SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG
SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG
Arbitraal vonnis van 17 november 2020 Kenmerk: SG 19/02
Het Scheidsgerecht, bestaande uit,
mr. S.C.P. Xxxxxx, wonende te Nijmegen, voorzitter, drs. X.X. xx Xxxxxxxxx, wonende te Vleuten,
dr. X. xxx Xxxxxx, MD, PhD, wonende te Bosschenhoofd, bijgestaan door xx. X.X.X. Xxxxx, griffier,
heeft het navolgende vonnis gewezen inzake
1. de maatschap MSB A.,
gevestigd te Z.,
2. B.,
wonende te Y.,
3. C.,
wonende te X.,
4. D.,
wonende te Z.,
5. E.,
wonende te W.,
6. F.,
wonende te Z., eisers,
gemachtigde: xx. xxx. X. Xxxxxxxx tegen:
de Coöperatie Medisch Specialistisch Bedrijf G.
gevestigd te W., verweerster,
gemachtigde: mr. L.L.M. Smeets.
Eisers worden hierna mede afzonderlijk aangeduid als ‘de maatschap’ (eiseres 1), en voorts ‘eiser 2’, ‘eiser 3’, ‘eiseres 4’, ‘eiser 5’ en ‘eiseres 6’.
1. De procedure
1.1 Eisers hebben deze procedure pro forma aanhangig gemaakt met een brief van 30 januari 2019 (met een tweetal bijlagen), waarna de procedure aanvankelijk is aangehouden. Op 9 maart 2020 hebben ei- sers een memorie van eis ingezonden (met producties, genummerd 1-24). Zij hebben daarbij gevorderd dat het Scheidsgerecht bij arbitraal vonnis:
1. voor recht verklaart dat de opzegging van de overeenkomst van opdracht van 30 december 2014 (hierna: de overeenkomst) in de brief van 28 december 2018 niet rechtsgeldig is en niet leidt tot het be- oogde rechtsgevolg (het einde van de overeenkomst van opdracht van 30 december 2014);
2. verweerster gebiedt om de overeenkomst van opdracht van 30 december 2014 na te komen zolang deze overeenkomst van opdracht niet rechtsgeldig is geëindigd op straffe van een dwangsom van
€ 5.000,= voor iedere dag of gedeelte van een dag dat verweerster niet aan dit gebod voldoet;
3. (uitsluitend indien het Scheidsgerecht de vorderingen onder 1 en 2 toewijst) voor recht verklaart dat een rechtsgeldige opzegging van de overeenkomst van opdracht van 30 december 2014 alleen mogelijk is op de gronden in artikel 15 lid 1 van de overeenkomst van opdracht indien aan de eisen in de overige leden van artikel 15 is voldaan;
4. verweerster veroordeelt tot betaling van (een bijdrage in) de kosten van rechtsbijstand van eisers;
5. verweerster veroordeelt in de kosten van deze arbitrageprocedure.
1.2 Met een memorie van antwoord van 13 mei 2020 (met producties, genummerd 1-4) heeft verweerster verweer gevoerd. Zij heeft daarbij geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van de maatschap, dan wel al haar eisen af te wijzen en vast te stellen dat de overeenkomst is geëindigd, met veroordeling in de kosten van rechtsbijstand alsmede in de kosten van deze procedure.
1.3 De op 17 juni 2020 geplande mondelinge behandeling kon wegens persoonlijke omstandigheden ver- band houdend met Covid-19 geen doorgang vinden. Hierna hebben de partijen de voorkeur kenbaar gemaakt voor schriftelijk voortzetting van de procedure boven aanhouding of een digitale zitting. De gemachtigde van eisers heeft een memorie van repliek ingediend met een brief van 7 juli 2020 waarna de gemachtigde van verweerster een memorie van xxxxxxx heeft ingediend op 17 juli 2020 (met een productie, genummerd 6). De partijen hebben daarbij hun stellingen gehandhaafd. Met een bericht van 20 augustus 2020 heeft het Scheidgerecht aan de gemachtigden van de partijen bekend gemaakt dat er alsnog een mondelinge behandeling bepaald zal worden.
