PENSIOENREGLEMENT 2017
PENSIOENREGLEMENT 2017
G.E. ARTESIA B.V.
Deze Pensioenregeling wordt uitgevoerd door het OFP GE EUROPEAN PENSION FUND
Institution for Occupational Retirement Provision toegelaten op 19 september 2016, FSMA identificatie nummer 50.614
INHOUDSOPGAVE
Hoofdstuk 1. DEELNAME AAN DE PENSIOENREGELING 5
Artikel 1 Deelnemers 5
Artikel 2 Start en einde deelname 6
Hoofdstuk 2. DE OPBOUW VAN HET PENSIOEN 8
Artikel 3 De basis voor de pensioenopbouw 8
Hoofdstuk 3. SOORTEN PENSIOEN 10
Artikel 4 Pensioenen binnen de regeling 10
Artikel 5 Ouderdomspensioen 10
Artikel 6 Partnerpensioen 11
Artikel 7 Wezenpensioen 13
Artikel 8 Arbeidsongeschiktheidspensioen 14
Hoofdstuk 4. GEBEURTENISSEN DIE INVLOED HEBBEN OP DE OPBOUW VAN HET PENSIOEN 17
Artikel 9 Beëindiging van de deelname aan de pensioenregeling 17
Artikel 10 Inbreng van waarde bij start deelname 18
Artikel 11 Pensioenopbouw bij Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 00
Artikel 12 Scheiding 21
Hoofdstuk 5. KEUZEMOGELIJKHEDEN BIJ PENSIONERING 23
Artikel 13 Keuzemogelijkheden bij pensionering 23
Artikel 14 Vervroegen van het volledige Ouderdomspensioen 23
Artikel 15 Uitstellen van het volledige Ouderdomspensioen 24
Artikel 16 Vervroegen of uitstellen van een gedeelte van het Ouderdomspensioen 24
Artikel 17 Uitruil van Partnerpensioen en Ouderdomspensioen 25
Artikel 18 Hoog-laagregeling 26
Hoofdstuk 6. MET PENSIOEN 27
Artikel 19 Pensioenuitkering 27
Artikel 20 Vakantietoeslag 28
Hoofdstuk 7. KOSTEN, FINANCIERING EN (HER)VERZEKERING VAN DE PENSIOENREGELING 29
Artikel 21 Kosten en financiering van de pensioenregeling 29
Artikel 22 Herverzekering 30
Hoofdstuk 8. ONVOORZIENE GEVALLEN EN OVERIG 31
Artikel 23 Onvoorziene gevallen 31
Artikel 24 Minimumgarantie 31
Artikel 25 Recht op wijziging van het reglement of verlaging van de premiebetaling 31
Artikel 26 Klachtenregeling en geschillen 32
Artikel 27 Glijclausule 32
Artikel 28 Overgangsbepaling 32
Artikel 29 Slotbepaling 33
Bijlage I: Begripsomschrijvingen 34
Bijlage I: Toeslagen 38
Inleiding
GE Artesia B.V. heeft het pensioenreglement zoals dit gold bij Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank, ondergebracht bij het OFP GE European Pension Fund (hierna: het OFP) te België. Hierbij is het uitgangspunt dat de pensioenregeling van de werknemers in principe niet wordt gewijzigd door de voorgenomen overdracht van de pensioenaanspraken en -rechten naar het OFP.
Als een pensioenregeling van een Nederlandse werkgever wordt uitgevoerd door een pensioenuitvoerder uit een andere lidstaat blijft het Nederlandse sociaal- en arbeidsrecht en de in de Pensioenwet vervatte informatiebepalingen onverkort van toepassing. Dit betekent dat het OFP de Nederlandse sociaal- en arbeidsrecht en de informatieverplichting aan de deelnemers zoals opgenomen in de Pensioenwet, in de uitvoering van de regeling moet volgen. DNB en AFM houden toezicht op de naleving van het Nederlandse sociaal- en arbeidsrecht.
Dit pensioenreglement is onderdeel van de pensioenovereenkomst tussen GE Artesia B.V. of van zijn rechtsvoorganger en de werknemer. Het reglement vervangt het reglement van Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank. Dit betekent dat het reglement van toepassing is op de deelnemer, gewezen deelnemer en pensioengerechtigden en hun nagelaten betrekkingen zoals deze waren aan te merken onder het reglement bij Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank. Zowel de verplichtingen als de bezittingen van Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank zijn overgedragen naar het OFP.
Hoofdstuk 1. DEELNAME AAN DE PENSIOENREGELING
Artikel 1 Deelnemers
1.1 Voor wie geldt deze pensioenregeling?
Deze pensioenregeling geldt voor alle Werknemers die op arbeidsovereenkomst werkzaam zijn (geweest) bij de Werkgever of zijn rechtsvoorganger(s) en voor (gewezen) Werknemers die als gevolg van Arbeidsongeschiktheid volledig dan wel gedeeltelijk premievrij pensioen opbouwen conform het bepaalde in de pensioenreglementen van Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank. De pensioenregeling is een gesloten regeling. Er treden geen nieuwe Werknemers toe.
1.2a Welke informatie ontvangt de (Gewezen) Deelnemer en de Pensioengerechtigde?
a. De Deelnemer ontvangt van het OFP een bewijs van deelname.
b. De Deelnemer ontvangt binnen drie maanden na de start van de verwerving informatie een welkomstbericht met informatie over deze pensioenregeling.
c. Het OFP informeert de Deelnemer binnen drie maanden na een wijziging in de pensioenovereenkomst over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen bij de pensioenuitvoerder. De Deelnemer wordt jaarlijks op de hoogte gesteld van de wijzigingen in de Statuten. Daarnaast zorgt het OFP ervoor dat alle belanghebbenden op een gemakkelijke wijze kennis kunnen nemen van de geldende Statuten en reglementen.
d. De Deelnemer ontvangt jaarlijks een opgave van de verworven pensioenaanspraken, van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken, informatie over toeslagverlening, informatie over vermindering van pensioenaanspraken en -rechten, een opgave van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken (waarbij deze gegevens voor zover het ouderdomspensioen betreft, tevens weergegeven worden op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario, met de waarschuwing dat de projecties kunnen verschillen van de definitieve hoogte van de te ontvangen pensioenuitkeringen), informatie over de werkgeverspremie en werknemerspremie, informatie over garanties, informatie over het land waar het pensioen is ondergebracht en de toezichthouder waar het pensioen onder valt en informatie over de dekkingsgraad naar Nederlandse maatstaf.
e. Op verzoek van de (Gewezen) Xxxxxxxxx, de gewezen partner of de pensioengerechtigde verstrekt het OFP informatie over de gehanteerde aannamen bij de weergave van ouderdomspensioen op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario, de voor hem relevante informatie over beleggingen en overige bij of krachten de Pensioenwet te bepalen onderwerpen. Op verzoek van de gewezen partner verstrekt het OFP informatie over de opgebouwde aanspraak op bijzonder partnerpensioen, informatie over toeslagverlening en informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van artikel 134 Pensioenwet. Op verzoek van de pensioengerechtigde verstrekt het OFP en opgave van zijn pensioenrecht, waarbij deze gegevens voor zover het ouderdomspensioen betreft, tevens weergegeven worden op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario. Het OFP kan bepalen dat de kosten die met deze opgave verband houden door de pensioengerechtigde vergoed moeten worden.
f. De Pensioengerechtigde ontvangt jaarlijks een opgave van zijn pensioenrecht, een opgave van de opgebouwde aanspraken op Partnerpensioen, informatie over de toeslagverlening, informatie over de vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten, informatie over garanties en informatie over het land waar het pensioen is ondergebracht. Het OFP informeert de pensioengerechtigde binnen drie maanden na een voor hem relevante wijziging in het pensioenreglement over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen bij het OFP.
g. Het OFP verstrekt aan de Gewezen Deelnemer jaarlijks een opgave van zijn opgebouwde pensioenaanspraken (waarbij deze gegevens voor zover het ouderdomspensioen betreft, tevens weergegeven worden op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario, met de waarschuwing dat de projecties kunnen verschillen van de definitieve hoogte van de te ontvangen pensioenuitkeringen), informatie over de toeslagverlening, informatie over de vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten, informatie over de reglementaire
pensioenleeftijd, informatie over garanties, informatie over het land waar het pensioen is ondergebracht en de toezichthouder waar het pensioen onder valt en informatie over de dekkingsgraad naar Nederlandse maatstaf. Daarnaast informeert het OFP de gewezen deelnemer binnen drie maanden na een voor hem relevante wijziging in het pensioenreglement over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen bij het OFP.
h. Het OFP verstrekt aan de gewezen partner één keer in de vijf jaar een opgave van de opgebouwde aanspraak op partnerpensioen, informatie over toeslagverlening en informatie over de vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten. Daarnaast informeert het OFP de gewezen partner binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over die wijziging.
i. Het OFP verstrekt de gewezen partner bij Echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed c.q. beëindiging van het geregistreerd partnerschap of beëindiging van de partnerrelatie tussen ongehuwd samenwonenden een bewijs van de aanspraak op bijzonder Partnerpensioen, een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraak op Partnerpensioen, informatie over de toeslagverlening en informatie over vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
j. Indien de Deelnemer een Partner als begunstigde van het Partnerpensioen aanmeldt, verstrekt het OFP aan de Deelnemer een bevestiging van de aanmelding.
k. Het OFP verstrekt de informatie schriftelijk, tenzij de (Gewezen) Deelnemer, Pensioengerechtigde of gewezen partner instemt met elektronische verstrekking.
1.2b Welke informatie moeten de Xxxxxxxxx, de Gewezen Deelnemer en de Pensioengerechtigde zelf verstrekken?
De (Gewezen) Deelnemer en de Pensioengerechtigde zijn verplicht om aan het OFP alle inlichtingen te verstrekken en bewijsstukken te overleggen die nodig zijn voor de uitvoering van dit reglement. Deze verplichting geldt ook voor de Nabestaanden van de (Gewezen) Deelnemer of de Gepensioneerde.
1.3 Wat gebeurt er als de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Pensioengerechtigde zijn verplichting niet nakomt?
Als de (Gewezen) Deelnemer of Pensioengerechtigde deze verplichting niet nakomt, kan dit tot gevolg hebben dat het pensioen dat uit dit reglement voortvloeit niet of slechts gedeeltelijk is verzekerd. In dat geval heeft de (Gewezen) Deelnemer of Pensioengerechtigde slechts recht op dit (gedeeltelijk) verzekerde pensioen. Dit geldt ook voor de Nabestaanden van de (Gewezen) Deelnemer of de Gepensioneerde. Daarnaast heeft het OFP het recht om de eventueel als gevolg van de onjuiste of onvolledige inlichtingen te veel uitbetaalde bedragen terug te vorderen.
Artikel 2 Start en einde deelname
2.1 Wanneer start deelname aan de pensioenregeling?
De deelname aan de pensioenregeling begint op de eerste dag van de maand waarin de werkzaamheden op arbeidsovereenkomst zijn aangevangen, maar niet eerder dan op de datum waarop dit reglement in werking treedt.
2.2 Wanneer eindigt deelname aan de pensioenregeling?
De deelname aan de pensioenregeling eindigt:
door overlijden van de Deelnemer: op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de Deelnemer overlijdt;
op de Pensioendatum of de eerdere of latere datum dat het Ouderdomspensioen (met inbegrip van het Ouderdomspensioen dat is opgebouwd in de periode zoals bedoeld in artikel 14.4 volledig ingaat;
bij beëindiging van de dienstbetrekking voordat de Pensioendatum is bereikt, anders dan om reden van Arbeidsongeschiktheid: op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de dienstbetrekking wordt beëindigd;
door beëindiging van de pensioenopbouw wegens Arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 11, als op dat moment geen dienstbetrekking meer bestaat tussen de Deelnemer en de Werkgever: op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de Arbeidsongeschiktheid eindigt.
