KORTGEDINGDAGVAARDING
KORTGEDINGDAGVAARDING
Heden, de
tweeduizendveertien, ten verzoeke van:
allen te dezer zake woonplaats kiezende te Bleiswijk, gemeente Lansingerland aan de Dorpsstraat nr. 10, ten kantore van de advocaat mr. X.X. Xxxxxxxxxx, die ten deze door verzoekers tot advocaat wordt gesteld en als zodanig in rechte zal optreden;
GEDAGVAARD IN KORT GEDING
De besloten vennootschap Dexia Nederland B.V., gevestigd en kantoorhoudende te 0000 XX Xxxxxxxxx aan de Xxxxxxxxxxxx 000, aldaar mijn exploot doende en afschrift dezes latende aan:
OM
Op
tweeduizendveertien, des middags te uur in persoon of vertegenwoordigd door een advocaat te verschijnen ter terechtzitting van de voorzieningenrechter bij de Rechtbank Den Haag, rechtsprekende in kort geding, die alsdan gehouden zal worden in één der zittingzalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan nr. 60 te ’s-Gravenhage;
MET AANZEGGING DAT:
a. indien gedaagde niet in persoon en evenmin vertegenwoordigd door een advocaat op de terechtzitting verschijnt en de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen, de rechter verstek tegen gedaagde zal verlenen en de hierna omschreven vordering zal toewijzen, tenzij deze hem onrechtmatig of ongegrond voorkomt;
b. bij verschijning in het geding van gedaagde een griffierecht zal worden geheven, te voldoen binnen vier weken te rekenen vanaf het tijdstip van verschijning;
c. de hoogte van de griffierechten is vermeld in de meest recente bijlage behorend bij de Wet griffierechten burgerlijke zaken, die onder meer is te vinden op de website: xxx.xxxx.xx/xxxxxxxxxxxxxxxxxxx
d. van een persoon die onvermogend is, een bij of krachtens de wet vastgesteld griffierecht voor onvermogenden wordt geheven, indien hij op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven heeft overgelegd:
1e een afschrift van het besluit tot toevoeging, bedoeld in artikel 29 van de Wet op de rechtsbijstand, of indien dit niet mogelijk is ten gevolge van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan hem zijn toe te rekenen, een afschrift van de aanvraag, bedoeld in artikel 24, tweede lid, van de Wet op de rechtsbijstand, dan wel
2e een verklaring van het bestuur van de raad voor rechtsbijstand, bedoeld in artikel 7, derde lid, onderdeel e, van de Wet op de rechtsbijstand waaruit blijkt dat zijn inkomen niet meer
bedraagt dan de inkomens bedoeld in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 35, tweede lid, van die wet;
TENEINDE:
alsdan tegen zich als gedaagde door Xxxxxx te horen eisen en concluderen:
Inleiding
1. Eisers hebben allen bij gedaagde en/of haar rechtsvoorganger(s) (hierna: “Dexia”) één of meerdere effectenleaseovereenkomsten afgesloten, die met verlies zijn geëindigd. Eisers zijn van mening dat Dexia onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de door hen geleden schade. Dexia heeft haar aansprakelijkheid erkent, maar partijen verschillen van mening over de hoogte van de door Dexia verschuldigde schadevergoeding.
2. Eisers maken deel uit van een groep van gedupeerde effectenlease-afnemers van (nu nog) circa 15.000 personen, die zich hebben aangesloten bij Leaseproces B.V. Voor al deze effectenlease-afnemers geldt dat zij zich aan de algemeen verbindendverklaring van de Duisenbergregeling hebben onttrokken middels de indiening van een opt-outverklaring. De groep van 15.000 personen bestond oorspronkelijk uit ongeveer 25.000 personen. Inmiddels zijn ongeveer 10.000 de zaken afgewikkeld, hetzij middels een schikking, hetzij middels een gerechtelijke procedure.
3. De schade van de afnemers bestaat doorgaans uit twee onderdelen, de verloren gegane inleg (rente of rente + aflossing) en een restschuld. Dexia is van mening dat de jurisprudentie in effectenleasezaken is uitgekristalliseerd in die zin dat alle zaken moeten worden afgewikkeld volgens het zgn. Hofmodel. Dit is een rekenformule van het hof Amsterdam. Volgens het Hofmodel is de vergoedingsplicht van Dexia in beginsel beperkt tot twee derde van de restschuld. Het verlies van de inleg komt volledig voor rekening van de afnemer omdat dat verlies, aldus het hof, uitsluitend aan de eigen schuld van de afnemer is te wijten. Alleen als het contract op de afnemer een ‘onaanvaardbaar zware financiële last’ legde, moet Dexia ook twee derde van de inleg vergoeden. Of er in een bepaalde situatie al dan niet sprake was van een onaanvaardbaar zware financiële last moet worden berekend aan de hand van een rekenformule die onderdeel is van het Hofmodel.
4. Dexia en de gemachtigde van Xxxxxx hebben in 2012 en 2013 contacten gehad om zaken te kunnen schikken. Dit is ook geschied. Partijen hebben afspraken gemaakt over een schikkingstraject waarin getracht wordt om in individuele zaken overeenstemming te bereiken.
5. In januari 2014 is Dexia, achter de rug van Leaseproces om en buiten de schikkingsonderhandelingen om, begonnen met het aanschrijven van cliënten van Leaseproces, waaronder eisers. Deze cliënten, waaronder eisers werd verzocht een
zogeheten ‘waiver’ te tekenen, waarmee zij afstand zouden doen van al hun rechten. Dexia stelde zich op het standpunt dat de cliënten geen vordering meer op Dexia hadden. Volgens Dexia dienen alle zaken te worden afgehandeld via het zogeheten Hofmodel. Dexia gaf eisers een termijn van 4 weken om gegevens aan te leveren waaruit zou volgen dat sprake is van een financieel onaanvaardbaar zware last. Indien men niet tijdig de waiver tekende en/of de gevraagde gegevens zou aanleveren, gaf Dexia aan dat zij de afnemer in rechte zou betrekken ten einde af te dwingen dat de afnemer geen vordering meer zou hebben op
Dexia. Een kopie van een ‘waiver’ brief wordt als productie 1 overgelegd.
6. Leaseproces heeft namens haar cliënten op de brieven van Xxxxx xxxxxxxxxx bij brief van 11 februari 2014 (productie 2). Leaseproces heeft Dexia erop gewezen dat er nog een aantal vragen in de jurisprudentie onbeantwoord waren, althans waarover de Hoge Raad zich niet had gebogen. Voorts heeft Leaseproces om nadere informatie verzocht.
7. Dexia heeft vervolgens bij brief van 13 februari 2014 (productie 3) aangegeven dat zij zich, kort gezegd, niets aantrekt van de door Leaseproces opgeworpen bezwaren en zij zal overgaan tot dagvaarden. Zij geeft voorts aan dat zij cliënten achter de rug om van Leaseproces zal blijven benaderen (ondanks het uitdrukkelijk verzoek dit niet te doen). Niet alleen is Dexia vervolgens brieven blijven sturen, maar zij heeft de cliënten van Leaseproces ook steeds telefonisch benaderd.
8. Bij brief van 24 februari 2014 (productie 4) heeft Leaseproces Dexia er nogmaals en meer gespecificeerd op gewezen dat in de jurisprudentie geen duidelijkheid bestaat over verschillende geschilpunten. Leaseproces heeft aangegeven dat het daarom voorbarig is om over te gaan tot dagvaarden als er nog onduidelijkheid bestaat over bijvoorbeeld de rol van de tussenpersoon en de verwijten omtrent de beleggingstechnische gebreken.