1.4 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2020 te Utrecht. Aan de zijde van ei- sers waren aanwezig X. (voorzitter van eiser sub 1, hierna: H.) en I. (adviseur), bijgestaan door de ge- machtigde van eisers. Aan de zijde van verweerster waren aanwezig X. (voorzitter van verweerster, hierna: J.) , bijgestaan door de gemachtigde van verweerster. De gemachtigden van de partijen hebben het woord gevoerd mede aan de hand van pleitaantekeningen en er zijn vragen van het Scheidsgerecht beantwoord.
2. De feiten
2.1 De maatschap is – sedert 1 januari 2015 – het medisch specialistisch bedrijf dat werkzaam is binnen het
K. te Z. (hierna: het K.) en kent 87 maten waaronder eisers 2-6. Eisers sub 2-4 zijn als vrijgevestigd der- matoloog binnen de maatschap lid van de organisatorische eenheid dermatologie. Eisers sub 5 en 6 zijn vrijgevestigd patholoog en vormen binnen de maatschap gezamenlijk de organisatorische eenheid pa- thologie.
2.2 Verweerster is het medisch specialistisch bedrijf dat per 1 januari 2015 werkzaam is in het L. te W. (hierna: het L.).
2.3 Voor 1 januari 2015 bestonden er maatschappen medische microbiologie, reumatologie, dermatologie en pathologie die in beide genoemde ziekenhuizen werkten. De pathologen van het K. voeren sinds 1985 de pathologische zorg uit in het L. en de dermatologen van het K. zijn sinds 2008 verantwoordelijk voor de uitvoering van de dermatologische zorg in het L.. De medisch specialisten werkten destijds in beide ziekenhuizen op basis van afzonderlijke toelatingsovereenkomsten met de beide ziekenhuizen.
2.4 Per 1 januari 2015 is de situatie veranderd en zijn in beide ziekenhuizen medisch specialistische bedrij- ven opgericht. De inhoud van de werkzaamheden is daarbij hetzelfde gebleven. De juridische verhou- dingen zijn echter wel gewijzigd in die zin dat de betrokken artsen-microbioloog, de reumatologen, de dermatologen en de pathologen die in beide ziekenhuizen werkzaam waren alleen deel zijn gaan uit- maken van de maatschap en niet van verweerster. Verweerster werd per 1 januari 2015 samen met het
L. – op basis van een daartoe met het L. overeengekomen samenwerkingsovereenkomst – verantwoor-
delijk voor de geboden medisch specialistische zorg in het L.. Op haar beurt heeft verweerster de maat- schap opdracht gegeven – middels de hier in het geding zijnde overeenkomst – om de genoemde zorg te blijven verrichten.
2.5 De overeenkomst, getekend op 30 december 2014, kent onder meer de volgende bepalingen:
‘OVEREENKOMST VAN OPDRACHT
(…)
Overwegende dat:
- opdrachtgever Is de Coöperatie waarin de medisch specialisten die tot één januari 2015 als vrijgevestigden op basis van een Toelatingsovereenkomst werkzaam zijn in het L. te W. zich hebben verenigd en die tot doel heeft de leden in staat te stellen hun beroep in het Ziekenhuis uit te oefenen anders dan in dienstver- band bij voornoemd ziekenhuis;
- opdrachtnemer is de Maatschap waarin de medisch specialisten die tot 1 januari 2015 als vrijgevestigden op basis van een Toelatingsovereenkomst werkzaam zijn in het K. te Z., zich hebben verenigd en die tot doel heeft de leden in staat te stellen hun beroep in het Ziekenhuis uit te oefenen anders dan in dienstver- band bij voornoemd ziekenhuis;
- partijen wensen een samenwerking aan te gaan waarbij vorenbedoelde Coöperatie aan de Maatschap opdracht geeft tot het verlenen van Medisch Specialistische Zorg op een aantal nader te omschrijven gebie- den, zodanig dat opdrachtgever voldoet aan haar verplichting tot het leveren van medisch specialistische zorg, een en ander met in acht neming van de eigen professionele verantwoordelijkheid van de betrokken medisch specialisten en waarbij het belang van de patiënt leidend is.
Verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
(…)
Art. 1 • Doel overeenkomst: het verlenen van medisch specialistische zorg:
1. De Coöperatie en de Maatschap gaan een overeenkomst van opdracht aan tot het verlenen van Medisch Specialistische Zorg als vermeld in lid 2 aan de patiënten die zich toevertrouwen aan de zorg van het Zie- kenhuis, dan wel die zich binnen voren bedoeld ziekenhuis toevertrouwen aan de zorg van de Medisch Spe- cialisten. De Coöperatie en de Maatschap leveren zorg aan deze patiënten binnen het Zorgprofiel van het Ziekenhuis.
2. De Maatschap zet daartoe de kennis en kunde van de Medisch Specialisten in voor de behandeling van patiënten [in het Ziekenhuis] op het gebied van de medische microbiologie, de dermatologie, de reumatolo- gie en de pathologie. De geschatte omvang van de vereiste formatieve FTE per specialisme, in 2015 is ver- meld op bijlage [ 1 ] van de overeenkomst. Partijen kunnen in onderling overleg de vereiste formatie, ook gedurende 2015, aanpassen.
(…)
Par. 8 – Duur en beëindiging
Art. 14 – Duur van de overeenkomst
De onderhavige Overeenkomst wordt aangegaan met ingang van 1 januari 2015 en eindigt per 31 decem- ber 2019, waarna de overeenkomst, behoudens tijdige opzegging door één der partijen, steeds voor een periode van één kalenderjaar zal worden verlengd.
Art. 15 - Opzegging
1. Beide partijen kunnen de Overeenkomst door opzegging beëindigen:
a. indien de wederpartij ondanks waarschuwing ernstig in verzuim blijft met de nakoming van deze Overeenkomst;
b. indien wegens gebrek aan samenwerking door de wederpartij voortzetting van de Overeenkomst redelijkerwijs niet kan worden gevergd;
c. op grond van (overige) omstandigheden, welke van dien aard zijn dat redelijkerwijs niet kan wor- den verlangd de Overeenkomst in stand te houden.
d. in geval van surseance van betaling van de wederpartij.
2. De opzegging als bedoeld in dit artikel zal bij aangetekend schrijven moeten geschieden met vermelding van de gronden waarop zij berust, terwijl bij deze opzegging een termijn in acht zal worden genomen van een jaar.
3. De partij tegen wie de opzegging is gericht kan uiterlijk binnen 30 dagen na verzending van het aangete- kend schrijven als bedoeld in het vorige lid beroep instellen bij het Scheidsgerecht Gezondheidszorg. Op deze termijn is de Algemene termijnenwet van toepassing.
4. De Overeenkomst neemt zonder opzegging een einde
a. in geval van faillissement van de wederpartij;
b. in geval van ontbinding van de wederpartij;
c. in geval van liquidatie van de wederpartij.
5. Alvorens over te gaan tot opzegging van de Overeenkomst op grond van omstandigheden als bedoeld in lid 1 van dit artikel treden partijen met elkaar in overleg om te bezien of deze omstandigheden redelijker- wijs kunnen worden opgevangen door een wijziging van de Overeenkomst.’
2.6 In de samenwerkingsovereenkomst die tussen L. en verweerster is gesloten staan bepalingen gelijklui- dend aan artikel 14 en 15 uit de overeenkomst.
2.7 De overeenkomst is met wederzijds goedvinden geëindigd op het gebied van reumatologie per 16 juli 2018 en op het gebied van medische microbiologische zorg per 1 september 2018 – in beide gevallen is daartoe een (afzonderlijke) vaststellingsovereenkomst ondertekend. Als gevolg hiervan werken sinds 1 september 2018 alleen de dermatologen en de pathologen van het K. nog in het L. op basis van de over- eenkomst.
2.8 Op 27 december 2018 heeft de voorzitter van verweerster een tweetal e-mails verzonden aan de maat- schap. Deze hielden respectievelijk het volgende in:
Om 14:36 uur:
‘Nog voor het eind van 2018 zal het MSB K. formeel een ‘opzeggingsbrief’ i.h.k. de huidige SOK ontvangen. Aangezien ons MSB komend jaar een nieuwe SOK aangaat met onze RvB (per 01-01-2020) is het streven om via deze nieuwe SOK de huidige samenwerking met het MSB K. te continueren. Er zal voor het eind van 2019 een nieuwe (verlenging) SOK getekend moeten worden tussen het MSB G. en het MSB K. voor de pe- riode na 2019. Voor de duidelijkheid benadruk ik nogmaals dat het MSB G. niet de intentie heeft om de hui- dige samenwerking (voor de vakgroepen dermatologie en pathologie) op te zeggen.’
