BIZ
BIZ
Aanvulling centrale vut-overeenkomst overheids- en onderwijspersoneel
20 december 1995
De Minister van Binnenlandse Zaken, de Minister van Defensie,
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
de Minister van Justitie,
de Vereniging van Nederlandse Gemeenten,
het Interprovinciaal Overleg, de Unie van Waterschappen,
zijnde de gezamenlijke sectorwerkgevers en in die hoedanigheid,
en
de Algemene Centrale van Overheids- personeel (ACOP),
De Christelijke Centrale van Overheids- en Onderwijspersoneel (CCOOP),
het Ambtenarencentrum (AC),
de Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen bij Overheid, Onder- wijs, Bedrijven en Instellingen
(CMHF),
gelet op artikel 2, vijfde lid, van de
door hen op 30 oktober 1995 gesloten Centrale vut-overeenkomst overheids- en onderwijspersoneel,
komen overeen deze door hen gesloten overeenkomst als volgt te wijzigen en aan te vullen:
Artikel I
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
a. De tekst van het huidige vierde en vijfde lid worden vervangen door:
4. In afwijking van het eerste lid geldt het bepaalde in artikel 11, eerste lid, van de Vut-wet niet en zijn van over- eenkomstige toepassing op de belang-
hebbende die op de dag voorafgaande aan het ontslag met recht op uitkering werknemer was behorende tot het per- soneel werkzaam in de sector:
– Rijk: het Besluit tegemoetkoming ziektekosten rijkspersoneel en het Besluit inkomenstoeslag rijkspersoneel;
– Defensie: het Interimbesluit ziekte-
kosten burgerlijke ambtenaren defensie en de Regeling uitkering IZBAD;
– Onderwijs en Wetenschappen: het Besluit tegemoetkoming ziektekosten en inkomenstoeslag onderwijs- en onderzoekspersoneel.
Op de belanghebbende die op de dag
voorafgaande aan het ontslag met recht op uitkering werknemer was die niet
behoorde tot het personeel werkzaam in de sector Rijk, Defensie of Onder- wijs en Wetenschappen, is het Besluit tegemoetkoming ziektekosten rijksper- soneel en het Besluit inkomenstoeslag
rijkspersoneel van overeenkomstige toe- passing.
5. Onverminderd het bepaalde omtrent diensttijd in het eerste lid, geldt voor
het verkrijgen van het recht op uitke-
xxxx tevens dat de zes maanden vooraf- gaande aan het ontslag ononderbroken zijn doorgebracht in actieve dienst.
Indien de werknemer van de vier jaren laatstelijk voor het ontslag een periode van minder dan twee jaren in actieve
dienst heeft doorgebracht, kan het
bestuur van het Vut-fonds besluiten dat de kosten van de toegekende uitkering
ten laste van de werkgever worden
gebracht waarbij die belanghebbende de dag voorafgaande aan zijn ontslag in dienst was.
b. Aan artikel 2 worden toegevoegd een nieuw zesde, zevende, achtste, negende, tiende en elfde lid, die als volgt komen te luiden:
6. In afwijking van het eerste lid, geldt in plaats van het bepaalde in artikel 2, eerste en tweede lid en in aanvulling op het bepaalde in artikel 2, derde lid van de Vut–wet, het bepaalde in de vol- gende leden.
7. Onder bezoldiging wordt verstaan
één twaalfde gedeelte van het inkomen bedoeld in artikel 3.1, eerste tot en met vierde lid van het pensioenreglement
van de Stichting Pensioenfonds ABP.
8. Indien de belanghebbende in de
periode gelegen tussen 2 januari van enig jaar en de datum van ontslag in
dat jaar aanspraak heeft verkregen op een individuele verhoging van de bezol- diging, wordt het inkomen bedoeld in het vorige lid vastgesteld met inachtne- ming van die verhoging.
9. Indien de belanghebbende voor de datum van ontslag aanspraak had op een toelage bedoeld in artikel 14 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (Stb. 1983, 571) danwel een toelage die daarmee over- eenkomt alsmede indien gedurende
twaalf maanden voorafgaande aan de datum van ontslag sprake was van wis- selende inkomsten dan wel van wijzi-
ging van de betrekkingsomvang, wordt het inkomen bedoeld in het eerste lid nader vastgesteld met overeenkomstige toepassing van het bepaalde in artikel 2, zevende lid en onverminderd het
bepaalde in het achtste lid onder b, respectievelijk 2, tweede lid van de Vut–wet.
10. Indien in de periode gelegen tussen 2 januari van enig jaar en de datum
van ingang van de uitkering aanpassing van de bezoldiging, bedoeld in artikel
2, derde lid van de Vut–wet heeft
plaatsgevonden, wordt het met toepas- sing van het zesde tot en met negende lid vastgestelde inkomen dienovereen- komstig aangepast.
11. Indien aanpassing van de bezoldi- ging in combinatie tot de toepassing van bovenstaande bepalingen tot een naar het oordeel van het bestuur van het Vut–fonds onbedoelde uitkomst
leidt, kan het bestuur in overleg met partijen nadere regels stellen.
Artikel II
Deze overeenkomst zal door de zorg van de Minister van Binnenlandse
Zaken worden gepubliceerd in de Staatscourant.
’s-Gravenhage, 20 december 1995.
De Minister van Binnenlandse Zaken. De Minister van Defensie.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.
De Minister van Justitie.
De Algemene Centrale Over- heidspersoneel (ACOP).
De Christelijke Centrale van Overheids- en onderwijspersoneel (CCOOP).
Het Ambtenarencentrum (AC).
De Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen bij Overheid, Onderwijs, Bedrijven en Instellingen (CMHF).
De Vereniging van Nederlandse Gemeen- ten.
Het Interprovinciaal Overleg. De Unie van Waterschappen.
Uit: Staatscourant 1995, nr. 251 / pag. 38 1