaanse landen behalve Gabon en de Republiek Congo vallen als minst ontwikkelde landen (MOL’s) sinds 1 januari 2008 onder de alles-behalve-wapens- regeling. Deze regeling komt in grote lijnen overeen met de overgangsregeling van Cotonou en leidt bijgevolg niet tot verstoring van de handel van deze landen met de Europese Gemeenschap. De minst ontwikkelde landen en Kaapverdië genieten sowieso van een tarief- en quotavrije toegang tot de Europese markt. Het belang- rijkste exportproduct van Congo-Brazzaville (meer dan 90 procent van de uitvoer) is dan weer olie, waarop geen invoerheffingen worden geheven. Voor Gabon is het belangrijker om aansluiting te vinden bij een tijdelijke EPA, aangezien zijn uitvoer minder afhankelijk is van olieproducten. Van het Gabonese voornemen om toch nog de tijdelijke EPA met Centraal-Afrika te paraferen is voorlopig niets in huis gekomen.
Conform artikel 98 van de overeenkomst en conform de Europese verordening nr. 1528/2007 werden bepaalde onderdelen van het EPA sinds hun onderteke- ning alvast op tijdelijke basis toegepast. Kameroen maakt deel uit van de landen die zijn opgenomen in de bijlage van de verordening, en waaraan de Europese Gemeenschap per 1 januari 2008 in het kader van de EPA een gunstige markt- toegang aanbiedt. Zijn opname in de lijst zal definitief worden nadat alle partijen het EPA hebben geratificeerd.
In principe staat het tijdelijke, individuele EPA met Kameroen open voor aanslui- ting door de andere Centraal-Afrikaanse landen. Op termijn dient het vervangen te worden door een volwaardige, regionale EPA.
De tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst met Centraal-Afrika, hier alleen bestaande uit Kameroen, werd uiteindelijk op 15 januari 2009 in Yaoundé en op 22 januari 2009 in Brussel ondertekend. De onderdelen van de tijdelijke overeenkomst die tot de bevoegdheid van de EU behoren, worden sinds 4 augustus 2014 voorlopig toegepast.
2. Gemengd karakter en ondertekening
Op 19 september 2008 legde de Werkgroep Gemengde Verdragen (WGV), advies- orgaan van de Interministeriële Conferentie Buitenlands Beleid (ICBB), het exclu- sief federale karakter van deze overeenkomst vast.
In zijn (federale) adviezen over de tijdelijke economische partnerschapsovereen- komsten met respectievelijk Ghana en Ivoorkust is de Raad van State van oordeel dat het een gemengde overeenkomst betreft (federale staat/gemeenschappen/ gewesten).
Naar analogie met de overeenkomsten met Ghana en Ivoorkust kwam de Werk- groep Gemengde Verdragen terug op zijn beslissing van 19 september 2008. Het gemengde karakter werd op 21 januari 2020 alsnog vastgelegd. Zowel de bevoegd- heden van de federale overheid als die van de gemeenschappen en de gewesten komen aan bod.
De overeenkomst werd reeds op 22 januari 2009 ondertekend.
3. Advies van de Raad van State, afdeling Wetgeving
De Raad van State, afdeling Wetgeving bracht advies uit op 3 december 2021 met kenmerk 70.427/1.
3.1. Bevoegdheid
De Raad van State sluit zich aan bij de beoordeling van de Werkgroep Gemengde Verdragen van 21 januari 2020. Zowel de bevoegdheden van de federale overheid als die van de gemeenschappen en de gewesten komen aan bod. Het ontwerp van decreet werd in die zin opgemaakt.
3.2. Het EPO-comité
De Raad van State merkt op dat artikel 92 van de overeenkomst voorziet in de oprichting van een EPO-comité, dat in bepaalde gevallen bindende beslissingen kan nemen die ook betrekking kunnen hebben op bevoegdheden van de gemeen- schappen en de gewesten. De Raad verwijst hierbij naar het eerder gegeven advies met kenmerk 53.978/VR, waarin hij aangeeft dat het noodzakelijk is om binnen België ook de nodige procedures op te zetten om de Belgische standpuntbepaling en vertegenwoordiging in deze raadplegingsmechanismen te regelen. Het huidige samenwerkingsakkoord inzake de vertegenwoordiging in de Raad van de Europese Unie van 8 maart 1994 biedt onvoldoende juridische basis.
Zoals de Raad opmerkt, moeten de vertegenwoordiging en de standpuntbepaling namens België in het Gemengd Comité in afwachting van een samenwerkingsak- koord overeenkomstig artikel 92bis, §4bis, tweede lid, BWHI, het voorwerp uitma- ken van een overleg tussen de betrokken regeringen (BWHI: bijzondere wet tot hervorming der instellingen).