Om 14:48 uur:
‘Bij herlezing van mijn email begrijp ik dat de strekking verwarrend kan zijn. Ter verduidelijking meld ik daarom dat de opzeggingsbrief een daadwerkelijke opzegging betreft van de lopende overeenkomst, maar dat ik hierbij de intentie namens het MSB G. uitspreek dat wij graag verder met jullie in overleg gaan om onze samenwerking voor de twee vakgroepen in een nieuwe overeenkomst voort te zetten. Wij nemen hier- toe begin 2019 contact op met jullie.’
2.9 In een brief van 28 december 2018 van verweerster aan de maatschap staat het volgende:
‘Middels deze brief zeggen wij de overeenkomst van opdracht d.d. 30 december 2014 met een looptijd van 1
januari 2015 tot en met 31 december 2019 op, waarbij de opzegtermijn van 1 jaar in acht is genomen.
De opzegging geschiedt op grond van overige omstandigheden, te weten de opzegging van de samenwer- kingsovereenkomst met het L. te W., op welke overeenkomst onze overeenkomst van opdracht is gestoeld. Ik kan u berichten dat we in overleg zijn met het ziekenhuis over een nieuwe samenwerkingsovereenkomst. Zodra dit overleg afgerond wordt zullen wij ook opnieuw met u in overleg treden over een voortzetting van onze samenwerking, waarvan de afspraken dan opnieuw moeten worden vastgelegd.
Wij zien uit naar de volgende bespreking over onze samenwerking.’
2.10 In een e-mailbericht van 10 juli 2020 van M. (hierna: M.), secretaris van de raad van bestuur van X., waarin zij reageert op de conclusie van repliek staat:
‘Het viel ons op dat er (nog?) geen gebruik is gemaakt van vermelding van het feit dat destijds bewust is gekozen om de looptijd van onze SOK te beperken en op dat punt de landelijke modelovereenkomst OMS en NVZ dus niet te volgen. Wij (MSB en RvB) zijn daar willens en wetens van afgeweken. Het model ging uit van een looptijd voor onbepaalde tijd (zie artikel 15) en was alleen opzegbaar op specifieke gronden (zie artikel 16) maar wij hebben met onze SOK juist beoogd dat er wel degelijk een knip komt na 5 jaar omdat de overeenkomst dan eindigt bij tijdige opzegging zonder enige aanvullende reden.’
2.11 De bepalingen in de modelovereenkomst luiden als volgt.
Par. 8 – Duur en beëindiging
Art. 15 – Duur van de overeenkomst
De onderhavige Overeenkomst wordt aangegaan met ingang van [datum] en geldt voor onbepaalde tijd.
Art. 16 – Opzegging
1. Beide partijen kunnen de Overeenkomst door opzegging beëindigen:
a. indien de wederpartij ondanks waarschuwing ernstig in verzuim blijft met de nakoming van deze Overeenkomst;
b. indien wegens gebrek aan samenwerking door de wederpartij voortzetting van de Overeenkomst redelijkerwijs niet kan worden gevergd;
c. op grond van (overige) omstandigheden, welke van dien aard zijn dat redelijkerwijs niet kan wor- den verlangd de Overeenkomst in stand te houden.
d. in geval van surseance van betaling van de wederpartij.
2. De opzegging als bedoeld in dit artikel zal bij aangetekend schrijven moeten geschieden met vermelding van de gronden waarop zij berust, terwijl bij deze opzegging een termijn in acht zal worden genomen van een jaar.
3. De partij tegen wie de opzegging is gericht kan uiterlijk binnen 30 dagen na verzending van het aangete- kend schrijven als bedoeld in het vorige lid beroep instellen bij het Scheidsgerecht Gezondheidszorg. Op deze termijn is de Algemene termijnenwet van toepassing.