2.3 Welke aanspraken heeft de Deelnemer bij beëindiging van de dienstbetrekking vóór de Pensioendatum?
Bij beëindiging van de deelname door beëindiging van de dienstbetrekking anders dan om reden van Arbeidsongeschiktheid, verkrijgt de Deelnemer premievrije aanspraken op Ouderdomspensioen, Partnerpensioen en Wezenpensioen voor zover die tot dat moment zijn opgebouwd. De premievrije aanspraken worden verhoogd volgens het gestelde in artikel 19.5.
Hoofdstuk 2. DE OPBOUW VAN HET PENSIOEN
Artikel 3 De basis voor de pensioenopbouw
3.1 Wat is het karakter van deze pensioenregeling?
Deze pensioenregeling is een Uitkeringsregeling in de zin van de Pensioenwet, voor zover het gaat om de pensioensoorten als beschreven in hoofdstuk 3 van dit pensioenreglement.
3.2a Wat is de is de basis voor de pensioenopbouw?
De Pensioengrondslag vormt de basis voor de berekening van de hoogte van de pensioenen. De Pensioengrondslag is gelijk aan het Pensioengevend Salaris van de Deelnemer, verminderd met de Franchise.
3.2b Wat is het Pensioengevend Salaris?
Het Pensioengevend Salaris bedraagt dertien maal het vaste maandsalaris. Bij de vaststelling van het Pensioengevend Salaris blijven de vakantietoeslag, toelagen, overwerkvergoedingen en andere (incidentele) toeslagen buiten beschouwing. Het Pensioengevend Salaris is echter gemaximeerd. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast om te (blijven) voldoen aan de maximale fiscale kaders zoals opgenomen in hoofdstuk IIb Wet op de loonbelasting 1964 en is vastgelegd in het factorenreglement. Hierbij zal rekening worden gehouden met de jaarlijks vast te stellen Franchise.
3.2c Wat is de Franchise?
Vanaf de AOW-gerechtigde leeftijd verstrekt de overheid een AOW-uitkering. Over een gedeelte van het inkomen hoeft daarom geen pensioen te worden opgebouwd. Het deel van het inkomen waarover geen pensioenopbouw plaatsvindt, wordt Franchise genoemd.
3.2d Hoe hoog is de Franchise?
De Franchise wordt jaarlijks per 1 januari aangepast aan de ontwikkeling van de bruto AOW-uitkeringen en is vastgelegd in het factorenreglement.
3.3 Wanneer wordt de Pensioengrondslag vastgesteld?
De Pensioengrondslag van de Deelnemer wordt vastgesteld bij opname in de pensioenregeling en vervolgens jaarlijks per 1 januari. De Pensioengrondslag blijft gedurende het jaar onveranderd.
3.4 Wat is de Pensioengrondslag bij een deeltijd dienstbetrekking?
Voor de vaststelling van de Pensioengrondslag van de Deelnemer met een deeltijd dienstbetrekking wordt het Pensioengevend Salaris herleid naar een Pensioengevend Salaris op basis van een voltijd dienstbetrekking. Hierbij wordt het naar een voltijd dienstbetrekking herrekende Pensioengevend Salaris gemaximeerd conform artikel 3.2b.
3.5 Wat is de Pensioengrondslag bij ouderschapsverlof?
Wanneer een Deelnemer gebruikmaakt van ouderschapsverlof, wordt uitgegaan van de Pensioengrondslag zoals die zou gelden als er geen sprake zou zijn van ouderschapsverlof. De Pensioengrondslag wordt dus vastgesteld op basis van de vóór het ouderschapsverlof geldende werkelijke arbeidsduur en het daarbij behorende Pensioengevend Salaris.
3.6 Hoe worden de deelnemersjaren berekend bij een deeltijd dienstverband?
Voor de berekening van de deelnemersjaren worden in de periode(n) dat de deeltijd dienstbetrekking van toepassing is deze periode(n) vermenigvuldigd met het over die periode(n) geldende deeltijdpercentage. Het deeltijdpercentage wordt vastgesteld door het in de arbeidsovereenkomst overeengekomen aantal arbeidsuren te delen door het aantal uren dat bij de Werkgever geldt voor Werknemers met een voltijd dienstbetrekking.
Hoofdstuk 3. SOORTEN PENSIOEN
Artikel 4 Pensioenen binnen de regeling
4.1 In welke pensioenen voorziet de pensioenregeling?
De (Gewezen) Deelnemer heeft, met inachtneming van de bepalingen in dit reglement, recht op:
Ouderdomspensioen
Partnerpensioen
Wezenpensioen
De Deelnemer heeft daarnaast recht op Arbeidsongeschiktheidspensioen.
4.2 In hoeverre zijn de aanspraken op pensioen welvaartsvast?
De toeslagambitie die van toepassing is voor Deelnemers is gelijk aan de salarisstijging volgens de Collectieve Arbeidsovereenkomst van de Banken Sector over de periode die gelijk is aan de maand januari van het jaar waarin de toeslag plaatsvindt en de maand januari van het daaraan voorafgaande jaar. De toeslag die toegekend kan worden op de opgebouwde pensioenaanspraken van de Deelnemer is een combinatie van onvoorwaardelijke en voorwaardelijke toeslagverlening.
Met betrekking tot de voorwaardelijke toeslagverlening besluit de Raad van Bestuur jaarlijks tot welk niveau een toeslag verleend kan worden op basis van de leidraad zoals opgenomen in bijlage I bij dit Pensioenreglement. De jaarlijks toe te kennen toeslag is echter nooit lager dan het deel dat onvoorwaardelijk is (1,25%) en niet hoger dan 3% (exclusief inhaaltoeslagen).
De verhoging vindt plaats per 1 juni van elk jaar. Als leidraad voor de jaarlijkse aanpassing van de opgebouwde pensioenaanspraken geldt het bepaalde in bijlage I bij dit pensioenreglement. Er is geen geld gereserveerd voor toekomstige toeslagen. Deze worden deels uit de premie gefinancierd.
Indien in enig jaar geen of geen volledige toeslag heeft plaatsgevonden, kan alsnog een toeslag over dat jaar plaatsvinden (inhaaltoeslag). De Raad van Bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre een inhaaltoeslag wordt verleend, conform de toeslagentabel in bijlage I.
Artikel 5 Ouderdomspensioen
5.1 Wat is het Ouderdomspensioen?
Het Ouderdomspensioen is de levenslange uitkering die de (Gewezen) Deelnemer ontvangt vanaf de Pensioendatum of de eerdere of latere datum waarop het Ouderdomspensioen daadwerkelijk ingaat.
5.2 Wanneer begint en wanneer eindigt het Ouderdomspensioen?
Het Ouderdomspensioen gaat in beginsel in op de Pensioendatum. De Pensioendatum is gelegen op de eerste dag van de maand waarin de Deelnemer 67 jaar wordt. Het Ouderdomspensioen kan eerder of later ingaan als gevolg van de volgens artikel 14, 15 of 16 gemaakte keuze. Het Ouderdomspensioen wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de Gepensioneerde overlijdt.
5.3 Hoe wordt het Ouderdomspensioen opgebouwd?
De Deelnemer bouwt over ieder deelnemersjaar een gedeelte van het jaarlijkse Ouderdomspensioen op. Het binnen deze pensioenregeling jaarlijks op te bouwen Ouderdomspensioen bedraagt 1,738% van de jaarlijks vast te stellen Pensioengrondslag. Het Ouderdomspensioen is daarmee een afspiegeling van de gemiddeld tijdens de deelname geldende Pensioengrondslag (Middelloonregeling).
Artikel 6 Partnerpensioen
6.1 Wat is het Partnerpensioen?
Het Partnerpensioen is een uitkering aan de Partner van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde die wordt uitgekeerd na het overlijden van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde.
6.2a Wie heeft recht op een uitkering van Partnerpensioen?
Recht op Partnerpensioen heeft degene met wie de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde:
- gehuwd is of een geregistreerd partnerschap is aangegaan; of
- samenwoont, mits:
de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde en de Partner beiden ongehuwd zijn en geen geregistreerd partnerschap zijn aangegaan met een derde;
de Partner geen bloed- of aanverwant in de eerste graad is van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde;
de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde en de Partner gedurende ten minste een half jaar aantoonbaar een gezamenlijke huishouding voeren en ten overstaan van een notaris een samenlevingsovereenkomst hebben getekend; en
de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde en de Partner bij de Basisregistratie Personen van hun woonplaats op een gezamenlijk adres zijn ingeschreven.
Voor het Partnerpensioen komt één Partner in aanmerking.
6.2b Wanneer is er geen recht op Partnerpensioen?
Er ontstaat geen recht op Partnerpensioen indien het huwelijk is gesloten, het geregistreerd partnerschap is aangegaan of de samenwoning is begonnen na de dag dat het Ouderdomspensioen volledig is ingegaan.
6.3 Wanneer begint en wanneer eindigt het Partnerpensioen?
Het Partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde overlijdt. Het wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de gerechtigde tot Partnerpensioen overlijdt.
6.4 Hoe wordt het Partnerpensioen opgebouwd?
De Deelnemer bouwt over ieder deelnemersjaar een gedeelte van het Partnerpensioen op. Het binnen deze pensioenregeling jaarlijks op te bouwen Partnerpensioen bedraagt 1,4% van de jaarlijks vast te stellen Pensioengrondslag.
6.5 Hoe hoog is het Partnerpensioen:
6.5a Bij overlijden van de Deelnemer vóór de Pensioendatum?
Bij overlijden van de Deelnemer vóór de Pensioendatum is het Partnerpensioen gelijk aan het op de overlijdensdatum opgebouwde Partnerpensioen, vermeerderd met een aanvulling. Deze aanvulling bedraagt 1,4% van de Pensioengrondslag zoals die voor de Deelnemer geldt in het jaar van zijn overlijden maal het
aantal jaren – in maanden nauwkeurig – gelegen tussen de datum van overlijden en de datum waarop de Deelnemer 67 jaar zou zijn geworden. Vanwege Arbeidsongeschiktheid kan het zijn dat de Deelnemer een verlaagd Pensioengevend Salaris genoot direct voorafgaand aan het overlijden. In dat geval wordt voor de vaststelling van de Pensioengrondslag - ten behoeve van de vaststelling van de aanvulling zoals bedoeld in dit lid - uitgegaan van het Pensioengevend Salaris dat gold voorafgaand aan de verlaging als gevolg van Arbeidsongeschiktheid.
6.5b Bij overlijden van de Gewezen Deelnemer vóór de Pensioendatum?
Bij overlijden van de Gewezen Deelnemer vóór de Pensioendatum is het Partnerpensioen gelijk aan het op de dag van het eindigen van de deelname opgebouwde en volgens artikel 19.5 verhoogde recht op Partnerpensioen.
6.5c Bij overlijden van de Gepensioneerde?
Bij overlijden van de Gepensioneerde is het Partnerpensioen gelijk aan het op de dag van overlijden opgebouwde en volgens artikel 19.5 verhoogde recht op Partnerpensioen.
Het Partnerpensioen vervalt geheel of gedeeltelijk als de Deelnemer gebruikmaakt van de mogelijkheid tot Uitruil van Partnerpensioen als bedoeld in artikel 17.
6.5d Bij overlijden van de Deelnemer in een periode waarin sprake is van onbetaald verlof?
De opname van onbetaald verlof is voor een periode van maximaal 18 maanden niet van invloed op de dekking uit hoofde van het Partnerpensioen.
6.6 Op welk deel van het Partnerpensioen heeft de Partner recht?
Als er een of meer gewezen partners zijn die op grond van artikel 12 van dit reglement recht hebben op een gedeelte van het Partnerpensioen, wordt dit gedeelte in mindering gebracht op de uitkering van het Partnerpensioen aan de Partner van de overleden (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde.