In de praktijk gebeurt dit in de zogenaamde DGE-coördinatie, voorzien door het voormelde samenwerkingsakkoord inzake de vertegenwoordiging in de Raad van de Europese Unie van 8 maart 1994 (DGE: directie-generaal Europese Zaken en Coördinatie). De Vlaamse Regering is vragende partij om bij herziening van dit en andere samenwerkingsakkoorden die binnen het Overlegcomité aan bod komen het toepassingsgebied uit te breiden naar bovenvermelde organen.
3.3. Voorlopige toepassing
Artikel 98, lid 4, van de overeenkomst voorziet dat de EG de overeenkomst ver- vroegd kan toepassen. De Raad merkt op dat aangezien het begrip ‘partij EG’ niet duidelijk is omschreven in de overeenkomst, de mogelijkheid bestaat dat de overeenkomst ook voorlopig wordt toegepast in aangelegenheden die niet tot de (exclusieve) bevoegdheden van de EU behoren.
De Raad merkt daarbij wel op dat de Europese Unie de in artikel 98, lid 5, van de overeenkomst bedoelde kennisgeving van de voorlopige toepassing slechts kan doen nadat de parlementaire instemming in overeenstemming met artikel 167,
§3, van de Grondwet werd verleend door alle betrokken parlementen. De Raad van State beveelt dan ook aan om de parlementaire instemmingsprocedure zo snel mogelijk op te starten en te voltooien.
3.4. Vereenvoudigde wijzigingen
De Raad merkt op dat artikel 2, 2°, van het voorontwerp van decreet voorziet in een anticipatieve instemming met mogelijke toekomstige wijzigingen. Wat betreft de artikelen 13, lid 3, 21, leden 3 en 6, 33, lid 2, en 43 van de TEPO (tijdelijke eco- nomische partnerschapsovereenkomst) kan worden aangenomen dat voldaan is aan het vereiste dat de grenzen van de toekomstige wijzigingen voldoende bekend zijn. De Raad van State kan om die reden dan ook instemmen met de anticipatieve goedkeuring.
Het ontwerp van decreet zou volgens de Raad het best worden aangevuld met een bepaling die de regering verplicht om aan het Vlaams Parlement de wijzigingen mee te delen binnen een vastgestelde termijn. Dit zou het Vlaams Parlement de mogelijkheid bieden aan te geven dat het een bepaalde wijziging niet goedkeurt.
Op die aanbeveling om de wijzigingen mee te delen aan het Vlaams Parlement wordt niet ingegaan: de wijzigingen zullen immers reeds in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt, en het akkoord voorziet niet in de moge- lijkheid dat een parlement van een lidstaat zich verzet tegen de wijziging. Boven- dien is het zo dat dergelijke wijzigingen normaliter zullen worden doorgevoerd om gelijke tred te houden met de ontwikkeling van de EU-wetgeving en toepasselijke normen uit internationale instrumenten die de partijen relevant achten.
Daarbij merkt de Raad van State op dat ook bij anticipatieve instemming niet kan worden afgeweken van de verplichting om die wijzigingen in het Belgisch Staatsblad bekend te maken opdat ze uitwerking zouden hebben in het interne recht.
II. TOELICHTING BIJ DE ARTIKELEN
A. De overeenkomst
Titel I. Doelstellingen
Dit is een tijdelijke overeenkomst. Dit wil zeggen dat een initieel kader wordt vastgesteld met het oog op het sluiten van een volledige economische partnerschapsovereenkomst.
De algemene doelstellingen van de overeenkomst zijn:
– bijdragen aan het terugdringen en uiteindelijk het uitroeien van armoede door middel van een handelspartnerschap;
– een beter concurrerende en meer gediversifieerde regionale economie in Centraal-Afrika;
– de regionale integratie, economische samenwerking en goed bestuur in de Centraal-Afrikaanse regio bevorderen;
– de geleidelijke, harmonieuze integratie van Centraal-Afrika in de wereldeconomie;
– de capaciteit van Centraal-Afrika verbeteren op het vlak van handelsbeleid en handelsgerelateerde vraagstukken;
– een doeltreffend, voorspelbaar en transparant regionaal regelgevend kader voor handel en investeringen in de Centraal-Afrikaanse regio;
– de bestaande relaties tussen de partijen op basis van solidariteit en wederzijds belang versterken;
– het bevorderen van de ontwikkeling van de particuliere sector en werkgelegen- heidsgroei bevorderen.
Daarnaast zal de overeenkomst de grondslagen leggen voor de onderhandelingen over een EPA dat in overeenstemming is met de WTO-voorschriften.