9. Dexia heeft haar standpunt niet gewijzigd en is op grote schaal overgegaan tot het dagvaarden van de cliënten van Leaseproces. In deze procedures vordert Dexia een verklaring van recht dat de individuele afnemer niets meer van Dexia heeft te vorderen. Volgens Dexia heeft zij belang bij haar vordering, nu zij er belang bij heeft de zaken af te wikkelen. Inmiddels zijn er reeds circa750 zaken bij de verschillende rechtbanken (sector kanton) aanhangig gemaakt.
10. Als gevolg van de werkwijze van Dexia worden de afnemers door Dexia gedwongen kosten te maken. Dit terwijl de vorderingen van Dexia prematuur zijn. Immers er is simpelweg nog geen duidelijkheid over relevante vraagstukken.
11. Eisers staan met dit standpunt niet alleen, want ook de jurisprudentie van verschillende rechtbanken en hoven wijken op onderdelen af van het Hofmodel. Op dit moment lopen er drie zaken bij de Hoge Raad waarin verschillende (rechts)vragen aan de Hoge Raad zijn
voorgelegd. Het oordeel van de Hoge Raad kan tot gevolg hebben dat Dexia een hogere schadevergoeding aan eisers moet betalen dan op basis van het Hofmodel.
Bezwaar 1: de jurisprudentie is nog niet uitgekristalliseerd
12. De huidige stand van de jurisprudentie kan als volgt worden samengevat:
a. Het hof Amsterdam hanteert het Hofmodel (zie hiervoor rndnummer 3).
b. Het hof Den Bosch heeft op 10 juni 20141, 17 juni 20142 en 8 juli 20143 in een drietal Dexia zaken tussenarrest gewezen. Het hof oordeelde dat een tussenpersoon die als cliëntenremisier voor Dexia werkte op grond van de toen reeds geldende effectenwetgeving geen specifieke beleggingsproducten, waaronder effectenleaseproducten, mocht adviseren. Het hof oordeelde tevens dat Dexia op grond van deze wetgeving geen zaken mocht doen met een tussenpersoon die, in strijd met de wet, specifieke effectenleaseproducten adviseerde. Een en ander betekent dat als vaststaat dat Dexia een leasecontract afsloot terwijl zij wist dat het contract door een tussenpersoon aan de betreffende afnemer was geadviseerd, zij onrechtmatig jegens deze afnemer handelde. Volgens hethof moet Dexia in die gevallen 80% van de inleg en de restschuld vergoeden. Dat is dus een voor de afnemers veel gunstiger uitkomst dan het Hofmodel.
c. In het tussenarrest van 17 juni 20144heeft het hof tevens aangegeven dat het voornemens is een prejudiciële vraag aan de Hoge Raad te stellen over de ingangsdatum van de wettelijke rente. Door de afnemers wordt bepleit dat de wettelijke rente moet ingaan op de datum waarop de betalingen hebben plaatsgevonden, terwijl het hof Amsterdam de datum waarop de contracten zijn beëindigd als ingangsdatum aanhoudt.
Deze prejudiëlevraag is inmiddels door het hof gesteld.5
d. Tegen de tussenarresten van het hof Den Bosch is cassatieberoep ingesteld door zowel Dexia (in de zaak van 17 juni 2014 en incidenteel cassatieberoep in de zaak van 10 juni 2014) als door een afnemer (in de zaak van 10 juni 2014).
e. Kort samengevat zijn de volgende vragen aan de Hoge Raad voorgelegd:
1. Is Dexia aansprakelijk voor het handelen van de door haar ingeschakelde tussenpersonen ter zake van de verkoop van haar effectenleaseovereenkomsten?6
1 ECLI:NL:GHSHE:2014:1736
2 ECLI:NL:GHSHE:2014:1775
3 ECLI:NL:GHSHE:2014:2077
4 ECLI:NL:GHSHE:2014:1775
5 Zie gerechtshof Den Bosch d.d. 9 september 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:3569
6 In de zaak waarin het Hof op 10 juni 2014 tussenarrest wees(ECLI:NL:GHSHE:2014:1736)
2. Wat is de omvang van de zorgplicht van Dexia als er sprake is van advisering door een tussenpersoon en wat zijn de gevolgen daarvan voor de schadeverdeling?7
3. Kennen de effectenleaseovereenkomsten extra risico’s (beleggingstechnische
gebreken) en had Dexia voor deze risico’s moeten waarschuwen (met name in het licht van artikel 33 NR) en zo ja, is een schending door Dexia van haar waarschuwings- en/of voorlichtingsplicht op dit punt van belang voor de schadeverdeling?8
4. Had Dexia de kennis en ervaring (op het gebied van complexe financiële producten) van de (beoogde) afnemer moeten nagaan omdat het een complex product
betreft en zo ja, welke gevolgen heeft dit voor de schadeverdeling.9
5. vallen de zogeheten verlengingsovereenkomsten onder het bereik van artikel 1:88 en 1:89 BW?
6. heeft de collectieve actie van de Stichting Eegalease stuitende werking gehad voor personen die de overeenkomsten wensten te vernietigen op grond van artikel 1:88 BW.10
7. Wanneer moet een echtgenote in staat worden geacht om daadwerkelijk de effectenleaseovereenkomst te kunnen vernietigen (in verband met de aanvang van de verjaringstermijn).
13. Volledigheidshalve wijzen eisers er nog op dat deze vragen niet aan de orde zijn geweestin de procedures die hebben geleid tot de arresten van de Hoge Raad van 5 juni 2009 (Dexia/De Treek, Levob/Bolle enStichting Gesp/Aegon),die in effectenleasezaken als richtinggevend worden beschouwd,zodat de Hoge Raad zich hierover nog niet heeft kunnen uitspreken.
Bezwaar 2: praktische bezwaren
14. De door Dexia gestelde termijn van 4 weken is in de meeste gevallen veel te kort. Dit is Dexia zeer wel bekend, want Dexia en Leaseproces werken sinds enkel jaren gezamenlijk aan een schikkingstraject, waarbij partijen zoveel mogelijk zaken proberen te schikken. Dit zijn met name zaken waarin de verdere ontwikkelingen in de jurisprudentie een minder belangrijke rol spelen of waarin de betreffende cliënt die jurisprudentie niet wil afwachten maar zijn zaak graag wil afwikkelen.
15. Bij het schikken van zaken is vooraleerst van belangd at wordt bepaald of sprake is van een onaanvaardbaar zware financiële last. Het verschil in schadevergoeding tussen gevallen waarin sprake is van een onaanvaardbaar zware financiele last ten opzichte van een aanvaardbaar zware financiële last kan oplopen tot tienduizenden euro’s. Voor veel cliënten kan een negatieve uitkomst van het hofmodel betekenen dat zij de rest van hun leven op bijstandsniveau moeten leven omdat zij een groot deel van hun inkomen of pensioen aan
7 In de zaak waarin het Hof op 10 juni 2014 tussenarrest wees
8 In de zaak waarin het Hof op 10 juni 2014 tussenarrest wees
9 In de zaak waarin het Hof op 10 juni 2014 tussenarrest wees
10 Het gerechtshof Amsterdam heeft in een tussenarrest aangegeven dat zij deze vraag, als een prejudiciële vraag aan de Hoge Raad zal gaan stellen
Dexia moeten betalen ter aflossing van hun schuld. Het is dus voor eisers van groot belang dat de berekening op basis van het hofmodel zo nauwkeurig mogelijk wordt gemaakt.