Indien na toepassing van het bepaalde in de eerste alinea van dit lid in verband met de scheiding van een (Gewezen) Deelnemer, de gewezen partner overlijdt voordat de (Gewezen) Deelnemer overlijdt, maakt de aanspraak op het Partnerpensioen vanaf het moment van overlijden van de gewezen partnerweer deel uit van de pensioenaanspraken van de (Gewezen) Deelnemer. Het bepaalde in dit lid vindt geen toepassing indien de pensioenaanspraken van de (Gewezen) Deelnemer voor het overlijden van de gewezen partner zijn overgedragen op grond van artikel 9.2.
6.7 Kan het Partnerpensioen bij ingang worden afgekocht?
Als het jaarlijkse Partnerpensioen op de ingangsdatum lager is dan het bedrag als genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet en vastgelegd in het factorenreglement, heeft het OFP het recht dit Partnerpensioen af te kopen. Bij afkoop van pensioen wordt het recht op pensioen omgezet in een geldsom (de afkoopsom). Met de uitbetaling van die geldsom koopt het OFP de verplichting tot het doen van pensioenuitkeringen af.
Het OFP informeert de Nabestaande over de afkoop binnen zes maanden na de ingangsdatum en gaat binnen die termijn over tot uitbetaling van de afkoopwaarde aan de Nabestaande. De afkoopsom wordt uitbetaald onder inhouding van verschuldigde belastingen en wettelijke heffingen.
Voor de bepaling van de hoogte van de afkoopsom wordt een afkoopvoet vastgesteld. Deze afkoopvoet is opgenomen in het factorenreglement van het OFP.
Artikel 7 Wezenpensioen
7.1 Wat is het Wezenpensioen?
Het Wezenpensioen is een uitkering voor Kinderen van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde, die wordt uitgekeerd na het overlijden van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde.
7.2a Wie heeft recht op Wezenpensioen?
Recht op Wezenpensioen hebben Kinderen die in familierechtelijke betrekking staan tot de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde. Dit geldt ook voor stiefkinderen die als eigen Kinderen worden onderhouden en opgevoed.
7.2b Wanneer is er geen recht op Wezenpensioen?
Er ontstaat geen recht op Wezenpensioen voor een Kind dat wordt geboren na 307 dagen nadat de deelname is geëindigd of het Ouderdomspensioen volledig is ingegaan. Kinderen die zijn of worden geadopteerd na één van de bovengenoemde tijdstippen hebben evenmin recht op Wezenpensioen.
7.3 Wanneer begint en wanneer eindigt het Wezenpensioen?
Het Wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde overlijdt.
Het Wezenpensioen wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin het Kind de 23-jarige leeftijd bereikt, of tot en met de laatste dag van de maand van diens eerdere overlijden.
7.4 Hoe hoog is het Wezenpensioen:
7.4a Bij overlijden van de Deelnemer vóór de Pensioendatum?
Het Wezenpensioen is gelijk aan 20% van het Partnerpensioen waarop de Deelnemer recht zou hebben gehad indien hij tot de Pensioendatum Ouderdomspensioen zou hebben opgebouwd.
7.4b Bij overlijden van de Gewezen Deelnemer vóór de Pensioendatum?
Bij overlijden van de Gewezen Xxxxxxxxx is het Wezenpensioen gelijk aan 20% van het op de dag van het eindigen van de deelname opgebouwde en volgens artikel 19.5 verhoogde recht op Partnerpensioen.
7.4c Bij overlijden van de Gepensioneerde?
Bij overlijden van de Gepensioneerde is het Wezenpensioen gelijk aan 20% van het op de overlijdensdatum geldende Partnerpensioen, inclusief de daarop volgens artikel 19.5 geldende toeslagen.
7.4d Als beide ouders zijn overleden?
Het Wezenpensioen waarop recht bestaat op grond van de leden 4a, 4b of 4c van dit artikel wordt verdubbeld vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het Kind volledig ouderloos wordt. In dit verband wordt onder ouder verstaan de ouder die in een familierechtelijke betrekking staat tot het Kind.
7.5 Is het aantal Kinderen dat in aanmerking komt voor Wezenpensioen onbeperkt?
Ieder Kind van de Deelnemer komt in aanmerking voor Wezenpensioen. De som van alle wezenpensioenuitkeringen kan echter nooit meer zijn dan 100% van het Partnerpensioen dat aan de berekening van het Wezenpensioen ten grondslag ligt. Als er méér dan vijf Kinderen in aanmerking komen voor Wezenpensioen, wordt het in de vorige zin bedoelde maximumbedrag gelijk verdeeld over alle wezen.
7.6 Kan het Wezenpensioen bij ingang worden afgekocht?
Als het jaarlijkse Wezenpensioen op de ingangsdatum lager is dan het bedrag als genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet en vastgelegd in het factorenreglement, heeft het OFP het recht dit Wezenpensioen af te kopen. Bij afkoop van pensioen wordt het recht op pensioen omgezet in een geldsom (de afkoopsom). Met de uitbetaling van die geldsom koopt het OFP de verplichting tot het doen van pensioenuitkeringen af.
Het OFP informeert de Nabestaande over de afkoop binnen zes maanden na de ingangsdatum en gaat binnen die termijn over tot uitbetaling van de afkoopwaarde aan de nabestaande. De afkoopsom wordt uitbetaald onder inhouding van verschuldigde belastingen en wettelijke heffingen.
Voor de bepaling van de hoogte van de afkoopsom wordt een afkoopvoet vastgesteld. Deze afkoopvoet is opgenomen in het factorenreglement van het OFP.
Artikel 8 Arbeidsongeschiktheidspensioen
8.1 Wat is het Arbeidsongeschiktheidspensioen?
Het Arbeidsongeschiktheidspensioen is een uitkering die bedoeld is om inkomensachteruitgang te beperken voor Deelnemers die tijdens de deelname aan de pensioenregeling Arbeidsongeschikt worden. Dit artikel is van toepassing op de Deelnemer die bij aanvang deelname volledig arbeidsgeschikt is. Voor de Deelnemer die bij aanvang van deelname aan enige pensioenregeling van de Werkgever. of een van zijn rechtsvoorgangers gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, heeft dit artikel uitsluitend betrekking op het arbeidsgeschikte deel.
8.2 Wanneer heeft de Deelnemer recht op Arbeidsongeschiktheidspensioen?
Het Arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd aan de Deelnemer die tijdens de deelname aan de pensioenregeling arbeidsongeschikt wordt en een uitkering op grond van de WIA ontvangt. De Deelnemer die bij aanvang van de deelname gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, heeft recht op een Arbeidsongeschiktheids- pensioen over de vermeerdering van de Arbeidsongeschiktheid.
8.3 Wanneer gaat het Arbeidsongeschiktheidspensioen in?
Het Arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer het recht verkrijgt op een uitkering op grond van de WIA, maar niet eerder dan 104 weken na de eerste ziektedag. Het Arbeidsongeschiktheidspensioen over de vermeerdering van de Arbeidsongeschiktheid van de Deelnemer die bij aanvang van de deelname al gedeeltelijk arbeidsongeschikt was, gaat in op de eerste dag van de maand waarin de Deelnemer het recht krijgt op een WIA- of WAO-uitkering over de vermeerdering.
8.4 Tot wanneer wordt het Arbeidsongeschiktheidspensioen uitgekeerd?
Het Arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd tot het eerste van de hierna volgende tijdstippen:
de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de Deelnemer de voor hem geldende AOW-gerechtigde leeftijd bereikt;
de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het recht op een uitkering op grond van de WIA of WAO eindigt;
de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer overlijdt.
Het bovenstaande is ook van toepassing voor Arbeidsongeschiktheidspensioenen die zijn ingegaan vóór 1 januari 2017.
8.5 Hoe wordt het Arbeidsongeschiktheidspensioen berekend?
Voor de berekening van het Arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgegaan van:
de vastgestelde grondslag van het Arbeidsongeschiktheidspensioen (AOP-grondslag); dit is 13 maal het maandsalaris dat gold op 1 januari voorafgaand aan de eerste ziektedag, vermeerderd met de vakantietoeslag, vóór ingang van Arbeidsongeschiktheid. ; en
het vastgestelde grensbedrag van het Arbeidsongeschiktheidspensioen (AOP-grensbedrag); dit is een bedrag ter grootte van 261 maal het op 1 januari van dat jaar geldende maximumdagloon voor de uitkering op grond van de WIA en is vastgelegd in het factorenreglement.
Als de AOP-grondslag hoger is dan het AOP-grensbedrag, dan bedraagt het maximale Arbeidsongeschiktheidspensioen 70% van het gedeelte van de AOP-grondslag dat uitkomt boven het AOP- grensbedrag. Als de AOP-grondslag lager is dan het AOP-grensbedrag vindt geen uitkering plaats.
8.6 Wat is de hoogte van het te ontvangen Arbeidsongeschiktheidspensioen: 8.6a Algemeen?
De arbeidsongeschikte deelnemer ontvangt een percentage van het volgens lid 5 van dit artikel berekende Arbeidsongeschiktheidspensioen. Dit percentage wordt gebaseerd op de mate van Arbeidsongeschiktheid zoals die door het Uitvoeringsinstituut (UWV) wordt vastgesteld. Hierbij geldt de onderstaande tabel.
Mate van Arbeidsongeschiktheid in procenten Uitkeringspercentage
Minder dan 35 | 0 |
35 tot 45 | 40 |
45 tot 55 | 50 |
55 tot 65 | 60 |
65 tot 80 | 72,5 |
80 of meer | 100 |
Bij toename van de Arbeidsongeschiktheid van de Deelnemer die bij aanvang van de dienstbetrekking al gedeeltelijk arbeidsongeschikt was, wordt diens opnieuw vastgestelde mate van Arbeidsongeschiktheid verminderd met de mate van Arbeidsongeschiktheid bij aanvang van de deelname.
Op het ingegane arbeidsongeschiktheidspensioen wordt jaarlijks een toeslag verleend op de wijze zoals vastgelegd in artikel 19.5 van dit reglement.
8.6b Bij vermeerdering van de Arbeidsongeschiktheid?
Bij vermeerdering van de Arbeidsongeschiktheid van de gedeeltelijk arbeidsongeschikte deelnemer die nog in dienst is van de Werkgever wordt het Arbeidsongeschiktheidspensioen verhoogd. Deze verhoging wordt als volgt bepaald:
het Pensioengevend Salaris dat de Deelnemer genoot op 1 januari voorafgaande aan de vermeer- dering van de Arbeidsongeschiktheid wordt herleid tot het salaris dat zou gelden als geen sprake zou zijn van Arbeidsongeschiktheid;
de uitkomst hiervan wordt gehanteerd als AOP-grondslag voor het berekenen van een Arbeidsongeschiktheidspensioen volgens de in lid 5 van dit artikel beschreven systematiek;
het aldus verkregen Arbeidsongeschiktheidspensioen wordt vermenigvuldigd met het percentage waarmee de Arbeidsongeschiktheid is vermeerderd. De uitkomst vormt de verhoging van het Arbeidsongeschiktheidspensioen.
8.6c Bij vermindering van de Arbeidsongeschiktheid?
Bij vermindering van de Arbeidsongeschiktheid wordt het Arbeidsongeschiktheidspensioen vermenigvuldigd met de factor x/y. Hierbij is x gelijk aan het nieuwe uitkeringspercentage en y gelijk aan het oude uitkeringspercentage uit de in lid 6a van dit artikel opgenomen tabel.