4. De Overeenkomst neemt zonder opzegging een einde
a. in geval van faillissement van de wederpartij;
b. in geval van ontbinding van de wederpartij;
c. in geval van liquidatie van de wederpartij.
5. Alvorens over te gaan tot opzegging van de Overeenkomst op grond van omstandigheden als bedoeld in lid 1 van dit artikel treden partijen met elkaar in overleg om te bezien of deze omstandigheden redelijker- wijs kunnen worden opgevangen door een wijziging van de Overeenkomst.’
3. De bevoegdheid van het Scheidsgerecht, de beslissingsmaatstaf en de aard van de beslissing
3.1 De bevoegdheid van het Scheidsgerecht volgt uit artikel 20 lid 2 van de overeenkomst en is tussen par- tijen niet in geschil.
3.2 Op grond van artikel 25 van het Arbitragereglement van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg beslist het Scheidsgerecht bij arbitraal vonnis en naar de regelen des rechts, tenzij partijen anders zijn over- eengekomen. Dat laatste is hier niet het geval.
4. De beoordeling van het geschil
4.1 Partijen twisten over de vraag of de opzegging van 28 december 2018 effect heeft. Volgens eisers is dat niet het geval omdat de overeenkomst op grond van artikel 14 alleen kan worden opgezegd op een van de in artikel 15 genoemde gronden en geen van die gronden doet zich voor. Volgens verweerster moet de overeenkomst echter zo worden uitgelegd dat deze tegen het einde van de looptijd van vijf jaar kan worden opgezegd zonder dat sprake is van een van de in artikel 15 genoemde gronden. Artikel 15 ziet volgens verweersters op de situatie van tussentijdse opzegging en niet op de in artikel 14 geregelde op- zegging tegen het einde van de overeengekomen bepaalde duur.
4.2 De kern van het geschil vormt daarmee de vraag hoe de overeenkomst en in het bijzonder de artikelen 14 en 15 moeten worden uitgelegd. Het Scheidsgerecht stelt daarbij voorop dat de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding tussen partijen is geregeld, niet kan worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van het contract. Voor de beantwoor- ding van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelij- kerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635 (Haviltex)). De taalkundige be- tekenis van de bewoordingen van het geschrift, gelezen in de context ervan als geheel, zullen in prak- tisch opzicht wel vaak van groot belang zijn bij de uitleg van een geschrift. Bij de uitleg dient de rechter rekening te houden met alle bijzondere omstandigheden van het geval (HR 20 februari 2005, NJ 2005, 493 (DSM/Fox)).
4.3 Over de totstandkoming van de overeenkomst heeft X. ter zitting het volgende verklaard. Hij was na- mens verweerster aanwezig bij de besprekingen eind 2014 over de te sluiten samenwerkingsovereen- komst met L. en de overeenkomst met de maatschap. Over die overeenkomsten is gelijktijdig gespro- ken in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van L. en de maatschap (onder andere een patho- loog). Er was destijds niet veel tijd om uitvoerig te spreken over de SOK en de overeenkomst, de over- eenkomsten zijn onder grote tijdsdruk tot stand gekomen in verband met de deadline van 1 januari 2015. De modelovereenkomst lag als vertrekpunt op tafel. Er is lang stilgestaan bij het non-concurren- tiebeding en bij artikel 15 van de modelovereenkomst (de onbepaalde tijd). Door L. en verweerster is
aan de orde gesteld dat zij geen overeenkomst voor onbepaalde tijd wilden sluiten. Zij wilden geen eeuwigdurende overeenkomst maar een overeenkomst voor bepaalde tijd, wat volgens de bij de onder- handelingen aanwezigen veel meer strookte met het beoogde ondernemerschap. Een andere belang- rijke reden voor het afspreken van een bepaalde tijd was, aldus J., de wens van partijen om na een aan- tal jaren opnieuw te kunnen bekijken of de overeenkomsten werkbaar waren voor partijen. Daarom is een bepaalde tijd van vijf jaar afgesproken zodat na die periode partijen konden bekijken of en zo welke aanpassingen er nodig waren in de overeenkomsten. X. heeft toegelicht dat de concept-overeenkom- sten vervolgens rond zijn gegaan zodat partijen daarbij nog op- of aanmerkingen konden plaatsen. Er is geen jurist bij betrokken geweest. Bij artikel 16 van de modelovereenkomst is verder niet stilgestaan, xxxxx X.. De SOK is, net als de overeenkomst, per 1 januari 2020 opgezegd vanwege het verloop van de bepaalde tijd zodat, zoals afgesproken, L. en verweerster opnieuw met elkaar om tafel konden gaan zitten om te bezien of de samenwerkingsovereenkomst moest worden aangepast. Er zijn aanpassingen overeengekomen, L. en verweerster staan volgens J. op het punt een nieuwe SOK te sluiten, wederom voor bepaalde tijd.