16. Het hofmodel is deels gebaseerd op het inkomen van de afnemer in het jaar waarin hij het betreffende contract met Dexia afsloot en deels opde NIBUD normen11. Voor het inkomen zijn de zgn. biljetten van een proces leidend. Dit is een uittreksel uit de belastingaangifte in het jaar waarin het contract werd afgesloten. Het komt vaak voor dat in de belastingaangifte inkomsten zijn opgenomen die niet moeten worden meegeteld en/of dat bepaalde lasten niet uit de aangifte blijken, terwijl deze wel bij de berekening betrokken moeten worden. Daarnaast is het zo dat als bepaalde lasten hoger waren dan de NIBUD norm een correctie moet worden gemaakt. Als voorbeeld wordt hier de woonlasten genoemd in het jaar waarin het contract werd afgesloten. Zo werd volgens de NIBUD norm aan woonlasten in het jaar 2000 het bedrag van € 162 per maand aangehouden. Als de
woonlasten in werkelijkheid bijvoorbeeld € 362 per maand bedroegen, dan vindt een
correctie plaats van € 200. Een dergelijke correctie kan het verschil uitmaken tussen de
uitslag ‘onaanvaardbare last’ of ‘aanvaardbare last’. Op deze manier kan het dus van allerlei factoren afhangen of Dexia wel of niet twee derde van de inleg moet vergoeden.
Omdat al deze factoren mogelijk een rol kunnen spelen bij de uitslag van het Hofmodel, moeten deze uitgezocht en geanalyseerd worden en moet, in voorkomende gevallen, bewijsmateriaal worden verzameld. Eisers kunnen dit niet op eigen kracht doen. Zij hebben daarvoor de hulp nodig van speciaal hiervoor opgeleide medewerkers van Leaseproces. Deze medewerkers moeten doorgaans minimaal een half jaar meedraaien om goed te kunnen beoordelen waar de kansen liggen. Daarnaast is het verzamelen van bewijsstukken vaak een moeizaam karwei, mede omdat het bewijsstukken betreft uit de periode 1997 tot 2003. Als voorbeeld wordt hier genoemd het bewijs van de huur. Als het bijvoorbeeld om het jaar 2000 gaat, dan moet geprobeerd worden te achterhalen hoeveel huur de cliënt in dat jaar, dus 14 jaar geleden, betaalde. Vaak woont hij niet meer in hetzelfde huis en beschikt hij niet meer over het huurcontract of over bankafschriften uit dat jaar. De banken verstrekken geen bankafschriften van 7 jaar of ouder. Er moet dan gezocht worden naar de toenmalige eigenaar van de woning of flat, hetgeen vaak een moeizaam karwei is. Panden zijn vaak gewisseld van eigenaar, woningbouwverenigingen zijn gefuseerd of opgeheven en lang niet alle toenmalige eigenaren kunnen hun administratie van 14 jaar geleden raadplegen. Met het compleet maken van een dossier zijn dan ook vaak weken of maanden gemoeid.
17. Als een dossier compleet is wordt het ter beoordeling opgestuurd naar Dexia. De reactie van Dexia kan binnen enkele dagen komen, maar soms duurt dat ook weken of zelfs maanden. Vaak worden bepaalde bewijsstukken door Dexia afgekeurd of wordt door Dexia op bepaalde posten een nadere toelichting geëist. In dat geval neemt Leaseproces weer contact met de cliënt op en wordt besproken of en hoe aan de eisen van Dexia kan worden voldaan. Alles bij elkaar zijn met het bereiken van een schikking daarom uiteindelijk vaak weken of maanden gemoeid.
11 uitleggen
18. Op dit moment heeft Dexia al meer dan 750 cliënten van Leaseproces gedagvaard. Als gevolg daarvan is het hiervoor genoemde schikkingstraject vrijwel stil komen te liggen.
19. Waar Dexia dus stelt dat zij de zaken aanbrengt teneinde de effectenlease-affaire sneller te willen afwikkelen heeft het op grote schaal dagvaarden van mensen die weigeren afstand van hun rechten te doen juist het tegenovergestelde effect. De rechterlijke macht wordt overspoeld en de gemachtigde van de afnemers wordt met zo veel werk opgezadeld dat het daadwerkelijk treffen van schikkingen op een veel lager pitje is komen te staan.
20. Het is zeer wel mogelijk is dat na de uitspraken van de Hoge Raad een groot aantal zaken geschikt kan worden. In dat geval zijn al deze procedures voor niets gevoerd en zijn eisers onnodig op kosten gejaagd.
Belangenafweging
21. Het belang van eisers is dat zij de nadere jurisprudentie van de Hoge Raad willen afwachten. Mocht blijken dat deze jurisprudentie in voor hen gunstige zin van het Hofmodel afwijkt, dan ontstaat een nieuwe situatie en is er geen reden meer voor Dexia om de door haar aangekondigde procedure aan te spannen. Voor het geval het Hofmodel wel gehandhaafd zou blijven hebben eisers er belang bij dat hun gemachtigde voldoende gelegenheid krijgt om in hun zaak te onderzoeken of er sprake is van een onaanvaardbaar zware financiële last.
Het door Dexia aangegeven belang, dat slechts inhoudt dat zij deze zaken graag z.s.m. wil afwikkelen, valt daarbij naar het oordeel van eisers in het niet. Het aanbrengen van zaken versneld de afwikkeling in het totaal niet. Mocht blijken dat in de door Dexia aangebrachte zaken eerder een voor Dexia gunstige uitspraak komt dan dat er door de Hoge Raad een oordeel wordt gegeven dan zal zulks altijd aanleiding zijn voor eisers om hoger beroep in te stellen ter behoud van haar rechten.
22. Als Dexia haar voornemen om te gaan dagvaarden kan uitvoeren worden eisers onnodig op kosten gejaagd. Daarnaast zorgen de procedures voor extra stress bij eisers voor het voeren van procedures geen alledaagse bezigheid is. Dit alles is uiteraard bij Dexia bekend en Dexia wekt de indruk dat zij hier moedwillig de uitrookmethode toepast om, nog voordat de Hoge Raad bovengenoemde vragen zal beantwoorden,zoveel mogelijk zaken in haar voordeel af te wikkelen. Nu, in afwachting van de uitspraken van de Hoge Raad, niet definitief kan worden vastgesteld dat eisers geen vordering op Dexia hebben, kunnen de vorderingen van Dexia toch niet worden toegewezen en heeft Dexia er geen rechtens te respecteren belang bij om eisers te dagvaarden.
Spoedeisend belang
23. Nu Dexia heeft aangegeven hen te zullen dagvaarden, hebben eisers een spoedeisend belang bij na te noemen voorziening. Tot op heden heeft Dexia, telkens als zij aangaf tot dagvaarding over te gaan, ook op korte termijn de dagvaardingen betekend. Zoals hiervoor
aangegeven heeft Dexia al in circa 750 zaken daadwerkelijk gedagvaard. Xxxxxxx volgde de dagvaarding op de eerder gezonden brief waarin aan de afnemers een termijn van vier weken werd gesteld. Eisers hebben derhalve een spoedeisend belang bij hun vorderingen.
24. Voorts vorderen Eisers een tijdelijke maatregel en is de zaak voldoende overzichtelijk om in kortgeding over te beslissen.