Hoofdstuk 4. GEBEURTENISSEN DIE INVLOED HEBBEN OP DE OPBOUW VAN HET PENSIOEN
Artikel 9 Beëindiging van de deelname aan de pensioenregeling
9.1 Wat gebeurt er bij beëindiging van de dienstbetrekking?
Bij beëindiging van de dienstbetrekking vóór de Pensioendatum eindigt de deelname aan deze pensioenregeling. De Deelnemer behoudt echter aanspraken op het tot dat moment opgebouwde Ouderdoms-, Partner- en Wezenpensioen. Voor deze pensioenen wordt daarbij uitgegaan van de laatst vastgestelde Pensioengrondslag (zie artikel 3.2). Op alle aanspraken wordt toeslag verleend zoals is aangegeven in artikel 19.5 van dit reglement.
De Deelnemer ontvangt bij het beëindigen van de deelname een opgave van de hoogte van de hierboven bedoelde aanspraken, informatie over toeslagverlening en vermindering van pensioenaanspraken en – rechten, informatie die voor de Deelnemer relevant is en informatie over de omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van de pensioenuitvoerder.
Onder bepaalde voorwaarden kunnen de door de Gewezen Deelnemer opgebouwde rechten:
- worden overgedragen (zie lid 2 van dit artikel: uitgaande waardeoverdracht)
- worden afgekocht (zie lid 3 van dit artikel: afkoop)
9.2a Wat is uitgaande waardeoverdracht?
Uitgaande waardeoverdracht houdt in dat de Deelnemer een afkoopsom ter waarde van zijn bij het OFP opgebouwde pensioenaanspraken overdraagt naar de pensioenuitvoerder van zijn nieuwe werkgever. De nieuwe pensioenuitvoerder vertaalt de afkoopsom in extra pensioen volgens de regels die daarvoor gelden in de pensioenregeling van de nieuwe werkgever.
Zowel de overdragende pensioenuitvoerder als de ontvangende pensioenuitvoerder is verplicht om mee te werken aan het verzoek van de Deelnemer, indien er sprake is van een individuele beëindiging van de dienstbetrekking dan wel deelneming en indien die waardeoverdracht er toe strekt het de Gewezen Deelnemer mogelijk te maken pensioenaanspraken te verwerven bij de ontvangende pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever of de beroepspensioenregeling. Deze plicht geldt niet indien de financiële positie van de pensioenuitvoerder of de werkgever het niet toelaten.
De door de Gewezen Deelnemer opgebouwde pensioenaanspraken worden op zijn verzoek overgedragen aan het pensioenfonds dan wel de verzekeringsmaatschappij waar de nieuwe werkgever van de Gewezen Deelnemer de pensioenvoorziening heeft ondergebracht.
9.2b Wanneer vindt uitgaande waardeoverdracht plaats?
Uitgaande waardeoverdracht vindt plaats op verzoek van de Gewezen Deelnemer die deelnemer wordt in de pensioenregeling van een nieuwe werkgever. De Gewezen Deelnemer richt zijn verzoek aan de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever. De uitgaande waardeoverdracht wordt uitgevoerd volgens de wettelijk vastgestelde rekenregels en procedures.
Indien geen sprake is van een recht van waardeoverdracht heeft het OFP de bevoegdheid om over te gaan tot waardeoverdracht volgens de bij of krachtens de Pensioenwet gestelde eisen.
9.2c Wanneer vindt andere waardeoverdracht plaats?
Indien er geen Werkgever voor de Artesia Sectie is, worden alle pensioenaanspraken en –rechten overgedragen waarbij de bepalingen in de Pensioenwet in acht worden genomen
9.3a Wat is afkoop?
Bij afkoop van pensioen wordt de aanspraak op pensioen omgezet in een geldsom (de afkoopsom). Met de uitbetaling van die geldsom koopt het OFP de verplichting tot het doen van pensioenuitkeringen af.
9.3b Wanneer vindt afkoop plaats?
Het OFP heeft het recht om alle pensioenaanspraken van de Gewezen Deelnemer af te kopen, als op basis van de tot het tijdstip van beëindiging opgebouwde aanspraak op Ouderdomspensioen de uitkering van het Ouderdomspensioen op jaarbasis op de Pensioendatum per jaar minder bedraagt dan het bedrag als genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet en vastgelegd in het factorenreglement en als de Gewezen Deelnemer instemt met de afkoop. Indien de deelneming is geëindigd vanaf 1 januari 2018 kan het OFP de pensioenaanspraken van de Gewezen Deelnemer alleen afkopen, indien de pensioenuitvoerder na beëindiging ten minste vijf keer tevergeefs heeft geprobeerd de overdrachtswaarde over te dragen en na de beëindiging van de deelneming ten minste vijf jaar is verstreken.
Het OFP heeft het recht om bij de ingang van het Ouderdomspensioen een aanspraak op Ouderdomspensioen en eventuele andere aanspraken ten behoeve van de Gepensioneerde of zijn Nabestaanden af te kopen, als de uitkering van het Ouderdomspensioen op de ingangsdatum per jaar minder bedraagt dan het bedrag als genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet en vastgelegd in het factorenreglement en als de Gepensioneerde instemt met de afkoop.
Het OFP informeert de Gepensioneerde voor de ingang van het pensioen en betaalt de afkoopsom uit binnen zes maanden na de ingang van het pensioen. De afkoopsom wordt uitbetaald onder inhouding van verschuldigde belastingen en wettelijke heffingen.
Voor de bepaling van de hoogte van de afkoopsom wordt een afkoopvoet vastgesteld. Deze afkoopvoet is opgenomen in het factorenreglement van het OFP.
9.3c Wat gebeurt er als de pensioenaanspraak door vervroeging onder de afkoopgrens komt?
De (Gewezen) Deelnemer heeft op grond van artikel 14 de mogelijkheid om het Ouderdomspensioen volledig te vervroegen naar de maand waarin hij de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. Als door deze vervroeging de hoogte van het Ouderdomspensioen onder de afkoopgrens komt, vindt op die pensioeningangsdatum afkoop plaats.
Artikel 10 Inbreng van waarde bij start deelname
10.1 Wat is inkomende waardeoverdracht?
Inkomende waardeoverdracht houdt in dat de Deelnemer de waarde van zijn bij zijn vorige pensioenuitvoerder opgebouwde pensioenaanspraken overdraagt aan het OFP ter verwerving van aanspraken op pensioen op grond van deze pensioenregeling.
Zowel de overdragende pensioenuitvoerder als de ontvangende pensioenuitvoerder is verplicht om mee te werken aan het verzoek van de Deelnemer, indien er sprake is van een individuele beëindiging van de dienstbetrekking dan wel deelneming en indien die waardeoverdracht er toe strekt het de Gewezen Deelnemer mogelijk te maken pensioenaanspraken te verwerven bij de ontvangende pensioenuitvoerder van de nieuwe Werkgever of de beroepspensioenregeling.
De waarde van de pensioenaanspraken die door middel van inkomende waardeoverdracht in deze pensioenregeling wordt ingebracht, wordt gebruikt voor de inkoop van Ouderdoms-, Partner- en Wezenpensioen op grond van deze pensioenregeling.
10.2 Hoe vindt inkomende waardeoverdracht plaats?
De Deelnemer die de waarde van zijn bij zijn vorige pensioenuitvoerder opgebouwde pensioenaanspraken wil overdragen, dient daartoe een verzoek in bij het OFP. De inkomende waardeoverdracht vindt vervolgens plaats volgens de wettelijk vastgestelde rekenregels en procedures.
Artikel 11 Pensioenopbouw bij Arbeidsongeschiktheid
11.1a Voor wie geldt de pensioenopbouw bij Arbeidsongeschiktheid?
Dit artikel is van toepassing op de Deelnemer die bij aanvang volledig arbeidsgeschikt is. Voor de Deelnemer die bij aanvang van deelname aan enige pensioenregeling van de Werkgever of een van zijn rechtsvoorgangers gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, heeft dit artikel uitsluitend betrekking op het arbeidsgeschikte deel.
11.1b Wat gebeurt er met de pensioenopbouw bij het ontstaan van volledige Arbeidsongeschiktheid?
Als de Deelnemer volledig arbeidsongeschikt wordt en een WIA- of een WAO-uitkering ontvangt, dan eindigt daarmee de normale opbouw van het Ouderdoms-, Partner- en Wezenpensioen. Om pensioenverlies te voorkomen, wordt in plaats daarvan de opbouw van deze pensioenen voortgezet volgens de leden 2 en 5 van dit artikel. De Deelnemer heeft recht op deze verdere opbouw wegens Arbeidsongeschiktheid op voorwaarde dat de Arbeidsongeschiktheid is ontstaan na aanvang van de deelname aan deze pensioenregeling. Als de Deelnemer bij aanvang van de deelname reeds gedeeltelijk arbeidsongeschikt was, geldt het bovenstaande slechts voor de vermeerdering van de Arbeidsongeschiktheid na aanvang van de deelname.
11.1c Wat gebeurt er met de pensioenopbouw bij het ontstaan van gedeeltelijke Arbeidsongeschiktheid?
Als de Deelnemer gedeeltelijk arbeidsongeschikt wordt en een WIA- of een WAO-uitkering ontvangt, dan kunnen twee situaties worden onderscheiden:
1. De Deelnemer behoudt een dienstbetrekking bij de Werkgever
De verdere pensioenopbouw wordt gesplitst in twee delen. Voor het deel dat de Deelnemer een dienstbetrekking bij de Werkgever behoudt, wordt ook de opbouw van het ouderdoms-, Partner- en Wezenpensioen voortgezet. Dit gebeurt op de normale manier volgens de bepalingen van dit reglement uitgaande van het salaris dat nog uit dienstbetrekking wordt genoten. Om pensioenverlies te voorkomen, wordt voor het arbeidsongeschikte deel de opbouw van het Ouderdoms-, Partner- en Wezenpensioen voortgezet volgens de leden 2, 4 en 5 van dit artikel.
2. De Deelnemer beëindigt zijn dienstbetrekking met de Werkgever
In het geval dat de Deelnemer gedeeltelijk arbeidsongeschikt raakt en de dienstbetrekking bij de Werkgever wordt beëindigd, wordt om pensioenverlies te voorkomen voor het arbeidsongeschikte deel de opbouw van het Ouderdoms-, Partner- en Wezenpensioen voortgezet volgens de leden 2, 4 en 5 van dit artikel.
In beide situaties heeft de Deelnemer recht op deze verdere opbouw wegens Arbeidsongeschiktheid op voorwaarde dat de Arbeidsongeschiktheid is ontstaan na aanvang van de deelname aan deze pensioenregeling. Over reeds bestaande Arbeidsongeschiktheid bij aanvang van deelname aan deze pensioenregeling vindt dus géén opbouw wegens Arbeidsongeschiktheid plaats.
11.2 Wanneer gaat de pensioenopbouw wegens Arbeidsongeschiktheid in?
De pensioenopbouw wegens Arbeidsongeschiktheid gaat in per de eerste dag van de maand waarin de Deelnemer een WIA-uitkering ontvangt, maar niet eerder dan 104 weken na de eerste ziektedag. De pensioenopbouw wegens Arbeidsongeschiktheid over de vermeerdering van de Arbeidsongeschiktheid van de Deelnemer die bij aanvang van de deelname gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, gaat in per de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de Deelnemer het recht krijgt op een WIA- of WAO-uitkering over de vermeerdering. De opbouw van het pensioen gebeurt op basis van de laatst geldende Pensioengrondslag vóór aanvang van de (vermeerdering van de) Arbeidsongeschiktheid. Deze Pensioengrondslag wordt vermenigvuldigd met een voortzettingspercentage dat is gerelateerd aan de mate van Arbeidsongeschiktheid zoals door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) wordt vastgesteld. Deze voortzettings- percentages zijn weergegeven in de onderstaande tabel.
Mate van Arbeidsongeschiktheid in procenten Voortzettingspercentage
Minder dan 35 | 0 |
35 tot 45 | 40 |
45 tot 55 | 50 |
55 tot 65 | 60 |
65 of meer | 100 |
Bij toename van de Arbeidsongeschiktheid van de Deelnemer die bij aanvang van de dienstbetrekking al gedeeltelijk arbeidsongeschikt was, wordt diens opnieuw vastgestelde mate van Arbeidsongeschiktheid verminderd met de mate van Arbeidsongeschiktheid bij aanvang van de deelname.