4.4 Aan de zijde van xxxxxx is deze gang van zaken rondom de totstandkoming van de overeenkomst niet weersproken. H. was niet bij de onderhandelingen in 2014 aanwezig en kan niet uit eigen wetenschap verklaren. Desgevraagd heeft hij ter zitting verklaard dat de wijziging van de modelovereenkomst van een overeenkomst van onbepaalde tijd naar een van bepaalde tijd, voor de positie van de artsen die overgingen naar de maatschap maar deels werkzaam bleven in L. in zekere zin een verslechtering bete- kende maar dat dat toch is geaccepteerd omdat er van werd uitgegaan dat de jarenlange samenwer- king wel zou worden voortgezet. Ter zitting is ook duidelijk geworden dat partijen, ongeacht de uit- komst van deze procedure, beogen de samenwerking voort te zetten - er wordt prima samengewerkt, de verhoudingen zijn goed - maar dat de (contractuele) vorm waarin die samenwerking wordt gegoten mede zal afhangen van de beslissing in deze procedure.
4.5 Het Scheidsgerecht oordeelt als volgt. Wanneer enkel naar de tekst van artikel 14 en artikel 15 van de overeenkomst wordt gekeken en de plaats van die artikelen in de overeenkomst, namelijk in de para- graaf “Duur en beëindiging”, dan ligt het in beginsel meer voor de hand om die artikelen in onderlinge samenhang te bezien. In artikel 14 is geregeld dat de overeenkomst, mits deze tijdig is opgezegd, ein- digt na verloop van vijf jaar. De voorwaarden waaraan die opzegging moet voldoen staan vervolgens geregeld in het tot dezelfde paragraaf behorende artikel 15. Op welke andere opzegging artikel 15 be- trekking zou kunnen hebben, valt uit de tekst van de overeenkomst immers niet af te leiden.
4.6 Wanneer echter wordt gelet op de kennelijke bedoeling van partijen zoals die volgt uit onweersproken toelichting van J. en de inhoud van de met die verklaring overeenstemmende e-mail van M., kan die uitleg naar het oordeel van het Scheidsgerecht niet overeind blijven. Het vertrekpunt bij de besprekin- gen van de overeenkomst (en de SOK) is de modelovereenkomst geweest. Daarin is een onbepaalde duur genoemd in artikel 15, gevolgd door een beperkt aantal opzeggingsgronden in artikel 16. Vast- staat dat partijen geen overeenkomst voor onbepaalde tijd wilden sluiten, zij wilden geen eeuwigdu- rende overeenkomst. Er is dus bewust een streep gezet door artikel 15 van de modelovereenkomst en er is een bepaalde duur van vijf jaar afgesproken. De gedachte achter die bepaalde duur was dat par- tijen, wanneer een van hen dat wilde, de handen vrij konden hebben om na afloop van die overeenge- komen bepaalde duur te bezien of zij onder dezelfde voorwaarden met elkaar verder wilden. L. en ver- weerster hebben ook overeenkomstig die bedoeling gehandeld: de SOK is opgezegd en partijen zijn in overleg getreden over de inhoud van de voorwaarden van een nieuw te sluiten SOK. Met die tijdens de totstandkoming van de overeenkomst uitdrukkelijk aan de orde gestelde bedoeling strookt niet dat het einde van de overeenkomst na vijf jaar afhankelijk is van de vraag of een van de in artikel 15 van de overeenkomst genoemde, uiterst beperkte, gronden zich voordoet. Een dergelijke uitleg van de over- eenkomst zou de bedoeling die partijen met artikel 15 hadden vrijwel volledig uithollen en in wezen
nauwelijks verschillen van de (eeuwigdurende) overeenkomst voor onbepaalde tijd die partijen expliciet niet wilden.