Bevoegdheid Voorzieningenrechter bij de rechtbank Den Haag
25. Aangezien eisers in het arrondissement Den Haag woonachtig zijn, hebben zij ervoor gekozen zich tot de Voorzieningenrechter van deze rechtbank te wenden. Omdat eisers allen particulieren betreffen die overeenkomsten hebben gesloten met een partij die handelde ter uitoefening van haar bedrijf is uw rechtbank op grond van artikel 101 Rv. bevoegd van het onderhavige geschil kennis te nemen. Dexia zal eisers ten gronde voor uw rechtbank doen dagvaarden.
Onderbouwing vordering
belang uitspraken Hoge Raad
26. Door Eisers zal primair worden gevorderd dat het Dexia tijdelijk verboden wordt om hen te dagvaarden omtrent de door hen afgesloten effectenleaseovereenkomsten. Eisers wensen een verbod voor de periode dat de Hoge Raad nog niet heeft beslist op de cassatieberoepen van de tussenarresten van het gerechtshof Den Bosch van 10 juni 2014 en 17 juni 2014 (vindplaatsen reeds eerder vermeld), alsmede voor de periode dat de Hoge Raad nog niet heeft beslist op de aan hem gestelde prejudiciële vraag over de ingangsdatum van de wettelijke rente.
27. Subsidiair zal een bevel worden gevorderd inhoudende dat Dexia verplicht is haar mee te werken aan een aanhouding van de betreffende waiver zaken voor de periode dat de Hoge Raad nog niet heeft beslist op bovengenoemde cassatieberoepen alsmede de aan hem gestelde prejudiciële vraag.
28. Zoals al uit het feitelijk verhaal naar voren komt, menen eisers dat de aan de Hoge Raad voorgelegde vragen van belang zijn voor de zaken van eisers en voor de juridische beoordeling van deze zaken. Eisers zullen hieronder toelichten waarom een antwoord van de Hoge Raad van belang is en hoe de geschilpunten ook nu al tot verschillende oordelen leiden bij de verschillende gerechten in Nederland.
29. Ten aanzien van de zaken waarbij een tussenpersoon is betrokken, spelenheel concreet de vragen (1) of de tussenpersoon meer heeft gedaan dan haar als cliënteremisier was toegestaan, (2) of Dexia bekend was met het handelen van de tussenpersoon en (3) of en zo ja welke gevolgen dit moet hebben voor de verdeling van de schade.
30. Op dit punt staan de oordelen van de Gerechtshoven Amsterdam en Den Bosch lijnrecht tegenover elkaar. Daar waar het Gerechtshof Den Bosch in de eerdere aangehaalde
tussenarresten van 10, en 17 juni 2014 en 8 juli 2014 oordeelde dat de een cliëntenremisier geen specifieke beleggingsproducten mocht adviseren, oordeelt het Gerechtshof Amsterdam (overigens zonder enige motivering) op 1 april 201412dat een cliëntenremisier wel specifieke beleggingsproducten mocht adviseren. Het oordeel van de het gerechtshof Den Bosch leidt er toe dat, indien aan de bewijsopdracht wordt voldaan de schadeverdeling anders is dan volgens het door het Hof Amsterdam ontwikkelde hofmodel. Zo kon de afnemer in de zaak waarop op 10 juni 2014 tussenarrest is gewezen de lasten uit de effectenleaseovereenkomst financieel dragen, toch krijgt hij, indien hij slaagt in de bewijsopdracht, 80% van de restschuld en de inleg vergoedt.
31. Reeds omdat de gerechtshoven verschillend oordelen, ligt het in de rede af te wachten totdat de Hoge Raad heeft beslist.
32. Dat geldt ook voor de overige aan de Hoge Raad voorgelegde vragen. Zo menen Eisers dat Dexia aansprakelijk is voor het handelen van de tussenpersoon. Gezien de nauwe band tussen Dexia en haar tussenpersonen, menen Eisers dat Dexia gezien de feitelijke gang van zaken aansprakelijk is voor het handelen van de tussenpersoon. Alhoewel het gerechtshof Amsterdam (op 1 april 2014) en het gerechtshof Den Bosch (bijv. 10 juni 2014) hebben geoordeeld dat Dexia niet aansprakelijk zou zijn voor het handelen van de tussenpersoon, menen Eisers dat er gerede grond om Dexia wel op die grond aansprakelijk te houden is. In het kader van de bewijsopdracht van het gerechtshof Den Bosch in het tussenarrest van 10 juni 2014, is er reeds een grote hoeveelheid informatiemateriaal als bewijs verzameld, waarmee de hechte band tussen Dexia en de tussenpersoon kan worden aangetoond. Een belangrijk stuk is daarbij de tekst van de website van bank Dexia (toen Bank Labouchere) ten tijde van het aanbieden van de effectenleasecontracten. Middels de zogeheten
waybackmachine kunnen de webpagina’s worden weergegeven zoals deze destijds golden. Eisers leggen een print van de website van bank Labouchere, zoals deze was in mei 2000 en in augustus 2001, als productie 7 over.
33. Op de website zijn de verschillende bedrijfsonderdelen van Bank Labouchere vermeld. Een van deze bedrijfsonderdelen betrof het onderdeel ‘Labouchere beleggingsproducten’. Dit betrof het bedrijfsonderdeel, waarvan Xxxx Xxxxxx de directeur was. Dit bedrijfsonderdeel was gericht op de verkopen via het intermediair. Alle verkopen via tussenpersonen gingen via dit bedrijfsonderdeel. Uit de tekst op de website blijkt duidelijk hoe de verhouding was tussen Dexia en de tussenpersoon. Hieronder worden de belangrijkste passages op de website geciteerd:
“Labouchere Beleggingsproducten
Met de effectenleaseproducten van LabouchereBeleggingsproducten is het voor iedereen mogelijk kansrijk te beleggen. Ze zijn bestemd voor particulieren die op basis van hun financiële situatie deskundig advies van gespecialiseerde onafhankelijke financiële adviseurs wensen. “ (mei 2000)
12 ECLI:NL:GHAMS:2014:1135 en ECLI:NL:GHAMS:2014:1136
“De producten worden uitsluitend aangeboden via onafhankelijke, gespecialiseerde financiële adviseurs in ons land. Hun kwaliteit en kennis van zaken garandeert hun cliënten een met zorg omkleed, persoonlijk advies. Door training en begeleiding van de financiële adviseurs houden de accountmanagers van Labouchere Beleggingsproducten hen uitvoerig op de hoogte van de verschillende producten.”
(mei 2000)
“Deze bieden wij u aan via gespecialiseerde, onafhankelijke financieel adviseurs. De zorgvuldig geselecteerde financieel intermediairs kunnen u in deze fiscaal ingewikkelde tijden deskundig begeleiden bij de snelle en efficiënte opbouw van een aantrekkelijk kapitaal. De financieel intermediairs van Bank Labouchere Beleggingsproducten worden continue getraind, ondersteund en op de hoogte gehouden van nieuwe ontwikkelingen en producten.” (augustus 2001)
(onderstrepingen advocaat)
34. Gezien de tekst op de website van Dexia zelf, waarin juist werd aangegeven dat de producten werden verkocht via zorgvuldig geselecteerde en continu door Dexia getrainde financiële adviseurs, die een persoonlijk en deskundig advies zouden geven, staat vast dat Dexia wist dat de tussenpersonen de producten adviseerden in een persoonlijk advies. Volgens Dexia werden de tussenpersonen daarop geselecteerd. Dexia heeft derhalve haar producten bewust in de markt gezet om via tussenpersonen te worden geadviseerd.