11.3 In hoeverre zijn de opgebouwde pensioenaanspraken bij Arbeidsongeschiktheid Waardevast?
In afwijking van het bepaalde in artikel 4.2 worden op de tot aan de arbeidsongeschiktheid opgebouwde pensioenaanspraken en de tijdens de arbeidsongeschiktheid nog volgens de leden 2, 4 en 5 van dit artikel op te bouwen pensioenaanspraken toeslagen verleend op de wijze zoals is beschreven in artikel 19.5 van dit reglement.
11.4 Wat zijn de gevolgen van vermeerdering van de Arbeidsongeschiktheid voor de pensioenopbouw wegens Arbeidsongeschiktheid:
11.4a Als de dienstbetrekking van de Deelnemer na het ontstaan van de Arbeidsongeschiktheid is voortgezet?
Als de dienstbetrekking van de Deelnemer na het ontstaan van de Arbeidsongeschiktheid is voortgezet, wordt de pensioenopbouw bij Arbeidsongeschiktheid vanaf de eerste dag van de maand waarin de Deelnemer meer arbeidsongeschikt wordt verklaard aangepast aan het nieuwe voortzettingspercentage dat hoort bij het nieuwe percentage Arbeidsongeschiktheid. Al bestaande Arbeidsongeschiktheid op het moment waarop de deelname is aangevangen, maakt geen deel uit van dit voortzettingspercentage. Voor het bepalen van de grondslag waarover de pensioenopbouw wegens Arbeidsongeschiktheid wordt voortgezet, wordt aangesloten bij de laatst geldende Pensioengrondslag vóór vermeerdering van de Arbeidsongeschiktheid.
11.4b Als de dienstbetrekking van de Deelnemer na het ontstaan van de Arbeidsongeschiktheid is beëindigd?
Als de dienstbetrekking van de Deelnemer na het ontstaan van de Arbeidsongeschiktheid is beëindigd, dan leidt vermeerdering of herleving van Arbeidsongeschiktheid niet tot een verhoging van de pensioenopbouw wegens Arbeidsongeschiktheid.
11.5 Wat zijn de gevolgen van vermindering van de Arbeidsongeschiktheid voor de pensioenopbouw wegens Arbeidsongeschiktheid?
Een vermindering van de mate van Arbeidsongeschiktheid leidt tot verlaging van de pensioenopbouw wegens Arbeidsongeschiktheid per de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de vermindering van kracht is. Voor het bepalen van de voort te zetten pensioenopbouw wordt de oorspronkelijk volgens lid 2 van dit artikel voortgezette pensioenopbouw vermenigvuldigd met de factor x/y. Hierbij is x gelijk aan het nieuwe voortzettingspercentage en y gelijk aan het oude voortzettingspercentage uit de in lid 2 van dit artikel opgenomen tabel.
Artikel 12 Scheiding
12.1 Behoudt de Partner aanspraak op Partnerpensioen na scheiding?
Voor toepassing van dit lid en lid 2 van dit artikel wordt onder scheiding verstaan: Echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van een geregistreerd partnerschap anders dan door overlijden of vermissing en beëindiging van een partnerrelatie tussen twee ongehuwd samenwonenden als bedoeld in artikel 6.2a. Omzetting van een geregistreerd partnerschap in een huwelijk of omzetting van een partnerrelatie tussen twee ongehuwd samenwonenden in een huwelijk of in een geregistreerd partnerschap is geen scheiding in de zin van dit lid en lid 2.
Bij scheiding behoudt de gewezen partner van de (Gewezen) Deelnemer of de Gepensioneerde aanspraak op een premievrij partnerpensioen (bijzonder partnerpensioen).
Het bijzonder partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde overlijdt en eindigt op de laatste dag van de maand waarin de gewezen partner overlijdt.
De hoogte van dit bijzonder Partnerpensioen is voor de gewezen partner van de Deelnemer gelijk aan het Partnerpensioen waarop recht zou bestaan als de deelname zou zijn geëindigd – anders dan door overlijden of het bereiken van de Pensioendatum – op het tijdstip van scheiding. Als de deelname al is geëindigd, is het bijzonder Partnerpensioen gelijk aan het Partnerpensioen waarop recht is ontstaan bij het beëindigen van de deelname, inclusief de daarop inmiddels verleende toeslagen.
Van het in de vorige alinea’s bepaalde kan worden afgeweken als de gewezen partners bij voorwaarden in verband met de Partnerrelatie of in een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding anders overeenkomen. Uit de voorwaarden of de overeenkomst moet blijken dat de gewezen partner uitdrukkelijk afstand doet van het recht op Partnerpensioen dat hem of haar op grond van dit artikel toekomt. De voorwaarden of de overeenkomst zijn alleen geldig als het OFP heeft verklaard hiermee in te stemmen en bereid is een uit die voortvloeiend pensioenrisico te dekken dan wel het niveau van de uitkering aan te passen.
12.2 Kan de aanspraak op Partnerpensioen bij scheiding worden afgekocht?
Als het jaarlijkse bijzonder Partnerpensioen op de ingangsdatum lager is dan het bedrag als genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet en vastgelegd in het factorenreglement, heeft het OFP het recht deze aanspraak af te kopen. Als het OFP gebruik wil maken van dit recht, informeert het de gewezen partner hierover binnen zes maanden na het moment waarop de melding van de scheiding is ontvangen en betaalt het de afkoopwaarde binnen die termijn van zes maanden uit. De afkoopsom wordt uitbetaald onder inhouding van de verschuldigde belastingen en wettelijke heffingen. Voor de bepaling van de hoogte van de afkoopsom wordt een afkoopvoet vastgesteld. Deze is opgenomen in het factorenreglement van het OFP.
12.3 Krijgt de Partner na scheiding recht op een gedeelte van het Ouderdomspensioen?
Voor toepassing van dit lid, lid 4 en lid 5 wordt onder scheiding verstaan Echtscheiding, scheiding van tafel en bed en beëindiging van een geregistreerd Partnerschap anders dan door overlijden, vermissing of een aansluitend huwelijk tussen dezelfde Partners.
Bij scheiding heeft de gewezen partner van de (Gewezen) Deelnemer of de Gepensioneerde recht op uitbetaling van de helft van het Ouderdomspensioen dat tijdens het huwelijk of geregistreerd partnerschap is opgebouwd. Deze zogenaamde verevening vindt plaats volgens de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Van de wettelijke voorschriften kan worden afgeweken als de (gewezen) partners bij voorwaarden in verband met de partnerrelatie of in een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding anders overeenkomen.
Er is geen recht op verevening van het Ouderdomspensioen als op het tijdstip van scheiding het deel van het Ouderdomspensioen waarop recht op uitbetaling ontstaat kleiner is dan het bedrag genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet en vastgelegd in het factorenreglement.
12.4 Hoe wordt de verevening van het Ouderdomspensioen geëffectueerd?
De gewezen partner kan een eigen recht op uitbetaling van een gedeelte van elk van de termijnen van het Ouderdomspensioen verkrijgen. De gewezen partner óf de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde zelf moet daarvoor binnen twee jaar na het tijdstip van scheiding een formulier opsturen aan het OFP. Het gaat om het formulier ‘Mededelingsformulier in verband met verdeling van ouderdomspensioen bij scheiding’, zoals dat door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is vastgesteld.
12.5 Zijn er kosten verbonden aan de verevening?
Het OFP is bevoegd om de kosten van een verevening voor de helft aan ieder van de Partners in rekening te brengen. Het OFP stelt de hoogte van de kosten vast.
12.6 Welke datum geldt als datum van scheiding?
Als datum van Echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, of beëindiging van het geregistreerd partnerschap anders dan door overlijden, vermissing of een aansluitend huwelijk tussen dezelfde partners, geldt de datum waarop de beschikking tot Echtscheiding, ontbinding of beëindiging is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Als datum van scheiding van tafel en bed geldt de datum waarop de beschikking is ingeschreven in het huwelijksgoederenregister.
De einddatum van de samenleving dient door de gewezen partners objectief aangetoond te worden door middel van:
een onderhandse overeenkomst; waarbij de handtekeningen onder de overeenkomst door een notaris gewaarmerkt zijn; of
door beide partijen ondertekende gelijkluidende verklaringen, waarbij de handtekeningen door een notaris gewaarmerkt zijn.
Voor de berekening van de aanspraken op Partnerpensioen en Ouderdomspensioen als bedoeld in dit artikel wordt het huwelijk, het geregistreerd partnerschap of de partnerrelatie tussen twee ongehuwd samenwonenden geacht in stand te zijn gebleven gedurende de gehele maand waarin de scheiding plaatsvond.
Hoofdstuk 5. KEUZEMOGELIJKHEDEN BIJ PENSIONERING
Artikel 13 Keuzemogelijkheden bij pensionering
13.1 Welke keuzemogelijkheden heeft de Deelnemer bij pensionering?
Bij pensionering heeft de (Gewezen) Xxxxxxxxx de volgende keuzemogelijkheden:
- vervroegen van het volledige Ouderdomspensioen;
- uitstellen van het volledige Ouderdomspensioen;
- vervroegen of uitstellen van een gedeelte van het Ouderdomspensioen;
- volledig of gedeeltelijk Uitruil van Partnerpensioen en Ouderdomspensioen;
- gebruikmaken van de hoog-laagregeling.
De ruilvoeten die bij deze keuzemogelijkheden behoren zijn in het factorenreglement van het OFP vermeld en kunnen op grond van objectieve regels en in samenspraak met de actuaris, door het OFP worden gewijzigd met in achtneming van de Pensioenwet. De ruilvoeten zijn voor mannen en vrouwen gelijk en zijn vastgesteld op basis van Collectieve Actuariële Gelijkwaardigheid.
13.2 Hoe maakt de Xxxxxxxxx zijn keuzes kenbaar?
Als de (Gewezen) Deelnemer gebruik wil maken van de keuzemogelijkheden als bedoeld in dit artikel, dient hij uiterlijk zes maanden voor de gewenste ingangsdatum van zijn pensioen, doch bij keuze voor uitstellen van het Ouderdomspensioen uiterlijk zes maanden voor de reglementaire Pensioendatum, een schriftelijk verzoek in bij het OFP.
13.3 Kunnen gemaakte keuzes worden gewijzigd?
Als de (Gewezen) Deelnemer eenmaal gebruik heeft gemaakt van een keuzemogelijkheid binnen dit pensioenreglement, dan is deze keuze onherroepelijk. De Deelnemer kan dus niet terugkomen op een eerder gemaakte keuze.
Artikel 14 Vervroegen van het volledige Ouderdomspensioen
14.1 Tot wanneer kan het Ouderdomspensioen worden vervroegd?
De (Gewezen) Deelnemer kan, op zijn vroegst vanaf de eerste dag van de maand waarin hij de 60-jarige leeftijd bereikt, het Ouderdomspensioen eerder dan de Pensioendatum laten ingaan. Indien de (Gewezen) Deelnemer het Ouderdomspensioen in laat gaan vóór het bereiken van de leeftijd die vijf eerder ligt dan de voor de betreffende (Gewezen) Deelnemer geldende AOW-leeftijd, kan het Ouderdomspensioen slechts worden vervroegd voor zover de (Gewezen) Deelnemer in gelijke mate zijn inkomensgenererende activiteiten vermindert.
14.2 Welk deel van het Ouderdomspensioen kan niet worden vervroegd?
Als er sprake is van gehele of gedeeltelijke Arbeidsongeschiktheid, dan kan het Ouderdomspensioen niet worden vervroegd voor dat deel dat vrijgesteld is van premiebetaling.
