ex art. 102a Pensioenwet
VERKLARING OPDRACHTVERSTREKKING EN OPDRACHTAANVAARDING
ex art. 102a Pensioenwet
DE PARTIJEN:
Betrokken organisaties bij de cao Verblijfsrecreatie, te weten HISWA-RECRON, FNV Horecabond en CNV Xxxxxxxxx.xx en bij de cao Zwembaden en Zwemscholen, te weten: WiZZ (Vereniging Werkgevers in Zwembaden en Zwemscholen), FNV en CNV Xxxxxxxxx.xx (hierna: sociale partners);
en
De stichting Pensioenfonds Recreatie (hierna: het pensioenfonds); OVERWEGENDE DAT:
Sociale partners verantwoordelijk zijn voor de totstandkoming, inhoud en wijziging van de pensioenregeling, zoals deze is vastgelegd in de pensioenovereenkomsten voor de sector Verblijfsrecreatie respectievelijk de sector Zwembaden en zwemscholen, aan welk pensioenfonds de in het besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 20 augustus 2015, nr. 26496 genoemde werknemers verplicht zijn deel te nemen.
Naast de genoemde verplichtstelling het pensioenfonds een uitvoeringsovereenkomst kan sluiten met een werkgever die niet onder de werkingssfeer van het fonds valt, maar die zich op vrijwillige basis bij het fonds wil aansluiten.
Het pensioenfonds is opgericht door de sociale partners van de sector Recreatie met als doelstelling om de pensioenregeling zoals deze is vastgelegd in het door het pensioenfonds opgestelde en vastgestelde pensioenreglement, uit te voeren in overeenstemming met de door sociale partners verstrekte opdracht tot uitvoering van de pensioenregeling.
als volgt xxxxxx overeen te komen IN AANMERKING NEMENDE DAT:
Partijen middels deze verklaring uitvoering wensen te geven aan het tweede en derde lid van art. 102a Pensioenwet;
Partijen middels dit document een tweeledige doelstelling terzake de uitvoering van de pensioenregeling wensen na te streven en samen te voegen, bestaande uit de verklaring tot opdrachtverstrekking van sociale partners aan het pensioenfonds en uit de verklaring tot opdrachtaanvaarding van het pensioenfonds aan sociale partners;
VERKLARING OPDRACHTVERSTREKKING
Sociale partners hebben per sector een pensioenovereenkomst afgesloten. Deze geldt vanaf 1 januari 2020. Sociale partners geven het pensioenfonds hierbij de opdracht om de onderstaande pensioenovereenkomst op een betrouwbare, betrokken, evenwichtige en transparante wijze uit te voeren. Deze pensioenovereenkomst vormt voor het pensioenfonds de basis voor het opstellen van haar pensioen- en uitvoeringsreglementen.
1 Aanspraken op pensioen
1. De aanspraken op pensioen worden gebaseerd op een vaste, door cao-partijen overeen te komen premie welke wordt uitgedrukt in een percentage van de pensioengrondslag. Voor de periode vanaf 1 januari 2020 tot en met 31 december 2024 is dit percentage door cao-partijen vastgesteld op 21,8%.
2. De aangesloten werkgevers zijn jaarlijks premie verschuldigd over de gesommeerde pensioengrondslagen van de bij hen in dienst zijnde werknemers. Deze premie wordt door het pensioenfonds aangewend ten behoeve van inkoop van aanspraken op ouderdoms- en wezenpensioen (CDC-regeling) alsmede voor het verzekeren op risicobasis van het partnerpensioen tot het toegestane fiscale maximum. Behoudens de verschuldigdheid van deze premie hebben werkgevers geen verdere betalingsverplichtingen jegens het pensioenfonds of jegens de deelnemers dan wel andere belanghebbenden bij de pensioenregeling.
3. Het pensioenfonds stelt ten behoeve van de pensioenregeling een kostendekkende premie vast welke is gebaseerd op verwacht rendement en beoordeelt of en in hoeverre de door cao-partijen overeengekomen premie en door werkgevers verschuldigde premie toereikend is voor de inkoop van de reglementaire aanspraken op pensioen. Indien in enig jaar de kostendekkende premie hoger blijkt te zijn dan de premie op basis van het overeengekomen premiepercentage zoals vermeld in lid 1, wordt de inkoop van aanspraken op pensioen zodanig naar beneden bijgesteld dat de door het pensioenfonds te ontvangen premie gelijk is aan de kostendekkende premie die het pensioenfonds hanteert. Als de kostendekkende premie lager blijkt te zijn dan de premie op basis van het overeengekomen premiepercentage zoals vermeld bij lid 1, wordt de inkoop van aanspraken op pensioen zodanig naar boven bijgesteld dat de door het pensioenfonds te ontvangen premie gelijk is aan de kostendekkende premie die het fonds hanteert. Indien een situatie als beschreven in dit artikel aan de orde is, treden partijen en het pensioenfonds tijdig met elkaar in overleg over het vraagstuk van evenwichtige belangenafweging.