35. Eisers menen dat deze feiten van belang zijn voor de beantwoording van de vraag in hoeverre Dexia verantwoordelijk is voor het handelen van de tussenpersoon. In dat kader wijzen Xxxxxx ook op het arrest van het gerechtshof Den Haag van 13 mei 2014 over de aansprakelijkheid van een financiële instelling voor het handelen van een tussenpersoon op grond van artikel 6:76 BW13 In dat arrest merkt het gerechtshof terecht op (r.o.6) dat de ratio van artikel 6:76 BW er onder meer in is gelegen dat bij het inschakelen van hulppersonen door een schuldenaar om de activiteiten te vergroten, ook het risico van het tekortschieten van deze hulppersonen door de schuldenaar gedragen moet worden.
36. Het gerechtshof Den Haag hecht er in die zaak waarde aan dat de producten (daar een hypotheek) werden aangeboden via vaste tussenpersonen, waarmee de geldverstrekker al een bemiddelingsovereenkomst had afgesloten. Precies die omstandigheden zijn ook in casu van toepassing. Dexia werkte eveneens met vaste tussenpersonen, waarmee zij een remisierovereenkomst had gesloten. Zonder deze remisierovereenkomst, mocht een tussenpersoon geen producten van Dexia verkopen. Verder heeft ook Dexia de tussenpersonen, zo zegt zij ook zelf op haar website, zorgvuldig geselecteerd en trainde zij de tussenpersonen.
13 ECLI:NL:GHDHA:2014:2163
37. De aan de Hoge Raad voorgelegde vragen over de aansprakelijkheid van Dexia voor de tussenpersoon zijn dan ook weldegelijk relevant voor de beoordeling van de zaken waarbij een tussenpersoon de effectenleasecontracten heeft verkocht.
38. Ook de verwijten die Eisers Dexia maken ten aanzien van de zogeheten beleggingstechnische gebreken lichten zij graag nader toe.
39. De verwijten omtrent de beleggingstechnische gebreken zien op de specifieke risico’s die de effectenleasecontracten kennen. Deze risico’s zijn het gevolg van de specifieke kenmerken van het product. Het betreft in het bijzonder de volgende risico’s:
- het risico van de geringe spreiding;
- het risico van het niet kunnen wisselen van de fondsen;
- het risico van het niet kunnen beëindigen zonder het betalen van een (feitelijke) boete;
- Het risico dat de hoge kosten niet worden terugverdiend
40. De genoemde risico’s wijken af van de ‘gewone’ risico’s van beleggen en beleggen met
geleend geld. De risico’s zijn het gevolg van de vaste structurering van de producten, waar niet van af kan worden geweken. Eisers menen dat de genoemde risico’s ieder afzonderlijk reeds een zodanig risico betreffen, dat hiervoor gewaarschuwd had moeten worden voordat de overeenkomst werd afgesloten. Echter de combinatie van de verschillende risico’s in één product, maakt dat het product zodanig risicovol wordt, dat het niet zonder uitdrukkelijke waarschuwing verkocht had mogen worden.
41. De gemachtigde van Xxxxxx heeft de genoemde risico’s ook door een deskundige laten onderzoeken. Professor Xxxx (o.a. Hoogleraar Risicomanagement aan de VU) heeft het verschil tussen de risico’s van een ‘normale’ belegging en de risico’s van effectenleasecontracten onderzocht en zijn bevindingen vastgelegd in een deskundigenrapport (productie 8). Professor Xxxx is vanuit zijn vakgebied bij uitstek een deskundige die de risico’s van aandelenlease in het juiste perspectief kan zetten. Professor Xxxx heeft een aandelenleaseproduct van Dexia beoordeeld (de winstverdriedubbelaar). De constateringen van professor Xxxx kunnen worden toegepast op alle effectenleaseproducten van Dexia, in het bijzonder de producten waarbij slechts in enkele individuele aandelenfondsen wordt belegd.
42. In zijn rapport benoemt professor Xxxx de uitgangspunten voor ‘normaal’ beleggen in aandelen. Dit zijn de algemeen aanvaarde uitgangspunten voor verstandig beleggen. Deze uitgangspunten zijn (zie pagina 4 en 5 van het rapport):
- spreiding over tenminste 20 aandelen uit diverse sectoren, landen en regio’s;
- vooraf bepalen hoeveel risico in de zin van negatieve rendementen men wil lopen;
- aanhouden van voldoende liquiditeiten;
- vooraf bepalen voor hoe lang er belegd zal worden;
- niet beleggen met geleend geld.
43. Vervolgens bekijkt hij hoe het beoordeelde effectenleaseproduct is opgebouwd en op welke wijze het product afwijkt van een ‘normale ‘ belegging in aandelen. De conclusies zijn duidelijk en helder (zie punt 4.2. en 4.3 van het rapport – vanaf pagina 5 ). Ik citeer een aantal belangrijke bevindingen:
44. Professor Xxxx zet derhalve helder en duidelijk uiteen dat het beoordeelde effectenleaseproduct vele malen riskanter is dan gewoon beleggen en ook gewoon beleggen met geleend geld. Want daar waar bij een belegging met geleend geld het risico van een restschuld bestaat, kent, zoals professor Xxxx concludeert, het beoordeelde
effectenleaseproduct veel meer specifieke risico’s. Juist de combinatie van een slechte spreiding en de onmogelijkheid om in de portefeuille in te kunnen grijpen en/of de overeenkomst zonder boete te kunnen beëindigen, maken het product zo riskant.
45. Deze specifieke risico’s waren voor de gemiddelde consument niet kenbaar/bekend. In het bijzonder de combinatie van risico’s in één product.
46. Als gevolg van deze risico’s bestond er niet alleen de kans op een restschuld en verlies van de inleg, maar was de kans dat er verlies zou optreden ook extra groot. Met andere woorden, de kans op verlies was groter dan bij een gewone belegging en/of een gewone belegging met geleend geld. Alleen al de slechte spreiding zorgde ervoor dat het risico dat de aandelen op de einddatum in waarde zouden zijn gedaald bijna verdubbelde (van 22% naar 40%).
47. Professor Xxxx xxxxx over als slotconclusie op:
De Hoge Raad heeft zich over de vraag of er sprake is van specifieke risico’s en over de vraag of Dexia ook voor deze risico’s had moeten waarschuwen niet uitgelaten. De reden is een eenvoudige. Deze punten waren in de aan de Hoge Raad voorgelegde zaken (waarin op 5 juni 2009 arrest werd gewezen) niet aangevoerd.
48. Verschillende kantonrechters hebben reeds geoordeeld dat de verwijten op grond van de beleggingstechnische gebreken terecht zijn gemaakt. Gewezen wordt als voorbeeld op de uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West Brabrant, sector kanton locatie Bergen op Zoom van 17 april 2013 (ECLI:NL:RBZWB:2013:11301), de Rechtbank Limburg, sector kanton locatie Roermond van 12 februari 2014 (ECLI:NL:RBLIM:2014:1362) en Rechtbank Zeeland-West Brabrant, sector kanton locatie Middelburg van 29 april 2013 (ECLI:NL:RBZWB:2013:3338). In de uitspraken hebben de kantonrechters de beleggingstechnische gebreken meegewogen in hun beslissingen en hebben zij de daar gemaakte verwijten ook ten grondslag gelegd aan hun beslissing om af te wijken van de afwikkeling conform het zogeheten Hofmodel. In deze zaken werd daarom ook een andere, voor de afnemers meer gunstiger, verdeling van de schade toegepast.