14.3 Wat is de basis voor de berekening van vervroegd pensioen?
Het pensioen dat eerder dan de Pensioendatum ingaat, wordt berekend op basis van de waarde van de aanspraken die op de vervroegde Pensioendatum zijn opgebouwd. Het Partnerpensioen en het
Wezenpensioen worden bij vervroeging gebaseerd op het oorspronkelijke, niet vervroegde Ouderdomspensioen.
14.4 Wat gebeurt er als de Deelnemer het Ouderdomspensioen vervroegt maar gelijktijdig ook (gedeeltelijk) blijft werken?
Mits de ingangsdatum van het vervroegde pensioen is gelegen in de periode van maximaal vijf jaar voorafgaand aan de AOW-datum, mag de (Gewezen) Deelnemer naar eigen keuze door blijven werken na de ingangsdatum van het pensioen. Voortzetting van de pensioenopbouw vindt plaats indien en voor zover de Deelnemer doorwerkt.
Artikel 15 Uitstellen van het volledige Ouderdomspensioen
15.1 Tot wanneer kan het Ouderdomspensioen worden uitgesteld?
De Deelnemer kan het Ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 5, later dan de Pensioendatum laten ingaan, doch uiterlijk in de maand waarin hij de 70-jarige leeftijd bereikt. Voor uitstel van het pensioen is de toestemming van de Werkgever vereist.
15.2 Welk deel van het Ouderdomspensioen kan worden uitgesteld?
De (Gewezen) Deelnemer kan de Pensioendatum uitstellen door het Ouderdomspensioen later te laten ingaan. Indien er sprake is van gehele of gedeeltelijke Arbeidsongeschiktheid kan het Ouderdomspensioen niet worden uitgesteld voor dat deel dat vrijgesteld is van premiebetaling.
15.3 Wat gebeurt er met de pensioenopbouw bij uitstel van de Pensioendatum?
In de periode dat het Ouderdomspensioen wordt uitgesteld, wordt de pensioenopbouw voortgezet tot het moment dat het Ouderdomspensioen daadwerkelijk ingaat. Doordat het pensioen wordt uitgesteld, wordt het pensioen met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen verhoogd.
15.4 Wat is de basis voor de berekening van uitgesteld pensioen?
Het Ouderdomspensioen dat later dan de oorspronkelijke Pensioendatum ingaat wordt berekend op basis van de waarde van de tot het moment van ingang opgebouwde aanspraken en de vanaf de uitgestelde datum resterende looptijd. Het Partnerpensioen en het Wezenpensioen worden bij uitstel gebaseerd op het oorspronkelijke, niet uitgestelde Ouderdomspensioen.
Artikel 16 Vervroegen of uitstellen van een gedeelte van het Ouderdomspensioen
16.1 Tot wanneer kan het Ouderdomspensioen gedeeltelijk worden vervroegd of uitgesteld?
Indien de Deelnemer gedeeltelijk vervroegt of gedeeltelijk uitstelt, geldt voor het vervroegde of uitgestelde deel het bepaalde in artikel 14 en artikel 15. Gewezen Deelnemers hebben niet het recht een gedeelte van het Ouderdomspensioen te vervroegen of uit te stellen.
16.2 Wat gebeurt er met de pensioenopbouw bij gedeeltelijke vervroeging of uitstel?
Bij gedeeltelijke vervroeging geldt dat voor het deel dat niet vervroegd wordt, de pensioenopbouw wordt voortgezet in de mate waarin de Deelnemer blijft doorwerken.
Bij gedeeltelijke uitstel vindt, voor het deel dat uitgesteld wordt, vanaf de oorspronkelijke Pensioendatum verdere opbouw plaats tot aan de daadwerkelijke pensionering. Het deel dat uitgesteld wordt, wordt altijd gerelateerd aan het percentage dat de Werknemer blijft werken.
16.3 Wat is de basis voor de pensioenberekening bij gedeeltelijke vervroeging?
Bij het bepalen van de Pensioengrondslag gedurende de periode waarin reeds gedeeltelijk Ouderdomspensioen wordt genoten, wordt uitgegaan van het Pensioengevend Salaris en het met de Deelnemer overeengekomen percentage kortere arbeidsduur.
Artikel 17 Uitruil van Partnerpensioen en Ouderdomspensioen
17.1 Wat is Uitruil van Partnerpensioen en Ouderdomspensioen?
Uitruil van Partnerpensioen en Ouderdomspensioen is het recht van de (Gewezen) Deelnemer om:
(een gedeelte van) de opgebouwde aanspraken op Partnerpensioen om te zetten in een hoger en/of eerder ingaand Ouderdomspensioen.
een gedeelte van de opgebouwde aanspraken op Ouderdomspensioen om te zetten in Partnerpensioen.
17.2 Wanneer kan Uitruil van Partnerpensioen plaatsvinden?
De Uitruil van Partnerpensioen in een hoger en/of eerder ingaand Ouderdomspensioen kan eenmalig worden uitgevoerd op de dag dat het Ouderdomspensioen volledig ingaat. Als de (Gewezen) Xxxxxxxxx een Partner heeft wiens rechten door deze Uitruil worden verlaagd, dient deze Partner met deze verlaging schriftelijk in te stemmen.
17.3 Hoeveel Partnerpensioen kan worden uitgeruild?
Het bijzonder partnerpensioen dat op grond van artikel 12 toekomt aan de gewezen partner van de (Gewezen) Deelnemer, komt niet voor Uitruil in aanmerking.
Voor Deelnemers die op 31 december 2000 deelnamen aan de regeling van de Werkgever en die op die datum geen Partner hadden in de zin van het op dat moment geldende reglement, geldt dat voor Uitruil slechts het Partnerpensioen in aanmerking komt dat over de periode na 1 januari 2001 is opgebouwd.
17.4 Wanneer kan Uitruil van Ouderdomspensioen in Partnerpensioen plaatsvinden?
Het OFP biedt de mogelijkheid tot Uitruil van Ouderdomspensioen in een aanspraak op Partnerpensioen aan bij beëindiging van de deelname en in het laatste jaar voor ingang van het Ouderdomspensioen. De omzetting vindt plaats op de dag dat de Deelnemer de deelname beëindigt, respectievelijk op de dag dat het Ouderdomspensioen volledig ingaat. De omzetting vindt echter uiterlijk plaats op de laatste dag van de maand waarin de Deelnemer 67 jaar wordt.
Als de Gewezen Deelnemer op de ontslagdatum een deel van het Ouderdomspensioen heeft omgezet in een aanspraak op Partnerpensioen, dan heeft de Gewezen Deelnemer op de (volledig uitgestelde of vervroegde) Pensioendatum het recht dat Partnerpensioen weer uit te ruilen tegen Ouderdomspensioen. Als de Gewezen Deelnemer een Partner heeft wiens rechten door deze Uitruil worden verlaagd, dient deze Partner met de Uitruil van Partnerpensioen in Ouderdomspensioen schriftelijk in te stemmen.
17.5 Hoeveel Ouderdomspensioen en Partnerpensioen kan worden uitgeruild?
Na de Uitruil van een deel van het Ouderdomspensioen in Partnerpensioen mag de aanspraak op Partnerpensioen niet meer bedragen dan 70% van de resterende aanspraak op Ouderdomspensioen. Het op de ontslagdatum verkregen recht op Partnerpensioen mag volledig uitgeruild worden tegen Ouderdomspensioen.
17.6 Kan het verevend Ouderdomspensioen ten behoeve van een gewezen partner ook worden uitgeruild?
Het Ouderdomspensioen dat op grond van artikel 12 toekomt aan de gewezen partner(s) van de (Gewezen) Deelnemer komt niet voor Uitruil in aanmerking.
Artikel 18 Hoog-laagregeling
18.1 Wat is de hoog-laagregeling?
De (Gewezen) Deelnemer heeft op de ingangsdatum van het pensioen eenmalig de mogelijkheid om te kiezen voor een Ouderdomspensioen waarvan de uitkeringen gedurende een bepaalde periode hoger of lager zijn dan de uitkeringen na afloop van die periode.
18.2 Wanneer kan gebruik worden gemaakt van de hoog-laagregeling?
De keuzemogelijkheid hoog/laag kan eenmalig worden benut en is van toepassing op de dag dat het Ouderdomspensioen volledig ingaat.
18.3 Hoe lang kan de eerste uitkeringsperiode zijn?
Naar keuze loopt de eerste periode:
vanaf de pensionering tot de eerste van de maand waarin vijf jaren verstreken zijn sinds de pensionering;
vanaf de pensionering tot de eerste van de maand waarin tien jaren zijn verstreken sinds de pensionering.
18.4 Wat is de verhouding tussen hoog en laag?
De lage uitkering moet 75% of 85% zijn van de hoge uitkering.
18.5 Welke extra mogelijkheid is er voor de (Gewezen) Deelnemer die zijn Ouderdomspensioen vervroegd laat ingaan?
De (Gewezen) Deelnemer die op grond van artikel 14 gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om zijn Ouderdomspensioen eerder te laten ingaan dan de 67-jarige leeftijd, kan in plaats van de periode genoemd in lid 3 en de verhouding genoemd in lid 4, kiezen voor:
een eerste periode die loopt vanaf de pensionering tot de eerste van de maand waarin hij de AOW- gerechtigde leeftijd bereikt; in combinatie met
een verhoging van het Ouderdomspensioen gedurende de eerste periode en een verlaging gedurende de periode daarna, op zodanige wijze dat het verschil in hoogte tussen het Ouderdomspensioen inclusief vakantietoeslag in de eerste periode en dat in de tweede periode maximaal even groot is als een bedrag ter grootte van tweemaal de AOW-uitkering voor een gehuwde zoals die geldt op de pensioneringsdatum, inclusief vakantietoeslag.
De hoogte van beide pensioenuitkeringen wordt vastgesteld op basis van Collectieve Actuariële Gelijkwaardigheid.
Als de (Gewezen) Deelnemer gebruik maakt van de mogelijkheid als omschreven in dit lid, kan hij geen gebruik meer maken van de mogelijkheden die zijn genoemd in de leden 3 en 4 van dit artikel.
Hoofdstuk 6. MET PENSIOEN
Artikel 19 Pensioenuitkering
19.1 Hoe wordt het pensioen uitgekeerd?
Alle pensioenen die uit deze pensioenregeling voortvloeien, worden uitgekeerd in maandelijkse termijnen aan het einde van iedere kalendermaand. Alle uitbetalingen luiden in euro’s. Het pensioen wordt door het OFP overgemaakt naar een door de Pensioengerechtigde of andere uitkeringsgerechtigde aan te wijzen rekening bij een instelling in binnen- of buitenland.
19.2 Voor wiens rekening komen de kosten van uitbetaling van het pensioen naar een ander land dan België of Nederland?
De eventuele kosten die de Nederlandse of buitenlandse bankinstelling in rekening brengt zijn voor rekening van de Pensioengerechtigde en uitkeringsgerechtigde.
19.3 Welke inhoudingen vinden plaats op de pensioenuitkering?
De pensioenen worden uitgekeerd onder aftrek van de verschuldigde belastingen en wettelijke heffingen.
Op de pensioenuitkeringen die de Gepensioneerde ontvangt vóór de AOW-gerechtigde leeftijd worden in mindering gebracht wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkeringen die hij in dezelfde periode ontvangt. Het gaat hierbij om WIA-uitkeringen en andere uitkeringen uit wettelijke geregelde arbeidsongeschiktheidsvoorzieningen. De aftrek van deze wettelijke uitkeringen vindt plaats voor zover het Ouderdomspensioen samen met de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkeringen meer bedraagt dan 70% van het laatstgenoten Salaris op jaarbasis (inclusief vakantietoeslag).