Titel II. Partnerschap voor ontwikkeling
Deze titel bevat bepalingen over de ontwikkelingssamenwerking waarin de pri- oriteiten voor de uitvoering van de EPA worden uiteengezet. De EU verbindt zich tot financiële en andere steun van Kameroens inspanningen ter versterking van het algemene zakenklimaat, de regionale infrastructuur, de landbouwproductie en voedselveiligheid, de industriële competitiviteit en diversificatie enzovoort. Ook verbindt de EU zich ertoe Kameroen te helpen met de nodige hervorming van zijn fiscaal stelsel in voorbereiding op de komende liberalisering. Tot slot voorziet de EU steun aan de inspanningen tot regionale integratie van de Centraal-Afrikaanse landen.
Titel III. Handelsregeling voor producten
De bepalingen in verband met de handel in goederen voorzien in de rechten- en contingentvrije toegang voor de volledige export van de overeenkomstsluitende Centraal-Afrikaanse staten (Kameroen) naar de EU met uitzondering van wapens en munitie. De invoerrechten op EU-producten opgenomen in bijlage III van deze overeenkomst worden definitief afgeschaft overeenkomstig het schema.
Het hoofdstuk over handelsbeschermingsinstrumenten bevat multilaterale en bila- terale vrijwaringsmaatregelen zodat elke partij invoerheffingen- en invoercontin- genten kan invoeren voor producten van de andere partij als blijkt dat haar econo- mie daardoor verstoord raakt of dreigt te veranderen. De overeenkomst bevat ook een clausule waarmee een Centraal-Afrikaanse staat zijn opkomende industrieën kan beschermen en ze gedurende een periode van vijftien jaar, gevrijwaard van de internationale marktbeperkingen, kan laten ontwikkelen.
Ook is er een hoofdstuk over technische handelsbelemmeringen en over sani- taire en fytosanitaire maatregelen (SPS) om de exporteurs van Centraal-Afrika (Kameroen) te helpen bij het beter voldoen aan de invoervoorschriften van de EU.
Tot slot bevat deze titel ook een hoofdstuk over het bosbeheer en de handel in hout en houtproducten. Dit hoofdstuk voorziet in de ontwikkeling en opzet van een kader waarin de regionale houthandel kan worden opgevolgd en geëvalueerd.
Titel IV. Vestiging, handel in diensten en elektronische handel
De partijen bevestigen hun respectieve verbintenissen in het kader van de Alge- mene Overeenkomst inzake de handel in diensten. De partijen verbinden zich ertoe om de werkingssfeer van deze overeenkomst uit te breiden door te onderhandelen over bepalingen die de vestiging en handel in diensten geleidelijk, asymmetrisch en op basis van wederkerigheid moeten liberaliseren.
Titel V. Handelsgerelateerde voorschriften
De partijen bevestigen hun verbintenis om de onderhandelingen voort te zetten op het gebied van lopende betalingen en kapitaalverkeer, mededinging, intellectuele eigendom, overheidsopdrachten en duurzame ontwikkeling.
De partijen erkennen hun gemeenschappelijk belang bij de bescherming van persoonsgegevens en van de handhaving van doeltreffende regelingen voor gegevensbescherming.
Titel VI. Vermijden en beslechten van geschillen
Het is de bedoeling om geschillen tussen partijen te vermijden en te beslechten om tot een onderling overeengekomen oplossing te komen.
Deze titel heeft betrekking op geschillen over de interpretatie en toepassing van de overeenkomst tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald. Geschillen over de samenwer- king inzake ontwikkelingsfinanciering worden geregeld volgens de procedure die beschreven wordt in artikel 98 van de Overeenkomst van Cotonou.
De partijen streven naar een oplossing door overleg. Indien overleg niet tot een oplossing leidt, kunnen de partijen een beroep doen op een bemiddelaar. Wanneer een geschil niet kan opgelost worden via overleg of bemiddeling, kan de klagende partij verzoeken om de instelling van een arbitragepanel. Elke partij neemt maat- regelen om de uitspraak van het arbitragepanel na te leven. De partijen delen een onderling overeengekomen oplossing mee aan het EPO-comité. Arbitragepanels doen geen uitspraak in geschillen die verband houden met de rechten en verplich- tingen van de partijen krachtens de WTO-overeenkomst.