4.7 De vraag die rijst is wat dan de betekenis is van artikel 15 van de overeenkomst. Uit de onweersproken toelichting van J. is het Scheidsgerecht gebleken dat vooral is gesproken over aanpassing van artikel 15 van de modelovereenkomst van een onbepaalde naar een bepaalde tijd. Bij artikel 16 van de model- overeenkomst (artikel 15 van de overeenkomst) is volgens X., mede in de haast waarin de overeenkom- sten zijn gesloten, niet echt stilgestaan. Desgevraagd hebben partijen verklaard dat er niet expliciet over is gesproken of de overeenkomst al dan niet eerder dan na vijf jaar, dus tussentijds, kon worden opgezegd. Nu, zoals hiervoor is overwogen, het gelet op de bedoeling van partijen allerminst voor de hand ligt dat artikel 15 van de overeenkomst ziet op de voorwaarden voor de in artikel 14 genoemde opzegging, moet artikel 15 dus betrekking hebben op een andere opzegging. Dat kan in feite geen an- dere zijn dan een tussentijdse. De gronden genoemd in artikel 15 lid 1 a tot en met d rechtvaardigen naar hun aard ook de mogelijkheid om de overeenkomst voor het verstrijken van de vijf jaar op te kun- nen zeggen. Het is moeilijk voorstelbaar dat partijen, wanneer de in de gronden beschreven situaties zich voordoen, niet tussentijds de overeenkomst zouden kunnen beëindigen. Aan eisers moet worden toegegeven dat de opzegtermijn voor dergelijke mogelijk nijpende situaties vrij ruim is, maar voor de echt urgente situaties, waarin de in artikel 15 genoemde opzegtermijn van een jaar niet passend is, is er dan altijd nog de mogelijkheid van ontbinding van de overeenkomsten wegens tekortschieten in de na- koming van de verbintenis.
4.8 De conclusie van het Scheidsgerecht luidt dat tegen de achtergrond van de duidelijke bedoeling die partijen hadden met het overeenkomen van de bepaalde duur van vijf jaar, eisers de overeenkomst niet aldus mochten begrijpen dat deze na verloop van de overeengekomen duur alleen dan zou kunnen wor- den opgezegd wanneer een van de in artikel 15 genoemde gronden zich zou voordoen. Verweerster mocht de overeenkomst dus opzeggen zonder dat sprake was van een van de in artikel 15 genoemde gronden. Artikel 15 heeft geen betrekking op de in artikel 14 geregelde opzegging. De opzegging van 28 december 2018 sorteert dus effect. Dat deze uitleg meebrengt dat er niets is geregeld over de wijze van opzegging zoals bedoeld in artikel 14 – de termijn en eventuele formaliteiten – acht het Scheidsge- recht gelet op de duidelijke bedoeling die er was met de overeengekomen bepaalde duur en de haast waarmee de overeenkomst is opgesteld, geen reden om de overeenkomst anders uit te leggen. Er zal een redelijke termijn in acht moeten worden genomen ingeval van opzegging als bedoeld in artikel 14 en dat is in dit geval, met een termijn van bijna een jaar, ook gebeurd.
4.9 De vorderingen van eisers zullen worden afgewezen. Eisers dienen de kosten van deze procedure, te weten de kosten van het Scheidsgerecht van € 8.162,70, te dragen. De kosten van het Scheidsgerecht zullen worden verhaald op het door eisers gestorte depot. Het restant zal worden terugbetaald.
5. De beslissing
Het Scheidsgerecht, beslissend naar regelen des rechts, wijst het volgende arbitrale vonnis:
5.1 De vorderingen van eisers worden afgewezen.
5.2 Eisers moet de kosten van het Scheidsgerecht dragen. Die worden bepaald op € 8.162,70 en zullen met het gedeponeerde voorschot worden verrekend.
Dit vonnis is vastgesteld te Utrecht en op 17 november 2020 aan de partijen verzonden.