19.4 Kan het pensioen worden afgekocht?
Behalve in de in dit reglement of overige in de Pensioenwet genoemde gevallen kunnen de rechten of aanspraken op pensioenen niet worden afgekocht. Verder kunnen de rechten of aanspraken op pensioenen niet worden vervreemd of prijsgegeven en evenmin formeel of feitelijk tot voorwerp van zekerheid dienen.
19.5 In hoeverre blijven pensioenrechten van Pensioengerechtigden en pensioenaanspraken van Gewezen Deelnemers Waardevast?
De toeslagambitie die van toepassing is voor de Pensioengerechtigden en de Gewezen Deelnemers is gelijk aan de ontwikkeling van het Consumentenprijsindexcijfer alle Bestedingen zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek over de periode die gelijk is aan de maand januari waarin de verhoging plaats vindt en de maand januari daaraan voorafgaand.
De datum waarop een toeslag wordt toegekend is 1 juni van een kalenderjaar.
De toe te kennen toeslag (gelijk of lager dan de ambitie) is voorwaardelijk en de Raad van Bestuur besluit jaarlijks in hoeverre de pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast aan de hand van de leidraad zoals genoemd in bijlage I bij dit Pensioenreglement.
Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.
Aan de verhogingen in enig jaar en aan de verwachtingen voor komende jaren kunnen geen rechten worden ontleend ten aanzien van toekomstige verhogingen.
Indien in enig jaar geen of geen volledige toeslag heeft plaatsgevonden, kan alsnog een toeslag over dat jaar plaatsvinden middels een inhaaltoeslag. De Raad van Bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre een inhaaltoeslag wordt verleend, conform de toeslagentabel in bijlage I.
19.6 Kan een niet opgevraagd ouderdomspensioen uitbetaald worden?
Het OFP kan op verzoek van de partner en/of kinderen van de overleden pensioengerechtigde besluiten de niet opgevraagde ouderdomspensioenuitkeringen aan hen uit te betalen, indien:
- het OFP het verzoek binnen vijf jaar na het overlijden van de pensioengerechtigde heeft ontvangen, en
- de partner en/of kinderen erfgenaam zijn.
In bijzondere situaties – ter beoordeling van het OFP – kan worden besloten de pensioenuitkeringen uit te betalen aan andere erfgenamen dan de partner en/of de kinderen. Hierbij geldt eveneens dat het OFP het verzoek tot uitbetaling binnen vijf jaar na het overlijden van de pensioengerechtigde moet hebben ontvangen.
Pensioenuitkeringen die niet binnen vijf jaar na het overlijden van de pensioengerechtigde zijn aangevraagd door de partner en/of kinderen van de overleden pensioengerechtigde, vervallen aan het OFP.
Artikel 20 Vakantietoeslag
20.1 Op welke pensioenen wordt vakantietoeslag verleend?
Er wordt jaarlijks een vakantietoeslag verleend op het Ouderdomspensioen, het Partnerpensioen en het Wezenpensioen.
20.2 Hoe hoog is de vakantietoeslag?
De vakantietoeslag bedraagt 8% van het in dat jaar uit te keren pensioen.
20.3 Wanneer wordt de vakantietoeslag uitgekeerd?
De uitkering van de vakantietoeslag vindt gedurende het jaar plaats als onderdeel van de maandelijkse pensioenuitkering.
Hoofdstuk 7. KOSTEN, FINANCIERING EN (HER)VERZEKERING VAN DE PENSIOENREGELING
Artikel 21 Kosten en financiering van de pensioenregeling
21.1 Hoe wordt de pensioenregeling gefinancierd?
De tijdsevenredig op te bouwen aanspraken op pensioen zullen aan het eind van ieder kalenderjaar volledig worden afgefinancierd. Bij beëindiging van de dienstbetrekking van een Deelnemer voordat Pensioendatum is bereikt worden de tijdsevenredig opgebouwde aanspraken op pensioen direct door de Werkgever afgefinancierd.
De financiering voor deze pensioenregeling geschiedt door de Werkgever (of desgevallend door de onderneming die de pensioenverplichtingen die voortvloeien uit deze pensioenregeling heeft overgenomen van de Werkgever). De jaarlijkse bijdragen die vereist zijn voor de financiering van deze pensioenregeling worden berekend overeenkomstig het Financieringsplan van het OFP, dat wordt opgesteld volgens de geldende prudentiële bepalingen en na advies van de actuaris van het OFP.
21.2 De bijdrage van de Werkgever
De Werkgever (of desgevallend de onderneming die de pensioenverplichtingen die voortvloeien uit deze pensioenregeling heeft overgenomen van de Werkgever) is er steeds toe gehouden om de tekorten ten opzichte van de pensioenaanspraken- en rechten die voortvloeien uit deze pensioenregeling bij te passen en heeft bijgevolg een resultaatsverbintenis met betrekking tot de uitvoering van deze pensioenregeling. Dit betekent dat de bijdrage van de Werkgever (of desgevallend van de onderneming die de pensioenverplichtingen die voortvloeien uit deze pensioenregeling heeft overgenomen van de Werkgever) niet in de hoogte is beperkt.
21.3 In hoeverre is de Deelnemer een bijdrage verschuldigd?
Als de totale premie meer dan 15% van de loonsom bedraagt, betalen de Deelnemers op grond van CAO Banken een gedeelte van de premie. De werknemersbijdrage is voor iedere Deelnemer gemaximeerd op 5% van zijn Pensioengrondslag. Wanneer een bijdrage van de Deelnemer verschuldigd is, wordt deze voldaan door middel van inhouding op het bruto salaris door de Werkgever.
21.4 Wie betaalt de uitvoeringskosten van de pensioenregeling?
Naast de kosten voor de financiering van de pensioenaanspraken en -rechten krachtens deze pensioenregeling, zoals bepaald in lid 1 van dit artikel, stelt het Financieringsplan ook de regels vast voor de berekening van de verschuldigde bijdragen ter dekking van de kosten van het OFP voor het beheer en de uitvoering van deze pensioenregeling. Ook deze bijdragen zijn verschuldigd door de Werkgever of desgevallend door de onderneming die de pensioenverplichtingen die volgen uit deze pensioenregeling heeft overgenomen van de Werkgever, overeenkomstig de modaliteiten zoals vastgesteld in het Financieringsplan en de beheersovereenkomst van het OFP.
21.5 Wanneer wordt een herstelplan opgesteld?
In geval het financieel evenwicht van het OFP is verbroken en alle andere mogelijkheden niet volstaan, zal het OFP, in samenspraak met de Werkgever (of desgevallend met de onderneming die de pensioenverplichtingen die volgen uit deze pensioenregeling heeft overgenomen van de Werkgever) en op advies van de actuaris van het OFP conform de vigerende bepalingen een herstelplan opstellen en ter goedkeuring voorleggen aan de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA).
Artikel 22 Herverzekering
22.1 Kunnen de verplichtingen van het OFP worden herverzekerd?
Het OFP kan de verplichtingen die voortvloeien uit dit reglement, na advies van de actuaris, geheel of gedeeltelijk dekken door het sluiten van één of meer verzekeringsovereenkomsten met een herverzekeraar zoals bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet.
Het OFP zal als contractant en bevoordeelde op de betreffende polissen worden aangewezen. Indien het OFP het voornemen heeft om de verplichtingen die voortvloeien uit het reglement te gaan herverzekeren anders dan nu reeds het geval is zal dit voornemen vooraf ter kennisname gebracht worden van het Artesia Sectie Comité.
Hoofdstuk 8. ONVOORZIENE GEVALLEN EN OVERIG
Artikel 23 Onvoorziene gevallen
In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het OFP na overleg met de Werkgever. Bij deze beslissing worden de bepalingen in de Statuten, de geldende (collectieve) arbeidsovereenkomst en de Pensioenwet als uitgangspunt genomen.
Artikel 24 Minimumgarantie
Aan iedere Deelnemer of Gewezen Deelnemer zullen door het OFP ten minste de aanspraken op Ouderdomspensioen, Partnerpensioen en Wezenpensioen worden verleend waarop, op grond van de toetsing van de verhouding pensioeninkomen tot vast inkomen, zoals neergelegd in Pensioenprotocol V van de CAO, aanspraak kan worden gemaakt. Artikel 9.1 is op dit artikel van overeenkomstige toepassing.
Artikel 25 Recht op wijziging van het reglement of verlaging van de premiebetaling
25.1a Wanneer heeft de Werkgever recht op verlaging van de premiebetaling?
Bij een ingrijpende wijziging van omstandigheden heeft de Werkgever bij het sluiten of het wijzigen van de pensioenovereenkomst het recht de betaling van de door hem verschuldigde pensioenpremies te verminderen of te beëindigen en zodoende de toekomstige pensioenopbouw te verminderen. Van een ingrijpende wijziging van omstandigheden is bijvoorbeeld sprake als de Werkgever komt te verkeren in de toestand van financieel onvermogen.
25.1.b Wanneer kan de pensioenovereenkomst gewijzigd worden?
De Werkgever kan de pensioenovereenkomst zonder instemming van de Werknemer wijzigen indien de bevoegdheid daartoe schriftelijk in de pensioenovereenkomst is opgenomen en er tevens sprake is van een zodanig zwaarwichtig belang van de Werkgever dat het belang van de Werknemer dat door de wijziging zou worden geschaad daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
In geval van wijziging van de pensioenovereenkomst dan wel met instemming van de Werknemer dan wel zonder instemming van de Werknemer zoals bedoeld in de voorgaande alinea is de Werkgever verplicht om het reglement te wijzigen overeenkomstig de gewijzigde pensioenovereenkomst. Daarnaast kan het pensioenreglement gewijzigd worden indien dit door wetswijziging en rechtspraak is vereist.
25.2 Welke voorwaarden gelden voor wijziging van het reglement of verlaging van de premiebetaling?
Een vermindering of beëindiging van de premiebetaling door de Werkgever of aanpassing van het reglement kan uitsluitend leiden tot een vermindering van de pensioenaanspraken die nog moeten worden opgebouwd na het moment van vermindering of beëindiging van de premiebetaling. Xxxxx verkregen pensioenaanspraken op grond van de betaalde premies kunnen dus niet worden aangetast.
Indien de Werkgever voornemens is om gebruik te maken van het recht om de premiebetaling te verminderen, is hij verplicht om dit onmiddellijk schriftelijk mee te delen aan de Deelnemers en aan het OFP.
Artikel 26 Klachtenregeling en geschillen
1. Wanneer een Deelnemer, Gewezen Deelnemer, Pensioengerechtigde of andere belanghebbende van mening is dat het OFP tekort geschoten is in de bejegening of de uitvoering van zijn taken, kan hij dit door middel van een klacht onder de aandacht van het OFP brengen. De hierbij te volgen procedure is beschreven in de klachtenregeling van OPF GE European Pension Fund.
1. Geschillen tussen enerzijds het OFP en de Werkgever en anderzijds pensioen- en aanspraakgerechtigden in verband met dit pensioenreglement, zullen worden beslecht door de bevoegde rechter in Nederland.
2. Op de pensioenovereenkomst, het pensioenreglement daaronder begrepen, is Nederlands recht van toepassing.
Artikel 27 Glijclausule
Indien deze pensioenregeling, voorafgaande aan de inwerkingtreding, voor fiscale goedkeuring als bedoeld in artikel 19c van de Wet op de loonbelasting 1964 is voorgelegd aan de belastingdienst en vervolgens onherroepelijk komt vast te staan dat de regeling niet een pensioenregeling is in de zin van de artikelen 18 tot en met 18h van de Wet op de loonbelasting 1964, wordt de regeling onverwijld en met terugwerkende kracht ingaand 1 januari 2017 aangepast, zodanig dat de regeling wel een pensioenregeling is in de zin van de artikelen 18 tot en met 18h van de Wet op de loonbelasting 1964. De regeling wordt in dit geval met terugwerkende kracht tot 1 januari 2017. geacht een pensioenregeling te zijn in de zin van de artikelen 18 tot en met 18h van de Wet op de loonbelasting 1964.