Titel VII. Algemene uitzonderingen
Geen enkele verdragsbepaling wordt uitgelegd als een beletsel voor het vaststellen of toepassen van maatregelen die:
– noodzakelijk zijn voor de bescherming van de openbare veiligheid en de open- bare zeden of het handhaven van de openbare orde;
– noodzakelijk zijn voor de bescherming van het leven of de gezondheid van mens, dier of plant;
– noodzakelijk zijn voor de handhaving van wetten of voorschriften;
– verband houden met de in- of uitvoer van goud of zilver;
– noodzakelijk zijn voor de bescherming van nationaal erfgoed;
– betrekking hebben op de instandhouding van niet-duurzame natuurlijke hulpbronnen;
– betrekking hebben op voortbrengselen van gevangenisarbeid;
– die strijdig zijn met de artikelen van deze overeenkomst inzake nationale be- handeling, mits het verschil in behandeling bedoeld is om directe belastingen op doeltreffende of billijke wijze te kunnen opleggen of te kunnen innen ten aanzien van economische activiteiten van investeerders of dienstverleners van de andere partij.
Naast deze algemene uitzonderingsclausule bevat deze titel ook uitzonderingen met betrekking tot de nationale veiligheid en de belastingwetgeving.
Titel VIII. Algemene bepalingen en slotbepalingen
Voor de tenuitvoerlegging van deze economische partnerschapsovereenkomst wordt een comité opgericht, het EPO-comité. Dit comité is verantwoordelijk voor het beheer van alle door deze overeenkomst bestreken gebieden en voor de uit- voering van alle in deze overeenkomst genoemde taken.
Deze titel bevat onder meer bepalingen over de voortzetting van de onderhande- lingen en de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst, de definitie van partijen en de naleving van verplichtingen, de inwerkingtreding, de opzegging en duur van de overeenkomst, het territoriaal toepassingsgebied, de toetreding van Centraal-Afri- kaanse staten of regionale organisaties en van nieuwe EU-lidstaten, de relatie tot andere overeenkomsten en authentieke teksten.
De bijlagen en het protocol vormen een integrerend deel van deze overeenkomst.
B. Aanhangsels, bijlagen en protocol
De overeenkomst bevat twee aanhangsels over de prioritaire producten voor uit- voer uit Centraal-Afrika (Kameroen) naar de EG en over de bevoegde instanties. De drie bijlagen hebben betrekking op:
– capaciteitsopbouw en economische modernisering van Centraal-Afrika in het kader van de EPA;
– douanerechten op producten van oorsprong uit Centraal-Afrika;
– de basisdouanerechten voor elk product.
Tot slot is een protocol betreffende de wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken bij de overeenkomst gevoegd.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Buitenlandse Zaken, Cultuur, Digitalisering en Facilitair Management,
Xxx XXXXXX
1425 (2022-2023) – Nr. 1 15
Voorontwerp van decreet tot instemming met de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en Centraal Afrika, anderzijds, ondertekend te Yaoundé op 15 januari 2009 en te Brussel op 22 januari 2009.
Op voorstel van de Vlaamse minister van Buitenlandse Zaken, Cultuur, ICT en Facilitair Management,
Na beraadslaging,
DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:
De Vlaamse minister van Buitenlandse Zaken, Cultuur, ICT en Facilitair Management is ermee belast, in naam van de Vlaamse Regering, bij het Vlaams Parlement het ontwerp van decreet in te dienen, waarvan de tekst volgt:
Artikel 1. Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid.
Art. 2. Zullen volkomen gevolg hebben:
1° de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en Centraal-Afrika, anderzijds, ondertekend te Yaoundé op 15 januari 2009 en te Brussel op 22 januari 2009;
2° de wijzigingen die zullen worden aangenomen overeenkomstig de artikelen 13, lid 3, 21, lid 3, en 43 van de overeenkomst.
Brussel,
De minister-president van de Vlaamse Regering,
Vlaams minister van Buitenlandse Zaken, Cultuur, ICT en Facilitair Management,
Xxx XXXXXX
Vlaams Parlement
ONTWERP VAN DECREET
Op voorstel van de Vlaamse minister van Buitenlandse Zaken, Cultuur, Digitalisering en Facilitair Management,
Na beraadslaging,
DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:
De Vlaamse minister van Buitenlandse Zaken, Cultuur, Digitalisering en Facilitair Management is ermee belast, in naam van de Vlaamse Regering, bij het Vlaams Parlement het ontwerp van decreet in te dienen, waarvan de tekst volgt:
Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid.
Art. 2. Zullen volkomen gevolg hebben:
1° de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en Centraal-Afrika, anderzijds, on- dertekend te Yaoundé op 15 januari 2009 en te Brussel op 22 januari 2009;
2° de wijzigingen die zullen worden aangenomen overeenkomstig de artikelen 13, lid 3, 21, leden 3 en 6, 33, lid 2, en 43 van de overeenkomst.
Xxxxxxx, 00 september 2022.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Buitenlandse Zaken, Cultuur, Digitalisering en Facilitair Management,
Xxx XXXXXX