4. Cao partijen treden tijdig vóór afloop van de overeengekomen periode in overleg over de wenselijkheid van aanpassing van het overeengekomen premiepercentage. Indien cao partijen niet tijdig overeenstemming bereiken over een nieuw premiepercentage blijft het in lid 1 genoemde percentage ook ná 2024 van toepassing tot het moment dat wel overeenstemming over een gewijzigd percentage is bereikt.
5. Voor het kalenderjaar 2020 is de verwerving van aanspraken op ouderdomspensioen en het daarvan af te leiden partnerpensioen door het pensioenfonds vastgesteld op 1,403% van de pensioengrondslag van de deelnemer. De verwerving van aanspraken wordt in volgende jaren aangepast door het pensioenfonds indien sprake is van de situatie beschreven in de leden 3 en 4 als hiervoor vermeld.
6. Iedere werknemer van 21 jaar en ouder tot uiterlijk de pensioenrichtleeftijd wordt opgenomen in de pensioenregeling van de sector Recreatie, uitgevoerd door Pensioenfonds Recreatie, indien hij valt binnen de werkingssfeer van Pensioenfonds Recreatie en voldoet aan de bij die regeling voor het deelnemerschap gestelde eisen.
7. De pensioenrichtleeftijd (pensioendatum) is de dag dat de werknemer 67 jaar (2020) wordt.
8. De pensioenregeling kent een ouderdomspensioen, een wezenpensioen en een partnerpensioen op risicobasis.
9. Het ouderdomspensioen wordt opgebouwd over het pensioengevend salaris minus de franchise.
10. Het pensioengevend salaris is het loon in de zin van hoofdstuk 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv), met uitzondering van het genot van een door de werkgever ter beschikking gestelde auto en vermeerderd met het werknemersdeel in de pensioenpremie.
11. Het pensioengevend salaris is gemaximeerd tot het voor het betreffende jaar geldende maximum premieloon Sociale Verzekeringen (voor 2020: € 57.232). Dit maximum wordt jaarlijks automatisch aangepast. De actuele bedragen en percentages staan vermeld op de website van Pensioenfonds Recreatie.
12. De franchise is gelijk aan de minimale fiscale franchise horende bij een fiscaal maximaal opbouwpercentage van 1,701% bij een pensioenrichtleeftijd van 68 jaar. Op uurbasis is dit € 5,68 (2020). De franchise wordt jaarlijks automatisch aangepast met het percentage dat de AOW jaarlijks wordt gewijzigd. De actuele bedragen en percentages staan vermeld op de website van Pensioenfonds Recreatie.
13. In geval de voor de pensioenregeling noodzakelijke kostendekkende premie, gebaseerd op verwacht rendement, in enig jaar lager is dan 16% van de premiegrondslag blijft lid 2 van kracht, tenzij cao-partijen na overleg met het bestuur anderszins besluiten.
14. De pensioenregeling kent een partnerpensioen op risicobasis ten behoeve van de partner, ter hoogte van 57% (2020) van het bereikbare ouderdomspensioen.
15. De pensioenregeling kent een vrijwillige ANW-hiaat regeling. De door de werkgever op grond van deze regeling periodiek verschuldigde premie wordt ingehouden op het salaris van de werknemer, tenzij hierover tussen werkgever en werknemer andere afspraken zijn gemaakt
16. De pensioenregeling kent een premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid.
17. De pensioenregeling kent een regeling voor pensioenopbouw voor werknemers met een bruto pensioengevend jaarloon hoger dan het gestelde maximum in lid 5 (boven functiegroep 9). Werkgevers kunnen voor alle bij hun werkzame werknemers die aan deze voorwaarde voldoen op vrijwillige collectieve basis pensioen laten opbouwen over het volledige pensioengevend jaarloon tot het fiscaal wettelijk toegestane maximum pensioengevend jaarloon van € 110.111 (2020). Dit bedrag wordt jaarlijks automatisch aangepast aan de daarvoor geldende wettelijke grens.