Artikel 28 Overgangsbepaling
1. Alle bepalingen in dit pensioenreglement zijn overeenkomstig van toepassing op de aanspraken die zijn opgebouwd bij Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank tot het moment van overgang naar het OFP tenzij uitdrukkelijk anders vermeld.
2. Voor alle pensioen en –rechten van Gewezen Deelnemers en Pensioengerechtigden zoals die zijn verworven bij Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank is een eenmalige toeslag van toepassing.
3. Deze toeslag bedraagt 1,25% en is toegekend op het moment van de overgang van de pensioenaanspraken en –rechten van Stichting Pensioenfonds GE Artesia Bank naar het OFP.
Artikel 29 Slotbepaling
Dit reglement is in werking getreden op 1 januari 2017 en is nadien gewijzigd vastgesteld per 1 januari 2020. Aldus vastgesteld door de Werkgever op ,
Voorzitter,
Bijlage I: Begripsomschrijvingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
AOW
Uitkering die iedere Nederlandse ingezetene vanaf zijn de voor hem geldende AOW-gerechtigde leeftijd maandelijks vanuit de Algemene Ouderdomswet (AOW) ontvangt.
Arbeidsongeschiktheid
Tijdelijk of blijvend niet in staat zijn om te werken waarbij voor de werkgever een verplichting bestaat tot doorbetaling van het loon, of arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA of de WAO.
Arbeidsongeschiktheidspensioen (AOP)
Uitkering die de deelnemer bij arbeidsongeschiktheid volgens de WIA of de WAO naast zijn WIA- of WAO- uitkering ontvangt.
Artesia Sectie Comité
Een sociaal comité van het OFP dat voor de uitvoering van de toepasselijke sociaal- en arbeidsrechtelijke bepalingen die binnen Artesia van toepassing zijn op de uitvoering van de pensioenregelingen die worden beheerd door het OFP.
CAO
De collectieve arbeidsovereenkomst die op de werkgever van toepassing is.
Collectieve Actuariële Gelijkwaardigheid
Voor de bepaling van de hoogte van het pensioen na Uitruil, (gedeeltelijke) vervroeging of uitstel, of bij hoog- laagconstructies wordt voor mannen en vrouwen uitgegaan van dezelfde factoren. Er wordt dus geen verschil gemaakt tussen de levenskansen van een mannelijke deelnemer en een vrouwelijke deelnemer.
Deelnemer
De werknemer die volgens de bepalingen van dit reglement aan de pensioenregeling deelneemt en de ex- werknemer voor wie op basis van dit reglement de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid (voor een deel) wordt voortgezet.
Echtscheiding
Ontbinding van een huwelijk of geregistreerd partnerschap anders dan door de dood of vermissing. De gewezen partner van de deelnemer heeft recht op een deel van het opgebouwde pensioen, tenzij anders is overeengekomen.
Financieringsplan
Betreft een financieringsplan dat is overeengekomen tussen OFP GE European Pension Fund en de werkgever.
Franchise
Na de voor de deelnemer geldende AOW-gerechtigde leeftijd bestaat het inkomen in principe uit een Ouderdomspensioen en een AOW-uitkering. Bij de opbouw van het pensioen wordt al rekening gehouden met deze AOW-uitkering door het gebruik van een franchise. De franchise is het deel van het inkomen waarover geen pensioen wordt opgebouwd in verband met de vanaf de AOW-gerechtigde leeftijd te ontvangen AOW- uitkering.
Gewezen Deelnemer
Persoon van wie de deelname aan de pensioenregeling is beëindigd wegens beëindiging van de dienstbetrekking met de werkgever, anders dan om reden van arbeidsongeschiktheid en die een premievrije aanspraak op pensioen tegenover het OFP heeft gekregen en behouden.
Gepensioneerde
De persoon die op grond van deze pensioenregeling een ouderdomspensioen van het OFP ontvangt.
Kinderen
Kinderen die in familierechtelijke betrekking staan tot de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, alsmede het stiefkind dat door de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde als eigen kind worden onderhouden en opgevoed.
Korte Termijn Voorziening (KTV)
Voor actieve deelnemers, gewezen deelnemers en arbeidsongeschikte deelnemers geldt dat de KTV per persoon gelijk is aan de individuele overdrachtswaarde (waarbij voor actieve Deelnemers wordt aangenomen dat hun dienstverband is beëindigd op de berekeningsdatum (31 december van elk jaar)) op basis van de in het Financieringsplan genoemde grondslagen en veronderstellingen.
Voor gepensioneerden en nabestaanden geldt dat de KTV gelijk is aan de Lange Termijn Voorziening (LTV).
Lange Termijn Voorziening (LTV)
Voor actieve deelnemers, gewezen deelnemers en arbeidsongeschikte deelnemers geldt dat de LTV gelijk is aan de contante waarde van de opgebouwde aanspraken waarbij een rekenrente wordt gebruikt die voortvloeit uit de continuïteitstest en daarnaast inclusief een cumulatieve indexatie en een bufferopslag zoals vermeld in het financieringsplan.
Voor gepensioneerden en nabestaanden geldt dat de LTV gelijk is aan de contante waarde van de ingegane aanspraken waarbij een rekenrente wordt gebruikt die voortvloeit uit de continuïteitsanalyse en daarnaast is de LTV inclusief een cumulatieve indexatie en een bufferopslag zoals vermeld in het financieringsplan.
Middelloonregeling
Pensioenregeling waarbij het over ieder jaar van deelneming op te bouwen pensioen wordt berekend over de in dat jaar geldende pensioengrondslag. Het te bereiken ouderdomspensioen is gelijk aan de som van het jaarlijks op te bouwen pensioen.
Nabestaanden
De (gewezen) partner(s) en het (de) kind(eren) van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde tezamen.
OFP
OFP GE European Pension Fund.
Ouderdomspensioen
Maandelijkse uitkering die de deelnemer vanaf zijn pensioendatum of de eerdere of latere datum waarop het ouderdomspensioen daadwerkelijk ingaat tot zijn overlijden ontvangt.
Partner
Eén persoon met wie de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde:
- gehuwd is of een geregistreerd partnerschap is aangegaan
- samenwoont, mits
de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de partner beiden ongehuwd zijn en geen geregistreerd partnerschap zijn aangegaan met een derde;
de partner geen bloed- of aanverwant in de eerste graad is van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde;
(gewezen) deelnemer of gepensioneerde gedurende ten minste een half jaar aantoonbaar een gezamenlijke huishouding voeren en ten overstaan van een notaris een samenlevingsovereenkomst hebben getekend,
(gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de partner bij de Basisregistratie Personen van hun woonplaats op een gezamenlijk adres zijn ingeschreven.
- Voor het partnerpensioen komt één partner in aanmerking.
Partnerpensioen
Periodieke uitkering aan de partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde die wordt uitgekeerd na het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde.
Pensioendatum
Datum waarop het pensioen ingaat; standaard is dit de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 67-jarige leeftijd bereikt.
Pensioengerechtigde
De persoon die op grond van deze pensioenregeling pensioen van het OFP ontvangt.
Pensioengevend Salaris
De bestanddelen van het inkomen die meetellen bij het berekenen van het pensioen van de deelnemer: dertien maal het maandsalaris. Het pensioengevend salaris is echter gemaximeerd op € 104.943 (bedrag 2018). Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast om te (blijven) voldoen aan de maximale fiscale kaders zoals opgenomen in hoofdstuk IIb Wet op de loonbelasting 1964.
Pensioengrondslag
De basis voor de berekening van de hoogte van de pensioenen: het pensioengevend salaris minus de franchise.
Statuten
De statuten van het OFP.
Technische Voorzieningen
Technische voorzieningen worden gevormd om alle uit de pensioenregeling voortvloeiende onvoorwaardelijk pensioenverplichtingen te kunnen nakomen.
Uitkeringsregeling
Een pensioenregeling met een vastgestelde pensioenuitkering.
Uitruil Ouderdomspensioen
Het recht om een deel van het ouderdomspensioen in te ruilen voor partnerpensioen.
Uitruil Partnerpensioen
Het recht om (een deel van) het partnerpensioen in te ruilen voor een hoger en/of eerder ingaand ouderdomspensioen.
Variëren pensioen/hoog-laag
Mogelijkheid om te kiezen voor een ouderdomspensioen dat, naar keuze tot de AOW-gerechtigde leeftijd of gedurende vijf of tien jaar, hoger of lager is dan de daaropvolgende periode.
Waardevast
De pensioenen worden aangepast aan de stijgingen van de prijzen.
WAO
Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Werkgever
GE Artesia B.V., een van zijn rechtsvoorgangers of de onderneming die de pensioenverplichtingen die voortvloeien uit deze pensioenregeling heeft overgenomen van de werkgever.
Werknemer
Degene die met de werkgever een arbeidsovereenkomst is aangegaan.
Wezenpensioen
Uitkering die de kinderen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde ontvangen na het overlijden van deze (gewezen) deelnemer of gepensioneerde.
WIA
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
Bijlage I: Toeslagen
Toeslagen
Omdat er sprake is van voorwaardelijke toeslagverlening voor de Pensioengerechtigden en Gewezen Deelnemers en gedeeltelijk voorwaardelijke toeslagverlening voor de Deelnemers zoals vastgelegd in artikel
4.2 en artikel 19.5 is het verlenen van toeslagen afhankelijk van de financiële positie binnen de Artesia sectie. De waarderingsdatum van de hieronder genoemde Dekkingswaarden, KTV en Technische Voorziening is telkens 1 januari van een boekjaar voorafgaande aan de toekenningsdatum 1 juni.
- Er wordt een toeslag verleend gelijk aan de ambitie indien de Dekkingswaarden groter zijn dan 120% van de Technische Voorziening aan de actieve en niet actieve aangeslotenen voor zover door het verlenen van deze toeslag de Dekkingswaarden niet dalen onder 120% van de Technische Voorziening.
- Indien er een toeslag is verleend gelijk aan de ambitie en de Dekkingswaarden zijn nog steeds hoger dan 120% van de Technische Voorzieningen dan zal de Raad van Bestuur een inhaaltoeslag verlenen. Indien deze inhaaltoeslag er toe leidt dat de Dekkingswaarden dalen tot onder het niveau van 120% van de Technische Voorziening, dan wordt er een inhaaltoeslag gegeven zodanig dat daardoor de Dekkingswaarden na toeslagverlening exact gelijk is aan 120% van de Technische Voorzieningen.
Inhaaltoeslagen worden toegekend over een achterliggende periode van maximaal 10 jaar, waarbij de inhaaltoeslag met betrekking tot de oudste jaren als eerste zullen worden toegekend. Niet toegekende toeslagen uit het verleden (vóór de start van het OFP) worden ook gegeven met een maximum termijn van 10 jaar waarbij de inhaaltoeslag over oudste jaren als eerste zullen worden toegekend.
- Indien de Dekkingswaarden hoger zijn dan de Technische Voorziening dan wordt er een pro-rata toeslag verleend. Voor actief aangeslotenen is deze gelijk aan 1,25% vermeerderd met een pro-rata percentage gelegen tussen 1,25% en het ambitieniveau van de actief aangeslotenen. Voor niet-actieve aangeslotenen is deze gelijk aan 0% vermeerderd met een pro-rata percentage gelegen tussen 0% en het ambitieniveau van de niet-actieve aangeslotenen.
- Indien de Dekkingswaarden liggen tussen de KTV en de Technische Voorziening dan is de toeslagverlening aan actief aangeslotenen gelijk aan 1,25%. De toeslagverlening aan niet-actief aangeslotenen is gelijk aan 0%
- Indien de Dekkingswaarden liggen onder de KTV dan is de toeslagverlening aan actief aangeslotenen gelijk aan 1,25%. De toeslagverlening aan niet-actief aangeslotenen is gelijk aan 0%.