49. Dat verschillende kantonrechters, ondanks de arresten van het Gerechtshof Amsterdam van 1 december 200914 anders oordelen, maakt reeds dat het van belang is de beslissing van de Hoge Raad op dit punt af te wachten. In dat kader wijzen Xxxxxx erop dat in de thans aan de Hoge Raad voorlichtende zaak (tegen het tussenarrest van 10 juni 2014) ook bij het Gerechtshof Den Bosch het rapport van professor Xxxx was overgelegd. Aan de hand van dat rapport is in die specifieke zaak ook toegelicht dat de specifieke risico’s en het niet
waarschuwen voor deze risico’s van belang is voor de behandeling van de zaak. De beslissing van de Hoge Raad op dit punt zal derhalve, zo verwachten Eisers, voldoende concreet zijn.
50. Voor de goede orde wijzen Eisers erop dat zij er mee bekend zijn dat de gerechtshoven van Amsterdam en Den Bosch tot op heden, de verwijten op basis van de beleggingstechnische gebreken niet hebben gehonoreerd (zoals wordt beslist in de eerder aangehaalde arresten van 1 april 2014 van het Gerechtshof Amsterdam en de arresten van 10 en 17 juni 2014 van het Gerechtshof Den Bosch). Zoals duidelijk mag zijn, menen Eisers ten onrechte. Eisers menen dat de gemaakte verwijten, getuige ook de hiervoor aangehaalde uitspraken van de
14 Zie onder andere ECLI:NL:GHAMS:2009:BK4978
kantonrechters, voldoende concreet en kansrijk zijn, dat de Hoge Raad een ander oordeel kan geven dan de gerechtshoven van Den Bosch en Amsterdam. Juist vanwege de onzekerheid, dient de beslissing van de Hoge Raad ook afgewacht te worden. Ten aanzien van het arrest van het gerechtshof Den Bosch van 10 juni 2014 merken Eisers nog op dat, anders dan het gerechtshof Amsterdam, het gerechtshof Den Bosch de door professor Xxx genoemde risico’s als zodanig erkent. Het gerechtshof meent echter dat de afnemer uit de overeenkomst had kunnen zien dat er in slechts enkele aandelenfondsen werd belegd. Met andere woorden het gerechtshof stelt het kunnen opmerken van een kenmerk, gelijk met
kennis van de risico’s. Deze, in de optiek van Xxxxxx, onjuiste zienswijze, is ook onderdeel van het cassatieberoep bij de Hoge Raad.
51. Ook de discussie over de ingangsdatum van de wettelijke rente is een belangrijk punt. Ook op dat punt nemen de gerechtshoven van Amsterdam en Den Bosch verschillende standpunten in. Het gerechtshof Amsterdam heeft in de eerder aangehaalde arresten van 1 december 2009 geoordeeld dat de wettelijke rente vergoed dient te worden vanaf de datum van de eindafrekening, terwijl het gerechtshof Den Bosch heeft geoordeeld dat de wettelijke rente moet worden vergoed vanaf de dag dat de afnemer de bedragen aan de aanbieder betaalde.15
52. Verder is de vraag of Dexia had moeten informeren naar iemands beleggingservaring om te beoordelen of het product geschikt was, in de optiek van Eisers, een belangrijke vraag die door de Hoge raad nog moet worden beantwoord. Deze zogeheten passendheidstoets is tegenwoordig, ook bij het aanbieden van effecten zonder dat sprake is van advies of vermogensbeheer, in de wet op het financieel toezicht vastgelegd. Echter ook eind jaren 90, begin jaren 2000 gold naar mening van Xxxxxx deze uit artikel 24 Bte 1995 en artikel 28 NR 1999 voortvloeiende verplichting al. Dit klemt eens te meer als sprake was van advisering door een tussenpersoon. Bij een advies dienden altijd de verplichtingen voorvloeiende uit de artikel 24 Bte en 28 NR 1999 te worden nagekomen. Getuige de hiervoor toegelichte tekst op de website wist Dexia dat de tussenpersoon een concreet persoonlijk financieel advies zouden geven, ja daar selecteerde Dexia de tussenpersonen zelfs op.
53. Eisers menen genoeglijk te hebben aangetoond dat er in de rechtspraak op een fors aantal geschilpunten die bij de effectenleaseproblematiek spelen, verschillend wordt beslist door de rechtelijke instanties. Ten einde duidelijkheid te krijgen is een oordeel van de Hoge Raad nodig. Dit oordeel is niet alleen van belang voor de beslechting van de verschillende geschilpunten, maar zal ook van belang zijn voor de wijze waarop de schade tussen partijen moet worden verdeeld. In het arrest van de Hoge Raad van 6 september 2013 (Xxx Xxxx/NBG)16 besliste de Hoge Raad dat dat in een adviesrelatie op de (financieel) adviseur extra verplichtingen rustten. En alhoewel het niet nakomen van die extra verplichtingen niet tot extra schade had geleid, was het niet nakomen van deze extra verplichtingen wel relevant voor de causaliteitsmaatstaf van artikel 6:101 BW. Ook het Hof Den Bosch heeft dit geoordeeld in het arrest van 10 juni 2014. Hierbij is mede van belang geacht dat een afnemer
15 Zie gerechtshof Den Bosch, 30 maart 2010, ECLI:NL:GHSHE:2010:BL9960
16 ECLI:NL:HR:2013:CA1725
op een door een tussenpersoon gegeven advies mag vertrouwen.
54. Ditzelfde dient, zo menen Eisers, ook te gelden indien sprake is van het niet waarschuwen voor de specifieke risico’s (de beleggingstechnische gebreken). Een duidelijke waarschuwing over de specifieke risico’s zou de afnemer hebben doen beseffen dat het risico op verlies zeer reëel was. In dat geval zou de afnemer niet hebben willen investeren in dit product. In dat geval dient, zo menen Eisers een gedeelte van de inleg door de aanbieder te worden vergoed (ook als Eisers de lasten financieel wel konden dragen). Het gaat hier (mede) om de vraag of een afnemer anders zou hebben beslist over zijn investering, die voor het effectenleasecontract te betalen rente betrof.
misbruik van recht
55. Hiervoor is door Eisers toegelicht waarom de aan de Hoge Raad gestelde vragen van belang zijn voor de beoordeling van effectenleasegeschillen. Eisers menen dat het dan ook voor de hand licht om af te wachten wat het oordeel van de Hoge Raad zal worden. Dit oordeel zal immers bepalend zijn voor de vraag hoe er geoordeeld moet worden over de geschilpunten.
56. Opvallend is ook dat Dexia in 2008 wel de mening was toegedaan dat het verstandig was om arresten van de Hoge Raad af te wachten. Ook in 2008 zijn er een aantal zaken aan de Hoge Raad voorgelegd (De Treek/Dexia, Levob/Bolle en Stichting Gesp/Aegon). Het was toen juist Dexia die alle rechtbanken verzocht om de behandeling van de lopende zaken aan te houden/ te schorsen in afwachting van de arresten die zouden komen. Het bevreemdt Eisers dan ook dat Dexia nu niet bereid is af te wachten en zij niet alleen de reeds lopende procedures wil doorzetten, maar zij tevens nieuwe zaken wenst aan te brengen.
57. Door niet te willen afwachten maakt Dexia misbruik van recht in de zin van artikel 3:13 BW. Eisers menen dat er sprake is van een zodanige onevenredigheid tussen het belang bij uitoefening van het recht van Dexia (aanbrengen nieuwe zaken) en het belang van Eisers dat daardoor geschaad wordt, dat Dexia in redelijkheid geen nieuwe zaken aanhangig mag maken. Graag lichten zij dit toe.