18. De pensioenregeling kent een aantal (wettelijke) keuzemogelijkheden, te weten: vervroeging en uitstel van de pensioendatum, variatie in de hoogte van het uit te keren pensioen, uitruil van ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen bij uitdiensttreding en op de pensioendatum en uitruil van nabestaandenpensioen in ouderdomspensioen op de pensioendatum.
19. De pensioenregeling kent een voorwaardelijke toeslagregeling ten behoeve van koopkrachtbehoud voor alle pensioenen. De realisatie hiervan is volledig afhankelijk van het door het pensioenfonds behaalde rendement in enig jaar. Er wordt geen premie voor betaald. Als maatstaf voor koopkrachtbehoud wordt gekeken naar de CPI-index (alle huishoudens afgeleid) voor het jaar voorafgaand met peildatum 1 oktober.
20. De pensioenregeling is nader uitgewerkt in het pensioenreglement van Pensioenfonds Recreatie. De vrijwillige regeling voor het ANW-hiaat is uitgewerkt in een separaat pensioenreglement.
21. De pensioenregeling kent een regeling voor wezenpensioen. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op het overlijden van de
deelnemer. Het loopt door tot een kind 18 jaar wordt. Studerende kinderen hebben tot maximaal hun 27ste recht op wezenpensioen. Het wezenpensioen bedraagt 14% van het te bereiken ouderdomspensioen. Bij meer dan vijf kinderen wordt het wezenpensioen over alle kinderen verdeeld. Als beide ouders overleden zijn, wordt het wezenpensioen verdubbeld. Ieder kind krijgt dan 28% van het ouderdomspensioen.
22. De effecten van een verandering in de levensverwachting van werknemers wordt verwerkt voor actieve deelnemers in achtereenvolgens de pensioenrichtleeftijd en daarna de pensioenopbouw tenzij partijen anders besluiten.
2. Werknemersbijdrage
De door de werkgever op grond van de pensioenregeling periodiek verschuldigde premie kan voor maximaal 50% worden ingehouden op het salaris van de werknemer.
3. Algemeen
1. De looptijd van deze overeenkomst is voor onbepaalde tijd. De overeenkomst kan te allen tijde worden gewijzigd met instemming van alle bij deze overeenkomst betrokken partijen.
2. De premie-afspraak zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 is overeengekomen voor een periode van vijf jaar. Niettemin verplichten Partijen zich ertoe de gemaakte afspraken jaarlijks in het tweede kwartaal te evalueren en deze afspraken aan te houden tegen interne en externe ontwikkelingen.
3. Voor afloop van de vijfjaarsperiode als bedoeld in lid 2 komen Cao-partijen een nieuw premiepercentage overeen voor dezelfde periode van vijf jaar. Zolang de instemming van een der betrokken partijen over een nieuw premiepercentage ontbreekt blijft het premiepercentage zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 van kracht.
4. Indien omstandigheden ontstaan, waaronder begrepen wijzigingen in wet- en regelgeving en de financiële situatie van het Pensioenfonds recreatie, die gevolgen hebben voor deze afspraken, verplichten partijen zich ertoe opnieuw overleg te voeren over eventuele aanpassing van deze afspraken aan de gewijzigde omstandigheden.
5. Cao-partijen hebben met het bestuur van Pensioenfonds Recreatie afspraken gemaakt in het kader van de opdrachtverstrekking en -aanvaarding. Cao-partijen verzoeken het pensioenfondsbestuur om met in achtneming van de opdrachtverstrekking en - aanvaarding de in artikel 1 en 2 weergegeven afspraken verder uit te werken en vast te leggen in een of meerdere pensioenreglementen en een uitvoeringsreglement overeenkomstig de bepalingen van deze pensioenovereenkomst. Indien afspraken tussen partijen voor het pensioenfonds onduidelijk zijn dan treden partijen en het pensioenfonds met elkaar in overleg.
6. Het jaarlijkse rendement is mede afhankelijk van het risicoprofiel van de deelnemers. Periodiek wordt dit profiel door cao-partijen in samenspraak met het bestuur van het pensioenfonds getoetst.
Sociale partners verklaren in aanvulling op het bovenstaande het volgende:
- Sociale partners streven met betrekking tot de pensioenregeling naar stabiliteit in pensioenopbouw en daarbij behorende pensioenlasten voor werkgevers en werknemers die vallen onder de pensioenregeling van Pensioenfonds Recreatie. Dit houdt ook in dat het percentage van het partnerpensioen van 57% bij een wijziging van het opbouwpercentage van het ouderdomspensioen in enig jaar ongewijzigd blijft.