58. De reden dat Dexia niet wil wachten is er in gelegen, zo heeft zij aangegeven, dat zij duidelijkheid wenst op de vraag, in hoeverre een afnemer nog een vordering op haar heeft, ten einde Dexia in de gelegenheid te stellen om de gehele effectenleaseaffaire af te wikkelen.
59. Dit is de enige reden die Dexia heeft opgegeven. Dexia stelt daarbij dat de jurisprudentie inmiddels is uitgekristalliseerd en dat alle effectenleasezaken volgens het zogeheten hofmodel kunnen worden afgedaan. Gezien de arresten van het gerechtshof den Bosch van 10 en 17 juni 2014 en 8 juli 2014, alsmede gezien de aan de Hoge Raad gestelde prejudiciële vragen, wekt deze stellingname reeds verwondering. Er is duidelijk nog verschil van inzicht, ook bij de verschillende gerechtelijke colleges, over de beantwoording van de geschilpunten.
60. Dat de jurisprudentie nog niet is uitgekristalliseerd en het hofmodel niet te allen tijde onverkort gevolgd dient te worden, blijkt voorts uit recente uitspraken van de rechtbank
Noord-Nederland, sector kanton, locatie Leeuwarden van 7 oktober 201417. De kantonrechter oordeelde daar dat de in rekening gebrachte boetetermijnen (de resterende termijnen) in de eindafrekening als gevolg van vervroegde beëindiging, ten onrechte in rekening zijn gebracht bij de afnemer. Het in rekening brengen van deze termijnen is volgens de kantonrechter in strijd met de richtlijn oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (richtlijn 93/13/EEG). De kantonrechter in Leeuwarden is de eerste rechter die deze richtlijn in effectenleasezaken toepast, maar ook de gerechtshoven van Den Bosch (zie het eerder aangehaalde arrest van 10 juni 2014) en Den Haag (2 september 2014)18 hebben naar aanleiding van verweren van de afnemers op dit punt Dexia verzocht te reageren, ten einde te kunnen beoordelen of sprake is van een oneerlijk beding. Ook het Gerechtshof Amsterdam heeft inmiddels, ambtshalve, aangegeven dat zij gaat beoordelen of het beding, op basis waarvan resterende termijnen in rekening worden gebracht, een oneerlijk beding is in de zin van de richtlijn oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.
61. Het argument van Dexia dat zij belang heeft bij het afwikkelen van de huidige zaken en op korte termijn zij recht heeft op duidelijkheid over de vraag of de afnemer nog een vordering op haar heeft, overtuigt voorts niet. Het wachten op een arrest van de Hoge Raad zal, zo schatten Eisers in, ongeveer nog ruim een jaar in beslag nemen. De aandelenleaseaffaire speelt vanaf 2002. Het is juist Dexia geweest die in het verleden een spoedige afwikkeling heeft getraineerd. Zo heeft Dexia de zaak stil laten leggen toen zij een Wcam-verzoek indiende. Ook heeft Dexia in 2008 verzocht om de behandeling van alle lopende zaken stil te leggen. Voorts heeft Dexia reeds begin 2008, toen namens een grote groep gedupeerden werd getracht om via een procedure van cassatie in het belang der wet, duidelijkheid te krijgen over alle lopende geschilpunten, bezwaar gemaakt en aangegeven te willen wachten op een ‘gewone’ cassatiezaak.
62. De lange duur is dan ook juist aan Dexia te wijten. En nu geeft zij aan dat zij niet nog een jaar kan wachten?
63. Daar komt bij dat het doorzetten van de procedures ook niet zal helpen. Zoals gezegd vertegenwoordigd de gemachtigde van Eisers, Leaseproces, nog ongeveer 15.000 mensen die Dexia aansprakelijk houden voor de door hun geleden schade. Indien Dexia deze mensen allemaal wil dagvaarden, zal de gerechtelijke afhandeling nog vele jaren duren (hierbij is nog geen rekening gehouden met de eventuele hoger beroepzaken). Dit terwijl, zoals ook aan Dexia is aangegeven, afnemers Dexia niet in rechte zullen betrekken als mocht blijken dat zij geen vordering meer op Dexia hebben. Een afnemer zal uiteraard geen kosten maken en een procedure opstarten als mocht blijken dat hij geen reële vordering op Dexia heeft. Juist ook om onnodige kosten tegen te gaan en om voorstopping van de rechtelijke macht te voorkomen, is aan Dexia ook aangegeven dat wordt gewacht totdat de Hoge Raad over de voorliggende geschilpunten heeft geoordeeld.
17 ECLI:NL:RBNNE:2014:4811 en ECLI:NL:RBNNE:2014:4812
18 ECLI:NL:GHDHA:2014:2827
64. Met andere woorden het nu beginnen/voorzetten van het dagvaarden van individuele eisers, help Dexia niet de nog lopende zaken af te ronden voordat de Hoge Raad arresten zal hebben gewezen in de haar voorgelegde zaken. Ook hier begrijpen Eisers niet waarom Dexia niet wil wachten.
65. De enige reden die Eisers kunnen bedenken is dat Dexia tracht om de afnemers onder druk te zetten. Juist nu er in de jurisprudentie arresten en vonnissen worden gewezen, waarin niet slechts wordt gekeken naar het zogeheten hofmodel, begint Dexia ineens vol gas te dagvaarden. Zo wijzen eisers erop dat ook de kantonrechter in Leeuwarden, in een zaak tegen een effectenleasecontract van Aegon, het hof Den Bosch is gevolgd ten aanzien van de vraag of de tussenpersoon de effectenrechtelijke wetgeving heeft overtreden.19
66. Door de handelwijze van Dexia worden de belangen van Eisers geschaad. Zij worden door Dexia gedwongen onnodige juridische kosten te maken. Voorts zet Dexia hen, zo menen Eisers, ten onrechte onder druk. De dagvaardingen van Dexia zorgen voor veel stress. Eisers menen dat zij er een gerechtvaardigd belang bij hebben om de kosten van een procedure en rechtshulp te voorkomen.
67. Een extra bijzonderheid betreft de grote hoeveelheden zaken die reeds zijn aangebracht. Dexia heeft, zoals aangegeven, al circa 750 dagvaardingen uitgebracht. Dexia legt daarmee een grote belasting op het gerechtelijk apparaat in Nederland. Dit levert grote vertragingen op. Zo kreeg Leaseproces, tijdens een pleidooi van 29 oktober jl. in een aantal effectenleasezaken tegen Aegon, van de behandeld kantonrechter, mr. Vink, te horen dat als gevolg van de grote toestroom zaken de in dat pleidooi behandelde zaken pas op de rol van 25 maart 2015 voor vonnis werden geplaatst.
68. Eisers maken zich daarbij ook zorgen of de grote hoeveelheid zaken geen invloed heeft op de kwaliteit van de afhandeling van deze zaken. Zoals gezegd worden de rechtbanken overspoeld. De afhandeling van deze extra zaken, zal bovendien betekenen dat er extra capaciteit moet worden aangetrokken, hetgeen extra kosten met zich brengt, die uiteindelijk door de belastingbetaler, waaronder Eisers gedragen moeten worden. Deze kosten kunnen, zoals uit het vorenstaande mag blijken, worden voorkomen als eerst de arresten van de Hoge Raad worden afgewacht.