- Sociale partners streven ernaar om de opdrachtverstrekking tot uitvoering van de pensioenregeling op een zo heldere, duidelijke en tijdige wijze aan het pensioenfonds te verschaffen. Ten behoeve van deze duidelijkheid geven sociale partners aan dat de mogelijkheid van een vrijwillige collectieve pensioenregeling geldt voor werknemers boven
functiegroep 9, conform de functiegroepen zoals vastgelegd in de cao’s van beide sectoren. Wijzigingen in de pensioenovereenkomst in enig jaar geven sociale partners op een zodanig moment door aan het pensioenfonds, dat het pensioenfonds in staat is om de wijzigingen te toetsen op uitvoerbaarheid en te zorgen voor tijdige implementatie. Is de wijziging niet uitvoerbaar voor het pensioenfonds, dan geeft het pensioenfonds dit tijdig aan bij sociale partners zodat zij hierover in overleg kunnen treden.
- Sociale partners streven ernaar om de pensioenregeling zo uitvoerbaar mogelijk te houden ten einde de pensioenregeling zo efficiënt en effectief uit te voeren.
- Sociale partners streven ernaar om zo veel mogelijk duidelijkheid aan het pensioenfonds te verschaffen over de doelstelling, het ambitieniveau van de toeslagverlening en de risicohouding, die ten grondslag ligt aan de pensioenregeling.
- Sociale partners gaan naast het streven naar stabiliteit uit van de volgende doelstelling: door middel van de pensioenregeling met voldoende zekerheid een nominaal pensioen verstrekken dat op basis van de beleggingsresultaten met de ingelegde premies wordt opgehoogd met toeslagen. Deze toeslagen zijn bedoeld voor koopkrachtbehoud. Sociale partners realiseren zich hierbij dat voor de toeslagen geen reserve wordt gevormd en de verlening van toeslagen volledig afhankelijk is van het door het pensioenfonds te behalen rendement.
- Sociale partners dragen het bestuur op de bovenstaande doelstelling na te streven binnen het kader van aanvaardbare risico’s. Sociale partners geven het pensioenfonds hierbij de opdracht bij het bepalen van het beleggingsbeleid rekening te houden met de afspraken van sociale partners over de jaarlijkse premie, de toeslagambitie en de hieronder weergegeven risicohouding.
- Sociale partners gaan uit van de onderstaande kwalitatieve en kwantitatieve risicohouding, welke in overleg met alle organen van het pensioenfonds in 2015 is vastgesteld.
Kwalitatieve risicohouding
• Het strategisch beleggingsbeleid is geënt op de volgende uitgangspunten:
o Een stabiele premie en opbouw zijn belangrijk;
o Het pensioenfonds streeft naar een nominaal pensioen;
o Koopkrachtbehoud wordt beoogd, maar niet tegen elke prijs.
• Premies dienen kostendekkend te zijn. Bij de vaststelling van de gedempte kostendekkende premie wordt uitgegaan van het verwachte rendement met een opslag voor de toekomstbestendige toeslagverlening ter hoogte van de verwachte prijsinflatie.
• De toeslagenambitie is koopkrachtbehoud (100% van de prijsinflatie).
• Achterstand in toeslagverlening dient te worden weggewerkt. De wettelijke maximale termijn voor inhaaltoeslag kan worden gehanteerd. De door het pensioenfonds aangehouden termijn bedraagt 10 jaar.
• Voor pensioenverlagingen kan de maximaal toegestane spreiding worden gehanteerd.
Kwantitatieve risicohouding
• Ondergrens: 50% van de prijsinflatie volgen. Dit komt overeen met een pensioenresultaat van circa 80%.
• In een slechtweerscenario mag het pensioenresultaat niet onder de 57% liggen – wat overeenkomt met de huidige nominale rechten. Dit betekent een maximale negatieve afwijking van 43% ten opzichte van een mediaan van 100%.
• Vanuit de evenwichtssituatie wordt dezelfde ondergrens gehanteerd: 80%.
• Een onvoorwaardelijke korting van meer dan 27% (als gevolg van de pensioenwet Artikel
140. Maatregel minimaal vereist eigen vermogen) moet worden voorkomen.
• Kortingen vanuit het herstelplan worden over 10 jaar uitgesmeerd. De eerste korting is onvoorwaardelijk, de volgende negen zijn voorwaardelijke kortingen.