69. Voorts legt de grote hoeveelheid zaken niet alleen een beslag op de rechtelijke macht, maar ook op de gemachtigde van Eisers. Ook daar geldt de angst van Eisers dat dit ten koste van (de kwaliteit van) de dienstverlening aan hen zal gaan.
70. De zaken van Xxxxxx, zeker gezien het voornemen van Dexia om door te gaan met dagvaarden, worden daardoor naar verwachting ook niet eens afgewikkeld alvorens de Hoge Raad arresten zal hebben gewezen.
19 Zie rechtbank Noord-Nederland, sector kanton, locatie Leeuwarden, 9 september 2014, ECLI:NL:RBNNE:2014:4381
71. Gezien het vorenstaande menen Eisers genoeglijk te hebben aangetoond dat Dexia misbruik maakt van haar bevoegdheid ex artikel 3:13 BW. Hierbij is van belang dat Dexia een professionele bank is op wie een bijzondere zorgplicht rust. In artikel 2 van de algemene bankvoorwaarden, zoals deze golden toen de overeenkomsten tussen Dexia en Eisers werden gesloten, is hier onder meer uitdrukking aan gegeven. In dit artikel staat vermeld dat: ‘Zij zal daarbij naar beste vermogen met de belangen van de cliënt rekening houden.’
72. Dexia overtreedt in casu artikel 2 van de algemene bankvoorwaarden. Dexia houdt, gezien hetgeen hiervoor is opgemerkt, in het geheel geen rekening met de gerechtvaardigde belangen van Eisers. Dexia denkt alleen aan haar eigen belangen.
73. Eisers menen voorts, gezien het vorenstaande, dat het handelen van Dexia onaanvaardbaar is op grond van de eisen van redelijkheid en billijkheid. Eisers menen dan ook dan hun vorderingen dienen te worden toegewezen. In dat kader wijzen eisers erop dat zij alleen verbod vragen gedurende de periode dat de Hoge Raad nog niet op de aan hem voorgelegde cassatieberoepen en prejudiciële vragen heeft beslist. Het betreft derhalve een beperkte periode waarbinnen Dexia niet mag dagvaarden.
74. Eisers wijzen ter ondersteuning van hun stellingen op een in 2004 gevoerde kortgedingprocedure van de Stichting Eegalease c.s. tegen Dexia. In die zaak vorderde de Stichting Eegalease c.s. dat Dexia geen cliënten mocht dagvaarden in zaken waar de echtgenoot/echtgenote op grond van artikel 1:88/1:89 BW de effectenleaseovereenkomsten had vernietigd. Ook daar werd aan het verzoek ten grondslag gelegd dat het op dat moment onduidelijk was of terecht een beroep kon worden gedaan op de bescherming van artikel 1:88/1:89 BW en dat in afwachting van de definitieve uitkomst van de procedure van de collectieve procedure van de stichting Eegalease tegen Dexia, het Dexia verboden werd om in dergelijke eegalease-zaken afnemers te dagvaarden.
75. Op 14 december 2004 heeft de Voorzieningenrechter bij de rechtbank Amsterdam vonnis gewezen20 en geoordeeld dat Dexia in die zaken inderdaad misbruik van recht maakte door afnemers te blijven dagvaarden, terwijl onduidelijk was hoe juridisch tegen de zaken moest worden aangekeken. De rechtbank Amsterdam besliste toen dat het Dexia werd verboden om nieuwe zaken aan te brengen tot 15 mei 2005 (er werd verwacht dat er dan een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam zou worden gegeven). Precies zo dient het Dexia in casu verboden te worden om nieuwe effectenleasezaken aan te brengen totdat de Hoge Raad in de aan hem voorgelegde zaken heeft beslist.
76. Eisers merken op dat zij, subsidiair, vragen om in ieder geval het verbod toe te wijzen in de zaken waar middels de tussenkomst van een tussenpersoon de effectenleaseovereenkomsten zijn gesloten.
20 ECLI:NL:RBAMS:2004:AR7482
Verweer van Dexia
77. Het verweer van Dexia is in het voorgaande reeds besproken. Dexia stelt zich op het standpunt dat zij belang heeft bij haar vordering, alsmede dat de gerechtelijke instanties niet afwijken van het hofmodel (zie de overgelegde email van 20 oktober 2014 van Dexia) en dat het derhalve geen nut heeft om de arresten van de Hoge Raad af te wachten. Eisers menen het verweer van Dexia in het vorenstaande genoeglijk te hebben weerlegd.
Bewijsaanbod
78. Eisers bieden bewijs aan van alle hun stellingen met alle middelen rechtens.
Mitsdien
Het de voorzienigenrechter bij de rechtbank ’s-Gravenhage moge behage, bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
I. Dexia te verbieden om eisers in rechte te betrekken zolang de Hoge Raad nog geen arrest heeft gewezen in de cassatieberoepen die zijn ingesteld tegen de tussenarresten van het gerechtshof Den Bosch van 10 juni 2014 en 17 juni 2014 (zoals in dagvaarding vermeld) en de Hoge Raad nog niet heeft beslist op de aan hem gestelde prejudiciële vraag ten aanzien van de ingangsdatum van de wettelijke rente bij effectenleasegeschillen, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 50.000,- per zaak waarin Dexia in strijd met het verbod toch tot dagvaarding overgaat;
Subsiair:
II. Dexia te gebieden om haar medewerking te verlenen aan een aanhouding van de zaken die zij tegen eisers zal aanspannen aangaande de eisers gesloten effectenleaseovereenkomsten zolang de Hoge Raad nog geen arrest heeft gewezen in de cassatieberoepen die zijn ingesteld tegen de tussenarresten van het gerechtshof Den Bosch van 10 juni 2014 en 17 juni 2014 (zoals in dagvaarding vermeld) en de Hoge Raad nog niet heeft beslist op de aan hem gestelde prejudiciële vraag ten aanzien van de ingangsdatum van de wettelijke rente bij effectenleasegeschillen, in die zin dat zij gedurende die periode zal instemmen met door aanhoudingsverzoeken door eisers zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 50.000,- per zaak waarin Dexia in strijd met dit gebod weigert in te stemmen met een aanhoudingsverzoek.
Meer subsidiair:
III. Dexia te verbieden om Eisers, waarbij de effectenleaseovereenkomst(en) zij afgesloten middels de tussenkomst van een tussenpersoon, in rechte te betrekken zolang de Hoge Raad nog geen arrest heeft gewezen in de cassatieberoepen die zijn ingesteld tegen de tussenarresten van het gerechtshof Den Bosch van 10 juni 2014 en 17 juni 2014 (zoals in dagvaarding vermeld) en de Hoge Raad nog niet heeft beslist op de aan hem gestelde prejudiciële vraag ten aanzien van de ingangsdatum van de wettelijke rente bij effectenleasegeschillen, zulks onder verbeurte van een
dwangsom van € 50.000,- per zaak waarin Dexia in strijd met het verbod toch tot dagvaarding overgaat;
Zowel Primair als subsidiair:
IV. Dexia te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder de nakosten, te voldoen aan eisers binnen 7 dagen na dagtekening van het vonnis, onder bepaling dat indien de gedingkosten niet binnen de gestelde termijn zijn voldaan, vanaf de achtste dag na dagtekening van het vonnis wettelijke rente is verschuldigd over de gedingkosten.
Kosten dezes zijn:
Deurwaarder:
Xxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxxxxx, tel. 000-0000000, fax 000-0000000 Deze zaak wordt behandeld door mr. X.X. Xxxxxxxxxx