• Een maximale korting per jaar van 5% is acceptabel in geval van 5 jaar dekkingstekort. De benodigde korting wordt uitgesmeerd zodanig dat de korting niet meer dan 5% per jaar bedraagt. De kortingen volgend uit een vijfjarig dekkingstekort zijn allen onvoorwaardelijk.
- Sociale partners dragen aan het pensioenfonds in het kader van deze opdrachtverstrekking op om de betrokken werknemers en hun nabestaanden met heldere communicatie te ondersteunen bij het maken van verantwoorde keuzes op pensioengebied.
VERKLARING VAN OPDRACHTAANVAARDING
- Het pensioenfonds aanvaardt de opdracht tot uitvoering van de pensioenregeling zoals deze is vastgelegd in de pensioenovereenkomsten van de sector Verblijfsrecreatie en de sector Zwembaden en zwemscholen in overeenstemming met de statutaire doelstelling van het pensioenfonds, inhoudende dat het pensioenfonds tot doel heeft om werknemers en gewezen werknemers, alsmede hun nagelaten betrekkingen te beschermen tegen geldelijke gevolgen van ouderdom, overlijden en arbeidsongeschiktheid.
Wijzigingen in de pensioenovereenkomst in enig jaar ontvangt het pensioenfonds uiterlijk 1 oktober van dat jaar, tenzij sociale partners en pensioenfonds anders besluiten.
- Het pensioenfonds werkt deze statutaire doelstelling uit in de volgende beleidsuitgangspunten:
• uitvoering van de pensioenregeling tegen een goede prijs/kwaliteit verhouding;
• solide, integer, transparant en maatschappelijk verantwoord beheer van het belegd vermogen, zodat kan worden voldaan aan de lopende en toekomstige pensioenverplichtingen;
• verantwoorde, evenwichtige en heldere communicatie met alle betrokkenen;
• nakoming van wet- en regelgeving;
• streven naar koopkrachtbehoud;
• stabiliteit in pensioenopbouw en daarbij behorende pensioenlasten.
- Het pensioenfonds houdt bij de uitvoering rekening met de kwalitatieve en kwantitatieve risicohouding, zoals met sociale partners en de organen van het pensioenfonds in 2015 is vastgesteld. Voor de wettelijke korte termijn risicohouding gaat het pensioenfonds uit van
een vaste bandbreedte van 3%-punt rondom het strategisch niveau van het Vereist Eigen Vermogen (VEV). Het feitelijke VEV dient binnen deze bandbreedte te blijven.
- Het pensioenfonds toetst de door sociale partners afgesproken premie jaarlijks op kostendekkendheid. Voor bepaling van de kostendekkendheid hanteert het pensioenfonds, conform de afgesproken risicohouding, de methodiek van een gedempte kostendekkende premie op basis van verwacht rendement. Xxxxxxx dit rendement komt de wettelijke opslag voor verwachte prijsinflatie. Elke vijf jaar stelt het pensioenfonds opnieuw het verwacht rendement op vastrentende waarden vast. In 2019 is dit rendement vastgesteld voor de periode 1 januari 2020 tot 1 januari 2025.
- Het pensioenfonds houdt bij de jaarlijkse toetsing op kostendekkendheid rekening met evenwichtige belangenafweging. Indien er in enig jaar een te grote afwijking is tussen de actuele dekkingsgraad en de premiedekkingsgraad, waardoor er volgens het pensioenfonds sprake is van onevenwichtigheid, treedt het pensioenfonds in overleg met sociale partners. Doel van het overleg is te verzoeken aan sociale partners om tot een evenwichtige oplossing te komen.
- Het pensioenfonds staat jaarlijks stil bij de ontwikkelingen in de uitvoering van de vrijwillige ANW-hiaatregeling en bespreekt deze ontwikkelingen vervolgens met sociale partners.
- Het pensioenfonds draagt als een goed huisvader zorg voor het beheer van het pensioenvermogen ten behoeve van de (opgebouwde) aanspraken van de actieve en gewezen deelnemers en de pensioenuitkeringen aan de pensioengerechtigden.
Aldus verklaard op: 2021
Sociale partners: Het pensioenfonds:
namens namens Pensioenfonds Recreatie
HISWA-RECRON
namens WiZZ
namens namens Pensioenfonds Recreatie
FNV Horecabond
namens
CNV Xxxxxxxxx.xx
namens FNV